Hoofdstuk 6 Geschiedenis Zwart-Wit ’28 door Jan Sintemaartensdijk
6.1 Zoeken naar de oorsprong ‘Zwart-Wit, de club met eigen sfeer en pit’. Dat is een regel uit het clublied dat zo’n dertig of veertig jaar geleden geschreven werd. Het was raak geformuleerd.Vooral die eigen sfeer. Die was moeilijk te omschrijven, maar was er ongetwijfeld. En even zeker was die sfeer de motor achter de grote successen op allerlei terrein. Zwart-Wit was anders dan de meeste andere voetbalclubs in de regio. Dat juist de organisatorische kracht, beslist het sterkste punt van de vereniging, uiteindelijk tot de ondergang zou leiden, had niemand ooit kunnen denken. Die gedachte maakt weemoedig en bitter.Vandaar dat het ook goed is om met enige trots nog eens alles wat er is gebeurd op een rijtje te zetten. Toen in 1978 de club een halve eeuw bestond, is er een poging gedaan om de geschiedenis van de club vast te leggen.Tussen de weinige vooroorlogse bezittingen van de club zat een foto uit de twintiger jaren. Ons oudste bezit. Er staan jongens op met keurig geknipte haren in het bekende Zwart-Wit-shirt. Het plaatje maakte me nieuwsgierig. Wie waren die jongens? Wat bezielde hen om een voetbalclub op te richten? Niet alleen een zaterdagclub, maar zelfs een christelijke voetbalvereniging? De jongens op die foto zagen er jong genoeg uit om na 50 jaar een aantal van hen nog terug te kunnen vinden. Het bleek een geluk dat we in 1978 zijn gaan zoeken. Het was op het nippertje.Want juist uit de beginperiode was er niets op papier bewaard gebleven. Het oudste boek met notulen van bestuursvergaderingen begon ergens in 1934, zes jaar te laat voor een geschiedschrijver. Maar achterin het boek lag een los velletje papier met daarop in zes zinnen een verslag van een bestuursvergadering op 17 maart 1933. De laatste regels boden voldoende houvast voor het onderzoek. Daarin stonden de namen van zes bestuursleden. Bij navraag bleken er inmiddels vier van hen overleden te zijn, maar uiteindelijk vonden we de andere twee.Via hen kwamen we op het spoor van nog een aantal mensen die het prille begin hadden meegemaakt. Hun verhalen leverden een beeld op van het ontstaan van de R.C.V.V. Zwart-Wit ’28. Het meest verrassende in hun relaas was dat ze in het oprichtingsjaar 1928 al minstens een paar jaar lid waren van Zwart-Wit. Uit hun verhaal kwam naar voren hoe dat mogelijk was. Hun geschiedenis vormt het begin van de historie van het jongensclubje dat uitgroeide tot landskampioen bij de amateurs.
Zwart-Wit omstreeks 1928 Boven v.l.n.r: Gerrit van der Sluys, Jan Hoogerwerf, Wim Baten, Hans Stuy, Henk Hoogerwerf, Maarten Groenenboom, Nico Lagendijk Midden:Arnold Koppelaar, Jaap de Waard, Izak Groenewegen Onder: Henk van Oorschot, Wim van den Heuvel, Pauw Koppelaar
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 33
6.2 De eerste jaren (periode 1928-1945) Is sport een verantwoorde bezigheid? ‘Op de rechter Maasoever wonen de Rotterdammers, aan de overkant wonen alleen maar boeren’. Zo werd het in de vooroorlogse jaren vaak gesteld. Dat was natuurlijk sterk overtrokken. Met name Feyenoord, Hillesluis en de Afrikaanderbuurt waren typisch wijken van een grote stad. En juist in de twintiger jaren was Zuid zich sterk aan het uitbreiden. Bloemhof en Vreewijk ontstonden en tot aan de Dordtsestraatweg werd er stevig gebouwd. Daar hield plotseling Rotterdam op. Ineens stond je er temidden van bouw- en weilanden. Er waren geen straten meer, maar dijken met boerderijen en huisjes. Een totaal andere wereld. Dat sloeg niet alleen op het landschap. Het betrof ook de mensen die er woonden. Het waren merendeels wat we nu behoudende mensen zouden noemen. Trouwe kerkgangers, voor het merendeel Hervormd, die zondags twee maal met het hele gezin naar de ‘Nieuwe Kerk’ togen.Te voet uiteraard, omdat zelfs fietsen op de rustdag niet door iedereen aanvaardbaar werd geacht. Sport kwam in de gedachten van de ouderen onder hen niet voor.‘Sport is doelloos en wereldgelijkvormig’ werd in de kerken vaak gesteld. Daar sloot de meerderheid zich bij aan. Dat juist in deze buurt zich het terrein van Feyenoord bevond, met meestal duizenden toeschouwers, deed aan die mening weinig afbreuk. Juist dat zondagse spektakel maakte de afstand die men voelde met voetbal alleen maar groter. De houding van de ouders was natuurlijk van invloed op hun kinderen. Op zondag stiekem naar Feyenoord deed slechts een enkeling. Maar voetbal was bij de jeugd niet alleen volledig geaccepteerd, het was een passie. Met andere vormen van ontspanning waren ze niet bepaald verwend, zeker niet in georganiseerde vorm. Een hoogtepunt vormden op zaterdag de ‘conversatie-avonden’ in de kerk, waar men kon sjoelen, dammen of dominospelen. Die avonden vormden een onderdeel van het werk van de C.J.M.V.Timotheus. Die vereniging noemen we hier niet zomaar. Het was het trefpunt van de kerkelijke jeugd, die ook bijeenkwam op de jongensclub van de zondag en als ze wat ouder werden op de jongelingsvereniging. Ze luisterden er naar bijbelverhalen en leerden er zelf een onderwerp behandelen en ook het maken van notulen van de bijeenkomsten. Omdat het meest jongens betrof van wie de schoolopleiding maar kort had geduurd, mag men er rustig van uitgaan dat veel van de organisatorische kracht van Zwart-Wit in de beginperiode te danken is aan wat ze op die CJMV hadden geleerd. In hun vrije tijd kwamen de jongens van die vereniging bij elkaar om te voetballen. Eerst speelden ze wat onder elkaar in een boomgaard. Door de laaghangende takken was dat niet zo’n succes, ook al was de vreugde er niet minder om. Het werd een stuk beter toen ze van boer Vaandrager een stuk weiland aan de Korperweg mochten egaliseren. Het was een heel karwei, maar als ze de koeien er hadden afgejaagd, waren ze wat trots op hun veld, ondanks het steeds weer moeten opruimen van de koeienstront. Ze konden nu ook wedstrijdjes spelen tegen andere CJMV’s of tegen buurtclubjes uit de omgeving.
Spelmoment uit de wedstrijd Zwart-Wit – V.V.O. op 2e pinksterdag 1929, gespeeld op het terrein van de Ernst Sillemhoeve te Lage Vuursche
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 34
Na enig speurwerk vonden we een van de mensen die in 1933 als bestuurslid werden genoemd. Piet Groeneweg ontving ons graag in Prinsenbeek en vertelde over die beginjaren. We waren allemaal jongens van een jaar of 14. Behalve Izak Groenewegen. Die was een paar jaar ouder. Een geboren aanvoerder was dat. Hij had een natuurlijk overwicht op de rest. En verder waren er natuurlijkWim van den Heuvel,Wim Baten, Wim Hoogerwerf, Henk van Oorschot, Pleun Nuis,Toob Monster en Hans Stuy. Ik begrijp ook wel waarom Zwart-Wit al een paar jaar bestond voor de officiële oprichtingsdatum van 1 mei 1928. Die dag is gekozen omdat we ons toen hebben aangesloten bij de ChristelijkeVoetbalbond.Toen werd alles veel officiëler.We kregen daarna ook wel mensen van buiten de CJMV die mee wilden doen. Daar waren we blij mee, want we werkten allemaal nog op zaterdag en het was een hele toer om een elftal compleet te krijgen. Ergens in Vreewijk troffen we Jaap de Waard aan, ook een lid uit die tijd: Hij wist nog: Het was in die dagen niet gemakkelijk om op zaterdag te voetballen. Je kon vanuit je werk amper op tijd komen. Ik werkte tot ’s middags twee uur. Naar huis kon je dan niet meer. Ik waste me in deWaalhaven met een puts en ging dan in mijn werkgoed op de fiets naar het veld.Toen we eenmaal in de competitie speelden betekende dat naar Pernis,Vlaardingen of zelfs naar Maassluis. Sommige jongens hadden niet eens een fiets en moesten bij een ander achterop.Aan het stuur hingen je voetbalschoenen.Voor zover je die had. Ik heb nog een poosje op een rechter voetbalschoen en een linker gewone schoen gespeeld. Meestal had je je shirt al aan omdat er op het veld toch geen kleedlokaal was. Na afloop waste je je benen in de sloot.Alles was behelpen. Een trainer hadden we niet. Het voetbal was hard, maar ach, je keek niet op een stootje. Scheidsrechters waren er nauwelijks. Dan moest er iemand uit het publiek fluiten. Er is zelfs een scheidsrechter geweest die we achterna hebben gezeten. Die moest over sloten springen om veilig weg te komen.
Een zelfstandige voetbalclub In de loop van de jaren dertig werden allerlei omstandigheden langzamerhand beter. Het jongensclubje van 1928 begon geleidelijk volwassener te worden. Vanaf 1934 werden de bestuursvergaderingen genotuleerd. Dat vergaderen deed men aan de Lange Hilleweg in het zaaltje van de nieuwgevormde CJMV Zacheüs, waarvan Zwart-Wit nog altijd een onderafdeling was. Elk lid van de voetbalclub moest minstens begunstiger van de CJMV zijn. Met name voorzitter Izak Groenewegen voelde die band heel sterk.Toen hij benoemd werd tot tweede voorzitter van de CJMV beschouwde hij dit als veel belangrijker en legde zijn functie als eerste voorzitter van de voetbalafdeling neer.Wim van den Heuvel volgde hem daar op. Pas toen in maart 1935 de CJMV werd opgeheven, kon men helemaal zelfstandig gaan handelen.Wim van den Heuvel was er beducht voor dat hiermee het christelijk karakter van de vereniging in gevaar zou kunnen komen en stelde voor alle vergaderingen met gebed te openen. Een traditie die heel lang in stand is gebleven. In de jaren daarna wisselden Izak en Wim elkaar een paar maal als voorzitter af. Beide grote mannen van het eerste uur zouden later tot ere-voorzitter van Zwart-Wit benoemd worden.Wim van den Heuvel bleef actief tot in de zeventiger jaren en was lange tijd leider van het eerste elftal. Izak bleef na zijn afscheid de verrichtingen volgen.Tot in zijn laatste levensjaren zagen we hem, lichamelijk en geestelijk gebroken, soms op De Vaan. Zelfs nog enkele uren voor zijn dood. Toernooi in Dordrecht rond 1932: Boven: v.l.n.r Teun Verbeek, Jaap de Waard met echtgenote, Rikus Westerveld met verloofde, Wim van den Heuvel, de (latere) dames Groeneweg en Van den Heuvel. Onder:Toob Monster,Toon de Korte,Wim van Oorschot,Wim van de Merwe, Pleun Nuis, Jan Molendijk, Piet Groeneweg
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 35
Uit de bestuursverslagen vanaf 1934 tijd merken we hoe klein de vereniging in die tijd was.Vrijwel alle bestuursleden speelden zelf nog en de opstelling der beide elftallen slokte een groot deel van de tijd op de bestuursvergaderingen op. De omstandigheden verbeterden zich in de eerste tien jaren nauwelijks. Het bestuur zocht naar oplossingen voor het reizen naar de uitwedstrijden. Er is een poosje gereisd achterop de kip-auto van de vader van Hans Stuy. Vanaf 1934 werd voor verre uitwedstrijden een bus gehuurd. Maar voorlopig reikte het financiële vermogen van de kleine vereniging in het algemeen niet verder dan het reizen per fiets. De nog altijd primitieve omstandigheden werden verwoord door Ben Oorebeek: In de smederij van mijn vader stond een transportfiets, zo’n doortrapper met een houten kist voorop. Die leende ik om naar het voetballen te gaan. Soms met nog iemand achterop. De velden verschilden enorm van die van nu.Vaak waren er geen kleedhokken.Wij zelf speelden inmiddels aan de Kromme Zandweg, vlak bij de plek waar nu ons hoofdveld is. Daar waren wel schuurtjes om je te verkleden, maar je kon je er niet wassen. Bij de meeste clubs kreeg je een teiltje om water mee uit de sloot te scheppen. Ook de uitrusting was primitief. Ik heb nooit nieuwe voetbalschoenen gehad. Je tweedehandse lapte je tot het uiterste op. Met een metalen buisje sloeg je ronde stukjes uit een lapje leer. Dan legde je er drie op elkaar, sloeg er een spijker door en je had een dop onder je schoen. Soms staken de spijkers er nog uit. Zo scheurde een tegenstander me eens mijn broek van onder tot boven open en moest ik in mijn blote achterste van het veld. Het voetbal stond niet bepaald op een hoog peil in die dagen. Maar fel was het zeker, vooral als er tegen clubs gespeeld werd die je goed kende. Feitelijk was Zwart-Wit in de dertiger jaren te klein om met twee elftallen aan de competitie deel te nemen. Op een gegeven moment lukte het met grote moeite maar net om aan de bond 22 namen op te geven.Toen het eerste elftal dan ook het verzoek indiende om bij elke wedstrijd een reserve mee te nemen, gooide aanvoerder Karsbergen van het tweede elftal er het bijltje bij neer. Zijn ploeg moest toch al wekelijks met 8 of 9 man aantreden en hij moest er niet aan denken dat ze dan ook nog iemand aan het eerste moesten afstaan. De situatie was al erg genoeg. Overigens werd van dit elftal beweerd dat ze alleen maar wonnen als ze onvolledig waren en dat ze met elf man steevast verloren.
Tijd van armoe Toen ons land in de vooroorlogse crisisjaren terecht kwam, werden de zaken er niet beter op. Ondanks het besluit om aan werklozen vijf cent per week korting op de contributie te geven, was voetballen voor sommigen gewoon te duur. Bij het werklozenvoetbal was voldoende gelegenheid om de vele vrije tijd goedkoop zinvol te maken.Verder was er ook in die tijd reeds niets nieuws onder de zon. Er waren ook toen al clubs die spelers bij andere verenigingen weg wisten te halen. Zo kon de werkloze Ben Oorebeek een baantje krijgen bij machinefabriek Braat, mits hij in het bedrijfselftal MFB kwam spelen. Het aantal leden van Zwart-Wit liep zo terug, dat het bestaan van de club in gevaar kwam. In 1937 telde de club nog 17 leden.Toch had men ingeschreven met twee elftallen. Op de een of ander manier lukte dat nog ook. Maar nog weinigen geloofden in het voortbestaan van de club. Men haalde de ervaren Izak Groenewegen voor een jaar terug als voorzitter. Dat loste niet alles op. Het werd proberen het hoofd boven water te houden tot er betere tijden aan zouden breken. De verslagen van de bestuursvergaderingen van die dagen laten zien dat er weinig schokkende dingen gebeurden. Er werd besloten het veld ook op woensdagavonden te huren om te kunnen trainen; indoortraining in de winter werd afgewezen vanwege de kosten ad ƒ 2,50 per avond; Oorebeek kreeg drie wedstrijden schorsing omdat hij weigerde vanuit het tweede maar het eerste elftal te worden overgeplaatst; de contributie ging omhoog van 20 naar 22 cent per week. Er was ook nog een positief bericht: De club had eindelijk eigen bezittingen: twee doelnetten.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 36
In Oud-Beyerland klaar voor de thuisreis na een 1-4 overwinning op S.H.O. (omstreeks 1936) Staande v.l.n.r.: Piet Groeneweg, Leen Meyer,Wim van den Heuvel, Jan Hoogerwerf, Jilles Verschoor, Pleun Nuis, Gerrit Nederhof, Jan Molendijk (met schuin ervoor zijn zoon),Wout Maaskant, Ferry Post, en de chauffeur van de bus. Gehurkt:Anton de Korte en Wim van Oorschot Pas in 1938 leken er andere tijden aan te breken. Izak Groenewegen kwam met het verzoek om 15 jongens uit zijn jongensclub in te schrijven als juniorlid van Zwart-Wit. Het bestuur aarzelde. Kon men wel een juniorleider vinden, want Izak zelf kon maar eens in de vier weken komen.Toen penningmeester Wim Hoogerwerf zich beschikbaar stelde was in elk geval dat probleem opgelost. Maar hoe moest dat financieel? Die jongens moesten toch minstens 8 cent contributie gaan betalen. En shirts? Het was duidelijk dat ze lang niet allemaal geld hadden om die aan te schaffen. Uiteindelijk wordt besloten om in dat geval een halve gulden renteloos voorschot te geven. Zo kreeg Zwart-Wit bij de aanvang van het seizoen 1938/39 een juniorafdeling. Het zou uiteindelijk een bron blijken waar waardevolle leden uit konden worden geput. Het groepje jochies werd aangevoerd door Leen Klink, de eeuwig bemodderde keeper. Onder hen bevonden zich jongens als Cor Vaandrager, Wytze Husselman, Ad van Diggelen en zijn halfbroer Bertus Hak. Het was duidelijk dat het jaar 1937 een triest dieptepunt vormde in de geschiedenis van de club. Het bestuur vergaderde in het hele jaar slechts twee keer. Maar vanaf 1938 kwam er een eind aan de achteruitgang. Dat was opmerkelijk want bij de mobilisatie van 1939 kwamen veel clubs in de problemen. Er waren veel clubs die niet genoeg leden overhielden om verder te gaan. Zo werden in dat jaar van de Condors, een club met meest gereformeerde leden, maar liefst 15 jongens opgeroepen om het vaderland te gaan verdedigen. Een aantal van de overgebleven leden meldde zich bij Zwart-Wit, onder hen Henny Troost, Marius van der Ent, Piet Vink, Gerrit van Meurs en bestuurslid Gerrit Vink. Ook Arie van der Wel zat daarbij. Hij vertelde: De meeste jongens van Zwart-Wit kende je al van de Dreef. Daar trokken ’s zaterdagsavonds de jongelui heen. Hele drommen liepen daar heen en weer, vanaf het Witte Paard tot bij het badhuis aan de Dreef of tot aan het Politiebureau op de Groene Hilledijk.Verder niet, want de rest van die straat en de Beyerlandselaan was voor een heel ander soort jeugd.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 37
Tijd van oorlog Door de Duitse inval in mei 1940 kwam het voetballen een poos helemaal stil te liggen. Maar langzamerhand keerden de krijgsgevangenen terug naar huis en begon men weer aan spelen te denken. Onder druk van de Duitsers moest CNVB zich aansluiten bij de KNVB.Verplicht, maar na de bevrijding bleef die situatie vrijwillig gehandhaafd. Zwart-Wit werd ingedeeld in de tweede klasse van de afdeling Rotterdam van de KNVB. In de eerste twee jaren van de bezetting viel alles nog enigszins mee. Maar langzamerhand werd het steeds moeilijker om wedstrijden te spelen. Arie van der Wel maakte het mee: De tijd werd steeds beroerder. De competitie was een farce. Steeds meer jongens moesten naar Duitsland of doken onder. Zelf werd ik in 1942 al aangewezen om te werken in Duitsland. Daar had ik weinig zin in en ik dook onder, ergens in een uienschuur.Als je dan toch nog stiekem ging voetballen, stonken de andere jongens de keet haast uit.
Het eerste elftal op de Bondsdag 1941 (bij V.V.O. – Rotterdam) Boven: Leen Hoogstad,Wim van den Heuvel, Bertus Hak, Pleun Nuis, Cor van Oorschot. Gehurkt:Wim Huizer Beneden:Toon de Korte, Cor van Oosten,Ad van Diggelen, Jochen van der Plas, Klaas de Vries
Toch behaalde Zwart-Wit uitgerekend in die moeilijke dagen het eerste succes. In 1942 eindigde de club op een gedeelde eerste plaats, samen met Vlaardingen. Er moest een beslissingswedstrijd gespeeld worden op Vreelust. Al voor de wedstrijd was bekend dat Vlaardingen niet zou komen en werden er al bloemen gekocht. Na de voorgeschreven wachttijd was promotie naar de eerste klas van de afdeling een feit en werd die gelijk gevierd in een café op het Marconiplein. In de loop van 1943 begon de situatie snel te verslechteren. Er kwamen steeds minder speelvelden ter beschikking.Vlak voor de oorlog was Zwart-Wit verhuisd naar een veld aan de Schulpweg. Dat werd tot verboden terrein verklaard in verband met een Duitse marinebasis aan de Waalhaven. Op de velden aan de Kromme Zandweg werd een Duitse luchtafweereenheid gevestigd, compleet met zoeklichten en bunkers. Bovendien durfden de meeste jongens de deur niet meer uit vanwege de voortdurende razzia’s. Zelfs het ophalen van de contributie stagneerde. Die werd bij ieder lid wekelijks thuis opgehaald. Een hele klus maar het kon niet anders. De club had geen enkel centraal punt, betalen moest echt wekelijks om te voorkomen dat het bedrag te hoog zou oplopen en een girorekening hadden noch de leden noch de club. Cornelis van Oorschot was in die periode de man die daarvoor zorgde: Een moeilijke klus. Alle huizen waren verplicht verduisterd en de straatverlichting brandde niet. Het was werkelijk aardedonker, waardoor ik vaak met een zaklamp moest zoeken waar de deuren waren. Soms moest je een hele tijd in een portiek blijven staan omdat er luchtalarm was. In september 1943 speelde Zwart-Wit voorlopig voor het laatst, in een nederlaagserie die nooit werd afgemaakt. Daarna viel de club snel uiteen. Alle jongens hebben vervolgens hun eigen verhaal. Arie van der Wel kwam voor de ‘Arbeitseinsatz’ in Frankrijk terecht, samen met Piet Vink en Henny Troost. Jan van der Leer werd bij zijn huis opge-
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 38
pakt en op transport naar Duitsland gesteld. De straat waarin Ad van Diggelen en Bertus Hak woonden werd door Duitsers afgezet, waarna ze zich wel moesten melden in verband met onbetrouwbare buren.Wiets Husselman dook in Friesland onder, werd gepakt en in het concentratiekamp Amersfoort opgesloten. Zo zou elke Zwart-Witter zijn eigen verhaal kunnen vertellen. Aan voetballen werd niet meer gedacht. Gedurende de vijf jaren oorlog vergaderde het bestuur slechts één keer. Op 13 augustus 1942 werd besloten:‘Daar vele leden in het buitenland werkzaam zijn, wordt besloten om met één elftal aan de competitie te gaan deelnemen.’ Het zou meer dan drie jaar duren voor men weer bijeenkwam.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 39
6.3 Op weg naar volwassenheid (periode 1945-1958) Tijd van wederopbouw Nadat in mei 1945 de bevrijding Nederland wekenlang in een feestroes deed verkeren, werd het tijd de balans op te maken. Die viel in alle opzichten tegen. Nog heel lang zou er een tekort blijven aan voedsel en kleding, nog enkele jaren bleef er distributie en nog maandenlang waren er weggevoerde mannen niet thuis.Voetbalvelden waren veelal onbruikbaar, het verenigingsverband was stuk. Het was een tijd waarin men mannen nodig had die dingen konden ‘regelen’, vaak buiten de normale paden om. Zo’n man was Anton de Korte. Nog tot diep in de hongerwinter beschikte Toon over vlees en over zijn bij alle Zwart-Witters bekende koeken. Als zijn kast leeg was, betekende het dat er ook werkelijk nergens meer iets was. Hij was precies de man om in die moeilijke dagen Zwart-Wit weer een nieuwe start te laten maken, weer vanaf nul te laten beginnen: Ik ging na de bevrijding iedereen opzoeken om te kijken of ze al terug waren. Henny Troost, Dick van der Hoeven en Piet Vink vond ik in café Trianon. Ze zeiden dat ze werk hadden, dus heb ik ze maar gelijk aangekondigd dat ik over de laatste oorlogsjaren nog contributie van ze te goed had. Zo sleepte hij alle teruggekeerde Duitsland-gangers terug naar de club. Op 17 september 1945 kwamen de resterende leden van het bestuur bij elkaar in het huis van Wim van den Heuvel en een week later was er een ledenvergadering. Enthousiast werd er begonnen met de opbouw van het nieuwe Zwart-Wit. Naast het tekort aan velden leek het kledingprobleem nog het moeilijkst te zijn in deze tijd van textielschaarste. Er speelden zelfs elftallen in een geheel wit shirt omdat iedereen wel iets had dat daarop leek. Maar keer op keer wist Toon wel een oplossing. Buiten de distributie om kon hij altijd wel een paar shirtjes of voetbalschoenen bemachtigen.Toon begon juniorleden te werven en had er binnen een maand 26 bij elkaar zonder dat iemand wist waar ze moesten spelen of hoe ze aan sportkleding moesten komen.Toon wilde ook een clubblad. In februari 1946 vond het bestuur zoiets financieel niet haalbaar, maar een paar maanden later verscheen er een proefnummer onder redactie van A. de Korte, F.Vos en J. van Oosten. De kosten bedroegen een kwartje per nummer, gratis thuisbezorgd. Toen de boel eenmaal draaide, stopte Toon en ging wat anders doen.
