)jevende ^atuur
Kok van Herk, Laurens Sparrius & André Aptroot
Hotspots van de korstmossen op de Rod vragen om een betere bescherming Bij veel mensen bestaat het idee dat er door de luchtvervuiling niet veel korstmossen over zijn in Nederland. Ook heerst de opvatting dat de belangrijkste natuurwaarden wel beschermd worden in natuurterreinen, vooral in de duinen, in stuifzanden en in de heide. Dit artikel beoogt dit beeld van korstmossen te nuanceren en vraagt meer aandacht voor de natuurwaarde die ze vertegenwoordigen, ook buiten de natuurgebieden. Van de bijna 7 0 0 soorten korstmossen die in Nederland voorkomen staat bijna de helft op de Rode Lijst, maar in het natuurbeheer spelen korstmossen geen rol van betekenis.
Er is de afgelopen jaren veel gepubliceerd over Nederlandse korstmossen, bijvoorbeeld over de effecten van ammoniak en klimaatsverandering. Toch vormen deze wonderlijke organismen voor de meeste mensen een onbekend terrein. De moeilijkheidsgraad van het determineren en het specialistische karakter van het onderwerp zijn daar zeker debet aan. Helaas spelen korstmossen alleen bij uitzondering een rol in het natuurbeheer (bijna alleen van stuifzanden), laat staan bij het aankoopen beschermingsbeleid van natuurterreinen. Toch is een belangrijkere rol zeker te rechtvaardigen. De Rode Lijst Zes jaar geleden is de ofRciële Rode Lijst van de Nederlandse korstmossen uitgekomen (Aptroot et al., 1998). Van de 662 soorten die op dat moment van Nederland bekend waren, staan er 326 (49%) op deze Rode Lijst. Hiervan zijn er 85 (13%) gevoelig, 66 (10%) kwetsbaar, 51 (7,5%) bedreigd, 41 (6%) ernstig bedreigd, en 83 (12,5%) verdwenen uit Nederland. De Rode Lijstsoorten zijn niet evenredig verdeeld over de drie belangrijkste substraten: van deze 326 Rode Lijstsoorten groeien er
i8 I De Levende Natuur - januari 2005
161 gewoonlijk op bomen (epifyten), 123 groeien gewoonlijk op steen (epilieten), en 42 soorten groeien het meest op de grond (terrestrische soorten). Dit is resp. 60%, 48%, en 31% van het totale aantal soorten op de drie substraten. De laatste drie percentages zijn eigenlijk niet exact te geven, omdat algemene soorten in tegenstelling tot Rode Lijstsoorten gewoonlijk weinig substraatspecifiek zijn. De epifyten zijn het sterkst bedreigd. De verzurende luchtvervuiling met zwaveldioxide, die zijn hoogtepunt in de periode 1965-1975 bereikte, heeft bij deze soorten een zware tol geëist. Nu deze vorm van luchtvervuiling sterk verminderd is, nemen veel soorten weer toe. De terugkerende korstmossen zijn echter niet dezelfde als de soorten die verdwenen zijn. Het milieu is nu sterk beïnvloed door stikstof, wat niet het geval was voordat de verzuring zijn intrede deed. Veel nieuwkomers zijn daardoor immigranten die duiden op een voedselrijk milieu, en zijn bovendien nogal eens van zuidelijke herkomst. De vele steenbewonende korstmossen op de Rode Lijst zijn in veel mindere mate door de luchtvervuiling achteruit gegaan dan de epifyten. De belangrijkste oorzaak van hun bedreiging is biotoopverlies; zo is de laatste jaren honderden kilometers aan natuurstenen dijktalud door dijkverzwaringen vernietigd. Verder speelt recreatie soms een negatieve rol (bijv. bij hunebedden), en korstmossen op oude muren worden bedreigd door restauratie en onderhoud. Deze habitats genieten nauwelijks enige bescherming. Er staan 'slechts' 42 bodembewonende korstmossen op de Rode Lijst; dit zijn vooral soorten die in de duinen en stuifzanden voorkomen. Een belangrijke oor-
Wimpermos {Anaptychia ciliaris) is een epifyt die door de luchtvervuiling teruggedrongen is tot een tiental bomen. Rond 1900 was dit korstmos nog zeer algemeen. Nu het weer wat beter gaat met de luchtkwaliteit is juist het behoud van deze refugia van groot belang.
