Hoofdstuk 1:Ontstaan van de vraag uit het consumptiegedrag Behoeften op een correcte manier indelen en uitleggen Basisbehoeften of primaire behoeften zijn goederen en diensten die we nodig hebben om te kunnen overleven. 3 basisbehoeften: ‐ ‐ ‐
Voedsel Kleding Wonen
Daarbuiten heeft de mens ook nog andere behoeften die cultuurgebonden zijn = secundaire en tertiaire behoeften. We spreken van een behoefte vanaf we een te kort ondervinden Om deze materiële behoeften te bevredigen gaan we consumeren: We gaan goederen en diensten verbruiken. We gaan niet enkel consumeren om onze behoeften te vervullen, maar ook om onze status te bevestigen, onze verlangens na te jagen en onze persoonlijkheid uit te drukken. Buiten de materiële behoeften bestaan er ook nog de immateriële behoeften. Hiervoor heeft men geen geld nodig. Door het nastreven van deze groeide verlangens is de consumptiemaatschappij ontstaan: Deze wordt gekenmerkt door de kwantitatieve toename van de consumptie en de onverzadigbaarheid van de maatschappij, we hebben nooit genoeg. De mens gaat steeds meer en meer consumeren om haar sociale status te bevestigen of te verhogen. Uiteraard stoten we hij het consumeren op een beperkt budget. We spreken hier van een schaarsteprobleem. Elk individu gaat hier door een eigen consumptiepatroon aanmaken dat bepaald wordt door de keuzes die hij moet maken. Deze keuze wordt echter wel beïnvloed door: ‐ ‐ ‐ ‐
Gezinssituatie Sociale klasse Nationaliteit Persoonlijkheid/ levensstijl
Buiten deze individuele behoeften zijn er ook collectieve behoeften zoals onderwijs, veiligheid, … deze worden bevredigd door de maatschappij De tegenstroom die zich tegen de consumptiemaatschappij heeft gericht noemt consuminderen: deze voorstanders pleiten voor een schoner leefmilieu, een evenwichtig en gezonde levensstijl en solidariteit met de minderbedeelden. Doordat we steeds meer willen consumeren ontstaat er een verschil tussen: ‐ ‐
Welzijn = hoe we ons voelen Welvaart = wat we hebben hoewel de welvaart stijgt kan het welzijn dalen. Dit komt omdat onze behoeften stijgen.
De vraagcurve tekenen en interpreteren De vraagcurve geeft het verband tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs van één goed weer.
Het verschil tussen een verschuiving van en een verschuiving langs de vraagcurve uitleggen en grafisch weergeven Verschuiving langs de vraagcurve We stellen een negatief verband vast tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid. = als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid.(prijselasticiteit van de vraag) we zien een verschuiving LANGS de vraagcurve
Verschuiving van de vraagcurve We kunnen ook een verschuiving zien van de vraagcurve. Dit wil zeggen dat de gevraagde hoeveelheid gaat stijgen of dalen zonder dat de prijs van het goed veranderd. Dit kan een gevolg zijn van: ‐ ‐ ‐
Een stijgend inkomen (inkomstenelasticiteit) Een prijsstijging of daling van een substitueerbaar goed(kruiselingse prijselasticiteit) Toename of afnamen van de voorkeur bij de consument
We zien een verschuiving van de vraagcurve.
Ceteris paribus = de overige omstandigheden blijven gelijk. Dit wil zeggen dat er slechts één van de veranderlijke die invloed hebben op het resultaat gaat veranderen. (Dit wordt gebruikt om theoretische modellen te gaan onderzoeken).
De prijselasticiteit van de vraag, de kruis elasticiteit en de inkomstenelasticiteit berekenen en correct interpreteren Met de elasticiteit wordt verwezen naar de verandering in de gevraagde hoeveelheid. dit kan verschillende oorzaken hebben: ‐ ‐ ‐
Door een prijswijziging van het goed zelf ( prijselasticiteit van de vraag) Prijswijziging van een ander goed dat ermee in verband gebracht kan worden (kruiselingse prijselasticiteit) Wijziging in het beschikbaar inkomen ( inkomenselasticiteit)
De individuele elasticiteit hangt ook af van de consument zelf: ‐ ‐
Rijke consumenten zijn ook minder prijsgevoelig Hoe kleiner het procentueel budget van het goed, hoe prijsongevoeliger de consument is
De prijselasticiteit van de vraag Consumenten zijn gevoelig voor prijsveranderingen als het gaat over tertiaire (of secundaire) goederen. In dit geval spreken we over een prijsgevoelige consument en zien we bij een prijsverandering een verandering op langs vraagcurve. het goed is prijselastisch. Bij primaire goederen gaat de consument minder reageren op prijsstijgingen. In dit geval zien we weinig of geen verandering op de vraagcurve. het goed is prijsinelastisch . Deze prijs(in)elasticiteit wordt berekend aan de hand van de prijselasticiteitscoëfficiënt van de vraag. Dit is de verhouding tussen de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid van het goed en de relatieve verandering van de prijs van hetzelfde goed. ∆ ∆
met
∆
en
∆
Meestal heeft de prijselasticiteit van de vraag een negatief teken. Dit komt door het dalende verloop van de vraagcurve. Interpretatie van de uitkomst:
De unitair prijselastische vraag
Ev= ‐1
de gevraagde hoeveelheid reageert evenredig met de prijsverandering. (Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met 1procent). De prijselastische vraag
Ev < ‐1
de gevraagde hoeveelheid reageert meer dan evenredig op de prijsverandering. ( Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1 procent). De prijsinelastische vraag
Ev >‐1 De gevraagde hoeveelheid reageert minder dan evenredig op de prijsverandering. (Als de prijs stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1 procent). De elasticiteit geeft de helling van de curve weer: ‐ ‐
Hoe vlakker de curve hoe prijsgevoeliger de vraag is. Hoe stijler de curve, hoe inelastischer de vraag.
De kruiselingse prijselasticiteit De vraag naar een bepaald goed hangt niet alleen af van de prijs van het goed, maar ook van de prijs van andere goederen die ermee in verband gebracht kunnen worden. We zien hier een verschuiving van de vraagcurve. De kruiselingse prijselasticiteit berekend de verhouding tussen de relatieve wijziging in de gevraagde hoeveelheid van een goed en de prijswijziging van een ander goed. ∆ ∆
met
∆
en
∆
Interpretatie van de uitkomst:
Complementaire goederen (= goederen die samen een welbepaalde behoefte bevredigen)
Ek < 0 Als de prijs van het ene goed stijgt met 1 procent, dan daalt de gevraagde hoeveelheid van het andere goed met X procent.. Substitueerbare goederen (= goederen die eenzelfde behoefte bevredigen) Ek >0
Als de prijs van het ene goed stijgt met 1 procent, dan stijgt de gevraagde hoeveelheid van het andere goed met X procent. Niet in verband te brengen goederen
Ek = 0 Er is geen direct verband tussen de twee goederen.
Inkomstenelasticiteit De wet van Engel Als we weinig geld hebben dan gaan we het grootste deel van ons budget aan primaire behoeften spenderen. Als we meer geld gaan hebben zien we andere behoeften opduiken waaraan we voorrang gaan geven. Hierdoor gaat het budget aan de primaire behoeften procentueel dalen. Bij de Engelscurve gaan het inkomen op de X‐as staan en de gevraagde hoeveelheid op de Y‐ as. Inkomsten elasticiteit Dit is de verhouding tussen de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid van een goed en de relatieve verandering van het inkomen. ∆ ∆
met
∆
en
∆
Interpretatie uitkomst:
Luxe goederen
Ey > 1 als het inkomen stijgt met 1 procent, dan stijg de gevraagde hoeveelheid van het goed met meer dan 1 procent. we moeten wel weten dat een gezin slechts luxe producten kan aankopen vanaf een bepaald inkomen, drempelinkomen genoemd.
Noodzakelijke goederen 0 < Ey < 1 als het inkomen stijgt met 1 procent, dan stijgt de gevraagde hoeveelheid van het goed met minder dan 1 procent. Inferieure goederen (= een goed dat als minderwaardig beschouwd wordt door de consument)
Ey < 0 dit kan pas vanaf een punt van verzadigdheid. Als het inkomen daalt dan gaat men minder van een normaal product beginnen kopen en meer van een minderwaardig merk beginnen kopen. Tot we door inkomstenverlies alleen nog maar dit minderwaardig product kopen. Als de inkomsten dan nog dalen dan daalt ook de gevraagde hoeveelheid van dat minderwaardig product.
Juiste conclusies trekken rond de aard van het goed vanuit de kruiselingse elasticiteit en de inkomstenelasticiteit. Kruiselingse elasticiteit ‐ ‐
Twee goederen zijn complementair als de waarde van de elasticiteit kleiner is dan 0. Twee goederen zijn substitueerbaar als de waarde van de elasticiteit groter is dan 0.
Inkomstenelasticiteit ‐ ‐
‐
Een goed is een luxe goed als de waarde van de inkomstenelasticiteit groter dan 1 is. Een goed is een levensnoodzakelijk goed als de waarde van de elasticiteit groter dan 0 en kleiner dan 1 is. We spreken van inferieure goederen als de waarde van de elasticiteit kleiner of gelijk aan nul is.
Verband kunnen leggen tussen de prijselasticiteit van de vraag en de invloed op de omzet van de producent of de invloed op de inkomsten van de overheid. Voorbeeld 1: Als de overheid de taksen op benzine gaat verhogen dan kan dat ervoor zorgen dat we minder benzine gaan kopen. Hierdoor int de overheid meer taksen op minder benzine. Aan de hand van de prijselasticiteit van de vraag kan de overheid nagaan wanneer zij het meeste taksen zou innen. Als we door de prijsstijging van de benzine ook nog eens minder auto’s zouden gaan kopen dan kan dit bepaald worden door de kruiselingse elasticiteit. Als dit zo zou zijn zou dat voor de overheid betekenen dat zij ook op auto’s minder btw zouden ontvangen en ook minder verkeerstaksen zouden innen. Als we dan nog een stap verder gaan kan het zijn dat doordat we minder auto’s gaan kopen er ontslagen volgen. hierdoor daalt het inkomen van de consument. En dan kan men aan de hand van de inkomstenelasticiteit nagaan hoe we ons consumenten gaan moeten aanpassen door bijvoorbeeld minder goederen en diensten uit de tertiaire sector te kopen. Hierdoor gaat de overheid terug minder btw ontvangen. De overheid haalt veel informatie uit deze formules. Voorbeeld 2: Als een producent zijn prijs van een goed gaat verhogen kan ze aan de hand van de prijselasticiteit nagaan hoe consumenten gaan reageren op deze verandering. Aan de hand van de kruiselingse elasticiteit ziet hij of de consument gaat kiezen voor substituerende goederen. Aan de hand van de gegeven die de producent en de overheid hier uit kunnen halen kunnen ze hun nieuwe omzet gaan schatten. Door hun nieuwe prijs te vermenigvuldigen met de geschatte nieuwe gevraagde hoeveelheid.
Hoofdstuk 2; ontstaan van het aanbod uit het producentengedrag De wet van toe- en afnemende marginale productiviteit verklaren Het kostenverloop
Het productieverloop Productiefactoren: factoren die de onderneming moet inzetten om de juiste diensten te kunnen aanbieden en om de juiste goederen te produceren. er zijn 3 productiefactoren: -
Natuur (grondstoffen en energie) Arbeid (hoofd- en handenarbeid) Kapitaal ( reële kapitaalgoederen: machines en gebouwen)
Productiemiddelen kosten geld waardoor de onderneming kosten maakt. Dus ook de producent staat voor een keuzeprobleem. Het verband tussen de hoeveelheid ingezette productiefactoren(input) en de omvang van de productie(output) noemen we de productiefunctie. Op korte termijn: productiecapaciteit blijft constant. kapitaal wijzigt niet, om productie te laten stijgen moet arbeid stijgen. Op korte termijn blijft het kapitaal constant, dit zijn vaste kosten. Op lange termijn kan men kiezen voor een kapitaalintensiever bedrijf en dan stijgen de vaste kosten.
De marginale arbeidproductiviteit De marginale arbeidsproductiviteit is de meerproductie die men bekomt wanneer de productiefactor arbeid met één eenheid toeneemt. 𝑀𝑃 =
∆𝑇𝑃 (𝑚𝑒𝑒𝑟𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡𝑖𝑒) 𝑇𝑃 𝑒𝑛 𝐺𝑃 = ∆𝐴 (𝑒𝑥𝑡𝑟𝑎 𝑎𝑟𝑏𝑒𝑖𝑑) 𝐴
(MP= marginale arbeidsproductiviteit) (GP= gemiddelde arbeidsproductiviteit is de gemiddelde productie van één arbeider)
De wet van de niet-proportionele meeropbrengsten (zie pag. 25) De grafiek van de totale productie gaat eerst progressief stijgen(meer dan evenredig), daarna degressief tot aan een maximum waar de productiecapaciteit te klein wordt en dan gaat het verloop terug dalen. De marginale productiviteit bereikt haar maximum in het buigpunt van progressief naar degressief bij de totale productiecurve. waar de marginale opbrengst 0 wordt is de productiecapaciteit aan haar hoogtepunt gekomen daarna zal de marginale productie negatief worden. Zolang de MP > GP stijgt de gemiddelde productie. Wanneer MP
Formuleren dat de uitbreiding van de productie in de korte periode enkel mogelijk is door meer arbeid in te schakelen Op korte termijn blijft de productiecapaciteit constant. kapitaal wijzigt niet, om productie te laten stijgen moet arbeid stijgen.
Formuleren van de uitbreiding van de productie in de lange periode ook kan door meer kapitaal in te schakelen (Pag. 27) In de lange periode kan zowel kapitaal als arbeid variëren. •
•
•
Progressieve schaal effecten de totale productie zal meer dan evenredig stijgen en de gemiddelde productiviteit stijgt. de grotere schaal laat een betere arbeidsverdeling doe en zorgt dat er efficiënter gewerkt kan worden. Degressieve schaaleffecten de totale productie zal minder dan evenredig stijgen en de gemiddelde productiviteit daalt. een te grote schaal kan ook nadelen hebben. de organisatie wordt te moeilijk, er ontstaan communicatieproblemen die zorgt dat de productiviteit negatief beïnvloed wordt. Constante schaaleffecten de totale productie stijgt en de gemiddelde productiviteit blijft constant.
