HOUSING FIRST: EEN ALTERNATIEF VOOR DE WOONLADDER?
Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker
HOUSING FIRST: EEN ALTERNATIEF VOOR DE WOONLADDER?
Isabelle Pannecoucke & Pascal De Decker Promotor: dr. Pascal De Decker
Leuven, mei 2014 ●●●●●
Het Steunpunt Wonen is een samenwerkingsverband van de KU Leuven, LUCA School of Arts (Sint-Lucas Brussel-Gent), de Universiteit Hasselt, de Universiteit Antwerpen en het Onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft (Nederland). Binnen het Steunpunt verzamelen onderzoekers van verschillende wetenschappelijke disciplines objectieve gegevens over de woningmarkt en het woonbeleid. Via gedegen wetenschappelijke analyses wensen de onderzoekers bij te dragen tot een langetermijnvisie op het Vlaamse woonbeleid. Het Steunpunt Wonen wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid, binnen het programma ‘Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2012-2015’.
Gelieve naar deze publicatie te verwijzen als volgt: Pannecoucke I. & De Decker P. (2014), Housing First: een alternatief voor de woonladder?, Gelieve naar deze Leuven, publicatie Steunpunt Wonen, 31 te p. verwijzen als volgt: typ de bibliografische referentie van de publicatie Voor meer informatie over deze publicatie
[email protected], Voor meer informatie over deze publicatie typ e-mailadres(sen) van de corresponding authors
[email protected]
In deze publicatie wordt de mening van de auteur weergegeven en niet die van de Vlaamse overheid. De Vlaamse overheid is niet aansprakelijk voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de opgenomen gegevens. D/typ het jaartal/4718/typ het depotnummer – ISBN typ het ISBN nummer D/2014/4718/12 – ISBN 9789055505395 © typ jaartal WONEN 2014het STEUNPUNT STEUNPUNT WONEN Niets uit uit deze dezeuitgave uitgavemag magworden wordenverveelvuldigd verveelvuldigd en/of en/of openbaar openbaar gemaakt gemaakt door door middel middel van van druk,druk, fotocopie, fotocopie, microfilm microfilm of opof op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, mimeograph, film film or or any any other other means, means, without without permission permission in in writing writing from from the publisher.
p.a. Secretariaat Steunpunt Wonen HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven Dit rapport Deze publicatie is ook is beschikbaar ook beschikbaar via www.steunpuntwonen.be via www.steunpuntwonen.be
Voorwoord
Dat een thuislozenbeleid moet leiden tot een vermindering van de dak‐ en thuisloosheid, onder andere door een betere preventie, is algemeen goed. Minder consensus bestaat er echter over de aard van de tussenkomsten die nodig zijn om dak‐ en thuislozen uit hun situatie te helpen: zijn er ver‐ schillende stappen nodig? Welke rol speelt de huisvestingsfactor ten opzichte van andere factoren, staat toegang tot huisvesting centraal? Vlaanderen wordt vooral gefocust op het doorlopen van verschillende fases w²aarin de problemen stap voor stap aangepakt worden en thuislozen geleidelijk aan voorbereid worden op het zelfstandig wonen. Maar er gaan stemmen op om de logica om te keren: eerst focussen op huisvesting en pas dan op de andere problemen, zoals het ‘Housing First‐ model’ (HF‐model) vooropstelt. Omdat het HF‐model in België, Vlaanderen in haar kinderschoenen staat, en om dit initiatief tegenover de ontwikkelingen in het binnen‐ en buitenland te kunnen plaatsen, gaan we in deze scoping paper in op de wortels van het HF‐model die in de VS liggen en bekijken we de toepasbaarheid van dit HF‐model in Europa.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | v
Inhoud
Lijst met afkortingen
ix
Managementsamenvatting
xi
Inleiding
1
1.
Ontstaan van het Housing First‐model 1.1 Een harde kern binnen de thuislozenpopulatie 1.2 Het continuümmodel onder vuur 1.3 Het Housing First‐model als alternatief 1.3.1 Het prototype 1.3.2 Het model werkt 1.3.3 Het model werkt... maar heeft beperkingen
3 3 3 5 5 6 7
2.
Housing First‐model: van prototype naar een waaier aan modellen 2.1 Verschillende types 2.2 Wat het niet is
8 8 9
3.
Housing First in Europa 3.1 Een groeiende belangstelling in Europa 3.2 Housing First Europe
10 10 11
4.
Het Housing First‐model uitgedaagd
14
5.
Besluit
15
Bibliografie
17
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | vii
Lijst met afkortingen
ACT
Assertive Community Treatment
ETHOS European Typology of Homelessness and Housing Exclusion HF
Housing First
NGO
Niet‐gouvernementele organisatie
SVK
Sociaal Verhuurkantoor
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | ix
Managementsamenvatting
Dak‐ en huisloosheid zijn meer dan een woonprobleem. Oplossingen liggen dan ook op verschillende terreinen. In Vlaanderen wordt vooral gefocust op het doorlopen van verschillende fases waarin de problemen stap voor stap aangepakt worden en thuislozen geleidelijk aan voorbereid worden op het zelfstandig wonen. Maar er gaan stemmen op om de logica om te keren: eerst focussen op huis‐ vesting en pas dan op de andere problemen, zoals het Housing First‐model. Het Housing First‐model is ontstaan in de VS omdat de klassieke aanpak van dakloosheid, zoals het continuümmodel onvoldoende effectief bleek te zijn. Tegenover het continuüm van de zorgbenade‐ ring komt sinds de jaren 1990 het Housing First‐model als alternatief te staan. Het HF‐model voorziet in snelle toegang tot huisvesting en biedt, indien nodig, woonondersteuning. Het prototype van Housing First werd ontwikkeld door de NGO Pathways to Housing in New York, een NGO die zich richt op mensen met geestelijke gezondheids‐ en verslavingsproblemen. Na de opstartfase in New York kreeg het HF‐model model in de Verenigde Staten meer en meer gehoor en ontstonden er verschillende projecten. Recent maakt ook in andere, ook Europese, landen het HF‐model opgeld. Onderzoek toont aan dat als diensten, geïnspireerd door het Amerikaanse HF‐ model, huisvesting aan personen met een complexe zorgbehoefte bezorgen, ze positieve resultaten opleveren en dat het percentage mislukkingen lager ligt. Housing First lijkt met succes de logica van de woonladder om te draaien: stabiel wonen biedt rust en dit de nodige ruimte om met de andere problemen aan de slag te gaan. Omwille van de specifieke opzet van HF kampt dit model echter ook met enkele knelpunten (zoals het gevoel van eenzaamheid bij bewoners binnen het HF‐model). Een ander knelpunt binnen het HF‐ model is (en blijft) het verkrijgen van een plek op de (private) huurmarkt. Toegang tot degelijke en betaalbare huisvesting vormt een essentiële prioriteit voor de implementatie van het HF‐model. Uiteraard is voorgaande, het kunnen beschikken over betaalbare, kwaliteitsvolle huisvesting, niet enkel een uitdaging voor het model maar bovenal voor het beleid. Hoe kan voorzien worden in huis‐ vesting voor diegenen die de minst gunstige papieren kunnen voorleggen als kandidaat‐huurder?