zaak van hun afname is de ontginning en bebossing van 'woeste gronden' in de eerste helft van de twintigste eeuw. Ook bij de bodembewonende soorten is er geen duidelijke relatie met luchtvervuiling; wel kan luchtvervuiling indirect werken, met name via vergrassing als gevolg van de depositie van stikstof De meeste bedreigde soorten komen nu nog voor in natuurgebied, meestal duinen en stuifzanden. Database Tot voor kort bestond er geen centrale database met informatie over de groeiplaatsen van korstmossen op de Rode Lijst. Met de komst van Het Natuurloket (www.natuurloket.nl) Is hieraan op Initiatiefvan de auteurs van dit artikel gewerkt. Alle beschikbare en gecontroleerde verspreidingsgegevens vanaf 1980 zijn nu In een database opgenomen, voornamelijk gebaseerd op gepubliceerde en ongepubliceerde excursieverslagen, de provinciale korstmossenmeetnetten en herbariummateriaal. De gegevens zijn in beheer bij de Bryologische en Lichenologische Werkgroep van de KNNV (BLWC) en Lichenologisch Onderzoekbureau Nederland (LON).
Lijst Figuur 1 toont het aantal soorten van de Rode Lijst per vierkante kilometer. De meeste waarnemingen in de database zijn van betrekkelijk recente datum. Dit is vooral het gevolg van een veel intensiever onderzoek gedurende de laatste l o jaar, zowel beroepsmatig (LON: epifyten) als met vrijwilligers, o.a. in het Landelijk Meetnet Korstmossen (onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring). Als aanvulling daarop is vanaf 1999 door ons extra veldwerk verricht wat zich toegesneden heeft op het systematisch dichten van de 'witte vlekken'. De insteek hierbij was om van elk uurhok waar nog weinig of niets van bekend was, steeds de meest kansrijke plekken voor Rode Lijstvondsten uit te kiezen, om zo met de geringe menskracht van vier personen toch zo veel mogelijk informatie te vergaren. Het ging hierbij bijv. om een groot aantal hokken in het Fries-Croningse polderland met een overzichtelijke situatie: bijzondere korstmossen zijn in principe te verwachten op oude kerken, begraafplaatsen en oude vrijstaande bomen. Waar deze substraten ontbreken (dat zijn de meeste kilometerhokken) heeft het ook weinig zin om naar Rode LIjstkorstmossen te gaan zoeken. Op deze wijze zijn sinds 1999 hoiti derden oude kerken geïnventariseerd. Op het Pleistoceen zijn op een vergelijkbare manier talloze kleine heide- en stuifzandterreintjes onder de loep genomen. De trajecten zee- en IJsselmeerdijk zijn voorzover ze met natuursteen zijn belegd zo goed als integraal onderzocht.
De Bemelerberg bij Maastricht is de belangrijkste groeiplaats voor korstmossen van kalkrotsen in ons land. Het is één van de weinige plekken waar een concentratie van epilieten van de Rade Lijst in een natuurreservaat is veiliggesteld
Fig. 1. Aantal Rode Lijstsoorten per kilometerhok Kleine stip = 1 soort. Grootste stip = 26 soorten.
