HORECANOTA ROTTERDAM 2002-2006
Bestuursdienst Rotterdam directie Algemene Bestuurszaken Openbare Orde en Veiligheid Januari 2002 GG/VB
INHOUDSOPGAVE 1.
Inleiding
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
De Rotterdamse horeca en haar economische functie Inleiding Cijfers en feiten over de Rotterdamse horeca Ontwikkelingsruimte in de stad Overige factoren in de horecaontwikkeling Samen werken aan attractieve horeca Conclusies
3. 3.1 3.2
Sturingskaders Doelstellingen van de nota Juridisch kader horecabeleid
4.
Centrale regelgeving en toetsingskaders
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Inleiding Openings- en sluitingstijdenbeleid Uitbreiding van horeca met de beperkte openstelling tot 23.00 uur Verruiming van het aantal incidentele ontheffingen van het sluitingsuur (verlaatjes) Openingstijden terrassen Internetcafés Begrippenkader en beleidsaanduidingen
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Lokale inkleuring horecabeleid
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Handhaving
7.
Aanvullende modules
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Inleiding Convenanten Veilig Uitgaan Module deurbeleid horeca Module stedelijke feestzalen Module handhaving Verdere uitwerking en tijdpad
Inleiding Begrenzing en indeling van het Centrumgebied Beleid per locatie Gebiedsgericht beleid voor deelgemeenten en centraal bestuurd gebied Zonering terrassen in Centrumgebied
Inleiding Bestuurlijke maatregelen Handhavingsprotocol Handhavingscapaciteit Klachtenafhandeling Integrale handhavingsacties Handhaving terrassenbeleid
Bijlagen
Horecanota Rotterdam 2002-2006
II
SAMENVATTING Vanuit de ambitie om Rotterdam te versterken als uitgaansstad en de economische potentie van de horeca verder te benutten is in deze nota nieuw horecabeleid geformuleerd. In 1996 lag de nadruk van het beleid veel nadrukkelijker bij de regulering van de overlast die horeca kan veroorzaken. De regelgeving en de stringente toepassing en handhaving hebben gemaakt dat we nu ook meer naar de andere, meer positieve kant van de horeca kunnen kijken. Dit is een verdienste van het huidige beleid die waardevol is en zoveel mogelijk behouden dient te worden. Het stedelijk kader voor het horecabeleid is nu echter zodanig aangepast dat ook de huidige met name economische ambities, zoals omschreven in hoofdstuk 4 kunnen worden waargemaakt. Het in 1996 geformuleerde beleid wordt op een aantal punten aangevuld: • uitbreiding van het aantal gebieden waar ontwikkeling van horeca mogelijk is; • introductie van een categorie horeca waarvoor openingstijden van 07.00 tot 23.00 uur kunnen gelden (winkel- en buurtondersteunende horeca); • mogelijkheden van uitbreiding van horeca waar voorheen consolidatie gold; • Uitbreiding aantal verlaatjes. Om de groeipotentie van de horeca te facillieren is voor het centrumgebied daar waar dit mogelijk was het consoliderend beleid omgezet in een ontwikkelingsbeleid. Daarnaast is de mogelijkheid gecreëerd om in gebieden waarvoor een consolidatiebeleid geldt de winkel- en buurtondersteunende horeca te laten uitbreiden. Binnen de voort te zetten systematiek van uniforme openings- en sluitingstijden wordt hiertoe een extra mogelijkheid gecreëerd. Voor deze categorie horeca zullen voor nieuwe inrichtingen de openingstijden 07.00-23.00 uur gelden. Ook is ruimte gegeven voor kleine gewenste uitbreidingen van bestaande horecazaken. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wens voor een gedifferentieerd horecabestand en meer maatwerk in beleid. Rotterdam kent al veel nachthoreca en de mogelijkheden voor nieuwe nachthoreca is verder uitgebreid, onder andere door een verdubbeling van het aantal te verlenen incidentele ontheffingen (verlaatjes). Beleid en regelgeving zijn zodanig verruimd dat maximale ruimte wordt gegeven voor ontwikkeling van de horeca zonder daarbij de ambities te frustreren om Rotterdam ook als woonstad aantrekkelijk te maken. Zeker, in het centrumgebied en stadsdeelcentra is de horecafunctie belangrijk; in de wijken moet ook rustig gewoond kunnen worden. Deelgemeenten wordt gestimuleerd meer ruimte aan horecaontwikkeling te geven. In de deelgemeentelijke nota’s zal hieraan verder invulling worden gegeven. Daar waar dit gelet op overlastsituaties noodzakelijk is, blijven voldoende mogelijkheden behouden om horeca te saneren en de woonfunctie te laten prevaleren, zoals het voeren van een verminderingsbeleid en een consequente handhaving. Kortgezegd wordt in deze nota beleid geformuleerd waarin behouden wordt wat waardevol is en waarin ruimte wordt gegeven aan ontwikkelingen die nodig zijn om Rotterdam als uitgaansstad te versterken.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
III
1.
INLEIDING
In de nota Horecabeleid Rotterdam 2002-2006 worden de kaders voor het Rotterdamse horecabeleid tot en met het jaar 2006 uiteengezet. Aan deze nota wordt nog enige modules met aanvullend beleid toegevoegd. In 1999 is het huidige beleid geëvalueerd. In de evaluatie is aangegeven dat het horecabeleid van de gemeente Rotterdam, zoals dat is opgetekend in de Horecanota Rotterdam van september 1996, wordt gekenmerkt door achtereenvolgens regelgeving, handhaving en beheer. Eén van de belangrijkste conclusies in de notitie ‘Evaluatie Horeca Rotterdam’ van februari 1999 betreft de constatering dat het beleid, de daarbij behorende regels, het exploitatievergunningstelsel en de Algemene Plaatselijke Verordening per saldo goed gereedschap zijn gebleken voor het ordelijk laten functioneren van de horecabranche in Rotterdam. Het beleid wordt op hoofdlijnen positief gewaardeerd door de horecabranche, de deelgemeenten en de politie. Naar aanleiding van deze conclusies is de vraag gesteld of de in 1996 opgestelde beleidsregels en het vergunningenstelsel voldoende aansluiten bij de politieke wens van Rotterdam meer dan tot nu toe een uitgaansstad te ‘maken’. De notitie Evaluatie Horecanota Rotterdam is zowel in maart als in juni 1999 in de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke Zaken/Veiligheid en Politie aan de orde geweest. Tijdens deze Commissievergaderingen is vrijwel commissiebreed onderschreven dat Rotterdam aantrekkelijker en levendiger moet worden als uitgaansstad. Genoemde Commissie heeft dan ook de conclusies uit de evaluatie onderschreven. Commissiebreed bestaat de indruk dat er meer behoefte is aan maatwerk en dat er binnen de systematiek van uniforme sluitingstijden enige verruiming van deze tijden mogelijk moest zijn. De voorgenomen vernieuwing van het horecabeleid is gestart met de intentie om het perspectief van waaruit de overheid de horeca benadert te verruimen. In het verleden lag de nadruk sterk op de regulerende en beheersende taken van de gemeente: het bewaren van de openbare orde en de handhaving van de geldende voorschriften. Steeds duidelijker wordt dat daarnaast de horeca een economische factor van belang is en dat ze kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de stad. Daarom is nu ook gekeken naar condities waaronder de horeca zich op een verantwoorde manier verder kan ontwikkelen. De ambities zoals verwoord in ‘Economische betekenis van de Horeca’ zijn input geweest voor de voorstellen van hoofdstuk 2 en hebben mede de voorgestelde aanpassing van de regelgeving ingegeven. Voorts zijn ten behoeve van verdere beleidsontwikkeling onder leiding van de directie Algemene Bestuurszaken drie tijdelijke werkgroepen samengesteld welke zich hebben gebogen over de regelgeving, de handhaving en de kwaliteit van de horeca. De bevindingen van deze werkgroepen, waarin deelgemeenten, politiedistricten, het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en Horeca Nederland (KHN) hebben geparticipeerd, vormen eveneens een basis voor de actualisering van het horecabeleid. Doelstellingen van de nota Horecabeleid zijn: 1. Actualiseren en tevens geven van inzicht in de hoofdlijnen van het gemeentelijke horecabeleid en de relatie tot het beleid ten aanzien van de deelgemeentelijke gebieden; 2. Het geven van inzicht in de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van openbare inrichtingen; 3. Het vormen van een toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen voor exploitatievergunningen en nachtontheffingen voor inrichtingen in de zin van art. 2.3.1. van de APV;
Horecanota Rotterdam 2002-2006
1
4. Het creëren van een dynamisch evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk aanwenden van de sociaal-recreatieve en economische waarde van horeca in de stad; 5. Inzicht geven in en voorstellen doen voor versterking van de economische positie van de horeca; 6. Het benoemen van onderwerpen die zich lenen voor het formuleren van aanvullend beleid, welke in de vorm van modules aan deze nota worden toegevoegd. In deze nota is in hoofdstuk 3 per deelgebied van het centrum voorgesteld beleid opgenomen. Dit voorgestelde beleid is zoveel mogelijk gebaseerd op bestaande plannen, zoals bestemmingsplannen, het Binnenstadsplan 2000-2010, het Uitvoeringsprogramma Binnenstad 2000-2002 en het projectplan Waterfront. Verfijning van het voorgestelde beleid heeft plaatsgevonden na inspraak van alle betrokkenen. Hiertoe zijn per gebied inspraakavonden georganiseerd met bewoners, winkeliers en de horecabranche en is verder om advies gevraagd aan het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, Bureau Binnenstad en de Adviesraad voor het Centrum. Leeswijzer Na deze inleiding wordt in het tweede hoofdstuk een beeld geschetst van de omvang en (economische) betekenis van de Rotterdamse horecasector. In hoofdstuk 3 worden vervolgens de doelstellingen en juridische sturingskaders van het horecabeleid geschetst. De relevante landelijke en lokale wet- en regelgeving wordt beschreven. In het vierde hoofdstuk wordt het openings- en sluitingstijdenbeleid beschreven alsmede de toetsingskaders voor aanvragen en/of ontheffingen die voor de te onderscheiden onderdelen daarvan gelden. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk het terrassenbeleid uit de doeken gedaan. Tenslotte wordt het begrippenkader voor de lokale invulling van het horecabeleid gedefinieerd. In hoofdstuk 4 wordt dat begrippenkader vervolgens toegepast op de verschillende delen van de stad. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aangegeven binnen welke kaders het horecabeleid van de verschillende deelgemeenten past. Tenslotte wordt voor een aantal Centrumgebieden het zoneringsbeleid terrassen beschreven. Hoofdstuk 5 beschrijft de handhaving van het in deze notitie beschreven beleid. Ter afsluiting worden in hoofdstuk 6 een aantal losse einden benoemd waarover in de komende periode beleidsnota’s zullen worden geschreven die als appendix van deze horecanota beschouwd kunnen worden.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
2
DE ROTTERDAMSE HORECA EN HAAR ECONOMISCHE FUNCTIE 2.1 Inleiding Horecavoorzieningen zijn van groot belang voor de economie van Rotterdam. Niet alleen is de horeca een sterke groeisector, horeca is (mede) bepalend voor de kwaliteit en de attractiviteit van de stad. Horeca bindt het publiek aan de stad, nodigt uit tot langer verblijf en tot het doen van bestedingen. Horeca is een onlosmakelijk deel geworden van de vrijetijdsbesteding van het publiek, van een dagje winkelen, van een avond uit, van een paar dagen stad. Dit geldt zowel voor zakelijke bezoekers, voor toeristen en dagjesmensen als ook voor de eigen inwoners. Om die reden is een bestuurlijke heroriëntatie op horeca aan de orde. Naast bewaking van de openbare orde, en bescherming van het woonmilieu gaat het ook om kansen geven en ruimte bieden, zodat de sector zich op een goede manier kan ontwikkelen. Horeca is ook een niet weg te denken element bij de ontwikkeling van diverse (strategische) locaties, zoals het Waterfront, het gebied Rotterdam Centraal, het gebied Zuidplein/Ahoy’ en het centrumgebied van Alexander. Het zijn locaties waar de gemeente Rotterdam haar ambities om de stad aantrekkelijker en haar economie vitaler te maken de komende jaren wil waarmaken. In dit hoofdstuk wordt verkend hoe de Rotterdamse horeca zich zou kunnen ontwikkelen. Om zicht te krijgen op de reële groeimogelijkheden, en om te bezien hoe de horeca er thans voorstaat in vergelijking met de andere grote steden zijn verschillende statistische gegevens geanalyseerd. De centrale vraag daarbij is of het mogelijk is een schatting te geven van aantallen en typen bedrijven en/of vloeroppervlaktes die de komende jaren vanuit een economisch perspectief aan de Rotterdamse horeca kunnen worden toegevoegd. Vervolgens wordt dit cijfer afgezet tegen de geplande vierkante meters horeca in de verschillende bouwprojecten van Rotterdam en wordt geprobeerd de economische groeipotentie en het (ruimtelijk) aanbod tegen elkaar af te zetten. Omdat de werkelijke groei niet alleen door economische en fysieke ruimte wordt bepaald, komen ook andere mogelijke grenzen aan de groei aan de orde. Welke belemmeringen worden onbedoeld door bestaand gemeentelijk beleid opgeworpen, of welke belemmeringen zijn met (nieuw) gemeentelijk beleid te beïnvloeden. Aansluitend worden enkele ambities geformuleerd. Hoeveel groei is wenselijk voor de sector, en hoe zou de gemeentelijke overheid daar mee om moeten gaan? De gemeente Rotterdam wil een verantwoorde groei van de horeca, die bijdraagt aan de economie en de aantrekkelijkheid van de stad, maar is bij de realisering van die doelstelling afhankelijk van de sector zelf. De gemeente kan haar steentje bijdragen, maar zonder medewerking en steun van de sector voor haar doelstellingen zal er niet veel van de doelstellingen terecht komen. Daarom is ook in een vroeg stadium Horeca Nederland afdeling Rotterdam bij de totstandkoming van dit hoofdstuk betrokken. Onze dank voor hun kritisch, maar vooral opbouwend commentaar.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
3
2.2
Cijfers en feiten over de Rotterdamse horeca
2.2.1 Inleiding Horeca is een verzamelnaam voor een wijd spectrum van bedrijven, variërend van café tot cateringbedrijf en van snackloket tot sociëteit. Teneinde het geheel overzichtelijk te houden en vergelijkingen tussen verschillende steden mogelijk te maken, is er in dit hoofdstuk de indeling gebruikt van het Bedrijfschap Horeca in de volgende vier hoofdgroepen: Spijsverstrekkers Ijssalon Snackbar Fastfood restaurant Shoarmazaak Lunchroom Crêperie Restauratie Partycatering
Maaltijdverstrekkers Restaurant Bistro Café-restaurant Weg-restaurant
Drankverstrekkers Logiesverstrekkers Café/bar Hotel Discotheek Hotel-garni Coffeeshop Hotel-café Kiosk Hotel-restaurant Horeca bij Hotel-caférecreatiebedrijf restaurant Horeca bij Pension sportaccommodatie Strandbedrijf Ontmoetingscentrum Zalen/partycentrum
Naast deze vier hoofdgroepen wordt er nog een vijfde hoofdgroep onderscheiden: gecaterde bedrijfsrestaurants. Aangezien deze vorm van horeca over het algemeen niet openbaar toegankelijk is, blijft deze verder buiten beschouwing. Verschillende definities en telmethoden: keuze voor één systeem Volgens het bedrijvenregister Zuid-Holland zijn er in Rotterdam 1729 horecabedrijven. Volgens het Bedrijfschap Horeca zijn het er 2033. Het bureau Horecavergunningen, dat uitgaat van exploitatievergunningen komt tot een aantal van 2466 bedrijven. De verschillende aantallen hebben te maken met de definitie van horecabedrijf. In principe worden in de rest van deze analyse de gegevens van het Bedrijfschap Horeca gehanteerd, omdat alleen op grond van die cijfers vergelijkingen tussen de vier grote steden kunnen worden gemaakt. Alleen in paragraaf 1.2 (spreiding over deelgemeenten) worden gegevens van bureau Horecavergunningen en van de VVV gebruikt. 2.2.2 Economische functioneren van de horeca In CBS en gemeentelijke statistieken zijn vrijwel geen gegevens bekend over omzetten in de horeca op regionaal of locaal niveau. Het Bedrijfschap Horeca en Catering heeft daarom een rekensleutel ontwikkeld waarmee op basis van het aantal horecabedrijven en de verkoopvloeroppervlakte per bedrijfsgroep een indicatie is te krijgen van de horecaomzet op regionaal niveau. Daarmee is ook (indicatief) de omzet per m² te bepalen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
4
Als deze rekenmethode wordt toegepast op Rotterdam en Nederland komen de volgende (indicatieve) omzetcijfers naar boven: Tabel: indicatie omzet horeca naar bedrijfsgroep (omzet over 1999) Rotterdam Nederland Totale omzet (mln) Gem. omzet per m² Gem. omzet per m² vvo vvo 282 Drankverstrekkers 2.120 2.040 236 Spijsverstrekkers 7.620 7.660 Maaltijdverstrekkers 304 4.090 4.100 1 166 Logiesverstrekkers 7.200 5.710 Horeca totaal* 987 3.740 3.540 * = exclusief contractcateraars De, op basis van dit rekenmodel geschatte, totale omzet in de Rotterdamse horeca ligt op bijna 1 miljard gulden per jaar (1999). Dit komt neer op een gemiddelde omzet van ca. ƒ 3.740,- per m² verkoopvloeroppervlakte. De omzet per m² ligt daarmee iets hoger dan het Nederlands gemiddelde. Zowel in Nederland als in Rotterdam hebben maaltijdverstrekkers het grootste aandeel in de totale horecaomzet, hoewel het aantal vestigingen kleiner is dan het aantal drank- of spijsverstrekkers. Indien de totale Rotterdamse horecaomzet (bijna 1 miljard) wordt afgezet tegen de werkgelegenheid (totaal ruim 10.000 arbeidsplaatsen) bedraagt de gemiddelde omzet per arbeidsplaats ongeveer ƒ 95.000,- per werknemer (exclusief uitzendkrachten, maar inclusief deeltijdwerkers). Deze omzet per arbeidsplaats ligt boven het landelijke gemiddelde van ca. ƒ 85.700,- 2. De arbeidsproductiviteit in de Rotterdamse horeca ligt dus hoog. Aangezien bovenstaand indicatieve berekeningen zijn gemaakt, en de genoemde cijfers dus met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, wordt volstaan met de conclusie dat het economisch functioneren van de horeca in Rotterdam over de gehele linie in redelijke mate overeenstemt met landelijke cijfers. 2.2.3 De geografische spreiding van de horeca over Rotterdam De spreiding van de horeca over de verschillende deelgemeenten en het centrum is weergegeven in onderstaand kaartbeeld. De bijbehorende cijfers zijn opgenomen in tabel 1 van de bijlage. De binnenstad neemt, zoals te verwachten, een groot deel van de horecavoorzieningen voor zijn rekening. Toch bevindt zich nog altijd meer dan tweederde deel van het aantal horecavestigingen buiten de binnenstad, waarbij opvalt dat vooral de deelgemeenten met vooroorlogse gebieden, zoals Delfshaven, Noord, Feijenoord en Kralingen hiervan het leeuwendeel voor hun rekening nemen. De deelgemeenten Delfshaven en Feijenoord kennen als gevolg van recent gemeentelijk beleid een duidelijke daling van het aantal horecavestigingen over de afgelopen twee jaar. Centrum en Noord zijn de gebieden met de grootste stijging.
1
De vloeroppervlakte bij de logiesverstrekkers betreft de oppervlakte exclusief de oppervlakte van de kamers, dus alleen restaurants, lobbies, gangen, et cetera. De omzet betreft wel de totale omzet, inclusief de kamerverhuur. Het delen van de omzet door de oppervlakte leidt in dit geval dus tot een (zwaar) vertekend cijfer dat eigenlijk een stuk lager zou moeten uitvallen. 2 Totale omzet in de horeca is 22,5 miljard gulden met 262.600 werknemers (1998), wat overeenkomt met een omzet van ca. ƒ 85.700,- per werknemer (Bron: Horeca in Cijfers 2000, Bedrijfschap Horeca en Catering).
Horecanota Rotterdam 2002-2006
5
Opvallend is het bescheiden aanbod in Hoek van Holland. Men mag zich afvragen of dit een horecavolume is dat bij een badplaats past. Alleen deelgemeente Overschie en Hoogvliet hebben een kleiner aanbod. Verdeling horeca over deelgemeenten Rotterdam (aantal bedrijven)
Logiesverstrekkers (aantal bedrijven)
Hberg/Schbr 100
Maaltijdverstrekkers (aantal bedrijven) Spijsverstrekkers (aantal bedrijven) Drankverstrekkers (aantal bedrijven)
Prins Alexander
50
Overschie
100
0
100 50
1999 2001 650
0
600 1999
2001
Noord 200
50
Centrum
0 1999 2001
550 500
150
Hoek van Holland
450
Delfshaven100
400
300
50
350
250
0
300
200
250
150
200
1999 2001
150
200
100
150
50
100
100 50
100 50 0
50
0
2001
1999
0
Kralingen-Crooswijk
1999 2001
Feijenoord
0
1999 2001
250 1999 2001
200 150
Charlois 200
50
150
100
0
100
50 1999 2001
50
Hoogvliet
IJsselmonde
100
0 1999 2001
0 1999 2001
100 50 0 1999 2001
bron: Bureau Horecavergunningen Gemeente Rotterdam
2.2.4 Werkgelegenheid in de Rotterdamse horeca De horeca is een belangrijke bron van werkgelegenheid. In de Rotterdamse horeca waren in 2000 direct ca. 8440 mensen werkzaam (bron: bedrijvenregister Zuid-Holland). Dit zijn de mensen die 12 uur of meer per week in de horeca werken. Daarnaast is er een aantal personen in de horeca aangesteld op zgn. 4-uurs-contracten: mensen met een vast contract voor 4 uur per week en waarbij dit aantal uren flexibel kan worden verhoogd. In het Bedrijvenregister is nog sprake van een aantal aanstellingen van minder dan 12 uur per week, ongeveer een kwart bovenop het aantal personen dat meer dan 12 uur per week in de horeca werkt.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
6
Via toeleveringsbedrijven vinden indirect nog vele honderden hun bestaan in de horeca. Ook het aantal mensen dat via uitzendbureaus in de horeca werkt is aanzienlijk. jaar 1996 1997 1998 1999 2000
aantal arbeidsplaatsen meer dan 12 uur per week 7098 7316 7729 8440 8553
totaal aantal arbeidsplaatsen 9015 8963 9699 10385 10191
Tabel: Arbeidsplaatsen in de Rotterdamse Horeca. Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland De werkgelegenheid in de Rotterdamse horeca groeit. Samen met zakelijke dienstverlening en de sector cultuur en recreatie behoort de horeca tot de top drie van de economische groeisectoren in Rotterdam. De cijfers voor 2000 geven echter een daling van het totaal aantal arbeidsplaatsen te zien. De toekomst zal moeten uitwijzen of hier sprake is van een trendbreuk. Mogelijk wordt de daling verklaard door krapte op de arbeidsmarkt, want het aantal vacatures in de horecabranche neemt toe. Het vacaturebestand wordt door het RBA geschat op ca 700 arbeidsplaatsen in regio Rotterdam. De komst van nieuwe horecabedrijven, het verloop van personeel en de concurrentie op de arbeidsmarkt liggen hieraan ten grondslag. Vooral aan koks en bedienend personeel is een groot tekort ontstaan. Voorheen was werk in de horeca in trek bij studenten. Zwaardere en kortere studies, en betere banen (beter betaald, regelmatiger) in andere sectoren leiden tot terugloop van het aantal studenten, dat nog in de horeca werkzaam is. 2.2.5 Ontwikkeling Rotterdamse horeca De Rotterdamse horeca heeft zich de laatste jaren gestaag ontwikkeld (zie tabel 2 in de bijlage). De groei komt niet zozeer tot uitdrukking in aantallen vestigingen, maar wel in vloeroppervlakte. Het aantal vestigingen bij drankverstrekkers en de logiesverstrekkers daalde zelfs. De totale vloeroppervlakte nam echter in alle sectoren toe. De grootste relatieve stijger qua vloeroppervlakte was de sector drankverstrekking, met een groei van ruim 3,5% per jaar. Gemiddeld is er de laatste jaren per jaar in Rotterdam 4.450 m² aan drank-, maaltijd en spijsverstrekkers bijgekomen. Daarvan nam de sector drankverstrekkers het leeuwendeel: zo’n 3.400 m² groei per jaar. Voor logiesverstrekkers is de groei beter uit te drukken in de toename van het aantal kamers: in de afgelopen 5 jaar zijn er ruim 170 hotelkamers bijgekomen, oftewel een beperkte groei van ca. 1,3% per jaar. De oppervlakte per vestiging is bij drank-, spijs- en maaltijdverstrekkers toegenomen. Over de hele linie lijkt er sprake te zijn van schaalvergroting. Vooral in de sector drankverstrekkers is de grootte van een gemiddeld bedrijf met 25% gestegen (in vijf jaar tijd) van 105 naar 130 m² per vestiging. Het gemiddelde aantal hotelkamers per hotel nam toe van 37 naar 41.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
7
180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
per 1-1-1995
op pe rv. .. ge m idd eld e
m aa ltijd ve rs tre kk er s
per 1-1-2000
sp ijs ve rs tre kk er s
Dr an kv er str ek ke rs
m2 per vestiging
Rotterdam: ontwikkeling gemiddelde oppervlakte per vestiging 1995-2000
2.2.6 Rotterdam als een van de vier grote steden In de Randstad is Amsterdam zonder enige concurrentie horecastad nummer één. De hoofdstad heeft verreweg de meeste horecavestigingen van de vier grote steden. Rotterdam neemt in aantallen een vergelijkbare positie in met Den Haag. Rotterdam heeft meer drankverstrekkers en meer spijsverstrekkers dan Den Haag. In absolute zin (oppervlaktes en aantallen) neemt Rotterdam samen met Den Haag een tweede plaats in. Ten aanzien van drankverstrekkers beschikt Rotterdam over grote bedrijven: de vloeroppervlakte per vestiging ligt hoger dan het gemiddelde voor de vier grote steden. Dat geldt ook voor de totale vloeroppervlakte drankverstrekkers in verhouding tot het aantal Rotterdammers. Rotterdam beschikt over spijs- en maaltijdverstrekkers met de hoogste gemiddelde vloeroppervlakte van de vier grote steden. De spijs- en maaltijdverstrekkers zijn dus betrekkelijk grootschalig, maar als de totale vloeroppervlakte wordt afgezet tegen de het aantal inwoners, blijft het aanbod enigszins achter. Ten aanzien van de logiesverstrekkers blijkt dat een gemiddeld hotel in Rotterdam 41 kamers telt. Daarmee blijft de gemiddelde omvang van de hotellerie licht achter bij het gemiddelde voor de 4 grote steden. Resumerend kan worden gesteld dat uitgedrukt in oppervlakte horeca per 10.000 inwoners Rotterdam geen uitspringer is noch in positieve, noch in negatieve zin. Ten aanzien van drank-, spijs- en maaltijdverstrekkers beschikt Rotterdam over betrekkelijk grote bedrijven, wat als positief kan worden opgevat. Door een grotere gemiddelde omvang moeten deze bedrijven beter in staat worden geacht om in te spelen op de ontwikkelingen in de markt. In bijlage III wordt een meer gedetailleerde vergelijking van de vier grote steden gepresenteerd. 2.2.7 Conclusies m.b.t. de toekomstige marktruimte - De groei van het horeca-aanbod in Rotterdam, gerekend in vierkante meters, loopt redelijk in de pas met de overige drie grote steden in de Randstad. Maar Rotterdam loopt duidelijk niet voorop. Over de afgelopen vijf jaren lijkt de landelijke trend ongeveer bij te zijn gehouden. De relatieve positie van Rotterdam is vergelijkbaar met die van Den Haag.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
8
-
Er is geen reden om aan te nemen dat het horeca-aanbod in Rotterdam te hard groeit. In tegendeel: de relatieve positie t.o.v. de andere steden, gecombineerd met de inspanningen van het gemeentebestuur om de stad aantrekkelijker te maken voor bewoners en bezoekers, rechtvaardigt de stelling dat de groei door moet gaan. Er is voldoende economisch draagvlak voor een voortgezette uitbreiding. Deze stelling wordt onderbouwd door de gegevens over de leegstand van horecapanden in Rotterdam. In mei 2001 (het moment van schrijven) is sprake van een (zeer) beperkte leegstand, zowel in als buiten het centrum van Rotterdam, waar slechts enkele horecapanden leeg staan of gesloten zijn.