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | xi
Inleiding
Dak‐ en huisloosheid zijn meer dan een woonprobleem. Van Menxel et al. (2007) zien het ontstaan van dak‐ en thuisloosheid binnen een samenspel van drie probleemfactoren: wonen, socio‐econo‐ mische draagkracht en het psychosociale welzijn. Dak‐ en thuisloosheid verwijzen dan ook naar een combinatie van verschillende problemen: de (al dan niet tijdelijke) afwezigheid van (een leefbare) woonst, een psychosociale en relationele problematiek die leidt tot ontankering en een (vaak schrijnend) gebrek aan materiële middelen om te voorzien in het levensonderhoud door het gebrek aan werk, het verlies van recht op sociale zekerheid en zelfs op een menswaardig inkomen (Steun‐ punt Algemeen Welzijnswerk, s.d.). Oplossingen liggen dan ook op verschillende terreinen. In Vlaanderen wordt vooral gefocust op het doorlopen van verschillende fases waarin de problemen stap voor stap aangepakt worden en thuis‐ lozen geleidelijk aan voorbereid worden op het zelfstandig wonen. We spreken dan over het conti‐ nuüm– of herankeringsmodel (Lescrauwaert, 2010). Maar er gaan stemmen op om de logica om te keren: eerst focussen op huisvesting en pas dan op de andere problemen. Dit Housing First‐model (HF‐model) geniet, afgaand op het aantal publicaties en congressen,1 momenteel grote belang‐ stelling.2 Ook in ons land is er belangstelling. In september 2013 kreeg het experimenteel project Housing First Belgium het startschot. Het is een sociaal innoverend project3 dat de strijd tegen de dakloosheid wil aanbinden en kadert in het Federaal Plan tegen Armoede van staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, Maggie De Block. Het project loopt over twee jaar en wordt geëvalueerd door onafhankelijke instelling met terreinervaring (zoals Steunpunt Algemeen Welzijns‐ werk). De evaluatie houdt onder andere een vergelijking in van de volgende drie groepen van elk honderd personen: de deelnemers aan Housing First Belgium, daklozen en een groep personen gehuisvest via andere systemen. Het project bestaat uit zes initiatieven verspreid over vijf steden (Gent, Luik, Charleroi, Antwerpen en Brussel), initiatieven die een bestaand huisvestingsproject versterken of een volledig nieuwe aanpak lanceren.4 De doelgroep van Housing First Belgium bestaat uit ‘chronische’ daklozen die kampen met een complex geheel van psychiatrische en gezondheids‐ problemen, werkloosheid, lange en herhaaldelijke periodes van thuisloosheid. Hoewel de initiatieven vertrekken van de basisprincipes van Housing First, zal bij de implementatie rekening gehouden worden met de lokale context. 1
Alleen al in 2013 vond er een congres in Amsterdam, Berlijn en Lissabon plaats. De Amsterdamse conferentie presen‐ teerde de resultaten van Housing First Europe, een door de European Union Programme for Employment and Social Solidarity – PROGRESS (2007‐2013) ondersteund onderzoeksproject. Zie Busch‐Geertsema (2013). 2 Hoewel er nog andere strategieën mogelijk zijn, plaatsen we het herankeringsmodel tegenover de HF‐strategie omdat deze veelal als twee uitersten van een continuüm aan strategieën gezien worden. 3 Volgens Ghys en Oosterlynck (2013, p. 21) gaat sociale innovatie “over ideeën en initiatieven uit de samenleving die reageren op menselijke noden van sociale groepen, die binnen een bepaalde institutionele context nieuwe alternatieven bieden dankzij veranderingen in sociale relaties en organisatievormen.” Housing First Belgium kunnen we dan ook bestempelen als een sociaal innoverend project daar het de lang gehanteerde logica binnen de strijd tegen dakloosheid omkeert en een alternatief voorstelt. 4 Meer info op http://www.housingfirstbelgium.be/nl
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 1
Omdat het HF‐model in België, Vlaanderen in haar kinderschoenen staat, en om dit initiatief tegen‐ over de ontwikkelingen in het binnen‐ en buitenland te kunnen plaatsen, gaan we in deze scoping paper in op de wortels van het HF‐model die in de VS liggen (paragraaf 1). In paragraaf 2 schetsen we de varianten die na verloop van tijd zijn ontstaan. Vervolgens bekijken we de toepasbaarheid van dit HF‐model in Europa en beschrijven enkele Europese voorbeelden (paragraaf 3). In de laatste para‐ graaf bekijken we het HF‐model door een kritische bril.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 2
1. Ontstaan van het Housing First‐model
Het Housing First‐model is ontstaan in de VS omdat de klassieke aanpak van dakloosheid onvol‐ doende effectief bleek te zijn. Twee elementen speelden: (1) de blijvende aanwezigheid van een harde kern chronische thuislozen en (2) de ineffectiviteit van het continuümmodel (Pleace & Bretherton, 2012; Pleace, s.d.). In wat volgt, lichten we deze twee elementen toe.
1.1 Een harde kern binnen de thuislozenpopulatie Een longitudinaal onderzoek naar het gebruik van de nachtopvang in de VS (Kuhn & Culhane, 1998) wijst op het bestaan van drie subgroepen binnen de thuislozenpopulatie. De eerste groep betreft de transitionele thuislozen: het zijn mensen met een lage ondersteuningsbehoefte die kort dakloos zijn en later niet opnieuw dakloos worden. De tweede groep, de occasionele thuislozen, zijn regelmatig thuisloos. De derde groep bestaat uit een harde kern van chronisch thuislozen die lange tijd in opvanginitiatieven verblijven of op straat leven. De langdurige thuisloosheid heeft een bijzonder negatieve invloed op hun welzijn en levenskansen. Ze kampen veelal met een ernstige mentale ziekte, een problematisch drugs‐ en alcoholgebruik en een heel slechte fysische gezondheid (O’Sullivan, 2008). Omdat ze, niettegenstaande hun aantal eerder beperkt is, vaak gebruik maken van dure medische (spoeddiensten), voorzieningen binnen thuislozenzorg en penitentiaire instellingen, is de financiële kost voor hun zorg hoog (Culhane, 2008; Culhane & Metraux, 2008). Vanuit deze vast‐ stellingen groeide de vraag of de ‘klassieke’ aanpak van thuisloosheid geschikt is voor de subgroep van chronische daklozen en of er inderdaad geen nood is aan een alternatief.
1.2 Het continuümmodel onder vuur Wat betreft de klassieke aanpak van thuisloosheid, kwam vooral het continuümmodel onder vuur te liggen. Het idee van het ‘continuüm van de zorg’ houdt in dat dak‐ en thuislozen woonklaar gemaakt worden vooraleer ze in een vast verblijf kunnen gaan wonen (Nuy, 2002; Busch‐Geertsema, 2004). De begeleiding is dan gericht op het normaliseren van hun levensstijl, via woontraining, en het aanpakken van onderliggende problemen (zoals het verminderen van de schuldenlast, het aanpakken van het gebruik van verdovende middelen en het zoeken naar tewerkstelling). De begeleiding vindt plaats in verschillende types residentiële zorgverlening die gerangschikt worden als een trap of ladder, een ladder die oploopt tot een zelfstandige woonsituatie. We spreken over de ‘woonladder’ (figuur 1), in Nederland als concept gelanceerd door Verdaas in 2005 (Demaerschalk & Hermans, 2010).
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 3
Figuur 1
De woonladder
Met zijn model geeft Verdaas aan welke verschillende treden er zouden moeten zijn tussen het wonen op straat en het zelfstandig wonen, en welke doelgroep er op welke trede hoort. Volgens Verdaas ziet de woonladder er ideaaltypisch als volgt uit: op de laagste trede is er buitenslapen, daarna volgt terreinbewoning (wooncontainers), woning met toezicht (Time Out Hostel), begeleid wonen (tweede kans woning), kamers met kansen en tot slot het zelfstandig wonen. De woonladder voedt het idee dat personen die op straat leven niet onmiddellijk in staat zijn om zelfstandig te wonen. Vooraleer de hoogste trede te bereiken, namelijk die van het zelfstandig wonen, moeten er eerst verschillende stappen gezet worden. Die verschillende stappen omschrijven Ridgway en Zipple (1990) als verschillende testfases: personen moeten aantonen dat ze succesvol kunnen leven voor‐ aleer ze toegelaten worden om door te gaan naar de volgende trede. Als iemand hoger op de ladder klimt, betekent dit ook een verbetering van zijn fysische woonstandaarden, meer vrijheid en meer woonzekerheid (Sahlin, 2005, p. 117). Betrokkene wordt als het ware beloond voor zijn goed gedrag en voor het succesvol aanpakken van zijn of haar problemen. Succes betekent een trede omhoog, falen houdt het terug afdalen van de ladder in (Atherton & McNaughton, 2008). Dat de ladder terug moet worden afgedaald bij falen, is de keerzijde van het model: iemand die niet verbetert, blijft ter plaatse trappelen. Iemand die er niet in slaagt in zijn of haar begeleiding, zakt of wordt verbannen naar de bodem. Dat personen er niet in slagen om een begeleidingsprogramma af te ronden, schrijft Dordick (2002) onder andere toe aan het opleggen van strikte regels, zoals totaal onthouding van drugs en alcohol. Andere uitgangspunten van het model die veel kritiek oogsten, zijn (Tsemberis & Asmussen, 1999): - de noodzaak om te verhuizen van het ene residentiële project naar het andere leidt tot stress en verwarring, - de hulpvragers hebben weinig keuze of vrijheid, weinig privacy en controle. De hulpverleners beslissen wanneer en waar de cliënten worden geplaatst, - de aangeleerde vaardigheden om te kunnen functioneren in een gestructureerde gemeenschaps‐ omgeving stroken niet altijd met de vereiste vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen, - het kan jaren duren voor men uiteindelijk naar een eigen woonplek kan verhuizen en tussen de stappen verdwijnen talrijke cliënten, en komen telkens opnieuw in de psychiatrie terecht (draai‐ deurpsychiatrie).
