Hyperpersonal effecten in online dating: Vinden mensen elkaar nog steeds leuk na een face-to-face ontmoeting?
Elke Boertien ANR 777351 Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie Bedrijfscommunicatie en Digitale Media Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit van Tilburg, Tilburg Begeleider: Dr. M.L. Antheunis Tweede lezer: Dr. A.R. Vermeer Januari 2015
Samenvatting Steeds meer mensen gaan online op zoek naar een partner. Wanneer mensen elkaar dan online ontmoeten, willen ze de relatie vaak ook offline ontwikkelen. Het is echter de vraag of de gesprekspartner wel voldoet aan het gecreëerde beeld dat gevormd is van deze persoon. De eerste doelstelling van dit onderzoek is om te onderzoeken wat het effect is van cues in online communicatie op de vier soorten van aantrekkelijkheid die in dit onderzoek gemeten worden. Deze soorten zijn sociale aantrekkelijkheid, romantische aantrekkelijkheid, fysieke aantrekkelijkheid en seksuele aantrekkelijkheid. Het tweede doel van deze studie is om te onderzoeken of de over-geïdealiseerde impressie blijft bestaan na een face-to-face (FtF) ontmoeting of dat deze wegvalt. Om dit te onderzoeken was er een speeddating event opgezet. Aan het event hebben 179 cross-sex paren deelgenomen. Zij hadden een eerste online ontmoeting via chat (N=94) of via Skype (N=85). Na deze online ontmoeting volgde een FtF ontmoeting. Uit het onderzoek is gebleken dat mensen elkaar sociaal aantrekkelijker vinden na een chat ontmoeting dan na een Skype ontmoeting. Daarnaast is uit het onderzoek naar voren gekomen dat dit effect blijft bestaan na een FtF ontmoeting. De participanten die een chat ontmoeting hebben gehad, vinden elkaar na een FtF ontmoeting nog steeds sociaal aantrekkelijker in vergelijking met de participanten die een Skype ontmoeting hebben gehad. Wanneer mensen dus minder cues tot hun beschikking hebben, zoals tijdens een chat gesprek, dan vinden mensen elkaar leuker dan wanneer mensen meer cues tot hun beschikking hebben zoals tijdens een Skype gesprek het geval is. Deze resultaten leveren bewijs voor het hyperpersonal communication framework (Walther, 1996).
Trefwoorden Computer-gemedieerde communicatie (CMC), Hyperpersonal Communication Framework, Social Information Processing Theory, Romantische Aantrekkelijkheid
3
Inhoudsopgave Samenvatting
3
1. Inleiding
6
2. Theoretisch kader 2.1 Aantrekkelijkheid bij romantische relatievorming 2.2 Computer-gemedieerde communicatie en relatievorming 2.3 Verschillen tussen relatievorming via FtF en CMC: twee tegenstrijdige perspectieven 2.3.1 Cues filtered out 2.3.2 Cues filtered in 2.4 Zelfpresentatie tijdens communicatie 2.5 Impressievorming tijdens communicatie
9 9 10 11 11 12 13 14
3. Methode 3.1 Participanten 3.2 Procedure 3.3 Instrumentatie
17 17 17 19
4. Resultaten 4.1 Hypothese 1: indruk na een online ontmoeting 4.2 Hypothese 2: indruk na een FtF ontmoeting
21 21 22
5. Discussie 5.1 Theoretische en praktische implicaties 5.2 Suggesties voor verder onderzoek
27 28 29
6. Conclusie
31
Literatuurlijst
32
Appendix I: vragenlijst na CMC ontmoeting
37
Appendix II: vragenlijst na FtF ontmoeting
38
5
1. Inleiding Door de opkomst van het internet zijn er in de loop der jaren verschillende methodes en sites ontworpen die hulp bieden bij het vinden van een partner. Mensen kunnen elkaar namelijk online ontmoeten via sociale netwerksites en datingsites (Antheunis, Valkenburg, & Peter, 2010; Gibbs, Ellison, & Lai, 2011; Valkenburg & Peter, 2007). Om een partner te vinden heeft bijna de helft van de internetgebruikers al eens een datingsite gebruikt (Valkenburg & Peter, 2007). Match.com is in de Verenigde Staten met ruim 12 miljoen unieke bezoekers in juli 2014 marktleider op het gebied van online datingsites (Goodman, 2014). Door het maken van een profiel op een online datingsite zetten mensen de stap om proactief op zoek te gaan naar een partner (Hefner & Kahn, 2014). Op basis van een online profiel kunnen impressies worden gevormd die helpen bij het selecteren van potentiële partners (Finkel, Eastwick, Karney, Reis, & Sprecher, 2012). Het gebruik van het internet bij de zoektocht naar liefde is populair geworden door een aantal kenmerken van online communicatie (Antheunis, 2009). Communicatie tussen mensen en via een computer wordt ook wel computer-gemedieerde communicatie (CMC) genoemd (Herring, 1996). Een kenmerk van CMC is de ‘controle’ van de zender. Gebruikers van een datingsite hebben namelijk de mogelijkheid om selectief informatie te tonen op hun profiel. Hierdoor zullen ze eerder geneigd zijn om positieve eigenschappen dan negatieve eigenschappen over zichzelf te delen (Ellison, Heino & Gibbs, 2006). Een tweede kenmerk van CMC is dat mensen met minder cues communiceren dan tijdens face-to-face (FtF) communicatie. Doordat er tijdens CMC minder cues beschikbaar zijn, onthullen mensen meer informatie over zichzelf en daardoor vinden ze elkaar leuker (Antheunis, 2009; Antheunis, Valkenburg, & Peter, 2007). Door onder andere deze kenmerken van CMC is het gebruik van internet bij een zoektocht naar een partner populairder geworden. Wanneer mensen elkaar via een datingsite ontmoeten, bestaat er een mogelijkheid dat de technologische aspecten van CMC voor een over-geïdealiseerde impressievorming zorgen (e.g., Walther, 1996; Walther, 2007). De samenwerking van zender, ontvanger, kanaal en feedback speelt namelijk een rol bij impressievorming. Via een arm medium zoals chat kan alleen verbaal gecommuniceerd worden in de vorm van geschreven tekst. Dit wil zeggen dat de non-verbale cues afwezig zijn. Het communiceren via een rijk medium zoals Skype maakt het mogelijk om zowel verbaal als non-verbaal te communiceren (Dennis & Kinney, 1998). Het hyperpersonal communication framework stelt dat mensen tijdens een chat gesprek de aanwezige verbale cues overwaarderen doordat non-verbale cues ontbreken. Waardoor een
6
over-geïdealiseerd beeld van de gesprekspartner gevormd wordt. Doordat non-verbale cues tijdens CMC afwezig zijn, kan dit leiden tot positievere impressievorming (Walther, 1996). Er zijn een aantal studies die het hyperpersonal communication framework ondersteunen (e.g., Walther, 1996; Walther, 2007; Ramirez & Wang, 2008). Walther (1996) stelt dat mensen online overdreven verwachtingen en over-geïdealiseerde impressies van elkaar vormen. Hierdoor wordt een relatie ontwikkeld die boven FtF interactie uitstijgt. Daarnaast stelt Walther (2007) dat mensen hun berichten aanpassen aan het medium. Hierdoor zijn mensen in staat om zichzelf op een andere manier te presenteren waardoor ze positiever overkomen op anderen. Door selectieve zelfpresentatie van de zender en overwaardering van de beschikbare cues door de ontvanger worden over-geïdealiseerde impressies van de gesprekspartner gevormd (Ramirez & Wang, 2008). In het verleden werd bij onderzoek naar online kennismaking de focus vooral gelegd op vriendschapsvorming (e.g., Parks & Floyd, 1996; Tidwell & Walther, 2002; Antheunis, Schouten, Valkenburg, & Peter, 2012; Tang, 2010). Doordat tijdens CMC non-verbale cues afwezig zijn, gaan mensen interactief op zoek naar informatie door directe vragen te stellen (Tidwell & Walther, 2002). Als mensen op zoek zijn naar een vriend of naar een romantische partner wordt er naar dezelfde karakteristieken gezocht (Sprecher & Regan, 2002). Hierbij gaat het om karakteristieken zoals vertrouwen, plezier en acceptatie. Als iemand romantisch geïnteresseerd is een persoon kan daar seksueel verlangen bij komen (Sprecher & Regan, 2002). Daarom is het eerste doel van deze studie om te onderzoeken, ‘wat het effect is van cues in online communicatie op de romantische aantrekkelijkheid’. Tevens is het interessant om te onderzoeken of de bevindingen uit onderzoek naar online kennismaking en vriendschapsvorming ook van toepassing zijn op romantische relatievorming. In het verleden is nog maar weinig onderzoek gedaan naar hoe mensen een relatie offline ontwikkelen wanneer ze elkaar online hebben leren kennen (Parks & Floyd, 1996). Dit proces waarbij de communicatie verschuift van het ene medium naar het andere wordt modality switching genoemd (Ramirez & Zhang, 2007). In eerder onderzoek naar het hyperpersonal communication framework ontmoetten de participanten elkaar eenmalig, via chat ofwel FtF (Walther, 1995; McKenna, Green & Gleason, 2002; Mallen, Day & Green, 2003; Antheunis, 2009; Ramirez & Burgoon, 2004). Omdat een relatie zich doorgaans ontwikkelt langs verschillende stadia is het interessant om te onderzoeken wat er gebeurt met de indruk van een persoon wanneer een FtF ontmoeting volgt op een online ontmoeting (Sprecher, 2014). Daarom is het tweede doel van deze studie om te onderzoeken of de overgeïdealiseerde impressie blijft bestaan na een face-to-face ontmoeting of dat deze wegvalt.
7
Om beide doelen te onderzoeken is gekozen voor een online speeddating event. Tijdens dit event hebben de deelnemers een eerste online ontmoeting, via Skype of chat, met een vijftal andere deelnemers. Vervolgens hebben ze een FtF ontmoeting met dezelfde deelnemers in een andere ruimte. Op deze manier wordt onderzocht of de eerste indruk die de gesprekspartners van elkaar hebben gevormd na een CMC ontmoeting wordt bevestigd of moet worden bijgesteld na een FtF ontmoeting.