Toenemende, afnemende en constant schaalopbrengsten van elkaar onderscheiden (zie pag. 27)
De gemiddelde totale kostencurve in de lange periode afleiden op basis van de gemiddelde totale kostencurve in de korte periode. Vaste kosten: de totale constant kosten (TCK) (vb. boekhouder) de variabele kosten: deze zijn afhankelijk van de geproduceerde hoeveelheid (TVK)(vb. handarbeider) semivariabele kosten: vb. elektriciteit: ( vaste kosten(kantoor) + variabele kosten(machines) ) TCK + TVK = TK (grafiek pag. 29)
De TCK,TVK en TK op korte termijn grafisch weergeven en hun verloop verklaren (pag. 29) De TCK Deze kosten blijven op korte termijn constant. De curve heeft een horizontaal verloop omdat deze kosten onafhankelijk zijn van het productievolume. De TVK gaan eerst degressief stijgen. Dit komt door een aantal kostbesparende effecten (betere samenwerking, grote verkochte hoeveelheden,…). Na een tijd gaat de TVK progressief gaan stijgen dit komt omdat de maximale productiecapaciteit nadert (overuren moeten gemaakt worden, nachtwerk,…). De TK lopen evenwijdig met de TVK. De afstand tussen de 2 grafieken is gelijk aan de waarde van de TCK.
De GCK, GVK,GTK en MK grafisch weergeven en hun verloop verklaren. Deze kosten worden per eenheid product uitgedrukt. We delen de TVK, TCK of TK door de productieomvang. 𝐺𝐶𝐾 =
𝑇𝐶𝐾 , 𝑄
𝐺𝑉𝐾 =
𝑇𝑉𝐾 𝑄
,
𝐺𝑇𝐾 =
𝑇𝐾 𝑄
De marginale kosten zijn de extra kosten die ontstaan indien de productie met één eenheid toeneemt. 𝑀𝐾 =
∆𝑇𝐾 ∆𝑄
want 𝑀𝐾
=
𝑜𝑓
𝑀𝐾 =
∆𝑇𝐶𝐾+∆𝑇𝑉𝐾
(grafiek pag.32)
∆𝑄
∆𝑇𝑉𝐾 ∆𝑄
𝑚𝑒𝑡 ∆𝑇𝐶𝐾 = 0 => 𝑀𝐾 =
∆𝑇𝑉𝐾 ∆𝑄
Het technisch optimaal punt is het snijpunt van de MK en de GTK. De twee grafieken snijden elkaar in het minimum van de GTK. De optimale bezetting is het snijpunt van de GCK en de GVK.
Het verband uitleggen tussen de MK en de GVK-GTK en het verband uitleggen tussen het verloop van de TK-curve en de gemiddelde en MK-curve (grafiek pag.32)+ zie filmpje dileahs!!! Gemiddelde constant kost
De GCK is heeft een dalend verloop wat de constante kosten blijven op korte termijn ongewijzigd.
Verband tussen GVK en TVK De GVK daalt eerst en gaat dan stijgen. Zolang de TVK degressief stijgt daalt de GVK want de marginale toename < het rekenkundig gemiddelde. het minimum van de GVK wordt bepaald door het snijpunt van de MK-curve. Dit punt wordt de optimale bezetting genoemd.
Dalend en stijgend verloop van de GTK De afstand tussen GVK en GTK neemt af bij toenemende productie. Dit hangt samen met het verloop van de GCK. want𝐺𝑇𝐾 − 𝐺𝑉𝐾 = 𝐺𝐶𝐾 De GVK bereikt haar minimum voor de GTK. het minimum van de GTK noemen we het technisch optimaal punt.
het technisch optimaal punt is niet de optimale productiehoeveelheid. de optimale productiehoeveelheid wordt bepaald door de productieomvang waar de winst gemaximaliseerd wordt.
Het marginale kostenverloop per eenheid (grafiek pag.34) Ook de MK/e daalt eerst en gaat dan stijgen. Het MK verloop wordt bepaald door de TK. Als de totale kosten degressief verloopt, verloopt de MK dalend. waar de totale kost over gaat van degressief naar progressief heeft de MK haar minimum bereikt. Waar de TK progressief verloopt, verloopt de MK stijgend. Want als MK< GTK of GVK => daalt GTK of GVK en als MK > GTK of GVK => stijgt GTK of GVK als MK en GTK of GVK gelijk zijn hebben we een minimum.
Grafiek pag. 34 perfect kunnen teken!! Zie filmpje dileahs
Invloeden op lange termijn (Uitleg + grafiek pag.35) Met een bepaalde bedrijfsgrootte(=schaal) komt telkens een U-vormige korte termijn kostencurve (TGK) overeen.
Het opbrengstenverloop Het verloop van de TO,GO en MO bij volkomen concurrentie verklaren Opbrengsten of 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡 = 𝑃 × 𝑄 ( de omzet is rechtevenredig met de verkochte hoeveelheid) 𝑇𝑊(𝑡𝑜𝑡𝑎𝑙𝑒 𝑤𝑖𝑛𝑠𝑡) = 𝑇𝑂 − 𝑇𝐾
𝐺𝑂 (𝑔𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡) =
𝑀𝑎𝑟𝑔𝑖𝑛𝑎𝑙𝑒 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡 =
∆𝑇𝑂 ∆𝑄
𝑇𝑂 =𝑃 𝑄
= 𝑃 (= extra opbrengst uit de verkoop van 1 eenheid)
Een markt van volkomen concurrentie of volledige mededinging We spreken van een markt van volkome concurrentie als er veel vragers en veel aanbieders zijn. We hebben ook te maken met een transparante markt waarbij de ondernemer geen invloed kan uitoefenen op de prijs, we spreken van een marktprijs.
Het punt van winstmaximalisatie bepalen (grafiek pag.39)
We vergelijken TO met TK Als TO
TKwinstmaximalisatie
We vergelijken MO met MK Als GO>GTK winst, maar als GOMK stijgt de winst tot als MO=MK daarna wordt MO<MK en dit wil zeggen dat de winst terug daalt.
De maximale winst berekenen en grafisch weergeven (zei pag. 40) *we spreken van winst wanneer GTK< GO>GTK. De GO = P die constant is. We hebben dus te maken met een interval tussen 2 gelijke GTK- waarden. Bij deze eerste waarde spreken we van het break even punt. *Waar MO = MK bereiken we winstmaximalisatie. 𝑀𝑂 =
∆𝑇𝐾 ∆𝑇𝑉𝐾 ∆𝑇𝑂 = 𝑃 𝑒𝑛 𝑀𝐾 = = ∆𝑄 ∆𝑄 ∆𝑄
*Bij volkomen concurrentie is: MO= G0 = P
De aanbodcurve De aanbod curve geeft de relatie weer tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid. We gaan opzoek naar de snijpunten van de MO = MK voor elke hoeveelheid. Er zijn 3 mogelijkheden: -
P > GTK : de ondernemer maakt winst P = GTK : de ondernemer maakt noch winst, noch verlies P GVK moet er verder geproduceerd worden want dan worden de VK nog volledig gedekt en ook een deel van de CK. o Als P
De aanbodcurve wordt gevonden door voor de verschillende prijzen het optimale afzetpunt te vinden. De ligging van de aanbodcurve wordt bepaald door de ligging van de MK- curve
De wijzigingen langs en van de aanbodcurve verklaren en grafisch weergeven Wijziging van de aanbodcurve -
-
Als de arbeidkost daalt dan daalt de MK- curven en krijgen we dus een verschuiving naar beneden. Hierdoor verschuift de aanbodcurve naar rechts. Het aanbod wordt groter bij een zelfde prijs. Als de kostprijs op grondstof stijgt dan stijgt de MK- curve. Hierdoor verschuift de aanbodcurve naar links. Er wordt dus minder aangeboden voor een zelfde prijs.
Mogelijker reden van deze verschuivingen zijn: -
Arbeidskosten veranderen door extra werknemers aan te nemen, lastenverlaging,… Door arbeidproductiviteit. Arbeiders raken getraind. Duurder worden van machine. Arbeidintensiever werk (kosten stijgen)
De prijselasticiteit van het aanbod bereken en verklaren De prijselasticiteit van het aanbod is de verhouding tussen de relatieve verandering van de aangeboden hoeveelheid van een goed en de relatieve verandering van de prijs van hetzelfde goed.
∆𝑄𝑎 𝑄 𝐸𝑎 = 𝑎0 ∆𝑃 𝑃0
𝑚𝑒𝑡
∆𝑄𝑎 = 𝑄𝑎1 − 𝑄𝑎0
𝑒𝑛
∆𝑃 = 𝑃1 − 𝑃0
•
Als 𝑬𝒂 > +1 We spreken van een prijselastische aanbod: Als de prijs stijgt met 5% dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met meer dan 5%.
•
Als 𝑬𝒂 = +𝟏 We spreken van een unitair prijselastische aanbod: Als de prijs met 5% stijgt dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met 5% Als 𝑬𝒂 < +1 We spreken van een prijsinelastische aanbod: Als de prijs stijgt met 5% dan stijgt de aangeboden hoeveelheid met minder van 5%.
•
Beïnvloeding van de elasticiteit door: -
-
De aard van het product vb.: landbouwproducten zijn prijsinelastischer omdat ze minstens 1 teeltperiode nodig hebben om het aanbod op te drijven. De beschouwde tijdsperiode op lange termijn hebben de producenten meer tijd om hun productie aan te passen.
Winst Lees pag. 46
Prijsvorming op basis van de vraag en het aanbod Het begrip markt
markt concreet: een welbepaalde plaats van ontmoeting tussen vragers en aanbieders
abstract: de verzameling van alle vragers en aanbieders van een welbepaald goed of dienst
Voorbeelden van een concrete markt: winkel, veiling,… voorbeelden van een abstracte markt: arbeidsmarkt, automarkt,…
Kenmerken van de volkomen concurrentie Aantal marktpartijen in markt van volkomen concurrentie Er zijn veel vragers en aanbieders waardoor een individuele vrager of aanbieder geen invloed kan uitoefenen op de prijs. Zowel vrager als aanbieder zijn prijsnemers. De partijen kunnen wel hun aangeboden- of gevraagde hoeveelheid aanpassen. Ze zijn dus hoeveelheidsaanpassers.
De volkomenheid De markt is transparant. Alle partijen hebben de volledige informatie omtrent de prijs waartegen ze kunnen kopen of verkopen. En omtrent de aard van het product. alle partijen zijn dus van alle marktomstandigheden op de hoogte.
Toetreding Het is een open markt. De toetredingsdrempel is laag. Er zijn geen specifieke vergunningen nodig. De markt is ook makkelijk te verlaten.
Het product Het is een markt met homogenen goederen of diensten. De aangeboden goederen zijn identiek (zelfde kwaliteit). De vrager kan zijn beslissing enkel laten afhangen van de prijs.
Het marktevenwicht bij volkomen concurrentie Bij een markt van volkomen concurrentie bestaat er slechts één marktprijs. Dit is de prijs waarbij de aangeboden hoeveelheid en de gevraagde hoeveelheid gelijk zijn aan elkaar. = marktevenwicht en evenwichtsprijs De aanbodcurve verloopt stijgend en de vraagcurve verloopt dalend. Het snijpunt van deze twee curven bepalen de marktprijs. Dit is een gegeven voor de aanbieder. Zij zullen bepalen hoeveel eenheden zij zullen aanbieden om hun winst te maximaliseren. (MO=MK) Ook de vragers zullen hun hoeveelheid aanpassen om hun behoeften maximaal te benutten. Als de prijs van het goed teveel afwijkt van de marktprijs dan creëren we een aanbodoverschot als de prijs te hoog is of een vraagoverschot als de prijs te laag is.
Wijziging van het marktevenwicht De vraagcurve kan verschuiven door: -
Het aantal vragers wijzigt Het inkomen van de vragers wijzigt De voorkeur van de vragers wijzigt De prijzen van de andere goederen wijzigen
Grafieken pag. 56 (notities) De aanbodcurve kan verschuiven door: -
Het aantal aanbieders verandert Een wijziging van de productiviteit De prijzen van de productiemiddelen zoals bijvoorbeeld de grondstoffen
Hoofdstuk 4: prijsvormingen in verschillende marktvormen Meestal hebben we te maken met een markt van onvolkomen concurrentie.
productdifferentiatie: de producten zijn niet homogeen. Er is een verschil in kwaliteit, service, reclame,… de producent kan dus wel zijn prijs aanpassen eb is geen zuivere hoeveelheidsaanpasser. Hij is een prijszetter. meestal is er ook geen oneindig grote markt, maar zijn er een aantal grotere aanbieders. ook is de markt niet altijd even makkelijk toetreedbaar. Dit wordt beperkt door octrooien, hoge investeringskosten, vestigingswetten,…
De monopolie Marktpartijen: Het is een markt met 1 aanbieder en veel vragers. de aanbieder is een prijszetter, maar wordt in zijn macht beperkt door: -
Een prijselastische vraag Substituten Toetreding concurrentie Machtsbeperking door tussen komst overheid bij misbruik
Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt Toetreding:de toetreding is beperkt Product: het is een homogeen product.
Verschillende vormen van monopolies -
De overheidsmonopolies of wettelijke monopolie Hierbij neemt de overheid de productie van een bepaald goed of dienst op zich met uitsluiting van particuliere producenten. (NMBS)
-
Het natuurlijk monopolie Een bedrijf (of land) beschikt als enige over een bepaalde grondstof( diamantmijn in ZuidAfrika)
-
Het feitelijk monopolie Deze ontstaat doordat een groot marktleider er in slaagt alle concurrenten uit de markt te dringen. Deze kunnen ontstaan door octrooien of technische overheersing (Microsoft)
Het evenwicht van de monopolist De vraagcurve (= collectie afzetcurve) De monopolist kan de prijs van zijn product zelf bepalen. Als hij een lagere prijs vraagt, wordt de afzet groter. Hij moet dus opzoek naar winstmaximalisatie. Aangezien de monopolist de enige aanbieder is, is de afzetcurve gelijk aan de collectieve vraagcurve. We weten nog steeds dat de GO = P.
De totale omzet wordt berekend door P x Q
De GO- curve zal dus dalend verlopen.
de TO- Curve verloopt in 3 fasen:
Fase 1: Als we de prijs gaan laten dalen, gaat de totale opbrengst stijgen. We spreken hier van een elastische vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid meer dan evenredig gaat reageren op de prijs. Fase 2: In een bepaald punt zijn de totale opbrengsten maximaal. We spreken hier van een unitair prijselastische vraag. Fase 3: Als de prijs blijft dalen dan gaan nu ook de opbrengsten mee dalen. We spreken hier van een inelastische vraag waarbij de gevraagde hoeveelheid minder dan evenredig gaat reageren op de prijs£. De marginale opbrengsten bij een monopolist worden bepaald door de opbrengst van de bijgekomen eenheden, vermindert met de opbrengst afname ten gevolge van de prijsdaling op de verkochte eenheden. MO
=
∆TO ∆Q
dit wil zeggen dat de MO kleiner is dan de prijs.
De marginale opbrengst is ook niet constant maar hangt samen met de fasen van de TO- curve: Fase 1: de TO stijgen en de MO is positief. De verkoop van een extra eenheid laat de opbrengst stijgen. (prijselastische vraag) Fase 2: De TO is maximaal en de MO is 0.( unitaire prijselastische vraag) Fase 3: de TO dalen en de MO is negatief. ( prijsinelastische vraag) (grafieken pag. 65)
Winstmaximalisatie De winst is het grootst waar TO > TK. We zien dat het punt van winstmaximalisatie bereikt wordt waar MO=MK. We kunnen de prijs dan gaan aflezen op de GO- curve. Dit punt noemen we het punt van Cournot.