1946: Kampioen 1e klas Afdeling Rotterdam. Staande v.l.n.r.: Piet van Bokkum, Jan van Bokkum, Wim Huizer, Ad van Diggelen, Pleun Nuis,Wim van den Heuvel, Bertus Hak, reserve Jan Mes. Geknield: Lans Duijst, Gerrit van Meurs, Leen Hoogstad,Toon de Korte
Ander werk, met alle energie en drift die Toon rijk was. Hij overwon moeilijkheden en creëerde ze. Doordouwer Toon bouwde op en was het meestal zat zodra het af was of kreeg ruzie met de mensen die het moesten uitvoeren. Hij deed alles wat zijns inziens in het belang was van de vereniging.Tot aan het volledig aan zijn laars lappen van de keuze van de elftalcommissie toe. Als wedstrijdsecretaris verzorgde hij de aanschrijvingen voor de wedstrijden.Toen hij daarin de opstellingen naar eigen inzicht wijzigde, was de boot aan. Toon gooide het secretariaat erbij neer en bedankte zelfs als lid. Een week later was hij secretaris van de Bondsdagcommissie, juniorleider en had hij ook nog de algehele leiding van de juniorafdeling. Met vallen en opstaan werd een weg naar een volwassen vereniging gezocht.Apentrots was men toen Zwart-Wit in 1948 de Bondsdag van het VCV met 76 deelnemende elftallen op Varkenoord mocht organiseren en alles vlekkeloos verliep. Een hoogtepunt was het toen het twintigjarig bestaan van de club gevierd kon worden met een heuse
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 40
buitenlandse reis. Met drie bussen ging men naar Antwerpen. Het was een hele onderneming. Iedereen had al tevoren een paspoort moeten aanvragen en de forse som van ruim zes gulden moeten betalen. De stemming was uitstekend en de grensformaliteiten namen slechts iets meer dan een uur in beslag. Er werd ook nog gevoetbald, uiteraard met een officiële opening met bloemstukken, een muziekkorps en natuurlijk de beide volksliederen. Het werd een ‘schone’ dag met vele ‘pintekes’ bier. In de etalages van de winkels had men zich de ogen uitgekeken naar alle spullen die in Nederland nog nauwelijks verkrijgbaar waren. Zoals een groot aantal Zwart-Witshirts, die Toon de Korte al voor de reis had weten te bestellen.
1946 Antwerpen – De eerste buitenlandse reis van Zwart-Wit. Zo nu en dan bleek de kleinschaligheid waarin de club nog verkeerde. Zoals bij de grote loterij ten bate van de clubkas, waarbij de hoofdprijs bestond uit 100 kilo kachelhout. De dame die de prijs won moest zelf een handkar huren en op het aangegeven fabrieksterrein aangekomen bleek de prijs uitsluitend te bestaan uit oude planken die de dame zelf uit de modder los moest trekken. De verantwoordelijke leden kregen uiteraard de wind flink van voren, natuurlijk meest door de leden die zelf geen hand hadden uitgestoken voor de verloting. Zo ruziede men verder. Maar het ging de club goed. Het eerste seizoen na de oorlog werd beëindigd met een kampioenschap en promotie naar de vierde klas van de KNVB. Dat was overigens niet te danken aan een geweldige inspanning bij de trainingen. Ook het aantrekken van een betaalde trainer in 1946 hielp in dit opzicht weinig. In een clubblad uit 1947 is de klacht te lezen dat er van de 45 seniorleden maar 8 op de training waren. De wil om te presteren was er wel, zeker tijdens de wedstrijden kon men er behoorlijk hard tegenaan gaan, maar niet ten koste van alles.‘Als we verloren hadden we pech gehad, meer niet’, zei een van de spelers van toen.Tekenend was het verhaal van Arie van der Wel, die moest invallen als keeper maar net een dure sigaar had opgestoken. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen die uit te maken en heeft hem in het doel gewoon op staan roken. Ook in omvang nam de club toe. Het seizoen 1948/49 werd ingegaan met vier senior- en vier juniorelftallen. Toch werden ook deze jaren overschaduwd door nieuwe oorlogshandelingen. De situatie in Nederlands-Indië maakte het nodig dat tienduizenden dienstplichtigen erheen werden gestuurd. Ook jongens van Zwart-Wit.Thuis leefde men mee via de brieven die ze stuurden en die in het clubblad werden geplaatst in de rubriek ‘Vanuit het alang-alang’. Lans Duyst werd opgesteld in het stadselftal van Fort de Kock,Wim de Groot kreeg malaria,Wim van Oorschot voer in een uitgeholde boomstam door Nieuw-Guinea en donateur Jo Roos beloofde na terugkeer actief lid te worden. Zij kwamen uiteindelijk allemaal behouden terug naar Nederland, ook Clement van Oosten die gewond was geraakt toen zijn vrachtauto op een mijn reed.
Op weg naar een volwassen organisatie In de eerste moeilijke en verwarrende jaren van de wederopbouw was er enorm veel gepresteerd om Zwart-Wit
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 41
tot een volwassen voetbalclub te maken. In veel opzichten was er nog genoeg te wensen over.Allereerst was er intern nog genoeg te reorganiseren. Bestuurlijk was het feitelijk nog een onvolwassen rommeltje. Men was afhankelijk van een aantal enthousiaste mensen, die echter allemaal een koninkrijkje voor zichzelf creëerden en hun eigen zin deden. Van een gecoördineerd beleid was geen sprake.Vooral de elftalcommissie trok zich noch van de trainer, noch van het bestuur veel aan. Zo werd een zekere Bos voor vier wedstrijden door het bestuur geschorst maar na twee weken al weer in het veld gesignaleerd. ‘We hebben hem nodig’ was het standpunt van de elftalcommissie. Er deed een speler mee in het eerste die niet eens lid was, terwijl leden aan de kant bleven staan. Natuurlijk leverde dat opkomen voor de eigen toko ook vaak verrassende voorbeelden van inzet op. Toen het stencilen van het clubblad problemen op ging leveren en er geen geld was voor een nieuw apparaat, kochten Henny Troost en Dick van der Hoeven er zelf een en mocht de club het overnemen en de koopsom in termijnen afbetalen. De prijs van het maandblad kon overigens verlaagd worden tot 20 cent toen er besloten werd om advertenties te gaan opnemen. Het werd tijd dat iemand de organisatie van Zwart-Wit vorm ging geven. Het feit dat er in vijf jaar maar liefst vijf voorzitters waren geweest, was al tekenend voor het gebrek aan continuïteit in het beleid. In 1950 kwam Wim Kool. Hij was een vreemde eend in de Zwart-Wit-bijt en voelde dat zelf ook zo. Zijn belangstelling voor het voetballen zelf was maar heel betrekkelijk, hij werkte vanuit een ideële visie op sport en vereniging: De eerste ledenvergadering die ik bijwoonde,vond ik verschrikkelijk.Ik kon me niet voorstellen dat ik bij een Christelijke vereniging terecht was gekomen. Soms leek het niet eens op een vergadering. Er vielen voortdurend harde woorden en er ontbrandden zulke ruzies dat ik dacht dat het op vechten uit zou draaien.Toen ik het voorzitterschap aanvaardde, wist ik dat het allemaal anders moest. Hoe de organisatie van zo’n club eruit moest gaan zien, stond mij duidelijk voor ogen. Op de eerste bestuursvergadering die ik leidde heb ik mijn beleid uitgestippeld.Allereerst moest iedereen, wie het ook was, lid kunnen worden van onze vereniging, maar ze moesten er bij toelating wel op gewezen worden dat ze hadden gekozen voor een vereniging met een christelijk karakter.Ten tweede moest er een eind komen aan het werken van personen en commissies buiten het bestuur om. Ik wist dat dit moeilijk zou worden.Voor sommigen was Zwart-Wit een stuk van hun leven geworden en als je je er mee bemoeide, nam je hen dat af. Er liepen dan ook mensen weg. Ik vond dat vreselijk want het waren harde werkers. Ik heb toch doorgezet en hun gezegd dat ze alleen terug konden komen als ze het mij persoonlijk kwamen vragen en op de voorwaarden van het bestuur. Keihard, maar ik vond dat het moest om tot een goede vereniging te komen. De mensen die waren weggelopen zijn allemaal teruggekomen. Gelukkig want we konden ze feitelijk niet missen… Zo was Wim Kool ten voeten uit. Hij noemde zichzelf een eenvoudig mens vanwege zijn beperkte schoolopleiding, Maar zijn karaktervastheid, zijn principiële opstelling en zijn vermogen om te luisteren naar mensen met problemen hebben een grote bijdrage geleverd aan de vlucht die de club onder zijn leiding nam van onbekende vierdeklasser tot een club in de hoogste afdeling met duizenden toeschouwers. Een steunpilaar voor de club, zonder dat hij zich ooit met het voetballen bemoeide. Ik herinner me nog hoe in 1958,na die enerverende beslissingswedstrijd in Groote Lindt tegen NSVV de jongens in het kleedlokaal aan het feesten waren. Ik stond buiten.Toen werd ik naar binnen geroepen. In het enorme gehos daar binnen werd ik ondersteboven gegooid en lag ergens achter een bank. Ik moest feitelijk een toespraak houden, maar ik dacht:“Hier sta ik buiten. Dit hebben de jongens gepresteerd, niet ik.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 42
1951 –Het derde elftal. Staande dhr.W. Kool, Koos Penne jr., Bram van Meurs, Nico Nobel, onbekend, Dick Hofman en dhr. Holleman. Gehurkt:Wim v.d. Jagt, Jan Westplate, Adri v.d. Stel, Siem Fousert, Ben Oorebeek en Koos Penne sr.
Op weg naar volwassen voetbal In het begin van de vijftiger jaren begon Zwart-Wit organisatorisch volwassen te worden.Voor vergelijkbare zondagclubs deed men in dit opzicht langzamerhand niets onder. De ontwikkeling van het voetbal volgde al snel. Zo rond 1954 begonnen veranderingen zichtbaar te worden.Tot die tijd voetbalde men graag, maar trainen was er nauwelijks bij. De club versleet vijf trainers in zeven jaar, maar niemand slaagde erin om de opkomst te verhogen. Men verzon van alles. Niets hielp. Er kwam een trainingszevenkamp met een aardige prijs aan het eind van het jaar.Toen men een volleybalnet ophing, werd dat erg gewaardeerd, maar vanaf dat moment werd nog alleen die sport beoefend. Pas een nieuwe generatie doorbrak de lusteloosheid die alle vooruitgang op voetbalgebied blokkeerde. Er kwam ook een nieuwe trainer, Loe van der Hoeven. Toen ik bij Zwart-Wit kwam merkte ik dat veel jongens niet steeds kwamen trainen. Er kwam echter een nieuwe kern, die vooruit wilde. Ze oefenden druk uit op de anderen en kwamen zelf altijd, zoals de broers Nieuwstraten, Sjaak Lagendijk,Arie Boer, Rens de Roon en later Aad van der Laan. Ze probeerden technisch te voetballen en kwamen zelfs als het weer slecht was. Ik herinner me dat we op een avond naar de trouwreceptie van een van de jongens moesten.Toen zijn we die dag ’s ochtends om half zeven gaan trainen. De omstandigheden waren verre van ideaal.We speelden gewoon op de tegels voor het stadion of op het parkeerterrein erachter en liepen rondjes over de sintelbaan van Varkenoord. Een wasgelegenheid hadden we niet. Meestal gingen we stiekem naar de kleedlokalen van Feyenoord. Ik kreeg een enorme binding met Zwart-Wit.Toen we later een eigen kantine hadden hielp mijn vrouw daar gewoon mee. Ik bewaar geweldige herinneringen aan die tijd en aan de kampioenschappen die we later haalden.We werden alleen nooit kampioen van Nederland, ook al hadden we technisch de beste ploeg. Misschien hadden we te weinig kracht in ons spel. Juist tegen fysiek harde ploegen verspeelden we vaak punten. Misschien voetbalden we te veel… Van der Hoeven kreeg als een van de eerste trainers van een amateurclub het recht om het eerste team samen te stellen buiten de elftalcommissie om. Niemand mopperde omdat het goed ging. In 1955 werd op het nippertje het kampioenschap gemist. Een jaar later was het wel raak en promoveerde de club met de meeste doelpunten voor en de minste tegen naar de derde klas. Op een feestavond in het kleuterschooltje aan de Van Haeftenstraat werd dit feit uitbundig gevierd en waren er cadeaus voor de jongens: voor iedereen een elftalfoto en voor het team een nieuwe clubvlag. Nog maar twee jaar later werd Zwart-Wit kampioen van de derde klas. Het geschenk dat de jongens daarvoor kregen was natuurlijk naar verhouding groter: een reisje naar Brussel voor het bijwonen van de Europa Cupfinale FC Milan-Real Madrid.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 43
1956 – Na de wedstrijd tegen Lisser Boys, waarin ZwartWit kampioen werd van de vierde klas. Staande v.l.n.r.: Arie Boer, Lou van der Hoeven, Henk Otte, Coen Nieuwstraten, Nico Kreft, Henny Troost,Wim Wit,Aad van der Laan, Piet de Priester. Beneden v.l.n.r.: Lans Duyst, Steef Buys, Klaas Bakker, Jan Nieuwstraten, Jan Roelfzema, Sjaak Lagendijk
1958: Zwart-Wit kampioen van de derde klas. Staande v.l.n.r: Jaap Euser, Henk Otte,Wim Wit, Aad van der Laan, Sjaak Lagendijk en Dick van Tuil. Geknield: Joop Schot, Jan Nieuwstraten, Nico Kreft, Coen Nieuwstraten en Loek Laurman
Een eigen accommodatie blijft een wens De top was bereikt, al droeg die op zaterdag nog de naam tweede klas. Uiteraard tot woede van iedereen die het zaterdagvoetbal een warm hart toedroeg. Dat dit niet zo mocht blijven, stond voor iedereen vast. Het zaterdagvoetbal moest in alle opzichten gelijkwaardig worden aan dat van de zondag. Ook Zwart-Wit was qua organisatie en voetbal al heel ver.Wat nog ontbrak was een accommodatie die de club waardig zou zijn.Al was het voorlopig alleen maar qua capaciteit. In enkele jaren was het ledenbestand gegroeid van 143 naar 362 leden. Daar iedereen nog werkte of op school zat op de zaterdagochtenden, moesten die allemaal op één middag hun thuiswedstrijden op twee velden afwerken. Een onmogelijke zaak. De gemeente aarzelde. Eigen velden voor een zaterdagclub klonk hun in ieder geval vreemd in de oren. Al had zo’n club nog zo veel leden, al waren de kleedlokalen honderden meters van het veld verwijderd, al kon het bestuur van de bezoekers alleen maar met een handdruk langs het veld worden verwelkomd, een eigen accommodatie voor een zaterdagclub druiste volkomen tegen de beleidslijn van de gemeente in. Mogelijk dat de inmiddels meer dan vaak tweeduizend toeschouwers toch een dermate grote rol gingen spelen dat er misschien ruimte zou worden gevonden in de nieuw aan te leggen groengordel aan de Oldegaarde, mits de velden op zondag door een andere club mochten worden bespeeld. Er kwam wel heel wat geld bij kijken. Er werd zelfs gesproken over 15.000 gulden. Onmiddellijk ging men aan de slag. Er werd in mei 1956 een bouwcommissie gevormd bestaande uit Klaas Bakker,Toon de Korte, Kees van Oosten, Henk Hoogerwerf en Lans Duyst. Een golf van activiteit spoelde over de club. Alle leden gingen bouwkaarten verkopen, er kwam een filmavond voor het goede doel en er waren clubinsignes te koop. Na drie maanden was er al 2000 gulden bijeen. Na een jaar was het al uitgegroeid tot 4800 gulden dank zij kerst- en paasverlotingen, de verkoop van asbakken en het inzamelen van oud papier. De kerstverloting had nog wel wat problemen opgeleverd. De kalkoenen die als prijs waren uitgeloofd, had men levend gekocht om de prijs te drukken. In hun veren pakje leek het nog wat.Toen ze eenmaal geslacht waren bleef er niet meer dan een flink formaat spreeuwen over. Niemand durfde ze bij de prijswinnaars te gaan brengen.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 44
Terwijl het geld bleef binnenstromen, ontwikkelden zich plots donkere wolken boven de zonnige toekomst. Het ging slecht met de economie en de overheid kondigde een bestedingsbeperking af. Ook de plannen voor de groengordel werden op de lange baan geschoven.Voor Zwart-Wit een veel te lange baan. Het ging zo immers niet langer. Geen kleedlokalen bij het eigen veld, geen kantine, thuiswedstrijden van de lagere elftallen die aan de Abraham van Stolkweg moesten worden gespeeld. In 1958 werd besloten een aantal tijdelijke voorzieningen te gaan treffen, ook al gingen die ten koste van het spaargeld voor een eigen accommodatie. Door een speelveld wat op te schuiven, kwam er ruimte voor een trainingsveldje waar de club zelf drie masten voor verlichting op plaatste. Bij elke training moest een kabel van 200 meter worden afgerold en daarna weer opgerold. Maar niemand treurde omdat het al een hele verbetering was. Niemand twijfelde er echter aan dat er eens een eigen veld zou komen. Men spaarde driftig door. Toch liet het bestuur bewust de kans op een grote hoeveelheid geld liggen toen de voetbaltoto werd geïntroduceerd. Binnen de clubs van het VCV ontstonden felle protesten, sommigen wilden zelfs weer uit de KNVB treden. Zwart-Wit stelde zich afwijzend maar gematigd op, wetend dat er onder de leden zeer verschillend over de toto werd gedacht.‘Er zullen teleurgestelden zijn.Wij willen evenwel niemand vragen voor de vele arbeid die ook op zondag gedaan zal moeten worden’, verklaarde de voorzitter in het clubblad van maart 1957. Oppositie tegen dit besluit was er vrijwel niet. Toen het steeds duidelijker werd dat er op den duur toch een eigen veld zou komen, kondigde voorzitter Kool zijn aftreden aan.‘Ik vind mijn taak volbracht en heb de grenzen van mijn kunnen bereikt. Bij de ingewikkelde problematiek rondom het tot stand brengen van een eigen accommodatie vind ik het beter dat een man met meer scholing mijn plaats inneemt.’ In de zomer van 1958 begon onder voorzitter Zonnevylle een nieuwe fase in de clubgeschiedenis: voetbal in de hoogste klas en een vereniging die tot grote offers bereid was om een daarbij passende accommodatie te realiseren.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 45
6.4 De sprong naar de top (periode 1958-1965) De strijd tegen miskenning Hoe moeilijk was het om volwassen te zijn en toch door de buitenwereld niet als zodanig te worden beschouwd! Het was een gevoel dat bij alle handelingen van de club domineerde, zowel op het veld als daarbuiten. Het zou een reden kunnen zijn om uiteindelijk gefrustreerd het bijltje erbij neer te gooien. Maar het kon ook uitmonden in een verbitterd enthousiasme, de vaste wil om zich er niet bij neer te leggen. Jan Nieuwstraten vertolkte de gevoelens van veel zaterdagvoetballers, toen hij terugblikte op die periode: Je voelde je miskend als zaterdagvoetballer. Smalend heetten die zaterdag”middag”voetballers. De zondagamateurs hadden officiële interlands, wij mochten alleen spelen tegen de zaterdagvoetballers van België en Frankrijk om de Coupe Fernand Chanelle. Die achterstelling motiveerde je enorm. Je aanvaardde het niet dat je als zaterdagspeler bij de centrale training een broodje kreeg en als zondagvoetballer een biefstuk. Niet om die biefstuk, maar omdat je niet minder gewaardeerd wilde zijn. Je werd uitgelachen. Men vond dat je buiten de werkelijkheid stond. En ik wilde bewijzen dat je met een andere visie als sportman niet minder hoefde te zijn. Dat waren we ook niet.Als we als zaterdagelftal tegen het zondagelftal moesten spelen, dan wonnen wij. Dan waren we geconcentreerd tot het uiterste. Later kregen we eindelijk echte interlands, zoals tegen de amateurs van Zwitserland en van Saarland. En we klopten het militaire elftal dat bijna helemaal uit profs bestond. Natuurlijk had niet elke speler van Zwart-Wit om principiële redenen voor de club gekozen. Ook veel andersdenkenden voelden zich thuis in de aparte sfeer van de club en respecteerden het standpunt van de kerkelijke jongens en de principiële besluiten die soms genomen moesten worden.Trouwens, ook Jan Nieuwstraten was pas later tot een keuze op basis van overtuiging gekomen: Ik speelde als junior bij Transvalia en moest dus toen ik achttien werd op zondag gaan spelen. Stiekem ging ik een keer. Maar mijn vader kwam erachter en besprak de zaak met me. Hij zei dat hij me altijd in een bepaalde richting had opgevoed en dat ik inmiddels verantwoordelijk was voor mijn eigen doen en laten, maar dat mijn besluit ook beslissend zou zijn voor mijn jongere broer Coen. Het was nog geen persoonlijke keuze toen ik naar een zaterdagclub ging. Die is pas later gekomen, toen bij mij de overtuiging kwam dat de zondag een heel andere bestemming heeft. Natuurlijk kun je zeggen dat ik daardoor allerlei kansen heb gemist. Ik kreeg aanbiedingen van Feyenoord, Sparta,Alkmaar, PEC en HVC. Maar van mijn keus heb ik geen moment spijt gehad.Vooral de wedstrijden van het zaterdagelftal hebben me diep geroerd. En ik beleefde dingen waar in die tijd geen van mijn vrienden aan toe was gekomen. Zes uur in een trein naar Frankrijk en met een vliegtuig mee. In mijn kennissenkring had nog niemand ooit gevlogen.Trouwens, toen ik de eerste uitnodiging kreeg, had ik nog niet eens een paspoort. Waar Jan Nieuwstraten op het veld de mouwen opstroopte in de strijd tegen miskenning, woedde het gevecht minstens zo hevig vanuit de bestuurskamer. De gemeente bleef halsstarrig weigeren eigen velden beschikbaar te stellen aan zaterdagclubs. Het officiële argument daarbij was dat in een tijd van gebrek aan sportvelden het onverantwoord was ruimte te geven aan clubs die ze op zondag onbespeeld lieten liggen. Er volgden herhaalde besprekingen met onze bestuursleden Zonnevylle, Troost en Bakker, maar hun argumenten werden van tafel geveegd. Zelfs het gegeven dat door het intensieve gebruik op de zaterdag, door de aspiranten op de woensdag en door verhuur voor schoolsport, onze velden meer benut zouden worden dan die van de meeste zondagsclubs. Die afwijzing was een stuk onrechtvaardigheid. De vaste wil om het niet te accepteren werd een bron van motivatie in een strijd die niet opgegeven mocht worden.Waar elders bestond een club op een vergelijkbaar niveau die wekelijks ruim 2000 toeschouwers trok, maar geen entree mocht heffen? Waar vond je een dergelijke club zonder kantine of bestuurskamer? Waar had men nog kleedlokalen zonder warmwatervoorziening die bovendien vier velden verderop lagen en waar de scheidsrechter zich tussen de spelers moest verkleden?
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 46
Ons enige bezit in 1960. Hier inde de penningmeester ’s zaterdags de contributie en werden de trainings- en wedstrijdballen opgeslagen.
Een tussenstation Er werd besloten voorlopig te kiezen voor tussenoplossingen, zonder het einddoel uit het oog te verliezen. Men kreeg van de gemeente wel gedaan dat er naast het veld een kantine met kleedlokalen en andere ruimtes gebouwd mocht worden. Een prachtig idee, maar de angst sloeg toe dat hiermee het hele bouwfonds verloren zou gaan en er niets meer zou zijn als we echte velden zouden krijgen. Want uiteindelijk twijfelde niemand daaraan. Maar de financiële mensen rekenden voor dat de kosten haalbaar waren als de club alles zelf zou bouwen en het een verplaatsbaar gebouw zou worden dat later meegenomen of verkocht kon worden. Bovendien zou door de opbrengst van de verkoop in een kantine weer geld in de kas terugstromen. De bouw van een eigen clubhuis veroorzaakte een golf van enthousiasme en plotseling bleek geen barrière te hoog. Binnen enkele maanden zorgde een intekenactie voor de ontbrekende 3000 gulden en het aanbod van arbeidskrachten was overweldigend. Bestuursleden, spelers, junioren en supporters zetten er gezamenlijk de schouders onder, ook al stonden hun handen verkeerd voor dit soort werk. De Christelijke LTS was bereid een groot aantal raamkozijnen op school te laten maken. De leider van het project, Klaas Bakker, vertelde later:‘Je zat feitelijk altijd op Varkenoord. De medewerking was toen nog veel groter dan later bij de bouw van De Vaan, terwijl je minder mensen nodig had dan later bij het veel grotere project. Maar je had ze tenminste. Ze kwamen zichzelf aanmelden, ook al was het niet altijd prettig werk dat ze kregen’. En Jan Nieuwstraten herinnerde zich:‘Ik zie mezelf daar nog staan metselen. Ik kon niet op vakantie omdat net in die periode mijn zoon geboren werd. Dan sprak het vanzelf dat je de hele dag mee kwam helpen’.