-
Het groeitempo dat over de afgelopen jaren werd bereikt is een goede indicatie van de groeimogelijkheden in de nabije toekomst: Een groei van 2,5% tot 3% van het aanwezige vloeroppervlak is realistisch om als ondergrens te hanteren.
-
Het is niet per definitie de bovengrens. Nieuwe formules die nieuwe publieksgroepen of dezelfde publieksgroepen van verder weg aantrekken kunnen de marktruimte extra vergroten waardoor er meer groei mogelijk is.
2.2.8 Trends, ontwikkelingen en knelpunten in de horeca In het volgende gedeelte worden enkele landelijk gesignaleerde trends en ontwikkelingen in de horeca gesignaleerd die van invloed zijn op de aard en de omvang van het aanbod. Ook is sprake van enkele knelpunten. Groeisector De omzet in de horeca blijft groeien. In 2000 is de omzet van de horecasector landelijk gegroeid met 5,6%, tot ruim 25 miljard gulden (11,5 miljard Euro). De catering kende in 2000 de sterkste groei: zo’n 14 % omzetgroei. Ook de hotelsector was een sterke groeier met 9% omzetgroei in 2000. Het aantal cafés bleef gelijk, terwijl het aantal restaurants landelijk met 5% toenam. Het Bedrijfschap Horeca en Catering verwacht een blijvende groei van de horeca maar minder sterk dan het afgelopen jaar. Toenemende invloed van de ‘belevenis-economie’ Een bezoek aan de horeca wordt in toenemende mate geconsumeerd als ‘belevenis’. Dit komt sterk tot uiting in de groeiende markt van themacafés en –restaurants, zoals de Baja Beach Club, het Carnavalscafé, het Rainforest-Café en Hotel New York, waar de bezoekers niet alleen drinken eten en slapen, maar een sfeer of een gevoel komen opsnuiven. Minder buurt- en dorpscafés, meer eetcafés en Ierse Pubs Uit een analyse van het Bedrijfschap Horeca en Catering bleek in het jaar 2000 een verschuiving van buurt- en dorpscafés naar eetcafés en Ierse Pubs. Wellicht is het laatste een uitvloeisel van de belevenis-economie, waarin een thematisering van de bedrijfsinrichting en het assortiment uitstekend past. Fastfood groeit, meer differentiatie en kwaliteit De ouderwetse snackbar sterft uit. De consument wordt overstelpt met pizzakoeriers, fastfood, shoarmazaken, en kant-en-klaargerechten. Cafetariahouders gooien het roer om: de cafetaria wordt een ‘kwalitaria’, met meer luxe, schoner en nettere uitstraling. De fastfood concepten zijn overigens sterk in opkomst en spelen in op de behoeften van de ‘gehaaste consument’ Vermenging horeca met andere vrijetijdsfuncties Horeca is als sector steeds vaker geïntegreerd in andere concepten, variërend van internetcafé tot skibaan en van dierentuin tot reisbureau. Het is er onderdeel van en soms nauwelijks meer apart te nemen. De wet- en regelgeving stelt hier in een aantal gevallen
Horecanota Rotterdam 2002-2006
9
grenzen aan. Het schenken van alcohol mag volgens de horecawet niet worden gecombineerd met het verkopen van goederen en diensten. Dit stelt beperkingen aan formules als internetcafés en reisbureau-cafés. 2.3 Ontwikkelingsruimte in de stad Uit paragraaf 2.2 kan worden opgemaakt dat de horeca in de grote steden en in Rotterdam een vitale sector is, die al jaren een constante groei doormaakt. Het ligt dan ook in de verwachting dat, als het aan de sector ligt, die groei zich de komende jaren zal kunnen doorzetten. Maar is er voldoende ruimte in de ruimtelijke plannen om die groei te kunnen accommoderen? Om bovenstaande vraag te kunnen beantwoorden is een inventarisatie gemaakt van plannen en projecten voor nieuwe gebouwen en ontwikkelingen op horecagebied. De plannen variëren in rijpheid. Om die ‘rijpheid’, en daarmee de zekerheid en de termijn waarop het gereed zou kunnen zijn aan te geven, is een driedeling gemaakt: • Uitvoering: De bouw is al begonnen, en de ruimte is in 2001 of in 2002 beschikbaar. Het gaat hierbij om ongeveer 8000m2, waarvan 4000 in diverse projecten in de binnenstad en 4000 buiten het centrum. Bij de beoordeling van de planvoorraad wordt er van uitgegaan dat 100% van deze plannen wordt gerealiseerd. • Ontwikkeling: Het plan is volop in voorbereiding: het maken van een bouwplan, de regeling van de financiering, et cetera). In deze categorie is er ongeveer 15.000 m2 in diverse plannen in de binnenstad en 2000 m2 daarbuiten. De kans dat het plan doorgaat is behoorlijk groot (kansfactor over alle plannen samen wordt gesteld op ca. 70%). Als het doorgaat is de ruimte tussen 2002 en 2006 beschikbaar. • Studie: Het plan is nog niet in voorbereiding, maar wel is duidelijk dat de gemeente op die plek of in dat gebouw iets zou willen, ambities heeft. De haalbaarheid en wenselijkheid worden onderzocht. Daarmee is tevens duidelijk dat de kans dat alle studieplannen ook werkelijk doorgaan niet zo groot is (kleiner dan 50%). Een aantal zal de eindstreep niet halen. Gezien de fasen die het plan nog moet doorlopen is de ruimte die in deze plannen zit en die uiteindelijk blijken door te gaan, niet vóór 2005 beschikbaar. Omvang: 50.000 m2 in het centrum en 34.000 erbuiten. 2.3.2 Plannen in de binnenstad Uitvoerings- en ontwikkelingsfase De plannen voor nieuwbouw in de binnenstad kennen de meeste vierkante meters horeca, ongeveer evenveel als de plannen in de rest van Rotterdam tezamen. In de uitvoerings- en ontwikkelingsfase gaat het om ongeveer 20.000 m2. Uitgaand van een termijn van ongeveer 5 jaar en een afvalpercentage van 25% zou dit een mogelijkheid tot groei betekenen van 3.000 m2 per jaar. De belangrijkste horeca plannen in uitvoering zijn: de Hollandse Vemen, de nieuwbouw aan de voet van de Erasmusbrug en Thalia. De belangrijkste ontwikkelingsplannen zijn diverse gebouwen op de Wilhelminapier, in het Laurenskwartier en in de City (de locatie van het oude Luxor en het Corso). Niet alle potentiële groei voor horeca kan dus op korte termijn worden opgevangen in nieuwe gebouwen en projecten. Studiefase De binnenstad kent een aantal projecten met hoge ambities en vele vierkante meters horeca die zich echter nog in de studiefase bevinden. Daarbij kan vooral gedacht worden aan de omgeving van het Centraal Station en in het Waterfrontgebied (de rivieroevers in het centrum). In principe bieden deze gebieden ruimte voor tienduizenden vierkante meters horeca in de periode na 2005. Al naargelang de opnamebehoefte kunnen deze worden ontwikkeld.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
10
2.3.3 Plannen buiten het centrumgebied: Uitvoerings- en ontwikkelingsfase De grootste en meest spectaculaire horecaontwikkeling buiten het centrum is het plan voor een indoor sport- en leisure centrum in Hoogvliet, met 3500 vierkante meter horeca. Andere locaties en deelgemeenten waar de komende vijf jaar wordt uitgebreid zijn de badplaats Hoek van Holland en Prins Alexander met Nesselande waar langs de Zevenhuizerplas ruimte is voor diverse horecaontwikkelingen. Verder zijn buiten het centrum kleinschalige solitaire ontwikkelingen in voorbereiding, zoals een horecapaviljoen op de Oude Plantage en een strandpaviljoen in het Kralingsebos, steeds van enkele honderden vierkante meters. Studiefase In het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010, dat in april 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld, zijn enkele stedelijke knooppunten buiten het centrum aangegeven die hun stedelijke functie zouden moeten versterken. In die versterking is nadrukkelijk ook stedelijke recreatie meegenomen. Vandaar dat momenteel voortvarend gestudeerd wordt op de mogelijkheden om te komen tot nieuwe stedelijke vrijetijdsvoorzieningen met horeca bij Zuidplein/Ahoy, bij het intercitystation Alexander en bij de Kralingse Zoom. Daar is nog ruimte voor duizenden vierkante meters horeca die, al naargelang de behoefte, kan worden ingevuld. Ook vanuit de markt lijkt er interesse om deze locaties verder te versterken. Grootschalige horeca op dergelijke knooppunten zou zich zoveel mogelijk moeten richten op een nieuw publiek en een nieuw gebruik waardoor het niet te zeer concurreert met de binnenstad. 2.3.4 Confrontatie van economische groeimogelijkheid en ruimtelijk aanbod Kwantitatief De analyse van de ontwikkeling over de afgelopen jaren, de vergelijking met de andere grote steden, en de doorlichting van de planvoorraad leiden samen tot de volgende conclusies: - Zoals aan het eind van paragraaf 2.2 is aangegeven is er in Rotterdam ruimte voor een constante groei van de vloeroppervlakte van 2,5-3% per jaar. Dit is een ondergrens. Nieuwe formules, nieuwe doelgroepen en nieuwe afzetmarkten bieden extra marktruimte. - Vanwege de directe en indirecte betekenis van de horeca voor de economische ontwikkeling van de stad, en voor de aantrekkelijkheid voor bewoners en bezoekers, zal deze geschatte groeimogelijkheid de ruimte geboden moeten worden. - Dat laatste gebeurt nog slechts gedeeltelijk. De projecten die thans in uitvoering zijn, en die feitelijk de capaciteit bepalen die er de komende twee jaren bij komt, zitten op een lager niveau. De groei van 2,5% tot 3% kan daarmee niet worden ondergebracht. Deze constatering is des te urgenter omdat we weten dat capaciteit die recent is toegevoegd (Calypso, Off Corso en het Jobsveem) binnenkort ook weer (tijdelijk) weg valt. Er zal dus ook ruimte gevonden moeten worden in uitbreidingen en functieveranderingen van bestaande panden. - In de categorie van projecten in ontwikkeling zit meer ruimte. Dit zijn de projecten die bepalend zijn voor het aanbod tussen drie en vijf jaar. Rotterdam kan zich in die categorie niet te veel uitstel of afstel veroorloven. Een blijvend vitale horeca heeft de ruimte die voor hen in die plannen zit waarschijnlijk hard nodig. - De voorraad van plannen die in studie zijn, is royaal. Als alle plannen door zouden gaan is er over vijf tot acht jaar genoeg nieuwe capaciteit om ruimte te bieden aan de geraamde groei. Kenmerkend voor plannen in studie is echter dat ze nog hoogst onzeker zijn. Dit geldt voor het al of niet doorgaan, voor de invulling, en voor het tijdstip van realisatie. Kwalitatief • In Rotterdam lijkt grote behoefte aan enkele grotere ruimten. Het betreft ruimten voor zalenverhuur (geschikt voor feesten met een familiaal of etnisch karakter) en voor grotere zalen voor clubs en disco’s. In deze vraag wordt door de markt onvoldoende voorzien
Horecanota Rotterdam 2002-2006
11
omdat het type van het gebruik leidt tot weekeindexploitaties in een marktsegment waarin men geen hoge zaalhuren wil betalen. Dit tekort zal nog worden vergroot door de spoedige sluiting van enkele huidige zalen (Jobsveem-Now en Wow en Off Corso). 2.4
Overige factoren in de horecaontwikkeling
2.4.1 Inleiding In het voorgaande deel van deze nota zijn met name de cijfermatige trends over de afgelopen jaren verkend. De vergelijking van Rotterdamse cijfers met die van de andere drie grote steden leidt tot een aantal veronderstellingen over de te verwachten groei. Kort gezegd komt het er op neer dat het groeitempo van de afgelopen 5 jaar ook de komende tijd kan worden volgehouden. Dat wil zeggen: de welvaartontwikkeling en het bestedingspatroon van het publiek bieden daarvoor de ruimte. Investeringen van ondernemers in horecavestigingen zijn, voor zover binnen het bestaande stedelijke groeitempo en op de goede locatie, in principe rendabel te maken. Deze stelling betreft echter uitsluitend de marktpotentie van de horecabranche. Daarnaast is er een aantal andere factoren die medebepalend zijn voor de werkelijke groei. In paragraaf 2.3 zijn de ruimtelijke mogelijkheden verkend. Maar er zijn ook andere factoren die bepalen of die groei ook werkelijk gerealiseerd kan worden. Onder andere na overleg met de Rotterdamse vertegenwoordigers van Horeca Nederland lijkt het te gaan om de volgende factoren: − De arbeidsmarkt − De acceptatiegraad onder Rotterdammers − Uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande ondernemingen − Huur- en pachtprijzen voor nieuwe ondernemingen Per factor kan het volgende worden toegelicht. 2.4.2 Arbeidsmarkt In september 2000 werkten er in Nederland 291.600 mensen in de horeca. Twee jaar eerder waren dat er 25.000 minder. Het personeelstekort is momenteel een van de grootste problemen waarmee de horeca kampt. Ruim een derde van de bedrijven had vorige jaar te maken met moeilijk vervulbare vacatures. In totaal staan er 25.000 vacatures open, vooral in de bediening en de keuken. Ook in Rotterdam is de horecabranche een belangrijke bron van werkgelegenheid. De cijfers in paragraaf 2.3 illustreren dat. Ze laten tot en met 1999 een groei zien van het aantal arbeidsplaatsen die correspondeert met de andere groei-indicatoren van de horeca. Vanaf 2000 stagneert die groei. Dit is waarschijnlijk te verklaren uit het tekort dat door de horecabranche en door het RBA wordt gesignaleerd aan personeel. Het aantal en de omvang van ondernemingen groeit nog wel, maar de bijbehorende vacatures blijven voor een deel onvervuld. Tot nu toe lijkt dit tekort nog niet te leiden tot uitstel of afstel van investeringsbeslissingen. Tussen de investeringsbeslissing en de werving van personeel zit immers vaak een periode van een jaar of langer. Op den duur is het echter onvermijdelijk dat de beschikbaarheid van personeel een beperkende factor wordt voor verdere groei. In de stad bestaan inmiddels initiatieven om de geleiding van personeel naar de horecabranche te stimuleren. De gemeente participeert onder meer in een convenant met Horeca Nederland om voor eind 2002 200 vacatures te vervullen met werkzoekenden. 2.4.3 Acceptatiegraad onder Rotterdammers Bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen wordt de horeca door de gemeente (h)erkend als een logische en welkome programmatische component. Ze maakt onderdeel uit van het veronderstelde basis voorzieningenniveau, wordt ingepast als drager van de exploitatie van multifunctionele voorzieningen (resp. om bezoekers te trekken en te binden), en wordt opgenomen als positief onderdeel van de grondexploitatie. De inspraakavonden
Horecanota Rotterdam 2002-2006
12
met de bewoners over plannen met horeca er in verlopen daarentegen bijna altijd moeizaam. Het verzet van de buurt tegen nieuwe vestigingen of uitbreidingen is voorspelbaar. Er is bijna bij voorbaat sprake van een conflict tussen de horecafunctie en de woonfunctie. Dit conflict wordt zoveel mogelijk vermeden (planologisch) of gereguleerd (vergunningsvoorwaarden en handhaving). De gemeente zoekt steeds naar een acceptabel evenwicht tussen beide functies. Geconstateerd moet worden dat met de verdere verdichting van de stad het bewaren van die balans steeds moeilijker wordt. De grens van de groei gaat op een zeker moment ook bepaald worden door wat bewoners willen accepteren. De ambitie van de gemeente om de veronderstelde groei van de horeca in de stad te accommoderen kan niet zover gaan dat plannen stelselmatig tegen de afwijzing van bewoners in worden doorgezet. Voor een verdere groei is ook goed buurmanschap een randvoorwaarde. De horecabranche zal in woord en gebaar moeten demonstreren dat men geïnteresseerd is in een goede verstandhouding met zijn buren. Dat wil zeggen een actieve communicatie over overlast en serieuze initiatieven ter beperking hiervan. 2.4.4 Uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande ondernemingen Groei van de horeca hoeft niet perse ingevuld te worden met nieuwe bedrijven. De (economische) ruimte die de markt biedt kan evengoed worden benut door bestaande bedrijven die hun vloeroppervlak en hun omzet uit weten te breiden. In veel gevallen is daar alles voor te zeggen, omdat bestaande ondernemers vertrouwd zijn met het ondernemerschap, en hun reputatie bij de gemeente en de buurt bekend is. Schaalvergroting is tevens een ontwikkeling die zich de laatste jaren constant heeft voorgedaan. Niettemin bestaat bij Horeca Nederland het beeld dat uitbreiding van bestaande zaken in Rotterdam een uiterst moeizame aangelegenheid is. Soms gaat het om bedrijven in gebieden waar de gemeente of de deelgemeente welbewust een restrictief beleid voert. Soms ook gaat het om gebieden waar uit beleidsmatige overweging geen beperkingen hoeven te gelden. Maar ook daar kan de praktijk zo lastig zijn dat ondernemers ontmoedigd dreigen te raken. Het OBR is voornemens om samen met Horeca Nederland enkele voorbeelden door te nemen. Zo mogelijk worden samen met andere betrokken diensten en de deelgemeenten voorstellen gedaan over vereenvoudiging van procedures. 2.4.5 Locatiekwaliteit De kwaliteit van de horecalocatie is van grote invloed op de exploiteerbaarheid van de betreffende horecaonderneming. Belangrijke aspecten in dit verband zijn de ligging van de zaak ten opzichte van de voetgangersstromen, of ten opzichte van fiets- en of autoverkeersroutes, parkeergelegenheid en kwaliteit van de buitenruimte. Niet iedere onderneming stelt overigens dezelfde eisen aan de locatie. Die eisen hangen samen met het concept en de doelgroep. De één hecht meer aan autobereikbaarheid, de ander aan voetgangersstromen, een derde is meer afhankelijk van een prestigieuze locatie met een mooi uitzicht. 2.4.6 Huur- en pachtprijzen Horecaondernemingen hebben kans van slagen als bedrijfsformule, locatiekwaliteit en huurniveau op een goede manier op elkaar aansluiten. Horeca Nederland stelt dat op locaties waar het vastgoed een snelle waardestijging doormaakt bestaande formules (en omzetniveaus) niet zijn te handhaven vanwege de oplopende huren. Ondernemers moeten zich van die locaties terugtrekken, of hun bedrijfsformule aanpassen. De start van nieuwe bedrijven op ontwikkelingslocaties stuit volgens Horeca Nederland regelmatig op exploitatieproblemen vanwege de combinatie van een trage aanloop en de noodzaak om wel (om veiligheidsredenen) met een meervoudige personele bezetting te werken. Op ontwikkelaars wordt door Horeca Nederland een appél gedaan om hier in de aanvangshuren rekening mee te houden. Dit appél wordt ook geadresseerd aan de gemeente voor gevallen waarin het eigendom bij de gemeente berust.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
13
2.4.7 Toepassing milieu- en veiligheidseisen langs rivier De geldende milieu- en veiligheidseisen langs de rivier (een gevaarlijke stoffenroute) beperken de ontwikkelingsmogelijkheden voor de horeca. Zo is het plan voor een lounge op de pontons langs de Boompjes om deze reden gesneuveld. Indien geen oplossing wordt gevonden voor deze problematiek zullen de ambities om in Rotterdam aan de rivier een interessant uitgaans- en horecamilieu te ontwikkelen ernstig in het geding komen. 2.5
Samen werken aan attractieve horeca
2.5.1 Vijf ambities De gemeente onderkent steeds meer (onder andere in het kader van het programma Attractieve Stad) het belang van Horeca voor het functioneren van de stad en voor de economie en de werkgelegenheid. Vanuit die overweging kan een aantal ambities worden geformuleerd die in meer of mindere mate met gemeentelijke inzet kunnen worden gerealiseerd: Tenminste bijhouden van landelijke groeipercentages voor de horecasector, waarbij deze groei terecht komt op wenselijke locaties. De horecasector in Rotterdam is in kwantitatief opzicht redelijk ontwikkeld, echter zonder dat er in algemene zin sprake is van overaanbod. Gezien het feit dat het gemeentebestuur de wens heeft Rotterdam verder te ontwikkelen als vrijetijdsstad, is het gewenst dat de horeca verder groeit. Horeca vormt als gezegd een zeer belangrijk onderdeel van het vrijetijdsaanbod. Niet alleen is horeca ondersteunend voor allerlei vrijetijdsvoorzieningen als musea, theaters, winkelcentra en attracties. Horeca kan ook zelf interessante trekkers genereren, vooral in de sfeer van uitgaan (discotheken, horecaclusters of bijzondere “standalone”-zaken), Sprekend over de toekomstige groei van horeca kan als minimum streefcijfer worden aangehouden het volgen van het landelijk groeipercentage van de vierkante meters horeca per inwoner. Dit cijfer geldt zowel voor de cafés, de restaurants als voor de hotels en overige horecacategorieën. De gemeente zal in haar bestemmingsplannen, bouwplannen, uitgifte- en vergunningenbeleid voldoende ruimte moeten reserveren om deze groei te kunnen accommoderen. Herkenbaarheid van stedelijke horeca als een van de aantrekkelijke aspecten van de stad: gevarieerd aanbod van goede kwaliteit. Horeca kan bijdragen aan de attractiviteit en ook aan de (sociale) veiligheid van de omgeving. Sommige horecavestigingen werken echter het tegendeel in de hand, zoals een onaantrekkelijk straatbeeld of gevoelens van onveiligheid. Dichte gevels, gevels met rolluiken, schreeuwerige gevels (teksten en uithangborden), slecht onderhouden en verloederde gevels, luide dreunende muziek die vanuit de zaak de straat op klinkt moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarentegen moet worden gestreefd naar horeca die het straatbeeld veraangenaamt, en die kan zorgen voor ‘ogen’ op de straat. Gedacht kan worden aan transparante gevels met verlichting en glas, waarbij visueel contact tussen binnen en buiten mogelijk is. Ook horecaterrassen kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de stad, mits zij de straat niet versperren, en de inrichting en aankleding van de terrassen voldoende aantrekkelijk is. Richtlijnen hiertoe zijn geformuleerd in het toetsingskader Terrassen in deze nota. Tenslotte zou het aanbod voldoende gevarieerd moeten zijn, waardoor de horeca uitnodigend is voor vele en diverse publieksgroepen. Te denken valt aan variatie in grootte, prijsklasse, aanbod, gericht op een specifiek publiek of juist uitnodigend voor een brede doelgroep.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
14
De gemeente kan de haar ter beschikking staande instrumenten hanteren om te komen tot aantrekkelijke horeca. Op het gebied van hygiëne, uitstraling, veiligheid etc. bestaan diverse regelingen, waarvan de drank- en horecawet, de woningwet (voor bouwtechnische en esthetische voorwaarden) er enkele zijn. Maar ook in de APV en milieuwetgeving (geluid, voorkomen overlast) zijn regelingen vastgelegd die van invloed zijn op de kwaliteit van de horeca. In privaatrechtelijke sfeer is echter meer mogelijk. Als de gemeente bijvoorbeeld pandeigenaar is, kan zij als verhuurder randvoorwaarden aangeven waaraan de horecaexploitatie moet voldoen. Daarnaast kunnen in een convenant afspraken tussen gemeente, horeca, brouwerijen en/of vastgoedeigenaren worden vastgelegd over kwaliteit. Handhaving en regelmatige toetsing van de kwaliteit vormt een onderdeel van die afspraken. Tenslotte is ‘communicatie’ een mogelijkheid om de kwaliteit te beïnvloeden. Door consequent dezelfde boodschap uit te dragen (bijvoorbeeld: ‘geen plastic terrasstoelen’ of ‘versterk dagfunctie van de horeca’) kunnen horecaondernemers en –organisaties (horecaverenigingen, brancheorganisaties) worden beïnvloed. Invloed op variatie en aantrekkelijkheid is alleen mogelijk bij panden die in eigendom zijn (dmv. ontwikkelcontracten en verhuringen). Goede ruimtelijke setting waarin horeca kan floreren: herkenbaarheid en bereikbaarheid van locaties, concentratie, kwaliteit buitenruimte. Zowel vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering als vanuit de doelstelling ‘attractieve stad’ is het gewenst veel aandacht te besteden aan de ruimtelijke setting van horecavoorzieningen. Horeca met een stedelijk verzorgingsgebied is in de regel gebaat bij concentratiegebieden, die de vindbaarheid en herkenbaarheid vergroten. De concentratiegebieden moeten bovendien goed verbonden zijn met de overige publiekstrekkende locaties en met het openbaar vervoer, de parkeergarages en de taxihaltes door middel van aantrekkelijke, goed verlichte en veilige looproutes. Een goede kwaliteit en hoogwaardige inrichting van de buitenruimte vergroot de aantrekkelijkheid en de mogelijkheden om tot een gevarieerd en interessant horeca-aanbod te komen. Gezien de hoge gebruiksintensiteit van veel horecagebieden is daarnaast extra aandacht vereist om de buitenruimte schoon, heel en veilig te houden. De gemeente heeft als beheerder van de buitenruimte een belangrijke taak om samen met de exploitanten de buitenruimte op orde te houden. Daarnaast heeft de gemeente de taak om, waar nodig de looproutes van en naar de horecagebieden te verbeteren. Horeca in de nabijheid van andere stedelijke functies indien er mogelijkheden zijn tot wederzijdse versterking, bijvoorbeeld horeca met ziekenhuizen, kantoren, of winkels. Horeca gaat in veel gevallen goed samen met andere publiekstrekkende gebouwen, zoals theaters, musea, winkels, ziekenhuizen, kantoren, et cetera. Horeca kan het bezoek aan deze voorzieningen veraangenamen, terwijl de horecaonderneming profiteert van de aanwezige publieksstromen. Toch zijn er, vooral buiten de binnenstad, grote voorzieningenlocaties waar nauwelijks of geen ondersteunende horeca aanwezig is, bijvoorbeeld de omgeving van Ahoy’, het Woudestein-complex, het Dijkzigt-complex of de omgeving van het NS-station Alexander. Uitbreiding van horeca op dit soort locaties, waardoor deze locaties completer worden en aan kwaliteit winnen, is dan ook gewenst. De gemeente zal in haar bestemmingsplannen, bouwplannen, uitgifte- en vergunningenbeleid voldoende ruimte moeten reserveren om deze uitbreiding te kunnen accommoderen. Evenwicht ten opzichte van andere (niet horeca) belangen De groei van de horeca vindt niet plaats tegen elke prijs, maar moet worden afgewogen ten andere belangen, zoals een aantrekkelijk woonklimaat of een rustige omgeving (bijvoorbeeld
Horecanota Rotterdam 2002-2006
15
in een stadspark). In principe mag horeca buiten de horecaconcentratiegebieden niet leiden tot een hinderlijke verstoring van de overige functies. In de horecaconcentraties moet beperking van de hinder voor bewoners en overige functies steeds het uitgangspunt zijn, echter zonder de horeca te verbieden of onmogelijk te maken. De gemeente moet bij haar vergunningverlening een verantwoorde afweging maken tussen de verschillende belangen. Minstens even belangrijk is echter toezicht op en handhaving van de zaken die in de vergunning en hinderwet zijn vermeld. 2.5.2 Gedeeld belang, gedeelde verantwoordelijkheid Bovenstaande ambities zijn mooi, maar, zoals al werd aangegeven, de gemeente kan het niet alleen en is voor de verwerkelijking van bovenstaande ambities sterk afhankelijk van meewerking van de horecasector, maar ook van het de opstelling van consumenten en bewoners. Nauw overleg, en onderling begrip voor elkaars situatie zullen hier toe moeten bijdragen. Uiteindelijk is aantrekkelijke horeca immers in het belang van alle genoemde partijen. 2.6 Conclusies Uit voorgaande analyses en beschouwingen kan het volgende worden geconcludeerd: − De groei van de Rotterdamse horeca over de afgelopen vijf jaar loopt redelijk in de pas met die in de andere grote steden. − In vergelijking met de andere steden is er in Rotterdam geen sprake van een overeenbod. Er kan best wat bij. − De gerealiseerde groei van 2,5 tot 3 % is een redelijke indicatie van de groeimogelijkheden uit economisch perspectief. Het is o.a. vanwege de ambities van Attractieve Stad wenselijk dat die groei ook mogelijk wordt gemaakt. − Het bekende planaanbod van dit moment is niet toereikend om de geraamde groeimogelijkheden van de Rotterdamse horeca in onder te brengen. Over een periode van 2 tot 6 jaar is er zeker nog sprake van krapte. Om gemeentelijke ambities toch (enigszins) waar te maken is het noodzakelijk om: − Te waken voor onnodige planuitval − Voortvarend met procedures om te gaan, resp. om onnodige vertragingen zoveel mogelijk te voorkomen − Voortvarend door te gaan met de verdere ontwikkeling van plannen voor een aantal grotere stedelijke projecten en locaties (zoals Rotterdam Waterfront, Rotterdam Centraal, Zuidplein/Ahoy’, en Knooppunt Alexander en wijk Nesselande) − Te bezien waar (bijvoorbeeld door interne uitbreidingen en/of herziening van beperkend beleid) op korte termijn extra ruimte kan worden gegenereerd − Waar nodig aandacht te schenken aan de vitalisering van het bestaande horeca-aanbod (inclusief locatiekwaliteit) − Evenwicht tussen woonfunctie en horeca te bewaren door een combinatie van consequente en doortastende handhaving en een constructieve samenwerking met de branche op gebied van overlastbeperking.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
16
3.
