Hoofdstuk V GOEDEREN INLEIDING OVERHEIDSOPDRACHTEN BEHEER EN BESCHIKKING VAN GOEDEREN WERKEN AAN GEBOUWEN PREMIES EN SUBSIEDIES
SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN 5. SCHENKINGEN, LEGATEN EN STICHTINGEN (FUNDATIES) A. INLEIDING 575. Het aanvaarden door kerkfabrieken van schenkingen, van legaten of van stichtingen is onderworpen aan enkele algemene principes of voorwaarden, waarvan we de belangrijkste overlopen. Specialiteitsprincipe 576. De opdracht van de kerkfabrieken is duidelijk afgebakend in art. 4 van het decreet van 7 mei 2004. Krachtens het principe van de specialiteit kan een kerkfabriek slechts schenkingen, legaten of stichtingen aanvaarden die passen binnen de haar toegekende bevoegdheid, zo o.m. voor de ondersteuning van de beoefening van de eredienst, voor eucharistievieringen voor bepaalde godsdienstige intenties of voor de zielenrust van overledenen, alsook voor het onderhoud, het herstel of de nieuwbouw van kerken. Anderzijds komen dergelijke schenkingen, legaten en stichtingen ten voordele van andere openbare instanties die hiertoe niet bevoegd zijn (bvb. gemeente of OCMW) krachtens dit specialiteitsprincipe toe aan de kerkfabrieken. Onwettige en ongeoorloofde bepalingen 577. Zoals voor alle burgerlijke akten, zullen voorwaarden die strijdig zijn met de wet of de goede zeden, ofwel de aanvaarding van schenkingen, legaten en stichtingen onmogelijk maken, ofwel als niet bestaande worden beschouwd. De aanvaarding is onmogelijk wanneer de onwettige of ongeoorloofde voorwaarde als essentiële voorwaarde of als enig mogelijke bestemming geformuleerd werd. De voorwaarde wordt als onbestaande beschouwd wanneer zij niet als exclusief bedoeld werd en het geschonkene ook op een andere wijze zinvol kan aangewend worden (bvb. de schenking van een huis onder de voorwaarde dat het niet mag verhuurd worden aan vreemdelingen). Het gaat hier over een ongeoorloofde voorwaarde. Het huis kan echter wel aanvaard worden, maar de ongeoorloofde restrictie moet als niet bestaande worden beschouwd. Het huis kan aan eenieder verkocht of verhuurd worden. B. SCHENKINGEN Begrip 578. Een schenking is een akte waarbij de schenker (een “levende” natuurlijke persoon of een rechtspersoon) zich onmiddellijk en onherroepelijk van de geschonken zaak ontdoet ten gunste van de begiftigde. Essentieel hierbij is:
- dat het aanbod gebeurt bij middel van een notariële akte; - dat de schenker gebonden is vanaf het ogenblik dat de schenking (voorlopig) wordt aanvaard door de begiftigde. Procedure 579. Schenkingen bij “akte onder levenden” worden voorlopig aanvaard door de penningmeester (art. 36). De definitieve aanvaarding van een schenking gebeurt bij beraadslaging door de kerkraad (art. 37). Deze beslissing van de kerkraad is niet meer onderworpen aan het bijzonder toezicht, maar wordt voortaan alleen gevat onder het algemeen administratief toezicht (zie verder hoofdstuk VII). Dossier 580. Ten einde de kerkfabriek in staat te stellen een gemotiveerde beslissing te nemen omtrent het al dan niet aanvaarden van een schenking, om de toezichthoudende overheid de nodige inlichtingen te kunnen bezorgen, en om de instrumenterende notaris de nodige elementen te kunnen verschaffen bij het opmaken van de notariële akte, moet vooraf een dossier opgemaakt worden. Het dossier omvat: - een door de notaris verstrekte expeditie van de schenkingsakte; - een staat van het onroerend en van het roerend vermogen (belegde kapitalen) van de kerkfabriek. Bij de schenking van een onroerend goed moeten ook nog volgende stukken