anuari 2005
De, levende ^atuur Hotspots voor korstmossen in Nederland In figuur 1 blijkt uit de grootte van de stippen dat de Rode Lijstsoorten niet regelmatig over Nederland zijn verspreid. De duinen, de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe zijn het rijkst aan Rode Lijstsoorten. De duinen zijn ruimschoots het rijkst: 70 % van de kilometerhokken in de duinen bevat Rode Lijstsoorten, tegen hoogstens 10 % van elk van de overige regio's (pleistoceen, heuvelland, urbaan en zeeklei & laagveen). De kaart laat op dit punt ook wel waarnemingseffecten zien. Behalve de duinen springen de Utrechtse Heuvelrug en in iets mindere mate de Veluwe eruit. Deels is dit reëel, maar deels is dit ook het gevolg van een veel intensievere waarneming in deze gebieden. In Utrecht komt alles samen: hier wonen de meeste korstmossenliefliebbers, en deze provincie heeft ook het meest intensieve epifytenmeetnet. Toch blijft het effect hiervan hooftizakelijk beperkt tot een grotere dichtheid aan kleine stippen. De kilometerhokken die het rijkst zijn aan Rode Lijstsoorten (grote stippen) zijn maar zeer ten dele gebieden die ook voor andere organismen een hoge biodiversiteit hebben, zoals de oude bossen in de binnenduinrand (Bergerbos, Manteling van Walcheren) en kalkrotsen in Zuid-Limburg (Bemelerberg). De voor korstmossen belangrijke oude bossen op de hoge zandgronden (Speulderbos, Het Loo, Den Treek, Asserbos) zijn voor hogere planten niet van grote waarde, terwijl de zeer lichenenrijke oude zee- en Ijsselmeerdijken (Delfzijl, Nijkerk, Terschelling), Drentse hunebedden en een paar stuifzanden (Hulshorst) voor hogere planten juist
arm zijn. In detop-15 (tabel 1) staan vooral zee- en IJsselmeerdijken genoemd en ook enkele rijke epifytenhokken in onder meer Paleispark 't Loo. Beheer en behoud in natuurgebieden Slechts de helft van de hotspots voor Rode Lijstsoorten bevindt zich in natuurterreinen: vooral stuifzanden, hunebedden, kalkrotsen en oude bosrestanten. Over het voor korstmossen gunstig beheer van dergelijke gebieden is al veel geschreven (Aptroot &, van Herk, 1999, 2001; van Herk et al., 1996, 2000; Ketner-Oostra, 2002). In het kort komt het neer op het creëren van pioniersituaties en het gebied dan vervolgens langdurig met rust laten. Een aantal aspecten in het huidige beheer zijn gunstig: zo heeft de toename van dood hout geleid tot een sterke toename van bedreigde rottend hout soorten, zoals Sterheidestaartje {Cladonia polydactyla). Minder gunstig is dat veel bossen te donker zijn geworden, waardoor lichtminnende soorten sterk zijn afgenomen. Verder worden oude, scheefstaande bomen dikwijls veel te snel gekapt: dit type bomen vormt voor een groot aantal zeer zeldzame korstmossen een specifieke niche (diepe schorsgroeven aan de overhellende, droge kant). In het gangbare bosbeheer, zowel in productiebossen als in natuurgebieden, hebben soorten van dit type bomen nauwelijks nog bestaansmogelijkheid. De inzet van grote grazers in heide- en duingebieden moet ook genoemd worden. Dit is in een aantal terreinen geen succes voor de korstmossen geworden. De inzet van runderen en paarden o f t e hoge dichtheden van grazers, heeft al herhaaldelijk desastreuze gevolgen gehad waarbij zeer
Aantal
Ceblednaam
Type korstmossen
26
Apeldoorn, Paleispark 't Loo, Zuid
Epifyten
25
West-Terschelling, havendam
Epilieten
24
Putten CId, zeedijk
Epilieten
23
Delfzijl, H o o g w a t u m , zeedijk
Epilieten
22
Delfzijl, Bierum, zeedijk
Epilieten
22
Delfzijl, Nansum, zeedijk
Epilieten
19
Delfzijl, Holwierde, zeedijk
Epilieten
17 16
Nijkerk, Arkemheen, zeedijk
Epilieten
Bergen N H , Bergerbos
Epifyten
16
't Rooth, mergelgroeve
Epilieten en terrestrische soorten
i6
Apeldoorn, Paleispark 't Loo, Noord
Epifyten
16
Delfzijl, zeedijk
Epilieten
15
Leusden, Den Treek
Epifyten
15
Elspeet, Elspeterbos
Epifyten
15
Assen, Asserbos
Epifyten en terrestrische soorten
20 I De Levende Natuur - januari 2005