STURINGSKADERS
3.1 Doelstellingen van de nota Er zijn drie redenen waarom de gemeentelijke overheid bemoeienis heeft met horeca: 1) Ruimte bieden aan ontwikkelingen in de horeca op basis van een weloverwogen ruimtelijke en economische invulling ; 2) Regulering van potentieel conflicterende functies in de stad zoals uitgaan en wonen; 3) Bescherming van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde en veiligheid. Hieronder wordt ingegaan op genoemde redenen. 3.1.1 Ruimte bieden aan ontwikkelingen Rotterdam is een stad in transitie: van een veelvormige werkstad met een bijbehorend sfeerbeeld naar een veelkleurige levendige stad met een groot scala aan uitgaansmogelijkheden. De horecabranche speelt uiteraard hierbij een belangrijke rol. Het is immers bekend dat Rotterdam er de afgelopen jaren vele aantrekkelijke en interessante horecagelegenheden bij heeft gekregen. Daarbij komt dat het aanwijzen van Rotterdam als Culturele hoofdstad in 2001 en de uitvoering van het programma Attractieve Stad gezien kunnen worden als uitgelezen mogelijkheden om na te denken over de verdere ontwikkeling van het sfeerbeeld van de stad en de rol die horeca daarbij kan betekenen. Er zijn momenteel in Rotterdam ca. 2.500 bedrijven met een exploitatievergunning. In dit aantal zitten bijvoorbeeld ook de vergunningen voor ontmoetingscentra, seksclubs en sportaccommodaties. De meeste horeca, ca. 550 horecabedrijven, bevindt zich in het centrumgebied. Duidelijk is dat de gemeente Rotterdam de aanwezigheid van horecabedrijven in de stad positief waardeert. De recreatieve functie van de stad wordt mede gediend door de aanwezigheid van een veelzijdige en goed functionerende horeca. De aanwezige horeca in de stad wordt dan ook in algemeenheid gezien als een positieve ondersteuning van het stedelijk leven. Rotterdam slaagt er steeds meer in het imago te ontwikkelen van een aantrekkelijke uitgaansstad. Dit komt onder meer door de ontwikkeling van een nacht-uitgaanscultuur in de binnenstad (na 02.00 uur). In het centrumgebied is de afgelopen jaren aan zo’n 150 horecazaken een nachtontheffing verleend. Ook de combinatie van recreatief winkelen (funshopping) en winkelondersteunende horeca wordt steeds verder ontwikkeld. Toch is er reden het sfeerbeeld van de stad en het imago van Rotterdam als uitgaansstad verder te versterken. Slechts een van de vele middelen daartoe is mogelijke uitbreiding van het aantal zaken met een nachtontheffing in de diverse uitgaansgebieden. Een ander middel om het beeld te versterken is de uitbreidingsmogelijkheden van horeca te vergroten en ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. Uit de verschillende gesprekken met de brancheorganisaties 3 blijkt echter dat men huiverig is voor een ongelimiteerde toevoeging van nieuwe horeca. Nieuwe horeca dient, aldus de brancheorganisaties, kansrijk te zijn en te zijn ingebed in een (groot) project zoals bijvoorbeeld de Veranda. Daarnaast dient, aldus de brancheorganisaties, uitbreiding van horeca gekoppeld te worden aan bestaande uitgaansen winkelgebieden. De brancheorganisaties spreken de verwachting uit dat de horeca in het centrumgebied zich steeds sterker zal ontwikkelen. Deze ontwikkeling dient te worden gestimuleerd. Zij sluiten zich aan bij de marktanalyse en conclusies die zijn opgenomen in hoofdstuk 2.
3
Het bestuur van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Rotterdam en een aantal grote brouwerijen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
17
Het gemeentebestuur streeft er dan ook naar de sociaal recreatieve en economische waarde van horecazaken zo goed mogelijk aan te wenden. Hierbij dient het mogelijk te zijn dat, op basis van een weloverwogen ruimtelijke invulling, ontwikkelingen in de horecabranche verder worden gestimuleerd. 3.1.2 Regulering van potentieel conflicterende functies De ontwikkeling van bepaalde horecaconcepten en de vestiging van de diverse nieuwe horecabedrijven in de stad is veelal de resultante van marktwerking. Toch kan de gemeenteraad, door duidelijk aan te geven welke ontwikkelingen wel of juist niet zijn gewenst, deze op hoofdlijnen sturen. Omdat er naast horeca nog vele andere functies in de stad te vinden zijn, kan de ontwikkeling van horeca niet overal worden gestimuleerd. Er dient rekening te worden gehouden met de diverse conflicterende functies zoals wonen en uitgaan. Regulering van deze functies kan onder andere middels bestemmingsplannen en beleid. In deze nota worden de verschillende uitgaansgebieden globaal omgeschreven. In deze nota wordt aangegeven waar per gebied ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen of waar wordt vastgehouden aan het huidige beleid. In hoofdstuk 4 wordt het voorgestelde beleid per gebied verder uitgewerkt. 3.1.3 Openbare orde en veiligheid Horecagelegenheden zijn voor het publiek toegankelijke plaatsen. De burgemeester is verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimte en in voor publiek toegankelijke inrichtingen (horecagelegenheden). Middels een vergunningenstelsel en horecabeleid heeft de burgemeester instrumenten in handen om de openbare orde te handhaven en de woon- en leefomgeving te beschermen. Naast deze instrumenten ten behoeve van het ordentelijk verloop van het gemeenschapsleven, zijn horeca-inrichtingen onderworpen aan gemeentelijke regelgeving en landelijke regelgeving. Het juridisch kader van het horecabeleid wordt geschetst in paragraaf 3.2. 3.2
Juridisch kader horecabeleid
3.2.1 Inleiding Op horecabedrijven is een veelheid van vaak complexe wettelijke voorschriften van toepassing. Deze wettelijke voorschriften worden gesteld in het belang van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening en het milieu en op grond van overwegingen van sociaalhygiënische en sociaal-economische aard. Het betreffen wettelijke regelingen van zowel rijk als (deel)gemeenten, die sectoraal tot stand zijn gekomen en onderling soms niet of onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. De uitvoering van deze wettelijke regelingen is neergelegd bij verschillende instanties. In dit hoofdstuk wordt een overzicht op hoofdlijnen gegeven van het geldende juridische kader – en daarmee van het instrumentarium – ter regulering van de horeca. Achtereenvolgens komen kort aan de orde: •
Landelijke regelgeving 1. Drank- en Horecawet 2. Wet Milieubeheer en hiervan afgeleide besluiten en regelingen
Horecanota Rotterdam 2002-2006
18
•
Gemeentelijke regelgeving 1. Algemene Plaatselijke Verordening (inclusief exploitatievergunningstelsel) 2. Burgemeestersinstructies 3. Uitvoering Wet op de Ruimtelijke Ordening en Wet op de StadsDorpsvernieuwing: bestemmingsplan en leefmilieuverordening
en
Het schema in bijlage IV geeft een beknopt overzicht van de wet- en regelgeving voor de toelating en regulering van horeca. 3.2.2 Landelijke regelgeving Drank- en Horecawet De Drank- en Horecawet schept randvoorwaarden voor een verantwoorde distributie van alcohol in de samenleving en bevat regels voor zowel verstrekkers van alcohol als voor overheden. De Drank- en Horecawet bepaalt onder meer dat het schenken van alcoholhoudende drank in de horeca en de verkoop van sterke drank in slijterijen vergunningplichtig is. Voor de verkoop van zwakalcoholica voor gebruik elders dan ter plaatse, zoals in winkels, is geen vergunning vereist. De Drank- en Horecawet regelt de verstrekking van alcoholhoudende drank vanuit een sociaalhygiënische en sociaal-economische optiek. In de wet zijn met name kwalitatieve eisen ten aanzien van de ondernemer en leidinggevenden opgenomen. De wet biedt geen enkele beleidsvrijheid (discretionaire bevoegdheid). Indien door de ondernemer en leidinggevenden wordt voldaan aan de in deze wet gestelde eisen ten aanzien van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en de inrichting van het pand, dan moet de vergunning worden afgegeven (gebonden beschikking). De Drank- en Horecawet is in 2000 gewijzigd 4. De wijziging van de Drank- en Horecawet kan worden gezien als één van de beleidsinstrumenten in het kader van het alcoholmatigingsbeleid van de regering. Centraal in het wetsvoorstel staan bepalingen gericht op alcoholmatiging en preventie van misbruik. Zo is in de nieuwe Drank- en Horecawet de verstrekker van alcoholhoudende dranken (bij twijfel) verplicht om aan de hand van een leeftijdsdocument vast te stellen of de vereiste leeftijd van 16 (voor zwakalcoholhoudende drank en 18 ( voor sterke drank) is bereikt en is de verstrekker verplicht melding te maken van deze leeftijdsgrenzen. Voorts wordt de verkoop van alcohol in niet-levensmiddelenzaken en tankshops verboden en krijgen gemeenten de mogelijkheid om de verkoop van alcohol in supermarkten en snackbars tijdelijk te verbieden (bijvoorbeeld voor en na risicovolle voetbalwedstrijden). Rotterdam heeft hiervan gebruik gemaakt door het opstellen van de Verordening Beperking Drankverstrekking. Sportkantines en andere niet-commerciële inrichtingen worden in de nieuwe wet verplicht om met huisregels te gaan werken. In deze regels dient te worden opgenomen op welke tijden in de kantine alcohol wordt verstrekt. Een ander voorstel betreft het aanwezig zijn van een bestuursreglement – waarin bij of krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) nadere regels over de inhoud kunnen worden gesteld – omtrent sociale hygiëne in nietcommerciële horeca. Dit omdat de huidige eis dat men dient te beschikken over een bewijsstuk Kennis en Inzicht Sociale Hygiëne, problemen blijkt op te leveren bij het zoeken naar vrijwilligers voor besturen van niet-commerciële inrichtingen van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve en godsdienstige aard. Met andere woorden: in de wetswijziging wordt bepaald dat er niet altijd gekwalificeerd personeel in de kantine aanwezig hoeft te zijn, ook niet op de momenten dat er alcohol wordt verstrekt. 4
De wijzigingen zijn ingegaan op 1 november 2000.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
19
Voorts krijgt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder meer de bevoegdheid AMvB’s vast te stellen ter verhoging van de leeftijdsgrens van 16 jaar naar 18 jaar voor personeel in de horeca en slijterijen en ten behoeve van drooglegging van voetbalstadions, instellingen van gezondheidszorg, scholen en zwembaden. Milieuwetgeving Op 1 oktober 1998 is het besluit Horecabedrijven Milieubeheer vervangen door het besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. De voorschriften, opgenomen in dit besluit, dienen ter bescherming van het milieu en behelzen onderwerpen als geluid, afval, energie en opslag. Deze algemene regels treden voor de betreffende inrichtingen in de plaats van vergunningvoorschriften. Het bevoegd gezag (de dagelijks besturen van de deelgemeenten) kan nadere eisen stellen ten aanzien van de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting voor die onderwerpen die in het besluit zijn genoemd. In hoofdstuk 4 van het besluit is aangegeven wanneer het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen met betrekking tot de geluidsvoorschriften. Deze nadere eisen kunnen betrekking hebben op het treffen van voorzieningen, van de inrichting of van een gedeelte van de inrichting, de situering van een terras of een parkeerterrein behorende bij de inrichting en gedragsregels die binnen de inrichting in acht moeten worden genomen. DCMR Milieudienst Rijnmond is namens het bestuur belast met het toezicht op de Wet Milieubeheer en het besluit Horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Tussen de politie en de DCMR is de werkafspraak gemaakt dat de politie toeziet op geluidshinder ten gevolge van muziek, terrassen en indirecte hinder afkomstig van horeca-inrichtingen. Hinder ten gevolge van overige aspecten van de bedrijfsvoering van horeca-inrichtingen worden behandeld door de DCMR. Het betreft hier onder meer hinder ten gevolge van afzuigingen, het opslaan van afval en geluidshinder door aggregaten. Horecaconcentratiegebieden als instrument van milieubeleid Clustering van horeca schept mogelijkheden om een gebied als horecaconcentratiegebied aan te wijzen in de zin van het besluit Horeca-, sport en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Dit betreft een bevoegdheid van het college van B&W. In 2001 is het Stadhuisplein e.o. aangewezen als horecaconcentratiegebied. De afweging om verdere gebieden als horecaconcentratiegebied aan te wijzen vindt plaats in de milieubeleidsplannen. Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus Op 1 april 1999 is de Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus in werking getreden. In deze wet zijn waarborgen opgenomen voor de betrouwbaarheid van het personeel van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De beveiligingsorganisaties zijn verplicht om de werkzaamheden af te stemmen met de politie en te zorgen voor een duidelijke presentatie van de activiteiten aan opdrachtgevers en burgers. Ook de horecaportier valt onder deze wetgeving. Het naleven van genoemde wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten. De Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus stelt de volgende eisen aan horecaportiers: - hun antecedenten dienen (na screening door de politie) in orde te zijn; - zij dienen in het bezit te zijn van een legitimatiebewijs dat is uitgereikt door de korpschef van de regio waar het bedrijf, waar de portier in dienst is, is gevestigd; - zij dienen in het bezit te zijn van een op naam gesteld vereist diploma; - hun werkgever (de beveiligingsorganisatie of het horecabedrijf) dient in het bezit te zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
20
Wet op de Kansspelen Voor de aanwezigheid van een speelautomaat in een horecagelegenheid is een vergunning vereist. Speelautomaten worden onderscheiden in behendigheidsautomaten en kansspelautomaten. Onder een behendigingsautomaat wordt een speelautomaat verstaan waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlenging van de spelduur of gratis spelen waarbij het spelproces door de speler kan worden beïnvloed. Alle andere speelautomaten zijn kansspelautomaten. Het aantal en soort speelautomaten dat geplaatst mag worden is afhankelijk van het soort inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in laagdrempelige inrichtingen zoals bijvoorbeeld cafetaria’s en snackbars en hoogdrempelige inrichtingen zoals cafés en restaurants. In horeca-inrichtingen mogen maximaal drie speelautomaten worden geplaatst. In hoogdrempelige inrichtingen zijn dat maximaal 2 kansspelautomaten en in laagdrempelige inrichtingen zijn geen kansspelautomaten toegestaan, maar mogen uitsluitend behendigheidsautomaten worden opgesteld 5. 3.2.3 Gemeentelijke regelgeving Algemene Plaatselijke Verordening In hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is onder het kopje ‘Toezicht op openbare inrichtingen’ een aantal bepalingen voor de horeca opgenomen. Het motief van dit hoofdstuk is te streven naar beheersing van mogelijke aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat door horecainrichtingen. Door middel van regulering van de vestiging en van de exploitatie van horecabedrijven wordt getracht een aantasting van de woon- en leefsituatie zoveel mogelijk te voorkomen. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State kan het daarbij gaan om de regulering van overlast veroorzaakt in het bedrijf of vanuit het bedrijf. Hierbij kan gedacht worden aan vechtpartijen in de nabije omgeving, overlast door drugshandel, heling of andere strafbare feiten. Voorts kan hierbij gedacht worden aan slaan met portieren, schreeuwen, intimideren op straat en dergelijke. In beginsel vormt de geluidsoverlast die wordt veroorzaakt door de muziekapparatuur van het horecabedrijf een uitzondering hierop. Deze overlast valt onder de werking het besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen en dient in beginsel in het kader van de handhaving van de wet Milieubeheer te worden aangepakt. Preventieve en repressieve bepalingen In de APV is een exploitatievergunningstelsel neergelegd voor alle horecabedrijven (inclusief terrassen). Bevoegd orgaan is de burgemeester. Het vergunningstelsel is vooral preventief gericht. In feite vindt bij de beoordeling van elke vergunningaanvraag een preventieve openbare orde toets plaats. Tevens is er bij wijze van coördinatie een koppeling gemaakt met het planologisch beleid, in zoverre dat strijdigheid met het bestemmingsplan, een stadsvernieuwingsplan of een leefmilieuverordening een imperatieve grond tot weigering van een exploitatievergunning vormt (op grond van de APV). Een aanvraag voor een exploitatievergunning wordt hieraan eerst getoetst. Vervolgens, indien er geen strijd is met de planologie, kan er getoetst worden aan de overige bepalingen van de APV. De APV bevat repressieve sluitings- en intrekkingsbepalingen voor horecabedrijven die een gevaar opleveren voor de openbare orde of voor het woon- en leefklimaat. Deze bepalingen kunnen worden toegepast ten behoeve van het beëindigen van ontoelaatbare horecaoverlast.
5
Zie hiervoor de Notitie Speelautomaten Rotterdam 2000, gemeenteraad 22 juni 2000.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
21
Burgemeestersinstructie De Burgemeestersinstructie betreft een door de burgemeester vastgesteld uitvoeringsbesluit, gebaseerd op de APV. De instructie bevat nadere regels voor de uitvoering van het APVhoofdstuk ‘Toezicht op openbare inrichtingen’. In de Burgemeestersinstructie zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de vergunningaanvragen en de daarbij over te leggen stukken, alsmede een procedure voor de behandeling van vergunningaanvragen en in te winnen adviezen. Op 4 september 1997 zijn aan de Burgemeestersinstructie de bepalingen omtrent koffiehoekjes in een winkel toegevoegd. De bepalingen omtrent de ochtendontheffingen zijn, naar aanleiding van de evaluatie, op 21 december 1999 aan de Burgemeestersinstructie toegevoegd. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op basis van het bepaalde in de Wet Ruimtelijke Ordening, regelt met een kaart en bijbehorende voorschriften de bestemmingen van de in het plan begrepen grond en geeft regels voor het gebruik van grond en opstallen. Een bestemmingsplan is bindend voor burgers en bestuur. Een bestemmingsplan legt bestemmingen positief vast: het regelt wat mag. In de bouw- en gebruiksvoorschriften kunnen echter ook verboden staan. Op deze basis is het in principe mogelijk de omvang, het aantal en de locatie van horecabedrijven te reguleren, voor zover planologisch relevant. Uit jurisprudentie is gebleken dat de soort horeca (bijv. restaurant of café) in een bestemmingsplan slechts zeer beperkt kan worden gereguleerd. Het is in het algemeen verboden horeca-activiteiten te ontplooien buiten de daarvoor bestemde panden en locaties. Vestiging van een horecabedrijf in een niet tot horeca bestemd pand of op een niet voor horeca bestemde locatie kan alleen via een vrijstelling (indien de mogelijkheid hiertoe aanwezig is) of na aanpassing van het bestemmingsplan worden toegestaan. Het afnemen van de horecabestemming van een pand of locatie kan slechts worden gerealiseerd via de lange weg van het aanpassen van het bestemmingsplan. Ook behoort het weigeren van de exploitatievergunning tot de mogelijkheden als de reeds bestaande druk op het leefklimaat daar reden toe geeft. Overgangsrecht bestemmingsplan Het verplichte overgangsrecht van bestemmingsplannen is duidelijk: een bepaalde vorm van gebruik, maar ook bouw die in strijd met het nieuwe bestemmingsplan plaatsvindt, maar die al (legaal) bestond voordat het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk werd, mag worden voortgezet. Horecabedrijven kunnen in dat geval een beroep doen op het overgangsrecht. Het gebruik is gekoppeld aan het gebouw en niet aan degene die het gebruik uitoefent. Wanneer de gebruiksvorm wordt gestaakt, of verandert (bijv. bij nieuwe gebruiker), vervalt het overgangsrecht. De weigeringsgrond ‘in strijd met het bestemmingsplan’ voor exploitatievergunningen in de APV (art. 2.3.6, lid 1), is niet van toepassing indien met succes een beroep kan worden gedaan op voornoemd overgangsrecht. Echter als een pand waarop overgangsrecht van toepassing is tijdelijk niet wordt gebruikt (gedurende zes maanden niet wordt geëxploiteerd) is het overgangsrecht geëxpireerd Leefmilieuverordening De Leefmilieuverordening (LMV) is een instrument dat zijn basis vindt in de Wet op de Stadsen Dorpsvernieuwing. De LMV dient te worden vastgesteld door de gemeenteraad. Het instrument van de LMV kan alleen worden ingezet voor gebieden die in hoofdzaak worden gebruikt voor bewoning, midden- en kleinbedrijf of kantoren, indien er sprake is van een
Horecanota Rotterdam 2002-2006
22
(dreigende) achteruitgang van de woon- en werkomstandigheden en het uiterlijk aanzien in het betreffende gebied. Daarom wordt een Leefmilieuverordening ook wel antiverloederingsverordening genoemd. Een LMV bestemt niet maar geeft verboden en voorschriften ten aanzien van bepaalde ongewenste activiteiten. Zo kan het gebeuren dat er volgens het bestemmingsplan nog mogelijkheden zijn tot vestiging van horeca, maar dat dit niet gewenst is vanuit andere overwegingen. De LMV kan vestiging dan voorkomen. De LMV kan door de kortere procedure meer flexibel worden ingezet in afwachting van een nieuw bestemmingsplan. Dit planologische instrument heeft een geldingsduur van vijf jaar. Deze termijn kan worden verlengd (artikel 30 Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing). Na verloop van tijd wordt de LMV in de regel vervangen door een bestemmingsplan.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
23
4.
