Hoofdstuk 6 Magazijnadministratie Paragraaf 6.1 1.
Administratie in- en uitgaande goederen a. Noem ten minste vier handelingen die bij de binnenkomst van de order worden verricht en motiveer waarom dit nodig is. b. Noem ten minste vier handelingen die bij de uitgifte van de order worden verricht en motiveer waarom dit nodig is. c. Noem ten minste vier motieven voor het hebben van een deugdelijke magazijnadministratie.
Paragraaf 6.2 2.
Artikelen inkopen (bestellen) a. Wat houdt bestellen in? b. Uit welke vier activiteiten bestaat bestellen?
3.
Het bepalen wat nodig is, hoeveel en wanneer a. Waarom kopen klanten onderdelen en accessoires? b. Wie is de grootste klant van het magazijn? c. Waarom is het kennen van de vraagstructuur belangrijk? d. Wat is een hoog servicebeleid? e. Waarom leidt een te hoog servicebeleid tot rentabiliteitsdaling? f. Waarom leidt een te laag servicebeleid tot rentabiliteitsdaling? g. Is nee-verkopen te voorkomen? h. Zal nee-verkoop altijd een omzetdaling tot gevolg hebben? Verklaar het antwoord. i. Tussendoor-bestellingen moeten geplaatst worden. Waarom?
4.
Het vinden van leveranciers a. Welke artikelen betrekken we van leveranciers? b. Wat is de moeilijkheid bij het vinden van leveranciers? c. Wat zijn mogelijke informatiebronnen voor het vinden van leveranciers?
5.
Het kiezen van leveranciers a. Hoe kunnen we de benodigde informatie over de leveranciers te weten komen? b. Op welke manier komt een magazijnchef aan de juiste prijs? c. Wat is quantumkorting? d. Welke rol spelen opslagkosten in het verhaal van kortingen? e. Hoe groot kan de omzetbonus zijn? f. Op welke manier kunnen we de keuze van de leverancier vergemakkelijken? g. Welke omstandigheden bepalen de hoogte van de wegingsfactor? h. Welke gegevens zijn nodig om de scores van de leveringscondities te kunnen berekenen? i. Hoe komen de gewogen leveringscondities tot stand?
Uitgeverij Streutker
Magazijnadministratie
1
j.
De wegingsfactoren zijn: prijs 0,5; kwaliteit 0,2; levertijd 0,15; service 0,15. De leveringscondities van de leveranciers A en B zijn respectievelijk: • prijs per stuk i20,C en i22,C; • aantal leveranties 20 en 22; • aantal onvolkomenheden in de kwaliteit 5 en 2; • aantal onvolkomenheden in de levertijd 2 en 1. • aantal onvolkomenheden in de service 1 en 2. • de laagst bekende prijs voor dit artikel bedraagt i18,C. Naar welke leverancier gaat op basis van deze gegevens de voorkeur uit?
6.
Het plaatsen en volgen van de bestelling a. Wat zijn imitatie-onderdelen? b. Noteer vier manieren van bestellen. c. Wat is bij autobedrijven de meest gebruikte manier van bestellen? d. Waarom moet een bestelling gevolgd worden?
7.
Kortingen a. Een fabrikant van autoshampoo brengt een van haar producten voor een prijs van i7,95 (inclusief BTW) per flacon op de markt. Bij het op de markt brengen van deze shampoo is met detaillisten, die het product aan de consument verkopen, overeengekomen dat de factor 2 gehanteerd zal worden. • Geef een berekening van de verkoopprijs die de fabrikant noteert. • Geef een berekening van de brutomarge voor de detaillist uitgedrukt in een percentage van zijn inkoopprijs. b. Noteer twee kenmerkende verschillen tussen een hoeveelheidskorting en een omzetbonus. c. Wat wordt er verstaan onder een prestatiebonus? d. Verklaar waarom een korting voor contante betaling, zowel voor de gever als de ontvanger, op rentekosten geboekt zal worden.
8.
