KNIPOOG NAAR HET VERLEDEN
Eugène de Decker 1837-1905 Rederij “DE DECKER-CASSIERS”
Eugène de Decker is geboren in 1837 in Antwerpen en is de zoon van Joseph-Pierre de Decker, vroegere burgemeester van Zele die lid was van het Nationaal Congres in 1830. Joseph-Pierre de Decker kocht in 1847 het kasteel “Hof van Brabant” in Hoboken. Na de verbouwingswerken woonde Eugène de Decker op dat kasteel , tot zijn huwelijk in 1866 met Virginie Havenith.
Bij het overlijden van zijn vader in 1857 nam de twintigjarige Eugène, samen met zijn schoonbroer Jules Havenith, de rederij “DE DECKER-CASSIERS” over. De kantoren van de rederij waren gevestigd Venusstraat in Antwerpen en Eugène besloot met zijn jonge echtgenote boven het kantoor te gaan wonen. Het “Hof van Brabant” werd dan tijdelijk hun buitenverblijf, om later hun hoofdverblijfplaats te worden. Zij hadden samen tien kinderen.
“Hof van Brabant”
Eugène de Decker was lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers waar hij reeds in 1876 pleitte voor een tunnel onder de Schelde. Die tunnel kwam er pas 55 jaar later. Hij is ook één van de grondleggers van de Nooder- en Zuider wandelterrassen langs de kaaien in Antwerpen.
Voor het verleden van de rederij “DE DECKER-CASSIERS” moeten wij terugkeren tot in 1814. De gebroeders Cassiers uit Wijnegem hebben toen een vennootschap opgericht “P.J. CASSIERS & Cie” voor invoer van Engels textiel. Die firma had een afdeling rederij met een regelmatige lijn tussen Antwerpen en de ” Midlands” (haven van Goole). Op dat ogenblik had de rederij drie schepen: een “sloop” de “ANTWERP PACKET” van 80 ton en twee “schoeners” de “SAINT MICHEL” en “HULL PACKET”. In de periode van de revolutie van 1830 had de rederij een slechte naam in het bedrijfsleven in Antwerpen. De Antwerpse “Haut Commerce” was toen hoofdzakelijk in handen van families van buitenlandse afkomst, die antiklerikaal waren. Uit opportunisme waren die toen ook nog hollandsgezind gebleven. De gebroeders Cassiers daarentegen waren katholieken, belgischgezind en hadden nauwe banden met het Tijdelijk Bewind in Brussel. De vader van Eugène, Joseph-Pierre de Decker, die in 1831 getrouwd was met Caroline Cassiers, kocht datzelfde jaar de firma “J & P CASSIERS” over en zette de activiteit verder onder de benaming rederij “DE DECKER-CASSIERS”.
Tijdens de periode 1857-1874 heeft de rederij hoofdzakelijk twee scheepvaartlijnen uitgebaat. Een regelmatige lijn tussen Antwerpen en Mexico, met tussenhavens zoals Vera Cruz, Carmen en Laguna de Terminos en verder een lijn langs de Oost- en Westkust van Zuid-Amerika, met soms San Francisco in Californië als eindbestemming.
Het doel van de firma staat duidelijk beschreven in haar statuten. Daar is sprake van “HandelaarReder”. De hoofdactiviteit was import en export van goederen die met eigen schepen vervoerd
werden. De lading werd ter bestemming verkocht door lokale agenten, commissionairs of door hun kantoor in Antwerpen. Daarnaast werden eveneens goederen voor rekening van derden aan boord genomen. Aangezien de communicatiemiddelen in die tijd heel traag waren ( bv 62 dagen zeilen voor de overtocht Antwerpen-Vera Cruz) was de rol van de kapitein van cruciaal belang. Naast zijn maritieme taken als kapitein moest hij ook als vertegenwoordiger van de rederij optreden. Die functie als handelaar gaf hem een grote commerciële verantwoordelijkheid. Hij had volmacht om goederen aan boord te nemen en de transportvoorwaarden te bepalen. Als voorbeeld van het volste vertrouwen van de rederij is er een brief van 1863 gericht tot de kapitein Charles Boone, waarin de reders hem opdracht geven voor hun rekening een zeilschip te kopen in Mexico.
