hoofdstuk 7
Kopen
Kopen
143
Inleiding Samen een huis kopen is een belangrijke beslissing en dit niet alleen op financieel gebied. Men denkt beter toch even vooraf na over wat er zal gebeuren met de woning indien het misloopt met de relatie of één van de partners overlijdt. Personen die samen een huis, een appartement of een grond kopen, worden mede-eigenaars. Het statuut van de mede-eigendom wordt geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Tenzij men schriftelijk anders overeenkomt, heeft elke mede-eigenaar een gelijk eigendomsaandeel. Ook de verdeling van de betaling van de kosten die gepaard gaan met de eigendom wordt geregeld in de wet. Iedere mede-eigenaar draagt bij in de nuttige uitgaven tot behoud en tot onderhoud, alsook in de kosten van beheer, de belastingen en de andere lasten betreffende de gemeenschappelijke woning.
Eén van de belangrijkste bekommernissen is dat de langstlevende partner na het overlijden van zijn partner in de woning mag blijven wonen. Er zal in dit hoofdstuk worden nagegaan hoe het zit met de bescherming van de gezinswoning bij een overlijden. Bij gehuwden en wettelijk samenwonende partners bestaat het wettelijk erfrecht met betrekking tot de gezinswoning. Tussen feitelijk samenwonenden bestaat er geen wettelijk erfrecht, zodat zij verplicht zijn om een beroep te doen op andere technieken om de overlevende partner de zekerheid te geven dat hij in de gemeenschappelijke woning kan blijven wonen. Indien feitelijk samenwonende partners elkaar de volle eigendom van de aangekochte woning willen toebedelen, zullen zij vaak een tontinebeding in de aankoopakte inlassen. Het tontinebeding, of zijn variant het beding van aanwas, zorgt ervoor dat de overlevende partner bij het overlijden van zijn partner eigenaar wordt van
Kopen
In tegenstelling tot wat koppels soms denken, is het niet noodzakelijk om te huwen indien men samen een huis wenst te kopen. Er bestaan ook heel wat andere oplossingen.
145
de volledige woning. Men zou ook een beroep kunnen doen op een testament om de langstlevende partner zijn deel in de gezinswoning over te maken. De gezinswoning is zoals al gesteld de woning waar het koppel samenwoont, maar het is niet noodzakelijk dat beiden eigenaar zijn van de woning. Het kan zijn dat één van de partners de woning al bezit en dat de andere partner na een tijd bij hem of haar intrekt. Er zal worden nagegaan welke rechten de partner heeft die geen mede-eigenaar is van de woning. In dit hoofdstuk wordt er eerst bekeken wat de gevolgen zijn wanneer men een woning samen aankoopt of wanneer één van de partners de woning alleen aankoopt. Daarna wordt de techniek van de tontine uitgebreid toegelicht met zijn voor- en nadelen. We bekijken ook het testament als alternatief voor de tontine of het beding van aanwas.
1
De woning wordt of is aangekocht door één van de partners
Het gebeurt vaak dat men gaat samenwonen in de woning waarvan slechts één van de partners eigenaar is. De woning die eigendom was van één partner wordt bijgevolg bewoond door beide partners. Indien men feitelijk samenwoont in een woning waarvan één partner de eigenaar is, kan de enige eigenaar van een woning zijn partner op elk ogenblik aan de deur zetten. De eigenaar kan zijn woning verkopen, wegschenken, verhuren of in pand geven voor de terugbetaling van een hypothecaire lening zonder het akkoord van zijn partner. De feitelijk samenwonende partner heeft dus geen rechten op de woning waarvan hij geen eigenaar is, maar bijgevolg ook geen plichten. Bij wettelijk samenwonenden is dit niet mogelijk, omdat de wettelijk samenwonende op dit vlak dezelfde bescherming geniet als de echtgenoot. Beide gehuwde of wettelijk samenwonende partners hebben inspraak bij de inrichting of de verkoop van de woning, zelfs al is slechts één van beide partners eigenaar. De eigenaar kan de woning niet verkopen, verhuren, wegschenken of in pand geven zonder het akkoord van zijn wettelijk samenwonende partner of echtgenoot. Indien de andere wettelijk samenwonende partner of echtgenoot weigert in te stemmen zonder gewichtige redenen, kan dit gebrek aan instemming vervangen worden door een rechterlijke machtiging. Het nagaan of de instemming zonder een gegronde reden is geweigerd, blijft een feitenkwestie waarvan de beoordeling gebeurt door de rechtbank. De rechtbank zal zich bij haar beslissing laten leiden door de belangen van het gezin.
146
Bij onenigheid tussen de partners kan de vrederechter in het kader van voorlopige en dringende maatregelen de wettelijk samenwonende niet-eigenaar het tijdelijk gebruik verlenen van de woning als hij oordeelt dat de partner-niet-eigenaar er meer baat bij heeft dan de partner-eigenaar. Ook bij gehuwden kan de vrederechter dergelijke maatregelen opleggen. Er kunnen discussies ontstaan indien de ene partner gelden heeft geïnvesteerd in het onroerend goed dat enkel eigendom is van de andere partner door bijvoorbeeld bepaalde verbouwingswerken te betalen. Indien de partner-niet-eigenaar later de geïnvesteerde gelden wil terugvragen, bijvoorbeeld bij het einde van de relatie, moet hij de investering van de gelden bewijzen en aantonen dat hij gerechtigd is terugbetaling te vragen. Om dergelijke discussies te vermijden is het beter om op het moment van de investering duidelijke afspraken te maken, wat bij samenwonenden kan gebeuren in een samenlevingscontract en bij gehuwden in een huwelijkscontract. De waardering van de goederen speelt uiteraard ook een belangrijke rol want een investering van 25 000 euro vandaag is natuurlijk niet gelijk aan 25 000 euro binnen enkele jaren. Ook wanneer men gehuwd is onder het wettelijk stelsel kan men een huwelijkscontract opmaken met duidelijke afspraken rond de investering van een echtgenoot in het onroerend goed van de andere echtgenoot. Anderzijds kan een overeenkomst ook blijken uit een ander geschrift tussen partijen, zoals uitgewisselde e-mails tussen de partners. Een regeling hoeft ook niet voor eeuwig te zijn. Men zou kunnen overeenkomen dat indien de relatie op de klippen loopt na bijvoorbeeld tien jaar, de partner-niet-eigenaar die de investering heeft betaald nog x % van zijn investering terugkrijgt en dat daarna de vergoeding elk jaar met een bepaald percentage afneemt.
Het probleem kan echter opgelost worden door aan zijn partner via de notaris een recht van medeopstal te verlenen. De opstalhouder heeft het recht om op iemand anders grond
Kopen
Indien het gaat om een bouwgrond die eigendom is van één van de partners dan wordt de nieuwbouwwoning die erop gebouwd wordt automatisch ook eigendom van de eigenaar van de bouwgrond. Dit principe duidt men aan met de juridische term ‘natrekking’. Het speelt daarbij geen rol of de andere partner de helft of meer van de nieuwbouw gefinancierd heeft. De partner die geen eigenaar is van de bouwgrond wordt ook geen eigenaar van de woning. De partner-niet-eigenaar zou bij het beëindigen van de relatie eventueel wel een vergoeding kunnen vragen via de rechtbank. Om dit haalbaar voor een rechtbank te brengen zal heel goed moeten worden bijgehouden wie welke kosten heeft betaald. De vergoeding zal ook nooit alle uitgaven van de partner-niet-eigenaar compenseren. De partner-eigenaar heeft de keuze tussen de vergoeding van de waarde van de materialen en het arbeidsloon of de door de werken verkregen meerwaarde.