8
2. Theoretisch kader 2.1 Aantrekkelijkheid bij romantische relatievorming Onderzoeken van Reeder (2000), McCroskey en McCain (1974) tonen aan dat het succes van een relatie voor een groot deel afhangt van een aantal aspecten van het multidimensionale construct aantrekkelijkheid. Deze aspecten zijn: sociale aantrekkelijkheid (Brewer & Gardner, 1996; Hogg, 1993), romantische aantrekkelijkheid (Hatfield, Smitz, Cornelius, & Rapson, 1988), fysieke aantrekkelijkheid (Finkel & Eastwick, 2008) en seksuele aantrekkelijkheid (Townsend & Levy, 1990). Als mensen elkaar leren kennen dan is er een bepaalde mate van sociale aantrekkelijkheid aanwezig (Antheunis et al., 2007). Hiermee wordt bedoeld dat mensen elkaar aardig moeten vinden om elkaar beter te willen leren kennen. De sociale aantrekkelijkheid tussen mensen is gebaseerd op het leuker vinden van personen die tot de ingroup behoren in vergelijking met de personen die tot de outgroup behoren (Hogg & Hardie, 1991). De sociale aantrekkelijkheid laat zien in hoeverre een persoon zich identificeert met de ander. Mensen zullen eerder vrienden of romantische partners van elkaar worden als ze merken dat de ander dezelfde voorkeuren, attitudes en waarden heeft (Brewer & Gardner, 1996; Hogg, 1993). De sociale aantrekkelijkheid van een gesprekspartner hangt ervan af of een persoon vrienden zou willen zijn met de gesprekspartner (McCroskey & McCain, 1974). Wanneer mensen op zoek zijn naar een romantische partner dan speelt romantische aantrekkelijkheid hierbij een rol. Romantische liefde is een staat waarin mensen verkeren als ze verlangen naar een verbondenheid met een ander (Hatfield et al., 1988). Uit onderzoek blijkt dat fysieke aantrekkelijkheid de belangrijkste voorspeller voor romantische aantrekkelijkheid is (Sprecher & Duck, 1994; Hatfield, Aronson, Abrahams, & Rottman, 1966). Mensen voelen zich romantisch aangetrokken tot elkaar als ze een romantische relatie willen (Campbell, 1999; Finkel & Eastwick, 2008). De fysieke aantrekkelijkheid is de belangrijkste voorspeller om te bepalen of mensen zich fysiek aangetrokken voelen tot elkaar en of ze een romantische relatie willen met elkaar (Hatfield et al., 1966; Ralthus, 1983; Finkel & Eastwick, 2008; Luo & Zhang, 2009). Fysieke aantrekkelijkheid is een subjectief criterium omdat er niet één criterium is voor fysieke aantrekkelijkheid. Daarnaast wordt aan de hand van de fysieke aantrekkelijkheid van een persoon een beeld gevormd van de innerlijke kwaliteiten van deze persoon. Mensen verwachten dat fysiek aantrekkelijke personen warmer, verantwoordelijker, interessanter,
9
socialer, aardiger zijn en dat ze een succesvoller leven leiden dan minder fysiek aantrekkelijke personen (Dion, Berscheid & Walster, 1972). Kortom, fysieke aantrekkelijkheid heeft te maken met de vraag of een persoon fysiek aangetrokken is tot de ander (McCroskey & McCain, 1974). Seksuele aantrekkelijkheid van een persoon lijkt af te hangen van de fysieke aantrekkelijkheid van een persoon (Graziano, Jensen-Campbell, Shebilske & Lundgren, 1993; Regan & Berscheid, 1995). Als een man opgewonden raakt van een vrouw dan wordt de vrouw positiever geëvalueerd op fysieke aantrekkelijkheid, intelligentie en empathie (White, 1980). Daarnaast blijkt dat als een persoon zich romantisch aangetrokken voelt tot een gesprekspartner dat de persoon zich ook seksueel aangetrokken voelt tot de gesprekspartner (Harvey, Wenzel, & Sprecher, 2004). Romantische aantrekkelijkheid hoeft overigens niet de hoofdcomponent van seksuele aantrekkelijkheid te zijn. Mensen kunnen zich seksueel aangetrokken voelen tot elkaar terwijl ze zich niet romantisch aangetrokken voelen tot elkaar. De mate van seksuele aantrekkelijkheid van de gesprekspartner hangt af van de signalen die de persoon krijgt van de gesprekspartner. Hierbij kan gedacht worden aan seksueel getinte gesprekken en het flirten van mensen (Harvey et al., 2004). Seksuele aantrekkelijkheid heeft dus te maken met de vraag of een persoon seks zou willen hebben met de gesprekspartner (Townsend & Levy, 1990). Kortom, wanneer iemand sociaal, romantisch, fysiek en seksueel aangetrokken is tot een persoon zou dit ervoor kunnen zorgen dat de persoon een romantische relatie zou willen met de ander. 2.2 Computer-gemedieerde communicatie en relatievorming Doordat media variëren in rijkheid communiceren mensen op een verschillende manier met elkaar. De rijkheid van een medium is onder andere afhankelijk van: het aantal beschikbare cues, de mogelijkheid tot overbrengen van cues, de snelheid van het overbrengen van feedback en de mogelijkheid tot natuurlijke taal (Daft & Lengel, 1984; 1986). Een medium als chat (e.g., alleen tekst) is het armste medium omdat via dit medium alleen door middel van verbale cues gecommuniceerd kan worden (Ramirez & Burgoon, 2004; Tidwell & Walther, 2002). Als mensen FtF met elkaar communiceren wordt er gebruik gemaakt van het rijkste medium. Tijdens FtF communicatie hebben gespreksdeelnemers de mogelijkheid om audiovisuele, (non)verbale en contextuele cues over te brengen (e.g., Daft & Lengel, 1984; 1986; Tidwell & Walther, 2002; Ramirez & Burgoon, 2004).
10
Afhankelijk van het medium communiceren mensen met verbale en/of non-verbale cues. Tijdens chat zijn non-verbale cues afwezig en wordt er alleen gecommuniceerd via verbale cues zoals taal, de manier van schrijven of typen en de tijd die een persoon heeft om een bericht te maken (Tidwell & Walther, 2002; Walther & Parks, 2002). Door middel van non-verbale cues kan een persoon, naast de beschikbare verbale cues, een impressie vormen van de gesprekspartner (Archer, Akert, & Constanzo, 1993; Tong & Walther, 2012). Voorbeelden van non-verbale cues zijn onder andere gezichtsuitdrukkingen, oogcontact, lichaamshouding, fysiek contact, nabijheid, omgevingsfactoren en intonatie (Fiske, 1982). Afhankelijk van het medium word tijdens communicatie gecommuniceerd met verbale en/of non-verbale cues (Tidwell & Walther, 2002; Tong & Walther, 2012). De manier waarop via een medium gecommuniceerd kan worden is van invloed op de ontwikkeling van relaties via CMC. Omdat tijdens CMC non-verbale cues afwezig zijn, verloopt de impressievorming en relatieontwikkeling op een andere manier dan via FtF. Sommige onderzoekers bestempelen CMC dan ook als een relatief onpersoonlijke manier van communiceren (Daft & Lengel, 1984; Siegel, Dubrovsky, Kiesler, & McGuire, 1986). 2.3 Verschillen tussen relatievorming via FtF en CMC: twee tegenstrijdige perspectieven In de loop der jaren zijn er meerdere theorieën gebruikt om de effecten van online communicatie op relatievorming te verklaren. Deze theorieën zijn opgedeeld in twee tegenstrijdige perspectieven, namelijk het perspectief dat uitgaat van de beperkingen van het uitblijven van cues (cues filtered out) en het perspectief dat uitgaat van de voordelen van het uitblijven van cues (cues filtered in) (Walther, 1996). 2.3.1 Cues filtered out Het cues filtered out perspectief stelt dat mensen via CMC nooit het niveau van intimiteit kunnen bereiken zoals dat bereikt kan worden via FtF communicatie (Walther & Parks, 2002). Binnen dit perspectief zijn er twee theorieën die het meest gebruikt worden, namelijk Social Presence Theory (SPT; Short, Williams & Christie, 1976) en de Media Richness Theory (MRT; Daft & Lengel, 1984). De SPT stelt dat het effect van verminderde cues in CMC als nadelig wordt gezien voor de relatievorming (Ramirez & Zhang, 2007). De mate van social presence is namelijk afhankelijk van de bandbreedte van een medium (Short et al., 1976). De bandbreedte geeft het aantal cue systemen aan die door een medium tijdens communicatie overgebracht kunnen worden. FtF communicatie heeft een hoge bandbreedte,
11
waardoor men meer social presence ervaart. Een arm medium zoals chat heeft een lage bandbreedte, waardoor men minder social presence ervaart (Short et al., 1976). Een andere theorie die veel gebruikt wordt binnen het cues filtered out perspectief is de MRT. Deze theorie beschrijft een medium aan de hand van de mogelijkheid tot het reproduceren van informatie die over het medium gestuurd wordt (Daft & Lengel, 1984). Om persoonlijke informatie te delen met een ander is volgens MRT een rijk medium zoals FtF meer geschikt dan een arm medium zoals chat. Doordat mensen tijdens CMC minder social presence ervaren, wordt CMC in vergelijking met FtF communicatie door het cues filtered out perspectief als minder intiem bestempeld (Daft & Lengel, 1984). Kortom, het cues filtered out perspectief gaat uit van de beperkingen van CMC (Short et al., 1976). 2.3.2 Cues filtered in De social information processing (SIP) theorie betwist het cues filtered out perspectief (Walther, 1992). Het cues filtered in perspectief gaat uit van de mogelijkheden van CMC. SIP stelt dat CMC, ondanks de lage bandbreedte, zich wel degelijk kan ontwikkelen tot relationele communicatie die vergelijkbaar is aan FtF interactie. Door beperkte cues tijdens CMC zouden mensen juist meer persoonlijke informatie delen. Mensen gebruiken namelijk de beschikbare cues die wel aanwezig zijn en passen hun berichten aan het medium aan (Ramirez & Zhang, 2007). Doordat men tijdens CMC minder cues tot hun beschikking heeft, delen mensen juist meer informatie met elkaar waardoor het niveau van intimiteit verhoogd wordt. Daarnaast stelt het SIP dat de negatieve effecten die ontstaan door de beperkte communicatiekanalen, zoals voorspeld door het SPT, gelimiteerd zijn tot de beginstadia van impressie en relatievorming (Ramirez & Zhang, 2007). Doordat de uitwisseling van informatie langzamer verloopt hebben CMC relaties meer tijd nodig om zich te ontwikkelen tot een relatie die vergelijkbaar is aan FtF relaties (Walther, 1992; Ramirez & Zhang, 2007). Doordat er tijdens CMC beperkte cues aanwezig zijn wordt dit ervaren als een hoger niveau van aanwezigheid (Walther, 1996). Walther (1996) stelt dat tijdens het ontwikkelen van een relatie via CMC een hoger niveau van relationele communicatie bereikt kan worden in vergelijking tot FtF communicatie. Hierdoor is het hyperpersonal communication framework ontstaan.