TW = Q × (GO − GTK) of TW = Q × (P − GTK) (grafiek pag. 68)
Vergelijking met volkomen concurrentie -
De GTK en MK van de monopolist zijn gelijk aan de optelling van respectievelijk alle GTK en MK van alle producenten bij volkomen concurrentie.
-
De prijsafzetcurve van de monopolist komt overeen met de collectieve vraagcurve bij volkomen concurrentie.
(grafiek pag. 69 en 70)
Het oligopolie (jetair, Neckerman, Airbus,…) Marktpartijen: Het is een markt met enkele grote aanbieders die een groot marktaandeel bezitten en er zijn veel vragers. een aanbieder kan de prijs beïnvloeden Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt want de tarieven zijn moeilijk te vergelijken. Toetreding:de toetreding is beperkt. We spreken van een gesloten markt. Dit komt door: -
Er zijn licenties, vergunningen nodig Hoge investeringskosten Hoge reclame en marketingkosten
Product: het is een heterogeen product. Soms is er ook sprake van homogene producten (grondstoffen) De penetratiegraad: de penetratiegraad is de graad waaraan een product of dienst door potentiële klanten gekend en/of gebruikt wordt. Het is een indicatie voor de groeimogelijkheden.
Vormen van marktgedrag 1. Prijzenoorlog: de aanbieders willen allemaal de goedkoopste zijn en gaan met elkaar concurreren op de prijs. 2. Winstmarge: er wordt een winstmarge ingebouwd = verkoopprijs- totale kosten 3. door elkaar dood te willen concurreren gaan de winstmarges dalen en kan een bedrijf niet meer rendabel worden.
het principe van de marktleider is ook prijsleider (brouwerijen, banken) de marktleider dient hier zijn verantwoordelijkheid op te nemen als de marktsituatie verandert. Kleinere aanbieders zullen noot hun prijs verhogen. Ze zullen wachten tot de marktleider de prijs verhoogt en zullen dan mee verhogen met het zelfde percentage. Er is hier geen sprake van onderlinge prijsafspraken. Oligopolisten hebben er geen baat hun prijs eenzijdig te verhogen. Ze zouden hierdoor marktaandeel verliezen.
Vorm 1: non- price- competition Om hun marktaandeel te verhogen zullen oligopolisten extra dienstverlening, service, reclame, nieuwe technologieën,… inzetten. Er wordt niet op de prijs geconcurreerd. Prijswijziging worden op de markt van non-price-competition ingezet door de marktleider. Hierbij zullen andere concurrerende bedrijven prijsdalingen volgen, maar prijsstijgingen zullen niet gevolgd worden zodat het marktaandeel van de marktleider daalt. Soms is het echter nodig om deze prijsstijging te volgen.
Vorm 2: kartelvorming Deze marktvorm is eigenlijk verboden omdat het de onderlinge concurrentie tegenhoudt wat nadelig is voor de consument. De aanbieders gaan onderlinge afspraken maken om zo meer macht te kunnen uitoefenen op de markt.
Theorie van de geknikte vraagcurve In een markt met oligopolie heeft men vaak te maken met prijsstarheid- prijsrigiditeit. Wanneer een aanbieder de prijs zal laten dalen, kan hij verwachten da de concurrentie deze daling zal volgen om geen marktaandeel te verliezen. Indien een aanbieder de prijs zal laten stijgen zal de concurrentie niet volgen waardoor consumenten overschakelen naar een andere producent en waardoor de aanbieder die de prijs liet stijgen marktaandeel verliest. We spreken van een elastische vraag (vlakke vraagcurve) De producent die naar maximale winst streeft heeft dus weinig belang bij het veranderen van zijn prijs. Hij kiest de productieomvang waarbij MO=MK. Uit de prijsstarheid kan men afleiden dat de oligopolist liever niet op de prijs concurreerd. Toch zien we dat dit vaak gebeurt. We verklaren dit door het ‘prisinor’s dilemma’.
Monopolistische concurrentie (deze marktvorm is de meest realistische) Marktpartijen: Het is een markt met veel aanbieders en veel vragers. de aanbieders kunnen de prijs beïnvloeden. Volkomenheid: Het is een ondoorzichtige markt door veel variatie in dienstverlening, kwaliteit,… Toetreding:de toetreding is onbeperkt. Er is een vrije toetreding. Product: het is een heterogeen product door productdifferentiatie.
Prijsvorming De producent realiseert een maximale winst bij de hoeveelheid waar MO = MK. Het maken van winsten lokt nieuwe aanbieders. Om het marktaandeel te vrijwaren zullen de producenten hun publicatiekosten verhogen waardoor de kostencurve stijgt to GO=P=GTK. Bij de productiekosten is een normale vergoeding voor de ondernemer ingerekend. Deze normale vergoeding is de enige winst die er gemaakt wordt. (grafiek pag. 89)
De bedrijfshuishouding Begripsomschrijving
Produceren: het voortbrengen van goederen en/of diensten dat gebeurt in de bedrijfshuishoudingen. Productiefactoren: factoren die we nodig hebben om te produceren; natuur, arbeid, kapitaal en management.
De bedrijfskolom Een bedrijfskolom is het geheel van bedrijfstakken die zich met opeenvolgende fasen van het productie bezighouden. Om tot de bedrijfskolom te kunnen behoren moet het bedrijf iets bijgebracht hebben aan de totstandkoming van het product en eigenaar van het product worden. Een bedrijfstak is een groep van gelijksoortige bedrijven, zij verzorgen samen eenzelfde fase van het productieproces.
De bedrijfskolom kan in de loop der jaren veranderen: In lengte -
Integratie: de bedrijfskolom verkort omdat een bedrijf beslist meerdere activiteiten uit een vorige of volgende fase zelf uit te voeren.
-
Differentiatie : de bedrijfskolom wordt langer omdat een bedrijf een aantal fasen gaat afstoten. Ze gaan zich specialiseren in hun kernactiviteit.
In breedte -
Parallellisatie: het assortiment wordt breder (om de productiecapaciteit beter te benutten of om seizoensinvloeden te beperken.
-
Specialisatie: het beperken van het assortiment ( bij constante vraag of wanneer er veel productkennis nodig is).
Indeling van het bedrijf Naar de aard van bedrijvigheid -
Primaire sector: de agrarische bedrijven of landbouwbedrijven, de bosbouw en de visserij.
-
Secundaire sector: de extraherende bedrijven of ontginningsbedrijven en de industriële of verwerkende bedrijven.
-
Tertiaire sector: o
De commerciële of handelsondernemingen: zij bewerken of verwerken de goederen niet. Zij kunnen enkel consument vriendelijkere verpakkingen aanbieden.
o
De dienstverlenende ondernemingen: zij gaan zorgen voor een directe behoeftebevrediging bij de consument of goederen dichter bij de consument brengen. Deze groep behoord ook niet tot de bedrijfskolom.
-
Quartaire sector: dit zijn de diensten die geen winstoogmerk hebben.
Volgens hun wettelijke verplichting i.v.m. de boekhouding
DE VEREENVOUDIGDE BOEKHOUDING
DUBBELE BOEKHOUDING
De vereenvoudigde boekhouding De vereenvoudigde boekhouding mag verrichtingen registreren in dagboeken: -
Aankoopdagboek
-
Verkoopdagboek
-
Financieeldagboek
Deze ondernemingen zijn ook verplicht om elk jaar een inventaris op te maken. De dubbele boekhouding De dubbele boekhouding moet haar verrichtingen registreren, rekening houdend met het rekeningstelsel: -
Jaarlijks de jaarrekening opstellen: o
Balans
o
Resultatenrekening
o
toelichting
de handel de handel brengt de goederen van de voortbrenger of producent naart de verbruiker of consument. Bij dit overbrengen worden geen wijzigingen in de aar van de goederen aangebracht/ er worden goederen en diensten geleverd. Dankzij de handel kan de consument over de goederen beschikken in de juiste hoeveelheid, in de verlangde toestand, op de juiste plaats en op het gepaste moment.
Indeling volgens de verhandelde hoeveelheid De groothandelaar gaat in grote hoeveelheden aan- en verkopen. Meestal verkoopt hij aan de kleinhandelaar. Soms wordt er ook aan de consument verkocht. De kleinhandelaar gaat in kleinere hoeveelheden aan- en verkopen. Zij verkoopt aan de consument.
Indeling naar taak De collecterende handel verzameld grondstoffen bij de producent. De distribuerende handel gaat de afgewerkte producten verdelen aan de consument.
Wie is de handelaar? Handelaars of kooplieden zijn zij die daden uitoefenen, bij de wet daden van koophandel genoemd, en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken De handelaar kan zowel een rechtspersoon zijn als een natuurlijke persoon. •
De natuurlijk personen moeten “bekwaam” zijn.
•
In de wet van koophandel staan 6 handelsvennootschappen als rechtspersoon erkend (BVBA, EBVBA, NV,CV,…)
Daden van koophandel zijn daden met een winstoogmerk, met name aankopen en verkopen van goederen en diensten evenals alle daden gesteld door de handelaar in verband met zijn handel. Zij die nooit zelfstandig ondernemer kunnen worden: -
Minderjarigen
-
Mensen die veroordeeld werden of failliet gingen
-
Mensen met een vreemde nationaliteit die niet in het bezit zijn van een beroepskaart.
-
Mensen met een ander onverenigbaar beroep (notaris, rechter, gerechtsdeurwaarder, politieman, pastoor,…)
De handelsonderneming Vernieuwingen sedert 1 juli 2003 Sinds 2003 zijn de formaliteiten die men moet vervullen als men zich wilt vestigen als handelaar sterk vereenvoudigd: -
Nu moet men alleen nog naar het ondernemingsloket gaan om alle formaliteiten m.b.t. het starten van een zaak te verrichten.(dit is al een feit op papier, maar nog niet in de praktijk) Nu krijgt men een uniek ondernemingsnummer toegekend als onderneming. Hiermee wordt je ingeschreven in de kruispuntbank der ondernemingen en dat geldt voor alle formaliteiten en verrichtingen.
Het ondernemingsloket Een ondernemingsloket is een vzw, die door de overheid erkend werd om de formaliteiten die nodig zijn om een eigen zaak of onderneming op te starten te vervullen. Het ondernemingsloket is bevoegd om: -
Na te gaan of aan alle startvoorwaarden voldaan is
-
De administratieve attesten rond beroepsbekwaamheid en vestigingsformaliteiten vervullen.
-
Inschrijven in de kruispuntbank der ondernemingen
Het ondernemingsloket kan hulp aanbieden tegen betaling voor: -
Inschrijving bij de btw-administratie
-
Inschrijving bij de RSZ
-
Inschrijven bij het ziekenfonds
-
Het aanvragen van de nodige vergunningen
Voor de startende ondernemer blijven er nu nog 4 stappen over die zij moeten vervullen bij het starten van hun onderneming: de bank, het ondernemingsloket, de notaris en de griffie.
De kruispuntbank er ondernemingen De kruispuntbank der ondernemingen is een elektronisch register beslast met het opnemen, bewaren, bewaken, beheren en ter beschikking stellen van gegevens die betrekking hebben op de identificatie van de ondernemingen. Het ondernemingsnummer Het ondernemingsnummer is een nummer van 10 cijfers dat begint met een 0 of een 1. Het nummer wordt gebruikt als identificatienummer en voor communicatie met de overheid en met ondernemingen onderling. Dit nummer werd ingevoerd in 2005. Voor reeds bestaande ondernemingen gelde er: -
Voor bestaande ondernemingen met een btw-nummer: 0 + btw-nummer.
-
Voor bestaande ondernemingen met rijksregisternummer van rechtspersonen: 0 + nummer.
-
Voor bestaande onderneming zonder nummer: 0 + automatisch ondernemingsnummer.
-
Voor nieuwe ondernemingen: 0 of 1 + automatisch ondernemingsnummer.
Een onderneming met verschillende vestigingen krijgt buiten een ondernemingsnummer ook voor elke vestiging een vestigingsnummer. Dat nummer bestaat uit 10 cijfers waarvan het eerste cijfer begint met een cijfer tussen 2 en 8.
Verplichtingen Voldoen aan startvoorwaarden -
In het bezit zijn van een attest bedrijfsbeheer
-
Beroepskennis bewijzen of een aantal extra verplichtingen vervullen. (vestigingswet, milieuvergunning, leurkaart voor ambulante handel, vergunning voor verkopen of fabriceren van voedingswaren,..)
Inschrijven in de kruispuntbank der ondernemingen Deze inschrijving gebeurt aan het ondernemingsloket. Men ontvangt er een uniek ondernemingsnummer. Dit nummer moet op alle handelsdocument vermeld worden. Inschrijven bij de btw-administratie en verplichtingen voorgeschreven door de btwwetgeving -
Bij het begin, wijziging of stopzetting van de activiteiten moet er aangifte gedaan worden bij de btw-administratie.
-
Factuur uitreiken bij de verkoop van goederen of het leveren van diensten.
-
Alle uitgaande facturen doorlopend nummeren en inschrijven in het boek van uitgaande facturen
-
Alle inkomende facturen doorlopend nummeren en inschrijven in het boek van inkomende facturen.
-
Een ontvangstenboek bijhouden voor alle verkopen aan niet handelaars.
-
Op regelmatige basis btw-aangifte doen.
-
Bij jaar- en kwartaalaangiften regelmatig voorschotten betalen.
-
Jaarlijks een klantenlisting opstellen.
-
De gebruikte formulieren kunnen aangevraagd worden bij de btw-administratie.
Verplichtingen voorgeschreven door de wet op de boekhouding (zie boven) Openen van een zichtrekening bij een financiële instelling Er moet een zichtrekening geopend worden op de naam van de handelaar. Dit nummer moet samen met de naam van de instelling worden aangebracht op alle handelsdocumenten.
Bekendmaking van huwelijkscontract De aard van het huwelijkstelsel heeft invloed op de grootte van de bezittingen waarop schuldeisers verhaal kunnen uitoefenen Het uitreksel van het huwelijkscontract moet aan de griffier van de bevoegde rechtbank van koophandel bezorgd worden. Aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds Dit fonds int de bedragen die u moet betalen en zorgt ervoor dat de uitkeringen correct verlopen. Aansluiten bij een ziekenfonds Een zelfstandige is verplicht zich aan te sluiten bij een ziekenfonds. Als dit reeds gebeurt is moet hij zijn statuut laten wijzigen.
De belangrijkste activiteiten Commerciële verrichtingen Aan- en verkoopverrichting van handelsgoederen, maar ook van andere goederen en diensten zoals reclame, telefoon,… Financiële verrichtingen De betalingen, inningen, het aangaan van kredieten, het betalen van intrest, het ontvangen van intrest,… Investeringen Het aanschaffen van duurzame middelen zoals gebouwen, toonbank, koelkast, meubilair,…
Belang van boekhoudkundige administratie Belang van handelstechniek -
Begrijpen van het handelsgebeuren
-
Documenten die aan de basis van dit gebeuren liggen leren analyseren, invullen, nummeren en ordenen.