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 4
Al is de woonladder ogenschijnlijk logisch, deze kritieken geven aan dat het opklimmen op de trap niet altijd zonder slag of stoot verloopt. Meer nog, er zijn indicaties dat meer mensen tijdens het proces naar een lagere trede afzakken, of er zelfs uitgezet worden (dit aantal kan oplopen tot 50‐ 60%), dan dat er effectief opklimmen (Carling, 1990; Pleace, 2008; Ridgway & Zipple, 1990; Tsemberis, 2010). Dit lijkt de stelling te onderbouwen dat een deel van de thuislozenpopulatie niet in staat is om zelfstandig te wonen (Demaerschalk & Hermans, 2010), een redenering waarbij echter terzijde wordt gelaten dat structurele omstandigheden aan de basis kunnen liggen waardoor mensen geen huis kunnen vinden (Sahlin, 2005). Burt en Spellman (2007) oordelen dan ook dat de woon‐ laddermethodiek de dak‐ en thuisloosheid eerder beheert dan ze te beëindigen of te voorkomen.
1.3 Het Housing First‐model als alternatief Tegenover het continuüm van de zorgbenadering komt sinds de jaren 1990 het Housing First‐model als alternatief op. Het voorziet in snelle toegang tot huisvesting en biedt, indien nodig, woononder‐ steuning. Dit model gaat er van uit dat niet alle treden noodzakelijkerwijze betreden moeten worden vooral iemand zelfstandig kan wonen (figuur 2).
Figuur 2
Housing First
1.3.1 Het prototype Het prototype van Housing First werd ontwikkeld door de NGO Pathways to Housing in New York. Pathways to Housing organiseert programma’s die zich richten op mensen met geestelijke gezond‐ heids‐ en verslavingsproblemen (Atherton & McNaughton, 2008; Culhane, Metraux & Hadley, 2002; Kertesz & Winer, 2009; Stanhope & Dunn, 2011; Tsemberis, 2010 & 2010a; Tsemberis, Kent & Respress, 2012). Binnen de NGO vertrekken ze vanuit specifieke uitgangspunten, zowel met be‐ trekking tot wonen als op het vlak van begeleiding.
1.3.1.1
Uitgangspunten met betrekking tot wonen
Binnen het model worden appartementen (doorgaans van private verhuurders), verspreid over New York, aangeboden op basis van een standaardhuurcontract van onbepaalde duur. Om de integratie in een gemeenschap te optimaliseren, vermijdt men concentratie. Men beperkt het aantal apparte‐ menten dat in één enkel gebouw bewoond wordt door personen binnen het Pathways to Housing‐
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 5
model tot maximaal 20% (Tsemberis, 2010). Indien mogelijk kunnen de cliënten hun buurt en appar‐ tement zelf kiezen. Het personeel van de huisvestingsafdeling van Pathways to Housing gaat op zoek naar geschikte appartementen, legt die vast en neemt de verantwoordelijkheid op zich inzake onder‐ houd. Als er zich problemen stellen, handelen ook zij deze af met de verhuurder af. De cliënten betalen een huurprijs die overeenkomt met 30% van hun inkomen en de rest past het programma bij.
1.3.1.2
Uitgangspunten aangaande begeleiding
In het HF‐model zijn huisvesting en begeleiding gescheiden (Pleace & Betherton, 2012; Tsemberis, 2010; Johnsen & Teixeira, 2010): indien de bewoner een inbreuk op het huurcontract pleegt en zijn woning verliest, kan het personeel blijven samenwerken met de cliënt. Anderzijds, wanneer hij of zij voor korte tijd wordt opgenomen in het ziekenhuis, kan hij of zij niet uit huis gezet worden. Ook belangrijk is het uitgangspunt dat het zich laten behandelen voor geestelijke gezondheidsproblemen of het stabiliseren van het drug‐ of alcoholverbruik, weliswaar aangemoedigd wordt, maar dat dit geen noodzakelijke voorwaarde is om een woning te krijgen of te behouden. Het programma vertrekt dan ook meer vanuit een ‘schade beperkende benadering’ (harm reduction), wat inhoudt dat men zich beperkt tot enkele pragmatische strategieën gericht op het minimaliseren van ver‐ slavingsgebonden problematieken en de gevolgen voor het individu zelf en zijn onmiddellijke omgeving (Pleace & Betherton, 2012; Tsemberis, 2010; Johnsen & Teixeira, 2010). De cliënten zijn wel verplicht om iemand van het personeel éénmaal per week te zien. Verder kan op vrijwillige basis een beroep gedaan worden op een Assertive Community Treatment (ACT) team of casemanage‐ mentteam en dit zeven dagen op zeven, dag en nacht (Tsemberis, 2010a). Een ACT‐team bestaat uit verschillende deskundigen, zoals verslavingsdeskundigen, verpleegsters, psychiaters, maatschap‐ pelijk werkers, ervaringsdeskundigen en tewerkstellingsdeskundigen. Om te verzekeren dat de huur en andere rekeningen betaald worden, zijn er ook diensten voor budgetbeheer beschikbaar. Welke hulpverlening ingeschakeld wordt, hangt af van de wensen van de cliënten zelf. Dit model stelt immers de keuzevrijheid van de cliënten centraal.
1.3.2 Het model werkt Dat het HF‐model van Pathways to Housing zelfs voor mensen met ernstige geestelijke gezondheids‐ problemen en een dubbel diagnose (psychiatrische en een verslavingsproblematiek) werkt, is intus‐ sen door verschillende controlestudies aangetoond (Keller & Goering, 2013; Newman & Goldman, 2008; Robbins, Callahan & Monahan, 2009; Tsemberis et al., 2004; Tsemberis, 2010; Pleace, 2008; Padgett, Gulcur & Tsemberis, 2006; Stefancic & Tsemberis, 2007; Yanos et al., 2007). Artherton en Mc Naughton (2009) stellen bovendien dat het ‘bewijs’ overtuigend is omdat het immers gaat over de meest niet‐woonklare cliënten. De onderzoeksresultaten geven aan dat de overgrote meerder‐ heid hun woning kunnen behouden. In een longitudinaal experimenteel onderzoek werden 225 dak‐ lozen met een psychiatrische kwetsbaarheid willekeurig over twee groepen verdeeld (Tsemberis et al., 2004). De controlegroep kreeg een woning op voorwaarde van het volgen van een behandeling en nuchter te blijven, de experimentele groep kreeg onmiddellijk en onvoorwaardelijk een woning. Na twee jaar had de experimentele groep ongeveer 80% van hun tijd doorgebracht in een vaste verblijfplaats en dit tegenover 30% van de controlegroep (Tsemberis et al., 2004). Er werd bij de experimentele groep (de HF‐groep), na 48 maanden, evenmin een toename van middelengebruik en/of psychiatrische symptomen vastgesteld (Padgett, Gulcur & Tsemberis, 2006). Stefancic en
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 6
Tsemberis (2007) stelden vast dat 78% van de ex‐daklozen met psychiatrische problemen met een langdurig verblijf in een noodopvang achter zich hadden, na vier jaar nog steeds over hun woning beschikten. Het model leidt niet enkel tot een meer stabiele woonsituatie, maar ook tot lagere publieke uitgaven (Padgett, Gulcur & Tsemberis, 2006; Perlman & Parvensky, 2006; Culhane et al., 2007; Martinez & Burt, 2006; Larimer et al., 2009; Tsemberis, 2010). De kosten voor een HF‐project liggen heel wat lager dan de kosten voor een verblijf in de gevangenis, een opname in een psychiatrische instelling of via het model van de continuüm van de zorg. Perlman en Parvensky (2006) bijvoorbeeld stelden in hun evaluatie van het Denver Housing First Collaborations vast dat de kosten voor opvangtehuizen en spoedhulpdiensten daalden met 73%. Dit resulteerde in een netto besparing van $ 4 475 per deel‐ nemer wanneer de kosten voor het HF‐programma in rekening werden gebracht.
