ONDBRGRONDSE GEWELVEN AAN DE NIEUWEWEG TE HULST (Paul Stockman)
I. Inleidingx Medio december 1999 werden tijdens graafwerkzaamheden aan de Nieuweweg te Hulst resten ontdekt van een ondergronds bouwwerk. In eerste instantie werd gedacht aan fundamenten van de kapel van het Heilig Geesthuis die eerder op deze plaats heeft gestaan of aan resten van de stadsmuur waarmee Hulst in de middeleeuwen grotendeels was omgeven. Begin januari 2000 werd met behulp van een rupskraan het bouwsel gedeeltelijk bloot gelegd. De ruimtes die vol water bleken te staan, werden leeg gepompt. De vorm van het opgegravene en de zwaarÍe van het muurwerk deden onmiddellijk denken aan een bouwwerk van militaire signatuur: een ondergrondse kruitopslagplaats of een waterkelder. Over wat het nu precies geweest is, bestaat nog onduidelijkheid. Volgens de gangbare mening zijn de gewelven oorspronkelijk gebouwd naar het ontwerp van een kruitmagazljn maar in gebruik geweest als waterkelder. Of dit vanaf het begin zo is geweest of dat het bouwwerk de functie van waterkelder in later tijd heeft gekregen, is met de ter beschikking stane gegevens niet te zeggen. Om hier meer zekerheid over te krijgen moeten nog enkele opgravingen worden verricht. In het hiernavolgende wordt achtereenvolgens ingegaan op de locatie aan de Nieuweweg en haar geschiedenis, de vorm van het bouwwerk en de gebruikte materialen. Aan het slot volgen enkele conclusies. Deze bijdrage is grotendeels gebaseerd op vergelijkend kaartonderzoek en nog niet gepubliceerde schriftelijke bronnen.
2. Geschiedenis Aan het einde van de Potte(r)straat werd in de jaren 1549/1550 een 'Gemeen Armen- of Heilig Geesthuis' gebouwd. De achterzijde van het gebouw stond vlakbij de stadsmuur. De kaaÍ van Hulst die Jacob van Deventer omstreeks 1560 in opdracht van koning Filips II van Spanje tekende geeft op de bewuste plaats een groot gebouw met toren weer. Enkele jaren later, in 1562, werd Hulst door een stadsbrand getroffen. De brand was bij de kerk begonnen en trof vooral de bebouwing in de omgeving van de Steenstraat en de Vismarkt. Het Heilig Geesthuis bleef gespaard. In 1596 werd de stad belegerd door de Spanjaarden onder bevel van Albertus van Oostenrijk. De Spanjaarden slaagden erin aan de oostzijde van Hulst een doorbraak in de buitenwerken te forceren en vervolgens aan deze kant van de stad hun kanonnen op te stellen. Vanaf de Bagijnepoort tot aan de Bollewerckpoort werd alles in puin geschoten. Ook het Heilig Geesthuis werd zwaar getroffen. Met het puin werd door de belegerden tijdens de gevechten nog een 'afsnijding' (een meer naar binnen gelegen verdedigingswal) aangelegd. De Vlaamse schilder Wenceslas Cobergher heeft ter gelegenheid van de belegering van 1596 twee schilderijen van Hulst vervaardigd. Op een van de twee is Hulst vanuit het oosten afgebeeld. Duidelijk is te zien hoe het Heilig Geesthuis er voor de verwoestende beschietingen heeft uit gezien. De uit Mons afkomstige vestingbouwkundig-ingenieur/caÍograaf Pieter Le Poivre heeft de stad getekend vanaf dezelfde kant. Ook hij tekent op de plaats van het Heilig Geesthuis een groot gebouw. Tijdens het Twaalfjarig Bestand werd in 1618 begonnen met de aanleg van de huidige aarden omwalling. De wallen kwamen te liggen op de plaats van de kapotgeschoten stadsmuren. Omdat de wallen veel breder waren dan de muren moest een gedeelte van het Heilig Geesthuis worden gesloopt. Toen in 1645 prins Frederik Hendrik de stad Hulst veroverde voor de Staatsen kwamen de nog resterende gedeeltes van het Heilig Geesthuis in gebruik als
AJb.