waardevolle Rode Lijstsoorten plotseling zijn verdwenen. Voorbeelden zijn het Orvelterzand (Drenthe) waar na aanvang van begrazing met runderen, halverwege de jaren 1990, Ijslands mos na een aantal jaren bijna geheel is verdwenen. In de Landerumerheide op Terschelling hebben geiten een ravage aangericht in een voorheen prachtige vegetatie met Rendiermossen. Het is wenselijk dat in de toekomst het voorkomen van kwetsbare Rode Lijstkorstmossen uitdrukkelijk bij het beheer wordt betrokken. Zo bevindt zich in de duinen van Wassenaar de laatste groeiplaats van Saucijs-baardmos {Usnea articulata) in een tot dusver buiten de begrazing gehouden deel van het duingebied van Meijendel (Weeda, 2004); een begrazingsregime zou voor deze soort fataal kunnen zijn. Een voorbeeld van goed begrazingsbeheer is het Drouwenerzand, waar een zeer lage dichtheid aan schapen de vergrassing succesvol bestrijdt Oude muren Hoewel Nederland geen natuurlijke rotsen kent, vormen de steenbewonende korstmossen qua soortenaantal toch een zeer grote groep. Van de soorten die typerend zijn voor oude muren staat echter maar een relatief klein deel op de Rode Lijst. De reden is dat er maar weinig soorten zijn waarvan een achteruitgang aantoonbaar is. Er zijn 'maar' tien Rode Lijstsoorten typerend voor muren tegenover wel 58 soorten typerend voor dijken. In het IJsseldal in Gelderland bevindt zich de soortenrijkste korstmossenplek van Nederland: geen stuifzandgebied en geen natuurreservaat, maar de kerk van HoogKeppel, waar 76 verschillende soorten korstmossen groeien op een muur met een oppervlak van enkele honderden vierkante meters. Dit is een slecht onderhouden kerk waarvan de toren ook nog eens een andere eigenaar heeft (de gemeente Hummelo en Keppel) dan het schip (de kerkelijke gemeente). De kans op Rode Lijstsoorten is het grootst op soortenrijke muren die een langdurige successie hebben ondergaan; in de praktijk betekent dit dat zulke muren decennia lang met rust gelaten zijn.
Tabel 1. Top-15 van kilometerhokken met de meeste Rode Lijstsoorten van korstmossen.
Deze oude dam in de haven van WestTerschelling is een toplocatie voor zeldzame en bedreigde epilieten. Op de granietblokken van dit dijkje zijn 25 soorten van de Rode Lijst aangetroffen.
Steenglooiingen en dijken Bijna de helft van de 23 kilometerhokken met de meeste Rode Lijstsoorten is op geen enkele wijze beschermd. Het gaat hier vooral om de oude zeedijken, inclusief de voormalige Zuiderzeedijk. Er is In Nederland weinig ontzag voor de natuuren cultuurwaarden van dijken, hoe typisch Hollands ze ook zijn: de veiligheid staat voorop. Weinigen hebben er weet van dat de meeste dijken uit de tweede helft van de 18de eeuw stammen, toen de paalworm toesloeg in de tot dan toe houten zeeweringen. De stenen die aan de zeezijde van het talud werden aangebracht, zijn in de noordelijke helft van het land veelal uit Drenthe afkomstig. Honderden hunebedden, toen nog ondergronds gelegen, dienden als steengroeven voor graniet. De huidige soortenrijkdom van de best bewaarde granieten zeedijken langs het Flevomeer en de Eems en de Havendam van Terschelling is zelfs nog groter dan die van de hunebedden zelf, omdat hier ook specifiek maritieme soorten voorkomen. In het Deltagebied werden de dijken versterkt met een kalkhoudende zandsteen uit het Belgische Vilvoorde, maar hierop groeien aanzienlijk minder bijzondere korstmossen dan op graniet. De meeste dijken zijn in de laatste decennia opgehoogd tot Deltahoogte. Hierbij zijn in Zeeland alle oude dijken van enige omvang vervangen door eenvormige zeeweringen van beton en asfalt. In het Waddengebied zijn alle oude dijken verdwenen, behalve een dijkje bij de haven van Ter-
De enige momenteel nog bekende groeiplaats van Knopjesschildmos {Pormelina pastillifera) is een oude eik in het Drentse dorp Donderen. De groeiplaats van dit bijzondere korstmos is in een tuin, en de eigenaar is op de hoogte van dit bijzondere fenomeen. Het is een mooi voorbeeld hoe in samenspraak met eigenaren aan bescherming gewerkt kan worden.