CENTRALE REGELGEVING EN TOETSINGSKADERS
4.1 Inleiding De beleidsregels zoals deze waren opgenomen in de Horecanota Rotterdam 1996 en het daaraan gekoppelde vergunningenstelsel sloten onvoldoende aan bij de vanaf 1999 in bestuurlijke kring levende wens van Rotterdam een meer aantrekkelijke uitgaansstad te maken. Het beleid is zodanig aangepast dat ontwikkelingen van de horeca in een aantal gebieden kunnen worden gestimuleerd. Met deze wens als vertrekpunt is allereerst onderzocht of er voldoende draagvlak aanwezig was om in sommige uitgaansgebieden over te gaan tot vrije sluitingstijden en verregaande ontwikkelingsmogelijkheden voor horeca. Deze voorstellen stuitten zowel bij de horecabranche als bij politie op bezwaren. De horecabranche6 is van mening dat de huidige systematiek van nachtontheffingen dient te worden gekoesterd. Om voor een nachtontheffing in aanmerking te komen dient een horecaondernemer te voldoen aan een aantal eisen. Daarbij komt dat de ondernemer pas een nachtzaak mag exploiteren als zijn exploitatieplan door politie en het bestuur is goedgekeurd. Daarnaast waarschuwt de horecabranche nadrukkelijk voor een overdadige toevoeging van horeca in de stad. De branche geeft aan dat ongebreidelde groei de concurrentiepositie van bestaande horecabedrijven in gevaar kan brengen. Natuurlijk is men enthousiast over de komst van nieuwe horecaformules en is men van mening dat concurrentie goed is voor de branche. Men is echter van mening dat ontwikkeling en uitbreiding van horeca zorgvuldig dient plaats te vinden en sluit zich aan bij de voorstellen die hiervoor in het hoofdstuk ‘Economische betekenis van de Horeca’ worden gedaan. Kortom, uitgangspunt voor het voorliggende beleid is geweest het in 1996 ingezette beleid te koesteren en er meer dan in 1996 een mix te laten ontstaan tussen het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen en het beheersen van ontwikkelingen daar waar dat wenselijk wordt geacht. Per gebied is bezien of verruiming van de openingstijden en of uitbreiding van de horeca is gewenst. Aan de bestaande beleidsaanduidingen consolideren, ontwikkelen en verminderen is beperkt ontwikkelen toegevoegd. Het nieuwe richtinggevende beleidskader bestaat uit de centrale regelgeving, toetsingskaders die voor de gehele gemeente gelden (1-2) en de invulling van deze kaders voor het centrumgebied en overige gebieden zonder deelgemeentelijke horecanota (3-4): 1. het openings- en sluitingstijdenbeleid; 2. stedelijk kader voor de gebiedsgerichte invulling van het horecabeleid (deelgemeentelijke horecanota’s): begrippenkader, toetsingskader ontheffingen openings en sluitingstijden. 3. omschrijving van de horecagebieden in het centrumgebied en de overige gebieden in het centrum met het hiervoor voorgestelde beleid; 4. gebiedsgericht beleid voor gebieden zonder deelgemeentelijke horecanota.
6
Hiermee wordt bedoeld: Koninklijke Horeca Nederland (KHN), afdeling Rotterdam en een aantal grote brouwerijen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
24
4.2 Openings- en sluitingstijdenbeleid In de APV Rotterdam (art. 2.3.9) zijn de volgende standaard openings- en sluitingstijden vastgesteld: -
07.00 - 01.00 uur door de week 07.00 – 02.00 uur in het weekeinde (vrijdag- en zaterdagnacht).
Daarnaast kan de burgemeester ingevolge art. 2.3.9 lid 3 ontheffing verlenen van de bovenvermelde uniforme sluitingstijden voor: - de nachtzaken, tot 06.00 uur (nachtontheffing); - ochtendzaken, vanaf 04.00 uur (ochtendontheffing) - de incidentele ontheffing van het sluitingsuur voor bijzondere gelegenheden, tot max. 06.00 uur (de ‘verlaatjes’). Dit beleid blijft onverminderd gehandhaafd. 4.2.1 Toetsingskader nachtontheffingen In het kader van de zorg voor veilig uitgaan zijn in januari 2000 aan de raadscommissie ABZ/V&P voorstellen gedaan ter aanscherping van de eisen die worden gesteld aan nachtzaken. Deze voorstellen zijn in dit toetsingskader geïntegreerd. Een nachtontheffing kan worden verleend als de burgemeester van oordeel is dat de exploitatie van de inrichting (in de nachtelijke uren) geen nadelige invloed zal hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting. Bij deze beoordeling toetst de burgemeester de aanvraag o.a. aan het ter plaatse geldende horecabeleid en beoordeelt hij het verplichte exploitatieplan. De horeca-exploitant is verantwoordelijk voor de handhaving van de orde in zijn horecainrichting en in de directe omgeving daarvan. Hierbij dient hij te voorkomen dat door de wijze van exploitatie overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt. De burgemeester kan de horecaexploitatievergunning weigeren als hij er onvoldoende vertrouwen in heeft dat de exploitatie probleemloos zal verlopen. Van alle verzoekers om een exploitatievergunning worden de criminele antecedenten nagegaan en wordt bezien hoe de exploitatie bij mogelijk eerder gedreven inrichtingen is verlopen. Ondernemers met bezwarende antecedenten worden zo uit de horeca geweerd. Er worden alleen ondernemers toegelaten met een goede reputatie, althans ondernemers met een slechte reputatie verkrijgen geen vergunning. Dit is een preventief instrument ter voorkoming van ordeproblemen. Exploitatieplan - ook voor niet-nachtzaken Exploitanten die een nachtontheffing willen verkrijgen dienen een plan op te stellen waarin zij aangeven welke maatregelen zij hebben getroffen ter voorkoming van wanordelijkheden en overlast. Het indienen van een exploitatieplan is verplicht voor nachtzaken en kan eveneens verplicht worden gesteld ter verkrijging van een exploitatievergunning voor inrichtingen met standaard exploitatietijden. Het gaat hierbij om inrichtingen waarbij zich de laatste drie jaren (gewelds)incidenten hebben voorgedaan. Het zal hierbij veelal gaan om incidenten die elk afzonderlijk beschouwd onvoldoende aanleiding gaven om een bestuurlijke maatregel te nemen, doch die in onderlinge samenhang bezien thans wel degelijk aanleiding vormen tot twijfels bij een probleemloze voortzetting van de exploitatie. De exploitant wordt zo door het schrijven van een exploitatieplan ertoe aangezet plannen te ontwikkelen die (mogelijk ernstigere) incidenten in de toekomst kunnen voorkomen. Het exploitatieplan bevat enkele verplichte onderdelen: 1. Geluidsrapport. Om geluidsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen dient de horecaondernemer vooraf aan te tonen dat de inrichting voldoet aan de geluidseisen van de milieuwetgeving;
Horecanota Rotterdam 2002-2006
25
2. Inrichtings- en bouwkundige aspecten. De exploitant is niet alleen verantwoordelijk voor de veiligheid in de inrichting, hij dient ook de veiligheid van komende, wachtende en gaande bezoekers te kunnen garanderen. Dit betekent dat rond de in- en uitgang de nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen. Portiers spelen een belangrijke rol in het voorkomen van problemen met bezoekers maar ook de bouwkundige inrichting kan hieraan bijdragen. Zo kunnen kogelwerende gevels en deuren extra veiligheid bieden. Nu zullen deze maatregelen niet voor alle inrichtingen hoeven te gelden. Dit is afhankelijk van de wijze van exploitatie en de risico’s hiervan. Indien de inrichting gebruik maakt van portiers wordt in ieder geval de exploitant verplicht aan te geven hoe hij zal omgaan met vuurwapengeweld dat zich voor de inrichting voordoet en welke maatregelen worden getroffen om de veiligheid van bezoekers hierbij te garanderen. In overleg met de preventiemedewerkers van de politie zal een checklist worden gemaakt aan de hand waarvan te nemen maatregelen kunnen worden bepaald. Voorgesteld wordt de inrichtings- en bouwkundige aspecten in relatie tot de veiligheid van komende, gaande en verblijvende bezoekers van het exploitatieplan een verplicht onderdeel te laten zijn. Dit betekent per saldo dat de grotere uitgaansgelegenheden in Rotterdam –de discothekenvoorzien moeten worden van een kogelwerende gevel en toegangsdeur. 3. Openbare orde / aantasting woon en leefklimaat. De ondernemer moet duidelijk aangeven welke maatregelen hij treft om aantasting van de openbare orde en het woonen leefklimaat te voorkomen. Hierbij kan worden gedacht aan toezicht in en om de inrichting, parkeerbegeleiding, wijze van instructie van personeel etc.; 4. Beveiliging en bewaking. De kwaliteit van de portiers is van grote invloed op een ordelijk verloop van de exploitatie. Duidelijk moet worden aangegeven hoe de functie van portier wordt uitgeoefend, of en hoeveel portiers op welke tijdstippen worden ingezet, en welk beveiligingsbedrijf de portiers levert. Of portiers noodzakelijk zijn om de veiligheid te waarborgen is in het algemeen afhankelijk van de aard van de inrichting en de aanwezige veiligheidsrisico’s. Soms is onduidelijk of een bepaalde exploitatievorm de aanwezigheid portiers noodzakelijk maakt. Duidelijk is dat een discotheek, een danscafe, zalencentrum of een groot jongerencafé niet zonder portiers kunnen exploiteren, maar dat geldt ook voor inrichtingen waar zich regelmatig incidenten voordoen. De aanwezigheid van portiers dient in deze gevallen regel te zijn. In twijfelgevallen zal het advies van politie antwoord moeten geven op de vraag of in het concrete geval de aanwezigheid van portiers is vereist. Voor horecaportiers gelden de wettelijke eisen van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Dit betekent dat een portier het bijbehorende diploma moet behalen en dat hij in dienst moet zijn bij een door de Minister van Justitie gecertificeerd beveiligingsbureau. Sommige beveiligingsbureaus zijn nog niet goedgekeurd. Om echter de kwaliteit van portiers te kunnen waarborgen, worden voor inrichtingen alleen portiers en beveiligingsbureaus geaccepteerd die reeds volledig voldoen aan de wettelijke eisen. 5. Veiligheid / criminaliteit. De exploitant dient duidelijk aan te geven op welke wijze hij wapenbezit, drugshandel, drugsgebruik, heling etc. in zijn inrichting zal voorkomen; 6. De vergunninghouders. Deze moeten aan kunnen tonen een goed exploitant te zijn. De beoogde vergunninghouders moeten beschikken over drie jaar relevante horecaervaring, in welke periode zij zonder problemen een horeca-inrichting moeten hebben geleid en waarbij geen noemenswaardige incidenten zijn voorgekomen;
Horecanota Rotterdam 2002-2006
26
7. Aanwezigheid. Eén van de vergunninghouders dient altijd tijdens openingstijden in de inrichting aanwezig te zijn. Aangezien het fysiek onmogelijk is dag en nacht aanwezig te zijn, wordt voor inrichtingen met nachtontheffing geëist dat de vergunning meerdere houders kent, zodat altijd een van de vergunninghouders aanwezig kan zijn. Wel dient voorkomen te worden dat door grote aantallen vergunninghouders verantwoordelijkheden diffuus worden. Vier vergunninghouders is daarom het maximum aantal. 8. Deurbeleid. Voor deelnemers aan het convenant deurbeleid en de ondernemers die van plan zijn conform het convenant deurbeleid te werken dient het deurbeleid eveneens onderdeel uit te maken van het exploitatieplan. Met het stellen van eisen aan het exploitatieplan kan de wijze van exploitatie op hoofdlijnen worden beïnvloed. Het exploitatieplan maakt onderdeel uit van de vergunningvoorschriften. Een exploitant die zich niet houdt aan het exploitatieplan kan worden gesanctioneerd, middels het intrekken van de vergunning. Er dient voor gewaakt te worden dat het plan niet een papieren tijger is. Regelmatig zal worden gecontroleerd of het plan daadwerkelijk wordt uitgevoerd. 4.2.3 Toetsingskader 24-uursontheffingen Er zijn in Rotterdam ongeveer zeven inrichtingen met een 24-uursontheffing. De afgelopen jaren is niet gestuit op knelpunten die specifiek de inrichtingen met een 24-uursontheffing aangaan. Met artikel 2.3.9 van de APV heeft de burgemeester de bevoegdheid een 24-uurs vergunning te verlenen. Er zal met grote terughoudendheid met nieuwe verzoeken worden omgegaan. Met het oog op het belang van een gevarieerd horecabestand, behoort voor specifieke gevallen de mogelijkheid tot een 24-uursontheffing aanwezig te blijven. Een van de eisen hierbij is daadwerkelijk 24 uur wordt geëxploiteerd en dat de inrichting een aanvulling is op het reeds bestaande aanbod. Bij een ongewijzigde overname van een zaak kan een 24uursontheffing worden behouden op voorwaarde dat men aan de gestelde eisen blijft voldoen. 4.2.4 Toetsingskader ochtendontheffingen Voor ondernemers die voor 07.00 uur hun zaak willen exploiteren biedt artikel 2.3.9, derde lid onder a van de APV een mogelijkheid. De burgemeester kan namelijk op basis van dit artikel ontheffing verlenen van de standaard openingstijden indien het een inrichting betreft die behoort tot een door hem aangewezen categorie 7. Uit de toelichting bij artikel 2.3.9 van de APV blijkt dat hiermee horeca wordt bedoeld die een ondersteunende functie heeft ten opzichte van maatschappelijke activiteiten buiten de uniforme openings- en sluitingstijden. Als voorbeeld worden chauffeurscafés en hotels genoemd. Slechts aan horecaondernemingen die maatschappelijke activiteiten vóór de reguliere openingstijd van 07.00 uur ondersteunen dient een ochtendontheffing te worden verleend. Als categorie kunnen worden aangewezen: a. Inrichtingen met een ondersteunende functie bij openbaar vervoersknooppunten (metro-, tram-, bus- en treinstations); b. Inrichtingen die als verzamelpunt, dan wel als opstapplaats fungeren voor werknemers; 7
In december 1999 is het beleid ochtendontheffingen besproken in de raadscommissie Algemeen Bestuurlijke Zaken, Veiligheid en Politie. Hierna heeft de burgemeester 21 december 1999 het ‘Besluit Ochtendontheffingen 1999’genomen en is een en ander gepubliceerd in het Gemeenteblad.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
27
c. Inrichtingen die als verzamelpunt fungeren voor taxichauffeurs; d. Inrichtingen die zijn gelegen in havengebieden, op industrieterreinen en langs uitvalswegen; e. Inrichtingen die zijn gelegen aan een markt en zich richten op marktmensen; f. Hotels (ten behoeve van ontbijt voor 07.00 uur). De aard van de inrichting, de wijze van exploitatie en de locatie dienen bepalend te zijn voor de vaststelling van de mate waarin de inrichting een ondersteunende rol vervult. Als de exploitatie (na verloop van tijd) anders blijkt te zijn dient de ontheffing te worden ingetrokken. Om te voorkomen dat een ochtendontheffing door exploitanten met een nachtontheffing wordt gebruikt om het uiterste sluitingstijdstip van 06.00 uur op oneigenlijke wijze te verlengen (en zo het vigerende sluitingsbeleid te doorkruisen) dient een ochtendontheffing niet te worden verleend aan horeca met nachtontheffing. Een ochtendontheffing kan worden verleend vanaf 04.00 uur. Het consolidatie- en verminderingsbeleid is ook van toepassing op aanvragen voor ochtendontheffingen. 4.3 Uitbreiding van horeca met de beperkte openstelling tot 23.00 uur Mede uit hoofdstuk 2 blijkt dat er economisch gezien ruimte is voor groei van de horeca. In veel delen van de stad werd vanaf 1996 echter een consolidatiebeleid gevoerd, om de woonof winkelfunctie te beschermen. Enkele van deze consolidatiegebieden zouden mogelijk wel geschikt zijn voor een meer gerichte uitbreiding van horeca (beperkt ontwikkelen). Hier wordt nu meer ruimte voor gegeven door de mogelijkheid te creëren om naast ontwikkelings-, consolidatie-, en verminderingsgebieden voor horeca, ook gebieden aan te wijzen waar beperkt ontwikkeling van horeca mogelijk is. Uitbreiding van horeca zou onder voorwaarden in beperkte ontwikkelingsgebieden juist het woon- en leefklimaat kunnen veraangenamen, zonder teveel extra druk te geven op de overige functies. Het gaat met name om buurt- en winkelondersteunende horeca. Voorwaarde hiervoor is wel dat de openingstijden worden beperkt om de woonfunctie te beschermen. Binnen het beleid, zoals dat was opgenomen in de Horecanota Rotterdam 1996 was het echter niet mogelijk aangepaste openingstijden te verbinden aan bepaalde categorieën inrichtingen. Het begrippenkader is daarom aangevuld met de beleidskwalificatie ‘beperkt ontwikkelen’’. Hiermee kunnen gebieden worden aangewezen waar ontwikkeling van met buurt- en winkelondersteunende horeca mogelijk is. Onder buurt- en winkelondersteunende horeca wordt het volgende verstaan: een inrichting als bedoeld in lid A onder a en b sub 1 die zich heeft gevestigd na 1 februari 2002 waarvan de activiteiten als genoemd onder sub b onder 1 zich echter beperken tot eetwaren die geen maaltijd vormen en niet- of zwakalcoholhoudende drank (Art. 2.3.1 lid A onder c APV Rotterdam). Hieronder vallen bijvoorbeeld lunchrooms, broodjeszaken, snackbars, horecavoorzieningen in warenhuizen, buurthuizen en afhaalbedrijven. Voor de categorie buurt- en winkelondersteunende horeca zullen in bepaalde -in het gebiedsgerichte horecabeleid aan te wijzen gebieden- beperkte openingstijden gelden, te weten 07.00 uur- 23.00 uur. De beperkte exploitatietijd van 7.00-23.00 uur zal gelden voor nieuwe buurt- en winkelondersteunende inrichtingen die worden gevestigd in een gebied waar slechts beperkt ontwikkelen is toegestaan. In gebieden waar een algemeen ontwikkelingsbeleid wordt gevoerd is het niet noodzakelijk de toegestane openingstijden voor dit type horeca te beperken. Hiertoe is de APV Rotterdam aangevuld met artikelen 2.3.1 lid A onder c (begripsdefinitie buurt- en winkelondersteunende inrichting) en een nieuw art. 2.3.9. lid 5 (beperkingsmogelijkheid sluitingstijden voor buurt- en winkelondersteunende horeca)
Horecanota Rotterdam 2002-2006
28
De toegestane openingstijden zullen worden beperkt in gebieden waar reeds een behoorlijke druk bestaat op de openbare orde of het woon- en leefklimaat. De aanvrager dient daarom duidelijk aan te tonen dat de exploitatie zich beperkt tot deze buurt- en winkelondersteuning en dient zich strikt te houden aan de vergunde openingstijden. De beleidskeuze hoe in een bepaald gebied de horeca zich kan ontwikkelen is altijd gerelateerd aan de omgeving en de hier reeds bestaande druk op het woon- en leefklimaat. Voor de stadsdelen is dit steeds in het deelgemeentelijk horecabeleid aangegeven, voor het centrumgebied en de nietdeelgemeentelijk ingedeelde gebieden gebeurt dit in hoofdstuk 5. Buurt- en winkelondersteunende horeca waarvan de openingstijden zijn beperkt wordt ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat geen ontheffing verleend van de toegestane openingstijden. Daarnaast is slechts achtergrondmuziek toegestaan en mag de exploitatie geen hinder geven voor de omgeving van de inrichting. Overgangsrecht De exploitatievorm buurt- winkelondersteunende horeca (art. 2.3.1 lid A onder c) geldt vooralsnog slechts voor nieuwe inrichtingen die zich vanaf de in het artikel genoemde peildatum vestigen. De beperkte openingstijden die ingevolge 2.3.9. lid 5 hieraan in bepaalde gebieden verbonden kunnen worden gelden dus ook slechts voor deze nieuwe inrichtingen. De reeds bestaande buurt- en winkelondersteunende horecaondernemers die reeds in het bezit zijn van een standaard exploitatievergunning of deze reeds hebben aangevraagd mogen met deze vergunde tijden blijven exploiteren. De rechten op deze exploitatietijden vervallen niet ten gevolge van verlenging van de vergunning of bij een overname van de inrichting. 4.4 Verruiming van het aantal incidentele ontheffingen van het sluitingsuur (verlaatjes) Artikel 2.3.9, derde lid onder c. van de APV geeft de burgemeester de mogelijkheid om ten behoeve van een incidentele festiviteit ontheffing te verlenen van de standaard openings- en sluitingstijden, met een maximum van vijf per jaar. Voorgesteld wordt de APV op dit punt te wijzigen en het maximum aantal toe te kennen verlaatjes te verhogen naar tien per jaar. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Kneepens Raadsstuk 1999, nr 877, aangenomen in de openbare vergadering van 11 november 1999, om het aantal verlaatjes te vergroten en een prijs in te stellen ter beloning van het goed gastheerschap van horeca-exploitanten. Deze verruiming geeft horecaondernemers zonder nachtontheffing ruime mogelijkheden om in te spelen op evenementen en festiviteiten in de stad. Door het toenemende aantal (meerdaagse) evenementen blijkt het huidige aantal van vijf hier niet voldoende ruimte voor te bieden. Verruiming van het aantal ontheffingen mag echter niet leiden tot een extra druk op het woon- en leefklimaat. Het voorgestelde toetsingskader voor ontheffingen openings- en sluitingstijden biedt hiervoor preventieve waarborgen. Artikel 4.1.3 APV geeft de mogelijkheid om maximaal tien keer per jaar incidentele festiviteiten te houden waarbij voorschriften m.b.t. geluid als genoemd in het Besluit horecabedrijf milieubeheer, niet van toepassing zijn. Dit betekent dat wordt toegestaan dat in de inrichting meer geluid of geluid op ongebruikelijke tijden wordt geproduceerd. In de praktijk worden de verlaatjes en deze kennisgeving gecombineerd. Met het voorstel het aantal verlaatjes te vergroten wordt ook op dit punt aangesloten bij de praktijk.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
29
4.4.1 Toetsingskader incidentele ontheffing van het sluitingsuur (verlaatjes) Artikel 2.3.9, derde lid onder c. van de APV geeft de burgemeester de mogelijkheid om ten behoeve van een incidentele festiviteit ontheffing te verlenen van de standaard openings- en sluitingstijden, met een (voorgesteld) maximum van tien per jaar. Hierbij wordt verwezen naar artikel 4.1.1 APV waarin een incidentele festiviteit wordt omschreven als “een festiviteit die gebonden is aan één of een klein aantal horeca-inrichtingen, zoals de viering van een jubileum, straatfeest etc.”. Artikel 4.1.3 APV geeft de mogelijkheid om maximaal 10 keer per jaar incidentele festiviteiten te houden waarbij voorschriften m.b.t. geluid als genoemd in het Besluit horecabedrijf milieubeheer, niet van toepassing zijn. Dit betekent dat wordt toegestaan dat in de inrichting meer geluid of geluid op ongebruikelijke tijden wordt geproduceerd. In de praktijk worden de verlaatjes en de hierbovengenoemde kennisgeving gecombineerd. De ontheffing wordt verleend tot 06.00 uur. Hiermee vindt aansluiting plaats op het regime voor nachtzaken. Een festiviteit of activiteit, die maximaal een etmaal duurt, maar die zowel voor als na 00.00 uur plaatsvindt wordt beschouwd als plaats hebbende op één dag. De ontheffing wordt niet verleend als naar verwachting hierdoor de openbare orde of het woon- en leefklimaat zal worden aangetast. Bij de beoordeling hiervan wordt mede gelet op het bestaan van recente overlastklachten. De incidentele activiteit moet mede gelet op de te verwachten overlast passend zijn bij de exploitatievorm die in de exploitatievergunning staat vermeld. Geen ontheffing wordt bijvoorbeeld gegeven ten behoeve van het houden van een dansfeest in een restaurant. 4.5 Openingstijden terrassen Terrassen kunnen een bijdrage leveren aan de verlevendiging van de (binnen)stad en de aantrekkelijkheid van de openbare buitenruimte. Dit effect kan alleen worden bereikt indien terrassen qua aantal, omvang, situering en verschijningsvorm zijn afgestemd op de publieksfuncties van de openbare weg en de inrichting van de openbare buitenruimte waarin zij zijn of worden geplaatst. Daarnaast hebben terrassen ook een economische functie voor de horeca omdat zij de exploitatiemogelijkheden van horeca-inrichtingen verruimen en daarmee het economisch rendement van de inrichting verhogen met als spin off werkgelegenheid. Bij het beleid ten aanzien van terrassen zal derhalve enerzijds het economische belang voor de horeca en anderzijds het belang van de andere publieksfuncties en de afstemming op de inrichting van de openbare buitenruimte voor de gemeente voor ogen moeten worden gehouden naast de belangen terzake van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Het terrassenbeleid heeft tot doel: - het waarborgen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat; - het economische belang van de horeca en de werkgelegenheid; - het bijdragen aan de verlevendiging van de (binnen)stad; - het afstemmen van terrassen op de inrichting van de openbare buitenruimte. De toegestane openingstijden van terrassen zijn gelijk aan die van de inrichting. Voor nachtzaken is echter de maximale openstelling van terrassen tot 01.00 uur van zondag tot en met donderdag en tot 02.00 uur op vrijdag en zaterdag. De burgemeester kan indien belangen ter bescherming van het woon- en leefklimaat dit vordert aan de exploitatievergunning het voorschrift verbinden dat de openingstijd van het terras wordt beperkt. Hierbij wordt alsdan in beginsel als sluitingstijd 23.00 uur gehanteerd.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