1.3.3 Het model werkt... maar heeft beperkingen Pathways to Housing beoogt het zoeken van een duurzame oplossing (in concreto een stabiele en zelfstandige huisvestingssituatie) voor thuislozen met geestelijke gezondheids‐ en verslavings‐ problemen via het bezorgen van een vaste en betaalbare woning. Dat het hier in slaagt, kwam zojuist aan bod. Maar door de specifieke opzet van Pathways to Housing kampt het model ook met enkele (gewilde) beperkingen. 1. Terwijl het continuümmodel ook andere problemen, bijvoorbeeld inzake mentale gezondheid, probeert aan te pakken, stelt het Housing First model zich minder ambitieus op. Hoewel het HF‐model niet leidt tot meer gezondheidsproblemen of middelenmisbruik (Tsemberis et al., 2004; Padgett et al., 2006), is er evenmin bewijs dat het model ervoor zorgt dat de verslaving afneemt of de psychische problemen verdwijnen (Kertesz et al., 2009; Pearson et al., 2009). 2. De Pathways to Housing‐diensten zijn niet uitgebouwd om resultaten op het vlak van sociale en economische re‐integratie te boeken. Ze beogen weliswaar bij te dragen tot het wonen van cliënten tussen ‘normale’ burgers, tot normalisering door de woongelegenheden te spreiden over de stad en niet te concentreren in een enkel gebouw. Het Pathways to Housing‐model bevat echter geen specifieke doelstelling met betrekking tot het vermijden van sociale isolatie of het aanmoedigen tot deelname aan het onderwijs, opleiding of tewerkstelling. Terwijl hun eigen woning de bewoners een gevoel van veiligheid en zekerheid biedt, is er weinig bewijs dat ze deel gaan uitmaken van de bredere samenleving (Padgett, 2007). Sociaal isolement, eenzaamheid en verveling van alleenstaande daklozen worden dan ook vaak gemeld als risico’s die kunnen leiden tot zich ‘thuisloos voelen thuis’ en mogelijks tot een hervallen in de dakloosheid (wat wel weinig lijkt te gebeuren). Een ervaring van het HF‐model is dat het ook ‐ en dus nog maar eens ‐ aantoont dat het samenwonen van verschillende groepen in een buurt of gebouw niet betekent dat ze ook samenleven.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 7
2. Housing First‐model: van prototype naar een waaier aan modellen
2.1 Verschillende types Na de opstartfase in New York kreeg het HF‐model model in de VS meer en meer gehoor en ont‐ stonden er verschillende projecten, waarvan sommigen door de federale overheid worden opgezet. Ook in andere landen komt het HF‐model intussen op. Deze evolutie heeft er echter toe geleid dat Housing First niet langer één enkele lading dekt, maar diverse praktijken, die echter sterk (kunnen) afwijken van het origineel, kent (Pearson et al., 2007; Pleace, 2008; Atherton & Mc Naughton, 2008; Johnsen & Teixeira, 2010). In die projecten stelt men zich bijvoorbeeld kritischer op bij het aanvaar‐ den van cliënten, legt men tijdslimieten op, of formuleert men doelen die niet stroken met de schade beperkende filosofie (Stefancic & Tsemberis, 2007; Pearson et al., 2007). Stefancic en Tsemberis (2007) stellen echter vast dat bij projecten die afwijken van de essentiële elementen van het door de organisatie Pathways ontwikkelde HF‐model, de verschillen verant‐ woordelijk zijn voor de minder stabiele huisvesting en de lagere cliëntentevredenheid. Opdat het HF‐ model zou werken, moet volgens Pleace en Bretherton (2012) op zijn minst de volgende voor‐ waarden een feit zijn: (1) huisvesting en begeleiding zijn gescheiden, (2) men vertrekt vanuit een schade beperkende benadering (harm reduction) en (3) de keuze van de bewoners wordt gemaxi‐ maliseerd. Het HF‐ model vertrekt van de idee dat huisvesting een fundamenteel recht is, een recht dat men niet hoeft ‘te verdienen’ door het oplossen van individuele problemen of door gedragsveranderingen te realiseren. Zelfstandig wonen is niet langer een einddoel van een proces zoals in het continuüm‐ model, maar het vormt een essentieel onderdeel van het proces naar sociale re‐integratie (Tosi, 2005). Het innovatieve van het HF‐model zit hem dan in het zich afzetten tegen het idee dat iemand eerst een proces moet doorlopen, moet klaargestoomd worden tot zelfstandig wonen in speciale daarvoor ontwikkelde voorzieningen. Binnen het HF‐denken gaat men er bovendien vanuit dat dit ook geldt voor mensen met een ernstige problematiek (zoals een psychische kwetsbaarheid, middelengebruik of verslavingsproblematiek) en dat huisvesting mogelijk is zelfs voor chronisch dakloze personen die geen behandeling wensen voor hun mentale problemen of voor hun alcohol‐ of drugsgebruik. Het HF‐model gaat er dan ook vanuit dat de hulpverlening effectiever zal zijn als deze zorg in iemands huis kan plaatsvinden. Met andere woorden, Housing First staat niet alleen voor het voorzien in huisvesting: de begeleiding bouwt zich op rond de woning door een partnerschip tussen de woondiensten en de sociale‐ en gezondheidsdiensten (Tainio & Fredriksson, 2009). Er kan eigenlijk geen Housing First zonder Housing Plus ontstaan. Bij Housing First hoort een sterke en geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen de HF‐partijen van het huisvestingsbeleid en het sociale en gezondheidsbeleid. De loskoppeling tussen huisvesting en begeleiding impliceert ook dat uithuis‐ zetting niet het gevolg kan zijn door het niet kunnen voldoen aan de eisen van de begeleiding. De specifieke invalshoek van het HF‐denken dwingt hulpverleners om dak‐ en thuisloosheid niet langer
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 8
als een individuele ziekte te beschouwen (Pleace, 2000; O’Sullivan, 2008). Chronische thuislozen moeten niet gecorrigeerd worden maar worden benaderd als volwaardige burgers. In een poging om de verschillende types van het HF‐model te onderscheiden, maken Pleace en Bretherton (2012) een onderscheid tussen de drie types. Pathways Housing First sluit het meeste aan bij het oorspronkelijke HF‐model. De aangeboden woongelegenheden liggen verspreid, de dienstverlening situeert zich op verschillende terreinen (psy‐ chiatrisch, drugs‐ en alcoholverslaving, sociaal werk, medisch) en wordt aangeboden aan chronische personen met complexe problemen. Tegelijkertijd worden ook diensten in contact gebracht met cliënten. Communal Housing First wijkt af van het oorspronkelijke model omdat, ten eerste, de huisvesting niet verspreid ligt maar op bepaalde plaatsen geconcentreerd wordt, en ten tweede, de dienst‐ verlening effectief aanwezig is waar de woningen gelegen zijn (Pearson et al., 2007; Larimer et al., 2009). Het model houdt wel vast aan de elementen van woonzekerheid, keuzevrijheid en het werken volgens de schade beperkende invalshoek. Een mobiel team van zorgverleners staat in voor het verlenen van Housing First ‘light’ services aan mensen die huren op de private of sociale huurmarkt. Het vormt een light‐variant omdat dit derde type ook gericht is op preventie en openstaat voor thuislozen met minder complexe zorgbehoeftes.