Belang van boekhouding -
Voldoen aan de wettelijke verplichtingen
-
Een informatiebron van het bedrijfsgebeuren. Volgen van de aankopen, schulden, betalingen,…
Belang van het handelsbeleid -
Een oordeel vormen over de werking van het bedrijf
-
Lessen rekken uit het verleden om verbeteringen in te voeren.
Van prijsaanvraag tot betaling De verschillende stappen van het koopproces
Bij iedere koopovereenkomst zijn er 2 partijen: de verkoper en de koper.
De prijsaanvraag(stap 1) Bij een prijsaanvraag gaat het initiatief uit van de koper. Deze aanvraag kan mondeling, schriftelijk, telefonisch, in de winkel,… het geschrift waarin de koper vraagt aan de verkoper om een prijs te bereken voor bepaalde artikels onder bepaalde voorwaarden wordt de prijsaanvraag genoemd. (deze is nooit bindend)
De offerte(stap 1) In een offerte doet de verkoper een voorstel omtrent de voorwaarden en de prijs tegen dewelke een bepaald goed wordt aangeboden. Voorbeelden van offerten zijn: prospectus, catalogus, advertentie, folder, prijskaartje op winkelwaar,… De voorwaarden in een offerte hebben betrekking op: -
De aard van de kwaliteit. (soms wordt een gratis monster bijgevoegd)
-
De prijs met eventuele vermindering
-
De levering en betaling
Soorten offerten De vaste offerte of de onherroepelijke aanbieding De koper die een dergelijke offerte accepteert is zeker dat de goederen aan de gestelde voorwaarden worden gekocht. Deze offerte is wel nooit voor onbepaalde tijd, er moet dus rekening gehouden worden met een tijdslimiet. De vrijblijvende offerte De offerte is niet bindend. Deze offerte wordt vaak gebruikt als de verkoper prijsstijgingen verwacht of wil onderhandelen met verschillende partijen.
De bestelling bij de bestelling worden de verkoopswaarden vastgelegd: -
De hoeveelheid
-
De prijs
-
Het vervoer
-
De levering
-
De betaling
Bij de bestelling is het belangrijk “de kleine lettertjes” te lezen. We onderscheiden ook 2 soorten verkoopsvoorwaarden: 1) De bijzondere verkoopsvoorwaarden deze verkoopsvoorwaarden worden afgesproken tussen de leverancier en de specifieke klant.( extra kortingen,…) deze voorwaarden worden meestal op de voorzijde van het factuur terug gevonden en moeten per bon worden ingevuld. 2) De algemene verkoopsvoorwaarden deze verkoopsvoorwaarden gelden voor alle klanten en zijn voorgedrukt op de achterzijde van het factuur.(dit kan ook uitzonderlijk op de voorkant van een factuur) Een goede bestelbon bevat volgende gegevens: -
Naam, adres, ondernemingsnummer van de verkoper
-
Datum en nummer van de bestelbon
-
Omschrijving van het product of de dienst
-
De eenheidsprijs, de hoeveelheid, de totale prijs en de toepasbare btw-tarief
-
De afgesproken verkoops-,lever- en betalingsvoorwaarden
-
De handtekening van de verkoper
Een bestelling gebeurt wanneer de kandidaat koper een offerte accepteert. De koper en verkoper wij het eens over de zaak en de prijs en de verkoopsovereenkomsten zijn afgesloten. Bij een vaste offerte moet de bestelling wel binnen een bepaalde periode geplaatst worden.
Een bestelling kan op verschillende manieren worden gebeuren: -
Mondeling
-
Per telefoon, fax, email,…
-
Per brief, bestelbon, bestelkaart,…
-
…
Nut van de bestelbon Voor de koper: -
Volledige overmaking van de bestelling
-
Nakijken of bestelling en levering overeenkomen
-
Bestelbon vergelijken met factuur
Het is dus zeer nuttig dat de koper een kopie van de bestelbon bijhoudt. Voor de verkoper: -
Aan de hand van bestelbon goederen klaarmaken
-
Aan de hand van bestelbon factuur opmaken
De levering De levering is het ter beschikking stellen van het goed of de dienst door de verkoper aan de koper. In principe moet de koper de goederen ophalen want schulden zijn haalbaar, niet draagbaar.
Leveringsvoorwaarden Franco thuis: De eigendomsoverdracht gebeurd in het magazijn van de koper. De goederen reizen dus op risico van de verkoper en deze is dus verantwoordelijk voor eventuele schade. de kosten van afzonderen, vervoer, laden en lossen worden in de prijs inbegrepen. Af magazijn: de eigendomsoverdracht gebeurd in het magazijn van de verkoper. De goederen reizen dus op risico van de koper. de kosten van het afzonderen worden enkel in de prijs inbegrepen. Bij de levering af magazijn heeft de verkoper meestal geen eigen vervoer. In dit geval zijn er 2 mogelijkheden: -
De verkoper spreekt een transportbedrijf aan, betaald de kosten en rekent die nadien door aan de koper op het factuur. De transportfirma vervoert FRANCO.
-
De koper spreekt een transportbedrijf aan. In dit geval gebeurt het vervoer NIET FRANCO.
-
Er kan ook geleverd worden onder rembours: de goederen worden slechts afgegeven tegen betaling van de prijs van de goederen en de verzendingskosten. Dit gebeurt meestal bij verzending per post.
in de meeste gevallen wordt de leveringsbon in tweevoud ingevuld. De koper ontvangt dan 1 bon bij levering ter vergelijking. Een tweede exemplaar is voor de verkoper, na handtekening van de koper, als bewijs van levering.
De betaling Om het juiste bedrag te kennen krijgt de koper een factuur van de verkoper. Het factuur wordt opgemaakt door de verkoper in ten minste 2 exemplaren. Het origineel is voor de koper. Het kopie dient als verantwoordingsdocument is de boekhouding van de verkoper. Het factuur bevat informatie over: -
Aard van de prijs van de geleverde goederen
-
Het tarief en bedrag van de btw
-
Het totale te betalen bedrag
-
Een vervaldatum
Verschillende vormen van betalen: -
de rechtstreekse betaling = In speciën(in contanten )
-
de onrechtstreekse betaling = met betalingsdocumenten, elektronisch,…
verschil tussen contant betaling en betaling in contanten contante betaling de contante betaling wil zeggen een onmiddellijk betalen
betalen in contanten betalen in contanten betekent betalen met gereed geld. Dit kan zowel onmiddellijk( =contante betaling) als op langere termijn.
een waaier van mogelijkheden om te betalen een handelaar die een aankoopfactuur ontvangt is een schuldenaar. Een handelaar die een aankoopfactuur uitschrijft is een schuldeiser. Er bestaan 2 soorten manieren van betalen: -
rechtstreekse betaling: betaling van hand tot hand.
-
onrechtstreekse betalen: tussenkomst van een financiële bank.
bij het uitvoeren van een betaling wilt de schuldenaar altijd een bewijs van ontvangst.
De rechtstreekse betaling De rechtstreekse betaling gebeurt in contanten. Contanten behoren tot het chartaal geld.
Het kasstrookje Bij het betalen aan de kassa wordt een kasstrookje afgegeven. Deze bevat: -
datum
-
geleverde goed
-
prijs en hoeveelheid
-
btw-code
-
totaal betaald bedrag
het kasstrookje is geen rechtsgeldig document als bewijs van betaling. Het is namelijk niet gepersonaliseerd. Wil de schuldenaar toch een geldig bewijs van betaling dan moet hij vragen naar een gekweten factuur.(hiervoor kunnen administratieve kosten gerekend worden).
De kwijting een kwijting gebeurt op een bestaand factuur door de schuldeiser. Het gekweten document wordt daarna bewaard door de schuldenaar, als bewijs van betaling en bevat volgende vermeldingen: -
“voldaan op ….” Of “betaald op ../…/…”
-
handtekening van schuldeiser
-
naam en hoedanigheid
-
datum van ondertekening
(bij ontvangst van een cheque kan ook een kwijting worden uitgeschreven).
Het kwijtschrift of kwitantie Het kwijtschrift is een afzonderlijk document dat door de schuldeiser wordt ingevuld, als bewijs van betaling. De schuldeiser heeft meestal een boekje met verschillende kwitanties: Het linkerdeel wordt de stam genoemd en blijft in het boekje. Hierop wordt geschreven wie, waarom en wanneer de kwitantie is uitschreven. Het rechterdeel, de eigenlijke kwitantie is voor de schuldenaar, als bewijs van betaling. Volgende vermeldingen zijn terug te vinden op de kwitantie: -
volgnummer van het document in het boekje
-
bedrag voluit in letters
-
bedrag in cijfers en munteenheid
-
reden van betaling
-
identiteit van schuldenaar en schuldeiser
-
datum en handtekening schuldeiser
nadelen van rechtstreekse betaling -
schuldeiser en schuldenaar moeten elkaar ontmoeten
-
het bedrag moet in speciën betaald worden
De onrechtstreekse betaling De overige betalingen behoren tot het giraal geldverkeer. Deze betalingen kunnen pas ingeschakeld worden door een persoon die houder is van een “zichtrekening” bij een financiële instelling.
Belangrijke verandering in het bankwezen -
fusies, overnames, sluitingen
-
vermindering van kantoren en agentschappen
-
ontstaan van self-banking
-
promoten van self-banking via telefoon of internet
dit diende om de kosten van de financiële instelling te drukken.
Financiële instellingen in België De depositoverwervende en kredietverlenende instellingen Dit zijn kredietinstellingen waarbij een handelaar een zichtrekening heeft voor het uitvoeren van financiële verrichtingen. *Vroeger was de overheid actief als producent van financiële diensten( openbare kredietinstellingen of oki’s). zij streefden ook naar winst. Voorbeelden hiervan zijn: -
ASLK (algemene spaar- en lijfrentekas)
-
GK(gemeente krediet)
-
…
Door een grote overheidsschuld heeft de overheid instelling verkocht en geprivatiseerd. *De bank van de post is voort gegroeid uit de postcheque, een overheidsinstelling. De postcheque beperkte zich tot het betalingsverkeer en omvatte geen kredietverlening. Later zocht zij financiële partners voor verkoop van bank- en verzekeringsproducten. De bank van de post is nu een volwaardige bank en werkt in een zuiver concurrentiële omgeving. Zij blijft wel een van de goedkoopste oplossingen voor bancaire basisdiensten. *kredietverlenende instellingen zijn dienstverlenende organismen die gelden inzamelen tegen een bepaalde vergoeding er ze opnieuw uitlenen tegen een hogere vergoeding. Zij verlenen deze kredieten zowel aan particulieren, bedrijven als overheid en dit voor eigen rekening.
De belangrijkste Belgische kredietinstellingen zijn: Fortis, Dexia, ING, KBC, AXA *zakenbanken en holdings zijn instellingen die meestal participeren op risicodragend kapitaal in ondernemingen. Deze instelling hebben daardoor ook inspraak in de onderneming. Zakenbanken participeren meestal op korte termijn om winst te halen uit de verkoop van hun deelname. Holdings participeren op langere termijn om inspraak te hebben in het beleid van de onderneming. *institutionele beleggers behoren tot de groep verzekeringsmaatschappijen en gemeenschappelijke beleggingsfondsen. *De monetaire overheid: deze heeft een regulerende en controlerende functie. Haar beleid wordt gedirigeerd vanuit de Europese centrale bank. *De bank van Breda richt zich naar KMO’s, handelaars en vrije beroepen.
De zichtrekening De zichtrekening is een rekening waarvan het tegoed op elk ogenblik beschikbaar is. Iedere zichtrekening wordt geïdentificeerd door een rekeningnummer. Men ontvangt 0,5 % intrest. De Belgische zichtrekening is nu vervangen door het IBAN- rekeningnummer(volgens het SEPAsysteem). Het doel van SEPA is om in Europa één betaalruimte te creëren waarbij alles op vergelijkbare wijze zo functioneren over heel Europa. Het Belgische rekeningnummer was samengesteld uit: 000 – 0000000 – 00 -
3cijfers: gegevens van de bank en de soort rekening
-
7 cijfers: eigenlijk rekeningnummer
-
Controlenummer( rest van de deling van de eerste 10 cijfers gedeeld door 97.
Het IBAN- nummer(internationaal bank account nummer) zal 16 alfanumerieke karakters tellen: BE00 0000 0000 0000 -
De landscode: BE
-
Controlegetal van 2 cijfers
-
Eigenlijk Belgische rekeningnummer (in groepjes van 4)
-
Vb. BE69 2900 1350 8178
Bedrijven in België zijn verplicht hun IBAN- nummer op facturen te vermelden bij grensoverschrijdende transacties. De BIC- code is een extra code die gekoppeld is aan het IBAN nummer voor betalingen uit te voeren in het buitenland. -
De BIC- code bestaat uit 8 of 11 karakters: 0000 – 00 – 00 (– 000)
-
De eerste 4 cijfers geven de bank aan, de twee volgende geven het land aan, de volgende twee de plaats en de laatste drie eventueel nog het filiaal.
Werking zichtrekening De zichtrekening wordt gecrediteerd = De zichtrekening wordt vermeerderd. Dit wil zeggen dat de schuld van de bank stijgt t.o.v. de klant en dus wordt de rekening gecrediteerd. De rekening kan gecrediteerd worden door stortingen of betalingen door derden. de zichtrekening wordt gedebiteerd = de rekening wordt verminderd. Dit komt omdat de schuld van de bank t.o.v. de klant daalt. De rekening wordt dus gedebiteerd. De rekening kan gedebiteerd worden door afhalen van speciën of betalingen aan derden. Als een rekening debet staat dan “staat deze rekening in het rood”.
Herhaling: Een zichtrekening wordt geopend door: -
Een aanvraagformulier in te dienen, een aantal modellen van handtekeningen af te geven en een identiteitskaart voor te leggen.
-
Een bedrag te storten op de rekening
-
Via internet
Een rekening kan gecrediteerd worden door: -
Stortingen
-
Afgifte cheques
-
Overschrijvingen van andere rekeningen
-
Creditrente
-
Betaling van derde
-
…
Een rekening kan gedebiteerd worden door: -
Afhaling van speciën
-
Overschrijvingen naar andere rekeningen
-
Betalen aan derden
-
Automatisch sparen
-
Debetintresten
-
Aankoop effecten
-
…
Voordelen zichtrekening: -
Praktisch en snel
-
Veilig
-
Groot gamma aan diensten
-
Beperkte kredietopname
-
Creditrente
-
Geven van volmachten
-
Duidelijk overzicht van rekeningstand
-
…
Nadelen zichtrekening -
Kredietopname is verleidelijk
-
Hogere debetrente dan creditrente
-
Verzekering is niet gratis
-
Aanrekenen van diverse kosten
Het rekening afschrift: de bank informeert de klant bij wijziging van de rekening. Dit gebeurt aan de hand van rekeningafschriften. -
Creditberichten: als de stand stijgt.
-
Debetberichten: als de stand daalt.