I. Hulst omstreeks
1560 getekend door Jacob van Deventer De stad is omgeven door
een brede gracht zonder gebastioneerde versterkíngen. De verdedigingswerken bestaen ver-
moedelijk uit een combinatie van muren afgewisseld met stukken aarden wal. Op de plaats van het huidige Molenbolwerk staat een standerdmolen (bovenaan). Hier vlakbij ligt het in 1549 aan het einde van de Pottestraat gebouwde Heilig-Geesthuis (het grote gebouw met toren). Op deze plaats werd ín 1757 een nieuw arsenaal gebouwd (fragment uit dè stadsplattegrond van Jacob van Deventen Facsimile Collectie 'De Maelstede'). arsenaal. Burgemeester Jacob van Lansberghe schrijft hierover in zijn in 1687 verschenen boek Beschrijvinge van de Stadt Hulst het volgende: het H: Geest, ofte GemeenAtmhuys, dat zedert de laetste Reductie voor een Magasiin is gebruyckt, staet aen het eynde van de Potterstraet, en van achteren tegen de Stadts Wallen, sijnde Gebouwt in de Jaeren I 549 en 1550, dan is van outs veel grooter van begrijp geweest, ende voorsien van ruyme Erven en Boomgaerden, die meest alle gevallen sijn in de nieuwe Forti-
jicatienvan
de Stadt Anno 1618. Van 1695 l'n,r, 1104 was Baron Menno van Coehoom Directeur Generaal van de vestingwerken in de Republiek der Zeven Provinciën. Van 1701 tot zijn dood in 1704 was hij bevelhebber van de troepen in Staats-Vlaanderen. Op zijn aanwijzing zijn er in deze periode verschillende werkzaamheden aan de vestingwerken uitgevoerd. Op 11 november 1701 werd door gecommiteerden uit de Raad van State bepaald dat te Hulst een 'steene redoute buiten de Gentse poort (Het Haven fort, red.) moest worden gebouwd tot dekking van de haven en dat onder eene der katten een buskruitmagazijn moest worden gemaakt'. Zowel het Brederodebolwerk als het Molenbolwerk bezaten beide een kat, een verhoogd aarden platform voor opstelling van geschut om op die manier een groter bereik te verkrijgen. Vrijwel zeker is hier de kat die in het Brederodebolwerk ligt bedoeld omdat op kaarten uit 1141 , 1751 en 1777 op deze plaats een kruitmagazijn wordt aangeduid. Op de in 1777 door E.G. van der Plaat getekende kaart van Hulst is onder de kat van het Molenbolwerk een gangenstelsel aangegeven. Vermoedelijk zijn dit gedeeltes van luistergangen. Op andere plaatsen in de binnenstad, bij de Bagijnepoort en de Gentsepoort, worden op deze kaart ook kruitmagazijnen aangegeven. Bij het arsenaal
10
AJb. 2. De vestingwerken van Hulst aan de noordzijde van de stad. Links bovenaan is het kruitmagazijn (Y) afgebeeld dat aan de keelzijde van het Brederodebolwerk ligt. Meer naar rechts, in de keel van het Molenbolwerk (D), is een 'kat'te zien waaronder met stippeltijnen luistergangen zijn aangegeven. Midden achter de hoofdwal tussen het Motenwèik ei het Galgebolwerk (E) staat het uit 1757 stammende arsenaal (X). Links naast het arsenaal loopt een sortíe (g) die in 1775 werd verbouwd tot 'Nieuw Riool'. Rechts onderaan is het raveliin dat voor de Bagijnepoort lag afgebeeld. De toegang naar de stad wordt door middel van houten bruggen onderhouden. De verschillende 'Corps de Gardes', wachthuizen, zijn aangeduid met de letter (d), 'Cazernes', barakken waarin militairen waren gelegerd, met een (b). (Detail uit de knart 'PIan der stadt Hulst'door E.G. van der plaat 1777.-Collectíe Bodel Nijenhuis, Leiden Port. 39 No. 62).