2.2 Wat het niet is De opsomming van de essentiële elementen van HF geven niet enkel aan waarvoor HF staat, maar ook wat het niet is (Busch‐Geertsema, 2013; Pleace & Bretherton, 2012). Ten eerste behoren bena‐ deringen die een voorwaardelijkheid inhouden ‐ bijvoorbeeld het volgen van therapie of geheel‐ onthouding ‐ en een voorbereidingsprogramma tot zelfstandig wonen voorzien niet tot het HF‐ denken. Deze worden omschreven als Housing‐led programma’s. Thuislozen kunnen terecht in gewone huisvesting, maar er is de verwachting dat ze gebruik maken van gezondheids‐ en rehabi‐ litatiediensten en op zoek gaan naar werk. Ze krijgen stabiele huisvesting, weliswaar onder de voor‐ waarde van begeleiding, een vereiste om andere problemen waaronder sociale, gezondheids‐ en werkgelegenheidsproblemen op te lossen. Ook programma’s die tijdelijke huisvesting aanbieden zijn geen HF‐modellen. Projecten die huurders verwijderen omwille van redenen die niet overeenstemmen met standaard‐ regels in huurcontracten of omdat de huurders zich niet schikken naar begeleidings‐maatregelen of therapieën sorteren eveneens niet onder het HF‐denken. Groepswonen is mogelijk, maar enkel en alleen als individuen expliciet de wens formuleren dat ze samen willen wonen.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 9
3. Housing First in Europa
3.1 Een groeiende belangstelling in Europa Johnsen en Teixeira (2010) stellen vast dat, in hun geval het VK, de ladder‐ of trapbenadering, de filo‐ sofie van ‘eerst behandelen’, nog steeds domineert. Het uitgangspunt dat dak‐ en thuislozen ‘woon‐ klaar’ moeten zijn5 vooraleer ze een woning krijgen, gaat ook op voor de meeste Europese landen (Sahlin, 2005). In Vlaanderen wordt deze methodiek ook aangeduid met het begrip ‘herankering’: dak‐ en thuislozen worden eerst tijdelijk opgevangen en begeleid en er wordt geleidelijk toegewerkt naar een meer stabiele woonsituatie toegewerkt (Lescrauwaert, 2010). Net zoals het continuümmodel in de VS is het trappenmodel niet zonder kritiek (Sahlin, 2005). Vooral de langdurige voorbereiding, zijnde een opeenvolging van stappen waarin cliënten van de trap kun‐ nen vallen (Sahlin, 2005), ligt onder vuur. Het model sluit ook niet aan bij de wensen en ver‐ wachtingen van dak‐ en thuislozen (Munoz et al., 1999). Bovendien strookt de trapbenadering niet met de realiteit, een realiteit die in vele landen gekenmerkt wordt door schaarste op de woning‐ markt: de onderste trappen zijn gemakkelijker te bereiken dan de trap van begeleid wonen waar er een tekort is (Lescrauwaert, 2001). En als iemand succesvol de trap beklommen heeft, houdt dit niet in dat er altijd een huis beschikbaar is. De Decker (2012) stelt bovendien vast dat die woonladder steeds meer en meer treden telt, een pleidooi dat hij niet alleen opmerkt bij de huisvesters maar evenzeer bij het welzijnswerk. Hij illustreert dit aan de hand van de experimenten wonen‐welzijn: “de experimenten wonen‐welzijn6 staan bol van management‐ en ander pedagogisch jargon dat er in feite op neerkomt dat het moeilijker wordt gemaakt om [in casu] een sociale huurwoning toe‐ gewezen te krijgen.” (De Decker, 2012, p. 402). Niet enkel de negatieve aspecten van de woonladder, maar ook de aangetoonde positieve resultaten van het HF‐alternatief hebben ook in Europa de belangstelling voor HF aangewakkerd. Bovendien sluit het HF‐model aan bij de meer algemene trend om te evolueren van residentiële zorgverlening naar meer flexibele ondersteuningsvormen (De Decker, 2012; Pannecoucke & De Decker, 2013). Concreet verwijzen Edgar et al. (2009) ter zake naar de verschillende vormen van begeleid wonen. Deze flexibele hulpverleningsmodellen stellen de individuele behoeften van de cliënten centraal: als hun behoeften wijzigen, dient de hulpverlening hierop in te spelen. Demaerschalk en Hermans (2010) merken op dat het vooral in landen zijn die voor de aanpak van dak‐ en thuisloosheid zoveel mogelijk willen overstappen naar langetermijnoplossingen het HF‐model in hun strategie opnemen. Benjamin et al. (2009, p. 45) merken op dat zowel in landen met liberale als met sociaaldemocra‐ tische welvaartsregimes7 de invloed van het HF‐idee speelt: “... alle beschouwde strategieën leggen de nadruk op een vermindering van het gebruik van tijdelijke opvang, een vermindering van het aantal verblijven in nachtopvang, het voorzien van een langdurig of vast verblijf en het voorzien van 5
Vaak komt dit neer op het onder controle krijgen van de verslaving en het hebben van werk of een andere dagbesteding. Begin oktober 2010 lanceerden de Vlaamse ministers van Wonen en Welzijn een oproep voor experimentele projecten. De doelstelling van de experimenten zijn de realisatie van projecten waarin de samenwerking tussen de sociale huisves‐ ting en de welzijnssector centraal staat én het ondersteunen van innovatieve projecten die niet of moeilijk gerealiseerd worden binnen de bestaande regelgeving (De Decker, 2012, p. 393). 7 Ierland, Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Denemarken, Finland en Zweden. 6
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 10
gepersonaliseerde diensten en ondersteuning.” Bijvoorbeeld Finland, een land dat tot de sociaal‐ democratische welvaartsstaten wordt gerekend, stapt af van de tijdelijke opvanginitiatieven en zet in op gesubsidieerde Housing First‐woningen. Sinds 2008 kiest de Finse overheid voor een ‘Housing First approach’ (Tainio & Fredriksson, 2009)8 gericht op langdurige dakloosheid, een toestand die een realiteit was voor één op drie daklozen (Hermans, 2012) en concentreert zich op tien steden. Op dergelijke manier beoogt Finland de langetermijn dakloosheid te halveren (via het reduction programme 2008‐2011) en tegen 2015 te doen verdwijnen (het elimination programme 2012‐2015). Hiertoe creëert men 1 250 bijkomende goedkope wooneenheden,9 via het bouwen van nieuwe flats en het ombouwen van de bestaande shelters en residentiële tehuizen tot individuele flats voor lang‐ durig gebruik (Tainio & Fredriksson, 2009). Door middel van mobiele teams krijgen de individuen ondersteuning en zorg op maat (Luomanen, 2010). Het elimination programme 2012‐2015 volgt de uitgezette beleidslijnen en wil de langdurige dakloosheid volledig wegwerken. Ook in Frankrijk wordt Housing First vernoemd als een van de belangrijkste principes van de recente strategie om dak‐ en thuisloosheid aan te pakken. In een ouder overzicht vermeldt Harvey (1998) Duitsland, Finland en Schotland als voorbeelden van landen die het gebruik van nachtopvang en overgangsverblijven willen verminderen en de toegang naar een vast verblijf en ambulante begeleiding voor voormalig dak‐ en thuislozen uitbreiden. Wat Vlaanderen betreft, kunnen sociale verhuurkantoren (SVK’s) binnen het HF‐denken geplaatst worden (De Decker, 2002 & 2009). Omdat SVK’s in principe niet over een eigen patrimonium beschikken, begeven ze zich als huurder op de private huurmarkt. Door te onder‐ handelen met de verhuurders kunnen ze een goedkopere huurprijs bekomen. In ruil hiervoor bieden ze zekerheid over de betaling van de huurprijs en controle over het onderhoud van de woning (Silkens, 2006). Dergelijke begeleidingstaken zijn ook expliciet vermeld in de opdrachtsomschrijving van de SVK’s (De Decker, 2012). SVK’s wijzen woningen toe op basis van een puntensysteem en in ruim de helft van de SVK‐woningen komen mensen die vallen binnen de ETHOS‐definitie van dak‐ loosheid terecht (De Decker, 2012). Het is dan ook verwonderlijk dat bij Housing First Belgium geen enkel SVK betrokken is als partner in de projecten.
3.2 Housing First Europe Onderzoek (Busch‐Geertsema, 2002 & 2005; Fitzpatrick et al., 2010; May, Cloke & Johnsen, 2006; Pleace, 1997 & 2008; Tosi, 2005) toont aan dat als diensten, geïnspireerd door het Amerikaanse HF‐model, huisvesting aan personen met een complexe zorgbehoefte bezorgen, positieve resultaten worden geboekt en dat het percentage mislukkingen laag ligt. Housing First lijkt met succes de logica van de woonladder om te draaien: stabiel wonen biedt rust en dit de nodige ruimte om met de andere problemen aan de slag te gaan. Ten einde de impact van HF na te gaan, liep in verschillende Europese landen recent een groot onderzoek. Dit project, gefinancierd door het PROGRESS programma van de Europese Commissie (DG for employment, social affairs and inclusion) als een ‘sociaal experimenteerproject’, liep van augustus 2011 tot juli 2013. De onderzoeksopzet was het evalueren van en het wederzijds leren van lokale projecten. Deze lokale projecten, gelocaliseerd in Amsterdam, Boedapest, Kopenhagen, Glasgow en Lissabon, voorzien in onmiddellijke toegang tot huisvesting aan thuislozen met complexe
8
Eerste tekenen waren echter als vroeger zichtbaar. Aan het eind van de jaren 1990 konden daklozen een goedkope woning verkrijgen zonder dat ze hun verslaving onder controle moeten krijgen (Tainio & Fredriksson, 2009). 9 Het vooropgestelde aantal, 1 250 woningen, wordt zelfs overschreden: in de periode 2008‐2012 werden 1 650 nieuwe woningen gecreëerd (Luomanen, 2010)
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 11
behoeften en bieden intensieve begeleiding aan (Busch‐Geertsema, 2013). Zoals tabel 1 aangeeft, hanteren deze projecten wel een verschillende invalshoek.