schelling. Ook de Hondsbossche Zeewering en bijna alle rivierdijken zijn in recente jaren sterk van karakter veranderd. Veel van de oorspronkelijke korstmosflora op zeedijken is gebonden aan zuur gesteente, zoals graniet (in bouwtermen 'noordse steen') en basalt. Nieuwe dijkbekleding is in vrijwel alle gevallen van beton gemaakt ('basalton' of'hydroblocks'), een materiaal dat al erg veel in Nederland voorhanden is. De nu nog aanwezige hotspots worden op diverse manieren bedreigd: het in de jaren 1990 uitstorten van beton over de granieten keien langs de Eemsdijk heeft waarschijnlijk tot het verdwijnen van enkele soorten uit Nederland geleid. Op de Zuiderzeedijken is overgroeiing van het dijktalud met gras en onkruiden een bedreiging. Hier speelt niet alleen de verzoeting van de randmeren mee, maar ook het aanleggen van natuuroevers en buitendijks gelegen recreatieterreinen, zoals bij Arkersluis. Maatregelen bedoeld om natuur meer kansen te geven werken hier voor de korstmossen contraproductief. Alle zee- en IJsselmeerdijken waarop veel Rode Lijstsoorten voorkomen worden in het Landelijk Meetnet Korstmossen (NEM) gemonitord (Sparrius et al., 2002). Het behoud van de cultuur- en natuurwaarden van granieten zeedijken zou een speerpunt kunnen worden van een geïntegreerd natuurbeleid door de waterschappen en Rijkswaterstaat. Geld is hiervoor nauwelijks nodig: bij de dijken langs de Eems is het vooral een kwestie van het
vermijden van ongelukkige maatregelen. Langs de randmeren en op Terschelling zou het beheer gericht moeten zijn op het tegengaan van overgroeiing door hogere planten. Weg- en erfbomen Oude weg- en erfbomen leveren kwantitatief de belangrijkste bijdrage aan groeiplaatsen van Rode Lijstsoorten buiten natuurterreinen. Weliswaar gaat het zelden om situaties waarbij meer dan tien Rode Lijstsoorten per km^ tezamen aanwezig zijn, zoals op dijken soms het geval is, maar het milieu is veel wijder verbreid, en het gaat om een veel groter aantal soorten dan bijv. op dijken. Ook gaat het heel vaak om soorten die binnen de natuurterreinen weinig voorkomen, en daardoor dus nauwelijks bescherming genieten. Dit zijn redenen waarom dit type bomen heel belangrijk is. Rijtjes wegbomen zijn iets typisch Nederlands, nergens komt dat in West-Europa op zo grote schaal voor als bij ons. Het gebruikelijke beheer om de bomen tot ongeveer 8 meter op te kronen is gunstig: de meeste soorten hebben veel licht nodig, en worden tegelijk aan wind en regen blootgesteld, wat ook gunstig is. Dit type bomen vormt het optimale milieu voor enige honderden epifytische korstmossoorten die aangewezen zijn op het typisch Nederlandse klimaatsgebied. Door luchtvervuiling zijn veel soorten in het verleden sterk achteruit gegaan, maar vooral in Friesland, Groningen, Drenthe en
De Levende Natuur - januari 2005 | 21
levende f^atuur De enige groeiplaats van Groot steenschildmos {Xanthoparmelia protomatrae) in Nederland (en onze buurlanden) bevindt zich op de Ijsselmeerdijk bij Nijkerk. De vele bijzondere Rode Lijstsoorten die hier voorkomen worden ernstig bedreigd door een oprukkende verruiging en vergrassing van het steentalud.