Bestelactiviteiten a. Wat zijn reguliere orders? b. Welke functie heeft de bestellijst en het bestelvoorstel? c. Wat zijn back orders? d. Noem een aantal redenen waarom een klant het gekochte artikel mag teruggeven. e. Welke voorkeur geeft, bij het retourneren van goederen, het uitschrijven van een creditnota boven het geven van een tegoedbon? f. Noem twee mogelijkheden waarmee elektronisch bestellen mogelijk is. g. Wat is de voorwaarde om elektronisch te kunnen bestellen? h. Welke functie vervult de streepjescode (barcode) bij het elektronisch bestellen van goederen? i. Wat verstaat men onder order entry? j. Waarom verloopt het proces van inkoop tot en met verkoop in een magazijn volgens een stroomschema? k. Geef een toelichting op figuur 6.1 voor wat betreft: • artikelen wel of niet in voorraad nemen; • kwaliteitsinspectie; • afboeken. l. Noem de activiteiten die onder het onderdelenbeheer vallen.
Uitgeverij Streutker
Magazijnadministratie
2
9.
Bestelmethoden a. Noem de vier bestelmethoden en geef de betekenis van de volgende letters daarvan aan: s, S, Q, B. b. Geef een omschrijving van de volgende uitdrukkingen: • economische voorraad; • technische voorraad; • signaalmoment; • signaalniveau; • aanvullingsniveau; • levertijd; • bestelinterval; • bestelmoment; • veiligheidsvoorraad. c. Plaats de in vraag 9b gegeven uitdrukkingen in een door jou gemaakte grafiek. d. Noem het kenmerk van het BS-systeem en geef aan waar deze bestelmethode in de autobranche voorkomt. e. Doe hetzelfde als in vraag 9d, maar dan voor de BQ-, sS- en de sQ-bestelsystemen.
10. Servicegraad a. Geef de formule van de servicegraad en leg uit hoe deze gelezen moet worden. b. Wat verstaat men onder manco's? c. Welke invloed heeft de veiligheidsvoorraad op de servicegraad? 11. Administratieve ontvangstsystemen a. Noem de vervoersdocumenten die bij de ontvangst van goederen een rol spelen. b. Wat is het doel van de vrachtbrief en motiveer waarom deze uit drie delen bestaat. c. Noem ten minste vier zaken waaruit de bezorgservice kan bestaan en omschrijf wat dat betekent. d. Wat is de functie van een pakbon en welke relatie heeft deze met de bestellijst? e. Waarom moeten artikelen geprijsd worden? f. Wat verstaat men onder netto- en brutoverkoopprijs? g. Onder welke omstandigheden moeten artikelen geprijsd zijn? h. Wanneer hanteert men zogenaamde advies- of catalogusprijzen en mag de ondernemer hiervan afwijken? i. Noteer de mogelijkheden die streepjes- of barcodes bieden. Paragraaf 6.3 12. Voorraadbeleid a. Wat is het doel van het voorraadbeleid? b. Noem een aantal onderwerpen die het voorraadbeleid inhouden. c. Wat verstaat men onder de technische en economische voorraad en wat is het nut om van beide de omvang te weten? d. Waartoe dient de buffer- of veiligheidsvoorraad? e. Wat is de relatie tussen de bestelfrequentie en het bestelinterval? f. Wat zijn manco's voor wat betreft het onderdelenmagazijn? g. Waarom zijn de verzend- en bestelkosten voor het opheffen van manco's doorgaans duurder dan bij reguliere orders? h. Geef de definitie van de omzetsnelheid. Wat is de relatie tussen de omzetsnelheid en de gemiddelde voorraad? i. j. Wat is het nut van het kennen van de omzetsnelheid? k. Welke kosten houden de 3R-kosten in? l. Welke kosten dragen bij tot de ruimtekosten?
Uitgeverij Streutker
Magazijnadministratie
3
m. n. o. p. q. r. s. t.
u. v. w. x.
Welke investeringen bepalen de rentekosten? Noem de drie risicogroepen van het in voorraad houden van goederen. Wat verstaat men onder kwaliteitsrisico en hoe is verlies aan kwaliteit te beperken? Wat verstaat men onder kwantiteits- of hoeveelheidsrisico en hoe kan dit tot een minimum beperkt blijven? Wat verstaat men onder verkoopbaarheidsrisico en hoe is dit tot een minimum te beperken? Waaruit bestaan de kosten ten gevolge van bestellingen? Waarom wil men de gemiddelde voorraad van het magazijn weten? Het in de onderdelenvoorraad geïnvesteerde vermogen bedroeg: - op 1 januari € 800.000,C - op 1 april € 1.200.000,C - op 1 juli € 1.000.000,C - op 1 oktober € 1.000.000,C - op 31 december € 800.000,C Het rentepercentage bedraagt gemiddeld 10%. • Bereken per kwartaal het gemiddelde vermogen dat in de voorraad geïnvesteerd is. • Bereken op jaarbasis het gemiddelde vermogen dat in de voorraad geïnvesteerd is. • Bereken de totale rentekosten. Geef de definitie van de omzetduur. De omzetsnelheid van een bepaald artikel bedraagt 4. Bereken de omzetduur in dagen en in maanden. Wat verstaat men onder vraagstructuur, wat onder aanbodstructuur en welke invloed hebben beide grootheden op het logistiek management? Wat verstaat men onder bescherming en besparing en motiveer welke relatie deze hebben op de rentabiliteit van het magazijn.