30
4.5.1 Soorten terrassen en regelgeving Een terras is een ruimte, veelal op de openbare weg, behorende bij een horecainrichting ingericht voor het consumeren van etenswaren en dranken die bedrijfsmatig worden verstrekt vanuit de inrichting. Terrassen worden onderscheiden naar ligging en naar uitvoering. Naar ligging worden de volgende terrassen onderscheiden: • Gevelterrassen die rechtstreeks aan de inrichting grenzen. • Overterrassen die van de inrichting gescheiden zijn door een gedeelte openbare weg. • Een combinatie van gevel- en overterrassen. • Terrassen op binnenterreinen. Daarnaast is er nog een aparte categorie terrassen die op het water zijn gesitueerd op schepen of pontons. Naar uitvoering zijn terrassen te onderscheiden naar terrassen met en zonder bouwvergunningplichtige elementen. Deze elementen, veelal schotten of vlonders en overkappingen, zijn geheel of gedeeltelijk aard- en nagelvast verbonden met de grond of met het gebouw waarin de inrichting zich bevindt. Indien er sprake is van deze elementen dient naast een exploitatievergunning ook een bouwvergunning te worden verleend. Bij de beoordeling van de bouwaanvraag worden zaken als welstand en bestemmingsplan getoetst. Het onderscheid in de verschillende soorten terrassen is van belang omdat om redenen van de andere publieksfuncties en de afstemming op de inrichting van de buitenruimte het ene soort terras de voorkeur kan verdienen boven een ander soort terras. 4.5.2 Regelgeving Een aanvraag voor een terrasvergunning wordt op basis van de volgende regelgeving beoordeeld: • • • • •
hoofdstuk 2, openbare orde en veiligheid, paragraaf 3, toezicht op openbare inrichtingen, van de Algemene Plaatselijke Verordening. het uitvoeringsbesluit APV 1998 inzake horeca-inrichtingen (burgemeestersinstructie). het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer, bijlage B artikel 4.1.4. aanhef en sub c. het gebiedsgerichte horecabeleid (hoofdstuk 3 en de deelgemeentelijke horecanota’s) Bestemmingsplan en Bouwverordening voor zover er sprake is van bouwvergunningplichtige elementen
Voor de goede orde zij opgemerkt, dat een aanvraag voor een terrasvergunning nooit op zich zelf wordt behandeld maar altijd wordt gekoppeld aan de beoordeling van de exploitatievergunning. Toetsing van de vergunningaanvraag vindt plaats aan de hand van de volgende criteria die zijn opgenomen in de artikelen 2.3.6. en 2.3.8. van de APV: • • • •
In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat (art. 2.3.6.2. APV) Indien het terras schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan (2.3.8.2.a.APV) Indien het terras een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg (2.3.8.2.b. APV) Indien het terras afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan (2.3.8.2.c. APV)
In het verleden was het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat het belangrijkste criterium waaraan werd getoetst en aspecten als ruimtelijke omstandigheden,
Horecanota Rotterdam 2002-2006
31
omvang, situering in relatie tot de inrichting van de buitenruimte onderbelicht zijn gebleven. Daar komt met het volgende toetsingskader verandering in. Het beleid is gebaseerd op drie hoofdlijnen: - Formulering van algemene toetsingscriteria met nadere uitwerking in voorschriften; - Zonering van terrasconcentraties op plaatsen die worden gekenmerkt door een kwalitatief hoog inrichtingsniveau waarop bijzondere voorschriften van toepassing zijn; - Handhaving en toezicht. 4.5.3 Algemene toetsingscriteria terrassen Naast de weigeringsgronden ten behoeve van bescherming van de openbare orde en woonen leefklimaat zal toetsing van een aangevraagde exploitatievergunning voor een terras expliciet plaats te vinden aan de hand van de volgende criteria. 1. Voorkomen van schade De plaatsing van een terras mag niet gepaard gaan met beschadiging van het wegdek, bomen, beplanting of straatmeubilair. Het is verboden wijzigingen of aanpassingen aan te brengen in bestrating of schotten, palen of andere afzettingen te bevestigen of te verankeren in de bestrating of aan bomen of straatmeubilair. 2. Ruimtelijke omstandigheden De situering en afmeting van het terras moet afgestemd zijn op de frontbreedte van de inrichting, de beschikbare ruimte in de straat of op het plein, de aanwezigheid van straatmeubilair en andere permanente commerciële objecten zoals standplaatsen, winkeluitstallingen, reclameborden en andere publieksfuncties van de openbare buitenruimte. De breedte van het terras mag niet breder zijn dan de frontbreedte van de inrichting en dient er een minimale doorloopruimte voor het publiek te zijn van 2 meter. 3. Verkeersvrijheid- en veiligheid De intensiteit van met name het voetgangersverkeer en de loopstromen mogen niet worden belemmerd of verstoord worden. Gehandicapten-routes dienen uiteraard vrij gehouden te worden. De aanwezigheid van een terras mag niet leiden tot verkeersonveilige of gevaarlijke situaties. Per straat kan ook worden gekozen voor een uniforme situering van de terrassen. 4. Brandveiligheid Het terras mag niet op rijlopers of brandkranen van de brandweer zijn gesitueerd. 5. Uiterlijk aanzien Het uiterlijk aanzien van een terras dient redelijk passend te zijn in het straatbeeld. Het gaat hierbij om uiterlijk aanzien van een terras, meer in het bijzonder de kwaliteit en de uitvoering van het terrasmeubilair in relatie tot het uiterlijk aanzien van (een deel van) de gemeente Detonerende terraselementen kunnen niet worden toegestaan, zeker niet daar waar de gemeente veel aandacht heeft besteed aan de kwaliteit van de buitenruimte. Ook mag het terras niet worden gebruikt als opslagplaats. Ten overvloede zij opgemerkt dat de hiervoor vermelde toetsingscriteria kunnen worden toegepast voor zover het terrassen betreft die zich op de openbare weg bevinden. Ten aanzien van het vergunnen van terrassen op binnenterreinen zal een indringende toetsing dienen plaats te vinden aan de criteria zoals gesteld in artikel 2.3.6. leden 1 t/m 3. Een exploitatievergunning mede ten behoeve van een terras kan worden ingetrokken als een van de intrekkingsgronden van 2.3.6. lid 4 APV van toepassing is of als door veranderde ruimtelijke omstandigheden de weigeringsgronden van 2.3.8 lid 2 APV van toepassing zijn.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
32
Overgangsregeling De invoering van het toetsingskader van het beleid zal direct werking hebben voor nieuwe vergunningaanvragen. Nieuwe vergunningaanvragen zullen op basis van het toetsingskader worden beoordeeld. Rechten verkregen door reeds verleende exploitatievergunningen blijven bestaan tot deze vergunning is vervallen (max. 3 jaar). Als peildatum geldt de dag van vaststelling van de nota door de gemeenteraad. 4.5.4 Zonering van terrasconcentraties Door middel van het instrument van zoneringsbesluiten kunnen gebieden worden aangewezen waarop naast de hiervoor vermelde algemene toetsingscriteria bijzondere regels van toepassing zijn met betrekking tot de situering, de omvang, het ruimtelijk ontwerp van terrassen. Deze gebieden worden gekenmerkt door een hoge concentratie van horecainrichtingen, hoog kwaliteitsniveau van de inrichting van de buitenruimte, hoge bezoekersintensiteit en representativiteit. Deze bijzondere regels hebben tot doel de aanwezigheid van terrassen af te stemmen op de inrichting van de openbare buitenruimte en de bruikbaarheid daarvan voor verkeers- en andere doeleinden te waarborgen. In een zoneringsbesluit wordt een inrichtingsplan voor dat gebied vastgesteld waarin staat aangegeven waar en welk soort terrassen kunnen worden geplaatst. Voor het centrumgebied is een zonering voor vier gebieden opgenomen in paragraaf 4.5.
Schematische weergave openingstijdenregeling Standaard Terrassen
07.00 07.00 07.00 07.00
-
01.00 uur 02.00 uur 01.00 uur 02.00 uur
door de weeks vrijdag- en zaterdagnacht door de weeks vrijdag- en zaterdagnacht
Winkel/woonondersteunend 07.00 - 23.00 uur Vrijgesteld tot 22.00 uur
gehele week maandag t/m zaterdag
Nachtontheffing Ochtendontheffing Verlaatje
gehele week gehele week éénmalig (10x mogelijk)
07.00 - 06.00 uur voor 07.00 uur (uiterl.voor 04.00) tot 06.00 uur
4.6 Internetcafés Rotterdam is sinds enige jaren verrijkt met enkele internetcafés. Hier wordt in een ontspannen sfeer gelegenheid geboden om gebruik te maken van het internet. Veelal worden dranken en eetwaren verstrekt aan de internettende bezoekers. Hierdoor is een horecaexploitatievergunning vereist. In internetcafés kunnen zich dezelfde problemen (geweld, criminaliteit) voordoen als in de gevestigde horeca. Echter deze hebben zich -op een uitzondering na- niet voorgedaan. Vooralsnog is het dus niet noodzakelijk internetcafe’s als zodanig te reguleren middels een vergunningstelsel. De internetcafés waarin ook horecaactiviteiten worden ontplooid zijn vrijgesteld van vergunningplicht indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in art. 1 en 2 van de burgemeestersinstructie (gemblad 1998, nr 136): o.a. beperkte openingstijden, geen horeca-uitstraling, geen alcoholhoudende dranken. 4.7 Begrippenkader en beleidsaanduidingen Sinds 1996 worden met de begrippen ‘consolideren’, ‘ontwikkelen’ en ‘verminderen’ de gewenste ontwikkeling van horeca in een bepaalde wijk of wijkgedeelte aangeduid. Dit begrippenkader blijft gehandhaafd. Hieraan is het begrip beperkt ontwikkelen toegevoegd en is de toepassing van het begrip consolideren nader toegelicht. Met de introductie van ‘beperkt ontwikkelen’ wordt meer maatwerk gebracht in het beleid.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
33
4.7.1 Ontwikkelen Het ontwikkelingsbeleid beoogt het versterken van de positie (en waar mogelijk de kwaliteit) van horeca ten opzichte van andere maatschappelijke functies. In gebieden waarvoor de beleidsinzet ‘ontwikkelen’ geldt, is in principe uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, uitbreiding van het aantal vierkante meters bij bestaande horecagelegenheden, verzwaring van exploitatievorm en uitbreiding van exploitatietijden mogelijk. 4.7.2 Beperkt ontwikkelen De beleidskwalificatie ‘beperkt ontwikkelen’ wordt gebruikt om twee vormen aan te duiden van gewenste gerichte vormen van uitbreiding, te weten beperkt ontwikkelen met buurt- en winkelondersteunende horeca of beperkt ontwikkelen met nachthoreca. In het gebiedsgerichte beleid wordt steeds aangegeven welke van de twee vormen van beperkt ontwikkelen wordt toegestaan. Het zal hierbij doorgaans gaan om gebieden waarbij een algemeen ontwikkelingsbeleid het woon- en leefklimaat te sterk zou belasten, maar waar een gerichte c.q. beperkte ontwikkeling van horeca wel acceptabel kan zijn. In deze gebieden zal veelal reeds een behoorlijke druk op het woon- en leefklimaat bestaan. Beperkt ontwikkelen met buurt- en winkelondersteunende horeca In gebieden met de kwalificatie beperkt ontwikkelen met buurt- en winkelondersteunende horeca kan uitbreiding van dit type horeca worden toegestaan omdat deze gelet op de aard en verdeling van de bestaande druk in het desbetreffende gebied naar verwachting in beperkte mate zal bijdragen aan verhoging van de druk op het woon- en leefklimaat. In gebieden met de beleidsinzet beperkt ontwikkelen met buurt- en winkelondersteunende horeca is slechts toegestaan uitbreiding van het aantal horecavestigingen met winkel- en buurtondersteunende horeca, met hieraan gekoppeld beperkte openingstijden (07.00-23.00 uur). Het begrip buurt- en winkelondersteunende horeca is nader toegelicht in paragraaf 4.3. Beperkt ontwikkelen met nachthoreca In gebieden met de kwalificatie beperkt ontwikkelen met nachthoreca kan uitbreiding van horeca door middel van een nachtontheffing worden toegestaan omdat deze gelet op de aard en verdeling van de bestaande druk in het desbetreffende gebied naar verwachting in beperkte mate zal bijdragen aan verhoging van de druk op het woon- en leefklimaat. In gebieden met de beleidsinzet beperkt ontwikkelen met nachthoreca is slechts toegestaan het uitbreiden van het aantal nachtontheffingen van bestaande horecagelegenheden. 4.7.3 Consolideren Het consolidatiebeleid beoogt de positie van de horeca te handhaven ten opzichte van de overige maatschappelijke functies. In de aangewezen consolidatiegebieden worden geen nieuwe inrichtingen toegestaan. Het consolidatiebeleid geldt tevens voor iedere afzonderlijke bestaande inrichting. Niet toegestaan wordt het vergroten van het aantal m2 vloeroppervlakte (met inbegrip van de terrassen), verruiming van de openingstijden en verzwaring van de exploitatievorm. Indien na het vaststellen van het beleid het horecavolume in een gebied vermindert, kan hierop door andere horecaondernemers in het gebied tussentijds geen aanspraak worden gemaakt ten behoeve van uitbreiding van de exploitatie van een bestaande inrichting noch door vestiging van een nieuwe inrichting. Bij beoordeling van aanvragen wordt zoveel mogelijk gekeken naar de individuele omstandigheden van het geval. Marginale uitbreidingen van de oppervlakte van bestaande horeca-inrichtingen in consolidatiegebieden hoeven niet per se in strijd te zijn met het beleid als hierdoor het woon- en leefklimaat naar verwachting niet extra wordt belast en er sprake is van een kwalitatieve verbetering van de inrichting. Zo wordt maatwerk geleverd in die consolidatiegebieden waar dit wenselijk en mogelijk wordt geacht. Uiteraard kan niet worden afgeweken van de systematiek van de uniforme openings- en sluitingstijden.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
34
Onder marginale uitbreiding wordt verstaan een uitbreiding met maximaal 10% van het vergunde aantal m2 van de inrichting, inclusief terras. De uitbreiding zal binnen de geldigheid van deze nota slechts eenmalig worden toegestaan. Niet toegestaan wordt het door middel van opeenvolgende aanvragen realiseren van een (meer dan marginale) uitbreiding van de inrichting. 4.7.4 Verminderen Het verminderingsbeleid beoogt de positie van horeca ten opzichte van andere maatschappelijke functies terug te dringen en de druk van horeca op de openbare orde en het woon- en leefklimaat te verminderen. Nieuwe inrichtingen worden niet toegestaan. Niet toegestaan wordt het vergroten van het aantal m2 vloeroppervlakte (met inbegrip van de terrassen), verruiming van de openingstijden en verzwaring van de exploitatievorm. Bestaande inrichtingen worden gestimuleerd zich elders te vestigen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
35
5.
LOKALE INKLEURING HORECABELEID
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het begrippenkader dat in de laatste paragraaf van hoofdstuk 4 is beschreven toegepast op de verschillende gebieden in Rotterdam. Daarnaast worden in dit hoofdstuk de kaders voor het deelgemeentelijk horecabeleid geschetst. Tenslotte worden in het kader van het zoneringsbeleid voor verschillende locaties in de stad nadere voorwaarden voor terrassen geformuleerd. 5.2 Begrenzing en indeling van het Centrumgebied Het stadscentrum heeft de volgende begrenzing: Euromast – ‘s Gravendijkwal – Henegouwerlaan – Centraal Station – Goudsesingel – Oostplein – Nieuwe Maas – Entrepotgebied – Wilhelminaplein – Wilhelminapier. Het stadscentrum kent een grote verscheidenheid aan functies: bedrijven, kantoren, winkels, theaters, bioscopen, markten, bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea, woningen én horeca. Al deze functies dienen naast elkaar te kunnen bestaan en elkaar te versterken. Bewoners van de binnenstad dienen zo min mogelijk hinder te ondervinden van het uitgaanspubliek. Het Centrumgebied is één van de gebieden waar gevarieerde huizen in een aantrekkelijke woonomgeving beschikbaar dienen te zijn voor oude en nieuwe categorieën stadsbewoners8. Aan de woonfunctie in de binnenstad wordt een groot belang gehecht. Hiermee dient bij de ontwikkeling van het horecabeleid rekening gehouden te worden. Het programma Attractieve Stad gaat uit van een keuze voor clusters of concentratiegebieden, waarbinnen ontwikkelingen worden gestimuleerd. Hieronder wordt in gegaan op het te voeren beleid ten aanzien van de bestaande horecagebieden in het centrumgebied. Deze gebieden zijn: Stadscentrum 1. Stadhuisplein 2. Stationsplein-Weena-Delftsestraat 3. Coolsingel, Lijnbaan 4. Schouwburgplein 5. Witte de Withstraat en omgeving 6. Oude Binnenweg en Eendrachtsplein Stadsdriehoek 7. Laurenskwartier 8. Waterstad: Oudehaven, Wijnhavenkwartier, Boompjes 9. Oude Westen (‘s Gravendijkwal, Nieuwe Binnenweg, West-Kruiskade-1e Middellandstraat) 10. Scheepvaartkwartier 11. Kop van Zuid ( Vrij Entrepot, Wilhelminapier) In de volgende paragraaf wordt het beleid voor elk van bovenstaande gebieden en/of locaties beschreven. De nummers van de gebieden corresponderen met de aanduiding op de kaart.
8
Lees de Nota Visie 2010, Rotterdam Op Koers, par. 3.5, p. 87 ev, of de samenvatting van deze nota, p. 20.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
36
5.3
Beleid per locatie
5.3.1 Stadscentrum Stadhuisplein Het Stadhuisplein is sinds decennia een horecaconcentratie met een stedelijke en zelfs bovenstedelijke functie. Aan het Stadhuisplein is een groot aantal middelgrote tot grote horecagelegenheden gevestigd. Hierbij gaat het om cafés, restaurants en discotheken. Verreweg de meeste bedrijven zijn gevestigd aan de Noordzijde van het plein. Deze horecavestigingen zijn veelal voorzien van grote terrassen. Andere functies die op het plein te vinden zijn, zijn kantoren en detailhandel. Aan het plein wordt niet gewoond maar wel in de directe omgeving daarvan. De meeste horeca-inrichtingen aan het Stadhuisplein worden geëxploiteerd met een nachtontheffing. In het kader van Veilig Uitgaan is in juni 2000 tussen verschillende partijen (politie, OM, horeca en gemeente) een convenant afgesloten waarmee men zich heeft verplicht om tot een gezamenlijke inspanning te komen om de veiligheid op het Stadhuisplein te vergroten. Gelijktijdig is in het gebied een project cameratoezicht gestart. Dit project heeft, evenals de extra politie-inzet in het kader van ‘horecare’, inmiddels positieve vruchten afgeworpen. Het aantal vernielingen en het wildplassen is afgenomen. Wel is het zo dat omwonenden van het Stadhuisplein regelmatig hinder ondervinden van bedrijfsafval van de horeca en van foutparkeerders. Dit vraagt om extra aandacht in het dagelijks beheer. Voor wat betreft het toegestane geluidsniveau dient te worden voldaan aan de eisen die worden gesteld voor een horecaconcentratiegebied. Hierop dient scherp te worden gecontroleerd. Beleid Voor het Stadhuisplein blijft het ontwikkelingsbeleid van kracht. Een verdere ontwikkeling van horeca is ook mogelijk aan de Zuidzijde van het plein, een en ander in overeenstemming met het daar geldende terrassenbeleid. Stationsplein/Weena/Delftsestraat Het gebied Stationsplein/Weena/Delftsestraat maakt deel uit van de planvorming rond het Centraal Station. Aan het Stationsplein en in de Delftsestraat is veel horeca te vinden. In de Delftsestraat betreft het veelal discotheken en grote restaurants. Het Weena is een drukke doorgaande route waaraan een aantal horecazaken is gevestigd. Zowel de Delftsestraat als het Weena kent een belangrijke woonfunctie. Beleid Aan het Stationplein en aan het Weena is een verdere ontwikkeling van horeca mogelijk. Wel dient hierbij rekening gehouden te worden met de woonfunctie aan het Weena en de aansluitende gebieden (Kruiskade en Korte Lijnbaan). De horecafunctie aan de Delftsestraat mag niet verder worden uitgebreid. Hiervoor blijft het consolidatiebeleid van kracht9.
9
Als de planvorming rond de ontwikkeling van het Centraal Station is afgerond, zal het horecabeleid voor dit gebied opnieuw worden bezien.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
37
Coolsingel/Lijnbaan De Coolsingel wordt als ontwikkelingsgebied gezien. Onderzocht wordt of aan de Coolsingel meer publieksfuncties, waaronder horeca, kunnen worden toegevoegd. De Coolsingel grenst en loopt deels over in het horecaconcentratiegebied Stadhuisplein. In de diverse studies over de bebouwing aan de Coolsingel wordt de toename van meer publieksfuncties, waaronder horeca, meegewogen. In het bestemmingsplan Coolsingel zijn nog mogelijkheden voor uitbreiding van horeca, onder andere rond de Lijnbaan en Korte Lijnbaan. Beleid: Ontwikkelen Voor de Coolsingel is uitbreiding van het aantal horecavestigingen toegestaan. Een functieverandering van bestaande panden kan hiervoor noodzakelijk zijn. Tevens wordt een verruiming van de nachtopenstelling van horecagelegenheden voorgestaan. Schouwburgplein Het Schouwburgplein is een paar jaar geleden opnieuw ingericht en heeft sindsdien een nieuwe uitstraling. Rondom het plein is een muziekcongrescentrum en een schouwburg te vinden, de Doelen en de Rotterdamse Schouwburg. Tevens is op het plein een megabioscoop gevestigd. Dit leidt er toe dat het plein zeer veel bezoekers trekt. Voor theatergangers en bioscoopbezoekers moeten na afloop van de voorstelling in de directe voldoende horecagelegenheden aanwezig zijn. Het Schouwburgplein heeft een stedelijke en een bovenstedelijke horecafunctie, maar het heeft ook nadrukkelijk een woonfunctie. In het beleidsgebied Schouwburgplein wordt het gebied aan de Mauritsweg met daarin de Pauluskerk-, Calypso- en de Holiday-Innlocatie, inbegrepen. Beleid De horecafunctie aan het Schouwburgplein dient afgestemd te zijn op het winkelend publiek en op theater- en bioscoopbezoek 10. De woonfunctie rond het plein dient beschermd te worden. Ontwikkeling van horeca langs het plein (Karel Doormanstraat en Schouwburgplein, zijde Schouwburg) is wel mogelijk, mits de uitbreiding is gericht op winkelend publiek en op theater- en bioscoopbezoek. Terrassen zijn alleen langs en niet op het Schouwburgplein toegestaan. Van het hierboven genoemde aansluitende gebied aan de Mauritsweg worden de ontwikkelingsmogelijkheden bestudeerd. Ontwikkeling van horeca kan wellicht in de toekomst tot de mogelijkheden behoren. Witte de Withstraat en omgeving De horecaconcentratie Witte de Withstraat en omgeving bestaat uit de Witte de Withstraat, de Eendrachtsweg, de Schiedamse Vest, de Schilderstraat, de Boomgaardstraat, de Eendrachtsstraat, de Hartmanstraat en de William Boothlaan en is gesitueerd tussen het Museumpark aan de westkant en de achterzijde van de Schiedamsedijk (West) met het Maritiemmusem en het buitenmuseum aan de oostkant. De Witte de Withstraat heeft zich ontwikkeld tot een culturele uitgaansstraat en kunstboulevard en is een smeltkroes van artistieke subculturen en uitgaansgelegenheden11. Deze ontwikkeling, welke is ingezet door de Wijk Ontwikkelingsmaatschappij (WOM), zal in de komende jaren worden voortgezet. De Witte de Withstraat kan gezien worden als een belangrijke verbinding tussen de Centrumruit en het Museumpark.
