Voorbereiding van de volgende stappen op weg naar een betere economische governance in de eurozone Analysenota
Jean-Claude JUNCKER in nauwe samenwerking met
Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem en Mario Draghi Informele bijeenkomst van de Europese Raad 12 februari 2015
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
Voorbereiding van de volgende stappen op weg naar een betere economische governance in de eurozone Analysenota Inleiding De Eurotop van 24 oktober 2014 is tot de conclusie gekomen dat "nauwere coördinatie van het economisch beleid van wezenlijk belang is voor een soepele werking van de economische en monetaire unie". Hij heeft opgeroepen om verder te werken "aan de ontwikkeling van concrete mechanismen voor een strakkere economische beleidscoördinatie, convergentie en solidariteit", en de voorzitter van de Europese Commissie verzocht om, in nauwe samenwerking met de voorzitter van de Eurotop, de voorzitter van de Eurogroep en de president van de Europese Centrale Bank "de volgende stappen voor te bereiden op weg naar een betere economische governance in de eurozone". De Europese Raad van 18 december 2014 heeft het aan de vier voorzitters verleende mandaat bekrachtigd. Bij wijze van eerste stap werden de voorzitters verzocht een analysenota op te stellen die als basis zal dienen voor de besprekingen tijdens de informele bijeenkomst van de Europese Raad op 12 februari 2015. De onderhavige analysenota maakt de balans op van de huidige stand van de economische en monetaire unie (EMU). De nota vermeldt de belangrijkste tekortkomingen van het EMU-kader die met de crisis aan het licht zijn gekomen, beschrijft de tot dusver genomen maatregelen om deze aan te pakken en effent de weg voor een discussie over de volgende stappen. Zij loopt geenszins vooruit op de uiteindelijke inhoud van het verslag van de vier voorzitters, dat zal worden opgesteld in het licht van het resultaat van de besprekingen van de staatshoofden en regeringsleiders op 12 februari en verdere werkzaamheden en overleg voorafgaand aan de Europese Raad van juni.
1. Het wezen van de economische en monetaire unie De euro is een munt die momenteel door 19 lidstaten van de EU en meer dan 330 miljoen burgers wordt gebruikt. Ondanks de crisis is het de op één na belangrijkste valuta ter wereld, met een aandeel van 24,4 % van de wereldwijde deviezenreserves (1999: 18 %), na de Amerikaanse dollar met een aandeel van 61,2 %. Wereldwijd hebben 59 landen en gebieden hun valuta direct of indirect aan de euro gekoppeld. De euro is meer dan een munt. Het is ook een politiek project. Onze monetaire unie vereist dat lidstaten hun vroegere nationale valuta voor eens en altijd opgeven en hun monetaire soevereiniteit blijvend met de andere landen van de eurozone delen. De euro heeft daarmee een "lotsgemeenschap" gecreëerd tussen de 19 lidstaten die de euro als munt gebruiken; deze verplicht tot solidariteit in tijden van crisis en tot de naleving van gemeenschappelijk overeengekomen regels door alle lidstaten. De eurozone heeft een unieke institutionele structuur. Terwijl het monetaire beleid gemeenschappelijk op Europees niveau wordt vastgesteld, blijft het economische en budgettaire beleid grotendeels een zaak van de lidstaten. Met een dergelijke opzet kunnen zwakheden in één lidstaat tot kwetsbaarheden voor de eurozone als geheel leiden. Economisch succes is daarom in 5
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
ieders belang. Een monetaire unie kan alleen succesvol zijn als het op den duur gunstiger is om er deel van uit te maken dan om erbuiten te blijven. Daarom moeten alle lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen door hun economisch en budgettair beleid als een zaak van gemeenschappelijk belang te beschouwen. De Verdragen bevatten een duidelijke reeks doelstellingen – inclusieve en duurzame groei, prijsstabiliteit, gezonde begrotingssituaties en een hoog werkgelegenheidsniveau –, en het EMUkader voorziet in een aantal gemeenschappelijke regels om het beleid op deze terreinen nauw te coördineren. Tijdens de crisis is gebleken dat, wanneer het kader tekortkomingen vertoont of onvoldoende wordt uitgevoerd, de integriteit van de eurozone als geheel in gevaar komt en in de Verdragen neergelegde doelstellingen niet kunnen worden verwezenlijkt. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat het EMU-kader volkomen verenigbaar is met de eisen die het hebben van een gemeenschappelijke munt stelt. Dit was de grootste uitdaging van de afgelopen jaren, en vormt een hindernis die nog niet is overwonnen.