147
een gebouw op te richten. Indien het dan tot een breuk komt, moet de eigenaar van de grond het recht van opstal van zijn ex-partner beëindigen door deze te vergoeden voor de actuele waarde van wat hij investeerde. Bewijzen hoeveel er precies geïnvesteerd werd, kan echter opnieuw voor problemen zorgen. Een ongehuwd samenwonend koppel waarvan slechts één partner eigenaar is van een perceel bouwgrond kan de helft ervan ook tegen een gunsttarief schenken aan de andere partner om er dan samen op te bouwen. In Vlaanderen geldt er een tijdelijk verlaagd schenkingstarief voor bouwgronden (cf. bijlage 2.1). Bij het overlijden van de partner die eigenaar is van de woning genieten enkel de wettelijk samenwonende en de gehuwde partner het wettelijk erfrecht (cf. hoofdstuk 5, 1.2). Zij erven op basis van het wettelijk erfrecht het vruchtgebruik op de gezinswoning, wat betekent dat zij de woning verder mogen blijven bewonen tot hun overlijden of zelfs verhuren en de huurinkomsten innen. Bij een gehuwde partner is dit bovendien een wettelijk gewaarborgd erfrecht zodat dit niet kan worden tenietgedaan door andere bepalingen in bijvoorbeeld een testament. De wettelijk samenwonende partner geniet niet van dit gewaarborgd erfrecht, zodat zijn partner die de enige eigenaar is van de woning die ze samen bewonen alsnog bij testament de woning in volle eigendom zou kunnen overmaken aan bijvoorbeeld zijn broer of zus. Indien men echter feitelijk samenwoont en de partner die eigenaar is komt te overlijden, zal het huis in handen komen van de erfgenamen van de eigenaar, indien er geen andere afspraken gemaakt werden. De erfgenamen van de eigenaar kunnen de langstlevende partner vragen om de woning te verlaten. Zij moeten een redelijke opzegtermijn respecteren en kunnen voor het gebruik van de woning een vergoeding vragen. Een tontinebeding of een beding van aanwas biedt hier geen oplossing voor de erfenisproblemen, omdat men hiervoor samen eigenaar moet zijn (cf. 3.2). Er bestaan echter een aantal andere oplossingen: a Testament Een eerste mogelijkheid bestaat erin dat de partner-eigenaar bij testament het vruchtgebruik of de volle eigendom overmaakt aan zijn partner. Het risico bestaat dat het testament geen uitwerking zal hebben, namelijk wanneer er reservataire erfgenamen zijn, zoals de kinderen, die hun deel van de koek opeisen. Zij kunnen dan in functie van hun reserve inkorting vragen maar dit enkel in geld. De partner-eigenaar zou in een testament ook kunnen opnemen dat zijn partner tijdelijk in de woning mag blijven wonen, bijvoorbeeld nog zes maanden of een jaar, zodat hij de tijd heeft om uit te kijken naar een andere woning. 148
b
Levenslange huur
De feitelijk samenwonende partner kan er toch voor zorgen dat na zijn overlijden de langstlevende in het huis kan blijven wonen door een levenslang huurcontract af te sluiten ten voordele van de partner-niet-eigenaar, dat van kracht wordt op het ogenblik van het overlijden van de eigenaar en afloopt op het moment van het overlijden van de huurder. De overlevende partner huurt dan van de erfgenamen die volle eigenaar zijn. Eventueel kan men die levenslange huur ook omschrijven in een testament dat ten laste van de erfgenamen wordt gelegd. Dit is een waterdichte oplossing omdat alle opzegmogelijkheden sinds de woninghuurwet uitgesloten zijn. Een levenslange huur is in principe niet opzegbaar door de verhuurder, tenzij er contractueel in de huurovereenkomst iets anders werd overeengekomen. Op die manier heeft men dus de absolute zekerheid dat de langstlevende partner, niettegenstaande hij geen eigenaar is, in het huis kan blijven wonen. De huurder van een levenslange huurovereenkomst kan wel zelf steeds opzeggen mits een vooropzeg van drie maanden. Belangrijk is natuurlijk wel dat men een geldig huurcontract opstelt. De langstlevende partner zal dan wel huurgeld moeten betalen aan de erfgenamen van de overleden partner. Men kan geneigd zijn om in het testament een lage huurprijs te bepalen maar er dient veiligheidshalve beter een normale huurprijs te worden vastgelegd om te vermijden dat een dergelijke levenslange huur aan een spotprijsje zou aanzien worden als een schenking, waarop bijgevolg schenkingsrechten verschuldigd zouden zijn. c Aankoopoptie
Kristof bezit een woning en heeft twee kinderen uit een vorige relatie. Hij leert Isabelle kennen en woont met haar samen in zijn woning. Hij kan haar een optie verlenen om na zijn overlijden de woning aan te kopen. Hij zorgt ervoor dat zijn kinderen een deel van de verkoopprijs ontvangen. Op die manier krijgen zijn twee kinderen uit zijn vorige relatie hun deel, dat minimum gelijk is aan hun reservatair deel, en worden ze niet benadeeld. Het beschikbare gedeelte van zijn nalatenschap kan Kristof via testament overmaken aan Isabelle.
Kopen
Een andere mogelijkheid bestaat erin om aan de partner die geen eigenaar is een optie te verlenen om na zijn overlijden de woning aan te kopen. De langstlevende partner heeft dan het voorkooprecht om tegen een vooraf afgesproken bedrag het huis te kopen vóór elke andere kandidaat-koper. Men moet hier wel rekening houden met de rechten van de reservataire erfgenamen. Indien er bijvoorbeeld kinderen zijn, zorgt men er best voor dat bij de verkoop hun deel wordt uitbetaald. Hun reservatair gedeelte moet uitgekeerd worden en zij zullen bovendien in de akte moeten worden betrokken als verkoper. We geven een voorbeeld:
149
De aankoopoptie kan ook beperkt worden tot het vruchtgebruik van de woning, wat de kostprijs onmiddellijk zal doen dalen. Men zou eventueel de mogelijkheden in b en c kunnen combineren en een testament opmaken waarbij de partner die geen eigenaar is de optie heeft om na zijn overlijden de woning te huren of aan te kopen afhankelijk van zijn persoonlijke en financiële situatie. d
Verkoop en gesplitste aankoop
De partner die eigenaar is, zou zijn huis ook kunnen verkopen en de opbrengst gebruiken om samen met zijn partner een nieuwe woning te kopen waarbij de partner, die enige eigenaar was van de oorspronkelijke woning, de naakte eigendom koopt en de andere partner het vruchtgebruik. Als de naakte eigenaar eerst overlijdt, behoudt de andere partner het vruchtgebruik waardoor de woonzekerheid is gewaarborgd. De naakte eigendom komt terecht bij zijn erfgenamen en zij worden volle eigenaar nadat de partner die het vruchtgebruik bezit, overlijdt. Mocht de vruchtgebruiker eerst komen te overlijden, dooft het vruchtgebruik uit en wordt de naakte eigenaar volle eigenaar. In de praktijk wordt de techniek van de gesplitste aankoop eerder toegepast voor een tweede verblijf en niet voor de gezinswoning. Bij de beëindiging van de relatie wordt de naakte eigenaar immers uit de woning gezet omdat de vruchtgebruiker het bewoonrecht heeft. e
Verkoop en huur
Een andere optie bestaat erin dat de enige eigenaar van de woning het huis verkoopt aan bijvoorbeeld een vriend en hetzelfde huis samen met zijn partner vervolgens huurt van die vriend waarbij men een huurcontract opmaakt op naam van beide partners. Als één van de twee partners overlijdt, kan de langstlevende het huis gewoon verder blijven huren. f
Verkoop van de helft
Nog een andere piste bestaat erin dat de eigenaar de helft van de woning verkoopt aan zijn partner. Indien beide partners dan elk voor de helft eigenaar zijn, kan er een tontinebeding of een beding van aanwas in de verkoopakte opgenomen worden (cf. 3.2).