aan de huidige Nieuweweg, op de plaats van het voormalig Heilig Geesthuis, wordt van een dergelijk magazijn geen melding gemaakt. werd hier misschien een geheim onder-
gronds magazijn gebouwd? Het opgegraven bouwwerk ligt pal tegen de vestingwal aan, buiten het bereik van kanonvuur, in de onmiddellijke nabijheid van het toenmáHge arsenaal. De metersdikke laag grond die het gebouw aan de bovenzijde bedekte, maakte dat het ook bij een eventuele mortieraanval goed beschermd was. Aan de noord- en oostzijde van Hulst werd in tijd van oorlog door de aanvallers verschillende keren de strijd ingezet omdat het gebied ten zuiden van de stad door de verdedigers van Hulst onder water was gezet; het buitengebied aan de noord en oostzijde lag te hoog voor het stellen van inundaties. Van de vijf ravelijnen die in de vestinggracht lagen, en omstreeks 1700 onder van coehoorn nog werden verbeterd, waren ór vier aan de noordzijde van de stad gesitueerd. De kruitmagazijnen bij de Bagijnepoort en het Brederodebolwerk lagen een behoorlijk eind uit elkaar. Tijdens een belegering was transport van vaatjes buskruit levensgevaar-
lijk. Een kruitmagazijn zou om die reden bij het arsenaal te verwachten zijn. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog viel het Franse leger in het voorjaar van Il47 Staats-Vlaanderen binnen. Op 23 april werden er Fransen te Sint Jansteen gesignaleerd 1l
waarop de Staatse bezetting van Hulst vanuit fort de Verrekijker een beschieting uitvoerde. De twee daarop volgende dagen werden vanuit dit fort gloeiende kogels op Sint Jansteen afgevuurd met de bedoeling het dorp in brand te steken: de Fransen zouden zich daar dan niet kunnen verschansen. Het resultaat van de beschieting was teleurstel-
lend; slechts twee huizen waren in brand geraakt. De 26e april 's morgens trokken daarop 25 man soldaten in alle vroegte naar Sint Jansteen om het dorp geheel in brand te steken. Er was op dat moment geen enkele Franse soldaat te bespeuren. Op de kerk na brandde het hele dorp af. Het was de Staatsen namelijk niet gelukt het kerkgebouw
binnen te dringen omdat de deuren stevig vergrendeld bleken te zijn. De Fransen zetten nu de aanval op Hulst in langs de zijde van de forten Grote en Kleine Kijkuit. Op 11 mei waren de buitenwerken en de gedekte weg die de stad Hulst omringden door hen veroverd, waarop de gouverneur van Hulst, de hoogbejaarde Pieter de la Rocque, besloot de stad over te geven. De la Rocque eiste een eervolle aftocht voor het gehele Staatse garnizoen met medeneming van enkele kanonnen en voorraden munitie en levensmiddelen. Na verschillende onderhandelingen met de Fransen werd het volgende bedongen: op 16 mei mochten vierhonderd man vertrekken met slaande trom en drie Stukken Canon met 12 Scherpe patroonen voor ieder man alsmede voor ieder Stuk, en verdere teekens van Eer van de Mart gemarcheert door de Gendse Straat die aan beide kanten met franse troupen geschaart stont; tot an de Schepen leggende in de haave voor de Gendse poort. De l7e is de generaal de la Rocque des morgens om 5 uuren met voornoemde vierhondert man na tertoolen afgevaaren. Aldus een citaat uit het verslag van een anonieme ooggetuige die de gebeurtenissen te Hulst nauwgezet bijhield in een document dat thans berust in de bibliotheek van de Koninklijke Militaire Academie te Breda. De rest van het Staatse garnizoen dat in Hulst was achtergebleven, werd krijgsgevangen gemaakt en naar Gent afgevoerd. Generaal De la Rocque is voor de overgave van
de keelzijde van het Galgebolwerk (F) gelegen kruitmagaziin (Y). Het feit dat het kruitmagazijn is ommuurd duidt erop dat het bovengronds lag. Links en rechts van het magazijn zijn drie steunberen geplaatst om in geval van een ontplffing de zijwaardse kracht van de explosie zoveel mogelijk af te remmen waardoor het gevaar voor de omwonenden om getroffen te worden door wegspringend puín werd beperkt. De gelijkenis met het
Aft. 3. Het aan
aan de Nieuweweg ontdekte bouwwerk ís treffend (detail kaart E.G. van der Plaat).