2. Terugkijkend: de vele oorzaken van de crisis De crisis die de eurozone vanaf de zomer van 2007 heeft getroffen en die ook nu nog haar stempel drukt op de economische ontwikkeling van verschillende lidstaten van de eurozone, had vele oorzaken. Hoewel een aantal van die oorzaken in alle geïndustrialiseerde landen een rol hebben gespeeld, hebben sommige daarvan de eurozone zwaarder getroffen, waardoor de crisis er langer duurde en diepere sporen heeft nagelaten. Aanvankelijk was de crisis in de eerste plaats een financiële crisis, die ontstond in de Amerikaanse subprime-markt en zich snel door het wereldwijd verweven financiële stelsel verspreidde en ook Europese banken en andere financiële instellingen trof, met name in de landen van de eurozone waar de gunstige situatie in de eerste tien jaar van de euro tot zeepbellen op de financiële markten en de huizenmarkt hadden geleid. Een aspect van de crisis dat voor de eurozone een bijzonder belangrijke rol speelde, was de negatieve terugkoppeling tussen de schulden van banken en van de overheid: doordat banken die te systeemrelevant waren geworden om failliet te kunnen gaan in financiële problemen raakten en een beroep deden op steun van de overheid, kon de stabiliteit van het bankwezen enkel worden gewaarborgd ten koste van de overheidsfinanciën van de betrokken landen en op straffe van een toegenomen financiële fragmentatie (zie grafiek 1). In deze landen ging de bankencrisis al snel over in een crisis van de overheidsfinanciën, met rechtstreekse gevolgen voor de reële economie. Grafiek 1
Bancaire debettarieven
Kredietverlening aan bedrijven; in % per jaar
Rendement op overheidsobligaties in de eurozone Tienjaarsobligaties (%, maandgemiddelde)
Bron: ECB, Reuters, berekeningen van de diensten van de ECB
6
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
Vervolgens veranderde de crisis in een staatsschuldencrisis. In de eerste tien jaar van de euro zijn de schulden en tekorten van de nationale overheden niet duurzaam teruggedrongen tot onder de referentiewaarden van respectievelijk 60 % en 3 % van het bbp, zoals voorgeschreven door het Verdrag van Maastricht. De overheidsschuld in de eurozone, die in 1998 72,8 % van het bbp had bedragen, kon in 2007 slechts worden teruggebracht tot gemiddeld 66,2 % van het bbp, hoewel in het licht van de overwegend gunstige macro-economische situatie een krachtiger begrotingsconsolidatie mogelijk was geweest. De tekorten in de eurozone bedroegen in de periode van 1999 tot 2007 gemiddeld 1,9 % van het bbp, met een piek van 3,1 % van het bbp in 2003. De gemeenschappelijke beleidsdoelstelling van een begrotingssituatie die vrijwel in evenwicht is dan wel een overschot vertoont – bedoeld om het niveau van de overheidsschuld omlaag te brengen – kon niet worden bereikt. De budgettaire regels die bedoeld waren om overheidstekorten binnen de perken te houden (het zogenaamde „stabiliteits- en groeipact”) werden vaak niet nageleefd of uitgevoerd. Sinds 1997 zijn de meeste landen van de eurozone (Estland en Luxemburg uitgezonderd) eenmaal of zelfs meermaals aan een buitensporigtekortprocedure onderworpen. In 2003 werden de regels van het pact door een gekwalificeerde meerderheid in de Raad gedeeltelijk opgeschort