2
De woning wordt samen aangekocht
Indien de woning samen wordt aangekocht, is er geen onderscheid tussen gehuwden, wettelijk en feitelijk samenwonenden. Beide partners zijn eigenaar, meestal elk voor de helft. Er kan echter ook afgeweken worden van de 50/50-verhouding op basis van de middelen die door elke partner worden geïnvesteerd in de aankoop. Een afwijkende verdeling van het eigendomsrecht kan ook ongeacht de geïnvesteerde middelen en louter op basis van een akkoord daarover. De partners zijn dan voor ongelijke delen mede-eigenaar. 150
Indien men ervoor kiest om toch elk voor de helft eigenaar te zijn, maar beide partners beschikken niet over gelijke middelen om te investeren, kan men dit oplossen door in gelijke delen aan te kopen, elk de helft, waarbij de partner die het grootste deel wenst te investeren via een onderhandse lening de middelen ter beschikking stelt van de andere partner zodat elk de helft kan aankopen en voor de helft eigenaar is. Bij de beëindiging van de relatie kan de ontlenende partner het bedrag terugvorderen van de andere partner. Een voorbeeld kan dit verduidelijken:
Bij een aankoop van een woning van 200 000 euro beschikt Steven over 150 000 euro en Katrien over 50 000 euro. Steven leent dan 50 000 euro aan Katrien zodat zij de helft kan aankopen en ook voor de helft eigenaar wordt van de woning.
Uiteraard gelden alle regels ook indien men samen een bouwgrond aankoopt waarop men later samen gaat bouwen of een ander onroerend goed samen aankoopt, zoals een garage of een winkelpand. Voorafgaandelijk aan de gezamenlijke aankoop zal de notaris de verschillende mogelijkheden bespreken met de kopers.
3
De gezinswoning
3.1
Bescherming van de gezinswoning
3.1.1
Gehuwden
De gehuwde overlevende partner heeft sinds de wet van 14 mei 1981 een wettelijk gewaarborgd erfrecht dat gelijk is aan het vruchtgebruik van de helft van de nalatenschap van de overleden partner. Dit moet bovendien ten minste gelijk zijn aan het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad, zelfs wanneer dat meer dan de helft van de nalatenschap uitmaakt. Bijgevolg zijn gehuwde partners zeker dat de langstlevende echtgenoot in de gezinswoning kan blijven wonen tot zijn overlijden zonder dat de kinderen of andere mede-erfgenamen hem uit de woning kunnen zetten.
Vroeger bestond er geen gewaarborgd erfrecht tussen huwelijkspartners, waardoor in veel huwelijkscontracten die dateren van vóór 1981 nog steeds een verblijvingsbeding is opgenomen, wat in de volksmond ook ‘langst leeft, al heeft’-beding wordt genoemd. Door
Kopen
Een vruchtgebruiker heeft weliswaar een sterke, maar geen onaantastbare positie. De vruchtgebruiker kan alle vruchten en inkomsten opstrijken, maar voor de verkoop van het goed heeft hij de medewerking van de naakte eigenaar nodig.
151
het verblijvingsbeding gaat bij overlijden van de ene huwelijkspartner het volledige gemeenschappelijk vermogen van het koppel, inclusief de gezinswoning, in volle eigendom over naar de langstlevende echtgenoot. Er werd van deze clausule onder meer gebruikgemaakt om de langstlevende echtgenoot de garantie te geven dat hij of zij in de gemeenschappelijke woning kon blijven wonen na het overlijden. Een testament opmaken was niet onmiddellijk een alternatief omdat, indien er kinderen zijn, zij recht hebben op een reservatair deel van de nalatenschap. De vermogensplanning werd dan in het huwelijkscontract ingelast omdat het huwelijksvermogensrecht voorrang heeft op het wettelijk erfrecht. Het erfrecht geldt voor de activa die, na toepassing van wat overeengekomen is in het huwelijkscontract, in de nalatenschap vallen. Het verblijvingsbeding is dankzij het gewaarborgd erfrecht tussen huwelijkspartners sinds 1981 overbodig geworden. Bij een verblijvingsbeding lopen de successierechten bovendien hoog op. De langst levende partner moet in dat geval successierechten betalen op de helft van het gemeenschappelijk vermogen dat aan de overledene toebehoorde en dat nu op grond van het verblijvingsbeding aan hem toekomt. Er is slechts één erfgenaam, waardoor een veel groter deel van de nalatenschap in de hoogste schijf van de successierechten kan belast worden. Bij het latere overlijden van die langstlevende ouder moeten bijvoorbeeld de kinderen opnieuw successierechten betalen op de totaliteit. Dit betekent dat op de helft van het gemeenschappelijk vermogen tweemaal successierechten worden betaald. We kunnen dit aantonen aan de hand van een voorbeeld:
152
Frans (82 jaar) en Maria (81 jaar) zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel en hadden in hun huwelijkscontract het verblijvingsbeding opgenomen. Ze hebben twee kinderen en bezitten een gezinswoning met een waarde van 200 000 euro en roerend vermogen op een gemeenschappelijke spaarrekening van 250 000 euro. Er zijn geen eigen goederen van de twee echtgenoten. Indien Frans komt te overlijden erft Maria volgens het verblijvingsbeding in het huwelijkscontract de helft van het gemeenschappelijk vermogen in volle eigendom, namelijk 125 000 euro roerend vermogen en 100 000 euro onroerend vermogen. Op de vererving van de gezinswoning zijn er geen successierechten verschuldigd. Op de roerende goederen betaalt Maria 8 250 euro aan successierechten. Zij is volle eigenaar van de andere helft van het gemeenschappelijk vermogen. De kinderen erven bij het overlijden van hun vader niets en betalen dus ook geen successierechten. Indien Maria een jaar later overlijdt, erven de kinderen 250 000 euro roerend vermogen en 200 000 euro onroerend vermogen in volle eigendom en hierop betalen ze elk 14 250 euro aan successierechten. Bij de twee overlijdens werden er in totaal 36 750 euro aan successierechten betaald op de volledige nalatenschap.
Indien de ‘langst leeft, al heeft’-clausule niet in het huwelijkscontract opgenomen is, dan zal bij overlijden van Frans de helft van de gemeenschappelijke bezittingen in de nalatenschap vallen, namelijk 125 000 euro roerend vermogen en 100 000 euro onroerend vermogen. Maria erft hiervan het vruchtgebruik en de kinderen de naakte eigendom. Maria is dan vrijgesteld van successierechten op het vruchtgebruik van de gezinswoning maar de kinderen betalen wel successierechten op de naakte eigendom van dit onroerend goed. Op het roerend vermogen betalen de langstlevende echtgenote en de kinderen successierechten, respectievelijk op het vruchtgebruik en de naakte eigendom. In totaal worden er op de nalatenschap van Frans 7 410 euro aan successierechten betaald door Maria en de kinderen. Op het ogenblik dat Maria overlijdt, worden de kinderen in volle eigendom eigenaar van het deel van hun vader in de gemeenschappelijk bezittingen, zonder hierop successierechten te betalen, omdat het vruchtgebruik is uitgedoofd door het overlijden van hun moeder. De kinderen moeten enkel nog successierechten betalen op het deel van hun moeder in het gemeenschappelijk vermogen, namelijk 125 000 euro roerend en 100 000 euro onroerend. Dit bedrag wordt verdeeld onder de twee kinderen waardoor de te betalen successierechten lager zijn. De te betalen successierechten bedragen bij het overlijden van de moeder in totaal 6 450 euro. Bij de twee overlijdens samen werden er in totaal 13 860 euro aan successierechten betaald, wat een besparing oplevert in vergelijking met een huwelijkscontract met verblijvingsbeding van 22 890 euro. Er werd in dit voorbeeld abstractie gemaakt van eventuele kortingen op de te betalen successierechten die van toepassing zijn bij kleine nalatenschappen.