Rekeningafschriften worden aanvaard als bewijs van betaling.
Kosten die verbonden zijn aan zichtrekening *Portkosten: briefport wordt aanrekent als rekeninguittreksels worden opgestuurd. *Tarifering van verrichtingen: -
Beheersvergoeding: om een rekening te openen en te beheren.
-
Een gebruiksforfait: voor verrichtingen uit te voeren.
-
Gebruik kaarten
-
Premie van een ongevallenverzekering
*debetrente: wanneer de klant in het rood staat wordt een debetrente aangerekend. Deze is wettelijk beperkt tot 15%.
Opbrengsten die verbonden zijn aan een zichtrekening *creditrente van 0,5% ongeveer.
De betaalmiddelen SEPA SEPA, Sigle Euro Payments Area, staat voor een eengemaakte grote Europese betaalruimte. Dit moet er voor zorgen dat betalingen in en naar het buitenland vlotter verlopen. SEPA is een initiatief van de Europese commissie en ondersteund door de Europese centrale bank. Om het SEPA- systeem te realiseren was het nodig om het IBAN- nummer in te voeren. SEPA zorgt voor enkele wijzigingen: -
Rekeningnummer krijgt 4 extra karakters
-
Gemakkelijker uitvoeren van buitenlandse overschrijvingen
-
Domiciliëring van facturen wordt makkelijker en kunnen ook voor buitenlandse leveranciers.
-
Meer mogelijkheden met de betaalkaart
-
Verdwijnen van cheque en wisselbrief
De overschrijving en storting de overschrijving en storting werd op een gemengd betaalformulier ingevuld voor binnenlandse transacties. Dit document verdwijnt eind 2010. Het overschrijvingsformulier werd dikwijls bij het factuur gevoegd, opdat de koper ermee de betaling kan uitvoeren. Als de koper, houder van een zichtrekening, een voldoende groot tegoed heeft kan hij een overschrijving uitvoeren. Heeft hij geen rekening of staat er niet voldoende geld op de rekening of heeft hij teveel geld in kas dan kan hij gebruik maken van een storting. *Voordelen van een overschrijving: -
De schuldenaar krijgt een gemakkelijk betalingsdocument met voorgedrukte gegevens waardoor fouten worden vermeden.
-
De verwerking in de boekhouding kan automatisch door een gestructureerde mededeling o
Een gestructureerde mededeling : +++000/0000/00000+++
*het document bestaat uit 2 delen: -
het eigenlijke overschrijving- of stortingsformulier
-
Een kopie voor de klant: o
Een klein luikje links dat kan worden afgescheurd.
o
Een kopie door middel van doorschrijving.
*opmerkingen -
Het document kan blanco of voorgedrukt worden afgeleverd
-
Gebruik nooit rode inkt
-
Schrijf in drukletters en zet 1 karakter per vakje
-
Wijzig nooit de gegevens
-
Plaat een X- teken voor het bedrag.
*de documentcode of identificatiecode bevindt zich bovenaan rechts van het formulier en betekent: -
01: overschrijving door financiële instelling ten behoeve van haar klant
-
Een gemengd formulier met vrije mededeling
-
Een gemengd formulier met gestructureerde mededeling.
Een gemengd formulier is een formulier waarbij de klant de opdracht geeft aan haar financiële instelling om een bepaald bedrag over te schrijven naar: -
De rekening van een derde bij een andere financiële instelling
-
De rekening van een derde bij dezelfde financiële instelling.
Overschrijving tussen 2 rekeningen van verschillende financiële instellingen. In dit geval is er tussenkomst van het U.C.V. ( uitwisselingscentrum van de te verrekenen verrichtingen van het Belgisch financieel systeem). Het inschrijven door het U.C.V. gebeurt 1 maal per dag. Hierbij worden de volledig bedragen per financiële instelling naar de andere instellingen overgeschreven. Dit is geautomatiseerd. Als gevolg is de overschrijving naar een rekening van een andere financiële instelling pas 1 dag later te zien. Binnen één zelfde instelling is dit (bijna) direct te zien. overschrijving
storting
Ingevuld door
Schuldenaar
Schuldenaar
Delen
Storting en kopie
Storting en kopie
Werking
Bedrag van schuldenaar wordt van rekening schuldenaar gehaald en overgeschreven op rekening schuldeiser door de F.I.
De financiële instelling schrijft het ontvangen geld over op de rekening van de schuldeiser.
Rekeninghouder
Schuldenaar en schuldeiser
schuldeiser
Bewijs van betaling
Rekeninguittreksel
Afgestempelde kopie
De automatische overschrijving Dankzij een nieuw interbancair samenwerkingsverband ISABEL worden de elektronische betalingsverrichtingen van de bedrijven en de communicatie met de kredietsector geregeld.
Het Europees overschrijvingsformulier Dit overschrijvingsformulier moet het huidige formulier vervangen. Wat is er veranderd? -
Het nieuwe document heeft een rode kleur
-
De kopie voor de cliënt valt weg
-
Het IBAN nummer en BIC worden gebruikt
-
Verplichte vermelding van naam van begunstigde
-
Datum van ondertekening valt weg
-
Gegevens van ontvanger en begunstigde staan onder elkaar.
De doorlopende opdracht De doorlopende opdracht is een éénmalige opdracht waardoor automatisch en telkens op de door de rekeninghouder vastgestelde vervaldag een bedrag wordt overgeschreven naar een begunstigde. -
De vervaldag is bepaald
-
Het over te schrijven bedrag is bepaald o
Of een exact bedrag
o
Of door te melden welk bedrag er moet blijven staan bijvoorbeeld 100 euro laten staan.
-
De begunstigde is 1 welbepaalde persoon of instelling
-
De opdracht kan geschorst of geannuleerd worden.
-
De klant ontvangt van de financiële instelling een rekeningafschrift.
-
Wordt gebruikt voor huur, lening in vaste schijven, spaaropdracht,…
De domiciliëring De rekeninghouder geeft aan zijn schuldeiser de opdracht om de facturen waarvan hij schuldenaar is, te domiciliëren (= betaalbaar stellen) bij zijn financiële instelling. De financiële instelling betaald dan de facturen met de rekening van de schuldenaar. De rekeninghouder vult aanvraag in aan de hand van zijn laatste factuur. De financiële instelling brengt begunstigde op de hoogte. -
De vervaldatum is niet vast bepaald. De financiële instelling betaald zodra ze een factuur aangeboden krijgt. De aanbieding gebeurt wel periodiek.
-
Het bedrag is variabel
-
De begunstigde is een bepaald persoon of instelling
-
De opdracht kan geschorst of geannuleerd worden.
-
De klant ontvangt van de schuldeiser een factuur, maar hoeft niets meer te doen. En de klant ontvangt ook van de financiële instelling een rekeningafschrift.
-
Wordt gebruikt voor elektriciteit, water, telefoon,…
Wijzigingen doorgevoerd door het SEPA -
Het mandaat voor de inning wordt aan de schuldeiser gegeven en niet meer aan de bank van de betaler.
-
De schuldenaar moet niet meer langs de bank voor aanvraag.
-
Domiciliëring in het buitenland is mogelijk. domiciliëring
Doorlopende opdracht
Bedrag
veranderlijke bedragen
Vaste bedragen
Vervaldag
Periodieke betalingen met vaste of variabele vervaldag
Periodieke betaling met vaste vervaldatum
Initiatiefnemer schuldeiser
Financiële instelling
Voorbeeld
Elektriciteit, telefoon, water,… nutsvoorzieningen
Afbetaling lening, huur, zakgeld,..
Voordeel
Gemakkelijk te betalen, geen vergetelheid, geen vergissingen
nadeel
Geen zelfbeschikking, controle valt weg of pas later
Cheques *Een cheque is een document waarmee de houder van een zichtrekening de opdracht geeft aan een financiële instelling zijn rekeningen voor een bepaald bedrag te debiteren om een som uit te betalen aan zichzelf of aan een al dan niet genoemde begunstigde. *de trekker is de persoon die de cheque uitschrijft. *de begunstigde is de persoon die de cheque ontvangt. *De betrokkene is de financiële instelling die op verzoek van de trekker instaat voor de betaling van de cheque op het moment van aanbieding. *Juridisch gezien kunnen cheques niet worden afgeschaft, maar wel worden verminderd.
Verplichte meldingen -
De benaming “cheque” moet terug te vinden zijn
-
De onvoorwaardelijke opdracht tot betalen
-
Het bedrag in letters of cijfers
-
De naam van de financiële instelling die de betalingsopdracht krijgt
-
Datum en plaats van uitgifte
-
Handtekening trekker
Innen van een cheque De begunstigde moet de cheque aanbieden bij zijn bank. Deze haalt het geld van de rekening van de trekker en betaald het geld uit aan de begunstigde. De trekker moet er voor zorgen dar het bedrag toereikend is. Anders spreekt men van een ongedekte cheque. Dit is strafbaar.
soorten cheques -
De circulaire cheque wordt uitgeschreven door een bank in opdracht van een instelling en wordt maandelijks uitgeschreven. Voorbeeld: kinderbijslag
-
De loketcheque is een interne cheque die door de bankbediende wordt gebruikt wanneer een klant geld afhaalt aan het loket.
-
De gewone cheque dient voor alle verrichtingen in het binnenland
-
De bankcheque is een cheque die wordt uitgeschreven door de bank nadat de som van de rekening van de schuldenaar werd gehaald. Met de cheque kan de schuldeiser het bedrag komen ophalen.
-
Een gecertificeerde cheque de bank blokkeert het bedrag op de rekening van de schuldenaar zodat de cheque zeker gedekt is.
De multifunctionele kaart De betaalkaart of debetkaart De betaalkaart wordt enkel door financiële instellingen uitgegeven. Deze kaarten kunnen onmiddellijk elektronisch gedebiteerd worden. Voorbeelden van betaalkaarten zijn “bancontact” en “mister cash”. Omdat beide kaarten volledig compatibel zijn spreekt men tegenwoordig over “bancontact/mister cashkaart”. De bankkaart bevat een magneetstrook en chipkaart om een aantal verrichtingen mee uit te voeren. Om de verrichtingen te kunnen doen moet de houder van de kaart een PIN- code ingeven. Deze PINcode wordt slechts eenmaal en persoonlijk medegedeeld. Wanneer de kaart gebruikt wordt, wordt de zichtrekening onmiddellijk gedebiteerd. Dit kan door volgende handelingen: -
Geldopvraging bij geldautomaten of ATM (automatic teller machine) aan deze automaten kan je: o
Saldo opvragen
o
Geld afhalen
o
Overschrijvingen doen tussen zichtrekening en andere rekeningen
o
Bestellen van formulieren zoals cheques en overschrijvingen
o
…
-
Betalingen verrichten aan de verkooppuntterminals in benzinestations
-
Betalingen verrichten in handelszaken en grootwarenhuizen
Met de debetkaart kan enkel in het binnenland betaald worden tenzij je een Maestro- functie hebt. De handelaars die hun klanten elektronisch willen laten betalen moeten zich aansluiten bij Banksys en de nodige toestellen huren. Bij banken en benzinestation zijn dit terminals die permanent in verbinding staan met een computer van Banksys. Winkels, warenhuizen, hotels, restaurants verkiezen de C-ZAM-toestellen. Deze kunnen permanent in verbinding staan met Banksys of enkel op het ogenblik van transactie. De C-ZAM- toestellen bestaan uit 2 modulen, 1 voor de handelaar en 1 voor de klant. Vanaf de handelaar in contact staat met de centrale computer van Banksys wordt de kaart door de gleuf gehaald en kan de klant op een ander toestel zijn codenummer invoeren. De betalingen worden automatisch afgerekend via de magneetstrip of chip. Nu bestaan er ook terminals die niet alleen bankkaarten lezen, maar ook klantenkaarten en siskaarten. Ook bestaan er draagbare toestellen die door marktkramers of huis- aan- huis verkopers worden gebruikt. De debetkaart is een veilige kaart: -
1ste controle op basis van magneetstrook of chip
-
2de controle bij het invoeren van de code o
Na 3 pogingen wordt de kaart geweigerd of ingeslikt.
Toch is er fraude vastgesteld met de magneetstrook, daarom is de chip veiliger omdat deze een eigen geheugen heeft en moeilijker na te maken is. Om gebruik te mogen maken van een debetkaart wordt een jaarlijkse vergoeding aangerekend. De bank van de post lanceert nu ook PostomatPlus, een elektronische betaalkaart van de postchequerekening die toegang verleend tot de bancontact/mister cash en proton in België en de Maestro in het buitenland.
De protonfunctie (elektrische portemonnee) De protonfunctie is in het leven geroepen omdat men de betaalkaart steeds vaker ging gebruiken voor kleine bedragen waarbij de communicatiekost relatief hoog lag. De debetkaarten werken immers on-line waardoor de handelaar een vaste kost heeft per transactie. Daarom werd de protonfunctie in het leven geroepen die off-line kan werken. De protonkaart kan vanaf de bankrekening opgeladen worden voor een bedrag tussen de 5,00 en de 125,00 EUR. Bij een transactie voert de handelaar het bedrag van de aankoop in. Dan voert de klant proton in en bevestigt daarna met OK. Het geld blijft op de terminal staan tot de handelaar via zijn telefoonlijn het geld transfereert naar zijn rekening. Iedereen kan de protonfunctie krijgen en er staat ook geen minimumleeftijd op het gebruik van Proton. Bij diefstal kan de protonfunctie geblokkeerd worden, maar pas vanaf het moment dat de kaart opnieuw wordt geladen. Het geld dat er opstond ben je dus kwijt. Iedere internetgebruiker kan ook betalen met zijn protonfunctie. Hiervoor moet een C-ZAM/PC chipkaartlezer aangekocht worden. Voordelen voor de particulier -
Gemak: vermijdt gebruik van muntstukken. Er is geen code nodig bij verrichting van betaling
-
Vertrouwen: men is zeker dat het juiste bedrag betaald wordt
-
Snelheid en eenvoud
-
Grote beschikbaarheid van de diensten
-
Veiligheid: je kan niet meer verliezen dan dat er op de kaart staat. De vinder kent de code niet waardoor die de functie niet kan herladen.
-
Universaliteit: makkelijk me te betalen op veel plaatsen
de protonfunctie kan nu ook in het buitenland gebruikt worden. Voordelen voor internetgebruiker -
Koper hoef geen financiële gegevens mee te delen
-
Kopen voor kleine bedragen is mogelijk
-
Proton kan via internet opgeladen worden
-
(-) de gebruiker moet C-ZAM/pc aankopen.