10
Zie Wijkplan Cool, Adviesraad voor het centrum, december 1999, p. 21. Zie hiervoor bijvoorbeeld het Binnenstadsplan 2000-2010 en het Uitvoeringsprogramma Binnenstad 20002002. 11
Horecanota Rotterdam 2002-2006
38
De attractiviteit van het gebied dient te worden verhoogd. Hierbij wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Ook de woonfunctie in dit gebied moet verder worden versterkt. Beleid In de Horecanota 1996 is aangegeven dat de horeca in de Witte de Withstraat dient te worden geconsolideerd maar dat een “beperkte uitbreiding van horecagelegenheden, die in ieder geval overdag geopend zijn, mogelijk is”. Deze uitbreiding wordt inmiddels benut zodat voor de Witte de Withstraat ter bescherming van de woonfunctie nu een consolidatiebeleid geldt. Het ontwikkelen van horeca, in de vorm van uitbreiding van het aantal horecazaken, is mogelijk aan de Schiedamsevest en aan de Baan en omgeving12. Voor de Schiedamsedijk is ontwikkeling mogelijk volgend op het in voorbereiding zijnde nieuwe bestemmingsplan. Oude Binnenweg en Eendrachtsplein De Oude Binnenweg maakt deel uit van de verbindingsroute tussen de binnenstad en de vooroorlogse wijken in het westen van Rotterdam en sluit via het Eendrachtsplein aan op de Nieuwe Binnenweg. De Oude Binnenweg ligt in oud woongebied. De functies zijn gevarieerd: men woont er, er is detailhandel te vinden en de aanwezige horeca functioneert zowel op buurt als op stedelijk niveau. Een aantal bedrijven heeft drukbezochte terrassen. Op de kop van de Oude Binnenweg ligt het Eendrachtsplein. Dit plein (zijde Oude Binnenweg) is in dit beleidsgebied meegenomen. Het Eendrachtsplein ligt aan de Culturele As die loopt van het Centraal Station tot aan de rivier. Beleid Het beleid zoals dat voor dit gebied is vastgesteld in de Horecanota Rotterdam 1996, blijft gehandhaafd. Dit betekent dat omwille van het behoud van het gemengde karakter van horeca, detailhandel en wonen, uitbreiding van het aantal horecagelegenheden niet is toegestaan (consolideren). Voor winkelondersteunende horeca of onverhuurbaar gebleken winkelpanden kan een uitzondering op dit beleid worden gemaakt en is ontwikkeling mogelijk als dit een versterking van het karakter van de straat geeft en de woonfunctie niet nadelig beïnvloedt. Uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, inclusief terrassen, aan het Eendrachtsplein (zijde Oude Binnenweg) is mogelijk. Hiermee kan tegemoet gekomen worden aan de wens het plein meer te betrekken bij de Culturele As. Het bestemmingsplan, waar ook dit deel van het Eendrachtsplein in is opgenomen, wordt momenteel herzien. Hierin worden de mogelijkheden tot een verdere ontwikkeling van horeca opgenomen. 5.3.2 Stadsdriehoek/Waterstad Laurenskwartier Het Laurenskwartier moet worden ontwikkeld tot een volwaardig deel van de binnenstad. Hiertoe wordt de functie wonen verder ontwikkeld. Het ligt in de bedoeling dat er tot 2004 circa 2000 woningen aan dit gebied worden toegevoegd. Naast de ontwikkeling van deze functie zijn ook de mogelijkheden tot ontwikkeling van horeca uitgebreid. Dit heeft er toe geleid dat het aangepaste bestemmingsplan voor dit gebied een toevoeging enkele honderden vierkante meters horeca mogelijk maakt 13. Voor een belangrijk deel is deze 12
Zie hiervoor de studie van de Wijk Ontwikkelings Maatschappij (WOM) “Around the Clock in het Witte de Withkwartier”. Als voor deze studie voldoende politiek draagvlak is, kan worden bezien of het horecabeleid voor dit gebied moet worden aangepast. 13 Het bestemmingsplan Laurenskwartier is op 24 augustus 2000 door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
39
uitbreiding van horeca mogelijk langs de Binnenrotte. De Binnenrotte wordt gezien als een route die de Oudehaven met het centrumgebied verbindt. In wat in het bestemmingsplan wordt genoemd ‘binnenstadsgebied’ wordt per bouwblok geregeld waar horeca bestemmingsplantechnisch mogelijk is. Beleid Het bestemmingsplan biedt veel mogelijkheden voor een verdere ontwikkeling van horeca in het gebied. Aan de verbindingsassen (Binnenrotte, Meent en Westenwagenstraat) is een verdere ontwikkeling van horeca mogelijk. In de woongebieden is slechts uitbreiding van horeca, volgend op het bestemmingsplan, toegestaan als deze nadrukkelijk is gekoppeld aan de woonfunctie van dit gebied. Waterstad ligt op de rechter Maasoever tussen het centrum en de rivier en omvat het gebied van de oude havens. Het gebied wordt globaal begrensd door de Schiedamsedijk in het westen; de Blaak in het noorden; de Koestraat en het Oudehoofdplein in het oosten en de Nieuwe Maas in het zuiden 14. Binnen Waterstad zijn ten aanzien van het horecabeleid relevante gebieden aan te wijzen: Oudehaven, Wijnhavenkwartier en De Boompjes. Oudehaven De Oudehaven heeft nog de reputatie van populair uitgaansgebied. De afgelopen jaren zijn echter de spanningen tussen de functies wonen en horeca verder toegenomen en is de aantrekkingskracht afgenomen. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige combinatie van de functies wonen, horeca en bedrijvigheid (restauratie van historische schepen). Door de ligging van de Oudehaven en de uitstraling van het gebied is het voor de ondernemers in het gebied niet eenvoudig de zaken draaiende te houden. Nu de aanleg van de spoortunnel en de herbouw van de historische panden bij het Witte Huis zijn gerealiseerd, kan het horeca concentratiegebied aan de westzijde van het havenbekken worden uitgebreid. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om het uitgaansgebied meer bij de stad te betrekken en om de revitalisering die het gebied nodig heeft vorm en richting te geven. Dit zou er toe moeten leiden dat het gebied aantrekkelijker wordt voor een breder uitgaanspubliek 15. Met de sloop van het luchtspoor is een nieuw bouwterrein ontstaan binnen het gebied van de Oudehaven. Binnen de projecten die hier tot ontwikkeling komen is uitbreiding van horeca mogelijk. Beleid Om de Oudehaven aantrekkelijker te maken voor een breder publiek wordt ruimte gecreëerd voor uitbreiding. Uitbreiding van het aantal horecavestigingen in het gebied is toegestaan in het nieuw te ontwikkelen gebied (Nemeog). In het gehele gebied wordt een verruiming van de nachtopenstelling van de horecagelegenheden voorgestaan. Dit beleid geldt tevens voor de aangrenzende Haringvliet (Zuidzijde) tot aan de Achterharingvliet. Aan de Noordzijde van de Haringvliet blijft het consolidatiebeleid van kracht. Hier dient het woongebied beschermd te worden.
14
Zie Bestemmingsplan “Waterstad”, Vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 14 oktober 1999, p. 9. Naast het creëren van uitbreidingsmogelijkheden is het van belang dat de kwaliteit van het horeca-aanbod in dit gebied toeneemt. De Wijk OntwikkelingsMaatschappij is momenteel bezig met het ontwikkelen van plannen. 15
Horecanota Rotterdam 2002-2006
40
Wijnhavenkwartier Voor het Wijnhaveneiland is het beleid in brede zin gericht op revitalisering 16. Momenteel komt op ruime schaal leegstand van kantoren voor in dit gebied. De inzet is de woonfunctie in dit gebied te versterken. Dit laat onverlet dat uitbreiding van horeca in dit gebied mogelijk moet zijn en zelfs moet worden gestimuleerd. Immers, de versterking van publieksfuncties (waaronder horeca) maakt deel uit van het beleid het Wijnhavengebied verder tot ontwikkeling te brengen. De stedenbouwkundige plannen voor dit gebied zijn gerealiseerd of worden op korte termijn gerealiseerd. Beleid Ten behoeve van de ontwikkeling van toeristische functies en ondersteunende horeca in dit gebied wordt de ontwikkeling van horeca zowel langs de Noord-Zuid-route (Posthoornstraat en Glashaven) als langs de Oost-West-route (Wijnhaven) gestimuleerd. Buiten deze routes zal de ontwikkeling van horeca echter aan dienen te sluiten bij het karakter van dit nieuwe stedelijke woongebied (niet conflicterend met de woonfuncties aldaar). Dit leidt ertoe dat de aanvragen bij een uitbreiding van het aantal horecavoorzieningen in dit gebied steeds zorgvuldig moet worden bezien of het woon- en leefklimaat naar verwachting extra wordt belast. Boompjes Het horecagebied de Boompjes omvat het gebied van de Willemsbrug, waar de Oudehaven aan de rivier komt, tot het Leuvehoofd. De Boompjes en omgeving kent momenteel enkele horecavoorzieningen zoals een discotheek onder de Willemsbrug, het Maastheater en popverzamelgebouw Waterfront onder de oprit van de brug. Aan de kant van het Leuvehoofd bevindt zich een aantal horecagelegenheden dat met name gericht is op lunchpubliek. De Boompjes is, gezien de locatie aan de Maas, geschikt voor de verdere ontwikkeling van horeca. Beleid De Boompjes en omgeving leent zich voor verdere uitbouw van het aantal horecazaken, uiteraard binnen het kader van de vigerende planologische regelingen 17. 5.3.3 Oude Westen De wijk het Oude Westen wordt begrensd door de Westersingel -een statige straat met merendeel vooroorlogse herenhuizen, veelal in gebruik als kantoorpand- het Weena, de Rochussenstraat en ‘s Gravendijkwal. De winkellinten West-Kruiskade/1e Middellandstraat en de Nieuwe Binnenweg delen het Oude Westen in drieën: Noord, Midden en Dijkzigt 18. Binnen de begrenzing van het Oude Westen zijn ten aanzien van het horecabeleid drie relevante horecagebieden aan te wijzen: ’s Gravendijkwal, Nieuwe Binnenweg, Westkruiskade/1e Middellandstraat. Het Oude Westen kent een aantal grote uitgaansgelegenheden met een stedelijke en zelfs bovenstedelijke functie. Er zijn in het Oude Westen ruim 100 horecagelegenheden, variërend van snackloket tot regionaal poppodium. De horeca is met name op en rond de Westkruiskade/1e Middellandstraat en de Nieuwe Binnenweg geconcentreerd. De ’s Gravendijkwal kenmerkt zich voornamelijk door het grote aantal seksinrichtingen.
16
Dit beleid komt onder meer tot uitdrukking in het Project Rotterdam Waterfront, het Binnenstadsplan 20002010 en het bestemmingsplan “Waterstad”. 17 Binnen het kader van het project Rivier Centraal van Bureau Binnenstad vindt een studie plaats naar de verdere ontwikkeling van de Boompjes. Het horecabeleid kan op termijn deze ontwikkeling volgen. 18 Adviesraad voor het Centrum, Wijkplan Oude Westen, december 1999, p. 6.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
41
’s Gravendijkwal De ’s-Gravendijkwal vormt de grens tussen het centrumgebied en de deelgemeente Delfshaven. Er is een hoge concentratie horecagelegenheden op het deel tussen de Mathenesserlaan en de Rochussenstraat. Er zijn cafés, discotheken, restaurants, een jazzcafé en seksinrichtingen te vinden. Het aantal seksinrichtingen is groot en bepaalt voor een belangrijk deel de uitstraling van de ’s Gravendijkwal als uitgaansgebied. Het gebied fungeert als stedelijk uitgaansgebied. Beleid Op de westzijde van de ’s Gravendijkwal is een consolidatiebeleid van toepassing (horecanota deelgemeente Delfshaven). Gezien het feit dat de druk op de woonomgeving in dit gebied al groot is, blijft de deelgemeente Delfshaven het huidige beleid handhaven. Het stedelijke beleid voor de ’s Gravendijkwal is, gelet op de reeds bestaande druk op het woonen leefklimaat, eveneens consolideren. Uitbreiding met winkelondersteunende horeca (beperkt ontwikkelen) of nachtontheffingen is dus ook niet mogelijk. West-Kruiskade en de Nieuwe Binnenweg De West-Kruiskade maakt met het Tiendplein, de 1e Middellandstraat tot aan de ’s Gravendijkwal en de Nieuwe Binnenweg deel uit van de westelijke hoofdwinkelstraten. Al vele jaren bestaat hier een breed horeca-aanbod variërend van buurtcafés tot stedelijk georiënteerde restaurants en een podium voor internationale popoptredens. Het geheel heeft een multicultureel karakter. Zo heeft zich aan de West-Kruiskade een cluster van Chinees ondernemerschap ontwikkeld. Deze cluster bestaat uit Chinese supermarkten en Chinese horecagelegenheden (restaurants en eethuisjes). Het is dan ook niet voor niets dat men spreekt van een ‘Chinatown’. Er is nog steeds sprake van een wankel evenwicht tussen tussen horeca en de andere functies in het gebied. Verstoring van dit evenwicht kan de winkelfunctie in dit gebied aantasten. Beleid Het beleid, zoals dat is gesteld in de Horecanota Rotterdam 1996, blijft gehandhaafd. Dit betekent dat het huidige horecabestand dient te worden geconsolideerd om aantasting van het winkelkarakter te voorkomen. Wel is beperkte uitbreiding van horeca mogelijk, met dien verstande dat dit slechts uitbreiding betreft van winkelondersteunende horeca met openingstijden van 07.00 uur tot maximaal 23.00 uur. 5.3.4 Scheepvaartkwartier Het Scheepvaartkwartier vormt het zuidwestelijk gedeelte van het centrumgebied en ligt ingeklemd tussen de Westzeedijk en de Nieuwe Maas. De statige panden en lanen, de aanwezigheid van culturele en recreatieve voorzieningen, het Park, de Veerhaven en de relatie met de Nieuwe Maas maken het gebied bijzonder aantrekkelijk voor zowel een lang als een kort verblijf. De wijk heeft van oudsher een belangrijke kantoorfunctie. Zo zijn de kantoorpanden aan bijvoorbeeld de Parklaan erg in trek vanwege de zeer specifieke uitstralingen in een representatieve omgeving. De woonfunctie in het Scheepvaartkwartier is in ontwikkeling. Enkele jaren geleden is de nieuwbouwflat aan de Gedempte Zalmhaven opgeleverd. Door de komst van grootschalige prestigieuze nieuwbouwprojecten, zoals de Hoge Heren en de Hoge Erasmus neemt het aantal inwoners in het Scheepvaartkwartier sterk toe 19.
19
Adviesraad voor het Centrum, Wijkplan Scheepvaartkwartier, december 1999, p. 6.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
42
Het Scheepvaartkwartier kan gezien worden als een uitgaansgebied met een eigen karakter. Zo zijn er nachtzaken te vinden, waaronder een aantal seksinrichtingen. De komst van een aantal restaurants (hoogwaardige horecagelegenheden) heeft het gebied een positieve impuls gegeven. Toch is het noodzakelijk de vinger aan de pols te houden in met name de ‘horecadriehoek’ Van Vollenhovenstraat – Scheepstimmermanslaan – Westzeedijk. In dit gebied zijn van oudsher veel animeerbars te vinden. Deze ‘driehoek’ wordt door veel bewoners als één van de meest negatieve aspecten van de wijk ervaren 20. De oorspronkelijke identiteit van dit gebied, het historisch en maritieme karakter, leent zich voor een verdere toeristische en recreatieve ontwikkeling. In het Scheepvaartkwartier wordt in de voormalige Hollandsche Vemen aan de Van Vollenhovenstraat een recreatief gebied tot ontwikkeling gebracht. Hierbinnen is ruimte voor de ontwikkeling van enkele honderden vierkante meters horeca. Beleid In de Horecanota Rotterdam 1996 is aangegeven dat uitbreiding van horeca in dit gebied moet worden gemeden en dat het aantal nachtzaken moet worden teruggebracht. Dit beleid wordt gedeeltelijk gewijzigd. Het gebied wordt verder tot ontwikkeling gebracht21. Het horecabeleid voor dit gebied sluit zich hierbij aan. Verdere ontwikkeling van hoogwaardige horeca wordt gestimuleerd. Het beleid beoogt een versterking van de positie van horeca ten opzichte van de andere maatschappelijke functies binnen dit gebied. Ter bescherming van de woonfunctie zijn echter geen nieuwe nachtzaken toegestaan. In de ‘horecadriehoek’ Van Vollenhovenstraat – Scheepstimmermanslaan – Westzeedijk blijft het consolidatiebeleid van kracht. Ook beperkt ontwikkelen van horeca, in de vorm van winkelondersteunende of nachthoreca, is in dit gebied niet mogelijk. Daar waar mogelijk zal in dit gebied gewerkt worden aan een kwaliteitsimpuls van de bestaande horeca. Voor het Westelijk Handelsterrein wordt een ontwikkelingsbeleid gevoerd, echter nachtzaken zijn ook hier niet gewenst. 5.3.5 Kop van Zuid De Kop van Zuid, met daarbinnen de twee clusters Vrij Entrepot en Wilhelminapier kunnen in potentie uitgroeien tot stedelijke voorzieningencentra. Het Vrij Entrepot valt inmiddels binnen de grenzen van de deelgemeente Feijenoord. De Wilhelminapier valt onder centraal bestuurd gebied. Vrij Entrepot Ondanks het feit dat dit gebied binnen de grenzen van de deelgemeente Feijenoord valt, is het toch van belang het Vrij Entrepotgebied in deze Module te noemen. Het gebied kan immers uitgroeien tot een stedelijk voorzieningencentrum 22. Het Vrij Entrepot kenmerkt zich door uiteenlopende sferen. Het gebied tussen de Laan op Zuid en de Louis Pregerkade heeft vooral een woonfunctie. Het gebied tussen de Louis Pregerkade en de Rosestraat kent een levendige sfeer en uitstraling. In dit gebied zijn diverse horecagelegenheden te vinden. Het gebied naast de Rosestraat wordt deels bepaald door industrieën, deels door de woonfunctie. Daarnaast zijn er vele horecagelegenheden te vinden rondom de Binnenhaven en de Entrepothaven. De combinatie van deze (jacht)havens met de daar aanwezige horeca zorgt voor de sfeer en uitstraling. De horecagelegenheden in dit gebied hebben een divers en internationaal georiënteerd karakter.
20
Idem, p. 18. Zie hiervoor bijvoorbeeld het Uitvoeringsprogramma Binnenstad 2000-2002. 22 Het nieuwe deelgemeentelijke horecabeleid van Feijenoord is in voorbereiding. In de deelgemeentelijke horecanota zal dit beleid worden overgenomen. 21
Horecanota Rotterdam 2002-2006
43
Beleid Het gebied tussen de Louis Pregerkade en de Rosestraat is een ontwikkelingsgebied. De gebieden rondom de Binnenhaven en de Entrepothaven worden eveneens als ontwikkelingsgebied aangemerkt. Wel geldt voor deze ontwikkelingsgebieden dat de woonfunctie beschermd dient te worden. De ontwikkeling van dit gebied is nog volop gaande. Binnen het kader van het project Rotterdam Waterfront wordt op dit moment een aantal studies verricht. Het horecabeleid zal op basis hiervan te gelegener tijd worden aangepast en verfijnd. Wilhelminapier De Wilhelminapier is nog volop in ontwikkeling. Dit heeft zijn weerslag op de sfeer en uitstraling van het gebied. De komende 5 tot 10 jaar zullen verspreid over het gebied bouwprocessen blijven plaatsvinden. Ondanks dat is een aantal horecagelegen-heden in dit gebied er in geslaagd hun naam te vestigen. Dit betekent dat het gebied aantrekkelijk genoeg is voor het publiek. Met de komst van het Luxor Theater en het Nationaal Filmmuseum zal het gebruik van dit gebied alleen maar verder toenemen. Dit zal betekenen dat er voldoende afzetmarkt is voor nieuwe horecavoorzieningen in dit gebied. Beleid De ontwikkeling van dit gebied is nog volop gaande. Binnen het kader van het project Rotterdam Waterfront wordt op dit moment een aantal studies verricht. Het horecabeleid zal op basis hiervan te gelegener tijd worden aangepast en verfijnd. Voor nu kan het gebied worden aangemerkt als een ontwikkelingsgebied, waar uitbreiding van (nacht) horeca is toegestaan. 5.3.6 Overige gebieden Centrum Winkelstraten en doorgaande wegen Naast de winkelstraten de Coolsingel en de Meent is in bovenstaande gebiedsomschrijvingen een aantal winkelstraten en doorgaande wegen nog niet genoemd. Dit betreft de Westersingel, de Westblaak en de Mauritsweg. Hiervoor geldt het volgende. Beleid Voor de Westersingel en de Westblaak geldt een beperkt ontwikkelingsbeleid. Uitbreiding met winkelondersteunende horeca in deze straten mogelijk. Voor de Mauritsweg geldt een consolidatiebeleid, met uitzondering van het gebied grenzend aan het Schouwburgplein (Pauluskerk-, Calypso- en Holiday-Innlokatie). Binnen dit consolidatiebeleid is uitbreiding met winkelondersteunende horeca dus niet toegestaan. Woongebieden Hiermee worden zowel de vooroorlogse als de naoorlogse woongebieden in centrumgebied bedoeld. Voor deze gebieden geldt het volgende beleid: Uitbreiding plaatsvinden op basis van beperkt ontwikkelen met winkelondersteunende woonfunctieondersteunende horeca, zoals een buurtcafé, een snackbar of buurtrestaurant (met openingstijden tot uiterlijk 23.00 uur).
Horecanota Rotterdam 2002-2006
het kan en een
44
Schematisch samenvattend overzicht van het beleid in genoemde gebieden
Gebieden
Beleid 1996-2001
Beleid 2002-2006
Stadhuisplein Stationsplein / Weena Delftsestraat Coolsingel-Lijnbaan
Ontwikkelen. Consolideren.
Ontwikkelen. Ontwikkelen. Consolideren. Ontwikkelen.
Schouwburgplein
Ontwikkelen met oog voor Ontwikkelen, woonfunctie. beschermen.
Witte de Withstraat en omgeving
Consolideren. Ontwikkelen aan de Baan en Beperkte uitbreiding van de Schiedamse Vest. Witte winkelondersteunende de Withstraat consolideren. horeca. Schiedamse Dijk: zie in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Overig gebied: consolideren.
Oude Binnenweg Eendrachtsplein
Consolideren. n.v.t.
Consolideren. Ontwikkelen.
Laurenskwartier
n.v.t.
Ontwikkelen, beschermen.
Oude Haven
Consolideren.
n.v.t.
woon-functie
woonfunctie
Boompjes
Ontwikkelen Nemeog Verruiming nachtontheffingen. Ontwikkelen, niet in strijd Niet in strijd met met woonfunctie. woonfunctie. Ontwikkelen. Ontwikkelen.
Oude Westen ’s-Gravendijkwal
Consolideren.
Wijnhaven
Nieuwe Binnenweg West-Kruiskade
en Consolideren.
Consolideren. Beperkt ontwikkelen (winkelondersteunende horeca).
Scheepvaartkwartier
Consolideren.
Ontwikkelen, aantal nachtzaken consolideren.
Kop van Zuid Vrij Entrepot
n.v.t.
Wilhelminapier
n.v.t.
Ontwikkelen, beschermen. Ontwikkelen
Horecanota Rotterdam 2002-2006
woonfunctie
45
5.4 Gebiedsgericht beleid voor deelgemeenten Naast het gebiedsgericht beleid voor het centrumgebied is voor veel deelgemeenten gebiedsgericht beleid geschreven. Daar waar in deze nota’s voor een stadsdeel geen specifiek beleid is geformuleerd, geldt het aanvullend beleid. Dit beleid fungeert eveneens als achtervang voor deelgemeenten zonder eigen horecanota, niet specifiek omschreven centrumgedeelten, en niet-deelgemeentelijk ingedeeld gebied. Voor de consolidatiegebieden (voor- en naoorlogse woonwijken), kan beperkte ontwikkeling mogelijk worden gemaakt. Het beleid dat voor de deelgemeenten geldt, blijft in principe onveranderd. De deelgemeenten worden gestimuleerd voorstellen te doen om in de in hun huidige aangewezen consolidatie- en verminderingsgebieden wijkgerichte (beperkte) ontwikkeling van horeca voor te stellen aan de burgemeester. Een en ander dient echter niet te leiden tot het creëren van twee of meer stadscentra. Deelgemeenten die in de aangewezen consolidatiegebieden meer mogelijkheden willen creëren, kunnen dit verwerken in hun eigen deelgemeentelijke horecanota. Dit beleid fungeert als aanvulling op het beleid voor het centrum en de deelgemeentelijke horecanota’s en als achtervang voor deelgemeenten zonder eigen horecanota en nietdeelgemeentelijk ingedeeld gebied. Deelgemeenten die nog geen eigen horecabeleid hebben worden nadrukkelijk uitgenodigd om toegesneden op de lokale situatie eigen horecabeleid te formuleren. 5.4.1 Woongebieden Hiermee worden zowel de vooroorlogse als de naoorlogse woongebieden bedoeld. De woonfunctie dient beschermt te worden door een consolidatiebeleid. Uitbreiding kan wel plaatsvinden op basis van beperkt ontwikkelen. Hierbij kan worden gedacht aan winkelondersteunende en woonfunctieondersteunende horeca, zoals een buurtcafé, een snackbar of een buurtrestaurant (met openingstijden tot uiterlijk 23.00 uur). Nachtontheffingen zijn hier, gelet op de woonfunctie, niet gewenst. 5.4.2 Stadsdeelcentra Deze worden veelal gekenmerkt door een mix van functies: wonen, kantoren, detailhandel, cultuur en horeca. In de meeste gevallen functioneren de centra als knooppunt voor openbaar vervoer. Uitbreiding van horeca is in principe toegestaan voor zover dit aansluit bij de door de desbetreffende deelgemeente gewenste ontwikkeling voor het gebied. De horeca dient ondersteunend te zijn aan de primaire functies in het gebied. 5.4.3 Haven- en industriegebieden Het betreft gebieden die variëren van industriegebieden tot in meer of mindere mate hoogwaardige bedrijvenparken. In principe is de gevoeligheid voor horecaoverlast hier niet groot aangezien de bedrijvigheid al (milieu) belasting geeft voor de omgeving. Echter het gebrek aan sociale controle en het vermeende gebrek aan gehinderden maakt dat horeca en met name zalencentra in deze omgevingen nogal eens voor aantasting van de openbare orde zorgt. Vestiging van horeca in deze gebieden blijft mogelijk, maar deze moet nadrukkelijk passen binnen het cachet van het bedrijfsterrein. Daar waar specifieke plannen zijn geschreven voor deze gebieden (bijv. Vitaliseringsplan Spaanse Polder) zijn deze leidend voor het horecabeleid. 5.4.4 Publieksintensieve recreatiegebieden Publieksintensieven recreatiegebieden zijn bijvoorbeeld Het Park, het Zuiderpark en het Kralingse Bos. In deze gebieden past terughoudendheid t.a.v. nieuwe horeca ter bescherming van hun stedelijke functie als groene long. De horeca moet aansluiten bij de buitenrecreatie en het specifieke karakter van de recreatiegebieden. Nachtontheffingen zijn daarom niet gewenst.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
46
5.4.5 Kades/water Inrichtingen op schepen of pontons zijn in het algemeen niet gewenst. Afhankelijk van de omgeving behoort buurt- en winkelondersteunende horeca wel tot de mogelijkheden. Deze inrichtingen komen niet in aanmerking voor nachtontheffingen. 5.4.6 Horecabeleid Vierhavensgebied/Merwehaven Dit gebied behoort tot de niet-deelgemeentelijk ingedeelde gebieden. Gelet op de specifieke problematiek aldaar wordt voor dit gebied het volgende beleid gevoerd. Het Vierhavensgebied/Merwehaven is gelegen in het zuidwestelijk gedeelte van de stad aan de Nieuwe Maas, grenzend aan de deelgemeente Delfshaven en de gemeente Schiedam. Het gebied wordt begrensd door de Nieuwe Maas tussen de IJsselstraat, het bebouwde deel van de Vierhavenstraat (grens dijklichaam/ rangeerterrein NS), de Hudsonstraat (grens deelgemeente Delfshaven) en de Schiedamseweg tot aan de grens van de gemeente Schiedam. In dit gebied bevindt zich de tippelzone aan de Keileweg. Het gehele gebied kenmerkt zich door een hoge druk op de openbare orde- en het woon- en leefklimaat, waaronder drugsoverlast. Beleid Gelet op de reeds bestaande grote druk op de openbare orde en het woon- en leefklimaat geldt hier een beperkt ontwikkelingsbeleid met winkel- en buurtondersteunende horeca met openingstijden van 07.00 tot 23.00 uur. Ontwikkeling met overige (horeca)inrichtingen is slechts bij uitzondering mogelijk, onder strikte voorwaarde dat deze een bijdrage levert aan het verbeteren van de werksituatie van de prostituees op de tippelzone aan de Keileweg.