13. Voorraadbeheersysteem a. Waarom is de voorraadkaart het kompas van het magazijn? b. Noteer de vaste gegevens die de voorraadkaart bevatten. c. Noteer de variabele gegevens die de voorraadkaart bevatten. d. Hoe wordt de werkelijke voorraad onderdelen ook wel genoemd? e. Welke informatie biedt de voorraadbeweging en wat is het belang hiervan? f. Welke informatie bieden de jaarafzetten en wat is het belang hiervan? g. Welke voorraadsituaties zijn er te signaleren en wat is het doel hiervan? h. Omschrijf de functie van een stellingkaart en welke voordelen hieraan verbonden kunnen zijn. 14. Opslag a. Met welke twee hoofdzaken dienen we rekening te houden bij de opslag van goederen? b. Waardoor wordt een efficiënte opslag van goederen bepaald? c. Geef aan hoe een lokalisatie van goederen functioneert. d. Geef aan hoe de inrichting en routing de efficiency van de opslag beïnvloeden. e. Welke invloed hebben de plaats van de werkplaats- en winkelbalie op de efficiency van de opslag van goederen? Welke risico's kunnen tot kwaliteitsverlies van de opgeslagen goederen leiden? En f. hoe is het kwaliteitsverlies tot een minimum te beperken?
Uitgeverij Streutker
Magazijnadministratie
4
15. Magazijn als distributiecentrum a. Wat houdt een routing in en wat is het doel ervan? b. Noem een aantal aspecten waarmee we rekening dienen te houden bij het inrichten van een onderdelenmagazijn van een personenautobedrijf. c. Noem een aantal interne transportmiddelen die gebruikt worden in het magazijn van een bedrijfsautobedrijf. d. Wat verstaat men onder een `open' magazijn. en wat is het doel ervan? e. Wat is het doel van een `open' magazijn? Neem daarin mee de wacht-, pak- en zoektijden. Paragraaf 6.4 16. Uitgifteprocedure a. De rentabiliteit van het verkopen van goederen is te bevorderen door gebruik te maken van: • de prijs; • het product; • service en garantie; • de verkooptechniek; • de kostenbeheersing; • de uitgifteprocedure. Omschrijf van iedere hierboven genoemde factor (en elementen daarvan) op welke wijze hiermee de rentabiliteit van de verkoop beïnvloed kan worden. b. Uit welke activiteiten bestaat de uitgifteprocedure? c. Via welke mogelijkheden kan de verkoopefficiency van goederen aan de werkplaats bevorderd worden. Motiveer iedere genoemde mogelijkheid. 17. Magazijnuitgiftebon en facturering a. Noem drie soorten van activiteiten die (in)direct tot facturering leiden. b. Wat is de functie van de uitgiftebon? c. Welke omstandigheden bepalen dat de factuur in een later stadium opgemaakt wordt? d. Welke voor- en nadelen heeft dit? e. Hoe verloopt hierbij de procedure? f. Omschrijf hoe een factuur is ingedeeld en waarom dit zo wordt gedaan. Paragraaf 6.5 18. Goederencontrole via documenten a. Op welke aspecten moet de goederencontrole plaatsvinden? b. Welke administratieve systemen kunnen hierop toegepast worden? Motiveer dit. 19. Garantie-aanvraagformulier a. Omschrijf op welke manier garantie via de winkelbalie afgewikkeld wordt. b. Omschrijf op welke manier de kwaliteitsregistratie bij garantie op onderdelen kan plaatsvinden. c. Motiveer waarom we alle tekortkomingen centraal willen registreren.
Uitgeverij Streutker
Magazijnadministratie
5