Nadelen voor de particulier -
Het geld dat er opstaat ben je bij diefstal kwijt
-
Je moet jaarlijks betalen voor het gebruik
Voordelen voor de dienstverlener -
Tijdsbesparend: er moet minder naar de bank gelopen worden
-
Veiligheid: minder cash geld in de winkel
-
Makkelijk: geen wisselgeld nodig
Nadelen voor de dienstverlener -
Aankoop toestel is relatief duur
-
Bij verkoop moet bepaald procent afgestaan worden aan Banksys
-
Het overschrijven van de protonkassa naar de bankrekening kost geld
-
Bij verkoop via internet moet er ook betaald worden aan internetaanbieder
Voordelen voor de bank -
Er wordt minder beroep gedaan op geldautomaten
-
Extra cash geld voor de banken met intrest
De kredietkaarten De kredietkaart wordt uitgegeven door ondernemingen (kredietmaatschappijen). Om in het bezit te zijn van een kredietkaart moet er lidgeld betaald worden. Het lidgeld kan rechtstreeks aan de kredietmaatschappij betaald worden of via een financiële instelling die eveneens kaarten verdeeld. Op dit moment bestaan er 2 soorten kredietkaarten: -
Diners Club en American Express ( deze staan volledig los van de banken)
-
Visa en eurocard( deze worden uitgegeven door financiële instellingen.
De houder van een kredietkaart kan over de hele wereld betalen in de aangesloten zaken, restaurants,…
Betalingsmogelijkheden (de handelaar moet in verbinding staan met een kredietmaatschappij) -
De handelaar haalt de kaart door de gleuf en de verrichting wordt uitgevoerd. Er komt een verkoopborderel uit de printer en de klant ondertekent. De handtekening wordt vergeleken met de handtekening op de kaart.
-
De handelaar steekt de kaart in het toestel en de chip wordt gelezen. De klant moet zijn PINcode invoeren en niet meer tekenen. Dit systeem werd in 2005 ingevoerd over de hele wereld behalve in de Verenigde staten.
Bij transacties met de magneetstrook wordt nadat de handelaar de betaalbewijzen heeft ingediend het geld op zijn rekening gestort. Bij transacties met de chip gebeurt dit volledig automatisch. Het gebruik van de kredietkaart is handig omdat er uitstel is van betaling, zonder intrestaanrekening. Meestal moet er op het einde van de maand betaald worden. de meeste financiële instellingen eisen dat dit gebeurt via domiciliering. Veiligheid is de belangrijkste troef van de kredietkaart. Bij verlies of diefstal is de kaarthouder niet aansprakelijk voor het misbruik van zijn kaart, als hij de kredietmaatschappij binnen de vooropgestelde tijd verwittigt. Bovendien krijg je bij diefstal snel een nieuwe kaart. Om misbruik tegen te gaan geven een aantal banken visa-kaarten uit met de foto van de houder. Ook wordt de magneetstrip vervangen door de chip zodat de toestemming tot betalen wordt gegeven met een geheime code en niet langer met een handtekening. Opmerkingen: -
De kaart is niet gratis
-
Niet iedereen krijgt een kredietkaart en de kredietlimiet is niet onbeperkt
-
Er kunnen nog andere diensten gekoppeld worden aan de kaart
-
Het is een gemak bij betalen, zet aan tot consumeren
-
Men kan wanneer er een geheime code is meegedeeld ook geld afhalen over de hele wereld met de kredietkaart. Dit is wel duurder dan met een debetkaart
-
De handelaar rekent geen kosten aan
-
Men kan telefonisch betalen met de kredietkaart
-
Men kan via internet betalen met de kredietkaart
Nieuwe betaalmiddelen: de gsm Sinds enkele jaren kan er ook met de gsm betaald worden
Selfbanking In grotere banken is er een aparte ruimte voorzien waar klanten buiten de openingsuren terecht kunnen voor elektronisch bankieren. Ze kunnen er naast geld afhalen, rekeningafschriften afdrukken, formulieren afleveren, informatie opvragen, leningen en betalingen berekenen, afspraken maken,…
Thuisbankieren Phonebanking Redelijk omslachtig Pc-banking -
Je kan op het scherm zien waarmee je bezig bent
-
Je moet een programma op je computer instaleren en je kan enkel via die computer werken
-
Je kan je eigen afschriften afdrukken
Net- banking -
Je moet je aanmelden op de site van je bank
-
Je kan via alle computers bankieren
-
De software is opgeslagen op een centrale computer van de bank en niet op je eigen pc
Mobile- banking Aangezien internet op de gsm mogelijk is kan men nu ook bankieren via de gsm. Dit is nog wel niet zo handig, maar we zien een snelle evolutie. We moeten wel nog steeds naar de bank voor: -
Complexe financiële verrichtingen
-
Advies over beleggingen en kredieten
-
Om cash geld op de rekening te plaatsen, van de rekening te halen en om vreemde deviezen af te halen.
Isabel ISABEL is de standaardisatie van het multibancair elektronisch verkeer, die het mogelijk maakt dat verrichtingen van bedrijven met verschillende banken mogelijk is.
Samenvatting Pag.66-68
Natuurlijk persoon, koopman? V.O.F., G.C.V.? - vennootschap onder firma - gewone commanditaire vennootschap
nee
JA
Omzet <= 500 000,00 EUR?
JA
nee
Maximum 1 criterium overschreden? Omzet? Balanstotaal? tewerkstelling?
7 300 000,00 EUR 3 650 000,00 EUR 50 tewerkgestelden (in volledige uren?) JA
Tewerkstelling <= 100?
nee
nee
JA Zeer kleine onderneming
kleine vennootschappen
grote vennootschappen
Principe van de btw De btw
*Er zijn verschillende btw- tarieven:
21%: het normale btw tarief in België. 6%: btw- tarief op levensnoodzakelijke goederen 0%: btw- tarief op kranten en tijdschriften. Het bedrag van de btw wordt berekend op de maatstaf van heffing.
*De producent kan de btw die hij betaald op aankopen terugvorderen. De btw die hij ontvangt op verkopen is hij verschuldigd aan de btw. Het bedrag dat hij uiteindelijk moet betalen aan de staat is het btw- saldo. 𝑣𝑒𝑟𝑠𝑐ℎ𝑢𝑙𝑑𝑖𝑔𝑑𝑒 𝑏𝑡𝑤 − 𝑎𝑓𝑡rekbare btw = btw- saldo t.o.v. de staat
De toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde bekomt men door het verschil te maken van de verkoopprijs en de aankoopprijs exclusief btw. De som van alle toegevoegde waardes is het bedrag dat de consument uiteindelijk moet betalen exclusief btw. Dit wil zeggen dat de btw een belasting is over de toegevoegde waarde. De consument is de belastingdrager en de handelaar is de belastingbetaler. De btw is daarom ook een verbruiksbelasting.
Het systeem van de dubbele boekhouding Leerinhoud zie handboek!
Stappenplan balansrekening
Stap1) welk document wordt er geboekt?
Stap2) wat veranderd er? stijgt of daalt de vordering of schuld? stijgt of daalt de waarde van het bezit? stijgt of daalt de kost of opbrengst? Stap3) hoe groot is het bedrag? stap4) over welk soort rekening gaat het hier? actief-, passief-, kost- of opbrengstenrekening Stap5)gaat het om een stijging of een daling? Stap 6) wordt de rekening gedebiteerd of gecrediteerd? Stap7) in welke klasse moeten we de rekening zoeken? Stap 8) geef de nummer en de naam van de rekening.
Aankopen en betalen in de dubbele boekhouding Leerinhouden is het handboek
Aankopen -
Handelsgoederen Diensten en diverse goederen Investeringsgoederen
Betalen -
Chartaal geld Giraal geld o Overschrijving o Cheque o Elektronisch
het factuur. opbouw -
Een factuur moet chronologisch worden genummerd, maar deze nummering is vrij te kiezen. Het woord ‘factuur’ moet op het factuur worden teruggevonden.
Belangrijk bij boekhouding •
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠� 𝑒𝑒𝑛ℎ𝑒𝑖𝑑 × ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 = 𝑏𝑟𝑢𝑡𝑜𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔
•
𝑏𝑟𝑢𝑡𝑜𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 − ℎ𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑠𝑘𝑜𝑟𝑡𝑖𝑛𝑔 = 𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 de handelskorting is een commerciële korting en wordt rechtstreeks afgetrokken van het brutobedrag.
•
𝑛𝑒𝑡𝑡𝑜𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 − 𝑎𝑎𝑛𝑔𝑒𝑟𝑒𝑘𝑒𝑛𝑑𝑒 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 𝑒𝑥𝑐𝑙𝑢𝑠𝑖𝑒𝑓 𝑏𝑡𝑤 onder de aangerekende kosten komen verpakking, leveringen,…
•
• •
𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 𝑒𝑥𝑐𝑙𝑢𝑠𝑖𝑒𝑓 𝑏𝑡𝑤 − 𝑘𝑜𝑟𝑡𝑖𝑛𝑔 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑐𝑜𝑛𝑡𝑎𝑛𝑡𝑒𝑛 = 𝑚𝑎𝑎𝑡 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑓𝑓𝑖𝑛𝑔 de korting voor contanten voor contanten is een financiële korting voor snellere betaling. 𝑚𝑎𝑎𝑡𝑠𝑡𝑎𝑓 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑓𝑓𝑖𝑛𝑔 × 𝑏𝑡𝑤 = 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 𝑖𝑛𝑐𝑙𝑢𝑠𝑖𝑒𝑓 𝑏𝑡𝑤
𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 𝑖𝑛𝑐𝑙𝑢𝑠𝑖𝑒𝑓 𝑏𝑡𝑤 + 𝑡𝑒𝑟𝑢𝑔𝑠𝑡𝑢𝑢𝑟𝑏𝑎𝑟𝑒 𝑣𝑒𝑟𝑝𝑎𝑘𝑘𝑖𝑛𝑔 = 𝑡𝑒 𝑏𝑒𝑡𝑎𝑙𝑒𝑛 𝑏𝑒𝑑𝑟𝑎𝑔 de kost op de terugstuurbare verpakking wordt gezien als een waarbord en daar wordt dus geen btw op betaald.
De boekhoudregels actiefrekening Beginsaldo
+
-
kostenrekening
+
-
passiefrekening
-
beginsaldo
+
opbrengstenrekening
-
+
𝑎𝑐𝑡𝑖𝑒𝑓 + 𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = 𝑝𝑎𝑠𝑠𝑖𝑒𝑓 + 𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡𝑒𝑛
De leveringskaart
Op de rekening 4400 Leveranciers is de rekening waarop alle schulden aan alle leveranciers geboekt worden. Maar het is echter ook belangrijk om te weten welke schulden wanneer en aan wie betaald moeten worden. daarom wordt er een compacte individuele leveranciersrekening bijgehouden. Meestal worden deze rekening als volgt genummerd: -
4401 voor leverancier 1 4402 voor leverancier 2 …
De creditnota Ook de creditnota wordt opgemaakt door de verkoper en dient om een aankoopfactuur te corrigeren. Redenen voor het opstellen van een creditnota zijn: -
Terugsturen van beschadigde of verkeerd geleverde goederen Een fout in de berekening van de factuur Terugsturen van terugstuurbare verpakking Het toekennen van extra handelskorting
Voorbeelden van achteraf toegekende kortingen zijn(60800):
Kortingen: handelskortingen Ristorno’s: prijsverminderingen ontvangen op het einde van het jaar. Rabatten: prijsvermindering ontvangen bij beschadiging goed, verkeerde of late levering. Deze achteraf toegekende korting worden op een aparte rekening geboekt(60800)
Beredeneringsschema Stap 1: nakijken of de bedragen op de zelfde manier berekend werden. Het is belangrijk dat eventuele handels- of financiële kortingen terug in rekening gebracht worden. Stap 2: via de boekhoudfiche bereid je de opname van het document in de boekhouding voor. er wordt nagegaan welke kosten, opbrengsten, schulden of vorderingen er ontstaan ten gevolge van de creditnota.
Aankopen van diensten en diverse goederen We onderscheiden 3 situaties: -
Aankoopfactuur met btw Aankoopdocument zonder btw Rekeningafschrift of kasdocument voor kosten zonder factuur, die ook onmiddellijk betaald worden
Aankoopfactuur met btw Zie handboek
Aankoopdocument zonder btw Dit zijn documenten waarop geen btw moet worden betaald en waarvan de betaling op een later tijdstip plaatsvindt. Aangezien er geen btw wordt aangerekend spreken we niet van een aankoopfactuur, maar van een aankoopdocument. Ook dit document moet worden opgenomen in de boekhouding. Voorbeelden: -
Verzekeringspremie Ereloonnota van een notaris of advocaat
Nog verder aanvullen
Rekeningafschrift of kasdocument voor kosten zonder factuur, die ook onmiddellijk betaald worden Het gaat hier om aankopen zonder btw die je onmiddellijk betaalt. (aankoop postzegels, sposoring,…) Omdat de betaling en de aankoop tegelijkertijd gebeuren en er geen factuur nodig is omdat er geen btw betaald moet worden is er maar 1 verantwoordingsdocument nodig.
Aankopen van investeringsgoederen De activa van de onderneming Binnen de aankopen kunnen we volgend onderscheid maken: -
De aankoop van handelsgoederen en diensten en diverse goederen. Aankoop van gebouwen, auto’s, machines, … die dienen om gedurende een langere periode gebruikt te worden. = vaste activa of investeringen.
De vaste activa dienen gedurende een langere termijn in de onderneming te blijven. De vlottende activa dienen zo snel mogelijk de onderneming terug te verlaten. Deze twee vormen samen de bezittingen van de ondernemingen. We vinden ze terug aan de actiefzijde van de balans.
De aankoop van vaste activa in een onderneming Deze aankopen worden verwerkt als bedrijfskost op de moment van de aankoop. Men zal de totale aankoopprijs niet opnemen in de bedrijfkosten van het jaar van aankoop, maar men zal de kosten spreiden over de periode dat de vaste activa in de onderneming zal gebruikt worden.
Verweking van de aankop van investeringsgoederen in de dubbele boekhouding Bij de aankoop van investeringsgoederen gaat het om een bezit. De aankoop wordt verwerkt op een rekening van klasse 2.
Aankoop van materiële vaste activa (onroerend goed) De aankoop van onroerend goed gebeurt altijd via een notaris. De aankoop van roerend goed gebeurt met een aankoopfactuur.
Oefeningensessies boekhouden Vakgroep Economie Titularis: Inge Delrue
© 2010
Cursusmateriaal Arteveldehogeschool
— Opleiding Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs - Economie
Dit materiaal is auteursrechterlijk beschermd. Verboden te kopiëren, te vermenigvuldigen of te verspreiden buiten deze context zonder uitdrukkelijke toestemming van de auteur(s).