5.5
Zonering terrassen in centrumgebied De onderscheiden concentratiegebieden kennen allemaal een eigen signatuur. In zeker vier van de bovenstaande gebieden gaat de horeca ook gepaard met een duidelijke terrassenfunctie. Het gaat dan om: 1. Stadhuisplein-Lijnbaan; 2. Schouwburgplein-Korte Lijnbaan-deel Karel Doormanstraat; 3. Witte de Withstraat; 4. Oude Haven. Hiervoor wordt het volgende beleid geformuleerd. Beleid voor de Nieuwe Binnenweg is nog in ontwikkeling. De gebieden worden gekenmerkt door een representatief karakter, hoog kwaliteitsniveau van de inrichting van de buitenruimte en hoge bezoekersintensiteit. Juist vanwege de bijzondere kwaliteit van deze gebieden is het wenselijk nadere regels te stellen met betrekking tot de omvang, situering en ruimtelijk ontwerp van de terrassen in de vorm van een zoneringsbesluit. In een zoneringsbesluit wordt per gebied een inrichtingsplan vastgesteld waarin staat aangegeven waar welk soort terrassen kunnen worden geplaatst. Het besluit bestaat uit een beschrijving van het gebied en een onderbouwing voor de keuze van een bepaalde inrichting aangevuld met een inrichtingsplan (plattegrond). Hierin zijn naast de hiervoor vermelde algemene toetsingscriteria bijzondere regels van toepassing met betrekking tot de situering, de omvang en het ruimtelijk ontwerp van terrassen. Deze bijzondere regels hebben tot doel de kwaliteit van de openbare buitenruimte en de bruikbaarheid daarvan voor verkeersdoeleinden te waarborgen. Hierna worden de gebieden beschreven, die onderwerp van dit besluit zijn. De plattegronden zijn in de bijlagen opgenomen. Sedert de jaren tachtig is het gemeentelijke beleid met betrekking tot de inrichting van het centrumgebied gericht op een verhoging van de kwaliteit van het stadsbeeld en het
Horecanota Rotterdam 2002-2006
47
inrichtingsniveau van het centrumgebied. De ontwikkeling van diverse bouwprojecten in grootstedelijke architectonische stijl en de nog te ontwikkelen bouwprojecten in het centrumgebied zijn hier voorbeelden van. Passend in dit beleid is, voor wat betreft het handhaven van een heldere structuur in een hoog inrichtingsniveau van de buitenruimte, een terughoudend gebruik van straatmeubilair, dat overigens wel van een hoge kwaliteit is, en het toepassen van een kwalitatief goede bestrating, gericht op het vrij en onbelemmerd gebruik van deze buitenruimte door het publiek en gericht op een versterking van het inrichtingsniveau en de stedenbouwkundige kwaliteiten van het centrumgebied, dat hierdoor allure krijgt. Het gemeentelijke beleid ter zake van terrassen in het centrumgebied dient dan ook ondersteunend te zijn aan het hiervoor omschreven beleid. Daartoe worden onderstaand een viertal gebieden aangewezen waarop een zoneringsbesluit van toepassing inhoudende de vaststelling van de situering, omvang en het ruimtelijk ontwerp van terrassen binnen deze gebieden. 5.5.1 Stadhuisplein Het Stadhuisplein, dat de aanloop vormt naar het stadhuis op de Coolsingel, ook in visueel opzicht, heeft zowel een sterke winkelfunctie van regionale betekenis met een representatief karakter als een sterke horecafunctie met terrassen. De terrasfunctie en winkelfunctie van dit gebied moeten op elkaar worden afgestemd en in evenwicht worden gebracht. Op het Stadhuisplein zijn alleen aan de noordzijde terrassen toegestaan om een heldere inrichting van het plein te bewerkstelligen met duidelijke loopstromen in verband met de aanwezigheid van winkels aan de zuidzijde. Enkele jaren geleden is overeengekomen dat op deze locatie semi-permanente uitbouwen en overkappingen zijn toegestaan, evenals terrasschotten. Dit in verband met de ongebreidelde uitbreiding van de terrassen toentertijd. In het inrichtingsplan is nauwkeurig aangegeven waar welke uitbouw en overkapping is toegestaan om op deze manier een uniforme uitstraling van deze terrasconcentratie te waarborgen. T.a.v. de inrichting gelden de volgende richtlijnen: • De breedte van het terras mag niet breder zijn dan de horecavestiging zelf; • Een semi-permanente uitbouw van 5 meter, gerekend vanuit de gevel, is toegestaan, daar waar op de kaart is aangegeven; • Een semi-permanente overkapping van 5 meter is toegestaan, daar waar op de kaart is aangegeven; • Het plaatsen van schotten tot 5 meter, direct na de overkapping, is toegestaan, daar waar op de kaart is aangegeven; • Na de schotten mag nog 4 meter terras worden geplaatst zonder schotten. Met de ontwikkeling van Hofplein Zuidzijde zal ook de Noordzijde van het Stadhuisplein worden herontwikkeld. Dit zal leiden tot een heroriëntatie op de verschijningsvorm, uitstraling en plaats van de terrassen. 5.5.2 Lijnbaan De Lijnbaan is één van de belangrijkste winkelstraten in Rotterdam. Het gebied heeft eveneens een regionale winkelfunctie met een hoge bezoekersintensiteit en heeft onlangs een forse upgrading ondergaan die het chique karakter weer heeft hersteld. Aan beide zijden bevinden zich winkels, op enkele plaatsen afgewisseld met horeca. Gezien de primaire winkelfunctie van het gebied is het noodzakelijk de loopstromen - die direct langs de winkels i.v.m. etalages lopen - vrij en onbelemmerd te houden. Uit dien hoofde is voor dit gebied gekozen voor overterrassen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
48
T.a.v. de inrichting gelden de volgende richtlijnen: • De breedte van het terras mag niet breder zijn dan de horecavestiging zelf; • Alleen overterrassen zijn toegestaan omdat anders de etalages minder toegankelijk zijn voor het publiek; • Wanneer 2 horecavestigingen tegenover elkaar gelegen zijn, is het mogelijk het overterras in geringe mate te verschuiven zodat beide vestigingen een terras kunnen exploiteren; • De breedte van de overterrassen varieert van 5 tot 6 meter zodat nog voldoende ruimte overblijft aan beide zijden voor het langslopend winkelend publiek; • Het plaatsen van schotten is verboden. 5.5.3 Schouwburgplein Het inrichtingsplan Schouwburgplein omvat de gebieden Schouwburgplein, Aert van Nesstraat en Korte Lijnbaan. Het Schouwburgplein met haar kwalitatief hoge inrichtingsniveau wordt omgeven door bijzondere bebouwing in de vorm van de Doelen, een mega-bioscoop en de Schouwburg. Het Schouwburgplein wordt veel gebruikt voor diverse evenementen van verschillende grootte. Rondom het plein bevindt zich met name horeca die zowel winkelondersteunend als uitgaansondersteunend is. Hiermee wordt bedoeld dat men zich zowel richt op het winkelend publiek als op de bezoekers van de aanwezige uitgaansgelegenheden. De horecaondernemers aan het plein kunnen dan ook over de nodige ruimte beschikken. T.a.v. de inrichting gelden de volgende richtlijnen: • De breedte van het terras mag niet breder zijn dan de horecavestiging zelf; • Direct aan de gevel is een terras van 1,5 meter diep toegestaan; • Na het gevelterras moet een looproute van 2 meter breed beschikbaar blijven, voor doorgaand voetgangersverkeer; • Na deze doorgang is een overterras toegestaan van 5 meter diep; • Vervolgens hebben de horecavestigingen nog de mogelijkheid een tweede overterras (van 6,5m. diep) te exploiteren, direct grenzend aan het Schouwburgplein-plateau; • Het plaatsen van schotten is verboden. 5.5.4 Aert van Nesstraat, Korte Lijnbaan en Kruiskade In bovengenoemde straten, die de aanlooproutes vormen naar het Schouwburgplein, bevinden zich zowel winkels als horecavestigingen. In verband met het vrij en onbelemmerd houden van de looproutes wordt hier gekozen voor overterrassen. T.a.v. de inrichting gelden de volgende richtlijnen • De breedte van het terras mag niet breder zijn dan de horecavestiging zelf; • Alleen overterrassen zijn toegestaan i.v.m. de loopstromen langs de etalages van de winkels; • De breedte van de overterrassen varieert van 2 tot 2,5 meter zodat nog voldoende ruimte overblijft aan beide zijden voor het langslopend winkelend publiek; • Het plaatsen van schotten is verboden. 5.5.5 Witte de Withstraat De Witte de Withstraat heeft zich ontwikkeld tot een onderdeel van de culturele as door de aanwezigheid van een grote verscheidenheid aan galeries. De straat wordt gekenmerkt door de mix van winkels, horeca en galeries, en heeft onlangs een behoorlijke kwaliteitsverbetering ondergaan. Deze mix van winkelen, uitgaan en cultuur is van invloed op de situering van de terrassen. Er zullen nadere voorstellen worden ontwikkeld ten aanzien van inrichting van de terrassen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
49
5.5.6 Oude Haven De Oude Haven maakt onderdeel uit van Waterstad dat in de horecanota is aangewezen als horecaconcentratiegebied. In het gebied bevindt zich voornamelijk horeca. Winkels of andere functies komen hier slechts bij uitzondering voor op de begane grond. Vanwege de primaire horecafunctie van het gebied en de ligging aan het water wordt daar waar mogelijk gekozen voor ruime overterrassen aan het water. T.a.v. de inrichting gelden de volgende richtlijnen: • De terrassen zijn waar mogelijk gesitueerd aan de kant van het water. Dit houdt in dat voor een deel van de horecavestigingen geldt dat zij overterrassen hebben, terwijl een ander deel gevelterrassen heeft; • De breedte van de overterrassen varieert van 5 tot 6 meter zodat nog voldoende ruimte overblijft voor doorgaand voetgangersverkeer; • Met name de terrassen aan de noordzijde van de Oude Haven hebben de nodige last van wind en zodoende zijn op deze locaties terrasschotten toegestaan van het daar gebruikelijke type ‘Oude Haven’; • De precieze situering, omvang en het wel of niet toestaan van schotten op terrassen is van de kaart af te lezen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
50
6.
HANDHAVING
6.1 Inleiding in dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen geschetst op welke wijze het beleid in deze nota in de komende jaren gehandhaafd zal worden. Met het nu voorgestelde beleid wordt in de diverse uitgaansgebieden in het Centrumgebied ontwikkeling van horeca mogelijk gemaakt. De horecaondernemer is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de handhaving van de orde in zijn zaak en in de directe omgeving daarvan. De handhaving van dit beleid is in de tweede plaats een bestuurlijke aangelegenheid. Daarnaast spelen politie en OM een rol in de handhavingsinspanningen op het gebied van de horeca. Dit alles betekent dat er goede afspraken moeten worden gemaakt tussen de verschillende handhavers. In de nog – in overleg met deelgemeenten, het OM en de politie – op te stellen module handhaving zal de handhaving meer uitgebreid worden beschreven. 6.2 Bestuurlijke maatregelen Indien door de exploitatie van de horeca-inrichting de openbare orde of het woon- en leefklimaat wordt aangetast kan de burgemeester een bestuurlijke maatregel treffen. Deze maatregel kan bestaan uit het intrekken van de exploitatievergunning of de nachtontheffing, mogelijk in combinatie met een sluiting voor een bepaalde of onbepaalde tijd (art. 2.3.7 lid 1 en 2.3.6. lid 4 APV, art. 13b Opiumwet). Ook behoort een tijdelijke sluiting zonder gelijktijdige intrekking van de vergunning tot de mogelijkheden. Een dergelijke sluiting is vooral bestemd om de geschokte openbare orde zich te laten herstellen, om de vrees voor herhaling te laten afnemen, en de exploitant in de gelegenheid te stellen maatregelen te nemen om herhaling van de incidenten voortaan te voorkomen. Het verschil tussen het intrekken van de vergunning en het sluiten van de inrichting bestaat onder andere uit de actie die van de exploitant nodig is om te heropenen. In geval van intrekking van de vergunning zal een nieuwe vergunning moeten worden aangevraagd. Bij de beoordeling van deze nieuwe aanvraag zullen uiteraard de feiten die tot intrekking hebben geleid worden meegewogen. Bij een sluiting voor bepaalde tijd zal voordat exploitatie mag worden voortgezet met een aangepast exploitatieplan moeten worden aangetoond dat voortzetting van de exploitatie na de sluiting verantwoord is. Duidelijk is dat een adequate bestuurlijke reactie na incidenten in een horeca-inrichting een goede dossiervorming vraagt. De politie levert binnen uiterlijk twee weken na een incident een zorgvuldig samengesteld dossier aan de burgemeester, dat de basis kan vormen voor een passende bestuurlijke maatregel. Het sluitings- en intrekkingsbeleid ziet er als volgt uit. Dit zal in de module handhaving verder worden uitgewerkt. 6.2.1 Sluiting voor bepaalde tijd Een inrichting kan voor bepaalde tijd worden gesloten als door een incident de openbare orde of het woon- en leefklimaat in of rond een inrichting is aangetast (2.3.7 lid 1 jo 2.3.6. lid 4 APV). Men kan hierbij denken aan een geweldsincident in, of vanuit de inrichting. Niet noodzakelijk voor een bestuurlijke maatregel is dat de exploitant schuld heeft aan het incident. Doorgaans wordt een sluitingsperiode van minimaal drie maanden nodig geacht om de geschokte openbare orde te laten herstellen en vrees voor herhaling te doen afnemen. Afhankelijk van de ernst van het incident kan echter ook voor een langere periode (6 of 12 maanden) worden gesloten. De exploitant dient tijdens de sluitingsperiode, uiterlijk zes weken vóór de heropening, aan te geven welke maatregelen hij heeft getroffen om verdere incidenten in de toekomst te voorkomen. Het hiertoe in te dienen plan dient minimaal te voldoen aan de eisen die aan een exploitatieplan worden gesteld dat moet worden overgelegd om een nachtontheffing te verkrijgen. Het goedgekeurde (aangepaste) exploitatieplan gaat onderdeel uitmaken van de exploitatievergunning.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
51
Indien de plannen onvoldoende garantie geven voor een probleemloze exploitatie in de toekomst kunnen alsnog aanvullende bestuurlijke maatregelen worden genomen, zoals verlenging van de sluiting of alsnog intrekking van de vergunning. 6.2.2 Sluiting van een inrichting voor onbepaalde tijd Een inrichting kan worden gesloten als door een incident de openbare orde of het woon- en leefklimaat in of rond een inrichting is aangetast en vanwege andere in art. 2.3.7 lid 1 APV of art. 13b Opiumwet genoemde gevallen. Een inrichting wordt voor onbepaalde tijd gesloten als door de aard van de incidenten moet worden gevreesd voor herhaling, indien de exploitatie van de inrichting –zelfs met een geheel nieuwe vergunninghouder- zou worden voortgezet. Sluitingen voor onbepaalde tijd worden opgelegd in uitzonderlijke omstandigheden. Deze zijn vrijwel altijd drugsgerelateerd. Art. 13b Opiumwet biedt de grondslag voor drugsgerelateerde sluitingen. Intrekkings- en sluitingsbevelen kunnen naast elkaar voorkomen. 6.2.3 Intrekking exploitatievergunning Wanneer naar aanleiding van een incident het vertrouwen geheel is weggevallen dat een vergunninghouder op een goede manier kan exploiteren, wordt de vergunning ingetrokken. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als ondanks een eerdere bestuurlijke waarschuwing of een opgelegde sluiting voor bepaalde tijd incidenten of overlast blijven voortbestaan. Op de exploitant rust een zorgplicht voor een goede exploitatie. Deze zorg kan hem alleen nog maar worden toevertrouwd als in de praktijk blijkt, of de verwachting bestaat, dat exploitatie mogelijk is zonder dat hierdoor de openbare orde en het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Als hiervan geen sprake is, dan doen de feitelijke inspanningen van de exploitant, of de vraag of hij schuld heeft aan de wijze van exploitatie, niet ter zake; op hem rust een resultaatsverplichting. Wanneer de exploitant of personeel dat in de inrichting werkzaam is zelf de aantasting van de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat veroorzaakt, of in- of vanuit de inrichting stafbare feiten pleegt (bijvoorbeeld door het plegen of gedogen van geweld, drugshandel, heling, etc.) zal de exploitatievergunning zonder voorafgaande waarschuwing voor intrekking in aanmerking komen. Dergelijk gedrag is immers dermate verwijtbaar dat een redelijk handelend exploitant moet begrijpen dat alsdan zijn vergunning niet in stand kan blijven. Bij dergelijke exploitanten kan een waarschuwing in alle redelijkheid worden geacht geen preventieve werking te hebben. De belangen ter bescherming van de openbare orde dienen te prevaleren boven de economische belangen die zijn gemoeid bij de voortzetting van de exploitatie. Een waarschuwing van de burgemeester blijft ook achterwege in geval van spoedeisendheid, of als de exploitant reeds diverse malen door de politie is gewaarschuwd, of indien op basis van het dossier anderszins evident is dat aan de waarschuwing geen gehoor zal worden gegeven. 6.3 Handhavingsprotocol In de module handhaving zal verder worden aangegeven op welke wijze handhaving wordt georganiseerd (bijvoorbeeld middels een handhavingsprotocol en integrale handhavingsacties). Horecabeleid valt of staat voor een belangrijk deel bij de wijze waarop de vergunningplicht enerzijds wordt nageleefd en anderzijds wordt gecontroleerd cq. gehandhaafd. Voor de gemeente zijn de belangrijkste partners het OM en de politie. Ten behoeve van eenduidigheid en versterking van het lokale handhavingsbeleid is door een aantal Units Bijzondere Wetten, het Openbaar Ministerie en het bestuur een handhavingsprotocol opgesteld. Dit protocol is in alle Bestuurlijk Justitiële Overleggen besproken en wordt vastgesteld door de Lokale Driehoek. Ieder jaar wordt het protocol herzien. Op basis hiervan wordt organisatorisch en capacitair invulling gegeven aan het handhavingsbeleid horeca. In het protocol is de wens opgenomen dat alle horecainrichtingen minimaal één maal per jaar worden gecontroleerd door de politie.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
52
Het Handhavingsprotocol wordt na de vaststelling van het nieuwe horecabeleid hierop aangepast en wordt opgenomen in de module. 6.4 Handhavingscapaciteit Om handhavingscapaciteit zoveel mogelijk te beperken zullen met de horecaondernemers in uitgaansgebieden afspraken worden gemaakt over alternatieve vormen van handhaving. Door gebiedsgerichte samenwerking tussen de politie, het OM, de ondernemers en de gemeente kan het uitgaansgebied veiliger worden gemaakt. Voor het Stadhuisplein is deze vorm van samenwerking inmiddels een feit. De bedoeling is dat deze vorm van samenwerking naar de andere uitgaansgebieden wordt uitgebreid. Uiteindelijk zullen deze ‘veilige’ uitgaansgebieden minder handhavingsinzet van de politie vergen. 6.5 Klachtenafhandeling Er kunnen in relatie tot horeca verschillende klachten worden onderscheiden. Het gros van de klachten betreft echter geluidshinder. Het is van groot belang met dit soort klachten serieus om te gaan. De DCMR Milieudienst Rijnmond en de politiedistricten zijn verantwoordelijk voor het verrichten van metingen bij aanhoudende geluidsoverlast. De bestaande afspraken over de taakverdeling dienen te worden geëvalueerd en geoptimaliseerd. De afhandeling van geluidsklachten is vaak een lang traject. Immers, er dient nauwkeurig te worden gemeten of de geluidsnormen daadwerkelijk zijn overschreden. De deelgemeentelijke horecacoördinatoren zijn primair verantwoordelijk voor de afhandeling van horecaklachten. Zij dienen dan ook overzicht te hebben van de horecaklachten in de deelgemeentelijke gebieden en dienen zonodig in overleg met de politiedistricten zorg te dragen voor een zorgvuldige en adequate afhandeling. De informatiepositie van de horecacoördinatoren dient te worden versterkt. De politiedistricten dienen de bij controle gesignaleerde feiten zorgvuldig te registreren. Niet alleen in het bedrijfsprocessensysteem maar ook in het vergunningensyssteem (HAR). Zodoende kunnen de geregistreerde klachten een rol spelen bij de advisering over het afgeven van een verlaatje of over het uitbreiden van de horeca-inrichting. 6.6 Integrale handhavingsacties Al weer geruime tijd wordt in de diverse districten gewerkt met zogenaamde ‘Integrale Horeca-acties’. Tijdens deze acties worden horecagelegenheden bezocht door een team bestaande uit medewerkers van diverse diensten. In politiedistrict Rotterdam-West is daarnaast goede ervaring opgedaan met kleine afzonderlijke kernteams. In deze kernteams, waarin bijvoorbeeld enerzijds de politie, Sociale Dienst en de Belastingdienst en anderzijds DCMR Milieudienst Rijnmond, Brandweer en Bouw- en Woningtoezicht participeren, wordt tijdens de horecacontroles goed samengewerkt. De werkwijze die in dit district is ontwikkeld, verdient dan ook navolging in de andere districten, te beginnen met gebieden met hoge horecaconcentraties (Centrum, Noord en Feijenoord). De integrale acties moeten onderdeel uitmaken van de lokale veiligheidsplannen en beheersplannen van de verschillende partners. 6.7 Handhaving terrassenbele id Een goede organisatie van handhaving en toezicht is het completerende sluitstuk, ook van terrasbeleid. Toezicht en handhaving valt te splitsen in twee hoofdonderwerpen. • Aspecten van openbare orde en woon- en leefklimaat Deze aspecten zullen zowel langs bestuursrechtelijke als strafrechtelijke weg geschieden; door middel van een intrekking van de vergunning, een sluiting van (een gedeelte van) de inrichting of een proces-verbaal. Afstemming is hierbij van wezenlijk belang.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
53
• Aspecten van het gebruik van de weg Momenteel is de politie aangewezen als toezichthouder op dit punt. Dit toezicht kan echter ook onder operationele regie van de politie door de dienst Stadstoezicht (door de gemeente aan te wijzen toezichthouders) worden uitgevoerd. Handhaving zal primair bestuursrechtelijk plaatsvinden.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
54
7.