12
AJb. 4. Het in 1757 aan het einde van de Pottestraat gebouwcle nieuwe 'S lttnds Arsenaal' (aJbeeldíng bezorgd door J. Brand uít Algemeen RijksarchiefDen Haag, Raadvan state). f-Iu!s1 met levenslange opsluiting
in fort Loevestein bestraft. Achteraf gezien is dit, de leeftijd van De la Rocque in aanmerking nemend, een wel erg strenge handelwijze van de Staatsen geweest. Het was in die tijd immers gebruikelijk dat winneer bij eeï belegering de gedekte weg door de vijand was veroverd en de vesting niet langèr meer afdoende verdedigd kon worden deze vervolgens werd overgegevén. Extra voorwaarde was wel dat er een begaanbare/bestormbare bres in de hoofdwal moest zijn ontstaan waarna de belegerden zonder enige gewetenswroeging met de witte vlag konden zwaaien. In die tijd gold dan ook de uitdrukking: gedekte weg verloren is afies verlo-
ren.
Voor het verÍrek van De la Rocque naar Tholen vonden er nog enkele gebeurtenissen plaats die zijdelings te maken hebben met het mogelijke ontwerp voor dJgewelven aan de Nieuweweg. Onze reeds eerder vermelde ooggetuige schrijft: Den Licle dito fmei ll47l zijn 14 tonnen polver die voor het magazijn in 't Bolweribij de bagijne-poori grbragt waaren en daawan eenig polver door het draagen gestort rot oon'brord geraákt waardoor twee franse schildwagten die daar voor stonden seer swear zijn gebràndt geworden so als wel is te denken want al haare kleederen tot hemt in kluijs ian haar íighaam verteert en gebrandt waaren en is daardoor meede veel schaaàe aan brakkà, gorps de garde bij die poort en veele burgerhuijzen veroorsaakt, het magazijn daar veel kruijt in was (tan brand geraakt zijnde is door de brandspuijt van de slat àn vigilantie der Burgers nog geblust anders sou het gesprongen hebbèn. Het kruitmag azljn ial door de brand dusdanig beschadigd zijn geweest dat het nadien (tussen l75i en 1769; zie
hierna) weer herbouwd moest worden. Mogelijk gebeurde dit volgens hetzelfde ontwerp als dat van de kelders aan de Nieuweweg zoals in het hiernavolgende verder zal worden toegelicht. D. Nieuwenhuizen beweert ten onrechte in de Nieuwsbrief december 1999 van de 'Heemkundige Vereniging Terneuzen'dat op 15 mei 1747 het buskruitmagazrjn aan de Bagijnepoort door de Staatse bezetting zelf was opgeblazen en dat in dit lilimàat De la Rocque tot de overgave van Hulst besloot! Een_door de Fransen getekende kaart, gedateerd 21 juni 7'74'T,vermeldt op de plaats van het arsenaal aan de huidige Nieuweweg de naam magazin en L'Esprit: magazijn in de (Heilige) Geest. ?,W.9 Hattinga tekende in 1751 in het kader van de Atlas van Staats-Vlaanderen zijn Plan der stadt Hulst. Het arsenaal aan de Nieuweweg wordt niet met naam genoemd én
I3
AJb. 5. De bovenzijde van de gewelven tijdens de onígraving. Rechts zijn drie zware steunbèren te zien (foto auteur).
het kruitmagazljnbij de Bagijnepoort is verdwenen. Op de in 1769 door Hattinga vervaardigde Platte grondteekening van de Stadt Hulst wordt vermeld dat er in 1757 op de plaats van het oude arsenaal een nieuw is gebouwd. In de bij de kaart behorende legenda schrijft Hattinga: no 43. Een gedeelte der grond alwaar ten Jaar 1757 het Nieuwe 'S Lands Arsenaal gebouwt is, aan het eijnde van de Potte Straate, tussen de wederZijdse Baracken, omtrent ter Sroote van twintig vierknnte Roeden, gentsche maate, waarop voordeesen gestaan heeft een huijs en Schuure, a(tn 't zoogenaamde heijlige Geesthuijs, welcken Chijns van L -..8..4.grooten vlaams voor als nu gemortificeerd is, door 't Bouwen van voornoemde Arzenaal, en laatselijk betaald is tot Primo
aprit 1756, door de weduwe van Fm. Cornelis Obijn, alzoo alhier is dienende voor Memorie. Aan de keelzijde van het Doelebolwerk, op korte afstand van de Bagijnepoort, is op dezelfde kaart fit 1769 een Nieuw Kruiid Magasijn afgebeeld. In het archief van de Raad van State in Den Haag berust een tekening van het in l15l nieuw gebouwde arsenaal. Ook is bekend dat er vanaf datjaar een brandspuit in het gebouw werd ondergebracht. Van de gewelven wordt nergens melding gemaakt. Tussen Il5'7 en 1769 zljn dus zowel het nieuwe arsenaal aan de huidige Nieuweweg en het kruitmagazijn bij het Doelebolwerk gebouwd. Zljn de gewelven achter het a.rsenaal toen ook gebouwd en gebruikte men hiervoor het ontwerp van het magazijn bij het Doelebolwerk? Wanneer we de kaaÍ die E.G. van der Plaat in 1777 van Hulst tekende nauwkeurig bekijken, moeten we in ieder geval concluderen dat het kruitmagazljnbij het Doelebolwerk opvallende gelijkenis veftoond met de opgegraven gewelven aan de Nieuweweg.