12
2.3.2.1 Hyperpersonal communication framework Doordat tijdens CMC beperkte cues aanwezig zijn, worden de beschikbare cues overgewaardeerd. Het hyperpersonal communication framework van Walther (1996) stelt dat de combinatie van selectieve zelfpresentatie, kenmerken van het medium, ontvangers feedback en controleerbaarheid van een bericht zorgt voor een omgeving waarin een overgeïdealiseerd beeld van een persoon kan ontstaan (Ramirez & Zhang, 2007). Doordat tijdens de communicatie minder cues beschikbaar zijn, hechten mensen meer waarde aan de kenmerken die wel aanwezig zijn (Walther, 1996). Tijdens CMC is het fysieke uiterlijk van een persoon vaak niet zichtbaar omdat er alleen verbaal gecommuniceerd wordt. Hierdoor worden mensen in staat gesteld om een beeld van zichzelf te creëren (Walther, 1996). Dat wat mensen verbaal over zichzelf vertellen is makkelijker aan te passen dan de non-verbale eigenschappen van een persoon (Ekman & Friesen, 1969). De informatie die een persoon via CMC geeft over zichzelf is dus selectiever, beter te controleren door de zender en meer onderworpen aan zelfcensuur dan via FtF communicatie het geval zou zijn (Walther, 1996). 2.4 Zelfpresentatie tijdens communicatie Tijdens het communiceren selecteren mensen automatisch bepaalde kenmerken van zichzelf om beter over te komen op anderen. Goffman (1959) stelde dat mensen vooral bezorgd zijn over hoe anderen hen zien. Daardoor zijn ze meer gemotiveerd om zich op de juiste manier te gedragen zodat ze goedgezind en netjes overkomen op anderen. Hierdoor accentueren mensen bepaalde zaken en verbergen ze anderen (Goffman, 1959). Op een online datingsite stellen gebruikers een profiel van zichzelf op (Finkel et al., 2012). In een dergelijk profiel zijn vaak zaken opgenomen zoals leeftijd, hobby’s, religie, baan, woonplaats en interesses (Finkel et al., 2012). De informatie die gebruikers invullen op hun profiel hoeft niet geheel waarheidsgetrouw te zijn. Doordat mensen gebruik maken van selectieve zelfpresentatie proberen ze beter over te komen op hun gesprekspartner (e.g., Walther, 1992; Walther & Burgoon, 1992). Uit onderzoek blijkt dat wanneer mensen op zoek zijn naar een romantische partner ze vooral aspecten van zichzelf presenteren die gelijk zijn aan de waarden die gewaardeerd worden door de gesprekspartner (Ellison et al., 2006). Doordat mensen zich in een profiel zo strategisch mogelijk presenteren hopen ze bij een potentiele partner op te vallen (Finkel et al., 2012). Doordat mensen tijdens CMC visueel anoniem zijn, hebben ze meer controle over hun zelfbeeld en zijn ze opener en eerlijker over zichzelf dan dat ze FtF zouden zijn (Joinson, 2001). Er zijn een aantal voordelen aan op tekstgebaseerde CMC, zoals chat, die kunnen
13
leiden tot een optimale zelfpresentatie. Het eerste voordeel van CMC ten opzichte van FtF communicatie is dat CMC controleerbaarder is door de zender. Mensen communiceren tijdens CMC namelijk vaak via een toetsenbord. Hierdoor hebben ze de mogelijkheid om teksten aan te passen, opnieuw te beginnen en eventueel weg te gooien. Dit zijn aspecten die tijdens een FtF gesprek niet mogelijk zijn (Walther, 2007). Een tweede voordeel van CMC ten opzichte van FtF communicatie is dat mensen tijdens CMC de tijd kunnen nemen om een bericht te schrijven en te verzenden (Walther, 2007). Het is hierbij van belang dat mensen niet te lang de tijd nemen om een stuk te schrijven. Het is namelijk zo dat bij bepaalde media de gesprekspartner kan zien of de ander aan het typen is (zoals bij Whatsapp of Messenger). Een derde voordeel van CMC ten opzichte van FtF communicatie is dat de zender een bericht kan schrijven in fysieke isolatie waardoor ongewilde non-verbale cues verbloemd worden (Walther, 2007). Een vierde voordeel van CMC is dat de cognitieve processen die tijdens FtF communicatie worden gebruikt om de non-verbale cues van de ander te lezen tijdens CMC gebruikt worden om een bericht samen te stellen (Walther, 2007). Bijvoorbeeld wanneer mensen offline communiceren en de gesprekspartner lijkt afgeleid, dan kan dit een vervelend gevoel veroorzaken (Walther, 2007). Tijdens online communicatie krijgt de gesprekspartner doorgaans minder mee van eventuele afleidingen. Deze aspecten van CMC zorgen ervoor dat de beperkte cues die beschikbaar zijn bij kunnen dragen aan een optimale zelfpresentatie (Walther, 2007). Dit zorgt ervoor dat mensen tijdens CMC op een andere manier overkomen op hun gesprekspartner dan FtF het geval zou zijn. 2.5 Impressievorming tijdens communicatie Omdat mensen tijdens communicatie zichzelf zo strategisch mogelijk presenteren, zorgt dit ervoor dat de impressie van een persoon anders kan zijn dan in werkelijkheid het geval is. Mensen vormen namelijk op basis van de beschikbare informatie een impressie van een gesprekspartner. Tijdens CMC over-attribueren personen aspecten van hun gesprekspartner omdat ze alleen de informatie tot hun beschikking hebben die op een profiel getoond worden (Walther, 1996). Op basis van impressies (spellingsfouten, typografische fouten of teveel punctuatie) wordt van de gesprekspartner een stereotypisch beeld gevormd. Het Social Identity of Deindividuation (SIDE) model stelt dat door de afwezigheid van non-verbale cues tijdens CMC, zoals persoonlijke kennis over een persoon, er te veel waarde wordt gehecht aan de aanwezige sociale cues of persoonlijkheidskenmerken (Lea & Spears, 1995). Mensen overwaarderen deze minimale cues meer als ze de ander niet kunnen zien, zoals in CMC (Walther, 1996). Als een persoon hoort dat de gesprekspartner ook uit Eindhoven komt dan
14
zorgt dit ervoor dat de personen een grotere gelijkenis hebben en daardoor vinden ze elkaar leuker. Op het moment dat de gespreksdeelnemers niet in dezelfde ruimte zijn, wordt dit gevoel van gelijkheid (allebei uit Eindhoven) als sterker ervaren en wordt er meer waarde aan gehecht (Walther, 1996). Uit de literatuur blijkt dat er weinig onderzoek heeft plaatsgevonden naar het effect van het medium tijdens CMC op de sociale, romantische, fysieke en seksuele aantrekkelijkheid. Er is echter al wel onderzoek gedaan naar het effect van online kennismaking op vriendschapsvorming (Antheunis et al., 2007; Antheunis et al., 2012; Tidwell & Walther, 2002). Uit onderzoek komt naar voren dat mensen meer directe vragen stellen tijdens CMC en daardoor meer over zichzelf uiten in vergelijking met FtF communicatie (Antheunis et al., 2007; Tidwell & Walther, 2002). Doordat mensen meer directe vragen stellen en meer over zichzelf uiten vinden ze elkaar sociaal aantrekkelijker (Antheunis et al., 2007). Daarom is de eerste hypothese opgesteld. H1 : Na een eerste ontmoeting via chat is de a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid hoger dan via Skype. Wanneer mensen elkaar online hebben ontmoet en elkaar daarna offline beter willen leren kennen, kan het zijn dat de gesprekspartner niet voldoet aan het gecreëerde beeld van die persoon. Dit komt doordat, naast de genoemde aspecten van CMC, mensen zelf de ontbrekende informatie over de gesprekspartner invullen. Op basis van de beschikbare informatie worden verwachtingen gekweekt over de gesprekspartner. Op deze manier wordt een over-geïdealiseerd beeld gevormd van hoe de gesprekspartner in de werkelijkheid zou kunnen zijn (Ramirez & Zhang, 2007). In sommige gevallen kan de gesprekspartner hier echter niet aan voldoen. Door middel van een offline ontmoeting kunnen de personen controleren of het online beeld, dat van de gesprekspartner gecreëerd is, waarheidsgetrouw is. Naarmate een offline ontmoeting uitblijft, wordt het steeds moeilijker om een overgeïdealiseerd beeld bij te stellen (Ramirez & Zhang, 2007). In het verleden heeft er weinig onderzoek plaatsgevonden naar wat er gebeurd met het gevormde
beeld
van
de
gesprekspartner
wanneer
er
gewisseld
wordt
van
communicatiekanaal. Bijvoorbeeld wanneer mensen in de tweede fase van een relatie elkaar offline gaan ontmoeten nadat ze elkaar online hebben leren kennen. Doordat mensen via CMC een beperkte hoeveelheid cues tot hun beschikking hebben, worden die beschikbare
15
cues selectiever en positiever geïnterpreteerd. Dit zorgt ervoor dat er van een persoon een over-geïdealiseerde impressie wordt gevormd (Walther, 1996). Uit onderzoek van Ramirez en Zhang (2007) blijkt dat wanneer mensen met elkaar chatten ze elkaar sociaal aantrekkelijker vinden in vergelijking met andere condities. Wanneer de participanten elkaar vervolgens FtF ontmoetten, werd de persoon als minder sociaal aantrekkelijk bevonden. Dit fenomeen zou verklaard kunnen worden door het hyperpersonal communication framework (Walther, 1996; 2007). Als mensen minder cues tot hun beschikking hebben, zoals tijdens chat, dan wordt er een positiever beeld van de gesprekspartner gevormd dan wanneer er meer cues aanwezig zijn, zoals tijdens Skype. Hierdoor zou verwacht kunnen worden dat wanneer mensen elkaar via Skype ontmoeten ze een beeld van de gesprekspartner vormen die meer overeen komt met de werkelijkheid. Wanneer mensen elkaar via chat ontmoeten, zal het beeld van de gesprekspartner minder overeenkomen met de werkelijkheid. Gebaseerd op bovenstaande is de tweede hypothese opgesteld. H2: Als een eerste ontmoeting via chat gevolgd wordt door een FtF ontmoeting dan zal de mate van a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid naar beneden gaan en wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype ontmoeting dan zal de mate van a), b), c) en d) gelijk blijven.