voorzien worden: - een opmetingsplan en een kadastraal plan van het geschonken perceel alsook een procesverbaal van de officiële schatting; - een origineel uittreksel uit de kadastrale legger; - een hypothecair getuigschrift. Tenslotte eveneens de beraadslaging van de kerkraad waarin verwezen wordt naar de hierboven vermelde elementen en waaruit blijkt dat de aanvaarding van deze schenking een reëel voordeel inhoudt voor de kerkfabriek. C. HANDGIFTEN 581. Een handgift (soms ook genoemd “gift uit de hand” of “gift van hand tot hand”) is een schenking onder levenden van roerende goederen (geld of andere voorwerpen) door eenvoudige overhandiging. De overeenkomst is voltrokken door de overhandiging zelf. Een notariële akte is hierbij niet vereist. Deze giften zijn niet onderworpen aan enige aanvaardingsprocedure. D. LEGATEN Begrip 582. Een legaat is een “schenking bij testament”. Het is een beschikking waarbij iemand zijn goederen geheel of gedeeltelijk aan een ander overdraagt, maar die slechts effect sorteert na het overlijden van de schenker of erflater. Aangezien een legaat slechts van kracht wordt na de dood van de erflater, kan hij zijn beschikkingen vóór zijn dood steeds nog wijzigen. Na zijn dood ligt zijn beschikking uiteraard vast, zij kan niet meer gewijzigd worden. Een voorlopige aanvaarding is hier derhalve niet nodig. Een kerkfabriek kan zowel algemene als bijzondere legataris zijn. Men zal zich bij de betrokken notaris wel goed moeten informeren omtrent de rechten van de kerkfabriek
inzake genot en inbezitneming van de gelegateerde goederen: deze rechten verschillen naargelang de kerkfabriek algemene legataris, legataris onder algemene titel of bijzonder legataris is. Procedure 583. Legaten worden aanvaard door de kerkraad (art. 37). Deze beslissing van de kerkraad valt onder het algemeen administratief toezicht op de kerkfabrieken (zie verder hoofdstuk VII). Daarnaast kunnen belanghebbenden binnen de 30 dagen na de beslissing van de kerkraad bezwaar aantekenen bij de Vlaamse regering. Dossier 584. Het dossier dat de kerkraad samen met de instrumenterende notaris dient op temaken, loopt grotendeels parallel met het hierboven beschreven dossier bij een schenking, aangevuld met volgende nog bijkomende gegevens: - de notaris-vereffenaar moet een verklaring opmaken waaruit blijkt of de erflater, al dan niet buiten de betrokken legaten, ook schikkingen heeft gemaakt ten voordele van andere publieke of private rechtspersonen; - de kerkraad moet in haar besluitvorming vermelden wanneer de erflater is overleden; - indien er speciale lasten aan het legaat zijn verbonden moet zij meedelen hoe deze lasten zullen vervuld worden. E. STICHTINGEN (FUNDATIES) Begrip stichting 585. Een stichting (ook soms fundatie genoemd) is een schenking of een legaat waarbij een onroerend goed (grond of gebouw) en/of een roerend goed (bvb. kunstwerk, geldsom, kasbon) aan de kerkfabriek wordt geschonken met de last de opbrengst ervan voor een bepaalde tijd (of soms eeuwigdurend) geheel of gedeeltelijk aan te wenden voor de aangegeven opdracht. Het geschonken of gelegateerde kapitaal of goed wordt dus niet opgebruikt om de last te volbrengen: alleen de jaarlijkse opbrengst wordt hiertoe geheel of gedeeltelijk aangewend. Deze last omvat doorgaans het laten opdragen van een bepaald aantal missen per jaar, soms ook het onderhoud van een graf of andere concrete opdrachten. Dergelijke stichtingen zijn een concrete vorm of een welbepaald gevolg van een “vrome wilsbeschikking” waaraan de kerk steeds een bijzondere zorg en aandacht