een smalle kuststrook zijn er van talloze soorten nog populaties die de vervuiling hebben overleefd. Een aantal soorten heeft daar hun laatste groeiplaats. Het is een misvatting te denken dat door de luchtvervuiling de bescherming van dergelijke epifyten geen zin heeft. Zo komt Wimpermos (Anaptychia ciliaris) nog op slechts een tiental bomen voor, allemaal oude bomen waarop de soort mogelijk al een eeuw aanwezig is. Het zijn dus relicten, in afwachting van betere tijden. De bomen waar het om gaat zijn ons precies bekend, maar het ontbreekt aan geld en organisatie om de eigenaren van deze bomen op de waarde te wijzen en effectieve maatregelen te treffen. Nu het weer wat beter gaat met de luchtkwaliteit is juist het behoud van deze refugia van groot belang. Dit probleem is extra groot bij een tiental Rode Lijstsoorten die aan lep (Ulmus spec.) gebonden zijn. Door de iepziekte zijn oude iepen grotendeels uit ons landschap verdwenen en balanceren soorten als het lepenzonnetje (Caloplaca luteoalha) en de lepenspikkel (Strigula affinis) permanent op de rand van uitsterven. Verlies van Rode Lijstepifyten is vaak een direct gevolg van al dan niet vermijdbare ingrepen. Deels gaat het daarbij om voor de hand liggende oorzaken zoals het kappen van bomen met een verminderde vitaliteit, bomen die moeten wijken voor planologische ingrepen, of bomen die een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Minder voor de hand liggend is het verlies van korstmossen door 'verstruiking': het dichtgroeien van groeiplaatsen met struiken en lage takken, als gevolg van een (vaak goed bedoeld) extensiever bermbeheer. Dit gebeurt dikwijls als een weg een andere bestemming krijgt, bijvoorbeeld als deze tot fietspad wordt omgevormd. Ook bij erfbomen leidt verstruiking dikwijls tot een ernstige verarming van de korstmosflora. Voor de korstmossen heeft verstruiking
22 I De Levende Natuur - januari 2005
twee belangrijke gevolgen: er kan minder licht toetreden, en het microklimaat wordt gewoonlijk droger. Beide veranderingen hebben een sterk verarmend effect op de epifyten. Dit proces heeft zich de laatste decennia op grote schaal voltrokken in veel kleinschalige landschappen. Hier zijn door onder meer 'verbraming' van houtwallen en het begroeid raken van bomen met Klimop {Hedera helix) veel korstmossen verdwenen. Conclusie Het mag duidelijk zijn dat veel vindplaatsen van bedreigde korstmossen niet beschermd zijn. Dit artikel geeft voor de meest belangrijke habitats een omschrijving van het probleem en een voorstel hoe in het natuurbeheer met korstmossen rekening kan worden gehouden. In veel bossen zou een omvorming naar een meer savanneachtige structuur met hoofdzakelijk oude bomen (en boomlijken), weinig struiken, en veel open plekken met lichttoetreding wenselijk zijn. Een begrazingsregime werkt in zo'n situatie mogelijk positief In duingebieden en heideterreinen is het juist van belang terughoudend te zijn met begrazing, vooral als er in het terrein stuifplekken aanwezig zijn, die al dan niet door successie in de voorgaande jaren geleidelijk dichtgegroeid zijn. Hier bevinden zich dikwijls de concentraties Rode Lijstsoorten die zeer gevoelig zijn voor de introductie van een begrazingsregime. De beste garantie voor het behoud van waardevolle korstmosvegetaties op oude muren is niets doen. Wel is het wenselijk om beschaduwing door bomen of struiken tegen te gaan. Als de restauratie van een muur onvermijdelijk is, dan kan dit het beste plaatsvinden door de oude voegen te verwijderen, opnieuw te voegen met een schelpmortel, en de bakstenen zelf ongemoeid te laten. In de meeste gevallen gaat dit niet ten koste van de biodiversiteit.
Voor de meest waardevolle oude dijken zou er een beschermingsplan moeten komen. Het is vreemd dat deze (ook) historisch waardevolle objecten nooit een monumentenstatus gekregen hebben. Dit hoeft niet strijdig te zijn met de waterkerende functie; in een beschermingsplan kan vastgelegd worden dat eventuele noodzakelijke verzwaringen in de toekomst aan de binnendijkse kant worden uitgevoerd. Gemeenten zouden een restrictiever beleid moeten voeren bij de vergunningverlening tot kap van oude bomen in het landelijk gebied en op erven. Te vaak worden bomen onnodig verwijderd, bijv. bij klachten over schaduw of bladval, of bij verbreding van uitritten. Tot slot is het wenselijk dat er een betere afstemming komt tussen enerzijds de specialistische kennis van de groeiplaatsen van Rode Lijstsoorten en de potentiële bedreigingen daarvan, en anderzijds onwetende, goedwillende eigenaren en beheerders. Te vaak verdwijnen bijzondere groeiplaatsen door vermijdbare 'ongelukjes'. De BLWC zou hierin een belangrijke rol kunnen vervullen. Literatuur Aptroot, A. &. K. van Herk, 1999. Algen, korstmossen en mossen op monumenten. Info restauratie en beheer i6: 1-8. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist. Aptroot, A. & C.M. van Herk, zoon. Veranderingen in de korstmosflora van de Nederlandse heiden en stuifzanden. De Levende Natuur 102 (5): 150-155. Aptroot, A., H.F. van Dobben, C.M. van Herk & C. van Ommering, 1998. Bedreigde en kwetsbare korstmossen in Nederland: Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer 29: 1 - 77. Herk, K. van, A. Aptroot & P. van den Boom, 1996. Hunebedden van grote betekenis voor lichenen. De Levende Natuur 97 (5): 179 - 184.