16
3. Methode 3.1 Participanten Aan het onderzoek hebben 179 cross-sex paren deelgenomen. Deze cross-sex paren hebben met elkaar gecommuniceerd via chat (N = 94) of via Skype (N = 85). De deelnemers aan het onderzoek hadden een leeftijd tussen de 18 en 27 jaar oud (M = 21.54, SD = 2.52). Via flyers, social media en de proefpersonenpool van Communicatie- en Informatiewetenschappen (CIW) zijn de deelnemers geworven voor het onderzoek. Vervolgens gaven de deelnemers via een website een voorkeur aan voor een van de vier speeddate sessies. Per sessie was er plaats voor vijf mannen en vijf vrouwen. Hierbij is geprobeerd om zo min mogelijk participanten van ofwel dezelfde studie ofwel bekenden van elkaar in dezelfde sessie te plaatsen. Tijdens het experiment bleek echter dat vijf paren elkaar al kenden en deze zijn vervolgens uit de database verwijderd. Het daadwerkelijke experiment bestond uit twee delen, waardoor iedere participant tien ontmoetingen had. In het eerste deel van het experiment had de participant vijf CMC ontmoetingen, via chat ofwel Skype, met vijf verschillende gesprekspartners van de andere sekse. Een vrouw ontmoette in vijf rondes dus vijf verschillende mannen. In het tweede deel van het experiment had de participant in dezelfde volgorde vijf FtF ontmoetingen met dezelfde vijf personen. Op deze manier zijn er unieke paren gevormd van één man en één vrouw. 3.2 Procedure Het onderzoek was opgezet als een speeddating event. Dit om ervoor te zorgen dat het experiment in een natuurlijke setting plaats zou vinden. Participanten konden zich via een website in schrijven voor een van de vier speeddating sessies. Op deze website diende de participant een pre-vragenlijst in te vullen. Op basis daarvan waren de participanten ingedeeld in de verschillende sessies. De participanten in de eerste twee sessies hadden een eerste ontmoeting via chat. In deze conditie konden de participanten alleen communiceren met elkaar door te typen. De participanten in de laatste twee sessies hadden een eerste ontmoeting via Skype. In deze conditie konden de participanten praten met elkaar door middel van een koptelefoon met microfoon en was de gesprekspartner te zien via een webcam. De tweede ontmoeting vond in beide condities FtF plaats. Voor beide CMC condities werd het programma Skype gebruikt. Hiervoor zijn tien Skype accounts aangemaakt, vijf voor de vrouwelijke participanten en vijf voor de mannelijke
17
participanten. Deze accounts werden bij elke speeddate sessie gebruikt. Om de anonimiteit van de participanten te waarborgen werd na elke sessie de berichtgeschiedenis verwijderd. Op de dag van de speeddate moesten de vrouwen zich vijf minuten voor aanvang van het experiment melden in een lokaal. De mannen dienden zich rond dezelfde tijd te melden bij een ander lokaal. Hierbij was het doel dat de participanten elkaar niet zouden zien. In deze lokalen werd uitgelegd wat er van de participant verwacht werd en hoe het evenement was opgebouwd. Zo werd er onder andere verteld dat de speeddate sessie zou bestaan uit twee delen van elk vijf ontmoetingen. Daarbij werd verteld dat elke ontmoeting, via CMC en FtF, drie minuten zou duren. Op deze manier is ervoor gezorgd dat de participanten een beeld kregen van de opbouw van het experiment. Na de uitleg van de experimentleider kreeg elke participant een uniek nummer die gekoppeld was aan een computer. Bij elke computer bevond zich een pakket met papieren. Allereerst dienden de participanten het consentformulier in te vullen om toestemming te geven voor het gebruik van de data. Naast het consentformulier lag een papier met daarop een korte uitleg over het onderzoek en de volgorde waarin de participant de gesprekspartners zou gaan spreken. Op deze manier werd ervoor gezorgd dat in de vijf rondes alle vrouwen en alle mannen elkaar te spreken kregen. In het pakket met papieren zaten nog vijf vragenlijsten die ingevuld dienden te worden na de vijf gesprekken. De vragenlijst voor de CMC ontmoeting bestond voor beide condities uit twaalf items. Deze vragenlijst is opgenomen in de appendix (Appendix I). Op de vragenlijst stond naast het unieke nummer van de participant het nummer van het gesprek genoteerd. Nadat de participant gesprek 1 had gevoerd diende vragenlijst 1 ingevuld te worden. Zodra de participanten klaar waren met het invullen van de vragenlijst haalden de experimentleiders de vragenlijsten op zodat de antwoorden niet meer aangepast konden worden. Na de vijfde CMC ontmoeting werden de mannelijke en vrouwelijke participanten naar een gezamenlijk lokaal geleid. Door het gebruik van de unieke nummers werd aangegeven op welke plaats de participanten moesten gaan zitten. Dit werd gedaan omdat de FtF ontmoetingen in dezelfde volgorde als de CMC ontmoetingen moesten verlopen. Door middel van scheidingswanden waren aparte cabines gecreëerd zodat de participanten wat privacy hadden en ze niet afgeleid zouden worden. De vragenlijst voor de FtF ontmoeting bestond uit dertien items. Dit was op een vraag na dezelfde vragenlijst als bij de CMC ontmoeting. Deze vragenlijst is opgenomen in de appendix (Appendix II). Nadat de participant weer drie minuten met een gesprekspartner had gesproken, diende de juiste vragenlijst ingevuld te worden.
18
Zodra alle participanten de vragenlijsten in hadden gevuld, werden ze door de experimentleiders bedankt voor hun komst. Tevens werd verteld dat de mensen die een match hadden de volgende dag een mail zouden ontvangen met de contactgegevens van deze persoon of personen. 3.3 Instrumentatie Sociale aantrekkelijkheid. In de vragenlijst waren drie items opgenomen die de sociale aantrekkelijkheid van de gesprekspartner moesten meten, namelijk: “Ik denk dat mijn gesprekspartner een vriend van me zou kunnen zijn”, “Ik zou met mijn gesprekspartner een leuk gesprek willen hebben” en “Ik denk dat mijn gesprekspartner en ik nooit vrienden zouden kunnen zijn”. De participant diende op deze items antwoord te geven op een 7puntsschaal lopend van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 7 (helemaal mee eens). Deze items voor sociale aantrekkelijkheid zijn naar het Nederlands vertaald vanuit de Interpersonal Attraction Scale van McCroskey en McCain (1974). Over deze drie items is een factoranalyse uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren kwam dat de drie items als één factor voor sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 65%). Uit de betrouwbaarheidsanalyse kwam echter naar voren dat de betrouwbaarheid van deze schaal duidelijk hoger werd als het item “Ik denk dat mijn gesprekspartner en ik nooit vrienden zouden kunnen zijn” verwijderd werd. Dit is gedaan en dat leverde een Cronbach’s alpha op van .83 (M = 4.63, SD = 1.38) voor sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting. De overige twee items werden in het onderzoek als één factor voor sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting gebruikt (verklaarde variantie van 85%). Uit de factoranalyse voor de twee items mag geconcludeerd worden dat de twee items ook als één factor voor sociale aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 87%). De betrouwbaarheidsanalyse van de twee items resulteerde in een Cronbach’s alpha van .86 (M = 4.45, SD = 1.40). Romantische aantrekkelijkheid. Om de romantische aantrekkelijkheid van de gesprekspartner te meten, waren er drie items opgenomen in de vragenlijst. Deze items waren: “Ik zou graag met deze persoon een relatie willen hebben” (Campbell, 1999), “Ik zou graag met deze persoon uit willen gaan” (Campbell, 1999) en “Ik ben in romantische zin geïnteresseerd in mijn gesprekspartner”(Finkel & Eastwick, 2008). De participant diende antwoord te geven op deze items op een 7-puntsschaal lopend van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 7 (helemaal mee eens). Over de drie items voor romantische aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting is een factoranalyse uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat de drie
19
items als één factor voor romantische aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 85%). De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in een Cronbach’s alpha van .91 (M = 3.12, SD = 1.41). Uit de factoranalyse kwam naar voren dat de drie items voor romantische aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting als één factor gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 82%). De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in een Cronbach’s alpha van .88 (M = 2.80, SD = 1.35). Fysieke aantrekkelijkheid. Er waren drie items in de vragenlijst opgenomen om de fysieke aantrekkelijkheid van de gesprekspartner te meten. De items waren gebaseerd op de Interpersonal Attraction Scale van McCroskey en McCain (1974): “Ik vind mijn gesprekspartner knap”, “Ik voel me aangetrokken tot mijn gesprekspartner” en “Ik vind mijn gesprekspartner aantrekkelijk”. Participanten dienden op deze items antwoord te geven op een 7-puntsschaal lopend van 1 (helemaal mee oneens) tot en met 7 (helemaal mee eens). Er is een factoranalyse uitgevoerd over de drie items waaruit bleek dat de items als één factor voor fysieke aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 87%). De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in een Cronbach’s alpha van .92 (M = 3.90, SD = 1.32). Uit de factoranalyse voor de drie items bleek dat de drie items als één factor voor fysieke aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting gebruikt mocht worden (verklaarde variantie van 91%). De betrouwbaarheidsanalyse resulteerde in een Cronbach’s alpha van .95 (M = 3.51, SD = 1.42). Seksuele aantrekkelijkheid. In de vragenlijst was het item “Ik zou graag seks met deze persoon willen hebben” opgenomen om de seksuele aantrekkelijkheid te meten (Townsend & Levy, 1990). De participanten dienden antwoord te geven op een 7-puntsschaal lopend van 1 (helemaal mee oneens) tot 7 (helemaal mee eens). Met dit item is de seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 2.75, SD = 1.59) en na de tweede ontmoeting (M = 2.38, SD = 1.46) gemeten.