in het kader van de buitensporigtekortprocedures ten aanzien van Duitsland en Frankrijk. In 2005 werd het pact gewijzigd op een manier die alom als een afzwakking van de regels werd beschouwd. Beide maatregelen hebben afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van het pact. Toen de crisis zich in de eurozone begon te manifesteren, reageerden de lidstaten met omvangrijke stimuleringspakketten en injecties van overheidsgeld in het bankstelsel. Dit was weliswaar noodzakelijk om de financiële stabiliteit te waarborgen en de negatieve gevolgen van de crisis te verzachten, maar verhoogde in veel landen de overheidsschuld en het overheidstekort tot ruim boven de referentiewaarden van Maastricht. De overheidstekorten in de eurozone liepen in 2010 op tot een recordhoogte van 6,2 % van het bbp, alvorens in 2014 te worden teruggedrongen tot 2,6 % van het bbp. Als gevolg van de maatregelen die tijdens de crisis zijn genomen, is de overheidsschuld verder gestegen en bedroeg in 2014 gemiddeld voor de eurozone 94,3 % van het bbp, ver boven het niveau van voor de crisis (zie grafiek 2). Grafiek 2
Schuld- en tekortontwikkeling eurozone 1995-2013, % van het bbp Recente consolidatie
Schuld
Crisis
Pre-EMU consolidatie Eerste tien jaar EMU
Tekort Bron: Europese Commissie, ECB
7
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
De crisis in de eurozone, veroorzaakt door de wereldwijde financiële turbulentie, kan ook worden beschouwd als een crisis van het concurrentievermogen, waarbij een aantal zwakke punten al voor de crisis bestonden. Tot de jaren negentig werd het verschil in productiviteit met de VS enigzins ingelopen, maar dit proces is geleidelijk tot stilstand gekomen. Een aantal landen van de eurozone verzuimden de periode van hoogconjunctuur aan te grijpen om de bestaande inflexibiliteit op de product- en arbeidsmarkten aan te pakken.
Tegen deze achtergrond zijn de kosten van arbeid (uitgedrukt in arbeidskosten per eenheid) in de eerste tien jaar van de euro in een aantal landen van de eurozone aanzienlijk gestegen, waardoor hun producten duurder werden en hun concurrentievermogen terugliep, wat weer resulteerde in een negatieve betalingsbalans ten
Verandering werkloosheidspercentage (2009-13)
Grafiek 4: Ontwikkeling van de arbeidskosten per eenheid (2001-09) en van de werkloosheid (2009-13)
Grafiek 3: Rigiditeiten op de product- en arbeidsmarkten en ontwikkeling van de werkloosheid (2009-13) Verandering van het werkloosheidspercentage (2009-13)
Door diepgewortelde problemen kon de aanbodzijde geen gelijke tred houden met de vraag. Tegelijkertijd stonden aanzienlijke nominale en reële starheden een doelmatige allocatie van middelen, onder meer tussen de verhandelbare en de niet-verhandelbare sector, in de weg waardoor de werking van het concurrentiekanaal werd verstoord (zie grafiek 3).
De rigiditeiten op de arbeids- en productmarkten (2008) Bron: Eurostat en OESO NB: De rigiditeiten op de arbeids- en productmarkten, gemeten als gemiddelde van de OESO-indicatoren betreffende de wetgeving op het gebied van werkgelegenheidsbescherming en de regulering van de productmarkten.
opzichte van andere landen van de eurozone waar de kosten per eenheid stabiel zijn gebleven of zelfs gedaald zijn.