heeft besteed. Hier wordt er dan ook wat dieper op ingaan, te meer daar de burgerlijke wetgeving en de meeste handboeken aan dit aspect minder aandacht besteden en de opvolging ervan vooral aan de bisschop overlaten. Stichtingen en vrome wilsbeschikkingen 586. Vrome wilsbeschikkingen in het algemeen, en stichtingen in het bijzonder, vallen onder de regelgeving van zowel de burgerlijke als de kerkelijke overheid. In zover zij deel uitmaken van een schenking of een legaat vallen zij onder Boek III. Titel II van het Burgerlijke Wetboek, en voor kerkfabrieken vooral ook onder de wetgeving en onder het administratief toezicht op de kerkfabrieken, zoals bepaald in het decreet van de Vlaamse regering van 7 mei 2004, art. 36- 38 en 57-58. Op basis van hun inhoud behoren ze ook tot het domein van de kerkelijke wetgeving (Wetboek van canoniek recht, Boek V, Titel IV, can. 1299-1310). Men zal dus i.v.m. stichtingen nauwgezet de burgerlijke wetgeving en de
voorgeschreven burgerlijke procedure in acht nemen. Wanneer dit niet gebeurd is moeten de erfgenamen erop gewezen worden toch zo goed mogelijk de wil van de erflater te eerbiedigen (can. 1299 § 2). Men zou hier kunnen spreken van een morele erflast. Stichtingen en manuele missen 587. Uit de hoger omschreven definitie van een stichting volgt een duidelijk onderscheid tussen “manuele missen” (missen uit de hand) en “missen uit stichtingen”. Bij “manuele missen” wordt een bepaald bedrag betaald met de bedoeling er een bepaald aantal missen voor op te dragen. De som geld wordt dus omgezet in een bepaald aantal missen (of wordt m.a.w. opgebruikt voor missen aan het tarief van de dag). Bij “missen uit stichtingen” wordt het kapitaal, of ander roerend of onroerend goed, niet opgebruikt, maar vastgelegd als grondslag, om met de opbrengst van deze grondslag, (nl. de interest van het kapitaal, of de huur of pacht van een onroerend goed), de vastgelegde jaarlijkse last te dragen. Openbare en niet-openbare stichtingen 588. Vervolgens is er ook nog het onderscheid tussen de “openbare stichtingen” en de “niet-openbare stichtingen” (soms ook gewoon “vrome wilsbeschikking” genoemd). “Openbare stichtingen” zijn ten laste van de kerkfabriek (soms van het OCMW, via de kerkfabriek). “Niet-openbare stichtingen” (of gewone vrome stichtingen) hebben rechtstreeks niets met de kerkfabriek te maken. Het kapitaal (de grondslag van de stichting) berust in het bisdom (of de parochie). Het beheer ervan valt dus ook niet onder het algemeen administratief toezicht op de kerkfabriek. Stichtingen en erfenislasten 589. Er is ook een essentieel onderscheid tussen een “stichting” en een “erfenislast”. Een “stichting” is het resultaat van een beschikking in een schenkingsakte of in een testament, door de notaris uit te voeren ten voordele van een instelling, met een jaarlijks weerkerende last hieraan verbonden. Een “erfenislast” daarentegen is een bepaling in een testament waarbij de erflater na zijn dood de uitvoering vraagt van bepaalde handelingen of diensten, zonder dat het de bedoeling is een bepaalde instelling te begunstigen. Het gaat hierbij om wilsbeschikkingen die alleen het geweten van de erfgenamen of de uitvoerders van het testament verbinden. Procedure bij aanvaarding van een openbare stichting 590. De beslissing tot het aanvaarden van een stichting is een beslissing van de kerkraad. Om een openbare stichting te kunnen aanvaarden is de schriftelijke toestemming van de bisschoppelijke overheid vereist, die o.m. moet nagaan of de rechtspersoon (hier de kerkfabriek) de beschreven