20
4. Resultaten Om inzicht te krijgen in de data, zijn als eerste correlaties tussen de variabelen berekend (zie tabel 1). Hieruit valt op te maken dat er een verband wordt gevonden op de scores na eerste ontmoeting op sociale aantrekkelijkheid en de conditie. Dit resultaat blijft bestaan na de tweede ontmoeting die FtF verloopt. Tevens blijkt dat er een negatief verband bestaat tussen het geslacht van de participant en de seksuele aantrekkelijkheid van de gesprekspartner na de eerste ontmoeting. Dit negatieve verband blijft bestaan na de FtF ontmoeting. Tabel 1 Correlatie tabel van alle variabelen die in deze studie zijn gemeten en onderzocht
Variabelen 1. Sociale aantrekkelijkheid T1 2. Fysieke aantrekkelijkheid T1 3. Romantische aantrekkelijkheid T1 4. Seksuele Aantrekkelijkheid T1 5. Sociale aantrekkelijkheid T2 6. Fysieke aantrekkelijkheid T2 7. Romantische aantrekkelijkheid T2 8. Seksuele aantrekkelijkheid T2 Communicatie conditie
1.
Geslacht
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
.64**
.62**
.83**
.46**
.74**
.81**
.71**
.48**
.48**
.40**
.58**
.68**
.66**
.62**
.75**
.51**
.65**
.77**
.65**
.67**
.85**
.36**
.54**
.61**
.73**
.50**
.77**
.80**
-.21**
.03
-.10
.05
-.23**
-.04
-.08
.09
-.08
-.17*
-.15*
-.34**
-.13
-.16*
-.15*
-.28**
Noot: * p < .05, ** p < .01; Communicatie conditie: 1=chat, 2=Skype; Geslacht: 1=man, 2= vrouw.
4.1 Hypothese 1: indruk na een online ontmoeting De eerste hypothese stelde dat na een eerste ontmoeting via chat de a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid hoger is dan na een ontmoeting via Skype. Om deze hypotheses te kunnen beantwoorden, wordt gebruik gemaakt van een one-way ANOVA toets. Uit de resultaten van de one-way ANOVA toets blijkt dat er een verschil is tussen de scores op sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en de communicatie conditie (chat vs. Skype), F(1, 178) = 7.89, p = .006, η² = .042. De resultaten laten zien dat de scores op sociale aantrekkelijkheid na een chatgesprek (M = 4.90, SD = 1.16) significant hoger zijn dan na een Skype gesprek (M = 4.34, SD = 1.54). Er is echter geen verschil gevonden tussen de
21
communicatie
conditie
en
de
variabelen
romantische
aantrekkelijkheid,
fysieke
aantrekkelijkheid en seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting. Uit de resultaten komt namelijk naar voren dat mensen elkaar in de chat conditie niet romantisch aantrekkelijker vonden dan de participanten in de Skype conditie, F(1, 178) = 1.91, p = .17. Daarnaast vonden de participanten in de chat conditie elkaar niet fysiek aantrekkelijker dan de participanten in de Skype conditie, F(1, 175) = 0.15, p = .70. Tevens blijkt uit de resultaten dat de participanten in de Skype conditie elkaar niet seksueel aantrekkelijker vonden dan de participanten in de chat conditie, F(1, 178) = 0.50, p = .48. In tabel 2 zijn de resultaten, gemiddeldes en standaarddeviaties van de verschillende vormen van aantrekkelijkheid weergegeven. Deze resultaten bevestigen H1a, maar verwerpen H1b, H1c en H1d. Tabel 2 Gemiddeldes (SD) van de scores per conditie op de verschillende soorten aantrekkelijkheid en significantie na de eerste ontmoeting (T1)
Conditie
Chat - FtF
Skype – FtF
Significantie
Variabelen
Means
N
Means
N
Sociale aantrekkelijkheid op T1
4.90 (1.16)
94
4.34 (1.54)
86
.006**
Romantische aantrekkelijkheid op T1
3.26 (1.37)
94
2.97 (1.45)
86
.17
Fysieke aantrekkelijkheid op T1
3.87 (1.19)
93
3.94 (1.46)
84
.70
Seksuele aantrekkelijkheid op T1
2.67 (1.53)
94
2.84 (1.65)
86
.48
4.2 Hypothese 2: indruk na een FtF ontmoeting De tweede hypothese stelde dat als een eerste ontmoeting via chat gevolgd wordt door een FtF ontmoeting dat de mate van a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid naar beneden gaat en wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype ontmoeting dat de mate van a), b), c) en d) gelijk zal blijven. Allereerst is er een one-way ANOVA toets uitgevoerd om significantie te toetsen tussen de onafhankelijke variabelen, namelijk de communicatie conditie (chat vs. Skype) en de afhankelijke variabelen (a, b, c en d). Voor de afhankelijke variabelen sociale, romantische, fysieke en seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting zijn twee one-way ANOVA toetsen uitgevoerd. Uit de resultaten van de one-way ANOVA toets blijkt dat er een verschil is tussen de communicatie conditie en sociale aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting. Wanneer een FtF ontmoeting volgt op een chat ontmoeting (M = 4.76, SD = 1.25) vinden mensen elkaar sociaal aantrekkelijker dan wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype ontmoeting (M = 4.12, SD = 1.49), F(1, 178) = 9.65, p = .002, η² = .051.
22
Uit de one-way ANOVA toets werden verder geen verschillen gevonden tussen de communicatieconditie en de variabelen romantische, fysieke en seksuele aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting. Als een FtF ontmoeting volgt op een chat ontmoeting vinden mensen elkaar niet romantisch aantrekkelijker dan wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype gesprek, F(1, 177) = 1.15, p = .285. Wanneer mensen een FtF ontmoeting hebben die is voorafgegaan door een ontmoeting via chat vinden mensen elkaar niet fysiek aantrekkelijker dan wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype ontmoeting, F(1, 176) = 0.29, p = .590. Op het moment dat een FtF ontmoeting volgt op een Skype gesprek vinden mensen elkaar niet seksueel aantrekkelijker dan wanneer een FtF ontmoeting volgt op een chat gesprek, F(1, 178) = 1.39, p = .240. In tabel 3 zijn de gemiddelde scores en standaarddeviaties van de afhankelijke variabelen (a, b, c en d) na de eerste (T1) en na de tweede (T2) ontmoeting weergegeven. Tabel 3 Gemiddeldes (SD) per conditie van de verschillende soorten aantrekkelijkheid en significantie na de eerste ontmoeting (T1) en na de tweede ontmoeting (T2)
Conditie
Chat - FtF
Skype - FtF
Significantie
Variabelen
Means
N
Means
N
Sociale aantrekkelijkheid op T1
4.90 (1.16)
94
4.34 (1.54)
86
.006**
Sociale aantrekkelijkheid op T2
4.76 (1.25)
94
4.12 (1.49)
86
.002**
Romantische aantrekkelijkheid op T1
3.26 (1.37)
94
2.97 (1.45)
86
.17
Romantische aantrekkelijkheid op T2
2.91 (1.31)
93
2.69 (1.40)
86
.29
Fysieke aantrekkelijkheid op T1
3.87 (1.19)
93
3.94 (1.46)
84
.70
Fysieke aantrekkelijkheid op T2
3.57 (1.28)
93
3.45 (1.56)
85
.59
Seksuele aantrekkelijkheid op T1
2.67 (1.53)
94
2.84 (1.65)
86
.48
Seksuele aantrekkelijkheid op T2
2.26 (1.29)
94
2.51 (1.62)
86
.24
Vervolgens is er een paired samples t-test uitgevoerd om te toetsen of er significantie bestaat tussen de eerste en tweede ontmoeting en de variabelen voor aantrekkelijkheid (a, b, c en d) afgezien van de condities. Hieruit blijkt dat er een verschil is tussen sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 4.63, SD = 1.38) en na de tweede ontmoeting (M = 4.45, SD = 1.40), t(179) = 2.28, p < .025, effectconsistentie = 58%. Uit de paired samples t-test blijkt dat er een verschil is tussen romantische aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 3.12, SD = 1.41) en na de tweede ontmoeting (M = 2.80, SD = 1.35), t(178) = 4.55, p < .001, effectconsistentie = 62%. Daarnaast blijkt uit de paired samples t-test dat er een verschil is tussen fysieke aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 3.91, SD = 1.31) en na de tweede ontmoeting (M = 3.51, SD = 1.42), t(174) = 4.88, p < .001, effectconsistentie
23
= 64%. Tevens blijkt uit de paired samples t-test blijkt dat er een significant verschil is tussen seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 2.75, SD = 1.59) en na de tweede ontmoeting (M = 2.38, SD = 1.46), t(179) = 4.42, p < .001, effectconsistentie = 60%. De gemiddelde scores van de variabelen na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting en de resultaten van de paired samples t-test staan weergegeven in tabel 4. Tabel 4 Gemiddeldes (SD) van de scores op aantrekkelijkheid na de eerste (T1) en na de tweede ontmoeting (T2) en significantie
Time 1
Time 2
Significantie
Variabelen
Means
N
Means
N
Sociale aantrekkelijkheid
4.63 (1.38)
180
4.45 (1.40)
180
.024*
Romantische aantrekkelijkheid
3.12 (1.41)
179
2.80 (1.35)
179
.000**
Fysieke aantrekkelijkheid
3.91 (1.31)
175
3.51 (1.42)
175
.000**
Seksuele aantrekkelijkheid
2.75 (1.59)
180
2.38 (1.46)
180
.000**
Daaropvolgend is het data bestand gesplitst op basis van conditie. Hierdoor werd door middel van de paired samples t-test de scores op aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting apart uitgerekend voor beide condities. Hieruit blijkt dat voor de participanten in de chat conditie er geen verschil is tussen de sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 4.90, SD = 1.16) en na de tweede ontmoeting (M = 4.76, SD = 1.25), t(93) = 1.35, p = .18. Voor de variabele romantische aantrekkelijkheid geldt dat er een verschil is tussen de eerste ontmoeting (M = 3.27, SD = 1.37) en na de tweede ontmoeting (M = 2.91, SD = 1.31), t(92) = 3.44, p < .005, effectconsistentie = 61.3 %. Uit de resultaten van de participanten in chat conditie blijkt dat er een verschil is tussen fysieke aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 3.86, SD = 1.20) en na de tweede ontmoeting (M = 3.57, SD = 1.29), t(91) = 2.37, p < .025, effectconsistentie = 62.0%. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat er een verschil is tussen seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 2.67, SD = 1.54) en na de tweede ontmoeting (M = 2.26, SD = 1.29), t(93) = 3.20, p < .005, effectconsistentie = 57.0 %. De resultaten van de variabelen in de chat conditie zijn weergegeven in tabel 5.