t4
AJb' 6. De blootgelegde oostzijde van het bouwwerk. Het muurwerk bestaat uit rode bakstenen die gemetseld zijn in Hollands verband: een laag koppen wordt afgewisseld met een laag strekken (foto auteur).
In februari 1795, Staats-Vlaanderen was inmiddels door de Franse revolutielegers bezet, besloot de bevelhebber van Hulst Malet tot sloping der vestingwerken. vaníege de strenge vorst was het echter onmogelijk tot slechting der wallen óver te gaan. Niverschillende protesten vanuit de Hulster bevolking wérd afgezien van het-afgraven der wallen. \#el werd een begin gemaakt met het slopen van Àlle gebouwen mei een mili-
taire functie. Enkel 'kunstwerken' die dienden vo-or de waterbàvoorrading werden ontzien. In 1808 is het arsenaal door de Fransen ook daadwerkelijk afgebróken. Over de ondergrondse gewelven (toen al in gebruik als waterkelder?) wordt tiet g"en woord gerept. Ook de achter het arsenaal in de hoofdwal gelegen sortie, die volgins de legeída op de uit 1777 stammende kaart van E.G. van dér P-iaat in l7l5 tot Nieuw Rioíl was omgebouwd, is aan de vernielzucht ontsnapt. In de kadastrale atlas van 1832 wordt vermeld dat op de plaats van het afgebroken arsenaal.een tuin ligt_die op.dat moment eigendom is vàn Pètronella Teenairt. In later tijd wordt de tuin verkaveld in verschillende percelen. Laatstelijk stond op de plaats van het verdwenen arsenaal de boerderij van de familie van de Wálte. le gèwelven bevonden zich gedeeltelijk onder de schuur. De boerderij is afgebroken ten bàhoeve van woningbouw. Bij het graven van sleuven voor funderingen stuitte men op de bovenzijde vín het ondergrondse bouwwerk. Het geheel is na onderzoek we"r mêt aarde bedekt. om de kelders in de toekomst toegankelijk te houden, heeft men rondom de bestaande opening aan de bovenzijde een keelstuk gemetseld dat afgedekt is met een betonnen plaát.
t5
AJb. 7. De Noordelijke kelder vanuit het oosten gezien. Línks is de doorgang naar de zuidelijke parallele kelder De klampstenen waarmee de buitenmuren aan de binnenziide waren bemetseld, zíjn voor het grootste deel weggehakt. Het gewelf bestaat uit gele llsselsteentjes. De zwarte rand aan de bovenzijde van het muuntserk geeft aan tot hoe hoog het water heeft gestaan (foto auteur).