Hierdoor is de werkloosheid tijdens de crisis toegenomen (zie grafiek 4). Bovendien hebben de relatief gunstige financieringsvoorwaarden in de eerste jaren na de invoering van de euro tot een misallocatie van financieringen geleid ten Verandering arbeidskosten per eenheid gunste van minder productieve (2001-2009) investeringsvormen zoals onroerend goed, en Bron: Eurostat. tot een grotere risicobereidheid en schuldenlast NB: Gegevens voor de landen van de eurozone, die vóór 2002 van veel particuliere en openbare actoren. Toen zijn toegetreden tot de EMU; voor het de crisis de eurozone trof en de markten het werkloosheidspercentage zijn gegevens van september risico en het groeipotentieel van de individuele gebruikt. landen opnieuw evalueerden, kwam het verlies van concurrentievermogen aan het licht; dit leidde tot een uitstroom van financieringsmiddelen die broodnodig waren voor investeringen, waardoor de impact van de crisis in die landen nog verder werd versterkt. Hoewel verscheidene belanghebbenden op Europees niveau voor dergelijke ontwikkelingen hadden gewaarschuwd, voorzag het governancekader destijds niet in een systematische opsporing en correctie van onevenwichtigheden; het kon daardoor niet voorkomen dat deze onevenwichtigheden zich geleidelijk uitbreidden. 8
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
Ten slotte kan de crisis, wat het vermogen van de markten betreft om landenrisico correct in te schatten, ook worden beschouwd als een crisis van de markten. Hoewel het Verdrag van Maastricht ervan uitging dat een divergerende ontwikkeling van de economieën van de eurozone en hun begrotingssituaties vooral door marktdiscipline zou kunnen worden voorkomen, met een stijgende rente op overheidsobligaties als waarschuwingssignaal, was de werkelijkheid in de eurozone van 1999 tot en met 2008 anders. In plaats daarvan behandelden investeerders de eurozone als één geheel, zonder rekening te houden met divergerende economische en financiële risico’s. De crisis heeft deze verschillen zichtbaar gemaakt, en de herwaardering van risico’s die vervolgens plaatsvond, leidde ertoe dat de rente op overheidsobligaties in sommige landen van de eurozone een niveau bereikte dat veel hoger was dan in bepaalde ontwikkelingslanden (zie grafiek 1). Uit al deze ontwikkelingen bleek dat er sprake was van een aanzienlijke kloof tussen de doelstellingen en de werkelijke resultaten van het vóór de crisis ingevoerde governancekader van de EMU, en dat consequent verzuimd werd gezamenlijk overeengekomen beleidsmaatregelen na te leven en ten uitvoer te leggen.
3. Maatregelen die sinds 2010 zijn genomen om de veerkracht van de Economische en Monetaire Unie te verbeteren De crisis heeft aan het licht gebracht dat significante structurele zwakheden en rigiditeiten en onhoudbare budgettaire en economische beleidsstrategieën in enkele lidstaten, de economische ontwikkeling in de eurozone als geheel kunnen ondergraven en daarmee de voordelen van het lidmaatschap van de EMU in het geding kunnen brengen. Zij heeft bovendien getoond dat het governancekader in belangrijke opzichten tekortschiet en deze ontwikkelingen niet heeft kunnen voorkomen. Sinds 2010 zijn op het niveau van de eurozone belangrijke hervormingen doorgevoerd om deze tekortkomingen aan te pakken en te verhelpen: het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) werd crisismechanisme dat voor de crisis niet beschikbaar was;
opgericht
als
een
permanent
de bankenunie werd opgericht, waarbij de ECB de taak van gemeenschappelijk toezichtmechanisme op zich nam; zij oefent sinds 1 november 2014 rechtstreeks toezicht uit op alle belangrijke banken in de eurozone. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en de nieuwe 'bail-in'-regels van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken bieden thans een kader voor een ordelijke afwikkeling van banken en voor de verdeling van de lasten tussen aandeelhouders en schuldeisers. In combinatie met het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds dragen deze maatregelen in belangrijke mate bij tot het tegengaan van de schadelijke wisselwerking tussen overheden en banken en, naast de geharmoniseerde nationale depositogarantiestelsels, tot de bescherming van depositohouders; de nieuwe procedure voor macro-economische onevenwichtigheden (PMO) is ingevoerd om de ontwikkeling van macro-economische zwakheden in een vroeg stadium op te sporen en de instrumenten aan te reiken om deze te corrigeren; met de hervorming van het stabiliteits- en groeipact in 2011/2013 en de overeenkomst over het „begrotingspact” werd het begrotingskader versterkt om te voorkomen dat er in de toekomst grote budgettaire onevenwichtigheden kunnen ontstaan. Het toezicht op de ontwikkeling van de uitgaven kreeg in het preventieve deel van het pact meer gewicht, en de procedures van het preventieve en het corrigerende deel van het pact werden versterkt – niet in de laatste plaats door de invoering van nieuwe sancties die in een vroeger stadium worden 9
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
opgelegd en geleidelijk worden verhoogd. Een belangrijke les van de crisis was de noodzaak om een numerieke schuldbenchmark in te voeren waarmee convergentie wordt gewaarborgd in de richting van solide schuldquotes die de in het Verdrag van Maastricht vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp niet overschrijden. De invoering van stemming bij omgekeerde gekwalificeerde meerderheid in de Raad voor besluiten in het kader van de buitensporigtekortprocedure is bedoeld om de procedures een vrijwel automatisch karakter te verlenen; in 2011 werden de bevoegdheden van Eurostat versterkt voor wat de statistische gegevens betreft die voor de buitensporigtekortprocedure worden gebruikt. Volgens de gewijzigde verordening is Eurostat thans bevoegd de openbare rekeningen van de lidstaten te onderzoeken en inspecties ter plaatse in de betrokken lidstaat te verrichten. Dit zijn belangrijke maatregelen die de prestaties van de eurozone, zowel voor als tijdens de crisis, waarschijnlijk aanmerkelijk zouden hebben verbeterd indien zij tien jaar geleden al waren doorgevoerd. Deze nieuwe structuren zullen evenwel alleen doeltreffend zijn indien zij volledig ten uitvoer worden gelegd, zowel op het niveau van de EU als op nationaal niveau.
10
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
4. Hoe staan de zaken er momenteel voor? Hoewel er een begin is gemaakt met een significante correctie van budgettaire en economische onevenwichtigheden, met name in landen die in het kader van EU/IMF-programma’s financiële bijstand ontvangen alsook in andere kwetsbare landen van de eurozone, blijft het resultaat van de geaccumuleerde onevenwichtigheden pijnlijk zichtbaar: de werkloosheid is enorm toegenomen en de openbare en particuliere schuld is in slechts enkele jaren zeer sterk gestegen. De werkloosheid in de eurozone bedraagt sinds 2009 meer dan 10 % en beliep 11,6 % in 2014, tegen 7,5 % in 2007. De jeugdwerkloosheid bedraagt maar liefst 23 % (tegen 16,6 % in 2007). Hoge schulden en werkloosheid en de nog steeds aanzienlijke belemmeringen voor flexibele arbeidsmarkten tasten het groeipotentieel van landen aan (zie grafiek 5). Een hoge schuldenlast heeft doorgaans een negatief effect op de groei (zie grafiek 6), en landen met een lage groei en een lage inflatie hebben weer meer moeite om hun schulden terug te dringen en aldus hun weerbaarheid en duurzaamheid te verbeteren. Sommige landen van de eurozone met een zware schuldenlast en met een lage potentiële productiegroei hebben derhalve de grootste moeite om hun schulden snel af te bouwen. Om beter tegen schokken bestand te zijn en een hogere potentiële groei te bereiken, zijn verdere maatregelen in de vorm van nationale structurele hervormingen noodzakelijk.
Grafiek 5: Reëel bbp per hoofd van de bevolking (gemiddelde groei)
Volgens internationale indicatoren betreffende de flexibiliteit van de arbeidsen productmarkten, vertonen de landen van de eurozone nog steeds significante starheden die nodig moeten worden aangepakt. Bovendien moeten de nationale regeringen een klimaat scheppen dat bevorderlijk is voor de oprichting van nieuwe bedrijven en de uitbreiding van bestaande bedrijven. Internationale indicatoren wijzen uit dat er aanzienlijke ruimte voor verbetering is: momenteel neemt de eurozone op de wereldranglijst gemiddeld een veel lagere positie in dan het VK en de VS.