1960: De bouw van het clubhuis op Varkenoord in volle gang
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 47
Binnen een jaar was het trotse bezit gereed. Het fraaie clubhuis vertegenwoordigde financieel wel het dubbele van wat de club erin investeerde. Gevoelsmatig was de waarde nog vele malen groter. Een daverende feestweek luidde de officiële opening door wethouder Langerak in. De werkers konden van hun rust gaan genieten. Een einde aan de strijd was het bepaald niet, hooguit een gewonnen etappe.Vol bitterheid over de achterstelling en miskenning van het recht op eigen velden ging het gevecht aan de onderhandelingstafel verder. En niet zonder succes! Na eindeloos onderhandelen ging de gemeente overstag: men was bereid het recht op een eigen terrein te erkennen! Het was een vreugdevolle toezegging, alleen mocht door de economische situatie voorlopig nog niet op velden worden gerekend. Dus besloot Zwart-Wit stappen te ondernemen om de situatie te verbeteren. Als er inderdaad recht was op eigen velden, zou het logisch zijn als voorlopig de twee velden op Varkenoord in eigen beheer konden worden genomen. Het mocht. Het betekende alweer een aanslag op het bouwfonds. Een eigen maaimachine en ander materiaal voor het onderhoud van de velden, maar ook voor de aanschaf van twee betaalhokjes bij de ingang, omdat eindelijk in augustus 1962 entree kon worden geheven. De acties om het bouwfonds weer aangevuld te krijgen, gingen onverminderd voort: lucifers, balpennen, een fotoactie en renteloze obligaties.Toch ging het velen nog niet snel genoeg en de discussies over het geld dat we zouden kunnen krijgen via de toto laaiden steeds feller op. Zelfs in het bestuur werd daar heel verschillend over gedacht. In 1963 werd besloten een enquête over dit onderwerp te houden. Er bleken 159 leden voor de toto te hebben gestemd en 100 tegen, waarvan er 39 aankondigden als lid te zullen bedanken als de toto zou worden ingevoerd. Het bestuur besloot om te kiezen voor eenheid in de vereniging en niet aan de toto te gaan deelnemen. Inderdaad was die eenheid waardevoller dan extra inkomsten. De vereniging was sterk geworden, niet in het minst doordat er een clubhuis was dat een centraal ontmoetingspunt was geworden met allerlei activiteiten, zoals klaverjasavonden en tafeltennis. Er was ook een plek waar gezamenlijk kon worden gewerkt aan het samenstellen van het maandblad en aan een nieuw verschijnsel: een weekbrief voor alle leden.
Op weg naar de voetbaltop Maar het sterkste bindmiddel werd zeker gevormd door de geweldige successen van het eerste elftal. Het publiek zag op Varkenoord voetbal van een geweldige klasse, energiek, technisch, aanvallend. Een club met lef, die risico’s durfde te nemen en juist daardoor het hart van het publiek wist te stelen. Er waren in de laatste jaren talentvolle spelers naar Zwart-Wit gekomen. Regelmatig werden Zwart-Witters opgesteld in het nationale zaterdagelftal. In het seizoen 1961/62 werden er van de tien daar gescoorde doelpunten negen door Zwart-Witters gemaakt. Er was zoveel talent aanwezig in de club dat op een dag, hoewel er drie Zwart-Witters niet beschikbaar waren omdat ze in het nationale zaterdagelftal speelden, er toch nog zes andere spelers werden opgesteld in de Rotterdamse selectie. Het was allemaal prachtig, maar de aandacht die de spelers van Zwart-Wit trokken, leverde voor de club ook schaduwzijden op. Ondanks mooie successen zoals het winnen van de Zilveren Molen voor maar liefst 3500 toeschouwers, werd in 1963 het kampioenschap gemist door in een van de laatste wedstrijden gelijk te spelen tegen een laaggeplaatste tegenstander. Het clubblad reageerde furieus: Waar zijn onze spelers in de afgelopen maanden lid van geweest? Binnen 18 dagen speelde het zaterdagelftal drie interlands, met reizen naar Zwitserland en Frankrijk, plus nog eens twee centrale trainingsavonden. De bestuursleden van de Nederlands Elftal Club gingen tevreden naar huis omdat de Coupe naar Nederland ging. De clubs bleven over met de gebakken peren.Aan een aantal van de betrokken spelers hebben we na de interlands niets meer gehad.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 48
1964: Kampioenselftal copyright Keyzer – Staand: Grensrechter Cor van Oorschot, Aad v.d. Laan,Arie v.d. Giesen, Jan van Elderen, Hans Helleman, Coen Nieuwstraten,Wim Wit, trainer Loe v.d. Hoeven. Zittend: Joop Klaassen, Jan Nieuwstraten, Cor v.d. Pols, Ger Scherpenhuizen, Jan Oorebeek. Toch kon succes met zo’n elftal niet uitblijven. Na een matige competitiestart in het seizoen 1963/64 bleek plotseling geen enkele club opgewassen tegen dit Zwart-Wit. In Zaandam werd een uitwedstrijd zelfs met 7-0 gewonnen. Nog even leken er problemen te komen. Concurrent SHO werd in Oud-Beyerland dankzij drie doelpunten van een die middag ongrijpbare Van der Pols slechts op het nippertje geklopt. Maar toen daarna ook Heerjansdam eraan had moeten geloven, was het eindelijk zo ver: voor het eerst was het kampioenschap in de hoogste klasse behaald. ‘Ik begrijp best dat jullie kampioen zijn geworden, ik begrijp alleen niet waarom jullie het nu pas zijn geworden…’, zei de heer Bijloo, voorzitter van de Afdeling Rotterdam, tijdens de receptie en verwoordde daarmee de gevoelens van alle buitenstaanders. Vol enthousiasme en als duidelijke favoriet werd begonnen aan de strijd om het landskampioenschap met WHC en IJsselmeervogels. Helaas ging de eerste wedstrijd in Spakenburg al onmiddellijk verloren.Voor de daaropvolgende thuiswedstrijd tegen WHC waren op Varkenoord tribunes gehuurd om de massa publiek te kunnen bergen. In een incidentrijke wedstrijd werd wel gewonnen, maar omdat daarna opnieuw punten werden gemorst, ging ten slotte het landskampioenschap naar IJsselmeervogels. Het kampioenschap in 1965: Staande v.l.n.r.: oefenmeester Piet Boekee, Arie v.d. Giesen, Jan van Elderen, Aad v.d. Laan,Wim van Elderen, Coen Nieuwstraten, Hans Helleman, elftalleider Van den Heuvel Geknield v.l.n.r.: Leo Beenhakker, Jan Nieuwstraten, Jan Oorebeek, Joop Klaassen,Ton v.d. Knaap
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 49
In het daaropvolgende seizoen moest men het doen zonder een aantal routiniers als Van der Pols,Wit en wat later ook Scherpenhuizen.Toch was dat voor de ploeg geen enkel beletsel om onder de nieuwe trainer Boekee opnieuw het kampioenschap te behalen. Toen nog voor het einde van de slotwedstrijd tegen Rijnsburgse Boys bekend werd dat concurrent Spakenburg had verloren, liep vriend en vijand elkaar op het veld te feliciteren en werd er nog nauwelijks aan voetbal gedacht. Het eindsignaal was voor het publiek aanleiding zich op het veld te storten en de jongens zingend naar de kleedkamers te dragen.Tot laat in de avond werd er gefeest.‘De jenka’s en de zagie-zagies hebben menige speler meer zweetdruppels gekost dan het kampioenschap’ wist later het clubblad te melden. Helaas zat ook nu een landskampioenschap er niet in. Het was Excelsior uit het verre Rijssen, typisch zo’n ploeg waartegen Zwart-Wit nooit uit de verf kwam, dat de titel pakte. Jammer, maar toch zag de voetbalhemel er in 1965 volkomen onbewolkt uit, ook al begon weer een aantal routiniers aan afscheid te denken. Achter hen stond immers een A-elftal dat ook al kampioen werd en dat een aantal grote beloftes voor de toekomst in de gelederen had. De jeugd stond klaar om de fakkel over te nomen. Zowel wat betreft voetbal, organisatie als accommodatie stond Zwart-Wit in 1965 klaar om de sprong naar de absolute amateurtop te gaan maken.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 50
6.5 De top bereikt (periode 1965-1972) ‘Alleen dankzij de steun van velen was dit mogelijk…’ Terwijl op Varkenoord het eerste elftal in dat jaar onder grote belangstelling op weg was naar triomfen, werd op 20 februari 1965 in alle stilte begonnen met het uitzetten van de bouwputten op het nieuwe sportcomplex De Vaan. De beloftes van de gemeente waren stipt nagekomen en na vele moeizame besprekingen werden ons daar drie velden toegewezen. Dat er een accommodatie moest komen die in niets zou onderdoen voor die van andere amateurs, dat stond bij iedere Zwart-Witter vast. Er was keihard gewerkt om de benodigde gelden bij elkaar te brengen. Een fotoactie leverde 10 mille op, men scharrelde 10.000 gulden bijeen aan giften, de oud papieracties gingen onverminderd door en als klapstuk kwam er een verloting die 12.000 gulden op moest gaan brengen via een aantrekkelijke hoofdprijs: een auto.Voldoende voor het realiseren van alle plannen was het zeker niet, maar de belangrijkste post op de begroting moest het allemaal toch kunnen waarmaken: de gratis arbeid. Grote man achter de financiële realisering was voorzitter Cor Vaandrager. Hij was in 1938 een van de junioren die zich via de CJMV bij Zwart-Wit had aangesloten. Toen in 1963 Coen Zonnevylle wegens verhuizing noodgedwongen de hamer moest overdragen, was Cor Vaandrager de juiste keuze op een moment dat we financiële experts nodig hadden. Bovendien een man die de gave had plannen te realiseren, hoe moeilijk vaak ook. Afstandelijk, nuchter, zakelijk en scherp in discussies, beheerste hij op rustige manier de meningsvorming in het bestuur. Een voorzitter die van bestuurs- en commissieleden een hoge taakopvatting eiste. Op strenge manier kon hij hen op hun plichten wijzen zonder dat ze wegliepen.Voor de leden bleef hij ‘Mijnheer Vaandrager’, ook als hij in werkkleding hielp bij het betonstorten. We konden alleen maar alle plannen realiseren als de leden bereid waren het geheel via zelfwerkzaamheid te realiseren. Die inzet heeft ons 150.000 gulden opgeleverd. Op die manier konden we een sportcomplex van meer dan vier ton realiseren. Die zelfwerkzaamheid was onze grote kracht. Natuurlijk was het een tijdsverschijnsel. De vasthoudendheid van een Hage en eenVan derWel om een jaar lang betonnen elementen voor de tribunes te maken, en van eenVan Herwijnen om een jaar lang uit buizen van een aardoliemaatschappij de lichtmasten te maken. Dit alles zou later niet meer mogelijk zijn geweest. De maatschappij werd harder en de mensen individualistischer. Bij de tweede verbouwing op De Vaan hebben we het niet meer aangedurfd.
Lans Duyst en vele vrijwilligers aan het beton storten op de Vaan in 1965
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 51
In de eerste maanden verliep het werk in stilte en vaak achter de schermen. In de timmerloods van Van den Heuvel werd onder leiding van Vader Nieuwstraten gewerkt aan de kokers voor de centrale verwarming, in de werkplaats van Bakker was Teun van der Spoel al bezig met de mallen voor de betonelementen van de tribune en bij de LTS De Vaan werd hard gewerkt aan de houten kozijnen. Brede hulp kwam pas goed op gang nadat op 24 april 1965 de kleine Hans Bakker, met enige vaderlijke hulp, de eerste steen voor het nieuwe clubhuis had gelegd. Een voor die tijd enorm clubhuis van 35 x 25 meter, met een grote kantine, twaalf kleedlokalen, twee centrale wasgelegenheden en verder een bestuurskamer, een kantoor en bergruimtes. Steenlegger Hans was de zoon van Klaas Bakker, de architect en uitvoerder van het grote project. Later vertelde die: Ik was er drie avonden per week en de hele zaterdag.We kwamen altijd mensen te kort, ook al hielpen de technische scholen Don Bosco en DeVaan met het metselwerk en de elektriciteit. De meeste moeite heeft het gekost om steeds weer mensen te vinden voor het stellen van de tribune-elementen.Vergis je niet in de omvang van dat werk. Het ging om een lengte van 2,5 kilometer. En bovendien lastig werk. Bij de eerste tribune liep het nog wel, maar daarna werd het steeds moeilijker om mensen te vinden. Ook bij de lichtmasten liep het niet altijd vlot. Dat staal van die boorpijpen was moeilijk te lassen. Ze waren 21,5 meter hoog en er moesten 16 lampen van 1000 watt op elke mast komen. Zelfs het transport van die enorme masten naar De Vaan mocht geen geld kosten. Penningmeester Husselman zei later: ‘Dat was voor mij het meest aangrijpende moment van de hele bouw toen die met mankracht naar het sportpark werden gebracht. Zoveel mensen liepen daar om die gevaarten te vervoeren. Ik kreeg er tranen van in mijn ogen’. Een van de moeilijkste taken bij de bouw was weggelegd voor Henny Troost. Hij was verantwoordelijk voor het steeds weer vinden van de juiste mensen. Dat werd al maar moeilijker. Misschien was het karwei te groot en duurde het te lang. Er kwam vermoeidheid bij de mensen die de hele dag moesten werken bij hun baas en daarna op De Vaan er nog minstens zo hard tegenaan moesten. Door vermoeidheid haakten er mensen af, mede onder druk van hun echtgenotes die hun man nauwelijks meer te zien kregen. Die vermoeidheid mocht niet gelden voor Henny Troost, die toch altijd wel weer iemand wist te vinden en over te halen. Het verhaal gaat dat hij op een dag ergens bij een bovenwoning aanbelde en nadat de deur was opengetrokken nooit verder is gekomen dan het noemen van zijn naam, want bovenaan de trap reageerde een vrouw onmiddellijk:‘Mijn man kan deze week niet komen’. Hij had nog niets gevraagd, maar laten we eerlijk zijn, het was niet moeilijk om te raden waar Henny Troost voor kwam.
De lichtmasten worden naar De Vaan vervoerd.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 52
Een sportpark om trots op te zijn Het gigantische werk werd in ruim een jaar afgerond. Trots overheerste alom vanwege het geweldige resultaat. Trots omdat de accommodatie tot de modernste van het land behoorde.Trots omdat de lichtinstallatie van een kwaliteit was waar veel profclubs jaloers op waren.Trots omdat het een complex was dat feitelijk het financiële vermogen van de club ver te boven ging.Trots op de belangeloze inzet van zo veel mensen. Er was veel tot stand gebracht. Zo veel, dat het bestuur stelde dat we ‘vanuit ons christelijk beginsel er diep van overtuigd zijn dat we dit uit eigen kracht nooit hadden kunnen volbrengen’. Men wilde deze gedachte tot uitdrukking brengen in een dienst in de Morgensterkerk om ‘dank en lof te brengen aan Hem die ons denken en handelen leidde’. De sceptici die meenden dat zoiets de mensen in 1966 niet meer zou aanspreken, kregen ongelijk. In een stampvolle kerk werd geluisterd naar de jubelende zang van de Credo Singers en spraken de predikanten Samson en Heule over de sport als een geschenk en over de plicht je in te zetten voor het goede naar de krachten die je hebt gekregen. Aan de rij van festiviteiten na de dankdienst kwam bijna geen einde. Nog voor de officiële ingebruikneming mochten alle werkers ‘hun‘ clubhuis in gebruik nemen. Zo massaal kwamen ze dat men in de bomvolle kantine elkaar door de rook haast niet kon zien. De plechtigheden werden bewaard tot de bijeenkomst met genodigden en officials. Henny Troost mocht een gedenksteen onthullen, de dochters van twee voormannen bij de bouw van de lichtmasten, Arja van Herwijnen en Irene Wit, mochten de lampen ontsteken en bij het licht van 96 kilowatt hesen de heren Nieuwstraten, Baan en Huizer buiten de vlaggen.Tal van prominente sprekers feliciteerden daarna de club met zo’n bezit.Voor het publiek werd de ingebruikneming gevierd met een wedstrijd tegen een vrijwel volledig Ajax, die op het nippertje met 0-1 verloren werd. ‘Gefeliciteerd met zo’n nederlaag’, stelde het Ajax-bestuur na afloop, ‘we zijn gewend dit soort wedstrijden met een nulletje of zeven te winnen. Dat zat er vanavond echt niet in. En die lichtinstallatie? Eerlijk gezegd zijn wij niet in staat zoiets te verwezenlijken!’ De grote wens was vervuld. Er was een accommodatie die vrijwel alle andere bij amateurclubs ver vooruit was. Het bestuur was er zich van bewust dat het een heel karwei zou worden om een dergelijk sportpark te gaan onderhouden.Vandaar dat er een uniek besluit werd genomen. Elke A-junior en elk seniorlid was verplicht twee soorten contributie te gaan betalen. Natuurlijk de normale in geld, maar daarnaast een verplichte bijdrage in arbeid. Elk lid werd verplicht één maal per jaar een avond of een zaterdagochtend te komen werken voor het onderhoud van het sportpark. Die bijdrage kreeg de naam werkbeurt. Alleen op die manier zou het onderhoud mogelijk zijn. Er kwam bovendien een aparte commissie van beheer, die ook de kantine onder haar hoede nam. Die zou voor een belangrijk deel van de inkomsten moeten gaan zorgen. Mevrouw Troost ging samen met Klaas Bakker en Lans Duyst deze commissie vormen. Na een paar jaren ervaring te hebben opgedaan, vertelde ze: De Vaan was al snel niet meer te vergelijken met Varkenoord.We verkopen nu zeker vier keer zoveel als daar. Er zit nu meer geld onder de mensen, Daarom zijn we ook broodjes en dergelijke gaan verkopen.Vroeger verkochten we alleen gehaktballen, maar wel meer koffie, chocolade en koeken. Er speelt ook mee dat steeds minder mensen nog moeten werken op zaterdagochtend en de verkoop al vroeg begint.We hebben op zaterdag zo’n 15 mensen die regelmatig komen helpen.Van de fooien doen we ieder jaar iets voor de medewerkers in de kantine zoals een etentje of een bustocht.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 53
Dankdienst in de Morgensterkerk voor de opening van De Vaan in 1966 Hoe prachtig de nieuwe accommodatie ook was, voor het bestuur betekende dit zeker geen eindpunt. Onmiddellijk werd begonnen plannen uit te werken voor de volgende stap. Natuurlijk moest de hoofdtribune een overkapping krijgen. Na de geweldige inspanningen was het duidelijk dat een nieuw project niet meer door vrijwilligers kon worden gerealiseerd. Men durfde het financieel aan om het werk grotendeels door derden te laten uitvoeren, ook al moest daarvoor 65.000 gulden op tafel komen.Via weer de verloting van een auto en een lening was het mogelijk te beginnen. Zo kon in januari 1969 door erevoorzitter Van den Heuvel de vlag worden gehesen op een overdekte tribune met plaats voor 1200 toeschouwers. ‘Niet zomaar een tribune van zomaar een voetbalclub, nee, het is weer een tribune van een zaterdagclub’, zei een trotse voorzitter Vaandrager. De pers was verrukt omdat in de vorm van een verwarmde perskamer er met hen zoveel rekening was gehouden. De aandacht voor het nieuwe sportpark was niet alleen plaatselijk. De KNVB wees De Vaan aan voor een aantal belangrijke wedstrijden zoals de interland tussen de UEFA-jeugd en de Nederlandse Antillen, voor de krachtmeting tussen het zondag- en het zaterdagamateurelftal, voor de wedstrijden tussen de olympische elftallen van Nederland en Finland en later die van Rusland voor plaatsing voor de spelen in München. In die laatste wedstrijd speelden overigens twee Zwart-Witters mee, keeper Ger Reitsma en spits Frans Steur.
4-1-1969: Ere-voorzitter Van den Heuvel hijst de vlag op de nieuwe overdekte tribune.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 54
Erkenning van de gelijkwaardigheid: een eerste klas op zaterdag. Op het veld leek er na de twee afdelingskampioenschappen van Zwart-Wit voorlopig een stapje terug te moeten worden gezet. Bijna was er in 1966 nog een derde kampioenschap aan toegevoegd, maar in de laatste wedstrijd werd tegen Kozakken Boys onverdiend een punt gemorst. Zo kwam SHO op de valreep nog langszij en was een beslissingswedstrijd noodzakelijk. Het leidde tot een bittere middag in Heerjansdam. Niet omdat er verloren werd. Dat kan nu eenmaal altijd, maar dat het gebeurde door het toekennen van een goal via een bal die zelfs niet tot bij de doellijn kwam. Dat was zuur. De fotograaf naast het doel had niet eens afgedrukt omdat het een zinloos plaatje leek. De kans op een kampioenschap keerde voorlopig niet terug. Het was duidelijk dat er gewacht moest worden op nieuwe spelers en verjonging. Spannend werd het weer in het seizoen 1969/70. De KNVB had eindelijk besloten ook op de zaterdag een eerste klas te gaan vormen. Een club als Zwart-Wit mocht daarbij uiteraard niet ontbreken en dus was eindigen bij de eerste vier een eis. Geen onmogelijke doelstelling, maar een elftal dat aan het verjongen is, blijft altijd wisselvallig. De zware opdracht werd in handen gelegd van Wim van der Gijp, een van de fameuze gebroeders Van der Gijp uit Dordrecht, oud-speler van Sparta en van het Nederlands elftal.Van zaterdagvoetbal had hij nauwelijks gehoord toen hij voor het eerst in contact kwam met de club. Later vertelde hij: Een goede club met een sterk bestuur, dat merkte ik al dadelijk aan mensen alsVaandrager en Troost. EnWim van den Heuvel, dat was een perfecte elftalleider. Mij wachtte dat eerste jaar een zware taak. Er waren veel nieuwe jongens beschikbaar. Ik heb daarom bewust als ruggengraat van de ploeg een aantal geroutineerden gehandhaafd. Die konden ook de jongeren begeleiden. Dat deed vooral een Arie van der Giesen en natuurlijk ook Jan Nieuwstraten die bereid was voor dit belangrijke jaar weer terug te keren uit het zevende.Toch liep het in het begin niet geweldig. In de sleutelwedstrijd tegen De Zwerver bleek het een geluk dat we er nog een aantal ervaren jongens bij hadden. Later begon alles veel soepeler te draaien en werden we uiteindelijk tweede achter Noordwijk en promoveerden. Ik vond dat de jongens toen rijp genoeg waren om zonder de steun van Arie en Jan verder te gaan. Het was een goed elftal, dat tactisch ver voor lag op de andere clubs.We zouden het nu een soort totaalvoetbal noemen wat ze speelden. Het was een ploeg waarin verschillende typen spelers rondliepen, zodat de een de tekortkomingen van de ander kon opvangen. Achteraf hadden de jongeren die nog even moesten wachten, begrip voor de houding van de trainer. Ferry ter Mors zei daarvan: Ik kwam als 17-jarige bij Zwart-Wit en moest nog een jaar in het tweede spelen om hardheid op te doen.Van der Gijp wist dat het dat jaar bikkelen zou worden.Aan het eind van het seizoen mocht ik meespelen in de bekerfinale. Het bleek toen toch een hele overgang, maar je voelde dat de trainer achter je stond. Geplaatst voor de nieuwgevormde eerste klas. Het zaterdagvoetbal had daarmee eindelijk de opbouw voltooid en was ook in naam eindelijk op hetzelfde niveau als de zondagamateurs. Aan het eind van het seizoen 1969/70 was het al duidelijk dat het verjongde Zwart-Wit een geduchte tegenstander zou worden in de nieuwe topklas. Ook buiten de competitie om werd duidelijk gedemonstreerd dat dit elftal in staat was zich met iedereen te meten.Wedstrijden tegen Sparta en tegen Feyenoord werden met slechts 3-0 verloren terwijl Zwart-Wit op geen enkel moment werd weggespeeld. Zelfs werden we uitgenodigd om in De Kuip te komen spelen tegen Feyenoord. Ernst Happel wilde zijn voorhoede veel laten scoren tegen een zwakkere tegenstander. Het lukte vier keer. Na afloop vroeg een van de journalisten: ‘Was deze tegenstander daar niet wat te sterk voor?’ Een geweldig compliment, temeer daar dit Feyenoord in hetzelfde seizoen zowel de Europa Cup als de Wereldbeker pakte.