3. De vorm
De uitwendige vorm van het blootgelegde bouwwerk doet ontegenzeggelijk aan die van een kruitmagazijn denken: een van dikke massieve muren voorzien enigszins halfrond gebouw dat aan beide lange zijden is voorzien van drie zware steunberen en omgeven is met een zestig centimeter dikke waterdichte kleilaag. Vermoedelijk omdat het gebouw zich zo diep in de grond bevond, is er geen muur omheen gebouwd zoals bij andere kruitmagazijnen veelal gebruikelijk was. Ir. A.J.P. van Duivendijk van de Technische Commissie van de Stichting Menno van Coehoorn beaamt dit ook. Hij schrijft in antwoord op vragen die door mij gesteld zijn: uw gedachte, dat het bouwwerk g,ebaseerd zou zijn op een ontwerp voor een kruitmagzijn, is niet onwaarschijnliik. Er zijn echter verschillende zaken, ook door hemzelf aangevoerd, die deze mening tegenspreken. Aan het einde van dit artikel wordt daar in het onderdeel 'Buskruitmagazijn of waterkelder' nader op ingegaan. Het bouwwerk bestaat uit twee naast elkaar liggende gewelven die door middel van een muur van elkaar gescheiden zijn. In de scheidingsmuur zit een rondbogige opening van 0,90 m hoog. Beide gewelven worden overslagen met een groot gewelf dat tevens de bovenzijde van het bouwwerk vormt. Uitwendig meet het bouwwerk 10,75 m bij 5,75 m; de hoogte bedraagt ca.3,25 m. Het muurwerk heeft een dikte van ca. 0,60 m. De inhoud van beide kelders tesamen bedraagt 60 kubieke meter.
t6
4. Gebruikte materialen De_vloer yaarop de gewelven gebouwd zijn, bestaat uit twee lagen planken. De buitenzljde van het bouwwerk bestaat uit rood bakkende kleistenen dié gemetseld zijn in Hollands verband: een laag koppen wordt afgewisseld door een laagitrekken. van 'patijtsverband', stenen die verspringend vermetseld zijn met de korte kopse zijde naar^buiien gericht, is in het geheel geen sprake. Misschien omdat het een onàergronds bouwwerk betrof, is. van deze tijdrovende en omslachtige manier van metselen afgezien. Muurwerken die op een dergelijke manier waren geconstrueerd, konden zondeigrote beschadigingen op te lopen langdurig weerstand bieden aan beschietingen mét kanonnen. Mineurs werd het vrijwel onmogelijk gemaakt stenen uit het muurwerk te breken om een buskruitmijn te kunnen plaatsen. Diagonale lagen in het metselwerk, met dezelfde bedoeling als het 'patijts'metselwerk, zijn behalve in de vloer niet aangetroffen. De gewelven zijn uitgevoerd in gele IJsselsteen, de binnenmuren in róde baksteen. De vloer bestaat uit gele bakstenen. De afdekking aan de bovenzijde bestaat uit verschillende gewelfbooggordels: twee kleinere bogenworden overslagen door een grotere. De holle ruimte tussen de bogen is opgevuld met mortel en leien. Dit geeft wein-ig verband en hechting: om extra stevigheid te verkrijgen moeten de bogeniigenlijk Àet elkaar verbonden worden. Natuursteen is nergens in het bouwwerk aangetroffen. Een enkele kapotte steen die assistent-archeoloog Hans Jongepier in de vloei aantrof, is waterdicht gèmaakt met vloeibaar lood.
AJb. 8. De zuídelijke kelder vanuit het westen gezien. Rechts in de wand zitten d,e beide loden buizen. De buitenmuren zijn aan de binnenzijde bemetselcl met klampstenen. De persoon zit halfvoor de doorgang die beide kelders met elkaar verbindt (foto auÍeur).
l7
Aft.9. De watertoevoerbuis in de zuidgevel van de zuídelijke kelder Aan het muurwerk is
Íe
zien dat de buis mogelijk 'later' is aangebracht (foto auteur).
5. Buskruitmagazij n of
w
at e rke lde r ?