Tabel 1
Europese HF‐projecten
Doelgroep
Huisvesting
Amsterdam
Verslavings‐ en/of psychiatrische problematiek (n=120)
Sociale woningen, verspreid
Boedapest
Bosbewoners (n=152)
Appartement, caravan, nachtopvang
Kopenhagen
Verslavings‐ en/of psychiatrische problematiek (n=80)
Sociale woningen, verspreid en groepswoningen
Glasgow
Actieve drugs‐ of alcoholverslaving (n=22)
Sociale woningen, verspreid
Lissabon
Psychiatrische problematiek (n=74)
Private huurwoningen, verspreid
Sommige projecten focussen op daklozen met een actieve verslaving, andere meer op personen met een psychiatrische problematiek. Het projekt in Budapest wijkt af: het werd opgestart om de mensen die in een bos wonen te laten verhuizen om het bos terug veiliger en toegankelijker te maken voor het publiek. Voor de begeleiding hebben ze in sommige Europese projecten een ACT‐team (Assertive Community Treatment) opgestart, terwijl in andere projecten er een nauwe samenwerking werd opgezet met gespecialiseerde diensten binnen de geestelijke gezondheidszorg en de verslavingszorg. In Glasgow zijn er ook ervaringsexperten bij betrokken die instaan voor de dagelijkse opvolging. Naar case load toe tekenen er zich grote verschillen op: 4‐5 Housing First‐bewoners per hulpverlener in Glasgow tot 11 bewoners per hulpverleners in Lissabon. Wekelijks kregen de bewoners een bezoek van een hulpverlener. Het team in Lissabon organiseert ook een wekelijkse groepsvergadering met de bewoners. Wat betreft de huisvesting gaat het in de meeste projecten om sociale huisvesting, die verspreid over de stad liggen. Net zoals de Amerikaanse Housing First experimenten kunnen de Europese projecten positieve resul‐ taten voorleggen. De overgrote meerderheid van de HF‐bewoners slaagt erin om hun woning te behouden: 97% in Amsterdam, 94% in Kopenhagen, 93% in Glasgow en 79% in Lissabon. Enkel in Boedapest bedraagt dit percentage minder dan 50%, wat vermoedelijk te maken heeft met de speci‐ fieke doelgroep maar ook met de (beperkte) beschikbaarheid van het team.10 Daarnaast worden er in de meeste projecten ook positieve effecten op het vlak van het gebruik van middelen en psychische gezondheid waargenomen. Dit succes kan toegeschreven worden aan (1) de nodige aandacht die geschonken wordt aan het moment van verhuizen (zoals ervoor zorgen dat het appartement inge‐ richt is voor de effectieve verhuizing, dat het als een thuis aanvoelt) en (2) het contact met de eige‐ naars en bewoners door de organisaties en (3) de houding van de begeleiders (bijvoorbeeld het kunnen praten over hun drugsgebruik in alle openheid, zonder de angst om uit hun appartement
10
Ze beschikten slechts over een beperkt budget en het team bestaat uit professionals die dit project opvolgden buiten de gewone werkuren.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 12
gezet te worden). Verder onderzoek zou hier, net als over de kost‐effectiviteit, een licht op kunnen werpen. Volgens Busch‐Geertsema (2013) zijn er indicaties dat de kosten van deze aanpak lager liggen. Men beschikt echter niet over de nodige data om een gefundeerde uitspraak te kunnen formuleren en dit vereist ook een vergelijking van de verschillende diensten. Gelijkaardig met de Amerikaanse voorbeelden zijn de resultaten minder gunstig op het vlak van de dagbesteding en integratie van de HF‐bewoners in de gemeenschap en in de buurt. Cliënten voelen zich ook vaak eenzaam.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 13
4. Het Housing First‐model uitgedaagd
Dat Housing First erin slaagt een stabiele woonsituatie voor chronische daklozen te realiseren, wordt door veelvuldig onderzoek in zowel Amerika (VS en Canada) als Europa, aangetoond (zie 1.3.2 en 3.2). Omwille van de specifieke opzet van HF kampt dit model echter ook met enkele knelpunten (1.3.3). Om het potentieel van dit model te maximaliseren, willen we hier enkele bedenkingen (uitdagingen) formuleren. Dit betreft (1) de mate van re‐integratie in de ‘normale’ samenleving, (2) de mate van te bereiken autonomie, (3) het vinden van geschikte woongelegenheden en (4) de rol van het beleid. Hoewel HF‐cliënten een dak boven hun hoofd hebben, voelen velen onder hen zich eenzaam, en blijven ze geïsoleerd van de rest van de samenleving leven. Bij het zelfstandig gaan wonen, verliezen ze de relaties met hun vroegere ‘vrienden’, een breuk die (vermoedelijk) noodzakelijk lijkt om hun thuislozenbestaan te verlaten. Onder andere Thys et al. (2004) toonden aan dat het loslaten van bestaande relaties inderdaad noodzakelijk is om uit de generatiearmoede te ontsnappen. Het houdt echter ook in dat ze een nieuw sociaal netwerk en een nieuwe dagbesteding moeten opbouwen. De vragen worden dan: In welke mate kan hierop ingespeeld worden? In welke mate dragen aspecten zoals isolatie en eenzaamheid bij tot het hervallen? Dit geeft ook aan dat de begeleiding niet mag wegvallen omdat er zelfstandig gewoond wordt (Busch‐Geertsema, 2010). Het is ook belangrijk om met betrekking tot de te bereiken graad van automie van de cliënt realis‐ tische doelen te formuleren. Het realiseren van volledige autonomie zal voor personen met een lange geschiedenis van marginalisering, thuisloosheid niet altijd een realistisch perspectief zijn. Dit wordt extra moeilijk in een samenleving wanneer die kampt met hoge werkloosheidscijfers, een aanbod van slecht betalende jobs voor laaggeschoolden en toenemende armoede. Het bereiken van een relatieve autonomie – in die zin dat de cliënten er in slagen hun woning te behouden – lijkt ons dan ook een meer realistische doelstelling. Gerelateerd hieraan kan de vraag worden gesteld of er grenzen zijn aan de keuzevrijheid – toch één van de uitgangspunten van het HF‐model zijn? Want wat met situaties waarbij mensen niet in staat zijn om het heft in eigen handen te nemen? Een andere uitdaging voor het HF‐model is het vinden van een woongelegenheid op de (private) huurmarkt. Binnen de Europese projecten wordt vooral een beroep gedaan op de sociale huurmarkt. Is dit dan ook het enige ‘toegankelijke’ woningmarktsegment voor deze doelgroep? In welke mate biedt het HF‐model strategieën in het overwinnen van de hindernissen tijdens de zoektocht naar woongelegenheden op de private huurmarkt? Uiteraard is voorgaande, het kunnen beschikken over betaalbare, kwaliteitsvolle huisvesting, niet enkel een uitdaging voor het model maar bovenal voor het beleid. Hoe kan voorzien worden in huisvesting voor diegenen die de minst gunstige papieren kunnen voorleggen als kandidaat‐huurder? Hoe verruimen van het aanbod voor deze groep?