Bron: Europese Commissie
2005-2014
5.0 4.0 3.0 2.0 1.0 0.0 -1.0 -2.0 DE
EA
FR
IE
PT
ES
IT
GR
Grafiek 6: Gemiddelde potentiële groei vs. openbare en particuliere schuld Gemiddelde potentiële productiegroei 2015-19
Op de Wereldbank-rangschikking van landen op basis van hun ondernemingsklimaat staat slechts één land van de eurozone (Finland) in de top-10, en komen verscheidene landen zelfs niet voor in de top-50. Maatregelen om hierin verbetering te brengen zijn niet alleen in het belang van elke lidstaat – door de hechte banden tussen de economieën van de lidstaten – maar dienen ook het belang van de eurozone als geheel.
1995-2004 6.0
Openbare en particuliere schuld in % van het bbp Bron: Europese Commissie, Eurostat NB: De meest recente waarneming betreft juni 2014 voor de schuld van de openbare en particuliere sector en 2019 voor de potentiële productie.
11
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
5. Vooruitkijken: naar een hechte economische en monetaire unie Gezien het huidige zwakke economische klimaat in de eurozone als geheel en de nog bestaande kwetsbaarheden en rigiditeiten in een aantal individuele landen, dienen geleidelijk "concrete mechanismen voor een sterkere coördinatie van het economische beleid, convergentie en solidariteit" te worden ontwikkeld. Deze mechanismen moeten afgestemd worden op de werkelijke economische en sociale toestand en werkgelegenheidssituatie in de lidstaten van de eurozone, hun onderlinge afhankelijkheid en hun vermogen om gaandeweg naar elkaar toe te groeien. Op korte termijn is het van belang een coherente strategie ten uitvoer te leggen rond de "magische driehoek" van structurele hervormingen, investeringen en budgettaire verantwoordelijkheid en aldus te evolueren naar doeltreffender verbintenissen om groeibevorderende structurele hervormingen in de eurozone door te voeren. De beleidsafspraken van de landen van de eurozone om groeibevorderende structurele hervormingen ten uitvoer te leggen, of die nu op individuele basis of collectief zijn gemaakt, zijn niet op bevredigende wijze uitgevoerd. Vaak worden in tijden van crisis krachtige toezeggingen gedaan die vervolgens, wanneer het algemene economische klimaat is verbeterd, weer worden afgezwakt. In dit opzicht heeft het stabiliserende effect van de euro een averechtse uitwerking op de bereidheid van nationale regeringen om de nodige structurele hervormingen vastberaden aan te pakken en uit te voeren, ook wanneer zij dringend nodig zijn. Een hernieuwde politieke consensus op het hoogste politieke niveau is noodzakelijk om voortuitgang te boeken met de structurele hervormingen, die in de gehele eurozone als prioriteit moeten worden beschouwd. Bovendien moet de werking van de interne markt worden verbeterd, met name op gebieden die van vitaal belang zijn om het aanpassingsvermogen van de economieën van de eurozone te versterken. Het verbeteren van de arbeidsmobiliteit is in dit verband cruciaal. Bovendien moeten we, met het oog op de voltooiing van de bankenunie en de diversifiëring en uitbreiding van de financieringsbronnen van de Europese economie, de resterende belemmeringen voor investeringen en het vrije kapitaalverkeer aanpakken en de integratie van de kapitaalmarkten politieke prioriteit verlenen, onder meer door aandacht te besteden aan aspecten zoals belastingen, insolventie en vennootschapsrecht. Wanneer de EU over een goed geïntegreerd financieel stelsel beschikt dat uit een kapitaalmarktenunie is voortgekomen, dan is de monetaire unie beter bestand tegen schokken omdat een dergelijk stelsel ook een vorm van risicodeling door de particuliere sector omvat, en kan de monetaire unie tevens efficiënter worden wanneer het erom gaat banen, groei