De voetbaltop bereikt Zwart-Wit gaf al voor het begin van de competitie 1970/71 duidelijk aan dat het menens zou worden in dat seizoen. In 1970 werd voor het eerst de beker gewonnen, won het de eigen Vaancup en in Scheveningen de Haringserie.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 55
Even leek het echte werk toch tegen te vallen. Na vijf wedstrijden op de een na onderste plaats was een fikse teleurstelling. Maar de onderlinge verschillen waren klein. Na nogmaals vijf wedstrijden stond men bovenaan. In de tweede helft van de competitie werd op De Vaan concurrent IJsselmeervogels voor 3000 toeschouwers op 0-0 gehouden. De beslissing viel tegen Noordwijk in de laatste wedstrijd. De voorsprong van twee wedstrijdpunten kwam nog wel degelijk in gevaar toen een sterk Noordwijk bij rust met 0-1 leidde. Een doelpunt van Chris Moerkerken in de tweede helft trok de zaken weer recht. Het gelijke spel was voor Zwart-Wit voldoende. Het afdelingskampioenschap was behaald! Een afdelingskampioenschap was al twee keer eerder behaald. Het vervolg was tot dan toe altijd teleurstellend geweest. In de nieuwe eerste klas waren maar twee afdelingen, zodat alleen met Huizen moest worden afgerekend. Een bijzonder sterk Huizen, feitelijk een kampioenschap waard. In de uitwedstrijd moest Zwart-Wit dan ook al snel ver terugtrekken. Het sterk opdringende Huizen schonk daarmee echter precies de ruimte die een spits als Frans Steur nodig had. Met een 3-1 overwinning op zak konden we aan de thuiswedstrijd beginnen. Daar kwam het kampioenschap geen moment in gevaar en toen kort voor tijd Ton Viergever de winnende treffer scoorde, was het maar goed dat de tribunes van goede kwaliteit waren. Zwart-Wit was eindelijk nationaal zaterdagkampioen. De jongens konden hun geluk bijna niet op. Ze werden op het stadhuis ontvangen en in het sportpaleis Ahoy wachtte hun een grote huldiging. Het tekende de ploeg dat er voorlopig geen enkel teken van vermoeidheid of verzadiging was. Integendeel, er bleef een gretigheid om alles te pakken wat er te pakken viel. Met slechts tien clubs per afdeling was de competitie in de eerste klas dat jaar al in maart afgelopen. Om de resterende tijd te vullen organiseerde de KNVB een nacompetitie in twee poules, met als hoofdprijs de GOAL-Cup en een reis voor het elftal naar de Europacupfinale in Londen. De eigen poule werd gewonnen, waarna voor de derde keer in dat seizoen moest worden aangetreden voor een finale tegen Huizen. Opnieuw werd het een gevecht tussen twee gelijkwaardige tegenstanders. En weer won Zwart-Wit. Het enige doelpunt kwam op naam van Frans Steur. Frans speelde nog maar kort in Rotterdam, waar hij wegens verhuizing terecht was gekomen en koos voor de club waar zijn voormalige trainer inmiddels aan het roer stond. Zijn eerste indrukken waren feitelijk niet zo best: De sfeer bij Zwart-Wit was veel zakelijker dan bij mijn oude club Olympia in Gouda. Daar was het publiek chauvinistisch en kwam alleen om de club te zien winnen. Bij Zwart-Wit kwamen veel mensen om goed voetbal te zien. Ik had echt wel aanpassingsproblemen en scoorde in de eerste maanden nooit.Daarna begonnen we alles te winnen.Het ging allemaal automatisch, de goede combinaties met Ton Viergever, het scherp staan als Ferry ter Mors de bal had en positie kiezen bij de eerste paal als Jan deWinter opkwam. Bij de finale om de GOAL-cup in Katwijk was Huizen feitelijk veel sterker dan wij. Maar Ger Reitsma pakte alles. Ik bleef voortdurend bewegen omdat ik steeds door een man werd afgedekt. In de verlenging kon hij bijna niet meer. Ferry zag het en lanceerde me. Het was gelijk raak. Het seizoen was inmiddels zo ver gevorderd dat besloten werd de finale om het algemeen landskampioenschap uit te stellen tot na de zomervakantie. Mogelijk voor Zwart-Wit geen nadelige beslissing. De vermoeidheid begon toe te slaan en er werd uiteindelijk toch nog een prijs gemist. De bekerfinale ging op het nippertje verloren.
1971:Algemeen Amateurkampioen van Nederland – Staand: Trainer Wim v.d. Gijp, Jan de Winter, Adrie Wander, Hans Helleman, Cees Wander, Ferry ter Mors, Ger Reitsma. Gehurkt: Peter v.d. Sande, Joop Hak,Wim Tuunter, Frans Steur, Ton Viergever en verzorger René Pauwels.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 56
Onmiddellijk na de vakantie werd de verre reis naar Beek gemaakt, waar zondagkampioen Caesar wachtte. Ferry ter Mors herinnerde zich: Ik was ziek en het was dubieus of ik mee kon naar het trainingskamp in Zeist. Misschien had ik het beter niet kunnen doen, maar ja, hoe gaat dat. Je bent erop gebrand en gaat toch. Ik scoorde er ook nog ons enige doelpunt.We waren blij met het 11 gelijke spel. Maar thuis werd ik prompt weer ziek.Toch heb ik de volgende week weer meegespeeld. Gelukkig voor Ferry. Het werd het absolute hoogtepunt in de geschiedenis van de club. Alle hoge ballen van Caesar waren een prooi voor de lange armen van Ger Reitsma en voor de Wanders.Aan de andere kant zorgden treffers van Ton Viergever en Frans Steur op de tribunes van de anders zo nuchtere De Vaan voor Zuid-Europese vreugdetonelen. De hoogste trap was bereikt. Zwart-Wit was algemeen amateurkampioen van Nederland. De naam van Zwart-Wit werd genoemd op radio en televisie en in krant en weekblad. Het Rotterdams Nieuwsblad gaf er zelfs een speciale sporteditie voor uit. De club leefde in een voortdurende feestroes. Aan de top komen is moeilijk, daar blijven vaak moeilijker. De kracht van dit elftal bleek toen in het daaropvolgende seizoen met een bijna vanzelfsprekend gemak en ongeslagen opnieuw het afdelingskampioenschap werd behaald. De strijd om het zaterdagkampioenschap moest ditmaal gestreden worden met IJsselmeervogels. Op een volkomen verregend De Vaan kwam Zwart-Wit niet tot het normale voetbal. Na het afkeuren van een Spakenburgs doelpunt liep de wedstrijd zowel binnen als buiten de lijnen volledig uit de hand.Verbitterd om de 1-0 nederlaag verklaarden de bezoekers in een krant:‘In Spakenburg vreten we ze op met huid en haar’. Ondanks een geladen atmosfeer werd er de volgende week echter weinig gevreten. Arbiter Karel hield de teugels stevig in handen en de wedstrijd kon normaal worden uitgespeeld. Het 1-1 gelijke spel was voor Zwart-Wit voldoende om de meegebrachte champagne in de kleedkamer te laten vloeien. Wederom de sterkste zaterdagclub. En alweer wachtte de prestigestrijd met de zondagkampioen. Dit keer was dat Sparta’25 uit Beek en Donk. Een sterke tegenstander die al gelijk begon met op De Vaan met 0-1 te winnen. Nog even was er in de uitwedstrijd hoop op revanche. Zwart-Wit kwam verdiend voor dankzij een treffer van Frans Steur, maar moest uiteindelijk met een 2-1 nederlaag naar huis, het Brabantse dorp in een ware carnavalsstemming achterlatend. Na alle grote successen was het maar een kleine pleister op de wond dat toch nog de beker gewonnen werd. In Nunspeet werd ACV volledig kansloos gelaten.
1972: Kampioen van Nederland zaterdagvoetbal) Staand: Leider W.C. van den Heuvel, Adrie Wander, Cees Wander, Hans Helleman, Ger Reitsma, Jan de Winter, Martin Lührmann, trainer Wim v.d. Gijp en grensrechter Anne Faasse. Gehurkt: Ferry ter Mors, Frans Steur,Theo Blaak, Peter v.d. Sande, Ton Viergever en verzorger René Pauwels.
Waakzaamheid In het begin van de jaren zeventig stond Zwart-Wit op een toppunt. Een accommodatie die met elke andere kon worden vergeleken, terwijl er bovendien plannen waren die nog verder uit te breiden. Een eerste elftal aan de top, met daarachter alle voorwaarden om doorstroming van jongeren mogelijk te maken. Er was met dit doel geïnvesteerd in een betaalde jeugdtrainer. Het geheel werd gedragen door een grote, sterke vereniging, sinds enkele jaren nog uitgebreid met een afdeling damesvoetbal.Via een nieuw ingestelde ledenraad werd voorkomen dat de afstand
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 57
tussen de vele leden en het bestuur te groot werd. Bovendien was er een bestuur dat voortdurend alert bleef op mogelijk nieuwe achterstellingen van het zaterdagvoetbal en de principiële zaterdagspelers. Dat gevaar was niet denkbeeldig. Toen de KNVB het besluit nam dat voortaan ook zaterdagspelers in het nationale amateurteam mochten worden opgenomen, leek dat een erkenning. Nauwelijks een jaar later bleken afspraken over het nooit spelen op zondag alleen op te gaan in onbelangrijke wedstrijden. Toen Spakenburger Aalt Kok weigerde mee te doen aan een beslissingswedstrijd op zondag, werd hij daarna prompt niet meer opgesteld. ‘Tenzij het pure topspelers zijn als Henk Kiel, Ab Marijt en Ger Reitsma krijgt de zaterdagvoetballer geen kans. Bij gelijkwaardige krachten kiest men voor de zondagvoetballer’, klaagde Henny Troost in het clubblad. Zwart-Wit kon hier weinig aan doen. Maar het wakkere bestuur besloot enige tijd later wel tot actie over te gaan. De KNVB had bepaald dat de amateurkampioenen mee mochten spelen in de ‘grote’ beker. Maar ook hier bleek al snel dat er geen enkele garantie kon worden gegeven dat er niet op zondag moest worden gespeeld. Zeker voor een principiële vereniging als Zwart-Wit was dit niet aanvaardbaar, waarop de club van de deelnemerslijst werd afgevoerd. Daar legde het bestuur zich niet bij neer. Zouden al die profclubs er echt bezwaar tegen hebben een keertje op zaterdag te spelen? Via een enquête werden alle profclubs benaderd. Het resultaat stond lijnrecht op wat de KNVB had gesteld: slechts 1 club had bezwaren, 1 club stelde bepaalde voorwaarden, meer dan 30 wilden ons volledig ter wille zijn. De KNVB kon niet anders dan de zaterdagkampioen toelaten. Helaas voor Zwart-Wit was de zwaarbevochten deelname maar van korte duur. Er werd geloot tegen de profs van Volendam. Zwart-Wit speelde een grandioze wedstrijd, maar er zijn van die wedstrijden die je gewoon niet mag winnen. Paal en lat en handenvol gemiste kansen verhinderden de verdiende voorsprong. Een van de schaarse aanvallen van de profs leverde een toevalstreffer op die de genadesteek voor het enthousiasme bleek te zijn. ‘Dit had een doorbraak in de landelijke erkenning kunnen zijn. De tragiek van deze uitslag is dat we dit niet hadden verdiend’, klaagde het clubblad. De erkenning van het zaterdagvoetbal kwam toch. Het afdwingen van het recht op deelname reikte immers veel verder dan het belang van Zwart-Wit alleen. Het opende de weg voor het meespelen van zaterdagclubs in latere jaren, met als hoogtepunt de sensatie die IJsselmeervogels veroorzaakte door het te brengen tot de halve finale. Helaas geen finale in De Kuip. Maar er was alom zo veel sympathie voor dit team ontstaan, dat het toch in het stadion mocht spelen in een voorwedstrijd bij de bekerfinale. De Spakenburgers mochten zelf hun tegenstander kiezen. Natuurlijk was de keus eenvoudig: Zwart-Wit ’28 uit Rotterdam. In alle opzichten had Zwart-Wit de top bereikt.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 58
6.6 Een stap terug (periode 1972-1980) Proberen de lampen brandende te houden Aan het bereiken van een top is ook een nadeel verbonden: men kan daarna alleen nog maar naar beneden. Dat geldt voor iedereen en iedereen weet het ook.Alleen weet niemand een echte oplossing voor dit probleem. Hooguit kan men proberen alle mogelijke maatregelen te nemen om het proces zoveel mogelijk te beperken en te vertragen. In oktober 1972 maakte het bestuur een nieuwe start onder een andere voorzitter. Cor Vaandrager had dermate veel tijd en energie in de club gestopt dat het logisch was dat hij de fakkel aan een ander ging overdragen. Er lagen nog zoveel bouwplannen te wachten dat men weer een financieel expert wilde als voorzitter. Die werd gevonden in Dick Marseille. Hij nam een club over die in alles was voorbereid om de hoge positie te handhaven. Allereerst moest de accommodatie steeds zo worden aangepast dat men andere clubs een stapje voor bleef. Er was inmiddels bij het hoofdveld al een echte dug-out gemaakt, compleet met voetverwarming voor de koude dagen. Plannen lagen klaar om onder de tribune twee kleedlokalen te bouwen met uiterst moderne wasgelegenheden. Bovendien konden de spelers dan rechtstreeks vanonder de tribune het veld in het midden betreden. Een bijkomend voordeel was dat er dan tevens een oplossing was voor de dameselftallen. Bij het ontwerpen van De Vaan was daar geen rekening mee gehouden. De twee centrale wasruimtes in het clubhuis waren ongeschikt voor gemengd gebruik. Dus werden er vanuit de wasruimtes op alle deuren haakjes gemonteerd die onbevoegd betreden moesten voorkomen als de dames zich douchten. Geen ideale toestand. Een enkel haakje is gauw vergeten en zo kon het gebeuren dat op een dag een aspirantje in zijn blootje de wasruimte binnenstapte en ineens tussen een aantal poedelnaakte dames stond. Hij sloeg zijn handen snel voor zijn buikje en rende terug naar de veiligheid van zijn kleedkamer. Mogelijk een aardig incident. Het tekende wel de noodzaak voor een betere oplossing. De drang om niet achter te raken bij anderen werd ook duidelijk bij het realiseren van een vernieuwde commissiekamer, zodat de voorzieningen voor die belangrijke groep werkers optimaal zouden zijn. Zo werd 1974 een belangrijk bouwjaar, terwijl we daarbij niet eens de vernieuwing van de kantine hebben genoemd. Financieel was dit alles mogelijk omdat de club al sinds enige jaren een sponsor had. Het had vrij lang geduurd voor die gevonden was, omdat men niet van plan was om wie dan ook enige inmenging in clubzaken te geven. Maar op de lichtmasten langs de Vaanweg prijkte uiteindelijk de naam van de eerste sponsor, Euryza, die aan alle voorwaarden voldeed. Een groot succes bleek voor de club de perskamer te zijn. De verwarmde ruimte, die aandeed als een huiskamer, werd een trefpunt voor allerlei persmensen. Ze kwamen er graag, bespraken er tal van onderwerpen en zorgden er tegelijk voor dat Zwart-Wit een bekende naam bleef in de kranten. De schrijver van deze kroniek, destijds verantwoordelijk voor de kontakten met de journalisten, herinnert zich: De regionale pers was er vrijwel altijd.Maar ik heb ook heel wat mensen met landelijke bekendheid mogen ontvangen.Daarbij denk ik aan mensen als Herman Kuiphof, ir.A. van Emmenes, Kees Jansma en Hans Kraay. Het was altijd gezellig waardoor men meestal in de publicaties Zwart-Wit ook goed gezind was.Wel gebeurden er soms vreemde dingen. Eens was een wedstrijd zo saai geweest dat Piet Wolffenbuttel van Voetbal International aankondigde de volgende keer een moppenboekje mee te zullen brengen tegen de verveling. Dat deed hij. Luidkeels las hij een paar van zijn moppen voor. Ze waren van het soort dat niet helemaal aansloot bij de clubcultuur.Na het omroepen van een spelerswissel vergat ik de microfoon uit te zetten.Piet ging vrolijk verder.We merkten pas dat er iets mis was, toen allerlei lachende hoofden in onze richting begonnen te draaien. Een paar weken later gebeurde er iets anders. Niemand reageerde toen het welkomstwoord werd uitgesproken. Kennelijk was er geen geluid maar de in allerijl ontboden technische mensen konden geen enkel mankement ontdekken. Uiteindelijk bleken de grote luidsprekers van onder de kap van de tribune te zijn gestolen.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 59
6-1-1973 : Zwart-Wit ’28-DOTO - actiefoto Frans Steur Copyright I.P.O. Ook op het veld werd er na alle successen van de laatste jaren niet ontkomen aan de stappen die terug moesten worden gezet. Natuurlijk dobberde Zwart-Wit nog een aantal jaren op een grote hoeveelheid kunde en ervaring. Soms vlamde de club onder de teruggekeerde trainer Piet Boekee weer als vanouds. Zelfs werd een volledig Feyenoord met 3-2 verslagen. De reputatie van de club op speltechnisch gebied was nog zo groot dat men de eervolle uitnodiging kreeg om in Zeist als sparring-partner van het Nederlands elftal te mogen fungeren. In de stromende regen werd maar met 2-1 verloren van de ploeg die enkele maanden later tot in de finale van het wereldkampioenschap kwam. Het mocht voor het spelen in de competitie allemaal niet baten.Toen trainer Boekee wegging, koos het bestuur voor Jan Nieuwstraten. Als iets in staat zou zijn de vlam weer in de pan te laten slaan, dan was het zijn enthousiasme. Jan accepteerde de aanstelling: De mensen hebben me gezegd dat ik het niet moest doen.Het was immers een ploeg waarmee je na al die hoogtepunten alleen nog maar achteruit kon.Verstandelijk weet je dat het waar is. Maar wat doe je als je trainer kunt worden van de club die een stuk van je leven is? Vraag het maar aan al die jongens van Zwart-Wit die nu trainer zijn, aan Arie van der Giesen, aan Joop Klaasen en al die anderen.Trainer van Zwart-Wit, dat zouden ze het liefste willen zijn. En dan doe je het toch… Maar zelfs Jan lukte het niet het oude vuur weer te ontsteken. Dus ging Jan weer, en Piet van Miert kwam bij de ploeg waar inmiddels het degradatiespook rondwaarde. Het was duidelijk dat er ingrijpende maatregelen nodig waren om de club te redden. Het bestuur kon weinig verweten worden. Er werd al veel gedaan voor de toekomst. Een betaalde jeugdtrainer moest gaan zorgen voor een sterke jeugdafdeling. Er was een Technische Coördinatie Commissie ingesteld om de doorstroming vanaf de aspiranten tot aan het eerste elftal optimaal te maken.Tot voorzitter van de TCC werd Jan van Elderen benoemd, die na een aantal jaren afwezigheid was teruggekeerd als leider van A1 en vertelde: Ik vond bij mijn terugkeer veel veranderd.Vroeger had ik de club als prestatief ervaren. Dat vond ik niet meer terug. Natuurlijk mogen er ook spelers uitsluitend recreatief bezig zijn, maar je moet toch ook op sportprestaties gericht zijn. Er komen natuurlijk steeds weer spelers van buiten op de sportmogelijkheden en de accommodatie van de club af. Maar je moet vooral veel doen aan je jeugd. Ik zie daar op dit moment veel beloften in voor de toekomst. De T.C.C. moet zorgen dat straks de stap naar de seniortop voor hen niet te groot zal zijn. Het spanningsveld dat Jan noemde was juist in het jeugdwerk goed merkbaar. Duidelijk kwam dit naar voren in de jarenlange discussies over het hoogste D-elftal. Moest dat nou blijven spelen in de regionale afdeling? Daar waren de spelertjes jaar in jaar uit betrokken bij de strijd om de onderste plaats en bleken tegenstanders vaak veel te sterk. Of kon er beter een stapje terug worden gedaan om in de groengordelcompetitie deze jongens weer spelvreugde te laten opdoen? Zo er al een antwoord op dit soort vragen bestond, het werd voorlopig niet gevonden. Maar onbetwist stond het vast dat het creëren van een hechte band binnen de club in elk geval belangrijk was. Er werd dan ook veel gedaan op dit terrein.Toernooien, gezellige avonden en een paar aantrekkelijke reizen. De jeugd ging naar Engeland en bouwde een langdurende relatie op met de Clifton All Whites uit Nottingham.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 60
Veranderende opvattingen Elke voetbalkenner weet dat als het eerste elftal niet goed draait, de weerslag in de hele vereniging te vinden is. Zoals Jan Nieuwstraten was gevraagd terug te komen om het oude vuur weer aan te wakkeren op het veld, zo werd Henny Troost gevraagd het voorzitterschap over te nemen om de oude tijden te doen herleven. Geen gemakkelijke taak. Het bestuur kon veel beïnvloeden, maar niet alles. Bovendien gebeurde er al zo veel om achteruitgang bij de club te voorkomen. De omstandigheden waren in een paar jaar sterk gewijzigd.Vooral de bevolking van RotterdamZuid was aan het veranderen.Veel kerkelijk meelevenden vertrokken naar gemeentes buiten Rotterdam, waardoor een deel van de Zwart-Witte achterban begon weg te vallen.Trouwens, ook binnen de kerken vonden ware omwentelingen plaats in allerlei standpunten. Zaken die voordien ondenkbaar waren, werden langzamerhand als normaal beschouwd. Nog in de zestiger jaren was de toto bij een groot deel van de leden onaanvaardbaar.Toen de lotto kwam, werd in 1975 daarover een enquête gehouden. Nog maar 21% van de leden bleek zelf bezwaren te hebben, maar vrijwel niemand vond het erg als anderen via Zwart-Wit eraan zouden gaan deelnemen. Niemand zou door invoering van de lotto de club verlaten. Dus deed de lotto zijn intrede. Toen een jaar later werd voorgesteld ook aan de toto te gaan deelnemen, ging de ledenvergadering zonder noemenswaardige tegenstand akkoord.
De erewedstrijd Ijsselmeervogels – Zwart-Wit in het Feyenoordstadion op 15 mei 1975. Van Zwart-Wit staan op de bovenste rij: Rien v.d. Heuvel, Ger Mouthaan, Chris Braun en verzorger Toon IJzendoorn. Op de middelste rij: de bestuursleden Viskil en Van der Spek, de spelers TheoVlemming, Ferry ter Mors, Adrie Wander, Kees Brouwer, Krijn v.d. Heide, Jos Roestenburg en trainer Jan Nieuwstraten. Op de onderste rij: Lolke Lolkema, Cees Wander, Ronald van Maasdam, Frans Steur en Peter van der Sande. Copyright Piet Bouts Het was nog niet alles. Er kwamen activiteiten die vroeger ondenkbaar zouden zijn geweest.Voor de ouderen was dansen vroeger een absoluut taboe geweest. Nu kwam er voor hen een danscursus om de schade in te kunnen halen. Even waren er hevige protesten tegen een carnavalsavond, maar die ging wel door en werd een groot succes. En men accepteerde zelfs een kerstbal, ondanks het feit dat niet iedereen de combinatie van kerst en een bal geslaagd vond. Nog heviger werd er aan oude standpunten gerammeld in het jubileumboek dat in 1978 verscheen. Theo Schut schreef een inleiding over de christelijke sportbeweging en citeerde daarin een studie uit ‘Kerk en Sport’: Gezegd zou kunnen worden dat de goede sportbeoefening ook tot een goede viering van de zondag kan behoren. Bestaat er rond het begrip ‘zondagsheiliging’ niet een vals spiritualisme, alsof het op deze dag slechts om het geestelijk leven gaat, losgemaakt van het lichamelijke leven? De angst voor sportbeoefening op zondag is dan vooral angst voor het verlies van een conventioneel levenspatroon, dat men met christelijke levensstijl kan vereenzelvigen. De schrijver voegde aan dit citaat zijn eigen mening toe: ‘Indien de sportbeoefening mede helpt om de vreugde van het menszijn voor Gods aangezicht te beleven, is het vraagstuk van de sport op zondag voor velen niet zo moeilijk meer.’ Een progressief standpunt, dat door lang niet iedereen werd gedeeld, zoals tijdens de verdere jubileumviering nog zou blijken.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 61
Een halve eeuw Zwart-Wit “Het was me het maandje wel”, opende het clubblad in juni 1978. Inderdaad was het jubileum niet ongemerkt voorbijgegaan. Met een hele reeks activiteiten was het gevierd. Allereerst was er in het clubhuis een forum over de zin van een christelijke sportbeweging in deze tijd. In een stampvolle maar gezellige kantine probeerde gespreksleider Theo Schut voortdurend om ook over andere aspecten van het thema te praten. Het lukte niet. Elke keer weer kwam men terug op het wel of niet sporten op zondag. Het forum was het daarover totaal oneens. Het bestond dan ook uit een gemêleerd gezelschap, met onder anderen de principiële zaterdagvoetballers Jan Nieuwstraten en Aalt Kok, de profvoetballer en Jehova-getuige Joop Korevaar, de welbespraakte Feyenoordschrijver Phida Wolff en predikant Heule. Natuurlijk bleef iedereen bij zijn standpunt, maar, zoals iemand na afloop het zei:‘Het was heerlijk om in zo’n gemengd gezelschap in goede harmonie naar elkaar te kunnen luisteren’. Serieuze momenten waren er nog meer, zoals bijvoorbeeld de dankdienst in de Breepleinkerk. Ondanks de concurrentie van een Europacupwedstrijd op de televisie woonden 400 mensen de dienst onder leiding van de predikanten Samson en Lems bij.Voeg daarbij de receptie voor leden en donateurs, waarin de ledenraad een klok aan een van de lichtmasten aanbood en dan was er natuurlijk ook de oergezellige reünie voor oud-leden. De uitreiking van het jubileumboek ‘Vijftig jaar Zwart-Wit’ was een hoogtepunt voor de samenstellers die er maanden aan gewerkt hadden. Maar daarnaast waren er totaal andere dingen te beleven. Een grote fancy-fair moest geld opleveren voor alle andere evenementen. En die waren er genoeg: een veteranentoernooi om de nieuwe Nico Kreft Bokaal, een spannend toernooi voor het eerste elftal dat nooit werd voltooid vanwege de plotselinge zware regenval, een damestoernooi met buitenlandse deelnemers, en een internationaal jeugdtoernooi met natuurlijk ook de oude vrienden uit Nottingham, de Clifton All Whites. Een toernooi voor de allerjongsten sloot de festiviteiten af. Jubileumuitgave 50 jaar
Inderdaad, de club stond bol van de activiteiten in die jubileummaand. Veel mensen spanden zich enorm in voor deze eenmalige activiteiten. Maar onmiddellijk daarna bleek dat het veel moeilijker was om permanente medewerkers te vinden. Het clubblad klaagde dat er te weinig medewerkers voor de kantine waren. Ook zocht men nog altijd jeugdleiders en steeds meer leden kwamen niet opdagen bij hun werkbeurt. Gelukkig beschikte de club over voldoende kader om een terugloop van medewerkers op te vangen. Het moest toch mogelijk zijn om het saamhorigheidsgevoel dat had geheerst tijdens die geweldige jubileummaand, voor een langere periode te handhaven. Het bestuur deed alles om dit gevoel levend te houden, ook onder de spelers. Het enthousiaste damesteam ging op reis naar Joegoslavië. De reis was zo’n succes dat ook de selectiegroep van de mannen erheen trok. Er werden door hen onvergetelijke indrukken opgedaan. Niet zozeer door het behalen van de eerste prijs in een toernooi, ook niet alleen door een indrukwekkende zomeravond op een eiland voor de kust met een barbecue waar drie vaten met elk 50 liter wijn plus een enorm varken aan een spit op hen wachtten, maar vooral door de gebeurtenissen tijdens de thuisreis. Op de boot kwam het bericht dat Tito was overleden. Aan boord heerste plotseling algehele rouw. Er huilden mensen en de Zwart-Witters kregen het bevel te stoppen met hun kaartspel. Ook hard praten werd verboden. De Joegoslaven beleefden de gebeurtenis zo anders dan Nederlanders dat zouden doen, dat de hele groep er diep van onder de indruk was.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 62
Het verlopende getij Wat er bij Zwart-Wit in die jaren ook geprobeerd werd, met het topteam wilde het niet lukken. Geschikte spelers kwamen er niet meer. Eigen spelers vertrokken. In de voetbalwereld circuleerden allerlei geruchten over clubs die hoge reiskostenvergoedingen betaalden of zelfs forse bedragen aan spelers ter hand stelden. Maar bij Zwart-Wit kon zelfs niet gepraat worden over reiskosten. Toen in 1974 een van de dragende spelers verhuisde naar buiten Rotterdam, was die best bereid om te blijven. Als nou de club zijn benzine wilde betalen, dan wilde hij graag drie keer per week de reis maken. Het bestuur aarzelde geen moment. Het antwoord was een absoluut nee. Dat standpunt werd breed gedragen. Als een speler een vorm van reisvergoeding zou krijgen, waarom dan niet al die vrijwilligers binnen de club? Het was de vraag of een club in staat zou zijn dit standpunt te handhaven en toch aan de top te blijven. In het seizoen 1979/80 werd die vraag pijnlijk actueel. Het ging slechter dan ooit op het veld.Trainer Piet van Miert stapte halverwege het seizoen op. Coen Nieuwstraten nam het zwalkende team over.Toen hoorde men dat een zeer goede speler wel wilde komen, mits zijn reiskosten zouden worden vergoed binnen de toegestane normen van de KNVB. Maar je kon toch moeilijk aan hem een vergoeding geven en aan de anderen niet. En voor een vergoeding aan het hele elftal ontbraken de financiën.