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 14
5. Besluit
Dat een thuislozenbeleid moet leiden tot een vermindering van de dak‐ en thuisloosheid, onder andere door een betere preventie, is evident (Busch‐Geertsema, 2010). Een dergelijk beleid omvat (1) een degelijk herhuisvestingsbeleid, (2) een ontslagmanagementbeleid bij instellingen (bijvoor‐ beeld gevangenissen, bijzondere jeugdzorg, psychiatrische ziekenhuizen) voor personen die een verhoogd risico op thuisloosheid hebben bij ontslag, (3) de uitbouw van outreachende diensten en (4) een divers aanbod van begeleid wonen (Caton et al., 2007). Minder consensus bestaat er echter over de aard van de tussenkomsten die nodig zijn om dak‐ en thuislozen uit hun situatie te helpen: zijn er verschillende stappen nodig? Welke rol speelt de huis‐ vesting ten opzichte van andere factoren? (Busch‐Geertsema, 2010). Het concept van de ‘woon‐ ladder’ wekt de indruk dat mensen na het leven op straat niet onmiddellijk in staat zijn om zelf‐ standig te wonen. De praktijk van het HF‐model, bovendien een minder duur alternatief, bewijst het tegenovergestelde. Er zijn behoorlijk wat indicaties dat het een alternatief vormt voor het woon‐ laddermodel en relatief meer resulteert in het duurzaam verlaten van die chronische thuisloosheid. De HF‐aanpak toont aan dat het aanreiken van stabiele huisvesting rust brengt en daarmee ruimte creëert om met andere problemen (drugs‐ en alcoholgebruik, financiële moeilijkheden, gezondheids‐ problematieken) aan de slag te gaan. Housing First ontstond in de VS. Veelvuldig onderzoek toont aan dat een benadering die eerst huis‐ vesting biedt, betere resultaten behaalt dan benaderingen die eerst behandelen. Deze positieve resultaten zouden gunstig moeten stemmen: zelfs in een context met een minder degelijk ontwik‐ kelde gezondheidszorg en beperkter zorgverleningsaanbod biedt Housing First voor personen met ernstige geestelijke gezondheidsproblemen, eventueel in combinatie met een verslavings‐ problematiek, een oplossing. Voor de resultaten van het project Housing First Belgium moeten we wachten tot 2016. Interessant hierbij zou zijn dat het cliëntperspectief opgenomen wordt: strookt Housing First met de wensen en verwachtingen van dak‐ en thuislozen? Onder andere Van Regenmortel et al. (2006) vonden in een onderzoek naar de noden en behoeften van thuislozen dat de thuislozen zelf woongerichte oplos‐ singen het meest prefereren. In welke mate biedt Housing First hier een antwoord op? Wat zijn hun ervaringen? Ook binnen de SVK’s, een praktijk met verschillende HF‐elementen, blijven deze vragen onbeantwoord. Dit brengt ons bij de vraag over de plaats van Housing First in de strijd tegen dak‐ en thuisloosheid: is het één van de methoden van een breed en gedifferentieerd aanbod? Of is Housing First gewoon een strategie die een paradigmashift in de dienstverlening aan thuislozen toelaat? Omwille van het ontstaan en de specificiteit van de HF‐benadering oordeelt de jury van de consensusconferentie over dakloosheid11 dat het aangewezen is om de bredere strategie met nog een ander concept te duiden.
11
Deze conferentie werd georganiseerd tijdens het Belgisch voorzitterschap in 2010, in samenwerking met de Europese Commissie en FEANTSA. Dakloosheid was immers een van de prioriteiten binnen het sociale domein. Men poogde een consensus te bereiken over verschillende vragen in verband met dakloosheid in Europa.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 15
De jury schuift het concept housing led naar voor als ‘a broader, differentiated concept encom‐ passing approaches that aim to provide housing, with support as required, as the initial step in addressing all forms of homelessness’ (European Consensus Conference, 2010, p. 14‐16). De Consensus Conferentie roept verder op tot een ‘shift from using shelters and transitional accom‐ modation as the predominant solution to homelessness towards ‘housing led’ approaches. This means increasing the capacity for both prevention and the provision of adequate floating support to people in their homes according to their needs.’
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 16
Bibliografie
Atherton I. & Mc Naughton C. (2008), ‘‘Housing first’ as a means of addressing multiple needs and homelessness’, European Journal of Homelessness, vol. 2: p. 289‐303. Benjaminsen L., Dyb E. & O’Sullivan, E. (2009), ‘The Governance of Homelessness in Liberal and Social Democratic Welfare Regimes: National Strategies and Models of Interventions’, European Journal of Homelessness, vol. 3: p. 23‐52. Burt M. & Spellman B. (2007), ‘Changing Homeless and Mainstream Service Systems: Essential Approaches to Ending Homelessness’, paper presented at the 2007 National Symposium on Home‐ lessness Research ‘Toward Understanding Homelessness’, 1‐2 March 2007. Busch‐Geertsema V. (2010), ‘Key Question 3: ‘Are housing led policy approaches the most effective way of preventing and tackling homelessness’, in: European Consensus Conference on Home‐ lessness (2010), Policy Recommendations of the Jury, Brussels, p. 14‐16. Busch‐Geertsema V. (2012), ‘The Potentials of Housing First from an European Perspective’, European Journal of Homelessness, vol. 6, n° 2, p. 209‐245. Busch‐Geertsema V. (2013), Housing First Europe. Final Report, GISS, Bremen. Busch‐Geertsema V., O’Sullivan E., Pleace N. & Edgar W. (2010), Homelessness and Homeless Policies in Europe, Feantsa, Brussels. Carling P.J. (1990), Major Mental Illness, Housing, and Supports: The promise of community inte‐ gration, American Psychologist, 45 (8): 969‐975. Caton C.L.M., Wilkins C. & Anderson J. (2007), ‘People who Experience Long Term Homelessness: Characteristics and Interventions’, Paper given at the National Symposium on Homelessness Research, http://aspe.hhs.gov/hsp/homelessness/symposium07/caton/index.htm Culhane D.P. (2008), ‘The Costs of Homelessness: A Perspective from the United States’, European Journal of Homelessness, vol. 2, p. 97‐114. Culhane D. P. & Metraux S. (2008), ‘Rearranging the deck chairs or reallocating the lifeboats’, Journal of American Planning Association, vol. 74, n° 1, p. 111‐121. Culhane D.P., Metraux S. & Hadley T.R. (2002), ‘The impact of supportive housing for homeless people with severe mental illness on the utilization of the public health, corrections, and emergency shelter systems: The New York‐initiative’, Housing Policy Debate, vol. 13, p. 107‐163. Culhane D.P., Parker W.D., Poppe B., Gross K.S & Sykes E. (2007), ‘Accountability, Cost‐Effectiveness and Program Performance: Progress Since 1998’, paper presented at the 2007 National Symposium on Homelessness Research ‘Toward Understanding Homelessness’, 1‐2 March 2007. De Decker P. (2002), ‘On the Genesis of Social Rental Agencies in Belgium’, Urban Studies, vol. 39, n° 2, p. 297‐325. De Decker P. (2009), ‘Social rental agencies: still a splendid idea?’, European Journal of Home‐ lessness, vol. 3, p. 215‐230. De Decker P. (2012), ‘Woonbeleid en welzijnswerk: de scheiding voorbij?’, in B. Hubeau & T. Vandromme (eds.), Vijftien jaar Vlaamse Wooncode, Brugge, Die Keure, p. 361‐405. Demaerschalk E. & Hermans K. (2010), Aanbodverheldering Vlaamse Thuislozenzorg, LUCAS, Leuven. Demaerschalk E. & Hermans K. (2010a), ‘Bestrijding van thuisloosheid. Lessen uit Amsterdam’, POW Alert, vol. 36, nr. 3. Dordick G.A. (2002), ‘Recovering from homelessness: Determining the ‘Quality of Sobriety’ in a Transnational Housing Program’, Qualitative Sociology, vol. 25, n° 1, p. 7‐32.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 17