De besparing in successierechten is van belang voor alles wat zich naast de gezinswoning in de nalatenschap bevindt, omdat de gezinswoning bij gehuwden sowieso vrijgesteld is van successierechten (cf. hoofdstuk 5, 3.2). Dankzij een recente wetswijziging hoeft een wijziging in het huwelijkscontract niet langer gehomologeerd te worden door de rechtbank, wat een kostenbesparing en een aanzienlijke tijdswinst oplevert.
Kopen
Om hoge successierechten te vermijden kan men beter het verblijvingsbeding schrappen uit het huwelijkscontract. Men kan dit beding vervangen door een keuzebeding waarbij de langstlevende echtgenoot de keuze heeft uit verschillende mogelijkheden op het ogenblik van het overlijden van zijn huwelijkspartner. De keuzemogelijkheden worden vastgelegd in het huwelijkscontract. Afhankelijk van de gezinssituatie, de financiële omstandigheden en het fiscale kostenplaatje op het ogenblik van het overlijden, kiest de overlevende partner voor de volle eigendom of louter het vruchtgebruik over de roerende en/of onroerende goederen binnen de nalatenschap. De schrapping van het verblijvingsbeding in het huwelijkscontract en de vervanging door een keuzebeding gebeurt bij de notaris en kost ongeveer 300 euro.
153
3.1.2
Wettelijk samenwonenden
Bij wettelijk samenwonende partners bestaat er pas sinds 18 mei 2007 een wettelijk erfrecht waarbij de overlevende wettelijk samenwonende partner het vruchtgebruik erft van de gemeenschappelijke woning en het huisraad, zelfs wanneer de eerst overledene kinderen of ouders nalaat. Ook indien die gezinswoning enkel eigendom was van de overledene, erft de langstlevende wettelijk samenwonende partner het vruchtgebruik over deze woning en de inboedel. Het vruchtgebruik op de gezinswoning en het huisraad is voor de wettelijk samenwonende partner echter geen gewaarborgd erfrecht, waardoor het teniet kan gedaan worden door afwijkende bepalingen in een testament, zonder dat men dat noodzakelijk van elkaar weet. De andere goederen uit de nalatenschap van de overledene gaan volgens het wettelijk erfrecht naar de andere wettelijke erfgenamen, maar met een testament kan men hiervan afwijken. Zonder andersluidend testament, kunnen de kinderen of de andere erfgenamen bij overlijden van één van de partners de langstlevende wettelijke samenwoner niet uit de gezinswoning zetten. Dit resultaat kan ook bekomen worden met een testament voor zover er geen reservataire erfgenamen zijn. Men maakt dan via een testament de volle eigendom van zijn deel in de woning over aan de langstlevende partner. Indien er reservataire erfgenamen zijn die een gewaarborgd erfrecht genieten, zoals kinderen, moet men bij de opmaak van het testament hun reservatair deel in het achterhoofd houden. Indien er buiten de gemeenschappelijke woning nog roerende goederen aanwezig zijn in de nalatenschap, zoals een spaarrekening, is het mogelijk dat er aan de reserves al wordt voldaan met de roerende goederen. Of de reservataire delen werden gerespecteerd zal pas worden nagekeken bij de uitvoering van het testament, omdat men dan zicht heeft op de samenstelling van de totale nalatenschap. Een wettelijke samenwoning kan op eenzijdig initiatief opgezegd worden. Indien een partner een eenzijdige verklaring van beëindiging van de wettelijke samenwoning overhandigt aan de ambtenaar van burgerlijke stand, ontstaat er automatisch een toestand van louter feitelijke samenwoning of helemaal geen samenwoning. Het beperkt wettelijk erfrecht van wettelijk samenwonenden is dan niet meer van toepassing. Het tontinebeding biedt hier de oplossing omdat dit alleen kan verbroken worden na wederzijds akkoord tussen de samenwonende partners. Het tontinebeding blijft dus bestaan, ook na de samenwoning. Het tontinebeding kan eveneens de oplossing bieden wanneer men de volle eigendom van de gezinswoning aan elkaar wil laten vererven. Bij een tontinebeding in volle eigendom gaat het deel van de overleden partner in volle eigendom bij zijn overlijden over naar de langstlevende in plaats van het vruchtgebruik zoals in het wettelijk erfrecht is voorzien.
154
Indien men vóór de invoering van het wettelijk erfrecht bij wettelijk samenwonenden in 2007 reeds een woning heeft aangekocht met een tontinebeding dat beperkt is tot het vruchtgebruik, kan men zich de vraag stellen of dit nog wel nuttig is. De wet organiseert immers automatisch het erfrecht in vruchtgebruik op de gezinswoning. Indien de samenwoningsrelatie heel stabiel is, heeft de clausule burgerrechtelijk nog weinig zin. Het is ook mogelijk dat er reeds een testament bestaat waarin men het vruchtgebruik van de gezinswoning nalaat aan de langstlevende partner terwijl dit nu automatisch door de wet wordt geregeld. Het testament is dan overbodig of kan bijgestuurd worden. In Vlaanderen valt een tontineclausule trouwens fiscaal een stuk duurder uit door de verschuldigde registratierechten, omdat sinds 1 januari 2007 de vererving van de gezinswoning ook bij wettelijk samenwonende partners vrijgesteld is van successierechten (cf. 3.3). Men kan eventueel een keuzebeding toevoegen aan de tontineovereenkomst waarbij de langst levende partner de mogelijkheid heeft om af te zien van het tontinebeding en te opteren voor de uitwerking van het testament.
3.1.3
Feitelijk samenwonenden
Een testament biedt geen sluitende oplossing omdat het herroepbaar is en men rekening moet houden met het gewaarborgd erfrecht van de reservataire erfgenamen. Feitelijk samenwonenden opteren daarom bij de aankoop van een onroerend goed vaak voor de toepassing van de tontine (cf. 3.2). Ook samenwonenden die allebei gescheiden zijn en die hun kinderen buiten de vererving van een met hun nieuwe partner gezamenlijk
Kopen
Als er bij feitelijk samenwonenden op voorhand geen afspraken gemaakt worden met betrekking tot de nalatenschap, is de kans groot dat de langstlevende feitelijk samen wonende partner die samen met zijn partner de woning heeft gekocht, niet in het huis zal kunnen blijven wonen, hoewel het voor een deel zijn eigendom is. Tussen feitelijk samenwonenden bestaat er immers geen wettelijk erfrecht, waardoor zij niet automatisch van elkaar erven. Indien er niets op voorhand werd bepaald, zal de helft van de eigendom van de woning van de eerst overleden partner bijgevolg geërfd worden door zijn wet telijke erfgenamen (kinderen, ouders, broers en zussen ...) volgens de regels van het wettelijk erfrecht. De erfgenamen van de overledene hebben het recht te vragen dat ze door de langstlevende partner worden uitgekocht uit het onroerend goed, dit wil zeggen dat de langstlevende partner het deel van de overleden partner moet kopen van de erfgenamen van de overleden partner, of zelfs dat de woning wordt verkocht. Op die manier riskeert de langstlevende partner de woning te verliezen of heel veel te moeten betalen voor een woning waarvan hij zelf voor een deel eigenaar is. Bovendien kunnen er discussies ontstaan bij de bepaling van de verkoopprijs. De verkoopprijs wordt bepaald in onderlinge overeenstemming of indien dit onmogelijk is door de rechter die daartoe een gerechtsdeskundige zal aanstellen, meestal een beëdigd schatter of landmeter.