1979 – Twee toekomstige trainers in actie tegen Kozakken Boys - actiefoto Arnold Lobman en Jack van den Berg
Toenmalige voorzitter Henny Troost zegt nu over die periode van veranderingen: Alles veranderde zeer snel.Veel bewoners van Rotterdam verhuisden naar andere gemeentes. Kerken werden gesloten en met hen verdween een belangrijk deel van de achterban waaruit wij ons kader moesten halen. In de hele voetbalwereld praatte men over commercialisering en vergoedingen.Als een club bij wilde blijven moesten er offers gebracht worden ten behoeve van het eerste. Maar wij hadden daar geen geld voor.Wat we hadden, was dringend nodig om onze accommodatie op peil te houden. Ik was niet een voorzitter met allerlei relaties om geld binnen te halen. Het was in 1980 tijd dat er een commercieel ingesteld man aan de top kwam.Wij vonden die in Henk van den Berg. Om het seizoen nog te redden, kwamen de veranderingen te laat. In het jaar 1980 degradeerde Zwart-Wit ’28. Het was voor het eerst in de clubgeschiedenis.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 63
6.7 Aanpassing aan veranderende eisen (periode 1980-1988) Commercialisering in de sport Tijdens de ledenvergadering in september 1980 droeg Henny Troost het voorzitterschap over aan Henk van den Berg. Bij de meeste leden was die totaal onbekend. Omgekeerd was Zwart-Wit dat voor hem zeker niet.Al in de tijd van Varkenoord was zijn vader supporter geweest en had ook Henk er vaak langs de lijn gestaan. Als kenner van het zaterdagvoetbal was hij Zwart-Wit altijd blijven volgen. Zelf had hij jarenlang bij Unicum gespeeld en zojuist had hij als trainer bij Vlaardingen zijn elftal naar een kampioenschap kunnen leiden. Henk voldeed aan alle eisen in de profielschets voor een voorzitter van de club. Hij was bezeten van voetbal, gewend om leiding te geven en paste op grond van zijn kerkelijke activiteiten precies in de cultuur van Zwart-Wit. Daarnaast was hij een man met een scherp oog voor zaken. En dat was juist wat nodig was in een tijd dat overal de commercialisering zijn intrede deed. Het was de enige manier om niet achter te raken bij andere clubs. Er waren dringend financiën nodig voor de accommodatie die langzamerhand aan een paar fikse reparaties en vernieuwingen toe was. Daarnaast kon men alleen aan de voetbaltop meedraaien als er op beperkte schaal meegedaan kon worden met de door de KNVB toegestane onkostenvergoedingen. Op 29 september 1980 werd Henk voorgesteld aan de leden van de club. Ook al waren er veel plannen voor een nieuw tijdperk, hij begon in zijn openingstoespraak met eraan te herinneren hoeveel de zojuist afgetreden voorzitter voor de club had betekend.Als symbool van zijn respect daarvoor was zijn eerste voorstel om Henny Troost te benoemen tot erevoorzitter en de stille kracht achter zijn grote prestaties, zijn vrouw, tot erelid. Zij was overigens voor de club veel meer dan alleen de vrouw van de voorzitter. Haar grote inzet bij het beheer van de kantine rechtvaardigde die benoeming volledig. Voor wat betreft zijn eigen beleid, noemde de kersverse voorzitter vooral zijn streven om voetballers die passen binnen de cultuur van Zwart-Wit aan de vereniging te gaan binden. Zijn uitgangspunt was dat clubliefde voor een groot deel afhankelijk is van de prestaties van het eerste elftal. Als we nu met hem over zijn aantreden praten, zegt Henk: Het was een tijd waarin het hele amateurvoetbal ging vercommercialiseren.Wie daarin achterbleef, miste de boot. Er moest geld komen en Zwart-Wit miste de juiste relaties daarvoor. Die had ik gelukkig wel. Er moesten nieuwe spelers komen en zonder de vergoedingen die elke club gaf, kwam je er niet. Zelf bracht ik gelijk al een paar spelers mee van Unicum, zoals bijvoorbeeld Leo Boer. Maar het was ook een tijd van individualisering bij de spelers. Ze voelden zich in het algemeen veel minder verbonden met hun club en stapten gemakkelijk van de ene vereniging naar de andere. Dat wilde ik niet. Meer geld geven dan de vergoedingen die waren toegestaan deed ik ook niet. Je hebt veel meer effect als je hen kunt helpen bij hun privé-problemen of in hun carrière. Ik heb jongens geholpen die geen huis konden vinden en anderen bij het zoeken naar een baan. Zulke zaken zijn veel doeltreffender als je naar clubgebondenheid streeft. Via sponsors begon er geld binnen te komen waarmee het clubhuis kon worden aangepakt. Na bijna vijftien jaar was een opknapbeurt dringend nodig. Er zou nog meer geld kunnen binnenkomen als het beleid in de kantine veranderd zou worden. Zowel publiek als spelers begonnen andere eisen te stellen aan een clubhuis.Van een biertap was nooit sprake geweest omdat men die niet vond passen binnen de sfeer van de club.Aan de verkoop van patat en diverse snacks was alleen maar gedacht. De tijd voor aanpassingen was gekomen om ervoor te zorgen dat jongens na de trainingen nog gezellig bleven hangen. Zowel clubgebondenheid als omzet zouden daar wel bij varen. Dit laatste aspect werd al snel duidelijk waarneembaar. Binnen enkele jaren verdubbelde de jaarlijkse winst die in de kantine gemaakt werd tot ruim 80.000 gulden. Bovendien laaide er binnen de club plotseling weer enthousiasme op. Er werd een ‘Club van 100’ opgericht om geld bijeen te brengen voor allerlei dingen waarvoor de begroting niet toereikend was.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 64
Terug naar het hoogste niveau Dat er opnieuw wat vuur kwam in de vereniging, was niet verwonderlijk. Op het veld werden weer successen geboekt en die hadden de gebruikelijke uitstraling op de rest van de club. Iedereen weet hoe moeilijk het is om na een degradatie weer snel terug te keren.Toch begon langzaamaan het vertrouwen te groeien dat het bij Zwart-Wit zou gaan lukken. Aarzelend, want er was een onduidelijke en weifelende start geweest. Dat lag in de lijn der verwachting omdat er na de degradatie maar liefst negen spelers waren vertrokken. Daarvan gingen er vier tegelijk naar Barendrecht. Daar stond tegenover dat er een groter aantal naar Zwart-Wit was gekomen, onder hen een aantal oudleden, zoals Kees en Adrie Wander, Ed Molsbergen en Martin van Keulen.
1981: Heren 1 - Kampioen tweede klas met promotie naar de eerste klas. Staand v.l.n.r.:vlaggenist Dick Boer, Cor Buijs, verzorger Leo Vos, Dries Kroos,Adrie Wander, Cees Wander, Rob Koster, Martin van Keulen, Cees Boon, Cees de Leeuw, Lolke Lolkema, res keeper Koole, trainer Coen Nieuwstraten,Arnold Lobman Zittend vlnr: Cees van der Ent, Frans Bouman, Cees Bouman, Chris Braun, Ed Molsbergen, Leo Boer, Henk van den Berg Het opbouwen van een nieuw elftal vraagt nu eenmaal tijd. De eerste resultaten van het nieuwe team waren dan ook niet erg hoopvol. Krantenkoppen in de plaatselijke pers als ‘Zwart-Wit moet nog wennen’ en ‘Zwart-Wit defensief zwak’ drukten in die eerste weken zeker de waarheid uit.Van de eerste vier wedstrijden werden er twee verloren, werd er een keer gelijk gespeeld en slechts één keer gewonnen. Daarmee zakte Zwart-Wit al onmiddellijk tot in de onderste helft van de ranglijst. Maar langzamerhand wist trainer Coen Nieuwstraten wat meer lijn in het elftal te krijgen. De krantenkoppen veranderden in ‘Zwart-Wit sluipt naar boven’. Bij de jaarwisseling was men koploper ASWH tot op een punt genaderd. Het hele nieuwe beleid ging ervan uit dat voetbalresultaten niet alleen vanaf het trainingsveld kunnen worden beïnvloed. Met name het saamhorigheidsgevoel binnen de selectie kan door een club worden gestimuleerd. Daarvoor werd elke kans aangegrepen. Het schitterende kerstdiner met het bestuur was al een eerste stap in die richting.Via een sponsor kon gezamenlijk de zesdaagse in Ahoy vanaf uitstekende plaatsen worden bekeken en natuurlijk vormde de reis naar het zonnige Cap d’Agde in april een prachtige voorbereiding op de laatste wedstrijden die de beslissing moesten brengen. De kans op een goede afloop was inmiddels steeds groter geworden. De strijd om de top werd met groot enthousiasme gevoerd. Een aardig intermezzo was de 350e wedstrijd in het eerste elftal van good-old Cees Wander, de verdediger die heel productief bleek in de spits. Zo veel wedstrijden had voor hem nog niemand in het eerste van ZwartWit gespeeld. Uiteindelijk ging de strijd om de bovenste plaats tussen ASWH en Zwart-Wit. Nog iets eerder dan verwacht werd die in het voordeel van de zwart-witten beslist. In de voorlaatste wedstrijd werden in Pernis tegen DOTO door goals van Ed Molsbergen en twee van Frans Bouman de eigen punten veilig gesteld, maar al tijdens de wedstrijd deden er geruchten de ronde dat ASWH achter stond bij De Zwervers. Na het eindsignaal bleven alle Zwart-Witters in de middencirkel staan om te wachten op die andere uitslag.Toen bestuurslid Lolkema met de armen omhoog naar buiten kwam stormen, hoefde hij feitelijk al niets meer te zeggen. De emoties ontlaadden zich in een vreugdedans. Met trainer Coen Nieuwstraten op de schouders werden de kleedkamers opgezocht. Het was dan ook een geweldige prestatie. Zwart-Wit was binnen een jaar teruggekeerd in de hoogste klasse. Al voordat de spelers naar De Vaan waren teruggekeerd, was het volop feest in het clubhuis. De muziek draaide zowel binnen als op het zonnige terras voor een groep die uitgroeide tot meer dan 300 mensen en het clublied werd
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 65
de topper van de dag.Voorzitter Van den Berg sprak lovende woorden en beloofde aan het elftal niet alleen de gebruikelijke kampioensfoto, maar ook een exclusief boek met alle persverslagen van het seizoen erin. Dat is er inderdaad gekomen. Onder de titel ‘Zwart-Wit terug bij de vloot’ verscheen een keurige herinneringsbundel, die ongetwijfeld in latere jaren nog vaak uit de kast is gehaald. De voorzitter had nog iets in petto. Hij beloofde een weekendreis voor de hele groep. Nog voor de vakantie had hij zijn belofte ingelost en vertrok de hele selectie naar het Duitse Winterberg. Het viel aanvankelijk even tegen dat niet iedereen in hetzelfde sporthotel kon worden ondergebracht. Maar nadat de disc-jockey de polonaise ten gehore had gebracht, zat de stemming er gelijk in. Men amuseerde zich kostelijk. Uiteindelijk bleek dat de voorzitter wel genegen was geweest om aan de club veel steun te verlenen, maar dat hij op de tennisbaan tot geen enkel presentje bereid was. De reis werd een waardig afscheid van een schitterend seizoen. Zwart-Wit leefde weer. Het moest in de seizoenen die volgden op de terugkeer naar de eerste klasse mogelijk zijn daar weer een behoorlijk woordje mee te gaan spreken. Het beste bewijs voor de kracht van dit elftal werd wel geleverd in januari 1982 toen er tegen Feyenoord in De Kuip werd gespeeld. Vanzelfsprekend waren de ZwartWitters veel meer gebrand op een goed resultaat in deze vriendschappelijke wedstrijd dan de gastheren. Hun felheid resulteerde dan ook in een 0-2 droomvoorsprong bij rust. Professioneel trok Feyenoord de stand in de tweede helft gelijk. Maar toen Zwart-Wit opnieuw scoorde was er voor de profs geen doorkomen meer aan. Kunnen amateurspelers zich nog meer wensen dan topclub Feyenoord in eigen huis verslaan? Ook in de competitie bleek Zwart-Wit weer een volwaardige eersteklasser, al daalden de resultaten in de daaropvolgende jaren geleidelijk van een vijfde naar een tiende plaats. Maar de club telde weer mee in het landelijke zaterdagvoetbal. 17-4-1982: De leeuw van Zwart-Wit zaait verwarring in de IJsselmeervogels-defensie. Copyright I.P.O.
Grote plannen Hoe mooi een sportaccommodatie ook mag zijn, vernieuwingen en onderhoud zijn nodig om de situatie zo te houden. Dat was juist een van de belangrijkste redenen geweest om goede sponsors te zoeken.Als eerste was begonnen met het moderniseren van de kantine. Dat was inmiddels dringend geworden en een flinke klus voor vrijwilligers. Die waren er altijd minder dan nodig was, vooral omdat ook het onderhoud van de velden veel arbeidsuren vroeg. Een gesprek van de voorzitter met zijn broer Ed van den Berg mondde onverwacht uit in een gedeeltelijke oplossing. Die broer werkte bij het voortgezet speciaal onderwijs, waar geprobeerd wordt om moeilijk lerende jongeren toch een kans in de maatschappij te geven. Soms konden leerlingen dan een plaats vinden in het bedrijfsleven.Vaak kwamen ze terecht in sociale werkplaatsen.Toen Ed hoorde dat er door de DGSW, de dienst gemeentelijke sociale werkvoorziening, ook gebruik werd gemaakt van zogenaamde buitenprojecten zoals werk in zieken- en bejaardenhuizen, vroeg hij zich af of sportverenigingen ook als een dergelijk project konden worden aangemerkt. Enigszins beducht voor een grote toeloop aarzelde de gemeente, maar stemde toe. Op die manier kwamen Willem Batenburg
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 66
en Richard Pekelder op De Vaan. Ze werden er begeleid door Albert van den Berg, vader van Ed en Henk, die zelf leraar op een MTS was geweest. De twee jongens waren al snel onmisbaar. Ze zijn jaren gebleven. De club was in de loop van de tijd al maar groter geworden. Langzamerhand was er een enorm ruimteprobleem ontstaan. Met 35 elftallen op drie velden spelen was natuurlijk onmogelijk. De gemeente had ruimte toegewezen op Varkenoord en zoiets was funest voor de binding met de club. Het bestuur gaf prioriteit aan de terugkeer van alle elftallen naar De Vaan. Er kwamen zelfs gedurfde plannen op tafel om aan de ongewenste situatie een eind te maken. Vlak achter de Zwart-Witvelden huisde de handbalvereniging Snelwiek en tussen de beide buren in lag een complex schooltuintjes. Het bestuur vroeg zich af of voor die tuintjes mogelijk een andere locatie kon worden gevonden door de gemeente. Dan openden zich allerlei mogelijkheden, zeker als men samen met Snelwiek tot een herschikking van de velden zou kunnen komen. Er volgden gesprekken met het bestuur van de handbalclub en de bereidheid tot samenwerking bleek groot. De kansen op een vierde veld werden steeds reëler. Er leefde bij de enthousiaste plannenmakers zelfs een nog veel stoutmoediger idee. Als er bij de veranderingen iets geschoven zou worden met de velden, kwam er net voldoende ruimte vrij om een eigen sporthal te bouwen. Dat was voor Zwart-Wit heel aantrekkelijk in verband met de training op regenachtige dagen en uiteraard ook voor het opkomende zaalvoetbal.Voor Snelwiek was dit plan minstens zo aanlokkelijk omdat handbal steeds meer een zaalsport aan het worden was. De financiële mensen in de club durfden na veel rekenwerk hun fiat te geven aan het plan voor een eigen sporthal en nadat de voorzitter plechtig had beloofd dat er nooit Zwart-Witters zouden worden ingezet voor de exploitatie op de zondagen, ging iedereen akkoord. Het leek wel het lot van de club te zijn dat de eigen plannen precies zijn afgerond op het moment dat er een economische neergang dreigt. Rond 1960 was dat al eens gebeurd met de toewijzing van nieuwe velden en had het geleid tot de bouw van een tijdelijk clubhuis op Varkenoord. Nu herhaalde de geschiedenis zich. De gemeente zag geen kans de noodzakelijke subsidies voor uitbreiding te geven. Toch was de nood zo hoog dat in elk geval het vierde veld er moest komen.Was het verantwoord om zelf vanuit het moeizaam verzamelde geld hierin te gaan investeren? Ja, vond het bestuur en begon plannen uit te werken. Het was de vraag of men nog voldoende eigen mensen zou kunnen mobiliseren voor de uitbreiding en wat andere renovaties. Zelfs bij voldoende vrijwilligers was er nog een bedrag van 170.000 gulden nodig. Grootse plannen in een tijd dat het de vereniging goed ging. Het zaalvoetbal begon meer belangstelling te trekken en het damesvoetbal reikte naar de nationale top. Daaraan wordt in een apart hoofdstuk in dit boek aandacht geschonken. Een voorval moet zeker in dit kader worden genoemd. In 1980 ontving Zwart-Wit de uitnodiging om namens Nederland deel te nemen aan een internationaal damestoernooi op Taiwan. Dat was een delicate zaak. Het betrof hier immers een land dat niet wereldwijd als zelfstandige staat erkend was. Juist in die tijd wilde Taiwan een aantal Nederlandse onderzeeërs bestellen voor de defensie van het eiland. De kwijnende scheepsbouw juichte. Politici aarzelden.Tegen het deelnemen van een club als Zwart-Wit aan het voetbaltoernooi waren geen bezwaren. De Rijn-Schelde-Verolmegroep bleek een gewillige sponsor voor de reis. Er waren nog meer gulle gevers, waardoor het mogelijk was om voor een haalbare prijs de dames van Zwart-Wit, aangevuld met enige speelsters uit andere clubs, te laten vertrekken voor een onvergetelijk reis. In Taiwan waren nog maar weinig Nederlanders ooit geweest. Voorzitter Van den Berg en de speelsters in hun blauw-witte shirts met de letters RSV op de borst, trokken veel aandacht zowel bij het publiek als bij officiële instanties in een periode dat de houding van Nederland in deze affaire wereldnieuws was. Tussen al het vrolijke nieuws moet ook een droef bericht worden vermeld. Wytze Husselman, die zoveel jaren penningmeester was geweest, overleed in 1982. Iemand kwam op het goede idee om de prijs voor het geplande nieuwe Haventoernooi de ‘In Memoriam Wytze Husselman Trofee’ te noemen. Een groot aantal jaren heeft de naam van Wytze op die manier voortgeleefd.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 67
16-4-1983:Actiefoto Ed Molsbergen alias Mr. Zwart-Wit ’28. Copyright Foton den Haan.
In 1985 legde Henk van den Berg de voorzittershamer neer.Al twee jaar eerder had hij overwogen te stoppen, was toen toch gebleven maar vond het nu welletjes: Het was wel eens onmogelijk om het werk voor mijn bedrijf te combineren met het voortdurend bezig zijn voor de club. Feitelijk wilde ik na mijn werk veel liever zelf het voetbalveld op als trainer. Ik had mijn diploma niet voor niets behaald. Toch ging ik nog een poos door. Maar je wist dat het hooguit nog voor een of twee jaar kon zijn. Je moet niet vergeten dat ook het combineren van je taak als voorzitter met die van sponsor niet altijd even gelukkig is. Er zijn mensen die je bemoeizuchtig gaan vinden en je af beginnen te vallen. Dan weet je dat het moment gekomen is. Ik liet een financieel gezonde vereniging achter. In al de jaren dat ik voorzitter was, is er nooit een tekort geweest, terwijl er toch veel geld gestopt is in de verbetering van de accommodatie en er is bijgedragen aan allerlei leuke dingen voor de spelers, zoals de reisjes voor de selectiegroep en de trip naar Taiwan voor de dames.We hebben ons steeds in de hoogste klas weten te handhaven. Het zijn al met al vijf drukke maar goede jaren geweest. Henk van den Berg nam afscheid van de club in een algemene ledenvergadering met de woorden:‘Met blijdschap kijk ik terug, met blijdschap ga ik een nieuwe taak beginnen.’