Een ondergronds bouwwerk dat niet voorzien is van luchtopeningen kan onvoldoende geventileerd worden en zal om die reden een hoge luchtvochtigheidsgraad bezitten. Niet enkel kruitmagazijnen waren doorgaans van ventilatieopeningen voorzien, ook bij waterkelders kwamen deze voor. De in de jaren dertig van de negentiende eeuw gebouwde waterkelders die zich onder de bomvrije arsenaalkazerne te Terneuzen bevinden, zijn voorzien van luchtopeningen van 11 cm hoog en 9 cm breed.Zlj lopen schuin door het muurwerk naar beneden en komen uit in de waterkelders. Deze bestaan uit verschillende compartimenten die van elkaar gescheiden zijn door drie halfcirkelvormige bogen. De kelders worden gevoed met regenwater dat op de grondbedekking van het dak valt en op die manier gefilterd wordt voor het in de kelders onder het gebouw terecht komt. Een zelfde systeem is ook van toepassing in het uit dezelfde periode stammende fort Ellewoutsdijk. De aangevoerde argumenten tegen de functie van de gewelven als buskruitmagazijn vanwege het vochtprobleem, het kruit moest immers droog worden gehouden, zullen
18
evex goed gespeeld hebben bij het magasíjn onder ene tler katten in Hulst; omdat dit ondergronds lag waren er waarschijnlijk ook geen ventilatie openingen. Om het kruit dat in vochtige ruimtes was opgeslagen droog te houden, hanteerdeïr de Staatsen een doeltreffende.werkwijze volgens een strak geieglementeerd schema: wekelijks wisselden de tonnetjes van plaats in het-magazijn ón wérden ze gecontroleerd op vóchtigheiá. Indien het kruit te vochtig werd bevondèn, werden de toÁnen naar buiteï gebra|ht en leeggemaakt op kleden die vervolgens met de kruitkorrels erop in de zoí t" àrág"" werden gelegd. Na droging werden de kruitkorrers gezeefd en *eer in de vaatjes !edaan. De mensen die dit werk uitvoerden, hanteerde-n uan*"ge het ontploffingrg"uí* uitsluitend vonkvrij koperen gereedschap en droegen vilten"schoenen. Na de werk_ zaamheden moesten jas- en broekzakken worden leeggemaakt. Kruit voor eigen gebruik was uiteraard niet toegestaan! In de westelijke ÈJlde. uan het bouwwerk aan de Nieuweweg zitten in de zijmuur twee loden pijpen met een diameter van 4 cm en 9 cm. verstoring van het muurwerk is te ilèn dat deze pijpen waarschijnlijk in later 4.u-n 9." tijd zijn aangebracht. D_e buis.met de wijde diameter zal als ïatertoevoeizijn gebruikt voor regenwater dat afkomstig was van het dak van het arsenaal; de duïnóre buis diende vermoedeffi als- ontluchting voor een optredend luchtkussen in het gewelf. Jogn e1 in later tijd een boerderij op deze plaats itond, werd de oostelijke keld"er ontlucht via de pompinstallatie die zictrboven de aangetroffen opening in dit gewelf (waar nu de keel op is gemetseld) heeft bevonden. De buitenmu."nïun béide kelïers ,lin uun de binnenzijde bekleed met verticaal geplaatste klampsteen. In de oostelijke keider is een gedeelte van deze klampsteen van de muur afgehakt. In de westelijke telder is een van de bakstenen in de vloer opgevuld met vloeibaar lood, vermoediijk aangebracht om lekkage te voorkomen: van binnenuit of van buitenaf? Rondom het Louww:erk was een ca. 60 cm dikke kleilaag aangebracht die behalve als drukverdelende laag voor het later aangestorte grondpakket ook als afdichting gediend kan hebben: in hei arsenaal zullen ook wel paarden gestaan hebben die hun 6e[oefte moesten doen. Wanneer de gewelven inderdaad als waterkelder-bedoeld zijn, was dit afdoende bescherming tefen een dergelijke verontreiniging van buitenaf. Niet bekend is of er aan de zuidzijde of aan de westzijde van het bouwwerk een opening in het muurwerk heeft gezeten die als toegang heéft gediend. Deze muren zlinilldens de opgravingswerkzaamheder niet blootgelego. oaar de binnenkant van hét gËbouw bekleed is met klampsteen, die overigenJbesi in later tijd kan zijn aangebrachtlis ook hier van een opening niets te bespeurèn. Alsnog een op"graving uituo"i"n om een eventuele toegangsopening te vinden, kan hierover uitstuitet gèven. Ómdat het kruitmagazijn dat aan de keelzijde van het Doelebolwerk lag een trèffende gelijkenis veftoont met het bouwwerk aan de Nieuweweg is het missóhien te overwJgen ook hier een nader onderzoek in te stellen. Het is jammer dat korte tijd voor de oïtdekking van de gewelven aan de Nieuweweg op de betreffende plaats bij het Doelebolwerk stalling is gebouwd. Werd toen misschien ook ieis aangetroffen? "e,ifi"ts"nHet geheel nog eens resumerend blijft toch de gedacÀte overeind dat het gebouw oorsprorkelijk gebouwd is naar-heÍ_ontwerp van een kruitopslagplaats die (ïater) in gebruik genomen is als waterkelder. Dendrologisch onderzoe-Ë van de houten vlóer lvaarop de gewelven gebouwd zijn, kan ons vertellen of we met een directe erfenis van Menno van Coehoorn te doen. hebben. Mogelijk kunnen de ter plaatse aangetroffen archeologische sporen verder u_itsluitsel geven betreffende datering en gebruiklWegens omstandigheden zijn de heren Hans Jongepier en drs. Robert vanbierèndonck varihet P.A.c.z. (Provinciaal Archeologisch centrum zeeland) nog niet in staat geweest de archeologische zijde van het verhaal te belichten. Zljhopenàit in een later stadium alsnog te doen. * Met dank aan
P. Everaers te
Terhole voor het nazien van de tekst.