155
gekocht onroerend goed willen houden, doen vaak een beroep op de tontine. Ook hier zou men een keuzebeding kunnen toevoegen in de koopovereenkomst van het betrokken goed.
3.2
De tontine en het beding van aanwas
Een tontinecontract is een overeenkomst waarbij twee of meer personen een deel of het geheel van hun bezittingen in een soort gemeenschap brengen. Telkens één van hen overlijdt, komt zijn aandeel in de gemeenschap toe aan de resterende leden, tot er uiteindelijk slechts één overblijft die eigenaar is van het geheel. Een tontine komt erop neer dat bij een gemeenschappelijke aankoop van een onroerend goed in onverdeeldheid, een overeenkomst wordt gesloten dat bij overlijden van de ene partner, de eigendom van zijn deel in het onroerend goed toekomt aan de andere overlevende partner. De eigendom gaat bij overlijden van één van de partijen automatisch over op de andere partij met terugwerkende kracht tot de aankoopdatum. Er wordt dan bijgevolg vanuit gegaan dat de overlevende partner sinds de aankoop volledig eigenaar was en steeds is geweest. Een tontinebeding wordt meestal aangegaan voor elk de helft (50/50) maar ook een andere verdeling, bijvoorbeeld gebaseerd op de inbreng in de aankoop van de woning, is mogelijk. Deze constructie wordt gebruikt om te verhinderen dat de overlevende samenwonende partner uit de gemeenschappelijke woning wordt gezet door de erfgenamen van de overleden partner. Indien men een bouwgrond koopt met tontinebeding kan de tontine later ook toegepast worden op de woning die daarop gebouwd wordt. De tontine wordt opgenomen in de notariële aankoopakte, of zelfs nog beter al in de onderhandse verkoopsovereenkomst. Een tontinebeding dat is opgenomen in de koopakte kan niet ongedaan gemaakt worden door een later testament waar er andere beschikkingen zouden worden opgenomen met betrekking tot die woning. Bij een gezamenlijke aankoop met een tontinebeding verdwijnt bij overlijden van de ene partner het onroerend goed uit zijn nalatenschap. Het grote voordeel van het tontinebeding is dat de regels van de wettelijke reserve hier niet spelen. De langstlevende krijgt de woning niet via erfenis, maar op contractuele basis. Het eigendomsdeel dat via het tontinebeding naar de langstlevende partner gaat, komt niet in aanmerking voor de berekening van het gewaarborgde erfdeel van de reservataire erfgenamen. Indien de eerstoverledene reservataire erfgenamen (bijvoorbeeld ouders en kinderen) heeft, kunnen zij, met betrekking tot dat goed, hun gewaarborgd erfrecht niet inroepen tegen de langstlevende partner. Met een tontinebeding zou men reservataire en andere wettelijke erfgenamen volledig kunnen onterven voor wat betreft het onroerend goed. 156
Bij het overlijden van de partner wordt dankzij het tontinebeding de andere partner geacht altijd volle eigenaar of vruchtgebruiker geweest te zijn van het deel van de woning dat voorheen aan de eerstoverledene toebehoorde. De eigendom die via het tontinebeding wordt verkregen, wordt door de fiscus geacht zich niet in de nalatenschap te bevinden, waardoor er geen successierechten moeten worden betaald. Telkens één van de mede-eigenaars overlijdt, zullen in plaats van successierechten, registratierechten verschuldigd zijn. Op het deel dat de langstlevende partner erbij krijgt door het overlijden van zijn of haar partner moet hij de registratierechten betalen binnen de vier maanden na het overlijden van zijn partner, berekend op de verkoopwaarde van het verkregen deel op het moment van het overlijden en aan hetzelfde percentage dat men destijds bij de aankoop betaalde. Er moeten enkel registratierechten betaald worden op de helft omdat men reeds voor de helft eigenaar is, tenzij er een andere verdeling is overeengekomen. Deze registratierechten bedragen in Vlaanderen 10 % (of 5 % voor een bescheiden
Kopen
De erfgenamen van de overleden partner worden buitenspel gezet en kunnen geen aanspraak meer maken op het onroerend goed of een deel ervan, want ze zijn niet verwant met de langstlevende partner en bijgevolg ook geen wettelijke erfgenamen van die persoon. Dit wordt soms als een brug te ver aangevoeld maar men kan dit oplossen door de tontine te beperken tot het vruchtgebruik. Een tontinebeding in vruchtgebruik is bijvoorbeeld aan te raden wanneer de partner kinderen heeft uit een vorige relatie. Bij een tontine beperkt tot het vruchtgebruik heeft de langstlevende de zekerheid dat hij in het huis kan blijven wonen of de huurgelden kan innen, zonder dat de erfrechten van de overige erfgenamen volledig worden ontnomen. Bij overlijden van de ene partner gaat dan enkel het vruchtgebruik op het deel van de overleden partner naar de langstlevende. De naakte eigendom van het eigendomsdeel van de overleden partner gaat naar zijn erfgenamen. De langstlevende partner kan dankzij de volle eigendom op zijn deel en het vruchtgebruik op het deel van zijn overleden partner tot zijn overlijden in de woning waarvan hij slechts deels volle eigenaar is, blijven wonen, of de woning verhuren en de huurinkomsten ontvangen. Bij het overlijden van de langstlevende partner gaat zijn deel in volle eigendom naar zijn erfgenamen die hierop successierechten betalen en zal het vruchtgebruik terugkeren naar de naakte eigenaars, dit zijn de erfgenamen van de vooroverleden partner die op die manier volle eigenaar worden zonder op dat deel van de woning op dat ogenblik successierechten verschuldigd te zijn. Er werden door de erfgenamen van de vooroverleden partner enkel successierechten betaald op de vererving van de naakte eigendom. Het deel van de eerst overleden partner keert op die manier terug naar zijn familie. Bijgevolg belanden we in een toestand waarbij de erfgenamen van beide partners elk voor de helft eigenaar zijn. Het huis zal dan ook normaalgezien verkocht worden en de verkoopprijs gelijk verdeeld onder de erfgenamen van de ene partner en de erfgenamen van de andere partner.
157
woning wat het geval is indien het kadastrale inkomen kleiner is dan 745 euro; deze grens wordt verhoogd indien men meer dan twee kinderen ten laste heeft). In Wallonië en Brussel bedragen de registratierechten 12,5 % (of 6 % in Wallonië voor een bescheiden woning). We tonen dit aan met een voorbeeld:
Bert en Lies wonen feitelijk samen en kopen samen een woning van 200 000 euro met een tontinebeding beperkt tot het vruchtgebruik. Bij het overlijden van Bert is Lies volle eigenaar van haar deel (100 000 euro) en ontvangt zij dankzij het tontinebeding het vruchtgebruik op het deel van Bert. Indien Lies bij het overlijden van Bert 68 jaar oud is en de woning nog een waarde van 200 000 euro heeft, stemt dit vruchtgebruik overeen met een waarde van 32 000 euro (cf. hoofdstuk 5, 1.2.1). Lies betaalt hierop 10 % registratierechten of 3 200 euro. De wettelijke erfgenamen van Bert erven de naakte eigendom, namelijk 68 000 euro en zij betalen hierop successie rechten. Bij het overlijden van Lies gaat haar deel van de woning waarvan zij volle eigenaar was (100 000 euro) naar haar erfgenamen die hierop successierechten betalen. Het vruchtgebruik op het deel van Bert (32 000 euro) gaat naar zijn erfgenamen die reeds over de naakte eigendom beschikken. Zij worden volle eigenaar door het uitdoven van het vruchtgebruik en zijn bijgevolg hier geen successierechten meer op verschuldigd.