Interne verdeeldheid Goede jaren had Henk van den Berg de afgelopen periode genoemd, maar hij stipte al aan dat er bepaalde spanningen leefden binnen de vereniging. Hij noemde zelf de combinatie van voorzitter en hoofdsponsor niet in alle opzichten een gelukkige. De sponsor is bij machte bepaalde accenten in het beleid te leggen via het bestedingspatroon. En het is in een voetbalvereniging toch al een moeilijke zaak om de juiste balans te vinden tussen de prestatieve en de recreatieve aspecten binnen een vereniging. Er waren mensen die vonden dat door de goede zorg voor de selectiegroep er binnen de vereniging een bevoordeelde groep werd gecreëerd die ver verwijderd leefde van de recreatieve voetballers. Een veelgehoorde stelling was ook dat je als Zwart-Witter nauwelijks de kans kreeg om door te stromen naar het eerste elftal omdat men daar liever spelers van buiten haalde. Men hoorde dan vaak de wens uitspreken dat het weer net zo moest worden als vroeger. Dat was natuurlijk een heel zwakke stelling, want je hoeft er maar de kampioensfoto’s uit de gloriejaren bij te pakken om te zien dat ook toen het aantal spelers dat als junior in de club was begonnen heel beperkt was. Overigens kon niemand zeggen dat er was vergeten om te investeren in het sportpark. En dat kwam uiteraard de hele vereniging ten goede. Maar binnen het jeugdbestuur bestonden frustraties omdat men vond dat er voor hun werk veel te weinig geld beschikbaar was. Er hadden zich langzamerhand groepjes gevormd die zich nog alleen met hun eigen problemen bezig hielden. De dameselftallen opereerden bijna zelfstandig, zelfs met een eigen sponsor.Veel jeugdelftallen zochten zelf bedrijven die bereid waren kleding en materiaal te vergoeden.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 68
In die omstandigheden werd Henk Wander gekozen als voorzitter. Hij kende van binnenuit de problemen: Een deel van de vereniging verzette zich tegen de grote invloed van de commercie.Vandaar dat ik in mijn openingstoespraak zei dat we sponsoronafhankelijk moesten worden. Daar bedoelde ik mee dat ik liever tien kleine sponsors had dan een grote. Dan blijft de invloed van elke sponsor beperkt. Uiteraard begreep ik ook wel dat de tijd voorbij was dat het zonder sponsoring kon. Ik was al voor ik voorzitter werd een tegenstander geweest van de plannen voor een sporthal. Het stond voor mij vast dat de vereniging dit op de langere termijn financieel niet kon trekken. Natuurlijk was niet iedereen het daarmee eens. Helaas gold dat in die periode voor veel zaken in de club. In zijn openingswoorden als voorzitter had Henk Wander al gezegd dat het uitwerken van de nieuwe ideeën veel van de vereniging zou gaan vragen. Het zou heel moeilijk worden om het wegvallen van de hoofdsponsor op korte termijn te compenseren.Toch was er veel geld nodig. Er moesten dringend reparaties aan de tribune worden uitgevoerd, het noodzakelijke vierde veld zou enkele tienduizenden guldens gaan kosten. Een actieve en bekwame jeugdcommissie had mooie ideeën om tot een beter beleid te komen in de eigen afdeling. Prachtige plannen, maar met een nadeel: ze zouden geld gaan kosten. Blijdschap na een doelpunt . Copyright Foton den Haan
Het leek wel of alle conflicten en meningsverschillen van de laatste jaren plotseling tot een uitbarsting kwamen. De jeugdcommissie botste met het bestuur over het te voeren beleid en stapte op. De zeggenschap over de fooienpot in de kantine veroorzaakte zo’n conflict dat er mensen de brui aan gaven. De financiële problemen werden nog vergroot doordat de opbrengsten van zowel de lotto als van de permanente oud-papieractie tot minder dan de helft waren teruggelopen. Als een natuurramp spoelde het ene na het andere probleem over de club en met name over het bestuur. Ook daar kwamen barsten in de eensgezindheid en er traden bestuursleden af.Tot overmaat van ramp begonnen de prestaties van het eerste terug te lopen. Na een redelijk begin zakte men af tot onderaan. Gelukkig bevond zich daar ook PPSC en een beslissingswedstrijd fungeerde als strohalm om de degradatie te ontlopen. De overwinning op de Schiedammers bleek uitstel van executie. Weliswaar geen rechtstreekse degradatie, maar wel in een nacompetie met twee andere clubs vechten om een enkel plaatsje in de hoogste klas. Tegen Huizen werden in een uitwedstrijd de punten gedeeld. Het werd toen uiterst spannend. Thuis moest er van Oranje Nassau gewonnen worden. De spanning ging nog langer duren toen de Groningers na een lange reis alleen maar konden constateren dat het veld in Rotterdam onbespeelbaar was en ze zonder te voetballen naar huis moesten terugkeren. Een week later zag een ouderwets aantal van 2000 toeschouwers op een snikhete dag geen enkel doelpunt in de beslissende wedstrijd. Helaas. Oranje Nassau ontsprong de dans, Huizen en Zwart-Wit degradeerden. Het was Zwart-Wit zes jaar eerder ook overkomen. Toen duurde het een jaar voor de club terugkwam. Weinig mensen geloofden in een herhaling van dat huzarenstukje. Er was geen schuldige aan te wijzen voor alle meningsverschillen, groepjesvorming, financiële problemen en tegenvallende voetbalprestaties. Toch bundelen in zo’n geval de klachten zich rondom het bestuur en met name de voorzitter. Al te gemakkelijk zou men vergeten dat in deze periode ook een lang gekoesterde wens in vervulling was gegaan: een vierde veld op De Vaan. Lang niet iedereen wist hoe hard er achter de schermen gewerkt was om de
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 69
moeilijke periode van het eerste elftal te boven te komen en een basis te leggen voor terugkeer naar de eerste klas als de degradatie onverhoopt een feit zou worden. Het vele werk in een verdeelde vereniging en de talloze problemen begonnen op voorzitter Henk Wander steeds zwaarder te drukken. Als goede clubman trok hij zich de zaken persoonlijk aan. Uiteindelijk besloot hij af te treden. Het betekende dat het inmiddels al gehalveerde bestuur te weinig mensen overhield om reglementair nog besluiten te kunnen nemen. Zwart-Wit zat diep in de problemen.
Langzaam herstel De algemene ledenvergadering in november 1986 werd door het ontbreken van een voorzitter geleid door de ere-voorzitter, Henny Troost. Zijn openingswoorden waren niet al te vrolijk:‘Ons organisatorische bolwerk is als een zeepbel uit elkaar gespat’, begon hij,‘maar al zijn we bestuurloos, we zijn beslist nog niet stuurloos’.Achter de schermen was hard gewerkt om een nieuw bestuur te vormen. De drie nog zittende leden konden worden aangevuld tot een nieuw tiental. Als voorzitter was er gezocht naar iemand die in staat was een einde te maken aan de interne verdeeldheid. Men vroeg aan Lolke Lolkema of hij bereid was de moeilijke taak op zich te nemen. Enigszins aarzelend had hij toegestemd: Er was in 1986 grote verwarring binnen de vereniging. Ze vroegen mij om voorzitter te worden. Ik moest dan proberen een bestuur te formeren dat weer bindend bezig kon zijn. Dat was geen eenvoudige opdracht. Er waren in de afgelopen jaren zo veel meningsverschillen en vooral persoonlijke conflicten ontstaan. Het was voortdurend laveren om de vrede te bewaren. Dat de verdeeldheid binnen de club groot was wist ik wel. Maar dat de zaken zo moeilijk lagen had ik nooit verwacht. En dat terwijl er ook alle reden was om weer eensgezind aan te pakken.Vaak is de sfeer binnen de selectie een barometer voor die in de bestuurskamer. En die was juist optimaal. Mede daardoor promoveerde het eerste in 1988 weer naar de eerste klas. Die promotie was bereikt met een elftal dat voor een groot deel uit echte Zwart-Witters bestond. Ik was nog leider geweest van het D-elftal waar Rob Smaal indertijd in zat. Die eigen jongens stelden de groep gerust die altijd gemopperd had dat er steeds spelers van buiten werden gehaald ten koste van de eigen jeugd. Maar in een tijd dat er minder geld beschikbaar was, bleef er nog genoeg onenigheid over.
1988: Het kampioenselftal van Zwart-Wit ’28 in 1988 bij Wilhelmina. De Rotterdammers promoveerden daardoor weer naar het hoogste niveau. Het elftal bestond uit onder anderen Rob Smaal (linksboven), trainerWim van der Gijp (midden) en rechts naast hem Jack van den Berg (met bloemen).De onderste rij bestaat v.l.n.r. uit Hielke Brugts, Peter Meijboom, Rob van der Veer en Fred Lagendijk. Copyright Cor Vos.
In het clubblad had men de uitgangspunten van de nieuwe voorzitter nog eens herhaald. Er moest een eind komen aan de aparte koninkrijkjes binnen de vereniging. Het eerste elftal moest wel terug naar de hoogste klasse, maar met
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 70
de hand op de knip. Er zou meer geld beschikbaar komen voor de jeugd zodat het aantal betaalde jeugdtrainers kon worden uitgebreid. Sommige leeftijdsgroepen speelden te laag om tot een goede doorstroming te kunnen komen. Er waren nieuwe sponsors gevonden. De club kreeg ook zomaar een elektronisch scorebord cadeau. Nog prettiger was het dat er in 1988 plotseling een brok eensgezindheid terugkeerde. Ook nu weer gebeurde dat rondom de viering van een jubileum. Hoewel 60 jaar niet als een belangrijk kroonjaar bekend staat, werd het gretig aangepakt om samen de schouders onder een grootse viering te zetten. Opnieuw bleek dat mensen veel meer bereid zijn om zich in te zetten voor een tijdelijke taak dan zich met een permanente functie te belasten. Het werd een grandioos feest dat alles bevatte wat men zich bij zo’n viering wensen kan. Na de opening door Piet Spelbrink, voorzitter van de afdeling Rotterdam van de KNVB, begon er een programma van maar liefst meer dan drie weken. Er was een aaneenschakeling van toernooien voor alle leeftijden.Terecht trots waren de organisatoren op een geslaagd 24-uurs-toernooi. ’s Middags om vier uur openden de F-jes de serie van 23 wedstrijden tegen allerlei clubs die bereid waren om mee te werken aan dit unieke festijn. Pas tegen middernacht kwamen de senioren aan de beurt, het eerste dameselftal moest wachten tot drie uur ’s nachts voor de strijd met Bloemhof en pas ’s middags om half vijf floot de scheidsrechter af bij de laatste wedstrijd, die tussen Zwart-Wit 4 en Rozenburg 2. Er waren heel wat nieuwsgierigen op het sportpark, want de hele buurt was op de hoogte dankzij een eigen huisaan-huis krant in een oplage van 10.000.Voortdurend was er feest in een grote partytent, er kwamen veel mensen kijken bij de strijd tussen oude Zwart-Wit coryfeeën en een elftal van Veronica-beroemdheden en trots liepen er mensen rond met de speciale stropdas of shawl van de club. Er waren twee absolute hoogtepunten.Voor het grote publiek was er de wedstrijd tegen de profs van Sparta die met 4-2 werd gewonnen.Voor de oude kern van de club was er, net als in 1966 en 1978, een dankdienst in de kerk. Net als bij de eerste keren zongen de Credo Singers en evenals tien jaar eerder preekte ds. Lems. De Morgensterkerk was goed bezet, al was het bezoek duidelijk minder dan bij de vorige gelegenheden.‘Zou dit over tien jaar ook nog mogelijk zijn?’ vroeg een oude supporter hardop. De mensen naast hem gaven geen antwoord. Na alle verdeeldheid kwam de eendracht bij de jubileumviering als een geschenk.Trouwens, er was in die dagen veel sprake van cadeaus. Allereerst kon Ger Barendrecht jr. aan het bestuur een bedrag van 14.000 gulden overhandigen als opbrengst van allerlei acties. Die waren heel erg welkom bij de club die op alle mogelijke manieren aan het bezuinigen was. Onlangs was er al het besluit genomen om de bekende weekbrief te veranderen in een tweewekelijks informatiebulletin om de kosten te drukken. Toch kwam er precies tijdens de jubileumviering een nog groter cadeau. Op 10 mei was een stoet van vier bussen en veel volgauto’s in de richting van het Brabantse Wijk en Aalburg gegaan. Het waren honderden supporters inclusief een boerenkapel, die hun club gingen aanmoedigen omdat bij een overwinning het kampioenschap in de tweede klas kon worden behaald. Al bij rust stond Zwart-Wit met 0-3 voor en die voorsprong kwam nooit meer in gevaar. Zelfs groeide die uit tot 0-5. De wedstrijd was toen natuurlijk allang beslist. De kapel hield de moed erin toen de spanning wegebde om een luid ‘We are the Champions’ uit te jubelen toen het eindsignaal klonk. Het werd door de aanwezige Rotterdammers enthousiast overgenomen. Gezien het aantal bloemen dat was meegebracht had ook niemand getwijfeld aan een overwinning. Maar het was allemaal nog niets vergeleken met de geweldige ontvangst op De Vaan, waar de spelersbus door een haag van honderden supporters naar het clubhuis moest rijden.Wat had deze ploeg dat die zo geweldig door de hele club gedragen werd? De sympathie gold de spelers maar ook de trainer, de teruggekeerde Wim van der Gijp. Het hele clubhuis galmde van het gescandeerde ‘Gijpie, Gijpie’. Mogelijk werd dat duidelijk toen aan het eind van de felicitaties aanvoerder Rob Smaal naar voren kwam. Deze keer niet om iets in ontvangst te nemen. Hij kwam namens de spelers een prachtige thermometer voor de bestuurskamer aanbieden en de bestuursleden kregen bloemen. Ook aan de sponsors en de jubileumcommissie was door de jongens gedacht. Een geweldige geste. Normaal gesproken proberen voetballers op dit niveau hun hand op te houden bij het leveren van een prestatie en worden de werkers op de achtergrond vergeten. Deze jongens brachten hun dank uit voor de steun die zo nodig was geweest om het kampioenschap te behalen. Het maakte een onvergetelijke indruk.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 71
In die gedenkwaardige maand mei 1988 was het gevoel van samen iets bereikt te hebben en samen lid te zijn van Zwart-Wit weer terug in de club die zo lang in verdeeldheid had geleefd.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 72
6.8 Behouden wat bereikt is (periode 1988-1994) De handen uit de mouwen Toen Joop Dekkers in 1988 aantrad als voorzitter was zijn belangrijkste doel om binnen de vereniging de rust te behouden. Het feit dat er in enkele jaren nu al voor de derde keer van voorzitter was gewisseld, kwam het voeren van een stabiel beleid niet ten goede. In zijn openingswoord op de jaarlijkse algemene vergadering ontvouwde hij zijn visie op het beleid voor de komende tijd. Allereerst moest het eerste terug naar de top. Dat was mogelijk op korte termijn niet haalbaar, maar met een goede meerjarenplanning moest het mogelijk zijn om aan de top mee te gaan draaien.Wat betreft organisatie en accommodatie hoorde de club daar gewoon.Alleen moesten de tekorten verdwijnen door bezuinigingen, door zelfwerkzaamheid en door het vinden van de noodzakelijke sponsors. De agenda van de eerste ledenvergadering van Joop Dekkers bevatte nog een heel bijzonder punt. Met het ouder worden van de vereniging nam langzamerhand het aantal insignes dat kon worden uitgereikt voor een 25-jarig of 40jarig lidmaatschap toe. Voor het eerst werden er nu twee speldjes uitgereikt voor een lidmaatschap van een halve eeuw. Daar moet wel een kanttekening bij worden geplaatst. Op de jaarvergadering van 1985 was er een lid gehuldigd voor zijn 53-jarig lidmaatschap. Niet bepaald een kroonjaar. Maar Toon de Korte was echt zo lang lid geweest, al was het in 1982 door de gebrekkige administratie in de jaren voor en tijdens de oorlog niemand duidelijk geweest dat hij op dat moment de halve eeuw had vol gemaakt. Dus werd de vergissing drie jaar later meer dan goedgemaakt door deze rasechte Zwart-Witter een wandbord aan te bieden. Maar de administratie klopte inmiddels wel en de eerste echte insignes voor zo’n jubileum konden worden uitgereikt. Allereerst aan Ad van Diggelen. Een bijzondere man in de club. In zijn jonge jaren een geduchte voorhoedespeler met een nationaal KNVB-record op zijn naam.Toen Zwart-Wit in 1950 nog in de vierde klas speelde, scoorde hij in de competitiewedstrijd tegen PTT maar liefst tien doelpunten. Bovendien was en bleef hij de enige ZwartWitter die na een halve eeuw lidmaatschap nog altijd op het veld actief was. Zijn jubileum was dus een prachtige gelegenheid om hem in de vergadering eens goed naar voren te halen. Zijn halfbroer Bertus Hak was jammer genoeg niet zelf aanwezig. Hij was een man met totaal andere verdiensten voor de club. Als bestuurslid was hij altijd een rustige maar trouwe kracht geweest, net zoals hij op het veld kalm en technisch zijn partijtje had meegespeeld. Terugkijkend op zijn entree als voorzitter zegt Joop Dekkers nu: Ik vond dat alles wat we deden het algemeen belang moest dienen. Er moesten geen eenzijdige accenten worden gelegd op bepaalde aspecten in de vereniging. Dat zou ten koste kunnen gaan van anderen.We wilden zowel aan de top spelen als een sterke clubbinding hebben onder de leden. Er was in de laatste jaren meer aandacht gekomen voor de jeugd, met een betaalde trainer voor elke leeftijdsgroep.We moesten ook niet vergeten dat niet iedereen komt om in het eerste te gaan spelen. Die grote groep uit de lagere elftallen heb je hard nodig om je sportpark te kunnen exploiteren. Zonder hun financiële inbreng was dat onmogelijk. En vergeet niet dat ze een belangrijke leverancier zijn voor je kader. Er werd weer stevig aangepakt om in de strijd tegen de veroudering van het sportpark aan de winnende hand te blijven. Op de ledenvergadering van 1989 kon het bestuur trots melden dat kleedlokaal na kleedlokaal onder handen was genomen en dat er voor de dames ook in het clubgebouw een eigen kleedkamer was gerealiseerd. Nu er meerdere damesteams in de competitie speelden zouden ze niet meer afhankelijk zijn van die ene kleedgelegenheid onder de tribune en was er een tweede plek gecreëerd waar onbevoegde ogen niet konden kijken. De bereidheid om gratis iets voor een club te doen nam overal af, ook bij Zwart-Wit. Maar niet in de vaste groep die zich langzamerhand op De Vaan had gevormd rondom voorzitter Joop Dekkers, die zelf ook de handen flink uit de mouwen kon steken. Daar ontstond een hechte groep waarop altijd kon worden gerekend. Een groep die goud waard was voor de club, zeker toen de grote renovaties ter hand werden genomen. Zelfs in de vakantie was men keihard bezig om het sportpark in goede staat te houden. De energie leek bij deze medewerkers nooit op te raken.Toch
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 73
mocht men ook bij andere groepen medewerkers niet mopperen bij het zoeken naar mensen, ook al werd het voor sommige functies steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden. Om het enthousiasme erin te houden organiseerde het bestuur jaarlijks een feestavond voor alle medewerkers. In het seizoen 1988/89 waren er maar liefst 120 mensen aanwezig. Zo veel waren er al in jaren niet meer geweest. Bij de plannen om te komen tot een sterke jeugd probeerde dit bestuur verder te gaan op de weg die al was ingeslagen. Er moest iets gebeuren om de jeugdafdeling ook op volle sterkte te houden. In 1980 had de club bij de jongeren van twaalf jaar en ouder nog elf elftallen in de competitie. Dat aantal was inmiddels teruggelopen tot zeven. Bij de jongens onder twaalf jaar was er een daling van acht naar vier elftallen te constateren.Vandaar dat er een ledenwerfactie op touw werd gezet, met name om het aantal allerjongsten aan te vullen. Er werden 10.000 folders op scholen verspreid en nog eens 3000 bij huizen in de buurt. Een heel karwei, maar het resultaat mocht er zijn. Het aantal pupillen verdubbelde binnen enkele maanden. Er was een sponsor die bereid was aan de actie voor de jeugd een steentje bij te dragen en geld schonk voor het inrichten van een eigen ruimte voor de jeugd naast de kantine.
Voetballeed en voetbalvreugde Er heerste binnen de club weer tevredenheid. Door de harde bezuinigingen kon zelfs de penningmeester wat minder bedrukt kijken, ook al kwam de club nooit helemaal uit de rode cijfers. Alleen op het veld waren na de uitbundig gevierde promotie de zorgen toegenomen. Het bleek toch nog een hele overgang naar de hoogste klas met veel geroutineerde teams. Door een behoudende speelwijze probeerde trainer Groeneweg de trein toch op de rails te houden. Na een uiterst spannend slot van de competitie 1988/89 werd via een negende plaats de plek in de eerste klas behouden. Onder Frank Franken, de nieuwe trainer, werd in het jaar daarna opnieuw geprobeerd zich te handhaven. Er waren nogal wat spelerswisselingen geweest waardoor het elftal opnieuw ingespeeld moest raken. Maar eigenlijk is dat nooit echt gelukt. Er viel voor de supporters weinig te juichen tijdens de competitie 1989/90. In de verdediging liep alles best aardig en uiteindelijk had men maar twee tegendoelpunten meer dan kampioen NSVV. Maar de aanval bleek voor dit niveau veel te zwak. Met slechts 20 gescoorde doelpunten in 26 wedstrijden, terwijl er zelfs 12 wedstrijden zonder een enkele treffer waren geweest, was het alleen aan het geringe aantal tegendoelpunten te danken dat men niet helemaal onderaan eindigde. Helaas betekende ook de tweede plaats van onderen in dit geval degradatie. Voor de derde keer in tien jaar dus degradatie van het eerste. Daar bleef het niet bij.Wat betreft voetbal was het een rampjaar zoals niet eerder in de geschiedenis was voorgekomen. Naast het eerste trof het voetbalnoodlot ook het tweede, het derde en het vierde elftal. Hoe had het kunnen gebeuren dat de vier hoogste elftallen het allemaal hadden laten afweten? En dat terwijl het in de rest van de vereniging zo aardig liep. De dames waren net naar de hoofdklasse gepromoveerd en in de zaal speelden inmiddels zeven dames- en herenteams probleemloos hun partijtjes dankzij de trouwe organisatie van Jan Koedood. De hoop voor de toekomst was gevestigd op de jeugd. Het zou alleen lang kunnen duren voor het eerste er profijt van zou kunnen krijgen. Er zaten in elk geval veelbelovende spelers onder hen. Zo was heel de vereniging blij met de verkiezing van twee D-junioren in het Rotterdamse KNVB-team dat was uitgenodigd voor een toernooi in het Japanse Kobe. Geo Junte van 11 jaar en Alex Voortmeyer van 10 jaar maakten de reis van hun leven. Enthousiast vertelden ze later in het maandblad over hun belevenissen in dat vreemde land. Het vreemde was dat er bij zo veel teleurstelling om de slechte resultaten niemand echt in paniek raakte. Het was twee keer gelukt om binnen een of twee jaar terug te zijn.Waarom niet de derde keer ook? Daling van het enthousiasme was er zeker niet bij de groep die gewoon weer de hele vakantie keihard bezig was met allerlei renovaties. Daar leek de energie nooit op te drogen en deel voor deel van de accommodatie werd totaal vernieuwd door een groep mensen die nooit genoeg lof toegezwaaid kunnen krijgen.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 74
1990-1991 - Kampioen Tweede Klasse A Staand v.l.n.r.: Dick Zaanen (fysioterapeut), Fred Lagendijk, Ronald Bijnaar, Bert Schrammeijer, Dino Kithanea, Leo Vosselman, Frank Jansen, Ed Molsbergen,Arie Plaisier, Bill Tukker, grensrechter Sjaak Provily en leider Frans Fransen. Onder v.l.n.r: Martin v.d. Berg, Ben Rüter, Patrick Rüter, Daniël Casanova, Hielke Brugts, trainer Frank Franken, Peter Mulder, Umro Jordan, Tim Neu en Rob Koster (ass. trainer) Zwart-Wit vocht ervoor om een onmiddellijke terugkeer naar de eerste klas waar te maken. En het liep zeker niet slecht. Maar het aantrekkelijke van voetbal schuilt hem nu eenmaal in het onvoorspelbare. Onverwacht kwam de enorme klap van een fikse nederlaag in Arnemuiden.Toen er tegen Capelle alweer en punt werd gemorst, bleek concurrent Hoek tot op twee punten genaderd. Het kwam er plotseling op aan, want juist de wedstrijd tegen Hoek stond als volgende op het programma. In het verre Zeeuws-Vlaanderen ging in die ontmoeting het voetbalpad niet steeds over rozen. Het werd een tumultueuze wedstrijd, vol incidenten en betwiste beslissingen.Via twee doelpunten van Bill Tukker werd een 2-2 gelijkspel behaald, zodat een beslissing nog even uit leek te blijven. Nog spannender werd de situatie bij de voorlaatste wedstrijd tegen SSS in Klaaswaal. Zwart-Wit verspeelde in de tweede helft de voorsprong die bereikt was dankzij een goal van Frank Jansen. Met Hoek op de hielen kon het wel eens een heel kostbare punt zijn die verspeeld werd. Hoe anders pakte het uit! Hoek had onverwacht verloren en Zwart-Wit was plotseling kampioen. Toen het nieuws ook op De Vaan bekend werd, wilde iedereen tegelijk iets doen om een feest te gaan organiseren. Arie van der Wel had een prachtige gelukwens in zijn gedachten. Met zijn kalkwagen kwam hij op het hoofdveld echter nooit verder dan een grote Z omdat de spelersbus er eerder aankwam dan verwacht. Niemand zal ooit weten wat zijn bedoeling was, al laat het eerste woord zich gemakkelijk raden. Toch weer binnen een jaar gepromoveerd. En er kwam nog een aardige prijs achteraan. Zwart-Wit haalde de finale van de RD-Cup, een beker voor clubs uit de regio. De tegenstander was SHO. Er ontbrandde een strijd die later heel wat gespreksstof opleverde. De krantenverslagen spraken zelfs over Zuid-Amerikaanse tonelen. Dat was terecht, want de wedstrijd werd ontsierd door ernstige overtredingen. Zwart-Wit liet zich daarbij niet onbetuigd, getuige de zeven gele kaarten die de scheidsrechter moest uitdelen tegenover slechts een voor SHO. Een fraai afstandsschot van Ben Rüter betekende het enige doelpunt van die avond en uiteraard de RD-Cup.