last kan dragen (of m.a.w. de inkomsten volstaan voor de aan de stichting verbonden last) (Wetboek voor canoniek recht can. 1304 § 1). De beslissing van de kerkraad tot het aanvaarden van een stichting valt als schenking of als legaat (naar gelang het geval) uiteraard ook onder de burgerlijke wetgeving, en in het bijzonder onder de bepalingen van art. 36-38. De samenstelling van het dossier is ook grotendeels gelijklopend met dit voor andere schenkingen of legaten. Beheer en uitvoering van openbare stichtingen 591. De kerkfabriek moet het kapitaal of de goederen van openbare stichtingen beheren als een goede huisvader: zij moet immers met de opbrengst ook de last
kunnen dragen. Daarom mogen deze goederen in principe ook niet vervreemd worden. Wanneer men om een of andere dwingende reden de grondslag toch moet vervreemden (bvb. wanneer het perceel grond dat de grondslag vormt wordt onteigend), dan moet de opbrengst ervan vastgelegd worden, hetzij in ander onroerend goed, hetzij in erkende waarden. Deze vormen dan de nieuwe grondslag voor die stichting. Dit beheer van de kerkfabriek valt, zoals voor alle andere goederen die zij bezit, onder het algemeen administratief toezicht van de voogdijoverheid. Daarnaast vraagt de kerkelijke wetgeving een heel bijzonder toezicht van de bisschop (can. 1305). Er wordt o.m. bepaald dat alle stichtingen schriftelijk moeten geregistreerd worden en vastgelegd in twee oorkonden (Algemene Tabel) waarvan één exemplaar moet bewaard worden in het archief van het bisdom en een tweede exemplaar in de parochie (hier: bij de kerkfabriek - cfr. can. 1306). De pastoor van zijn kant, waakt over de stipte uitvoering van de lasten. 592. De jaarlijkse inkomsten van de openbare stichtingen (bvb. huishuren, pachten, renten en intresten) worden in de begroting en ook in de rekening ingeboekt bij de gewone inkomsten. De jaarlijkse uitgave voor de uitvoering van de last, bvb. voor de voorziene missen (soms ook voor het onderhoud van het graf), wordt ingeboekt bij de gewone uitgaven. Tarieven van kerkdiensten bij openbare stichtingen 593. De tarieven voor de kerkdiensten die de last vormen van openbare stichtingen worden door de bisschoppen vastgelegd (laatste tariefbepaling: 31 mei 2001 - B.S. 12 juli 2001). In deze tarieven is een groter aandeel voorzien voor de kerkfabrieken omdat men er terecht van uitgaat dat een stichting ten dele moet beschouwd worden als een schenking of een legaat ten voordele van de kerk. Reductie van de stichtingslast 594. De tarieven van de missen, ook deze van de kerkelijke diensten voortvloeiend uit de last van de stichtingen, worden periodiek aangepast aan de (stijgende) levensduurte. Opdat de kerkfabriek de last van haar stichtingen zou kunnen dragen, moet deze last dus ook regelmatig aangepast worden. Hierbij zal men echter niet alleen rekening moeten houden met de gestegen onkosten, maar ook met de normaal gestegen inkomsten van de huishuren, pachten, renten of intresten. Het Wetboek voor canoniek recht (can. 1308, 1309, 1310) schenkt wat dit betreft een vrij grote bevoegdheid aan de diocesane bisschop. Wanneer de inkomsten niet meer volstaan om de vastgestelde last te dragen, bvb. omwille van de verhoging van de tarieven van de eraan verbonden kerkelijke diensten, zal de bisschop deze diensten moeten reduceren. Deze reductie kan op twee manieren gebeuren: door het verminderen van het aantal diensten, ofwel door een matiging in de modaliteiten van deze diensten waardoor de kostprijs verlaagt, bvb. door gezongen missen te vervangen door gelezen missen.