Indien men voorheen reeds samen een onroerend goed heeft aangekocht waarbij men in de aankoopakte geen tontinebeding had opgenomen, kan men de eigendomsakte nog uitbreiden met een beding van aanwas. Deze constructie waarbij de ene partner bij het overlijden van de andere partner eigenaar wordt van het gehele onroerend goed is een variant van de tontine. De termen tontine en beding van aanwas worden dikwijls als synoniemen gebruikt. Hoewel beide clausules hetzelfde gevolg hebben, zijn ze juridischtechnisch niet zonder meer gelijk. In de praktijk lassen de notarissen bijna altijd een beding van aanwas in maar in de volksmond spreekt men nog vaak van tontine. Het belangrijkste verschil ligt in de mogelijkheid om het te beëindigen. Tijdens het leven kan een beding van aanwas opgezegd worden indien dit contractueel voorzien werd en er kunnen in het contract ook modaliteiten vastgelegd worden om het te beëindigen. Een beding van aanwas kan opgezegd worden door één partner. De andere partner kan hier niet tegen in gaan. Indien beide partners samen beslissen het beding van aanwas te beëindigen, gebeurt dit op basis van een overeenkomst en betreft dit geen opzegging. Een beding van aanwas kan tijdens of na de verwerving tussen de mede-eigenaars overeengekomen worden zonder tussenkomst van de verkoper of schenker en werkt niet terug in de tijd. Een tontine kan men zonder het akkoord van alle betrokken partijen, namelijk de partners maar ook de verkoper of de schenker, niet beëindigen.
158
Dit is echter een feitenkwestie, want in de wet zijn er geen criteria opgesomd die vervuld moeten zijn om een herkwalificatie van een tontine als een schenking in te roepen of die een herkwalificatie met zekerheid uitsluiten. In de praktijk is de rechtspraak echter eerder toegeeflijk en werd er bijvoorbeeld reeds een tontine tussen twee personen met een leeftijdsverschil van twintig jaar aanvaard. Hetzelfde probleem zou zich voordoen wanneer één van de partners van dezelfde leeftijd terminaal ziek is op het ogenblik dat er een aankoop gebeurt met een tontinebeding. Indien de fiscus de tontine beschouwt als een verborgen schenking, kunnen er nog reservataire erfgenamen opduiken omdat een schenking wel bij de nalatenschap moet worden gerekend (fictieve massa) waarop de reservataire delen worden berekend. In dat geval kan er sprake zijn van inkorting, waarbij een deel van de schenking in geld moet worden teruggestort aan de reservataire erfgenamen. De inkorting gebeurt tot de waarde van het goed dat overgaat via het tontinebeding, met name dat deel dat de reserve aantast. De inkorting kan echter enkel in geld gebeuren. Bovendien zal de langstlevende partner ook nog de hoge schenkingsrechten verschuldigd zijn op de waarde van het als schenking beschouwde deel. Bij echtgenoten en samenwonenden (wettelijk of meer dan één jaar feitelijk) zal de fiscus eerder geneigd zijn om de tontine niet te herkwalificeren als een schenking omdat de schenkingsrechten dikwijls lager zijn dan de verschuldigde
Kopen
Het tontinebeding of het beding van aanwas is geen testament en geen schenking maar wel wat men in de juridische termen een kanscontract noemt dat beide partners met elkaar hebben afgesloten via een overeenkomst. Het is een kanscontract waarbij de partijen overeenkomen dat het deel van diegene die eerst komt te overlijden bij dat van de overlevende wordt gevoegd en dit met terugwerkende kracht zodat dat deel niet in de nalatenschap valt. Opdat er sprake kan zijn van een geldig tontinebeding tussen samenwonenden moet het gaan om een werkelijk kanscontract onder bezwarende titel. Beide partners moeten eenzelfde kans hebben om via het tontinebeding de eigendom van het pand te verwerven. In de praktijk betekent dit dat er een gelijke levensverwachting tussen de partners moet zijn. Er mag tussen de samenwonenden bijgevolg geen te groot leeftijdsverschil zijn, anders loopt men het risico dat de fiscus het tontinebeding zal beschouwen als een verdoken schenking. De tontine wordt dan misbruikt om hoge schenkingsrechten op een onroerend goed te omzeilen (want bij de tontine betaalt men enkel de registratierechten op het verkregen deel). Een tontinebeding 50/50 tussen bijvoorbeeld een man van 75 jaar en een vrouw van 30 jaar kan voor de fiscus als onaanvaardbaar worden beschouwd omdat de kans op overlijden voor de oudere partner een heel stuk hoger ligt. Op dat ogenblik is er geen sprake meer van een kanscontract omdat de kans dat de man eerder komt te overlijden statistisch veel hoger is. Een dergelijke tontine zou echter wel aanvaardbaar kunnen zijn indien de oudere partner in verhouding veel minder inbrengt dan de jongere partner.