1
Inhoud Een woordje uitleg ......................................................................................................... 3 1
Oefeningen om de leerstof in te oefenen.................................................................... 4 Reeks 1: de bedrijfskolom, de sectoren en de btw .......................................................... 4 Reeks 2: Oefeningen op de balans ................................................................................ 9 Reeks 3: aan- en verkopen van handelsgoederen en diensten en diverse goederen .......... 19 Reeks 4: de investeringen ......................................................................................... 24
2
Uitdiepingsoefeningen ........................................................................................... 28 Reeks 1: de bedrijfskolom, de sectoren en de btw ........................................................ 28 Reeks 2: Oefeningen op de balans .............................................................................. 30 Reeks 3: Oefeningen op de boekhoudkundige cyclus ..................................................... 31 Reeks 4: Toepassingen op de aankoopfacturen en inkomende creditnota’s....................... 33 Reeks 5: Toepassing op de verkoopfactuur en de uitgaande creditnota............................ 34 Reeks 6:Toepassingen op de investeringen .................................................................. 35
3
Handboeken met oefenstof .................................................................................... 36
2
Een woordje uitleg Naast de lessen theorie zijn er een aantal oefeningensessies met verplichte zelfactiviteit. De data daarvan worden tijdens de contacturen meegedeeld. In die sessies maak je zelfstandig, en waar nodig onder begeleiding, oefeningen. Ook thuis zal je moeten oefenen. Er zijn 2 reeksen oefeningen: Oefeningen om de leerstof in te oefenen en uitdiepingsoefeningen op het niveau van de evaluatie die in het hoger onderwijs wordt toegepast. Je kan ze ook aan je leerlingen meegeven, mits de nodige ondersteuning, maar het is zeker de bedoeling dat jij ze individueel en persoonlijk kunt verwerken. Overleg eventueel met medestudenten maar zoek zelf naar de oplossingen. Het maken van deze oefeningen en het verbeteren van de uitdiepingsoefeningen maken deel uit van de permanente evaluatie van deze module. De oefeningen van reeks 1 tot en met pagina 27 maak je naar eigen behoefte om de leerstof in te oefenen. De uitdiepingsoefeningen vanaf pagina 28 moeten door iedereen gemaakt worden. Er zal tijdens de contacturen aangegeven worden wanneer de oefeningen moeten gemaakt zijn. De data hieronder dienen als richtinggevend maar zijn niet definitief Tijdens de oefeningenlessen ontvang je de verbetersleutel en verbeter je de oefeningen met een ander kleur. Je dient daarna de verbetering in. Op die manier word je verplicht de leerstof wekelijks bij te houden en kan de lector snel eventuele problemen detecteren. Aarzel niet om vragen te stellen als je iets niet begrijpt. Veel succes TIPs: 1. Als bijkomende oefening op de verwerking van facturen, creditnota’s en betalingen kan je de oefeningen uit “deel 2: de vereenvoudigde boekhouding” ook opnieuw maken, maar dan nu volgens de principes van de dubbele boekhouding. 2. Je vindt verder in deze bundel een overzicht van handboeken waarin je oefeningen terugvindt. De oplossingen vind je meestal in de handleidingen die in de mediatheek beschikbaar zijn. Vind je ze niet, geef een seintje.
PLANNING Reeks
Oefeningen maken tegen
Reeks 1
12/10/2009
Reeks 2
12/10/09
Reeks 3
09/11/09
Reeks 4
09/11/09
Reeks 5
14/12/09
Reeks 6
14/12/09
3
1 Oefeningen om de leerstof in te oefenen 1 Reeks 1: de bedrijfskolom, de sectoren en de btw 1) a) maak de bedrijfskolom van koffie. b) plaats de juiste sector en het soort bedrijf bij elke schakel van de bedrijfskolom. 2
Groothandel in koffie / koffieplantage / koffiebranderij / supermarkt.
3
Onderdeel bedrijfskolom: Sector: Soort bedrijf:
Onderdeel bedrijfskolom: Sector: Soort:
Onderdeel bedrijfskolom: Sector: Soort bedrijf:
Onderdeel bedrijfskolom: Sector: Soort bedrijf:
Onderdeel bedrijfskolom: Sector: Soort bedrijf:
1
De oefeningen in dit hoofdstuk komen uit
HOOGHE, L.,e.a. (2010). Boekhoud je rijk, Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van het diploma van bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs. Gent: Arteveldehogeschool. 2
Nagel-Syben, A. Bedrijfskolom koffiebonen. Geraadpleegd op 18 april 2010, op www.nagel-
syben.de/html/docs/econom/Bedrijfskolom.ppt 3
Afbeelding: Koffiedrinken. nu. Koffielinks. Geraadpleegd op 18 april 2010, op:
http://www.koffiedrinken.nu/images/koffiebonen_uitzak.jpg
4
2) Opdracht 6: de bedrijfskolom en btw. a) Gegeven zijn onderstaande facturen. Vul deze facturen verder aan.
De zaag Leveringsadres:
Naam: Mr. Vick
Naam: Mr. Van Dijck
Bedrijf: Meubelwerk
Bedrijf: De zaag
Adres: fabriekstraat 48
Adres: Molenstraat 25
9000 Gent
9000 Gent
Tel 09/25,58,74
Telefoonnr: 09/23 52 58 DATUM:
1/nov/09
FACTUURNR.
1133
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprijs
MBL 54
Houtplanken
3 500
75
6%
21%
Totaal
Meubelwerk Leveringsadres:
Naam: Mr. Vick
naam: Mvr. De Haene
Bedrijf: Meubelwerk
Bedrijf: Meubellux
Adres: fabriekstraat 48
Adres: Scheepstraat 59
9000 Gent
9100 Sint-Niclaas
Tel 09/25,58,74
Tel: 03/77,58,63
DATUM:
13/nov/09
FACTUURNR.
962
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprijs
PLM 52
Tafel
170
2000
6%
21%
Totaal
5
De Boomstam Leveringsadres
Adres: Rue d'arbre
Naam: Mr. Van Dijck
5550 Vresse-Sur-Semois
Bedrijf: De zaag
Tel.: 061 555 0 190 Fax: (509) 555 0 191
Adres: Molenstraat 25 9000 Gent
DATUM:
21/okt/09
FACTUURNR.
150
Telefoonnr: 09/23 52 58
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprijs
BMS 23
Boomstammen
75
1 000
6%
21%
Totaal
Meubellux verkoopt al de 170 tafels die hij gekocht heeft bij meubelwerk aan 3000,00 euro het stuk. Meubellux ontvangt hiervoor in het totaal 510 000,00 euro (excl. 21%btw).
b) Vul aan de hand van de gegevens hierboven de volgende tabel in.
bedrijf
sector
VP excl BTW
AP excl BTW
TW
Verschuldigde. BTW
Aftrekbare BTW
Saldo BTW
TOTAAL
6
3) los de volgende vraagstukken op.
1. Kruidenier De kruidenier koopt bij de tuinbouwer tomaten, 25,00 euro excl. btw. Hij verkoopt ze op zijn beurt aan 31,00 euro excl. btw aan de consument. Hoe groot is de schuld/vordering van de kruidenier aan de overheid?
Berekening:
Antwoord:
2. School Een school koopt 20 stoelen voor een nieuw klaslokaal. De stoelen kosten 21,00 euro incl. btw/stuk. Hoeveel kosten de stoelen excl. btw?
Oplossing:
Antwoord:
De loodgieter Een loodgieter koopt een bad voor 243,05 euro (21% btw incl.). Voor hoeveel moet hij het bad verkopen (excl. btw), als hij een toegevoegde waarde van 30% op de kostprijs wenst te bereiken? Oplossing:
Antwoord:
7
4) de kaasboer (toepassing op bedrijfskolom en BTW).
A) De consument zal 5,60 euro per kilo betalen B) De rundveehouder verkoopt zijn melk (200 liter) aan 0,50 cent per liter (excl. BTW) C) De supermarkt verkoopt de kaas. D) De groothandel verkoopt de kaas (220 Kg) op zijn beurt aan 4,50 euro/kilo (excl. BTW) E) De zuivelfabrikant verkoopt de kaas (220 kg) voor 2,45 euro/kilo (excl. BTW). a) b) c) d)
Plaats elke schakel van de bedrijfskolom in de juiste volgorde. Vul de tabel verder aan. Bereken het btw-saldo voor elke schakel van de bedrijfskolom. Wat is het gevolg voor de staat als de zuivelfabrikant 50 liter melk moet weggieten omdat deze zuur is en hij nu slechts 165 kg kaas kan maken en verkopen?
BEDRIJF
AP excl. BTW
Versch. BTW
8
Reeks 2: Oefeningen op de balans 1) Welke verrichting vormt de basis van de boekingen?
D
Bank
2 098,05
C
D
250,50
2 456,00
Kas
C
250,50
Verrichting:
D
Bank
C
D
Lening
C 10 000,00
4 000,00 10 000,00
Verrichting:
D
Handelsdebiteuren
C
234,35
560,70
D
Kas
C
Bank
C
12 560,00 234,35
Verrichting:
D
Leveranciers
3 567,00
C 6 786,50
D 12 567,00 3567,00
Verrichting:
9
2) Stel de balans op van onderstaande situatieschets en bereken de overnameprijs. 4
In het bedrijf ‘de paperclip’ stelt de boekhouder de balans op aan de hand van bezittingen en schulden. Het bedrijf huurt een gebouw ter waarde 200 000,00 euro voor 700,00 euro per maand. In het gebouw worden machines geplaatst voor het vervaardigen van de producten. De machines hebben een waarde van 100 000,00 euro en werden met een lening van KBC gefinancierd met tien jaarlijks schijven van 10 000,00 euro terug te betalen. Eén schijf is intussen al betaald. Naast de machines is er in het gebouw ook plaats voor meubilair ter waarde van 40 000,00 euro. Het meubilair wordt afgeschreven over vijf jaar en ondertussen is het al twee keer afgeschreven. Verder is er 6000,00 euro in kas aanwezig, 25 000,00 euro goederen in het magazijn, 30 000,00 euro die nog door de klanten moet betaald worden, 25 000,00 euro op het laatste dagafschrift van ING te lezen ( dit jaar ontvangen ze 1.8% basisintrest) en moet er nog 6000,OO euro betaald worden voor een factuur van aangekochte goederen. 3) Verbindingsoefening over de balans. Verbind de begrippen van de rechterzijde met de juiste begrippen van de linkerzijde.
10
Passiefrekeningen
Handelsgoederen
Klasse 2 (benaming)
BTW op aankopen
Kostenrekening
Rollend materieel
Opbrengsten
Verkopen handelsgoederen
Liquide middelen (post)
Kredietinstellingen
Voorraden
Geplaatst kapitaal
Schulden>1jaar
Liquide middelen
Vaste activa
Aankoopkosten
Klasse 4
Vaste activa
Klasse 5 (benaming)
Bank
11
4) Van eindbalans naar beginbalans. Bedrijf 'De vrolijke vogel' heeft zijn eindbalans opgesteld. Hieronder vind je de verrichtingen die uitgevoerd werden vóór het opstellen van de eindbalans. Stel de beginbalans op. Verrichtingen: 1) 03/01 Aankoop van een nieuw bureau voor de directeur voor een bedrag van 890,00 euro, inclusief 21% btw. De betaling gebeurt de dag nadien (04/01) via een overschrijving van onze KBC-rekening. (let op: Dit zijn twee verrichtingen!) 2) 06/01 Een klant betaalt een openstaande factuur van 1 025,00 euro via de KBC. 3) 10/01 Aankoop van een bestelwagen ter waarde van 16 688,75 euro, exclusief 21% btw en met uitstel van betaling van 2 maanden. 4) 14/01 'De vrolijke vogel' wil graag wat wisselgeld in de kas. (Bedrag: 500,00 euro). Hij haalt dit van zijn bankrekening. 5) 20/01 Een leverancier wil zijn geld want de vervaldatum is bijna verstreken. We schrijven dit over voor een bedrag van 2000,00 euro. 6) 29/01 De onderneming gaat een lening aan van 15 jaar voor het voor het financieren van de installaties. (bedrag: 10 000,00 euro)
Activa
BALANS 31.01.20.. 23 0979,04 Eigen Vermogen
Vaste activa Terreinen
34 705,02
Gebouwen
123 946,76
Installaties
29 774,22
Kantooruitrusting
6 032,81
Rollend Materieel
36 520,23
Voorraad handelsg.
86 762,73
Handelsdebiteuren
11 865,45
KBC Bank Kas
Totaal
Geplaatst kapitaal
21 2050,25 212 023,32
136 215,00
Schulden Schulden op rekening
24 789,35
Hypotecaire lening
74 368,06
Lening KBC
10 000,00
117 286,21 Leveranciers
Vlottende activa
vordering op de BTW
Passiva
27 057,59
4 623,15 13 534,87 500,00
348 265,25
348 265,25
12
5) rekeningen (debet of credit)? 1. De betaling van een aankoopfactuur aan onze leverancier via de bank. A. Leveranciers D - Bank D B. Bank C - Leveranciers D C. Leveranciers C - Bank C 2. Aankoop van meubilair voor 2000 euro bij firma Maes, te betalen binnen een maand. A. Voorraad handelsgoederen D - Leveranciers C – BTW op aankopen D B. Meubilair C - Handelsdebiteuren D – BTW op aankopen C C. Handelsdebiteuren C - Meubilair D – BTW op verkopen D D. Meubilair D - Leveranciers C – BTW op aankopen D 3. Verkoop van goederen aan klant Stessens. (Dit gebeurt via kosten- en opbrengstenrekeningen, maar wat gebeurt er na het afsluiten van de kosten- en opbrengstenrekeningen in de balans?) A. Voorraad D - Leveranciers C – BTW op verkopen D B. Voorraad D - Handelsdebiteuren C – BTW op verkopen C C. Voorraad C - Leveranciers D – BTW op verkopen C D. Geen van bovenstaande antwoorden 4. Kasdoc.1: de aankoopfactuur wordt contant betaald. A. Kas D – Voorraad C B. Kas C - Leveranciers D C. Leveranciers C - Kas D D. Handelsdebiteuren D – Kas C 5. Er zit te veel geld in de Kas, we schrijven 2 000,00 euro over naar de Bank. A. Kas D - Bank D B. Kas D - Bank C C. Kas C - Bank D D. Kas C - Bank C 6. De verkoopfactuur wordt door Klant Stessens betaald. A. Handelsdebiteuren C - Bank van de Post D B. Handelsdebiteuren D - Bank van de Post C C. Leveranciers D - Bank van de Post C 13
D. Meubilair D - Handelsdebiteuren C 7. De onderneming gaat een krediet aan bij de bank voor 15 000,00 euro. A. Kredietinstellingen D - Bank C B. Leveranciers C - Bank D C. Bank D - Kredietinstellingen C D. Geen van allen. 8. De onderneming koopt een nieuwe PC voor 1 250,00 euro bij Staes. A. Meubilair D - Leveranciers C – BTW op aankopen D B. Leveranciers C - Uitrusting D – BTW op aankopen D C. Uitrusting C - Leveranciers D – BTW op aankopen C D. Uitrusting C - Handelsdebiteuren D – BTW op aankopen C 9. De onderneming betaalt 100,00 euro af van de banklening. A. Leveranciers D - Bank C B. Bank D - Kredietinstellingen C C. Kredietinstellingen D - Bank C 10. De onderneming betaalt de aankoopfactuur contant. A. Bank C - Leveranciers D B. Kas D - Handelsdebiteuren C C. Leveranciers C - Kas D D. Leveranciers D - Kas C
6) Stel de eindbalans op. (Tip: maak na elke verrichting een tussenbalans) Een klant betaalt cash zijn factuur (1 500,00 euro). De zaakvoerder vindt dat er nogal veel geld in zijn kassa zit en stort daarom een deel op de bankrekening van het bedrijf (1 500,00 euro). Met een ander deel van de kas (1000,00 euro) gaat hij zelf ook een leverancier betalen. Met het geld op zijn postrekening heeft hij juist genoeg om een nieuwe bedrijfswagen te kopen. De btw zal hij moeten betalen met het geld op de bank. Op het bedrag dat nu op zijn bankrekening staat krijgt hij 1,5% intrest. Daarnaast huurt hij nog een kleine loods voor 6000,00 euro. Tot slot gaat hij nog een lening aan van 5 jaar voor een bedrag van 40 000,00 euro om een bestelwagen te kopen (incl. BTW).