In 1837 bezat de rederij twee “Koffen” van 80 ton : de “DIANA” en “JEUNE CAROLINE” die in 1839 herdoopt werd in “EUGENE” Rond 1840 kochten zij ook twee “Schoenerkoffen” van 90 ton: de “JEUNE CLEMENCE” en de “REINE”. In 1848 kwamen daar nog vier grotere zeilschepen bij. Een “Schoener” van 120 ton, de “DILIGENT”,
“Diligent”
en drie “Brikken” van 200 ton, die toen de meest rendabele schepen waren van de rederij: de “FENELON”, FLANDRE” en “TRANSIT”.
“Fénelon”
“Transit”
Vanaf 1862 had de rederij “DE DECKER-CASSIERS” een quasi-monopolie van de houthandel tussen Antwerpen en Mexico. Import van exotisch hout (mahonie, ceder .. ) was toen een risicovolle onderneming. In Carmen was de houthandel in handen van een paar grote grondbezitters die de prijzen bepaalden. Als toevallig verschillende schepen samen aanmeerden, stegen automatisch de prijzen. Hetzelfde gold wanneer sommige rivieren waarop het hout vervoerd werd, door weersomstandigheden droog lagen.
Vanaf 1866 tot 1874 kwamen er nog drie “Driemastbarken” van 300 ton bij: de “VALENTINE” die beschreven wordt als het allerfijnste zeilschip van de vloot, de “VIRGINIE” en de “YUCATAN”.
“Valentine”
Die laatste driemastbarken hadden tien bemanningsleden aan boord, kapitein inbegrepen. Uit de nota’s in de logboeken blijkt dat het personeelsbeheer toen geen eenvoudige zaak was. Het grootste probleem was het deserteren van de matrozen bij het aanmeren in Zuid-Amerika. De opgegeven redenen waren duidelijk : de aantrekkelijkheid van de Nieuwe Wereld en het feit dat in die havens de aangeboden lonen ongeveer het dubbel vertegenwoordigde vergeleken met de barema’s op de schepen onder Belgisch vlag.
In de maritieme transportwereld werd 1874 gekenmerkt door de massale inzet van nieuwe stoomschepen op initiatief van onder andere de RED STAR LINE, JOHN P. BEST, LOUIS LEMME & CO, STEINMAN & LUDWIG enz… Dit is het begin van het verval van de kleinere rederijen met zeilschepen. Vanaf dan ging de rendabiliteit van de rederij “DE DECKER-CASSIERS”achteruit. In dat jaar stond ook de “YUCATAN” te koop.
Eugène de Decker verkocht zijn kasteel “Hof van Brabant” in 1878. De koper, Graaf René Moretus de Theux, heeft zich hier als gretige vastgoedspeculant gedragen. Het mooi kasteel werd volledig afgebroken. De puin heeft gediend om de vijver de vullen. De grond werd, met de zegen van de gemeente Hoboken, verkaveld en de kavels werden nadien openbaar verkocht.
In 1888 werd Eugène de Decker Ridder in de Leopoldsorde en in 1890 werd de rederij vereffend.
Eugène de Decker bleef nog Vice-voorzitter van de “ Cie des Chemins de Fer du Congo” waarvan hij één van de medeoprichters was en ook Voorzitter van de “Société des Chemins de Fer Vicinaux Anvers-Turnhout”. Op 22 februari 1905 is Eugène de Decker in zijn herenhuis, Mechelsesteenweg 145 te Antwerpen overleden. Hij werd begraven in het kerkhof van Berchem (Elisabethlaan) waar zijn grafmonument vandaag nog steeds te bezichtigen is.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------* Ben DE DECKER - 2013 - uittreksels uit de archieven van de familie “de Decker” ** Schilderijen, van de kunstschilder Bob De Bruycker, eigendom van de familie “de Decker”