Trainer Frank Franken gaat op de schouders na het behaalde kampioenschap van 19901991.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 75
Zo keerde Zwart-Wit in het seizoen 1991/92 terug in de eerste klas. Daar vielen de prestaties beslist niet tegen en werd uiteindelijk een vijfde plaats bereikt. Dat seizoen had nog een spectaculair slot. Er was een nieuwe shirtsponsor gevonden en dit feit wilde men niet ongemerkt laten passeren. Onder grote belangstelling landde op De Vaan een helikopter waaruit de bekende Feyenoordspeler John de Wolf stapte. In zijn handen had hij het nieuwe shirt met daarop de naam van de nieuwe sponsor, de Stuyvers Groep. Hij overhandigde het aan aanvoerder Ed Molsbergen die het terplekke aantrok. Gebruikt werd het die middag verder niet, want het veld was gereserveerd voor een wedstrijd tussen oud-Zwart-Witters en bekende Nederlanders. Een van hen was Gerard Cox, die in de spits begon maar zich steeds meer moest laten terugzakken. Als Joop Dekkers terugkijkt op zijn periode als voorzitter, denkt hij in eerste instantie aan de groep waarmee hij vrijwel het gehele sportpark heeft gerenoveerd: Wat een fijne groep was dat. Ik heb wel enorm veel tijd moeten investeren om die groep te mobiliseren en bij elkaar te houden.We werkten samen, we dronken koffie samen en we kaartten. In die jaren is vrijwel alles op DeVaan gerenoveerd. Ik regelde allerlei materialen voor een minimale prijs. Zo kocht ik het meubilair van een failliet bedrijf voor de kantine. Maar ik was wel iedere week zo’n dertig uur op het sportpark. Dat kon ik me veroorloven, totdat ik nodig werd op mijn eigen bedrijf. Heel plotseling heb ik toen op de ledenvergadering gezegd dat ik stopte. Ik heb wel toegezegd zaken te blijven regelen tot er iemand anders was gevonden.Vaak heb ik later gedacht dat zo’n plotseling vertrek fout was, dat mensen zich in de steek gelaten voelden, zeker die in die geweldige werkploeg. Ik heb daarom zo veel mogelijk proberen af te maken.
Een vrouw aan het roer Als opvolger van Joop Dekkers had men het oog laten vallen op Sonja Barendregt. Het werd ook tijd dat er eindelijk eens een vrouw een hoge functie kreeg in een club met zo’n sterke damesafdeling. Sonja was door haar studie een deskundige op financieel gebied en beschikte over voldoende bestuurlijke kwaliteiten om een vrouw op zo’n hoge post tot een succes te maken. Ze kwam precies op een moment dat het financiële tekort weer behoorlijk was opgelopen. Het was in een vereniging moeilijker om bezuinigingen door te voeren dan dat het in een bedrijf zou zijn. Zo waren de mensen die verantwoordelijk waren voor de selectie gewoon doorgegaan met geld uitgeven toen het bedrag van de begroting al lang was opgesoupeerd. De ledenvergadering was terecht woedend, maar daarmee was het geld niet terug. Niet alleen aan geld, maar ook aan medewerkers groeide het tekort. Het was vooral op zaterdagen bijna niet meer te doen om met zo weinig mensen de boel draaiende te houden. Geen wonder dat het bestuur een oud middel uit de kast haalde. De werkbeurt werd weer in ere hersteld. Die was in de loop van de jaren een zachte dood gestorven. Helemaal tot leven kon die niet meer worden gebracht. Zeker de nieuwe leden keken er vreemd tegenaan. Na een jaar kon worden vastgesteld dat slechts 65% van de betrokken mensen gehoor had gegeven aan de oproep. Maar goed, het was meer dan de helft en hun hulp was dringend nodig. Er waren ook mensen die iets extra’s probeerden te doen aan de financiële problemen van Zwart-Wit. Er werd weer geprobeerd een club van honderd op te starten en vanaf het begin was er alle reden tot optimisme. Nog voor de oproep om deel te nemen aan deze actie in de weekbrief verscheen, had Joop Barendregt al tien briefjes binnen. In de kantine verscheen een bord waarop de leden van deze club werden vermeld, ook al gaven enkelen de voorkeur aan een anoniem lidmaatschap. Uiteindelijk zou blijken dat deze club van honderd een langer leven zou hebben dan andere pogingen om tot zo’n vriendengroep rondom Zwart-Wit te komen, hadden opgeleverd. De vereniging heeft in de jaren na 1994 op moeilijke momenten nog vaak hulp gekregen met het geld dat op die manier was ingezameld. Sonja Barendregt stond duidelijk voor ogen welk beleid moest worden gevoerd: Het grote dilemma bij alles was natuurlijk het kiezen tussen het prestatieve van het eerste elftal of het belang van de hele vereniging. Ik wilde mijn prioriteiten leggen bij de club zelf en proberen de financiën weer gezond te krijgen. Als ik terug kijk naar mijn totale periode als bestuurslid, dan springt voor mij het jaar eruit dat we bovenaan in de tweede klas meedraaiden. Er was overal een geweldige sfeer, de hele vereniging kwam weer tot bloei.Tijdens mijn voorzitterschap liep het een
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 76
poos niet zo goed met het eerste en men oefende een geweldige druk op mij uit om de trainer te ontslaan. Ik heb daaraan om twee redenen geen gehoor gegeven. Ik geloofde niet in het schokeffect op amateurniveau en we konden ons dat financieel niet veroorloven. Dat geld wilde ik absoluut niet onttrekken aan de vereniging met al die andere spelers en de vele vrijwilligers. Wel vond ik dat we in de laatste jaren onze waardering voor die laatste groep wat al te snel uitdrukten in een benoeming tot lid van verdienste. Dan gaat zo iets devalueren. Ik heb zelf maar één keer zo’n benoeming voorgesteld. Dat betrof Jan Outjes. Het vele werk dat die man had gedaan gebeurde vaak op de achtergrond en dan word je snel vergeten. Zwart-Wit ’28 verovert Dagblad trofee. Het winnende elftal van ZwartWit ’28 met op de voorgrond trainer Frank Franken.V.l.n.r. Bill Tukker, Hielke Brugts, Patrick Rüter, Frank Jansen, Dino Kithanea, Ben Rüter, Ronald Bijnaar en Umro Jordan. Copyright Pim Ras.
Het was volkomen terecht dat er op allerlei manieren werd geprobeerd om de jeugd bij de club te betrekken. De ledenwerfacties waren zeker succesvol geweest. In vijf jaar was het aantal elftallen gegroeid van elf naar negentien. De jeugdcommissie spande zich in om al die jongens voor de club te behouden. De A-, B- en C-elftallen gingen met elkaar weer naar Engeland. De jongens genoten van een heerlijke open dag van Zwart-Wit, waar niemand minder dan Leo Beenhakker voetballes kwam geven samen met andere bekenden als Stanley Brard, Joop Hiele, André Hoekstra en de broers De Nooyer. Het jeugdbestuur had de organisatie van de Frans Hoek keepersdag, die maar liefst 140 doelverdedigers naar De Vaan bracht. Ook de allerkleinsten werden naar voren gehaald. Ze mochten tijdens de rust bij wedstrijden van het eerste elftal meedoen aan een strafschoppenwedstrijd op het hoofdveld. Op de jaarvergadering van 1994 was er feitelijk maar een enkele man die niet al te vrolijk keek. Dat was penningmeester Timo Kool. Hij kon niet anders dan forse bezuinigingen aankondigen. Teruglopende sponsorbijdragen en hogere kosten hadden het tekort zo opgedreven dat, zoals hij het formuleerde,‘bij ongewijzigd beleid de vereniging rechtstreeks op een financiële catastrofe af zal koersen. In het belang van de continuïteit van de club heeft het bestuur pijnlijke keuzes moeten maken’. Ook de voorzitter had een nare mededeling. Door tijdgebrek was zij genoodzaakt haar taak over te dragen aan iemand anders. In de persoon van Willem Nuis had men die gevonden. Hij was directeur van de Stuyvers Groep, de hoofdsponsor. In de loop van de afgelopen twee jaren was hij in die functie al steeds nauwer bij de club betrokken geraakt.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 77
6.9 Strijd tegen tekorten (periode 1994-1999) Past een club nog in een tijd van individualisering? In ons land zijn in de laatste decennia, met name in de grote steden, overal sportscholen gekomen. Kennelijk voldoen die aan een behoefte naast de mogelijkheden die allerlei verenigingen bieden. Behoeften die passen bij de tijd. Behalve het betalen van de kosten heeft men er geen enkele verplichting. Als je geen zin hebt, ga je niet, zorgen over het onderhoud van het materiaal of het schoonmaken van de kleedlokalen is de verantwoordelijkheid van de eigenaar en gelukkig niet die van jou. Deze houding ten opzichte van de sport was een groeiend verschijnsel tegen het einde van het vorige millennium. In mooie weekends woog in de lagere elftallen de verantwoordelijkheid tegenover medespelers vaak minder zwaar dan die tegenover het eigen gezin dat naar het strand of naar de camping wilde. Het onderhoud van het sportpark voelden steeds minder mensen als iets waar ze medeverantwoordelijk voor waren. Meewerken aan het organiseren van een toernooi of een feest was nog wel leuk, maar een permanent lidmaatschap van een commissie was een ander verhaal. Dat een vereniging niet kan voortbestaan zonder vrijwillig werk van de leden werd steeds minder beseft. Zwart-Wit leefde nog voort op de inspanningen van een steeds kleiner wordende kern van betrokken leden. Daarnaast was ondertussen een jeugdafdeling ontstaan met een meerderheid van allochtone jongeren die er helemaal geen besef van hadden hoe een Nederlandse vereniging in elkaar stak. ‘Als ik met mijn vrij grote auto De Vaan opkwam, dachten de meesten van die jongens dat ik die bekostigde uit mijn riante inkomen als voorzitter van ZwartWit’, vertelde Willem Nuis. Ook bij hun ouders leefde niet het besef dat de boel niet kon draaien zonder hun hulp als elftalleider of bij het vervoer van hun kinderen bij uitwedstrijden. Een fors financieel tekort en een teruglopend aantal vrijwilligers. Geen ideale omstandigheden voor Willem Nuis om te beginnen als voorzitter. Ook het aantal spelers bij de senioren werd gestaag kleiner. In 1993 speelden er elf seniorelftallen in de competitie, in 1996 waren het er nog zeven. Dat betekende ook voor de inkomsten een flinke teruggang. De hoeveelheid vernielingen op het sportpark werd langzamerhand dramatisch en de kosten liepen op een gegeven moment op tot enkele tienduizenden guldens in een jaar. Ruiten, regenpijpen, houtwerk, de lichtmasten, alles had te lijden onder vandalisme. Op een dag waren zelfs de doelpalen van het derde veld spoorloos verdwenen. Een groot deel daarvan kon geweten worden aan de mensen die op zondagen het veld illegaal bevolkten. Je kon het niet eens meer stiekem noemen.Volgens sommigen werden er ‘s zondags hele competities afgewerkt. Klagen bij de politie had weinig zin. Er werd nauwelijks tegen opgetreden. De vernielingen binnen het clubhuis konden echter niet op rekening worden geschreven van indringers. De losgerukte wasbakken en de spiegels die in diggelen lagen, konden dat zeker niet. De mensen die alles schoon moesten houden klaagden dat de kleedlokalen als urinoirs werden gebruikt. Elke week verdwenen er trainingsballen en op een gegeven moment bleek er uit de kantine regelmatig geld te zijn gestolen. Iedereen was ervan overtuigd dat het allemaal kwam omdat er te weinig toezicht was in het clubhuis. Niemand wist hoe dat opgelost moest worden.
De vreemdeling die in uw steden woont… Geldgebrek was het grote onderwerp van gesprek bij iedereen die iets met de club te maken had. Ook het tekort aan vrijwilligers begon geld te kosten. Regelmatig moesten busjes worden gehuurd om jeugdelftallen naar uitwedstrijden te vervoeren. Daar waren vroeger altijd wel ouders voor gevonden die dat deden. Nu de jeugdelftallen langzamerhand voor meer dan 80% uit allochtonen gingen bestaan, lukte dat niet meer. Enerzijds begrepen de ouders van deze jongens niets van een Nederlands systeem met verenigingen en zelfwerkzaamheid, anderzijds kwamen de jongens vaak uit gezinnen die niet over een auto beschikten omdat ze minder draagkrachtig waren. Dit laatste veroorzaakte ook nog een ander een probleem.Vaak was er nauwelijks geld voor contributie en zeker als er eenmaal een achterstand in betaling was, zat in feite de club met een probleem. De wanbetalers onmiddellijk schorsen mocht natuurlijk wel, maar dat betekende dat elftallen onvolledig werden met alle gevolgen voor de andere spelers en allerlei boetes van de KNVB die
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 78
ook geld kostten. Het was vijftig jaar geleden dat Jan van der Leer of Cornelis van Oorschot wekelijks langs de deur kwamen om in een tijd met weinig geld de contributies op te halen. Dat systeem was al lang afgeschaft. Discussies over de vraag of zoiets weer nuttig zou kunnen zijn, waren zinloos. Het paste niet meer binnen onze denkwereld en onze praktische mogelijkheden. Dus liepen de schulden aan de club op tot vele duizenden guldens. Bedragen die meestal nooit meer werden betaald.
D2 kampioen in het seizoen 1994-1995 Staande v.l.n.r. Serge, Hans Sleurink, Alex, Patrick, Jaimy, Sennay, Rob Prins, Helder, Maradonna, Cris, Michel. Gehurkt: Marcio, Lorenzo, Ilker, Enim, Elviz, Maurice, Patrick, Mario, ?
De problemen rondom het grote percentage allochtone jeugdleden begonnen langzamerhand de club boven het hoofd te groeien. Niet omdat er iets mis was met deze jongens. Maar omdat het vrijwel onmogelijk was om uit hun eigen kring leiders en begeleiders te werven, liep de organisatie behoorlijk vast. Ook een beroep op de ouders van autochtone spelers werd steeds moeilijker. Die waren er steeds minder. Een verenigingsband die verder reikt dan alleen het veld, ontbrak volkomen. Vaak praatten de allochtone jongens zelfs in het veld tegen elkaar in hun eigen taal, na afloop van de wedstrijd stonden de autochtone jongens soms alleen. De meeste van de jongens van buitenlandse afkomst gingen werken als ze achttien waren en verdwenen dan gewoonlijk uit de club. Slechts een enkeling bleef. Soms stootte een enkeling door tot het zelf doen van werk voor de club. Daarbij zullen velen denken aan het droeve verhaal van Cedrick Bernardina. Hij was een Antilliaanse jongen die dolgraag de handen uitstak voor het werk onder de pupillen. Hij trainde de E-tjes en werd leider van een D-elftal.Toen kreeg hij een ongeluk. Het was zo ernstig dat hij vrijwel geheel verlamd was. Even bloeide weer het ‘wijgevoel’ binnen Zwart-Wit op. De jongen wilde zo dolgraag in het weekend vanuit het revalidatiecentrum in Utrecht naar huis. Maar zijn ouders hadden geen auto. Toen verscheen er in de weekbrief een oproep om een rooster te maken met mensen die hem wilden halen of wilden terugbrengen. Cedrick is helaas nooit echt hersteld.Tot op het moment van schrijven van dit boek worden er via Henny Troost met hem kontakten onderhouden. Niemand kan ontkennen dat er door Zwart-Wit enorm veel is gedaan voor de allochtone jongeren. Natuurlijk was het een probleem dat aanvankelijk volkomen onbekend was. En even vanzelfsprekend was het een vraagstuk dat overal speelde en niet zomaar kon worden opgelost. Maar een aantal mensen bij Zwart-Wit verdiepte zich in de problematiek en pakte de zaak aan. Er werd een forum over het onderwerp bezocht in Utrecht en er werd deelgenomen aan discussies in de Erasmus Universiteit, er was zelfs overleg met buurthuiswerk in Amsterdam en Den Haag. De gemeente Rotterdam zag wel in dat juist voetbal een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het integratieproces en betaalde de hulp door een professionele clubondersteuner. Vanwege het grote belang van het werk onder allochtonen ging de gemeente zelfs nog verder. Er werden tijdelijk bussen beschikbaar gesteld om de jeugd te vervoeren bij uitwedstrijden in de regio. Medewerkers van Sport en Recreatie stelden met mensen van Zwart-Wit en Spartaan een prachtig handboek samen dat een handvat moest worden bij het integratieproces van alle jongeren in Rotterdamse voetbalverenigingen. Zwart-Wit werd door de gemeente geprezen en tot voorbeeld gesteld voor het werk onder allochtonen. Die lof was terecht. Zwart-Wit heeft de verantwoordelijkheid tegenover deze nieuwe bewoners van Rotterdam-Zuid hoog opgevat. Het gebrek aan verbondenheid met de club werd echter ook bij andere leden steeds duidelijker merkbaar. Een teken aan de wand was het bericht in het clubblad dat het zou worden opgeheven. Het was bezig aan de 48e jaargang. Het moeizame werk van alles uittypen op stencil, fouten corrigeren met rode lak en in het begin zelfs elk blad met de hand uitdraaien, hoorde allang tot het verleden. De moderne middelen vroegen veel minder tijd en moeite. Maar
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 79
bijna niemand was nog bereid om aan de kleine redactie kopij te leveren. De leden moesten het verder doen met het tweewekelijkse informatiebulletin. De tijd van rubrieken als ‘Uit eigen kring’, ‘Van de bestuurstafel’, ‘Te hooi en te gras’, het maandoverzicht van senioren en junioren, het was helaas voorbij.Weer brak een stukje saamhorigheidsgevoel af.
Zonnige momenten Uit de sombere verhalen hierboven mag niet worden afgeleid dat het allemaal kommer en kwel was in de club. Integendeel. Er waren prachtige ogenblikken. Allereerst was daar het eervolle verzoek van de KNVB om de damesinterland Nederland-IJsland te organiseren. Het was een wedstrijd in de voorronde voor het wereldkampioenschap en dus van groot belang.Voor de club was het extra leuk omdat er twee Zwart-Wit dames het Oranjeshirt mochten dragen, Sandra Roos en Sandra van Tol. De organisatie was vlekkeloos, de belangstelling groot, de wedstrijd spannend, alleen de uitslag teleurstellend. Met 0-1 plaatsten de IJslandse dames zich voor de volgende ronde. Er was ook bij de wedstrijden van het eerste veel te genieten. Zwart-Wit speelde als een volwaardige eersteklasser mee en sinds de vorming van de hoofdklasse in 1996 ook in de hoofdklasse. Daarvoor had de club zich met enige moeite weten te plaatsen, maar toen de competitie eenmaal was begonnen, bleek de club plotseling een kampioenskandidaat. De sfeer was fantastisch, de jongens hadden in de beslissende fase nog een geweldig trainingskamp in Limburg, maar verloren de laatste wedstrijd tegen GVVV. Dat was een teleurstelling, ook al was er wel een troostprijs veroverd. De gewonnen periodetitel gaf recht op deelname aan de Amstel Cup. Jammer genoeg duurde dat avontuur niet lang. In de voorronde werd met strafschoppen van Quick’20 verloren. In de competitie keerde de strijd om de hoogste plaats voor Zwart-Wit in de volgende jaren niet terug. Ook bij de jeugd waren er ondanks de organisatorische problemen veel positieve resultaten. Zo werden in het jaar 1995 van de zestien elftallen er vijf kampioen van hun afdeling, waaronder het A1-elftal. Om de kracht van dit team nog eens te bewijzen werd ook de beker van de afdeling Rotterdam gewonnen. Ze mochten het in het volgende seizoen in de landelijke klasse gaan proberen. Dat gaf hoop voor de toekomst van een eigen instroom naar het eerste. A1 kampioen in het seizoen 1994-1995
Genieten van een roemrijk verleden Een hoogtepunt voor alle Zwart-Witters uit het heden en het verleden was de zeventigste verjaardag van Henny Troost. Honderden genodigden waren gekomen, pasten bijna niet in de bomvolle kantine en moesten daar wachten op de komst van Henny. Vermoedelijk half Rotterdam-Zuid was op de hoogte van het gebeuren, behalve de jarige zelf. Hij wist werkelijk van niets toen hij met een smoes werd meegelokt naar De Vaan. In de massa kon nog net een pad worden gemaakt voor de erevoorzitter en zijn gezin. Zichtbaar ontroerd liep hij tussen de rijen door, zeker omdat massaal ter ere van hem het clublied werd aangeheven. Het werd een feest tot in de kleine uurtjes, waarbij alle oude verhalen weer aan orde kwamen.Toen bijna iedereen vertrokken was, stonden midden op de vloer nog de voorzitters van De Zwervers en van de Feyenoord-amateurs, allebei oude Zwart-Wit coryfeeën. Roest oude liefde echt nooit? Men kon zich afvragen of er naast hun nieuw-opgebouwde relatie niet een fors stuk van hun hart nog aan hun oude club toebehoorde. Er kwamen nog meer heerlijke momenten waarbij het grote verleden van de club weer tot leven kwam. Zo werd in mei 1995 de zestigste verjaardag van Jan Nieuwstraten op een unieke manier gevierd. Hij speelde op dat moment
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 80
nog altijd in het zevende elftal dat helemaal bestond uit oude getrouwen en waar je wekelijks nog kon genieten van veel techniek en tactiek. Hun gemiddelde leeftijd was 55 jaar en wie minder dan 20 jaar lid was, werd nog als een nieuweling in de club beschouwd. De ploegmaten van Jan arrangeerden een wedstrijd tegen het voormalige Nederlands Zaterdagelftal.Wat een oude glorie herleefde die middag na het spelen van het Wilhelmus en het ZwartWitte clublied. Achter de microfoon zat Jaap Bax, de bekende sportverslaggever van de NCRV, scheidsrechter was Merkesteyn die zijn eigen voormalige grensrechters had meegebracht. Uiteraard werd de aftrap verricht door Toon de Korte, inmiddels al meer dan zestig jaar lid van de club. Coach van Zwart-Wit was Loe van der Hoeven en aan de andere kant Jan Zwartkruis. Wat precies de ene kant of de andere was, was in elk geval voor Jan Nieuwstraten niet duidelijk. Hij speelde een helft in de clubkleuren met zijn eigen elftal, de andere in het oranje met oude vedetten als Floor van Duyn, Jan Vedder, Kees Karsten, Henk Kiel, Aalt Kok en nog een reeks bekende namen uit de tijd dat zaterdagvoetballers nog de hoofdpersonen waren op de sportpagina’s van Trouw en De Rotterdammer.Wat een middag vol nostalgie voor de oude liefhebbers van het zaterdagvoetbal!
Jubileumwedstrijd voor Jan Nieuwstraten die 60 jaar werd.