European Consensus Conference on Homelessness (2010), Policy Recommendations of the Jury, Brussels. Fitzpatrick S., Bretherton J., Jones A., Pleace N. & Quilgars D. (2010), The Glasgow Hostel Closure and Reprovisioning Programme: Final Report on the Findings from a Longitudinal Evaluation, Communities and Local Government, London. Ghys T. & Oosterlynck S. (2013), Sociale innovatie ontleed: perspectieven voor armoedebestrijding, Vlaams Armoedesteunpunt, Antwerpen. Gulcur L. et al. (2003), ‘Housing hospitalization and cost outcomes for homeless individuals with psychiatric disabilities participating in Continuum of Care and housing first programmes’, Journal of Community and Applied Social Psychology, vol. 13, n° 2, p. 171‐186. Harvey B. (1998), Settlement Services for Homeless People in Europe: Lessons for Ireland, Homeless Initiative, Dublin. Hermans K. (2012), Bouwstenen voor een Vlaams Actieplan tegen dak‐ en thuisloosheid. Inspiratie uit Nederland, Finland en Schotland, LUCAS, Leuven. Johnsen S. & Teixeira L. (2010), Staircases, Elevators and Cycles of Change: Housing First and Other Housing Models for Homeless People with Complex Support Needs, Crisis, London. Keller C. & Goering P. (2013), ‘After Identifying that Housing First Works in Canada, What’s Next?’, presentatie op FEANTSA‐conferentie ‘Housing First. What’s Second?, Berlijn, 20 September 2013, http://www.feantsaresearch.org/spip.php?article255&lang=en. Kertsez S.G., Crouch K., Milby J.B., Cusimano R.E. & Schumacher J.E. (2009), ‘Housing First for Homeless Persons with Active Addiction: Are we overreaching?’, The Milbank Quarterly, vol. 87, n° 2, p. 495‐534. Kertesz S.G. & Weiner S. J. (2009), ‘Housing the chronically homeless: high hopes, complex realities’, Journal of the American Medical Association, 301: p. 1822‐1824. Kuhn R. & Culhane D.P. (1998), ‘Applying Cluster Analysis to Test a Typology of Homelessness by Pattern of Shelter Utilization: Results from the Analysis of Administrative Data’, American Journal of Community Psychology, vol. 26, n° 2, p. 207‐232. Larimer M.E. et al. (2009), ‘Health Care and Public Service Use and Costs Before and After Provision of Housing for Chronically Homeless Persons with Severe Alcohol Problems’, Journal of the Amer‐ ican Medical Association, vol. 310, n° 13, p. 1349‐1357. Lescrauwaet D. (2001), ‘In het verkeerde bed: de nood aan begeleid wonen voor thuislozen’, Alert, vol. 27n n° 6, p. 76‐85. Lescrauwaet D. (2010), ‘Thuisloosheid kan beëindigd worden. Een overzicht van Europese strate‐ gieën bij het beëindigen van thuisloosheid’, Feantsa, trefdag thuislozenzorg. Luomanen R. (2010), Long term homelessness reduction programme 2008‐2011. Lyon‐Callo V. (2000), ‘Medicalizing homelessness: the production of self‐blame and self‐governing within homeless shelters’, Medical Anthropology Quarterly, vol. 14, n° 3, p. 328‐345. Martinez T.E. & Burt M.R. (2006), Impact of permanent supportive housing on the use of acute care health services by homeless adults, Psychiatric Services, vol. 60, p. 224‐230. May J., Cloke P. & Johnsen S. (2006), Shelter at the margins: New Labour and the changing state of emergency accommodation for single homeless people in Britain, Policy and Politics, 34: 711‐729. Munoz M. et al. (1999), ‘Stressful life events among homeless people: quantity, types, timing and perceived causality’, Journal of Community Psychology, 27(1): 73‐87. Newman S. & Goldman H. (2008), ‘Putting housing first, making housing last: housing policy for persons with severe mental illness’, American Journal of Psychiatry, vol. 165, p. 1242‐1248. Nuy M. (2002), ‘De onfortuinlijke mens: over de betekenis van thuisloosheid in een reconstructie van denkbeelden’, Alert, vol. 28, n° 3, p. 82‐92.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 18
O’Sullivan E. (2008), ‘Pathways through Homelessness: Theoretical and Policy Implications’, in J. Doherty & B. Edgar (eds.), In My Caravan, I Feel Like Superman: Essays in Honour of Henk Meert, 1963‐2006, Feantsa, Brussel, p. 71‐100. Padgett D. (2007), ‘There’s no place like (a) home: Ontological security among persons with a serious mental health illness in the United States’, Social Science and Medicine, vol. 26, p. 1925‐1936. Padgett D.K., Gulcer L. & Tsemberis S. (2006), ‘Housing First Services for Peope Who Are Homeless With Co‐Occurring Serious Mental Illness and Substance Abuse’, Research on Social Work Practice, vol. 16, n° 1, p. 74‐83. Pannecoucke I. & De Decker P. (2013), Thuis(loos) na de psychiatrie. Een verkennend onderzoek naar het uitstromen uit de psychiatrie in Gent, Steunpunt Wonen, Leuven. Pearson C.L., Locke G., Montgomery A.E. & Buron L. (2007), The Applicability of Housing First Models to Homeless Persons with Serious Mental Illness, US Department of Housing and Urban Devel‐ opment, Washington DC. Pearson C.L., Montgomery A. E. & Locke G. (2009), ‘Housing stability among homeless individuals with serious mental illness in participating in Housing First programs’, Journal of Community Psychology, vol. 37, p. 404‐417. Perlman J. & Parvensky J. (2006), Denver Housing First Collaborative Cost Benefit Analysis and Program Outcomes Report, Colorado Coalition for the Homeless, Denver. Pleace N. (1997), ‘Rehousing single homeless people’ in Burrows R., Pleace N. & Quilgars D. (eds), Homelessness and Social Polic, Routledge, London, p. 159‐171. Pleace N. (2000), ‘The New Consensus, the Old Consensus and the Provision of Services for People Sleeping Rough’, Housing Studies, vol. 15, n° 4, p. 481‐594. Pleace N. (2008), Effective Services for Substance Misuse and Homelessness in Scotland: Evidence from an international review, Scottish Government, Edinburgh. Pleace N. (2011), Exploring the potential of the ‘Housing First’ model, www.socca.fi/files/1580/ Pleace_2011.pdf Pleace N. (sd), DIHAL Report:Housing First, University of York and European Observatory on Home‐ lessness, York. Pleace N. & Bretheron J. (2012), ‘What do we Mean by Housing First? Categorizing and Critically Assessing the Housing First Movement from an European Perspective’, paper presented at the ENHR‐conference, Lillehammer, June 2012. Ridgway P. & Zippie A.M. (1990), ‘The paradigm shift in residential services: from the lineair continuum to supported housing approaches’, Psychosocial Rehabilitation Journal, vol. 13. Robbins P.C., Callahan L. & Monahan J. (2009), ‘Perceived coercion to treatment and housing satis‐ faction in Housing‐First and supportive housing programs’, Psychiatric Services, vol. 60, p. 1251‐1253. Sahlin I. (2005), ‘The staircase of transition: Survival through failure’, Innovation, vol. 18, n° 2, p. 115‐136. Silkens S. (2006), SVK‐jaarrapport 2006, Vlaams Overleg Bewonersbelangen vzw, Berchem. Stanhope V. & Dunn K. (2011), ‘The Curious Case of Housing First: The Limits of Evidence Based Policy’, International Journal of Law and Psychiatry, vol. 34, n° 4, p. 275‐282. Stefancic A. & Tsemberis S. (2007), ‘Housing First for Long‐Term Shelter Dwellers with Psychiatric Disabilities in a Suburban County: A Four‐Year Study of Housing Access and Retention’, The Journal of Primary Prevention, vol. 28, n° 3, p. 265‐279. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (s.d.), Psychische beleving van thuisloosheid, http://www.steunpunt.be/onderwerpen/thuisloosheid/herankering_in_de_praktijk/psychische_be leving
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 19
Tainio H. & Frediksson P. (2009), ‘The Finnish Homelessness Strategy: From a ‘staircase’ model to a ‘housing first’ approach to tackling long‐term homelessness’, European Journal of Homelessness, vol. 3, p. 181‐199. Tosi A. (2005), ‘Re‐housing and social reintegration of homeless people: a case study from Milan’, The European Journal of Social Science Research, vol. 18, n° 2, p. 183‐203. Thys R., de Raedemaecker W. & Vranken J. (2004), Bruggen over woelig water: is het mogelijk om uit de generatie‐armoede te geraken?, Acco, Leuven. Tsemberis S. (2010), ‘Housing First: Ending Homelessness, Promoting Recovery and Reducing Costs’, in I. Gould E. & B. O’Flaherty (eds.), How to House the Homeless?, Russell Sage Foundation, New York. Tsemberis S. (2010a), Housing First: The Pathways Model to End Homelessness for People with Mental Illness and Addiction, Hazelden, Minnesota. Tsemberis S. & Asmussen S. (1999), ‘From streets to homes: The pathways to housing consumer preference supported housing model’, Alcoholism Treatment Quarterly, vol. 17, n° 12, p. 113‐131. Tsemberis S., Gulcur, L. & Nakae M. (2004), ‘Housing First, consumer choice, and harm reduction for homeless individuals with a dual diagnosis’, American Journal of Public Health, vol. 94, n° 4, p. 651‐656. Tsemberis S., Kent D. & Respress C. (2012), ‘Housing Stability and Recovery Among Chronically Homeless Persons with Co‐Occurring Disorders in Washington DC’, American Journal of Public Health, vol. 102, n° 1, p. 13‐16. Van Menxel G. et al. (2007), De meervoudige kwetsbaarheid van cliënten in het algemeen welzijnswerk, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Berchem. Van Regenmortel T. et al. (2006), Zonder (t)huis. Sociale biografieën van thuislozen getoetst aan de institutionele en maatschappelijke realiteit, Acco, Leuven. Yanos P.T. et al. (2007), ‘Exploring the role of housing type, neighbourhood characteristics, and life‐ style factors in the community integration of formerly homeless persons diagnosed with mental ill‐ ness’, Journal of Mental Health, vol. 16, p. 703‐717.
Housing First: een alternatief voor de woonladder? | 20