24
Tabel 5 Gemiddeldes (SD) van de scores op aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (T1) en na de tweede ontmoeting (T2) van de participanten in de chat conditie en significantie
Time 1
Time 2
Significantie
Variabelen
Means
N
Means
N
Sociale aantrekkelijkheid
4.90 (1.16)
94
4.76 (1.25)
94
.180
Romantische aantrekkelijkheid
3.27 (1.37)
93
2.91 (1.31)
93
.001**
Fysieke aantrekkelijkheid
3.86 (1.20)
92
3.57 (1.29)
92
.020*
Seksuele aantrekkelijkheid op
2.67 (1.53)
94
2.26 (1.29)
94
.002**
De volgende resultaten zijn verkregen door middel van de paired samples t-test op aantrekkelijkheid na de eerste en na de tweede ontmoeting voor de communicatie conditie Skype. Hieruit blijkt dat er geen verschil is tussen sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 4.34, SD = 1.54) en na de tweede ontmoeting (M = 4.12, SD = 1.49), t(85) = 1.88, p = .06. Uit de resultaten blijkt dat er verschil is tussen romantische aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 2.97, SD = 1.45) en romantische aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting (M = 2.69, S = 1.40), t(85) = 2.96, p < .005, effectconsistentie = 62.2%. Daarnaast blijkt dat er een verschil is tussen fysieke aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 3.98, SD = 1.44) en fysieke aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting (M = 3.44, SD = 1.56), t(82)= 4.89, p < .001, effectconsistentie = 66.3%. Tevens blijkt uit de resultaten dat er verschil is tussen seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (M = 2.84, SD = 1.65) en seksuele aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting (M = 2.51, SD = 1.62), t(85) = 3.10, p < .005, effectconsistentie = 59.9%. De resultaten van de participanten in de Skype conditie op aantrekkelijkheid na de eerste en na de tweede ontmoeting zijn weergegeven in tabel 6. Tabel 6 Gemiddeldes (SD) van de scores op aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting (T1) en na de tweede ontmoeting (T2) van de participanten in de Skype conditie en significantie
Time 1
Time 2
Significantie
Variabelen
Means
N
Means
N
Sociale aantrekkelijkheid
4.34 (1.54)
86
4.12 (1.49)
86
.064
Romantische aantrekkelijkheid
2.97 (1.45)
86
2.69 (1.40)
86
.004**
Fysieke aantrekkelijkheid
3.98 (1.44)
83
3.44 (1.56)
83
.000**
Seksuele aantrekkelijkheid op
2.84 (1.65)
86
2.51 (1.62)
86
.003**
Tot slot is door middel van een repeated measures ANOVA getoetst of er significantie bestaat tussen de communicatieconditie en de afhankelijke variabelen na de eerste en na de tweede ontmoeting. Uit de Wilks’ Lambda blijkt dat er geen effect is aangetoond van de communicatie conditie op sociale aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en sociale
25
aantrekkelijkheid na de tweede ontmoeting, F(1, 178) = .173, p = .678 (zie tabel 3 voor gemiddelde scores). Daarnaast blijkt uit de Wilks’ Lambda dat er geen effect is van de communicatie conditie op romantische aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoetingen, F(1, 117) = .351, p = .554 (zie tabel 3 voor gemiddelde scores). Tevens blijkt uit de Wilks’ Lambda dat er geen effect is van communicatie conditie op fysieke aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting, F(1, 173) = 2.08, p = .15. Uit de Wilks’ Lambda blijkt dat er ook geen effect is van de communicatie conditie op seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting, F(1, 178) = .280, p = .60. Gebaseerd op de resultaten mag H2a aangenomen worden, maar moeten H2b, H2c en H2d verworpen worden.
26
5. Discussie Het doel van deze studie was om te onderzoeken wat het effect van cues zijn in online communicatie op romantische aantrekkelijkheid en of het hyperpersonal effect blijft bestaan na een face-to-face ontmoeting of dat deze wegvalt. Om dit doel te kunnen beantwoorden zijn twee hypothesen opgesteld met ieder vier subhypothesen. De eerste hypothese stelde dat na een eerste ontmoeting via chat de a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid hoger is dan via Skype. Deze eerste hypothese kan deels bevestigd worden. Uit de resultaten blijkt namelijk dat er een verschil is tussen sociale aantrekkelijkheid van de gesprekspartner na een ontmoeting via chat in vergelijking met een ontmoeting via Skype. De participanten in de chat conditie vonden hun gesprekspartner sociaal aantrekkelijker dan de participanten in de Skype conditie. Met andere woorden, de mensen vonden elkaar aardiger als ze elkaar via chat hadden ontmoet in vergelijking met de mensen die elkaar via Skype hadden ontmoet. Eerdere onderzoeken over het hyperpersonal effect laten tevens zien dat mensen elkaar aardiger vinden in tekstuele CMC dan in een cue rijkere CMC (Walther, 2007; Ramirez & Zhang, 2007; Antheunis et al., 2007; Ramirez & Wang, 2008). Uit huidig onderzoek mag geconcludeerd worden dat, in lijn met studies naar vriendschapsvorming, mensen elkaar in romantische relatievorming ook aardiger vinden in een chat conditie dan in een Skype conditie. Daarnaast kwamen uit de resultaten geen verschillen naar voren tussen de ontmoeting via chat of via Skype op romantische aantrekkelijkheid, fysieke aantrekkelijkheid en seksuele aantrekkelijkheid. Een verklaring voor de gevonden resultaten zou kunnen zijn dat een relatie pas kan starten als mensen elkaar aardig vinden. Gebaseerd op deze verklaring is het niet vreemd dat er wel verschillen zijn gevonden voor sociale aantrekkelijkheid en dat er geen verschillen zijn gevonden tussen de overige variabelen. Aspecten zoals romantische en seksuele aantrekkelijkheid hebben voor een persoon waarschijnlijk meer tijd nodig om te groeien. Het aspect fysieke aantrekkelijkheid is overigens een afwijkend onderdeel in deze studie omdat de participanten in de chat conditie de gesprekspartner niet konden zien zoals de participanten in de Skype conditie dat wel konden. De tweede hypothese stelde dat als een eerste ontmoeting via chat gevolgd wordt door een FtF ontmoeting de mate van a) sociale aantrekkelijkheid, b) romantische aantrekkelijkheid, c) fysieke aantrekkelijkheid en d) seksuele aantrekkelijkheid naar beneden zal gaan, terwijl wanneer een FtF ontmoeting volgt op een Skype ontmoeting de mate van a),
27
b), c) en d) gelijk zal blijven. Uit de resultaten blijkt dat participanten die elkaar eerst via chat hadden gesproken elkaar sociaal aantrekkelijker vonden na een FtF ontmoeting dan participanten die elkaar ontmoet hadden via Skype. Het hyperpersonal effect blijft bestaan na een tweede ontmoeting. Hieruit blijkt dat mensen elkaar aardiger vinden wanneer ze elkaar ontmoet hebben in tekstuele CMC dan in cue rijkere CMC (Walther, 2007; Ramirez & Zhang, 2007; Antheunis et al., 2007; Ramirez & Wang, 2008). Dit resultaat levert bewijs dat het hyperpersonal effect blijft bestaan na een tweede ontmoeting. In tegenstelling tot de verwachting bleek dat er geen verschil is tussen CMC en FtF voor de variabelen romantische aantrekkelijkheid, fysieke aantrekkelijkheid en seksuele aantrekkelijk op de communicatie condities. Een verklaring voor deze resultaten is dat mensen elkaar eerst aardig moeten vinden om te willen starten met het ontwikkelen van een relatie. De sociale aantrekkelijkheid van een persoon wordt namelijk gebaseerd op de eerste impressie van die persoon. Om ervoor te zorgen dat mensen elkaar romantisch en seksueel aantrekkelijk vinden is waarschijnlijk meer tijd nodig dan om een persoon sociaal aantrekkelijk te vinden. Opvallend was verder dat alle vormen van aantrekkelijkheid na het tweede gesprek afnamen. Uit de resultaten kwam naar voren dat er een verschil is tussen sociale, romantische, fysieke en seksuele aantrekkelijkheid na de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting. Hierbij zijn de condities echter buiten beschouwing gehouden. Dus los van de conditie vonden de mensen elkaar aantrekkelijker na het eerste gesprek dan na het tweede gesprek. Dit suggereert dat FtF contact een negatief effect heeft op de mate van aantrekkelijkheid ten opzichte van de eerdere CMC interacties. Hiermee is het hyperpersonal communication framework van Walther (1996) bevestigd. Mensen hadden namelijk na de CMC ontmoeting een positiever beeld van de gesprekspartner dan na de FtF ontmoeting. 5.1 Theoretische en praktische implicaties Deze studie heeft enkele implicaties voor theorie en voor de praktijk opgeleverd. Ten eerste is er bewijs gevonden dat er in een dating context ook sprake is van een hyperpersonal effect. Het hyperpersonal communication framework stelt dat wanneer mensen weinig non-verbale cues tot hun beschikking hebben ze een positiever beeld van de gesprekspartner vormen (Walther, 2007). Doordat mensen via CMC maar een beperkte hoeveelheid cues tot hun beschikking hebben, wordt de beschikbare informatie selectiever en positiever geïnterpreteerd (Walther, 1996). Mensen presenteren de persoon die ze willen zijn en voelen zich daardoor ongeremd om persoonlijke informatie te delen (Walther, 2007; Bargh, 2002). Studies uit het