''f^ffWF'^
Herk, K. van, L Spier, A. Aptroot & L Sparrius, 2000. Achteruitgang van de korstmossen in het Speulderbos. De Levende Natuur l o i : 149 -153. Ketner-Oostra, R., 2002. Branden als beheermaatregel voor vermoste stuifeandvegetatie? De Levende Natuur 103 (2): 37 - 42. Sparrius, L.B., A. Aptroot, C.M. van Herl< &. |.L. Spier, 2002. Landelijk Meetnet Korstmossen. Inhoudelijke rapportage 2001. BLWG-rapport 1: 1 - 34. Weeda, E.|., 2004. Twee bijzondere korstmossen in de Meeuwenhoek, Saucijs-baardmos [Usnea articulata (L.) HofFm.] en Eikenmos [Evernia prunastri (L.) Ach.) als grondbewoner. Holland's Duinen 44: 24 - 39. Summary Where are hot spots of Red Listed lichens in The Netherlands? A distribution map showing the number of Red Listed lichens per square kilometer in The Netherlands is presented, mainly based on data collected by the authors. There is a distinctive pattern, in which the coastal dunes, the
Utrechtse Heuvelrug and the Veluwe appear to have the highest number of Red Listed species. The coastal dunes are by far the richest, with Red Listed lichens in 70% of the squares, and only 10% in the remaining ecoregions. Some of the most diverse sites are also hot spots for other species groups, for instance calcareous rock outcrops. Other hot spots are situated in areas where lichens constitute the major part of the biodiversity: ancient sea dykes, inland sand dunes and megalithic monuments. Management and conservation measures for these sites should speciflcally target favourable conditions for lichens. Nearly half of the 23 square kilometers with more than 10 Red Listed lichens are found outside nature conservation areas. Most of these sites are granite sea dykes, which are extremely important for lichens. More attention is needed to protect this fragile habitat. Epiphytic lichens on wayside trees are also insufficiently protected. A large number of Red Listed species occur on such trees.
Drs. C.M. van Herk LON, Coudvink47 3766 XK Soest e-mail: lonsoest@vw<s.nl Drs. L.B. Sparrius BLWC, p/a Kongsbergstraat 1 2804 XV Gouda e-mail:
[email protected] Dr. A. Aptroot G. v.d. Veenstraat 107 3762 XK Soest e-mail:
[email protected]
Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu
i^ ^
Inventarisatie en onderzoek
Inrichtings- en beheerplannen
macrofauna, visfauna herpetofauna, vlinders, vogelecologie ecotoxicologie vegetatiekartering aquatische ecologie ecosysteemanalyse geografische informatiesystemen vogels en windenergie vliegveiligheid en vogels Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn Flora- en faunawet
natuurvriendelijke oevers helofytenfilters visstandbeheerplannen stedelijk groen faunavoorzieningen inrichtingsplannen beheerplannen besteksvoorbereiding projectbegeleiding
Visie- en planvorming
natuurvriendelijke oevers flora en vegetatie, fauna
natuurontwikkeling landschapsvisies landschapsontwikkelingsplannen ecologische infrastructuur integraal waterbeheer milieu-effectenrapportage gecertificeerd ISO 9001 lid ONRI lid Netwerk Groene Bureaus
Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Varkensmarkt 9, 4101 CK Culemborg Telefoon 0345 - 5 1 2 7 1 0
Monitoring en evaluatie
Onder w a t e r inventarisatie en onderzoek flora en fauna zoute en zoete wateren harde en zachte substraten onderwaterfoto, -video, -film Fax 0 3 4 5 - 5 1 9 8 4 9 E-mail
[email protected] Website www.buwa.nl
De Levende Natuur - januari 2005 | 23