AANVULLENDE MODULES
7.1 Inleiding Het is haast onmogelijk om in een beleidsnota alle onderwerpen aan bod te laten komen die op het beleidsterrein spelen. Ook op het gebied van de horeca zijn er een aantal zaken die nog in ontwikkeling zijn of minder goed passen in het keurslijf van deze nota. In dit hoofdstuk worden een aantal onderwerpen benoemd die in de komende periode nader zullen worden uitgewerkt in seperate beleidsnotities. Deze beleidsnotities zullen kunnen worden gezien als appendices van deze horecanota. In 7.5 wordt aangegeven op welke termijn de verschillende producten gereed zullen zijn. 7.2 Convenanten Veilig Uitgaan Voor het uitgaansgebied Stadhuisplein is een intensieve vorm van gebiedsgerichte samenwerking tussen de politie, het OM, de horecaondernemers en de gemeente ontstaan. Een en ander is vastgelegd in een convenant waarin genoemde partijen zich verplichten tot een gezamenlijke inspanning om de veiligheid in het betreffende uitgaansgebied te vergroten. Het convenant omvat samenhangende maatregelen die geënt zijn op de specifieke situatie van dit uitgaansgebied. Deze maatregelen zijn onder meer gericht op ‘beveiliging en toezicht’, ‘onderhoud omgeving horecabedrijf’, ‘voorkomen van alcoholmisbruik, bevorderen verantwoord alcoholgebruik’ en ‘maatregelen bij sluitingstijd’. Deze gebiedsgerichte samenwerking kan worden gezien als een effectieve aanvulling op handhavingscapaciteit van politie. Met de opgedane ervaringen zullen in de nabije toekomst ook voor andere uitgaansgebieden convenanten als deze worden afgesloten. 7.3 Module Deurbeleid horeca Naar aanleiding van een praktijktest die onder meer door GroenLinks, RADAR en de Rotterdamse Jongerenraad is uitgevoerd in februari 2000 is opnieuw de aandacht gevestigd op het deurbeleid bij Rotterdamse discotheken. Er zou regelmatig sprake zijn van discriminatie bij de deur van discotheken. Genoemde praktijktest heeft geleid tot een stadsdebat over het deurbeleid. Dit debat heeft in maart 2000 plaatsgevonden. Aan dit debat nam naast de burgemeester en een aantal raadsleden een hele grote groep jongeren deel. Naar aanleiding van dit debat zijn nadere gesprekken gevoerd met jongeren met uiteenlopende etnische en sociale achtergronden. Ook is met een aantal portiers gesproken. De Rotterdamse Jongerenraad komt binnenkort met een eigen advies over het deurbeleid. De uitkomsten van het stadsdebat, de vele gesprekken die hierna gevoerd zijn en het advies van de Rotterdamse Jongerenraad zullen de basis zijn waarop het Rotterdamse deurbeleid zal worden geformuleerd. Bij de formulering hiervan zijn RADAR en Horeca Nederland nauw betrokken. Een en ander zal moeten leiden tot duidelijk en vooral controleerbaar deurbeleid waarin alle partijen zich kunnen vinden. Dit beleid krijgt haar beslag in deze Module. • Bestuursrechtelijke aanpak Bij gebleken discriminatie naar ras, geslacht of seksuele geaardheid aan de deur van ondernemingen kan de burgemeester op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening de vergunning intrekken of de inrichting voor bepaalde of onbepaalde tijd sluiten. De burgemeester kan hiertoe over gaan als aan dit besluit een goed dossier ten grondslag ligt. De bestuursrechtelijke aanpak zal worden ingebed in het deurbeleid. • Strafrechtelijke aanpak Gelet op de richtlijnen van het college van PG’s is het OM in principe verplicht tot vervolging over te gaan. De samenwerking tussen justitie en bestuur is op het thema discriminatie geïntensiveerd. De wijze van samenwerking en de afspraken die hiermee gemoeid zijn zullen eveneens in deze Module worden opgenomen.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
55
• Communicatie Naast de bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak dient er aandacht te zijn voor de communicatieve aspecten. De beleidsstrategie dient gebaseerd te zijn op een betere communicatie over de impliciete en expliciete (beleids)uitgangspunten en belevingswerelden van exploitanten en bezoekers en een betere communicatie (kenbaarheid en controleerbaarheid) over de toepassing van het beleid aan de deur. Ook hieraan wordt in de module aandacht besteed. Uitwerking Module: ABZ/OOV in samenwerking met RADAR, Horeca Nederland en de Rotterdamse Jongerenraad. 7.4 Module Stedelijke feestzalen De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met verzoeken om vestiging van een dancepartycentrum of een feestzaal mogelijk te maken. Het komt nogal eens voor dat deze verzoeken zich richten op locaties die daarvoor niet zijn bestemd en waar sprake kan zijn van conflicterende functies (woonbuurten/bedrijventerreinen). Met het verdwijnen van de Energiehal is de roep om een ruimte voor party’s van grotere omvang verder toegenomen. Tenslotte bestaat bij allochtone jongeren het gevoel dat er voor hen onvoldoende uitgaansgelegenheden zijn in het centrum van de stad 23. De beperkte beschikbaarheid van feestzalen in de stad is een bron van zorg. Op dit punt zal gericht beleid ontwikkeld moeten worden om ruimte te bieden aan de behoefte die zich heeft ontwikkeld. De ervaringen rond de ontwikkeling van het Jobsveem laten zien dat het niet makkelijk is om een grootschalige gelegenheid tot ontwikkeling te brengen. In Module V wordt aangegeven in welke gebieden van de stad de vestiging en exploitatie van stedelijke feestzalen mogelijk is. De notitie van dS+V ‘Locatiebeleid voor dancepartycentra en zalencentra’ van december 1999 is daarbij leidend. Uitwerking Module: dS+V (in samenwerking met de bestuursdienstdirecties SOB en ABZ, het OBR en politie). 7.5 Module handhaving in het verlengde van wat daarover in hoofdstuk 6 is opgemerkt werkt ABZ/OOV momenteel aan een beleidsnotitie over handhavingsbeleid en –instrumentarium. Deze handhavingsnotitie beperkt zich overigens niet tot het horecabeleid maar heeft betrekking op de brede handhavingswerkelijkheid die de gemeente Rotterdam kent. 7.6 Verdere uitwerking en tijdpad De verschillende onderdelen van de nota horecabeleid behoeven nadrukkelijk een nadere uitwerking waarbij verschillende trekkers en betrokkenen te onderscheiden zijn. Het volgende indicatieve tijdpad dient zich daarbij aan: Module Deurbeleid horeca Stedelijke feestzalen Handhaving Evaluatie nota Horecabeleid 2001-2005
23
Wie Wanneer ABZ/OOV februari 2002 OBR/dS+V voorjaar 2002 ABZ/OOV/ voorjaar 2002 Politie/deelgemeente/ DCMR ABZ/OOV voorjaar 2005
Zie ook: nota ‘de Attractieve Stad, tweede fase, p. 14.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
56
BIJLAGE I:
SPREIDING HORECA ROTTERDAM PER 1 FEBRUARI 2001
SPREIDING HORECA ROTTERDAM 1-2-2001 Deelgemeenten Drankverstrekkers Charlois 2001 89 toename 1999-2001 -3 Delfshaven 2001 140 toename 1999-2001 -11 Feijenoord 2001 149 toename 1999-2001 -5 Hillegersberg/Schiebro 2001 43 ek toename 1999-2001 -4 Hoek van Holland 2001 32 toename 1999-2001 -1 Hoogvliet 2001 24 toename 1999-2001 -1 IJsselmonde 2001 43 toename 1999-2001 -1 Kralingen-Crooswijk 2001 116 toename 1999-2001 8 Noord 2001 111 toename 1999-2001 20 Overschie 2001 32 toename 1999-2001 19 Pr. Alexander 2001 45 toename 1999-2001 1 Centrum 2001 290 toename 1999-2001 10 Totaal 2001 1116 toename 1999-2001 32
Horecanota Rotterdam 2002-2006
Spijsverstrekkers 42 3 64 -4 57 -6 18 -2 15 6 23 0 22 -1 32 -4 49 -4 12 2 22 -4 109 10 465 -4
Maaltijdverstrekkers 26 -1 18 -2 18 1 23 1 16 2 9 0 10 2 20 -1 13 0 5 0 23 1 150 -4 331 -1
Logiesverstrekkers 4 4 10 -1 1 -1 0 0 2 2 0 0 0 0 2 1 2 0 1 1 1 1 26 13 49 20
Totaal (aantal-len) 161 3 232 -18 225 -11 84 -5 67 9 56 -1 75 0 170 4 175 16 50 22 91 -1 575 29 1961 47
57
BIJLAGE II
ONTWIKKELING HORECA ROTTERDAM 1995-2000
Ontwikkeling Horeca Rotterdam 1995- per 1-1- per 1-1- groei 2000 1995 2000 19952000 593321 -4918
-1%
-0,2%
Drankverstrekkers, totaal [bedrijven] 952 Verkoopoppervlakte drankverstrekkers 99427 [m2] Gemiddelde oppervlakte per vestiging in 104 m2 Vloeroppervlakte per 10.000 inwoners 1662
900 -52 116797 17370
-5% 17%
-1,1% 3,5%
130
25
24%
4,9%
1969
307
18%
3,7%
461 Spijsverstrekkers, totaal [bedrijven] Verkoopoppervlakte spijsverstrekkers 26069 [m2] Gemiddelde oppervlakte per vestiging in 57 m2 Vloeroppervlakte per 10.000 inwoners 436
476 27751
15 1682
3% 6%
0,7% 1,3%
58
2
3%
0,6%
468
32
7%
1,5%
Maaltijdverstrekkers, totaal [bedrijven] 343 Verkoopoppervlakte maaltijdverstrekkers 56142 [m2] Gemiddelde oppervlakte per vestiging in 164 m2 Vloeroppervlakte per 10.000 inwoners 938
348 59368
5 3226
1% 6%
171
7
4%
0,8%
1001
62
7%
1,3%
Totaal drank, spijs, maaltijd 1756 [bedrijven} Verkoopoppervlakte, totaal [m2] 181638 Gemiddelde oppervlakte per vestiging in 103 m2 Vloeroppervlakte per 10.000 inwoners 3036
1724
-32
-2%
-0,4%
aantal inwoners
Logiesverstrekkers, totaal [bedrijven] Aantal kamers Gemiddeld aantal kamers per vestiging
Horecanota Rotterdam 2002-2006
598239
relatieve Absolut relatieve groei e groei groei per jaar per jaar
71 2608 37
3474
336
645
0,3% 1,1%
203916 22278 118 15
12% 14%
3437
401
13%
2,6%
67 2779 41
-4 171 5
-6% 7% 13%
-1,1% 1,3% 2,6%
4456
34
2,5% 2,9%
58
BIJLAGE III HORECA VIER GROTE STEDEN PER 1-1-2000 Horeca vier grote steden per 1-1-2000
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
aantal inwoners
593321
731200
440900
234323
Drankverstrekkers, totaal [bedrijven] Verkoopoppervlakte drankverstrekkers [m2] gemiddelde oppervlakte per vestiging in m2 vloeroppervlakte per 10.000 inwoners
900 116797 130 1969
1620 149170 92 2040
792 97712 123 2216
273 44344 162 1892
Spijsverstrekkers, totaal [bedrijven] Verkoopoppervlakte spijsverstrekkers [m2] gemiddelde oppervlakte per vestiging in m2 vloeroppervlakte per 10.000 inwoners
476 27751 58 468
732 34706 47 475
473 27138 57 616
192 9081 47 388
Maaltijdverstrekkers, totaal [bedrijven] Verkoopoppervlakte maaltijdverstrekkers [m2] gemiddelde oppervlakte per vestiging in m2 vloeroppervlakte per 10.000 inwoners
348 59368 171 1001
879 87294 99 1194
419 52658 126 1194
168 25553 152 1091
Logiesverstrekkers, totaal [bedrijven] Totaal aantal kamers Aantal kamers per logiesverstrekker
67 2779 41
320 15744 49
80 3185 40
67 1045 44
NB: Deze tabel is gecorrigeerd. Grote bedrijven met een vloeroppervlak van meer dan 50.000m2 zijn uit het bestand gehaald. In concreto betekende dit dat de Jaarbeurs Utrecht (107.000m2) en de RAI Amsterdam (79.000m2) uit het overzicht zijn gehaald. Zij stonden bij de drankverstrekkende bedrijven. Volume: absoluut en relatief In de Randstad is Amsterdam zonder enige concurrentie horecastad nummer één. De hoofdstad heeft verreweg de meeste horecavestigingen van de vier grote steden. Rotterdam neemt in aantallen een vergelijkbare positie in met Den Haag. Rotterdam heeft meer drankverstrekkers en meer spijsverstrekkers dan Den Haag. Dit is ook zichtbaar in onderstaand staafdiagram.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
59
Horeca vier grote steden per 1-1-2000 1800 1600 aantallen vestigingen
1400 1200
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
1000 800 600 400 200 0
n Dra
kve
rst
ke rek
rs,
Sp
tot
ijsv
[b aal
ers
t
ijv edr
ke rek M
en]
rs,
ti aal
tot
jdv
[be aal
ers
t
dri
ke rek
jve
rs,
i Log
n]
tot
esv
[be aal
ers
t
drij
ke rek
ven
rs,
]
tot
[be aal
dri
jve
n]
Bron: bedrijfschap Horeca Voor een goede vergelijking is niet alleen het aantal vestigingen en hun vloeroppervlakte nagetrokken, maar ook de vloeroppervlakte per 10.000 inwoners. Dit is een maat die het mogelijk maakt de steden, ondanks hun verschillende grootte met elkaar te vergelijken.
Horecanota Rotterdam 2002-2006
60
Oppervlakte per vestiging Rotterdam heeft op het gebied van maaltijd- en spijsverstrekking gemiddeld de grootste bedrijven. Ze zijn gemiddeld groter dan in Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Op het gebied van drankverstrekkers neemt Rotterdam na Utrecht een tweede plaats in wat betreft de gemiddelde grootte per vestiging.
m2
Vier grote steden: Gemiddelde oppervlakte per vestiging 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
Drankverstrekkers, totaal [bedrijven]
Spijsverstrekkers, totaal [bedrijven]
Maaltijdverstrekkers, totaal [bedrijven]
Met betrekking tot logiesverstrekkers blijkt dat Rotterdam van de vier grote steden over betrekkelijk kleine hotels beschikt: in Rotterdam bedraagt de gemiddelde omvang 41 kamers per logiesverstrekker, in Den Haag 40, maar in Amsterdam en Utrecht bedraagt de gemiddelde omvang 49, respectievelijk 44 kamers per logiesverstrekker.
61
Horeca per 10.000 inwoners Vier grote steden: vierkante meters horeca per 10.000 inwoners
vierkante meters per 10.000 inwoners
2500
2000
Rotterdam Amsterdam Den Haag Utrecht
1500
1000
500
0 Drankverstrekkers, totaal [bedrijven]
Spijsverstrekkers, totaal [bedrijven]
Maaltijdverstrekkers, totaal [bedrijven]
Van de vier grote steden neemt Rotterdam een derde of vierde plaats in wat betreft het aantal vierkante meters horeca per 10.000 inwoners. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat, op basis van het aantal inwoners zeker niet gesproken kan worden van een overaanbod, er vanuit gaande dat Rotterdam zich zou willen meten aan de overige grote steden in de Randstad. Deze conclusie geldt voor drank- spijs en maaltijdverstrekkers. Voor logiesverstrekkers is de relatie tussen inwoneraantal en de omvang van het aanbod zwak. Het aantal hotelkamers hangt nauw samen met de vraag vanuit zakelijke en toeristische doelgroepen.
62
ontwikkeling vloeroppervlakte drankverstrekkers per 10.000 inwoners 3500 3000 2500 2000
Amsterdam 's-Gravenhage Rotterdam
1500 1000 500 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Ontwikkeling van de grote steden: oppervlaktes per 10.000 inwoners Bron: Bedrijfschap Horeca (NB: deze grafiek is niet gecorrigeerd voor bijzonder en grootschalig aanbod, zie ook tabel 7.3) De ontwikkeling van het vloeroppervlak per 10.000 inwoners van de drankverstrekkers vertoonde de laatste jaren in alle grote steden een continue groei, zowel in absolute zin, als per 10.000 inwoners.
ontwikkeling vloeroppervlakte spijsverstrekkers per 10.000 inwoners 700 600 500 Amsterdam 's-Gravenhage Rotterdam Utrecht
400 300 200 100 0 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
Wat betreft de spijsverstrekkers per 10.000 inwoners kon ook gesproken worden van een groeitendens, maar sinds 1998 is sprake van een daling van het vloeroppervlak per 10.000 inwoners, in alle grote steden. Den Haag heeft de grootste oppervlakte aan spijsverstrekkers per 10.000 inwoners, daarna komen Amsterdam en Rotterdam, die gelijk op gaan.
63
ontwikkeling vloeroppervlakte maaltijdverstrekkers per 10.000 inwoners 1400 1200 1000 Amsterdam 's-Gravenhage Rotterdam Utrecht
800 600 400 200 0 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000
De groei van het vloeroppervlak per 10.000 inwoners was bij de maaltijdverstrekkers het geringst. Bovendien lopen de getallen voor de vier grote steden hier het minst uiteen.
64
BIJLAGE IV JURIDISCH KADER Wat wordt er geregeld in de …
Regeling
Bevoegdheid
Drank- en horecavergunning: Drank- en Horecawet Randvoorwaarden voor verantwoorde distributie van alcohol − Inrichting, − Kwalificaties van vergunningaanvrager
Burgemeester en Wethouders: − Toekenning vergunning (niet discretionair). − Toetsing kwalificaties leidinggevenden
Milieuvoorschriften: Beperking van milieuhinder − Geluid − Afval − Energie − Opslag
Burgemeesters en Wethouders gemandateerd aan de deelgemeenten (na voorbereiding door DCMR) − Toekenning milieuvergunning − Meldingsplicht o.b.v. AmvB
Exploitatievergunning: Niet overdraagbare vergunning, waarin belasting op openbare orde en woon- en leefklimaat worden getoetst en randvoorwaarden worden gesteld
Vergunning beveiligingsorganisatie Horecaportiers Vergunning voor beveiligingsorganisaties waar portiers werkzaam in de horeca bij aangesloten kunnen zijn Legitimatiebewijs horecaportiers Bewijs op basis waarvan een gediplomeerd portier beveiligings-werkzaamheden mag verrichten in een horecagelegenheid
Wet milieubeheer Besluit Horeca-, Sport- en recreatieinrichtingen
Algemene Plaatselijke Bureau Verordening (APV) Horecavergun-ningen in mandaat namens de burgemeester − Toekenning exploitatievergunning. − Intrekking vergunning Wet Particuliere Ministerie van Justitie Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus
Wet Particuliere Beveiligingsorganisati es en Recherchebureaus
De Korpschef (van de regio waar de beveiligingsorganisati e is gevestigd)
65
Gebruiksmogelijkheid gemeente Bestuurlijke handhaving
Geluidshinder als gevolg van muziek, muziekinstallaties of bezoekers Stankoverlast Afval Aanwijzing van concentratiegebieden met een hoger toegestaan geluidsniveau Toets aan bestemmingsplan Beoordelen kans op overlast Sluiten n.a.v. overlast
Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten
Wet op de Kansspelen
Bestemmingsplan en leefmilieuverordening: Lokatiebeleid: stimuleren of verbieden van horecavestigingen
Wet op de Ruimtelijke Deelgemeentebestuur Verbieden of Ordening en de Wet − Vaststellen van stimuleren van op de Stads- en nieuwe verboden en Dorpsvernieuwing voorschriften om horecavestiging ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.
Bureau Horecavergun-ningen in mandaat namens Speelautomatenbeslu de burgemeester it
66
Aanwezigheid van een of meer speelautomaten. Onderscheid tussen laagdrempelige en hoogdrempelige inrichtingen
BIJLAGE V
VOORSCHRIFTEN EXPLOITATIEVERGUNNING VOOR TERRASGEDEELTE
In een exploitatievergunning mede bestemd voor het exploiteren van een terras worden in beginsel de volgende voorschriften opgenomen: •
Voor het voetgangerspubliek moet een minimale doorgang bestaan van 2.00 m op het trottoir. Deze ruimte neemt toe naarmate de verkeersintensiteit toeneemt.
•
Oversteekplaatsen, metro-ingangen, toegang tot huizen en gebouwen en gehandicaptenroutes dienen te worden vrijgehouden.
•
De breedte van het terras mag niet groter zijn dan de breedte van de gevel van de horeca-inrichting.
•
Het gebruik van vlonders is niet toegestaan.
•
Het plaatsen van schotten is in principe niet toegestaan.
•
Het is verboden enige wijziging of aanpassing in de bestrating aan te brengen.
•
Buitenverkooppunten en buitenbars gekoppeld aan een terras zijn niet toegestaan, tenzij het gaat om mobiele “tafelmodellen” van maximaal 2m3 die na sluitingstijd van het terras naar binnen gaan
•
Het is verboden terraselementen te bevestigen aan bomen, beplanting of straatmeubilair.
•
Indien het terras meer dan vier weken niet wordt gebruikt dient het terras van de openbare weg te worden verwijderd. Opslag van terrasmeubilair op de openbare weg langer dan deze termijn is niet toegestaan.
•
Na sluitingstijd dient het terrasmeubilair inpandig, of als dat niet mogelijk is, tegen de gevel te worden opgeslagen.
•
In verband met de uitvoering van openbare werken dient het terras op eerste aanzegging van het daartoe bevoegde gezag binnen 24 uur te worden verwijderd.
•
De vergunninghouder dient zorg te dragen voor de schoonmaak van het terras en de directe omgeving daarvan.
•
Het terras dient te worden geplaatst conform de door de gemeente aangebrachte markering in de straat.
•
Ter voorkoming van schade kan het stellen van een waarborgsom als voorwaarde in de vergunning worden opgenomen.
•
Mechanisch of electrisch versterkte muziek is niet toegestaan op het terras.
67
BIJLAGE VI TOTSTANDKOMING VAN HET BELEID: INSPRAAK EN OVERLEG Het nu voorliggende beleid is in gezamenlijk overleg tussen de verschillende diensten en deelgemeenten tot stand gekomen. Tevens is over de nota overleg gevoerd met Koninklijke Horeca Nederland, individuele horecaondernemers en andere belanghebbenden. De deelgemeenten zijn schriftelijk om advies gevraagd. In januari 2001 hebben vier avonden plaatsgevonden waar belanghebbenden hun mening konden geven op de concept horecanota. Tijdens deze vier avonden is het beleid voor alle hierboven genoemde gebieden gepresenteerd en besproken. In algemene zin kan gesteld worden dat het voorgestelde beleid op hoofdlijnen door belanghebbenden wordt ondersteund. Voor een aantal gebieden was de inspraakronde echter aanleiding het voorgestelde beleid aan te passen. Uit de aard der zaak vormen de voorgestelde mogelijkheden tot ontwikkeling in een bepaald gebied steeds een arbitrair onderdeel van het horecabeleid, gezien de uiteenlopende en soms tegenstrijdige belangen van insprekers en adviserende instanties. Getracht is om zoveel mogelijk rekenschap te geven van de diverse belangen. Hiertoe zijn in ieder geval de reeds door de Adviesraad voor het Centrum vastgestelde wijkplannen en uitvoeringsprogramma’s voor de centrumwijken gebruikt. Tijdens de avonden, waarbij is ingegaan op de specifieke karakters van de gebieden en het voorgestelde beleid hiervoor, zijn door belanghebbenden ook in algemene zin opmerkingen gemaakt over met horecabeleid samenhangende punten die breed worden ervaren: • In een aantal gebieden neemt de parkeerdruk en de daarmee gepaard gaande overlast van foutparkeerders enorm toe; • De openbare ruimte moet door bewoners worden gedeeld met winkelend publiek, uitgaanspubliek, marktbezoekers en -kooplui, terrassen, winkeluitstallingen en auto’s. Voor veel bewoners, met name in de Stadsdriehoek, blijft weinig buitenruimte over. Daarbij komt dat de buitenruimte, door het intensieve gebruik ervan, snel vervuild en daardoor een verwaarloosde indruk maakt; • In een aantal horecaconcentratiegebieden wordt door bewoners en andere gebruikers van de buitenruimte veel hinder ondervonden van overlast van horecabezoekers (balorig gedrag op straat, wildplassen etc.); • Tijdens een aantal avonden is de gemeente gevraagd meer te doen aan het verbeteren van de kwaliteit van de horeca; • Er dient samenhang te zijn met het evenementenbeleid; • Het spijt een aantal belanghebbenden en adviserende instanties dat de visie van het OBR nog niet gereed is; • De meeste bewoners kunnen zich vinden in het voorgestelde beleid. Wel zouden zij graag zien dat de handhaving (inzet van politie) bij uitbreiding van de horeca gewaarborgd kan blijven. In de bundel Inspraakavonden belanghebbenden in het kader van voorgesteld horecabeleid januari 2001 zijn de verslagen van deze avonden opgenomen. De voornaamste wijzigingen c.q. aandachtspunten naar aanleiding van de inspraak- en adviesronde (Deelgemeenten, OBR, dS+V, politie, KHN) betreffen: •
•
Voor het Scheepvaartkwartier is nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de ‘horecadriehoek’ Van Vollenhovenstraat – Scheepstimmermanslaan – Westzeedijk. Daar waar dat mogelijk is zal in dit gebied gestreefd worden naar een verbetering van de kwaliteit van de horeca; Er zijn vragen gesteld bij de procedure rond de ontwikkeling van het Westelijk Handelsterrein. De procedure met betrekking tot de wijziging van het bestemmingsplan is conform de regels verlopen. Wel is het zo dat in het verleden, bij de aanvang van de
68
plannen, er overleg heeft plaatsgevonden met bewoners. De laatste contacten met bewoners hebben echter al weer enige tijd geleden plaatsgehad, terwijl de ontwikkeling van het project in volle gang is. Naar aanleiding van de bijeenkomst over het nieuwe horecabeleid in het Scheepvaartkwartier zijn de contacten met bewoners inmiddels verbeterd. De bewoners worden alsnog bij de plannen betrokken. De bewonersorganisatie zal ten behoeve van het verlenen van de benodigde exploitatievergunningen om advies gevraagd worden; • Het gebied ‘Havenstad’ (met oa de Schiedamsedijk) wordt in de Horecanota niet genoemd. Het gebied maakt echter deel uit van een studie (Rotterdam Waterfront) en de Schiedamsedijk wordt als een belangrijke verbindingsroute gezien tussen de stad en de Maas. Als uit de studies blijkt dat dit gebied een impuls nodig heeft op het gebied van horeca, dan zal in overleg met de bewoners, het beleid hier op worden aangepast. Vooralsnog valt dit gebied onder de noemer óverige gebieden’; • Het beleid voor de Witte de Withstraat en omgeving is in overleg met Bureau Binnenstad en de Wijk Ontwikkelingsmaatschappij aangepast; • Het beleid voor de ‘s Gravendijkwal is in overleg met de deelgemeente Delfshaven geformuleerd; • Het gebied Vrij Entrepot valt formeel binnen de grenzen van de deelgemeente Feijenoord. Omdat dit gebied een stedelijke functie heeft is het beleid hiervoor opgenomen in deze module. De deelgemeente Feijenoord, waar momenteel een deelgemeentelijke horecanota in voorbereiding is, zal dit beleid overnemen; • Er heeft afstemming plaatsgevonden met wijkplannen voor het Scheepvaartkwartier, de Stadsdriehoek, Cool en het Oude Westen; • De toepassing van de beleidsaanduidingen is mede voorspraak van een aantal deelgemeenten verduidelijkt; Ten aanzien van de wensen om de horecafunctie in het centrum te versterken is tijdens inspraakavonden met bewoners en de branche bezien of een eventuele uitbreiding niet ten koste zal gaan van de woonfunctie of andere waardevolle en gewenste functies. De gemaakte opmerkingen zijn verwerkt en hebben geleid tot concrete voorstellen in deze nota.
69