28
verleden hebben aangetoond dat er bij vriendschapsvorming een hyperpersonal effect bestaat (Tidwell & Walther, 2002; Antheunis et al., 2007). Huidig onderzoek heeft aangetoond dat er ook een hyperpersonal effect bij romantische relatievorming. Uit huidig onderzoek blijkt dat Skype nog steeds een vorm van communicatie is waarbij reduced cues aanwezig zijn. Dit wil zeggen dat mensen tijdens een Skype gesprek niet alle cues tot hun beschikking hebben, die via een FtF gesprek wel aanwezig zijn. Uit de resultaten blijkt namelijk dat mensen elkaar sociaal aantrekkelijker vonden na een chat ontmoeting in vergelijking met een Skype ontmoeting. Daarnaast bleek dat nadat de participanten elkaar FtF hadden ontmoet, ze elkaar minder sociaal aantrekkelijk vonden. Een dergelijk resultaat kwam ook naar voren uit het onderzoek van Ramirez en Zhang (2007). Mensen vonden elkaar sociaal aantrekkelijker na een chat gesprek in vergelijking met een gesprek in de andere condities. Echter, op het moment dat de participanten elkaar FtF ontmoetten werd de ander minder sociaal aantrekkelijk bevonden (Ramirez & Zhang, 2007). Dit suggereert dat ondanks dat bij communicatie via Skype de personen de mogelijkheid hebben om de gesprekspartner te zien, dit beeld niet geheel overeen komt met de werkelijkheid. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat bij een Skype gesprek mensen alleen het hoofd en niet de rest van het lichaam van de gesprekspartner zien. Daardoor wordt de impressie van een persoon gevormd op basis van het hoofd en worden er verwachtingen geschept over de rest van het lichaam. Tot slot hebben de resultaten van dit onderzoek ook nog praktische implicatie voor het online dating proces opgeleverd. Als mensen elkaar online leren kennen hoeft dit niet te zorgen voor teleurstellingen. Als mensen elkaar online aardig vinden dan vinden ze elkaar ook offline aardig. Om ervoor te zorgen dat mensen elkaar ook romantisch, fysiek en seksueel aantrekkelijk vinden is waarschijnlijk meer tijd nodig. Uit de resultaten van deze studie komt naar voren dat online dating een goede manier is om een romantische partner te vinden, mits de online relatie offline wordt voortgezet. 5.2 Suggesties voor verder onderzoek Om aan te tonen dat Skype een medium is dat net zo rijk kan zijn als FtF communicatie zou er in de toekomst onderzoek gedaan kunnen worden naar een aangepaste manier waarop het medium Skype gebruikt kan worden. Uit de resultaten van huidig onderzoek bleek namelijk dat de participanten de gesprekspartner sociaal aantrekkelijker vonden na een ontmoeting via Skype dan na een FtF ontmoeting. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Skype een medium is waarbij informatie over het hoofd en de manier van praten van de gesprekspartner bekend
29
worden. Maar het moeilijk is om een impressie te vormen over de kleding of het lichaam van een gesprekspartner. Men kan via Skype doorgaans niet zien of een persoon dik, dun, groot of klein is. Door personen tijdens een Skype gesprek volledig in beeld te laten zijn, zou er een betere impressie van de ander gevormd kunnen worden. Hiermee zou deze vorm van Skype, Skype 2.0, meer waarheidsgetrouw zijn dan de vorm waarop Skype normaal gebruikt wordt. Dit komt doordat tijdens Skype 2.0 de non-verbale cues van de gesprekspartner nog meer zichtbaar worden. Gebaseerd op bovenstaande zou huidig onderzoek gerepliceerd kunnen worden waarbij drie condities aanwezig zijn. De eerste ontmoeting zal nog steeds via CMC verlopen en de tweede ontmoeting FtF. De opzet van het onderzoek zal dus gelijk blijven. Echter, er zullen drie CMC condities zijn in plaats van twee. De participanten in de eerste conditie zullen een eerste ontmoeting hebben via tekstgebaseerde CMC. De participanten in de tweede conditie zullen een eerste ontmoeting hebben via audiovisuele CMC waarbij alleen het hoofd van de persoon zichtbaar is. De participanten in de derde conditie zullen dan een eerste ontmoeting hebben via audiovisuele CMC waarbij het hele lichaam van de participant te zien is. Door het toevoegen van een derde conditie zou beter antwoord gegeven kunnen worden op de opgestelde hypotheses. Daarnaast zou in de toekomst onderzocht kunnen worden hoe het online dating proces verloopt als mensen meerdere ontmoetingen hebben met elkaar via verschillende communicatiekanalen. De essentie van het onderzoek zou nog steeds zijn wat het effect is van cues in online communicatie bij romantische relatievorming. Daarvoor zou wederom gekozen kunnen worden voor een speeddating event. De opzet van het onderzoek zal grotendeels gelijk blijven aan huidig onderzoek. Echter, zullen de participanten drie ontmoetingen hebben in plaats van twee ontmoetingen. De eerste ontmoeting zal ofwel via chat ofwel via Skype verlopen. Vervolgens zullen de participanten in de twee condities voor de tweede ontmoeting gesplitst worden. De ene groep heeft een tweede ontmoeting via chat en de ander een ontmoeting via Skype. De derde ontmoeting zal voor alle participanten een FtF ontmoeting zijn. Twee participanten zouden een eerste ontmoeting via chat kunnen hebben, een tweede via Skype of chat en een derde FtF-ontmoeting. Door een dergelijke aanpassing kan beter in beeld worden gebracht wat het effect is van cues tijdens verschillende vormen van communicatie bij online dating.
30
6. Conclusie Het doel van deze studie was om het effect van cues in online communicatie op romantische aantrekkelijkheid te onderzoeken. Hiermee werd onderzocht of er tijdens CMC sprake is van een hyperpersonal communication effect en of dit effect zou blijven bestaan na een FtF ontmoeting. Uit het onderzoek blijkt dat mensen elkaar na een eerste ontmoeting aardiger vinden via chat dan via Skype. Dit effect blijft bestaan na een FtF ontmoeting. Mensen die een eerste ontmoeting hebben gehad via chat vinden elkaar na een FtF ontmoeting aardiger dan mensen die een eerste ontmoeting hebben gehad via Skype. Dit is een bevestiging van het hyperpersonal communication effect. Doordat mensen tijdens de eerste ontmoeting minder cues tot hun beschikking hadden, vinden ze elkaar aardiger dan de mensen die meer cues tot hun beschikking hadden.
31
Literatuurlijst Antheunis, M.L. (2009). Online Communication, Interpersonal Attraction, and Friendship Formation. Enschede: Ipskamp Drukkers B.V. Antheunis, M.L., Valkenburg, P.M., & Peter, J. (2007). Computer mediated communication and interpersonal attraction: An experimental test of two explanatory hypotheses. CyberPsychology & Behavior, 10(6), 831-836. Antheunis, M.L., Valkenburg, P.M., & Peter, J. (2010). Getting acquainted through social network sites: Testing a model of online uncertainty reduction and social attraction. Computers in Human Behavior, 26(1), 100-109. Antheunis, M.L., Schouten, A.P., Valkenburg, P.M., & Peter, J. (2012). Interactive uncertainty reduction strategies and verbal affection in computer-mediated communication. Communication Research, 39, 757-780. Archer, D., Akert, R., & Costanzo, M. (1993). The accurate perception of nonverbal behavior: Questions of theory and research design. In P. D. Blanck (Ed.), Interpersonal expectations: Theory, research, and applications, 242-260. Cambridge: Cambridge University Press. Bargh, J.A. (2002). Losing consciousness: Automatic influences on consumer judgment, behavior, and motivation. Journal of Consumer Research, 29(2), 280-285. Brewer, M.B., & Gardner, W. (1996). Who is this" We"? Levels of collective identity and self representations. Journal of Personality and Social Psychology, 71(1), 83-93. Campbell, W.K. (1999). Narcissism and romantic attraction. Journal of Personality and Social Psychology, 77(6), 1254-1270. Daft, R.L., & Lengel, R.H. (1984). Information richness: A new approach to managerial behavior and organizational design. Research in Organizational Behavior, 6, 191-233. Daft, R.L., & Lengel, R.H. (1986). Organizational information requirements, mediarichness and structural design. Management Science, 32(5), 554-571. Dennis, A.R., & Kinney, S.T. (1998). Testing media richness theory in the new media: The effects of cues, feedback, and task equivocality. Information Systems Research, 9(3), 256-274. Dion, K.K., Berscheid, E., & Walster, E. (1972). What is beautiful is good. Journal of Personality and Social Psychology, 24, 285-90. Ekman, P., & Friesen, W. V. (1969). Nonverbal leakage and clues to deception. Psychiatry, 32, 88-106.