159
registratierechten. Men gaat dus best eerst samen met de notaris na of het om een aanvaardbare tontine gaat, zodat latere discussies kunnen worden vermeden. Het nadeel van een tontinebeding is dat er in principe geen weg meer terug is. Eenmaal een tontinebeding is opgenomen in de aankoopakte, is men aan elkaar levenslang gebonden omdat een aankoop met een tontinebeding niet eenzijdig door een partner kan worden opgezegd. Indien de relatie fout loopt kan dit tot moeilijkheden lijden omdat de ene partner zijn aandeel in het onroerend goed niet kan bekomen zonder het akkoord van de ex-partner. Om een onroerend goed te verkopen is immers altijd de toestemming van beide partners noodzakelijk. Als de partners uit elkaar gaan, blijft de tontine dus in principe overeind, tenzij de gewezen partners het met elkaar eens zijn om het te beëindigen of om het onroerend goed te verkopen en de opbrengst te verdelen. Ook is er in dat geval een akkoord nodig van de verkoper om een wijziging aan te brengen in de oorspronkelijke aankoopakte. Het zal ook niet altijd eenvoudig zijn om na jaren de verkoper terug te vinden. Dit kan worden opgelost door in de overeenkomst een clausule te voorzien waarbij de verkoper onherroepelijk volmacht geeft aan de kopers om wijzigingen aan te brengen zonder zijn tussenkomst. Raken de partners het niet eens en gaat één van hen dwarsliggen, dan kan men niet zomaar de verdeling (uit onverdeeldheid treden) van het onroerend goed vragen. Het levenslang aan elkaar verbonden zijn kan zoals vermeld opgevangen worden door te opteren voor het beding van aanwas in plaats van het tontinebeding. Een beding van aanwas kan worden aangegaan voor een bepaalde termijn (bijvoorbeeld één jaar, twee jaar, drie jaar) waarna de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd tenzij één van de partners zich daartegen verzet. Er kan in zo’n overeenkomst van bepaalde duur ook voorzien worden in een mogelijkheid tot eenzijdige opzegging, al dan niet onderworpen aan bepaalde voorwaarden. Men zou ook kunnen voorzien dat bij de het stopzetten van de samenwoning het beding van aanwas geen uitwerking meer heeft en dat vanaf dat ogenblik beide partijen onverdeelde eigenaars worden. Een tontinebeding is duidelijk geen standaardovereenkomst maar wel een contract op maat, waarbij de partners best vooraf contact opnemen met de notaris om de inhoud te bespreken. Een tontinebeding of een beding van aanwas kan ook worden afgesloten voor roerende goederen, zoals een effectenportefeuille. Bij de overdracht van roerende goederen ten gevolge van een tontine zijn er geen registratierechten verschuldigd. Omdat feitelijk samenwonenden niet automatisch van elkaar erven maken ze vaak gebruik van een testament. Voor hun gezamenlijk spaargeld kunnen samenwonenden echter ook gebruik maken van een tontinebeding of een beding van aanwas in plaats van een testament en op die manier successierechten vermijden. Op de overdracht van roerende goederen zijn evenmin registratierechten verschuldigd. 160
In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit: Stel dat Marieke en Johan feitelijk samenwonen en beide titularis zijn van alle zichtrekeningen, spaarrekeningen en effectenrekeningen met een totaalbedrag van 200 000 euro. Dit spaargeld houden ze aan in onverdeeldheid, waardoor ze elk 50 % eigenaar zijn. Zij kunnen in het kader van hun successieplanning een beding van aanwas gebruiken voor hun spaargeld. Als Johan overlijdt, zal Marieke geen registratierechten noch successierechten moeten betalen op de 100 000 euro (= 200 000 / 2) die zij via het beding van aanwas ontvangt. Stel dat de partners elkaar hadden begunstigd via een testament voor elk zijn onverdeeld deel van het spaargeld, dan zou Marieke 6 000 euro successierechten moeten betalen op de ontvangen 100 000 euro via het testament, in de veronderstelling dat ze al meer dan één jaar feitelijk samenwonen. Bovendien moet men in een testament steeds rekening houden met de reservataire erfgenamen, wat niet het geval is bij tontine. In principe kunnen de reservataire erfgenamen zich niet verzetten tegen een beding van aanwas of tontine. Omwille van het kanselement wordt een tontinebeding of een beding van aanwas als onaantastbaar beschouwd. Mochten de reservataire erfgenamen toch van mening zijn dat ze werden benadeeld, kunnen zij alsnog via de rechtbank het tontinebeding of beding van aanwas trachten te laten herkwalificeren als een schenking. Een beding van aanwas is enkel mogelijk voor eigen goederen en onverdeelde goederen. Het is onmogelijk om dit toe te passen op spaargeld dat tot het gemeenschappelijk vermogen behoort. Het risico op herkwalificatie stelt zich zowel bij gehuwden als bij samenwonenden. Bij gehuwden die gehuwd zijn met gemeenschap van goederen (wettelijk stelsel of algehele gemeenschap) herkwalificeert de fiscus zo goed als steeds het beding van aanwas voor hun roerende goederen als een schenking, waardoor er schenkingsrechten verschuldigd zijn. De gehuwden mogen wel het tegendeel bewijzen.
Kopen
Samenwonenden kunnen een tontinebeding of een beding van aanwas opnemen in een samenlevingscontract. Voor samenwonenden is deze techniek voor roerende goederen bijzonder voordelig omdat men er de te betalen successierechten mee uitspaart. Bovendien hoeft men geen rekening te houden met de reservataire erfgenamen (hoewel het risico op herkwalificatie als een schenking nooit volledig uit te sluiten is).
161
3.3
Tontine of testament?
Bij een tontinebeding en een beding van aanwas met betrekking tot onroerende goederen zijn er steeds registratierechten verschuldigd op het deel dat de overlevende partner erbij krijgt. Door de gelijkschakeling in Vlaanderen op het vlak van de tarieven van successierechten van gehuwden, wettelijk samenwonenden en feitelijk samenwonenden die meer dan één jaar feitelijk samenwonen op hetzelfde adres, zijn de te betalen successierechten dikwijls lager dan de verschuldigde registratierechten, die in principe 10 % bedragen. Daardoor is de tontine zijn fiscale troef kwijtgespeeld en is het bijgevolg in veel gevallen voordeliger om een testament op te maken ten voordele van de langstlevende partner voor wat betreft zijn aandeel in de woning. De langstlevende partner ontvangt dan via testamentaire vererving het aandeel van de overleden partner in de woning. Bij testament kan de volle eigendom of het vruchtgebruik van zijn aandeel in de gemeenschappelijke woning worden doorgegeven. De vererving via testament kan op het gebied van de kostprijs interessanter zijn dan tontine. Maar bij een testament heeft men wel het risico op inkorting en een testament kan gewijzigd worden door de opsteller van het testament. Een voorbeeld: Indien twee partners twee jaar feitelijk samenwonen in Vlaanderen en samen een woning aankopen van 400 000 euro, hebben zij de keuze om een tontinebeding in de aankoopakte op te nemen of een testament ten voordele van elkaar te maken met betrekking tot de gemeenschappelijke woning. Bij een tontinebeding zal indien beide partners elk voor de helft eigenaar zijn en één van de partners komt te overlijden, de helft van de woning overgaan naar de overlevende partner. De overlevende partner wordt dan – indien we veronderstellen dat de waarde van de woning op het ogenblik van het overlijden niet gewijzigd is en er een tontinebeding was afgesproken voor de volle eigendom – eigenaar van de volledige woning en betaalt hiervoor 10 % op 200 000 euro of 20 000 euro. Indien beide partners echter ten voordele van elkaar een testament opmaken voor wat betreft de volle eigendom op hun aandeel in de woning, zal bij overlijden van de ene partner, de overlevende partner bij testament de helft van de woning ontvangen. Op de erfenis van de helft van de woning via testament zijn er successierechten verschuldigd. De verschuldigde successierechten van feitelijk samenwonenden die meer dan één jaar feitelijk samenwonen zijn in Vlaanderen gelijk aan deze van gehuwden of wettelijk samenwonenden. Bijgevolg betaalt de overlevende feitelijk samenwonende partner 3 % op de eerste schijf van 50 000 euro en 9 % op de volgende schijf van 150 000 euro wat een totaal geeft aan successierechten van 15 000 euro op een waarde van 200 000 euro. Het testament is bijgevolg in deze situatie 5 000 euro voordeliger.
162
Gezien de tarieven in successierechten progressief zijn er bij de registratierechten een vlak tarief verschuldigd is van 10 %, gaat het voordeel in kostprijs van een testament ten opzichte van een tontinebeding uiteraard niet onbeperkt op. Uit berekeningen kan afgeleid worden dat in Vlaanderen een testament voordeliger is dan een tontinebeding in volle eigendom tot een bedrag van ongeveer 565 000 euro. Is de waarde van de woning hoger dan dit bedrag, dan is men fiscaal beter af met een tontinebeding. Daarnaast is het ook mogelijk dat het om een bescheiden woning gaat waar er slechts 5 % registratierechten verschuldigd zijn in plaats van 10 %. Indien de feitelijk samenwonende partners reeds meer dan drie jaar onder hetzelfde dak wonen in Vlaanderen en men bevoordeelt zijn partner via testament voor wat betreft zijn aandeel in de gezinswoning, zijn er sinds 1 januari 2007 zelfs geen successierechten meer verschuldigd dankzij de vrijstelling van de gezinswoning (cf. hoofdstuk 5, 3.2). Dat maakt het voordeel van het testament ten opzichte van de registratierechten uiteraard nog veel groter. De voordelen van een tontine zijn dan vooral van burgerrechtelijke aard. Uiteraard kan men er ook voor opteren om onmiddellijk wettelijk te gaan samenwonen en zo de vrijstelling van successierechten op de gezinswoning te genieten.