Zorgen voor de toekomst Inmiddels was de werkelijkheid binnen de club volkomen anders dan die heerlijke droombeelden uit het verleden. Er waren de dubbele zorgen rondom het teruglopende aantal vrijwilligers en het stijgende tekort op de begroting. Er werd een werkgroep benoemd om de hele situatie binnen de club te analyseren en met aanbevelingen te komen. Hun werk resulteerde in een werkelijk schitterend en professioneel beleidsplan in vijf delen, genaamd beleidsplan 2000+. Heel duidelijk werd door Sonja Barendregt, Frans Fransen, Rob van Zweden, Jan Nieuwstraten, Anton Boor, Hans Helleman en Jan Oorebeek onderkend dat het voor de club vijf voor twaalf was. Het rapport bevatte goede beleidsadviezen, maar natuurlijk was ook hier de financiering van alle ideeën het moeilijkste punt. Er moest een actie komen om honderd sponsors te vinden van elk duizend gulden. Zonder die extra ton kwamen veel van de adviezen uit het rapport op losse schroeven te staan. Willem Nuis wist te bereiken dat ook buitenstaanders de zorgen voor de toekomst analyseerden en mogelijk wat gunstiger zouden beoordelen dan pessimisten binnen de vereniging. De Hogere Economische School voerde een wetenschappelijk onderzoek uit naar de toekomstmogelijkheden van Zwart-Wit. De eindconclusie was vernietigender dan zelfs de grootste zwartkijkers hadden verwacht. Als Zwart-Wit wilde overleven dan moest de club zo snel mogelijk weg uit de vertrouwde buurt en een omgeving zoeken waar zich jonge gezinnen vestigden. Zo niet, dan kon men alleen maar proberen het leven van de club wat te rekken. Het was geen prettig vooruitzicht, niet voor Zwart-Wit en ook niet voor Willem Nuis, die eerst sponsor werd bij de club waar hij in zijn jeugd vaak ging kijken om daarna de voorzittershamer te gaan hanteren.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 81
Toen ik na jaren terugkeerde bij Zwart-Wit, merkte ik dat mijn gevoel van betrokkenheid nooit was weggeweest. Ik heb er een poos met enorm veel plezier gewerkt. Zo denk ik nog altijd met veel vreugde terug aan de trip die we met de selectie hebben gemaakt naar Torremolinos en aan de prachtige avond voor medewerkers in de Heksenketel. In het vierde jaar kwamen allerlei moeilijkheden steeds duidelijker naar voren. Er was een slinkend kader met alle gevolgen van dien. Het werven van de noodzakelijke sponsors kwam ook steeds op dezelfde mensen neer. De problemen met het grote aantal allochtonen in de jeugdelftallen werden al maar groter. De ouders van die jongens wilden niets doen en zelf konden we geen kader meer vinden voor de leiding bij onze junioren. Het grappige was dat de gemeente ons soms ten voorbeeld stelde aan anderen, terwijl ook wij vaak geen oplossing meer wisten. Ik heb in die jaren veel geleerd. Het leiden van een sportvereniging is toch heel wat anders dan van een groot bedrijf. Er komt veel meer emotie bij kijken. Het klonk allemaal niet vrolijk. De toenemende zorgen maakten het noodzakelijk in februari 1998 een buitengewone ledenvergadering te beleggen. Het was te verwachten dat de discussies fors zouden zijn. Het enige waar iedereen het over eens was, was dat er iets moest gebeuren met de financiën. Maar op het moment dat de manieren waarop dat moest gebeuren aan de orde kwamen, bleken er scherpe verschillen in visie te bestaan. Er daalde zo veel kritiek neer op de hoofden van de bestuursleden, dat de voorzitter na een kort beraad meedeelde dat het bestuur nergens meer vertrouwen in het beleid had gehoord en dus had besloten af te treden. Men was in een impasse. Het bestuur was vastbesloten en hooguit bereid om met de ledenraad aan tafel te gaan zitten om te bezien hoe de club uit deze situatie kon komen. Achter de schermen werd in de weken na de vergadering natuurlijk hard gewerkt om de scheuren te dichten. Het lukte ten dele. Het bestuur was bereid nog tot de ledenvergadering in het najaar aan te blijven. Daarna beslist niet meer. Met name de uitgaven rondom het eerste elftal bleven een twistpunt. Sponsors zouden moeten zorgen om geld hiervoor bijeen te brengen. Het bestuur bleef geloven dat dit mogelijk moest zijn. Het was met name Klaas Groenendijk, oud-penningmeester en sponsor van de club, die zijn zorgen goed wist te formuleren. In twee open brieven aan het bestuur gaf hij duidelijk aan het niet eens te zijn met het beleid van het bestuur: De feiten liggen naar mijn mening heel anders. Dit seizoen lopen we tegen een geweldig verlies aan, groter dan het bestuur nu voorspelt. Het voortbestaan van de vereniging is in gevaar. Ik had al eerder aangegeven dat mijn sponsoring er mede toe zou kunnen bijdragen om met elkaar als een gezonde, fijne vereniging te kunnen functioneren. Sponsoring alleen om spelers te betalen of gaten te dichten is zinloos en helpt op langere termijn niemand. De lijn die nu door het bestuur wordt gevolgd verhoogt naar mijn mening de kans dat we als vereniging op de meest onelegante wijze eindigen. Het zouden helaas profetische woorden blijken te zijn.Voorlopig bleven alle problemen even rusten toen in mei het zeventigjarig bestaan van de club herdacht werd. Zoals in oude tijden de Grieken hun onderlinge oorlogen even staakten voor de Olympische spelen, zo werden bij Zwart-Wit alle twisten tijdelijk begraven om in een heerlijke twee weken samen het jubileum te vieren en net te doen of er niets aan de hand was. Zoals gebruikelijk waren er grote toernooien, was er een rommelmarkt om de kosten van het feest enigszins te dekken en was er een gezellige familiedag. Drie leden hadden in samenwerking met een videoclub een film gemaakt over de geschiedenis van ZwartWit, die tijdens de viering in première ging. En natuurlijk waren er de gebruikelijke erewedstrijden. Het dameselftal ging kopje onder tegen het nationale team van Nieuw-Zeeland. Maar de heren zorgden voor een onvergetelijk moment. Net als vroeger stond er plotseling weer een topelftal dat niet onder wenste te doen voor de profs van Sparta en, net als tien jaar eerder, met 4-2 zegevierde. Men kon zich bij alle festiviteiten afvragen of er wel problemen bestonden bij Zwart-Wit. Die waren er wel degelijk en kwamen na de vakantie opnieuw aan de orde. Nog voor de algemene ledenvergadering in het najaar werd gehouden, nodigde het bestuur in september de leden uit om in een informele bijeenkomst over de toekomst te komen praten. Op verzoek van het bestuur vertelde Bert Brink dat het financiële tekort struc-
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 82
tureel van aard was, dat bovendien het vinden van nieuwe sponsors moeizaam verliep en dat het ledenbestand te klein aan het worden was. Hij legde de leden een aantal mogelijkheden voor. Ze waren geen van alle erg prettig. Achter elkaar rolden de doemscenario’s door de kantine. Er was de mogelijkheid om het idee dat het eerste in de hoofdklasse moest spelen los te laten. Er was de mogelijkheid om een fusiepartner te gaan zoeken. Al werden er geen duidelijke oplossingen gevonden, iedereen was ervan overtuigd dat de situatie waarin Zwart-Wit verkeerde ernstig was. Nu iedereen doordrongen was van de moeilijke positie van de vereniging, viel de sfeer in de jaarvergadering uiteindelijk mee. De forse bezuinigingen, die niet in het minst de uitgaven voor de selectie betroffen, werden als noodzakelijk geaccepteerd. Er was een nieuwe sponsor gevonden en die bijdrage maakte de begroting weer wat optimistischer. Er werd een nieuw bestuur voorgesteld onder leiding van Wim Groenewegen, ditmaal niet iemand uit het zakenleven maar een onderwijsman. Er gloorde toch weer wat hoop voor de toekomst.
Heren 2 onder leiding van Louis Olofsen kampioen in het seizoen 1997-1998
Een andere koers De hoeveelheid werk en de problemen die het werk in de club meebrachten, vielen voorzitter Groenewegen dermate tegen dat hij al na een paar maanden aangaf niet verder te willen. Een nieuw probleem, waarvan de oplossing niet eenvoudig bleek. Uiteindelijk kwam men terecht bij Kees de Haan, een man die al heel lang betrokken was bij de club en bij wie het argument van clubliefde de doorslag gaf bij zijn beslissing. Hij wilde wel helpen, maar alleen als overbrugging voor de periode dat er geen definitieve voorzitter was gevonden. Hij stelde nog meer voorwaarden: Ik was er mij van bewust dat het einde van de vereniging naderde als er niet op financieel gebied drastisch werd ingegrepen. Daarom stelde ik als voorwaarde dat er voor het volgende seizoen een sluitende begroting op tafel zou komen. Ik wist dat dit standpunt ernstige consequenties kon hebben, omdat het betekende dat er dan met name in de uitgaven voor de selectie zou moeten worden gesneden. Dat had kunnen betekenen dat we een of twee klassen lager hadden moeten gaan spelen. Dat zou ik heel erg hebben gevonden, maar ik wilde dat de vereniging zou blijven bestaan. Er waren toen en in de jaren daarna in de club genoeg mensen met financieel inzicht die wel de problemen hebben gesignaleerd, maar niet zodanig aan de bittere noodzaak hebben geappelleerd om de club ervan te overtuigen dat het kiezen was tussen twee slechte mogelijkheden, waarbij het voortbestaan van de club prioriteit moest hebben. Er werd in maart 1999 nogmaals een ledenvergadering bijeengeroepen. Men bekrachtigde het tijdelijke voorzit-
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 83
terschap van Kees de Haan en ging akkoord met de bezuinigingen. Ook met het voorstel om een speelveld en het trainingsveld af te stoten. Maar wat moest de club anders, nu er nog maar zes seniorenelftallen en twee dameselftallen waren, en er, behalve bij de allerjongsten, nog maar één jeugdelftal per leeftijdscategorie was? Het was toch een wat droevig besluit.Velen herinnerden zich hoe nog maar twaalf jaar geleden er met veel moeite een vierde veld was gerealiseerd. Het besluit om drastisch te bezuinigen op de selectie was voor een aantal mensen zeer teleurstellend. Hans Helleman, bestuurslid technische zaken, kondigde zijn vertrek aan. Enerzijds steunde hij de maatregelen, anderzijds zag hij absoluut geen kans meer een representatieve selectie te handhaven voor het bedrag dat andere clubs besteden aan het inlijven van een enkele speler. Ook trainer Jack van den Berg was ontgoocheld. Nog geen jaar geleden had hij met zijn enthousiasme de meeste spelers zo ver gekregen dat ze ondanks een halvering van hun vergoeding, toch zouden blijven. Hij twijfelde er niet aan dat nu de rest ook zou vertrekken. ‘Het monument Zwart-Wit stort in’, luidde de kop in een aantal kranten. Maar er was geen keus.Twee sponsors hadden het nog maar kort geleden laten afweten. De loterij ter gelegenheid van het jubileum was een totale mislukking geworden. Doordat de verkoop van de loten niet was gelopen zoals verwacht, was de club zelfs met een tekort van bijna 4000 gulden blijven zitten. Natuurlijk waren er nog leden die de handen uit de mouwen staken nu de nood hoog was gerezen. Jan Nieuwstraten begon een actie door een oproep te doen aan alle mensen die de club een warm hart toedroegen om honderd gulden bij te dragen aan de redding van de club. De respons was geweldig en de reacties vaak ontroerend. Mensen die al jaren geen contact meer hadden met de club wilden helpen om de ondergang te voorkomen. Uiteindelijk kon Jan een bedrag van rond de 15.000 gulden aan de club overhandigen. Dat bedrag werd al onmiddellijk twee keer zo groot, omdat een sponsor tevoren had beloofd de opbrengst van de actie te zullen verdubbelen. Inmiddels had ook de Club van Honderd een bedrag van 4000 gulden beschikbaar gesteld. Forse bedragen waarmee een aantal dringende zaken konden worden opgelost. Een structurele oplossing was het niet. Met de jaarvergadering van 1999 in zicht wankelde Zwart-Wit. Er dreigden gevaren van alle kanten. Een sportpark waarvan het onderhoud steeds verder achter raakte, een selectie die werd uitgehold nu er geen geld meer beschikbaar was, een ledenraad die was opgestapt en een voorzitter die niet herkiesbaar was. Op dat moment verscheen plotseling Rick Bergen. Hij was al lang lid van de club maar tot nu toe nooit opgemerkt, een man met een oog voor zaken en bovendien een man die weer op het andere paard wilde gaan wedden: in alle omstandigheden prioriteit voor het eerste elftal en handhaving daarvan in de hoofdklasse. Dat klonk veel mensen als muziek in de oren. De sceptici zwegen en waren bereid om af te wachten.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 84
6.10De ondergang (periode 1999-2004) Hoop op een snelle verhuizing Het was duidelijk dat voor het nieuwe seizoen 1999/2000 er weinig anders kon worden gedaan dan te proberen met het eerste in de hoofdklasse te blijven en ondertussen te zoeken naar sponsors die meer perspectief konden bieden voor de toekomst. Het woord ‘toekomst’ was inmiddels een beladen woord geworden in de club.Was die er wel? Bestond er voor een club met flinke schulden nog wel een toekomst? Er waren wat strohalmen waaraan de optimisten zich vastgrepen. Al een aantal jaren was bekend dat Zwart-Wit weg moest van De Vaan. Eerst was het de voorgenomen aanleg van een metrolijn naar Ridderkerk en later de reorganisatie van het Zuiderpark die verhuizing noodzakelijk maakte. Die plannen betekenden dat de gemeente met geld over de brug moest komen. De vergoeding voor de gedwongen verplaatsing werd geschat op ruim drie miljoen gulden.Voor Zwart-Wit betekende het dat er een flinke worst voor de neus hing.Alle onderhoud aan het sportpark voor de lange termijn kon worden geschrapt. Op papier een prettig idee. In werkelijkheid betekende het weinig, omdat geldgebrek en het tekort aan arbeidskracht allerlei dringende werkzaamheden toch al bemoeilijkten.Voor het onderhoud kon beheerder Jaap Stad alleen nog maar rekenen op een klein aantal 65-plussers, die zo nu en dan nog wat ondersteund werden door wat men in de volksmond Melkertbaners noemde. Toch ontleende het bestuur aan het vooruitzicht van zo’n geweldig bedrag een soort optimisme dat alleen sterk werd beperkt door de vraag hoe lang het zou duren voor de gemeente de plannen ten uitvoer wilde gaan brengen. Als de verhuizing niet al te lang op zich zou laten wachten, zou het mogelijk lukken om die paar jaren door te komen door alvast een flinke sponsor te vinden in het bouwbedrijf dat het toekomstige plan ten uitvoer moest gaan brengen. Binnen het bestuur begonnen zo rond 2001 ernstige spanningen op te treden. Men werd geconfronteerd met stijgende schulden. De administratie was inmiddels zo verward dat niemand meer een juist overzicht had. Er werden uitgaven gedaan zonder dat de penningmeester ervan op de hoogte was. Een deel van het bestuur kon de verantwoordelijkheid voor deze situatie niet langer dragen en wilde aftreden. De zaak liep zo hoog op dat er een commissie van wijze mannen moest worden benoemd om de trein weer op de rails te krijgen. Het resultaat van de bemiddeling was niet geweldig. Zeker de opmerking vanuit de commissie dat het sportief goed ging en dat ze in plaats van te discussiëren beter naar het voetballen konden gaan kijken, viel totaal verkeerd. Vijf bestuursleden besloten om onmiddellijk af te treden. Op de jaarvergadering in twee delen in het najaar van 2001 werd geprobeerd de brokstukken aan elkaar te lijmen. Met name tijdens de eerste avond was de stemming in de vergadering heel positief, zeker toen wethouder Janssens aan de jubilerende Henny Troost de Erasmusspeld van de gemeente Rotterdam kwam uitreiken als blijk van waardering voor al het werk dat hij hier had gedaan.Tijdens het vervolg kwamen ernstiger zaken aan de orde.Voor het eerst in de clubgeschiedenis kon de kascontrolecommissie geen decharge verlenen omdat de financiële administratie onvolledig was. Met de nodige aarzeling besloot de vergadering uiteindelijk om toch akkoord te gaan met het gevoerde beleid. Er waren tenslotte ook positieve ontwikkelingen te melden geweest. De gemeente was bereid gebleken een voorschot van twee ton te verstrekken op het bedrag dat bij de verhuizing zou worden uitgekeerd. Er was bovendien een saneringsplan voor de schulden opgesteld, zodat de financiën weer beheersbaar zouden worden..
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 85
Winnaar districtsbeker seizoen 20002001 Staande v.l.n.r.: Louis Olofsen (assistenttrainer), Eef Baas (leider), trainer Philip den Haan (trainer), Dick Zaanen (fysiotherapeut), Rick Bergen (voorzitter), Rob Prins, Jan Flokstra, Edward Mietus, Bob Molendijk, Maurice de Groot, Peter de Graaf, Robert van Stigt Thans, Raimon Visser, Danny v.d. Krogt, Leon Meyer (half staande). Zittend: Michel Visser, Jan Meyer (verzorger), Patrick Thijsen, Peter Wickel, Xander v.d.Veeke, Maurice Wilkes, Ricardo Baas, Raymond Pinas, Aisa el Badaoui, Ferry Seton. Op de foto ontbreekt Agim Pepaj.
Prioriteit voor het eerste Een deel van de leden geloofde er heilig in dat alles wel weer goed zou komen als het eerste elftal weer een rol van betekenis zou gaan spelen. Dan zouden de sponsors vanzelf wel komen en er mogelijk een nieuw enthousiasme onder de leden ontstaan. De bezuinigingen van 1999 waren op de ranglijst ondertussen duidelijk zichtbaar geworden. In 2000 was het immers een illusie om te denken dat een sterk amateur-elftal ook zonder een fors bedrag in stand was te houden. Aan het eind van het seizoen 1999/2000 waren zowel het eerste als het tweede elftal gedegradeerd. Dat het nieuwe bestuur prioriteit wilde gaan geven aan terugkeer naar de hoofdklasse werd door een meerderheid gesteund. Maar hoever kon de financiële boog gespannen worden? Het nieuwe bestuur was bereid zeer ver te gaan om het eerste elftal aan de top te houden. 2000-2001 – Heren 1 Kampioen eerste klas 1B te Klaaswaal, gepromoveerd naar de hoofdklasse. Met dat doel voor ogen ontstond bijvoorbeeld het idee om te proberen als zustervereniging van een beroepsvoetbalclub te gaan functioneren. Een Zwart-Wit-delegatie reisde af richting Eindhoven om besprekingen met PSV te gaan voeren. Het plan ging niet door, omdat de PSV-leiding vond dat Feyenoord met zijn gevreesde supporters te dichtbij zat. Om dezelfde reden wilde ook Willem II uit Tilburg niet meewerken. In elk geval was in 2001 van alle spanningen binnen de vereniging op het veld niets te merken. Zwart-Wit keerde met het grootste gemak onmiddellijk terug naar de hoofdklasse. De jongens van trainer Philip den Haan wonnen
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 86
bovendien de Districtsbeker West 4 door in de finale Barendrecht na verlenging met 4-3 te verslaan. In het volgende seizoen bleek ook in de hoofdklasse Zwart-Wit weer een tegenstander van formaat door als derde te eindigen. Bij het zoeken naar talentvolle spelers werd door de technische staf vooral gedacht aan topspelers die in hun nadagen nog graag in de hoogste regionen van het amateurvoetbal wilden acteren. Zo kwamen er in de opstelling van Zwart-Wit vanaf 2000 plotseling namen voor als John de Wolf, Romeo Wouden, Erik Tammer en Jean-Paul van Gastel. Ook bij de trainers wisselden de namen snel. In vier jaar waren er maar liefst vijf verschillende trainers bij het eerste elftal. De aantrekkelijke spelers konden echter niet meer dan een schamele paar honderd toeschouwers naar De Vaan lokken. Ook op de tribunes was de massale aanhang verdwenen. De goede resultaten onmiddellijk na de degradatie brachten met zich mee dat tot twee maal toe ook weer voor de Amstel Cup gespeeld mocht worden. Jammer genoeg zonder dat een volgende ronde bereikt werd. In 2001 werd in een poule met Willem II, De Baronie en DOVO alleen tegen de laatste club een punt behaald. Spannender was het in 2002, toen eerst werd gewonnen van de amateurs van Tonegido, daarna weliswaar met 1-3 van Sparta werd verloren, maar het in de laatste wedstrijd tegen de profs van Haarlem enorm spannend werd. Nog in de tweede helft stond Zwart-Wit met 2-0 voor, maar moest in de slotfase toch met 2-5 het hoofd buigen.
Het zevende kampioen in het seizoen 2000-2001 in Strijen Boven v.l.n.r.: Patrick Warnaar, Ed Nederlof, Jerry, Jaap Rooiman, Marco de Groot, Jose Santos, Bernard Kiers,Wim Spitse, Jacco v.d. Molen, Martijn v. Steenderen, Hans v.d.;Tas. Zittend:Theo van Krimpen, Jamel, Dirk Oosthoek, Edward Wireko, onbekend, Mathijs van Muyen, Ibrahim.
2001-2002 – Heren 2 werd kampioen van de Tweede Klasse na een beslissingswedstrijd met PPSC. Eindstand 3-2.
Als we het hier hebben over het voetbal in deze periode, mogen we een van de lagere elftallen, dat een heel bijzondere samenstelling had, niet vergeten. Het was ook op een niet alledaagse manier tot stand gekomen. Er was gebleken dat veel van de mensen die op zondag illegaal voetbalden op De Vaan afkomstig waren uit het nabijgelegen Asiel Zoekers Centrum. Toen bestrijden hiervan onmogelijk bleek, besloot het bestuur te proberen het gebruik te kanaliseren. Er werd contact opgenomen met de leiding van het AZC en weldra speelde een elftal van mensen uit dit centrum als zevende elftal van Zwart-Wit in de competitie. Het was een wonderlijk elftal, met mensen van allerlei kleur en afkomst. En dat niet alleen. Er zaten zelfs spelers bij die hier op het niveau van de profcompetitie hadden kunnen spelen. Met het grootste gemak wandelde het zevende over alle tegenstanders heen, ook een opwaardering in het volgende jaar om als derde elftal in een wat hogere klasse te gaan spelen, had geen enkele invloed op de goede prestaties. Maar er waren ook schaduwkanten.Voortdurend werden er mensen uit dit elftal overgeplaatst naar andere steden of werden ze uitgewezen. Daarnaast was het heel moeilijk om in deze Babylonische verwarring goed te communiceren.Voortdurend ontstonden door misverstanden, onbegrip en vooral door andere vormen van emotie allerlei problemen tijdens wedstrijden. Het snel oplaaiende geweld tijdens wedstrijden leidde na veel problemen uiteindelijk tot opheffing van het elftal.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 87
Het licht gaat uit Door de voortdurend wijzigende plannen van de overheid was het maken van een definitief plan voor de toekomst een onmogelijkheid. Er waren inmiddels al voorstellen geweest voor verhuizing naar Varkenoord of naar een volkomen onbekend Cornelisland. Uiteindelijk wilde de gemeente dat Zwart-Wit toch in de buurt zou blijven van de Oldegaarde en maar moest proberen om samen met buurman BZC een sportcomplex te gaan bewonen. Bij dit voorstel werd de klok door de gemeente behoorlijk teruggedraaid. Hoe bitter en langdurig was rond 1960 niet de strijd geweest om erkenning dat zaterdagclubs recht hadden op een eigen veld. Na veertig jaar was de gemeente weer terug op het oude standpunt dat sportcomplexen zowel op zaterdag als op zondag bespeeld moesten worden. Dat de verhuizing op een redelijke termijn voor een oplossing zou zorgen, geloofde ondertussen niemand meer. Het toegezegde geld bleef te lang weg om Zwart-Wit nog te redden. Dus werd er serieus gezocht naar een fusiepartner. Een sombere missie voor de mensen die zich met die taak belastten. Een fusie zou het feitelijke einde betekenen van een roemruchte club, ook het opheffen van een vereniging met een eigen identiteit en cultuur. Zo begonnen er besprekingen met zondagclub BZC om te bezien of fusie tot de mogelijkheden behoorde met behoud van een aantal aspecten van die eigen identiteit. In de jaren die volgden, zijn er ook pogingen geweest om samen met andere zaterdagclubs als De Zwervers en TOGR tot een samengaan te komen. Ze zijn allemaal nooit gerealiseerd.
Laatste elftalfoto heren 1 seizoen 2003-2004 – Staand: Jeroen v.d. Stelt, Erik Tammer,Alex Voortmeyer, Jerrel Leeuwin, Dwight Eli en Agim Pepaj. Gehurkt: Mario Ilic, Michel Visser, Romeo Wouden, Dwight Krolis en Ferry Seton. Voor zover er tot 2001 al niet sprake was geweest van een afglijden van een hellend vlak in een alsmaar versnellend tempo, werd het steeds duidelijker dat het op deze manier alleen maar kon eindigen met een val in de afgrond. Er was een financieel beleid dat grotendeels bestond uit het voldoen van schulden door elders nieuwe te creëren. Hoe groot de tekorten waren, werd steeds onduidelijker. Er was immers op het laatst zelfs geen penningmeester meer die de verantwoordelijkheid wilde dragen voor het financiële beleid.Trouwens, er was zelfs niet eens meer een bestuur dat reglementair kon handelen, omdat het aantal leden tot beneden het minimale aantal was gedaald. In 2003
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 88
restten er nog slechts een voorzitter en een waarnemend secretaris. Een ledenraad om adviezen te geven, functioneerde al lang niet meer. Over deze allerlaatste periode zullen we in dit verhaal zwijgen. Elders in dit boek wordt hier op diverse plaatsen uitgebreid op ingegaan. Natuurlijk mag de ontknoping niet ontbreken. Op 24 november 2003 viel het onvermijdelijke besluit om het vertrouwen in het bestuursbeleid op te zeggen. Een nieuw interim-bestuur, met Jan Oorebeek als voorzitter, moest proberen te redden wat er nog te redden viel. Maar het bleek al te laat. Toen het terugtrekken van Zwart-Wit uit de competitie een feit was, de huur door de gemeente wegens wanbetaling werd opgezegd en het aanvragen van een faillissement onvermijdelijk was, riep het bestuur alle mensen die meeleefden met de club nog een keer bij elkaar in de kantine. Er heerste op die zaterdag 31 januari de dubbele stemming die je ook vaak bij een rouwbezoek aantreft. Enerzijds een onverbiddelijk afscheid van iets heel dierbaars, anderzijds een bijna ongepaste gezelligheid omdat je zo veel oude bekenden treft. Niemand kon nog vermoeden hoe definitief het afscheid van De Vaan was. In de vroege ochtend van 2 februari brandde het clubhuis, dat steen voor steen met grote clubliefde was opgebouwd, tot de grond toe af. Door de financiële tekorten bleek de premie voor de brandverzekering al in twee jaar niet meer te zijn betaald. Er brandde meer af dan een gebouw alleen. Er was een ideaal tot as vergaan.
De ravage na de brand van het clubhuis februari 2004. Op de foto zijn de resten te zien van de jeugdbestuurskamer.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 89
In een onwerkelijke stemming kwamen zo’n honderd leden op 10 februari 2004 bijeen voor de allerlaatste ledenvergadering.Voor het eerst in meer dan veertig jaar een bijeenkomst op vreemde bodem. Buurman BZC had de kantine voor dit doel beschikbaar gesteld. Twisten over een begroting hoefde niet meer. Alleen het aanvragen van een faillissement restte nog. De gebruikelijke aandenkens voor jubilea werden nog uitgereikt. Waarom ook niet? Voorzitter Jan Oorebeek mocht met een afscheidswoord, zoals men dat noemt, het licht uitdoen. ‘Het ga u goed’ wenste hij de aanwezigen toe. Gewoonlijk wordt dat gezegd als je weet dat je iemand nooit meer terugziet. Maar niemand was in staat dat volledig te beseffen. Daarvoor was de onderlinge band te sterk geweest.
van kampioen tot buitenspel hoofdstuk 6 - 90