l9
BIBLIOGRAFIE A. Bronnen en literatuur
ANONIEM rond 1747, Notitie van het geen geduurende het Beleg van Hulst is voorgevallen Handschrift, bibliotheek K.M.A. Breda, (ongeclasseerd). BRAND, J.P.M., Huizen en bewoners in de stad Hulst circa 1750. Een reconstructie, (Hulst 2000). CAMINADA-VOORHAN, A.M.G., Loevestein eenfort aan de grens van Holland, (Zutphen 1989). DUIVENDIJK, VAN, A.J.P., Technische Commissie Stichting Menno van Coehoorn. Brief gedateerd 20-02-2000.
FUNCK UND VON DILLINGEN, Plans und journals von denen Belagerungen des Lesteren Kriegs in Flandern, zusammen getrdgen von Zweyen auslàndischen Kapitainen in Franzósischen Dien.sren,(Straatsburg 1750).
JONGEPIER, J., Rapportage noodonderz.oek en waarnemingen aan de Nieuwe Weg te Hulst, onuitgegeven verslag van janunari 2000. POTTER, DE J.C., Beschrijving van de Sïad en het Ambacht van Hulst, zoo als dezelve voorkomt in he t aardrij ks kundí g w o o rde nb o e k de r N e d e r landen, (.Gorrnchem I 844). REDELIJKHEID, Cornelis, Verhandeling over de Metselary in Vestingwerken, (Rotterdam 1755). STALS, H.H.B.M., Van aarden bescherming tot beschermde aarde. Factoren voor en tegen de ontmanteling van de vesting Hulst in de periode 1795 - 1983. In: Jaarboekvan de Oudheidkundige Kring " De Ver Ambachten" , (1997 -1 998), pp. 45-1 1 3. STOCKMAN, P. en P. EVERAERS,'Frontier Steden en Sterckten'Vestingwerken in Oost-Vlaanderen en Oost-Zeeuws-VLaanderen I 584 - I 839, (Hulst I 997). STOCKMAN, P. en P. EVERAERS, 'Vlieghende Vaendels'Hulst in 1596 geschilderd door Wenceslas Cobergher, (Hulst I 994).
R. Kaarten Deventer, Jacob van, Kaart van Hulstvit ca. 1560. Hattinga, D.W.C., PIan der Stadt Hulst, 1751. ln: 'Atlas van Staats - Vlaanderen'. In: Zeeuws te Middelburg. Hattinga D.W.C., Plartegrondteekening der Stadt Hulst, l769.In: Gemeentearchief Hulst.
Archief
Merian, Matthias, Kd.art van Hulst. ln Topographia Germaniae 'Burgund Niederlande', Frankfurt am Main 1659. Particuliere collectie. Plaat, E.G. van der, PIan der Stadt Hulst, 1777 .In: Collectie Bodel Nijenhuis te Leiden. Poivre, Pieter le, Vestingatlas van de Nederlanden.ln'. Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. Plan de la ville de Hulst et environs, le 2l juin 1747 meÍ het Magasin en L'Esprit. In: Gemeentearchief Hulst, Collectie Oudheidkundige Kring "De Vier Ambachten". Dia's van kaarten van het Franse Leger Chateau de Vincennes, Frankrijk. Het nieuw arsenaai uit 1757. (aÍbeelding bezorgd door J. Brand uit het Algemeen Rijksarchief Den Haag, Raad van State, waarvoor mijn dank).
20