32
Ellison, N., Heino, R., & Gibbs, J. (2006). Managing impressions online: Self-presentation processes in the online dating environment. Journal of Computer-Mediated Communication, 11(2). 152-177. Finkel, E.J., & Eastwick, P.W. (2008). Speed-dating. Current Directions in Psychological Science, 17(3), 193-197. Finkel, E.J., Eastwick, P.W., Karney, B.R., Reis, H.T., & Sprecher, S. (2012). Online dating: A critical analysis from the perspective of psychological science Psychological Science in the Public Interest, 13(1), 3-66. Fiske, S.T. (1982). Schema-triggered affect: Applications to social perception. In Affect and Cognition: 17th Annual Carnegie Mellon Symposium on Cognition. Hillsdale: Lawrence Erlbaum. Gibbs, J.L., Ellison, N.B., Lai, C.-H. (2011). First comes love, then comes Google: An investigation of uncertainty reduction strategies and self-disclosure in online dating. Communication Research, 38, 70-100. Goffman, E. (1959). The presentation of self in everyday life. New York, NY: Doubleday. Goodman, E. (2014). Tinder Sparks Renewed Interest in Online Dating Category. Geraadpleegd op 18 september 2014, van http://www.comscore.com/Insights/Blog/Tinder-Sparks-Renewed Interest-in Online-Dating-Category Graziano, W.G., Jensen-Campbell, L.A., Shebilske, L.J., & Lundgren, S.R. (1993). Social influence, sex differences, and judgments of beauty: Putting the interpersonal back in interpersonal attraction. Journal of Personality and Social Psychology, 65(3), 522. Herring, S.C. (Ed.). (1996). Computer-mediated communication: Linguistic, social, and cross-cultural perspectives. John Benjamins Publishing. Hogg, M.A. (1993). Group cohesiveness: A critical review and some new directions. European review of social psychology, 4(1), 85-111. Chicago Hogg, M.A., & Hardie, E.A. (1991). Social attraction, personal attraction, and selfcategorization: A field study. Personality and Social Psychology Bulletin, 17(2), 175180. Harvey, J., Wenzel, A., & Sprecher, S. (Eds.) (2004). Handbook of sexuality in close relationships. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Hatfield, E., Aronson, E., Abrahams, D., & Rottman, L. (1966). The importance of physical attractiveness in dating behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 4, 508–516
33
Hatfield, E., Schmitz, E., Cornelius, J., & Rapson, R. L. (1988). Passionate love: How early does it begin? Journal of Psychology & Human Sexuality, 1(1), 35-51. Hefner, V., & Kahn, J. (2014). An experiment investigating the links among online dating profile attractiveness, ideal endorsement, and romantic media. Computers in Human Behavior, 37, 9-17. Joinson, A.N. (2001). Self-disclosure in computer-mediated communication: The role of selfawareness and visual anonymity. European Journal of Social Psychology, 31(2), 177– 192. Mallen, M.J., Day, S.X., & Green, M.A. (2003). Online versus face-to-face conversation: An examination of relational and discourse variables. Psychotherapy: Theory, Research, Practice, Training, 40 (1-2), 155. McCroskey, J.C., & McCain, T.A. (1974). The measurement of interpersonal attraction. Speech Monographs, 41(3), 261-266. McKenna, K.Y., Green, A.S., & Gleason, M.E. (2002). Relationship formation on the internet: What’s the big attraction? Journal of Social Issues, 58, 9-31. Lea, M., & Spears, R. (1995). Love at first byte? Building personal relationships over computer networks. In J. T. Wood & S. W. Duck (Eds.), Understudied relationships: Off the beaten track, 197–233. Newbury Park, CA: SAGE. Luo, S., & Zhang, G. (2009). What leads to romantic attraction: Similarity, reciprocity, security, or beauty? Evidence from a speed-dating study. Journal of Personality, 77, 933-964. Parks, M.R., & Floyd, K. (1996). Making friends in cyberspace. Journal of Communication, 46, 80-97. Ralthus, S.A. (1983). Human sexuality, New York, CBS College publishing, 320-322 Ramirez, Jr, A., & Burgoon, J.K. (2004). The effect of interactivity on initial interactions: the influence of information valence and modality and information richness on computer-mediated interaction. Communication Monographs, 71(4), 422-447. Ramirez, A., Jr., & Wang, Z. (2008). When online meets offline: An expectancy violation theory perspective on modality switching. Journal of Communication, 58, 20-39. Ramirez, A., & Zhang, S. (2007). When online meets offline: The effect of modality switching on relational communication. Communication Monographs, 74, 287-310. Reeder, H.M. (2000). I like you… As a friend’: The role of attraction in cross-sex friendship. Journal of social and Personal Relationships, 17(3), 329-348.
34
Regan, P.C., & Berscheid, E. (1995). Gender differences in beliefs about the causes of male and female sexual desire. Personal Relationships, 2(4), 345-358. Short, J., Williams, E., & Christie, B. (1976). The social psychology of telecommunications. London, England: John Wiley. Siegel, J., Dubrovsky, V., Kiesler, S., & McGuire, T. W. (1986). Group processes in computer-mediated communication. Organizational behavior and human decision processes, 37(2), 157-187. Sprecher, S., & Duck, S. (1994). Sweet talk: The importance of perceived communication for romantic and friendship attraction experienced during a get-acquainted date. Personality and Social Psychology Bulletin, 20(4), 391-400. Sprecher, S., & Regan, P. C. (2002). Liking some things (in some people) more than others: Partner preferences in romantic relationships and friendships. Journal of Social and Personal Relationships, 19(4), 463-481. Sprecher, S. (2014). Initial Interactions online-text, online-audio, online-video or face-to face: Effects of modality on liking, closeness and other interpersonal outcomes. Computers in Human Behavior, 31, 190-197. Tang, L. (2010). Development of online friendship in different social spaces. Information, Communication & Society, 13, 4, 615-633. Tidwell, L.C., & Walther, J.B. (2002). Computer-mediated communication effects on disclosure, impressions and interpersonal evaluations: Getting to know one another a bit at a time. Human Communication Research, 28(3), 317-348. Townsend, J.M., & Levy, G.D. (1990). Effects of potential partners' costume and physical attractiveness on sexuality and partner selection. The Journal of Psychology, 124(4), 371-389. Tong, S.T., & Walther, J.B. (2012). The Confirmation and Disconfirmation of Expectancies in Computer-Mediated Communication. Communication Research, DOI: 10.1177/0093650212466257 Valkenburg, P.M., & Peter, J. (2007). Online communication and adolescent well being: Testing the stimulation versus displacement hypothesis. Journal of Computer Mediated Communication, 12(4), 1169-1182. Walther J.B. (1992). Interpersonal effects in computer-mediated interaction: A relational perspective. Communication Research, 19, 52-90. Walther, J.B., & Burgoon, J.K. (1992). Relational communication in computer mediated interaction. Human communication research, 19(1), 50-88.
35
Walther, J.B. (1996). Computer-mediated communication: Impersonal, interpersonal, and hyper personal interaction. Communication Research, 23(1), 3–43. Walther, J.B., & Parks, M.R. (2002). Cues filtered out, cues filtered in: Computer mediated communication and relationships. In M. L. Knapp & J. A. Daly (Eds.), Handbook of interpersonal communication, 3, 529–563. Thousand Oaks, CA: Sage. Walther, J.B., (2007). Selective self-presentation in computer-mediated communication: Hyperpersonal dimensions of technology, language, and cognition. Computers in Human Behavior, 23, 2538-2557. White, G.L. (1980). Physical attractiveness and courtship progress. Journal of Personality and Social Psychology, 41, 56-62.
36
Appendix I: vragenlijst na CMC ontmoeting Jouw registratienummer: Gesprek _______________________
Je hebt zojuist een gesprekje gevoerd met iemand. Hieronder staan een aantal stellingen die zullen gaan over die persoon. Geef voor elk van deze stellingen aan in hoeverre je het hiermee eens of oneens bent door een kruis in het hokje te zetten. Beantwoord de vragen zo eerlijk mogelijk.
Stelling
Helemaal mee oneens 1 2
Helemaal mee eens 3
4
5
6
7
1. Ik denk dat mijn gesprekspartner een vriend van me zou kunnen zijn 2. Ik voel me aangetrokken tot mijn gesprekspartner 3. Ik zou met mijn gesprekspartner een leuk gesprek willen hebben 4. Ik vind mijn gesprekspartner aantrekkelijk 5. Ik denk dat mijn gesprekspartner en ik nooit vrienden zouden kunnen zijn 6. Ik vind mijn gesprekspartner knap 7.Ik zou graag met mijn gesprekspartner uit willen gaan 8. Ik ben in romantische zin geïnteresseerd in mijn gesprekspartner 9. Ik zou graag een relatie willen hebben met mijn gesprekspartner 10. Ik zou graag seks willen hebben met zo iemand als mijn gesprekspartner Geef zo eerlijk mogelijk antwoord op de volgende vragen: 11. Zou je nog een keer met deze persoon op date willen? (Omcirkel je antwoord) Ja / Nee 12. Als je deze persoon een cijfer lopend van 1 tot 10 zou moeten geven op basis van "hoe leuk je deze persoon vindt", welk cijfer zou je dan geven? ____________________________________
37
Appendix II: vragenlijst na FtF ontmoeting Jouw registratienummer: Gesprek _______________________ Je hebt zojuist een gesprekje gevoerd met iemand. Geef je antwoord op de volgende vraag aan door een kruis in het hokje te zetten. Vraag
Heel weinig 1 2
3
4
5
6
Heel veel 7
1. Hoeveel kun je je nog herinneren van deze persoon?
Hieronder staan een aantal stellingen die zullen gaan over de persoon waarmee je zojuist een gesprekje gevoerd hebt. Geef voor elk van deze stellingen aan in hoeverre je het hiermee eens of oneens bent door een kruis in het hokje te zetten. Beantwoord de vragen zo eerlijk mogelijk.
Stelling
Helemaal mee oneens 1 2
Helemaal mee eens 3
4
5
6
7
2. Ik denk dat mijn gesprekspartner een vriend van me zou kunnen zijn 3. Ik voel me aangetrokken tot mijn gesprekspartner 4. Ik zou met mijn gesprekspartner een leuk gesprek willen hebben 5. Ik vind mijn gesprekspartner aantrekkelijk 6. Ik denk dat mijn gesprekspartner en ik nooit vrienden zouden kunnen zijn 7. Ik vind mijn gesprekspartner knap 8.Ik zou graag met mijn gesprekspartner uit willen gaan 9. Ik ben in romantische zin geïnteresseerd in mijn gesprekspartner 10. Ik zou graag een relatie willen hebben met mijn gesprekspartner 11. Ik zou graag seks willen hebben met zo iemand als mijn gesprekspartner Geef zo eerlijk mogelijk antwoord op de volgende vragen: 12. Zou je nog een keer met deze persoon op date willen? (Omcirkel je antwoord) Ja / Nee 13. Als je deze persoon een cijfer lopend van 1 tot 10 zou moeten geven op basis van "hoe leuk je deze persoon vindt", welk cijfer zou je dan geven?
____________________________________
38