en investeringen te genereren. Verdere initiatieven ter voltooiing van de interne markt, bijvoorbeeld op het gebied van de digitale economie en energie, zijn van het grootste belang om de groeivooruitzichten te verbeteren. Tastbare vooruitgang op deze twee gebieden – groeibevorderende structurele hervormingen en de verdieping van de interne markt – zal een soepele werking van de economische en monetaire unie op korte termijn (binnen de komende 18 maanden) ten goede komen, mits er sterke politieke steun voor is. Het blijft echter noodzakelijk om, zowel voor de burgers als voor de markten, een langetermijnperspectief te ontwikkelen over de wijze waarop het EMU-kader moet evolueren, welke aspecten als voltooid kunnen worden beschouwd en op welke gebieden verdere inspanningen nodig zijn om een krachtiger gemeenschappelijke governance tot stand te brengen. Hierop werd in het verslag van de vier voorzitters van 2012 en de blauwdruk van de Commissie, die ook nu nog geldig zijn, reeds aangedrongen. De eurozone heeft zich niet op dezelfde manier van de crisis hersteld als de VS, wat erop kan wijzen dat een onvolledige monetaire unie zich veel langzamer aanpast dan een monetaire unie die over een vollediger institutionele structuur beschikt (zie grafiek 7).
12
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
Grafiek 7
Reëel bbp per hoofd van de bevolking
Werkloosheidspercentage
1e kwartaal 2008 = 100
Verandering sinds januari 2008 (procentpunten) Eurozone
Verenigde Staten
Verenigde Staten
Eurozone
Bron: Eurostat
Deze analysenota is bedoeld om een discussie op gang te brengen die als basis zal dienen voor een toekomstgericht verslag van de vier voorzitters. Alle lidstaten zullen nauw worden betrokken bij de opstelling van dit verslag1, dat met name zou kunnen ingaan op de volgende vraagstukken:
hoe kunnen we zorgen voor een gezonde budgettaire en economische situatie in alle lidstaten van de eurozone?
hoe kan een betere tenuitvoerlegging en handhaving van het economisch en budgettair governancekader worden gewaarborgd?
is het huidige governancekader – mits volledig ten uitvoer gelegd – toereikend om de eurozone op lange termijn schokbestendig en welvarend te maken?
In hoeverre kan het EMU-kader voornamelijk berusten op strenge regels en in hoeverre zijn ook sterke gemeenschappelijke instellingen noodzakelijk?
welke instrumenten zijn nodig in situaties waarin nationale beleidsmaatregelen toch mislukken, ondanks toezicht uit hoofde van het governancekader?
is de wisselwerking tussen de overheid en de financiële sector voldoende doortastend aangepakt om een herhaling van de negatieve terugkoppelingseffecten tussen banken en overheidsschuld te voorkomen?
hoe kan risicodeling met de particuliere sector via de financiële markten in de eurozone worden bevorderd om ervoor te zorgen dat asymmetrische schokken beter worden opgevangen?
in hoeverre is het delen van soevereiniteit zoals dit thans gebeurt, toereikend om te voldoen aan de economische, financiële en budgettaire vereisten van de gemeenschappelijke munt?
is meer risicodeling op budgettair gebied mogelijk? Wat zouden de voorwaarden zijn?
1
De voorzitter van de Europese Commissie heeft verklaard voornemens te zijn om bij de beraadslagingen ter voorbereiding van het verslag, gebruik te maken van de input van de voorzitter van het Europees Parlement.
13
Informele Europese Raad, 12 februari 2015
onder welke voorwaarden en in welke vorm kan een krachtiger gemeenschappelijke governance ten aanzien van structurele hervormingen worden overwogen? Hoe kan daadwerkelijke convergentie hierdoor worden bevorderd?
hoe kunnen verantwoording en legitimiteit het beste worden bereikt in een meerlagenstructuur als de EMU?
14