De opmaak van een testament heeft dus als voordeel dat het op het financieel vlak vaak voordeliger is dan een tontinebeding, omdat er bij een vrijstelling van successierechten niets moet worden betaald. Maar er zijn ook belangrijke nadelen aan verbonden.
Kopen
Men kan eventueel een optiebeding toevoegen aan de tontineovereenkomst waarbij de partner de mogelijkheid heeft om af te zien van het tontinebeding of het beding van aanwas. Dit kan nuttig zijn indien hem bijvoorbeeld het aandeel van de overleden partner in de gezinswoning zou worden toebedeeld via een testament en er geen reservataire erfgenamen zijn die dit kunnen of zullen verhinderen. Na het overlijden van de partner beslist de langstlevende dan bijvoorbeeld binnen een termijn van 5 maanden, afhankelijk van welke termijn contractueel werd voorzien, zelf of hij de optie licht of niet. Men maakt dus samen met het tontinebeding ook een testament op met betrekking tot de gezinswoning. Bij het overlijden kiest de langstlevende partner één van de twee mogelijkheden: bij het tontinebeding betaalt hij in Vlaanderen 10 % registratierechten en bij het testament geniet hij de Vlaamse vrijstelling van successierechten indien het gaat om de gezinswoning en hij wettelijk samenwoonde of meer dan drie jaar feitelijk samenwoonde. Er zal gekozen worden voor het testament indien men de vrijstelling van de successierechten kan genieten. Werd het testament echter herroepen door de overleden partner omdat er bijvoorbeeld relatieproblemen waren en de langstlevende partner erft volgens het wettelijk erfrecht niets of enkel het vruchtgebruik, heeft de overlevende partner nog altijd het tontinebeding om op terug te vallen.
163
Vooreerst is een testament eenzijdig herroepbaar waardoor diegene die een testament heeft opgemaakt nog wijzigingen kan aanbrengen aan zijn testament tot zijn overlijden. Een testament biedt hierdoor nooit een waterdichte oplossing. Er is geen juridische woonzekerheid en de partner zou bijvoorbeeld bij relatieproblemen zijn deel in de woning aan de hand van een wijziging van het testament aan iemand anders kunnen overmaken. Een tontine daarentegen kan slechts gewijzigd worden mits unaniem akkoord van alle betrokkenen. Bovendien moet men bij de opmaak van een testament steeds rekening houden met de reservataire erfgenamen. Het risico bestaat dat een testament geen volledige uitwerking zal hebben door de wettelijke reserve van bepaalde erfgenamen van de overledene. Indien hun reservatair deel niet werd gerespecteerd, kunnen zij via een gerechtelijke procedure voor de rechtbank hun reservatair erfdeel dat werd toebedeeld via een testament aan een derde terugvragen. Een tontinebeding kan niet herroepen worden en biedt bijgevolg een betere rechtsbescherming. De tontine is ook in de meeste gevallen bij feitelijk samenwonenden de enige oplossing om er gegarandeerd voor te zorgen dat de andere partner de samen aangekochte eigendom in volle eigendom zal verwerven of er minstens levenslang vruchtgebruik van zal hebben. Maar in ruil voor de grotere zekerheid van de tontine bestaat dan weer het risico dat men meer aan registratierechten moet betalen dan de verschuldigde successierechten bij een testament. We kunnen besluiten dat een testament tot een bepaald bedrag voordeliger is op financieel vlak maar dat men op burgerrechterlijk vlak sterker staat met een tontinebeding of een beding van aanwas. Gehuwden erven op basis van het wettelijk erfrecht automatisch het vruchtgebruik van de nalatenschap waartoe de gezinswoning behoort en zijn op de waarde van de gezinswoning binnen de totale nalatenschap geen successierechten verschuldigd. De kinderen die de naakte eigendom verwerven op de gezinswoning moeten hierop wel successierechten betalen. Indien men van plan is om te trouwen, is een tontine minder aangewezen en brengt men de woning beter in de huwgemeenschap indien men gehuwd is met een gemeenschappelijk stelsel. Bij koppels die gehuwd zijn met scheiding van goederen is een inbreng van de woning in de gemeenschap niet mogelijk omdat er geen gemeenschap pelijk vermogen is. Zij kunnen ook opteren voor een tontine, maar zoals we al vermeldden is de vererving van de woning vanuit financieel oogpunt veel interessanter dan de tontine. Indien men vóór het huwelijk al een woning heeft gekocht met een tontine, dan laat men die tontine beter verbreken. Indien men opteert voor een beding van aanwas kan men contractueel vastleggen dat dit beding van rechtswege zal eindigen bij een huwelijk tussen de kopers.
164
Ook wettelijk samenwonenden hebben een wettelijk erfrecht waarbij het vruchtgebruik van de gemeenschappelijke woning overgaat naar de langstlevende wettelijk samenwonende partner, zonder dat er hier successierechten op verschuldigd zijn door de langstlevende. De vrijstelling van successierechten op de gezinswoning geldt echter niet voor samenwonende bloedverwanten in rechte lijn. De tontine of het beding van aanwas kan een oplossing bieden als men de volle eigendom aan de langstlevende partner wil overmaken. Dit kan ook bekomen worden aan de hand van een testament. Door de gelijkstelling van gehuwden en bepaalde samenwonenden op het vlak van successierechten en de bijhorende vrijstelling van successierechten op de gezinswoning is de tontine ook voor wettelijk samenwonenden vanuit fiscaal oogpunt minder interessant geworden.
4
Besluit
Kopen
Indien men samen een woning aankoopt, zijn beide partners eigenaar, meestal elk voor de helft. Indien de woning echter wordt aangekocht door slechts één van de twee partners hebben enkel de wettelijke en gehuwde partners rechten op de woning waarvan zij geen eigenaar zijn. Feitelijk samenwonenden doen vaak een beroep op een tontinebeding of een beding van aanwas. In de praktijk wordt bijna altijd een beding van aanwas gebruikt. In het verleden werd een tontine gebruikt bij de aankoop van onroerend goed door ongehuwde samenwoners om zo het wettelijke erfrecht buiten spel te zetten. Door het wegwerken van de discriminaties tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden is de tontine echter minder aantrekkelijk geworden. Gehuwden en wettelijk samenwonenden hebben op het vlak van de gezinswoning een wettelijk erfrecht, dat bij gehuwden zelfs gewaarborgd is en waarvan dus niet kan worden afgeweken. Feitelijk samenwonenden zijn echter nog verplicht om een beroep te doen op andere technieken zoals bijvoorbeeld een tontine of een testament om de volle eigendom of het vruchtgebruik van de gemeenschappelijke woning over te maken bij overlijden aan de langstlevende partner. Indien feitelijk samenwonenden meer dan één jaar in Vlaanderen samenwonen zal de vererving via testament vanuit financieel oogpunt vaak goedkoper zijn dan een tontine dankzij de gelijkschakeling met de successierechten van gehuwden. De tontine of het beding van aanwas biedt dan weer meer zekerheid op burgerrechtelijk vlak. Een keuzebeding kan de oplossing bieden omdat de langstlevende dan over de mogelijkheid beschikt om af te zien van het tontinebeding of het beding van aanwas en te opteren voor de uitwerking van het testament.
165