14
Beginbalans: Balans VASTE ACTIVA gebouwen kantooruitrusting
EIGEN VERMOGEN 600 000,00 kapitaal 70 000,00
VLOTTENDE ACT.
VREEMD VERM.
Handelsgoederen
350 000,00
klanten
232 000,00 leveranciers
postrekening
18 000,00
bank R/C
40 000,00
kast
saldo
862 000,00
450 000,00
2 000,00
1 312 000,00 saldo
1 312 000,00
15
7) Vul aan zoals in het voorbeeld.
Rekening
Installaties
Klasse
2
A/P/K/O
A
D
C
+
-
Handelsdebiteuren
Verkopen handelsgoederen
Aftrekbare btw
Geplaatst kapitaal
Voorraad handelsgoederen
Huur en huurlasten
Te betalen BTW-saldo
Kantoormachines
Betalingskortingen van Leveranciers
Postzegels en portkosten
Schulden aan kredietinstellingen
Kas
Leveranciers
Rente,… verbonden aan schulden
16
8) Stel de balans op. Bij de oprichting van een handelszaak had mevr. Van Overberge een vermogen van 240 000,00 euro in speciën beschikbaar. Ze kocht een handelshuis, waarvoor ze contant 120 000,00 euro betaalde en waarvoor ze een notariële akte als eigendomsbewijs kreeg. Ze huurt ook een garage voor 300,00 euro per maand. In deze garage plaats ze haar bestelwagen die 25 000 euro gekost heeft, maar dit jaar gewaardeerd is aan 20 000,00 euro. De winkeluitrusting bedraagt 14 500,00 euro, waarvan 25% bij ontvangst van de factuur betaald werd. De rest moet binnen vier maand vereffend worden. Laura werkt als kassierster in de winkel van mevr. Van Overberge hiervoor krijgt ze een loon van 1 300,00 euro per maand. In de kas is 750,00 euro aanwezig. Ze heeft ook een rekening uittreksel ontvangen van Dexia. Hierop staat dat ze haar intrest van 3% op haar gespaard bedrag (50 000,00 euro)ontvangen heeft. De meeste klanten krijgen enkele dagen uitstel om te betalen. Dit bedrag is nu opgelopen tot 20 000,00 euro. Mevr. Van Overberge zorgt er ook altijd voor dat er in het magazijn een voorraad Van 18 375,00 euro aanwezig is.
9) Balans analyse. Bestudeer de twee gekregen balansen. Daarna beantwoord je de onderstaande vragen met waar of niet waar. Je moet ook je antwoord verduidelijken. 5
Balans A
Gebouwen
200 000 Kapitaal
220 000
Handelsgoederen
80 000 Lening Fortis 5jaar
50 000
Handelsdebiteuren
10 000 Lening KBC 6 maanden
10 000
Bank R/C
10 000 Leveranciers
40 000
Kas
20 000 320 000
320 000
Balans B Gebouwen
5
200 000 Kapitaal
80 000
Handelsgoederen
20 000 Lening Fortis 5jaar
160 000
Handelsdebiteuren
40 000 Lening KBC 6 maanden
40 000
Bank R/C
10 000 Leveranciers
40 000
Kas
50 000
Voor deze oefening hebben we ons gebaseerd op een oefening uit: Van Liedekerke, C., Walraevens, G.,
Koolen, E., Van Haute, L. (2007). Boekhouden voor het beleid. Antwerpen: de boeck.
17
320 000
320 000
1.
Balans A is een kapitaalkrachtige onderneming.
2.
Bij balans B kunnen we spreken van een solvabele onderneming.
3.
Dankzij het kortlopend krediet wordt het vast actief toch volledig gedekt bij balans B.
4.
Balans A heeft een veel betere liquiditeit dan balans B. Want alle kortlopende schulden kunnen volledig terugbetaald worden via de liquide middelen en de ontvangen tegoeden op klanten.
5.
Bij Balans A wordt het vast actief volledig gedekt door het vermogen dat permanent ter beschikking staat.
6.
Bij balans A zou de onderneming geen liquiditeit problemen ondervinden als alle leveranciers onmiddellijke betaling eisen.
18
Reeks 3: aan- en verkopen van handelsgoederen en diensten en diverse goederen 1) De aankoopfactuur.
Het rode boek Tolpoortstraat 68 9800 Deinze Tel: 09/38 38 55
Leveringsadres:
Naam: Mr. Dhoore J. Bedrijf: De leesbril Adres: koopvaardijlijn 51 9000 Gent Tel: 09/35 68 95
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprij s
DVD. 41
Harry (dvd)
30
8,53
255,90
DVD. 59
Pietje Puk (dvd)
35
9,89
346,15
Fl. 38
Feeling Good
20
2,48
49,60
MW. 78
Mooi wonen
25
1,46
36,50
BTW %
Bedrag – Handelsgoedere korting n 4%
6
86,10
1,72
21
602,05 688,15
Totalen
Kosten 30,00
Netto bedrag
Financiël e korting
6%
Maatstaf van Heffing
21%
Bedrag Btw
Totaal
114,38
114,38
6,86
121,24
12,04
590,01
590,01
123,90
713,91
13,76
704,39
130,76
835,15
terugstuurbare verpakking
125,00
Totaal te betalen in euro
960,15
Opdracht: a.
Boek de factuur in het journaal.
b.
Welke fout werd gemaakt. Doe de nodige aanpassingen in het journaal. 19
2) Stel de aankoopfactuur op. Jan koopt bij de groothandelaar tenten en boeken over ‘leren kamperen’. Het netto bedrag van zijn factuur bedraagt 1543,23 euro voor de tenten. Deze worden berekend aan 21% btw. Naast de tenten kocht hij ook nog enkele boeken. Het basisbedrag van de boeken bedraagt 120,00 euro. Deze worden berekend aan 6% btw. Omdat hij een vaste klant is ontvangt hij een korting van 4%. De vervoerskosten bedragen 25,00 euro. Op de factuur is ook nog een financiële korting terug te vinden van 3% als de betaling binnen de week plaats vindt. Er wordt ook nog een niet terugstuurbare verpakking aangerekend van 32,00 euro.
opdracht: a) Bereken de factuur. b) Stel de journaalpost op van deze factuur. 3) Verkoopfactuur + uitgaande creditnota. VF/7 Onderneming Accent verkoopt handelsgoederen aan Thomas D. op 23.01.20... Er worden 75 Baldini’s aangekocht voor een eenheidsprijs van 49,53 euro het stuk, 75 berkina’s voor 34,66 euro het stuk, 30 gamba’s voor 99,11 euro het stuk en 60 bergamo’s voor 42,59 euro het stuk. Deze goederen zijn allemaal onderworpen aan 21% btw. Op deze factuur worden vervoerskosten aangerekend van 1 000,00 euro, is er een handelskorting van 4 %, is er terugstuurbare verpakking aangerekend voor een bedrag van 500,00 euro en voorziet Accent een korting van …% bij contante betaling binnen de 8 dagen. Het totaalbedrag van de factuur bedraagt 15 388,84 en de M.v.H. bedraagt 11 998,15. De factuur vervalt op 23.02.20.. 1. Vul de verkoopfactuur volledig in aan de hand van de gegevens hierboven (zie volgende pagina). Hoeveel procent korting wordt er gegeven? Vul dit in op de factuur. 2. Boek de verkoop van deze handelsgoederen op T-rekeningen.
Thomas D. merkt op dat hij enkele vergissingen heeft gemaakt bij zijn bestelling. Zo heeft hij 10 baldini’s en 15 gamba’s te veel besteld. Accent is akkoord om de 10 baldini’s en 15 gamba’s terug te nemen. Hierbij wordt een creditnota (CN/10) opgesteld op datum van 25.01.20.. . 3. Boek deze creditnota op T -rekeningen. 4. Klant Thomas D. stuurt zijn verpakking terug naar accent. Boek deze verrichting op T rekeningen. 5. Hoeveel vorderen wij terug van klant Thomas D. voor VF/7 en bijhorende CN/10 indien hij betaalt op termijn? 6. Hoeveel vorderen wij terug van klant Thomas D. voor VF/7 en bijhorende CN/10 indien hij contant betaalt? 7. Hoeveel voordeel doet de klant bij contante betaling? 8. Hoe kan je dit voordeel nog op een andere manier berekenen?
20
DATUM: 23.01.20.. Vervalddag: 23.02.20.. FACTUURNR. 7 Van: Accent Voor: Thomas D.
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprijs
Totaal goederen
Handelskorting …%
Bijkomende kosten
Nettobedrag
Indien u betaalt vóór 31.01.20.. geniet u van een korting ….
6%
21%
Financiële korting …
%
M.v.H.
Btw %
BTW bedrag
Retourverpakking
Te betalen
21
4) Boek de verrichtingen. OP 01.05.2010 staat op de bankrekening van PARASOL bij de KBC 45 000,00 euro. Tijdens de eerste week van mei boekt Jasper de volgende verrichtingen.
-
02.05.2010 :VF/445 opgemaakt door Perplex voor verkoop van handelsgoederen 737,48 euro + 154,88 euro btw, vervaldag 02.06.2010
-
03.05.2010: AF/317 ontvangen van Belgacom voor telefoonverkeer, bedrag 190,38 euro + 39,98 euro btw, betaalbaar binnen 10 dagen.
-
04.05.2010: AF/318 ontvangen van Grillfun, aankoop van handelsgoederen 1 916,22 euro + 402,41 euro btw, vervaldag 30.06.2010
-
06.05.2010: VF/446 opgemaakt voor Kameleon, verkoop van handelsgoederen 1 540,41 euro + 323,49 euro btw, vervaldag 06.06.2010
-
10.05.2010: Rekeningafschrift KBC/61 voor betaling van AF/317
Opdracht: Maak de boekhoudfiche op voor elke verrichting in de boekhouding van Parasol.
5) aankopen van diensten en diverse goederen.
Het bedrijf, “het schrijvertje”, specialiseert zich in schoolgerei. a. Waarop wordt btw betaald? Hg/ddg?
Btw?
Btw tarief
Elektriciteit Huur Brandverzekering Balpennen Postzegels Reclame advertentie Internetkosten Schriften Commissie Telefoon b.
a. b. c.
Boek de volgende verrichtingen in het journaal. Let op, hieronder vind je de bedragen exclusief btw.
We ontvangen de elektriciteitsrekening: 1000,00 euro. (AF/181) De huur werd betaald per bankoverschrijving BU/191 (doorlopende opdracht). We huren dit magazijn voor 1200,00 euro. We ontvangen een termijnkwijting voor de brandverzekering (nr. 182): 200,00 euro. 22
d. e. f. g. h. i.
Kwijtschrift (nr. 182) werd betaald per bankoverschrijving. (BU/192) We kopen postzegels en betalen die met het kasgeld. (KU/10) We krijgen een factuur voor onze internetkosten: 500,00 euro (AF/183) We plaatsen een reclameadvertentie in Onze Streek: 150,00 euro, 2% voor contante betaling (AF/184) Het bedrijf ontvangt 250,00 euro commissie via de bank. (BU/193) We betaalden AF/184 contant per bankoverschrijving (BU/194).
6
23
Reeks 4: de investeringen 1) aankoop persoonswagen. a. De ondernemer van de firma “Parasol” koopt een persoonswagen aan. De aanschaffingswaarde van de persoonswagen bedraagt 12 000,00 euro excl. btw. Van de persoonswagen zal 75% gebruikt worden voor de zaak en 25% voor privé gebruik. b. De ondernemer van de firma “Decovision” koopt een persoonswagen aan. De aanschaffingswaarde bedraagt 15 000,00 euro excl. btw. Van de persoonswagen zal 25% gebruikt worden voor de zaak en 75% zal gebruikt worden voor eigen gebruik. Doe in beide gevallen de nodige berekeningen 7en boek in het journaal.
24
oefeningen dubbele boekhouding VS1 3) Boek alle verrichtingen op de juiste rekeningen en in het journaal van de firma De Paperclip 1. ‘De Paperclip’ koopt een nieuwe vrachtwagen aan.(AF/68) Vul de factuur eerst verder aan.
Exporta Leveringsadres
Naam: Mr. Vick
Naam: Mr. Van Dijck
Bedrijf: ‘De paperclip’
Bedrijf: Exporta
Adres: leveranciersstraat 28
Adres: Koolstraat 23
9000 Gent
9000 Gent
Tel 09/25 58 74
Telefoonnr: 09/23 52 58 DATUM:
01/12/09
FACTUURNR
1133
Code
Beschrijving
Aantal
Eenheidsprijs
VRW 54
Vrachtwagen
1
75 000
6%
21%
Totaal:
2. ‘De paperclip’ koop ook een nieuwe personenwagen. De Verdeelsleutel is 55/45. (AF/69) Vul eerst de factuur aan.
25
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Toyota Leveringsadres
Naam: Mr. Vick
Naam: Mr. Hooge
Bedrijf: ‘De paperclip’
Bedrijf: Toyota
Adres: leverstraat 28
Adres: parkstraat 15
9000 Gent
9000 Gent
Tel 09/25 58 74
Telefoon: 09/16 25 62 DATUM:
02/12/09
FACTUURNR. 1004
Code
Beschrijving
Aantal
PSW 54
Personenwagen
1
Eenheidsprijs
6%
Totaal:
21%
30 250,00
3. ‘De paperclip’ ontvangt BU/18 voor betaling van AF/68 per bankoverschrijving 4. De verzekering op deze voertuigen bedraagt 1000,00 euro (AF/70) 5. ‘De paperclip’ ontvangt AF/71 voor het onderhoud van de persoonswagens. Vul eerst de factuur aan. 6. AF/69 wordt per bankoverschrijving betaald. (BU/20) 7. ‘De paperclip’ plaatst een reclameadvertentie in Ons Gazet (AF/72): 500,00 euro + 21% btw. (AF/72) 8. AF/72 wordt per bankoverschrijving betaald. (BU/21)
26
oefeningen dubbele boekhouding VS1 3) aankoop van een gebouw. Jan gaat een groothandel opstarten van diepvriesproducten. Hiervoor heeft hij een nieuwbouw gekocht incl. grond voor een totale waarde van 220 000,00 euro. De grond heeft een waarde van 45 000,00 euro. Hiervoor moet hij 2 900,00 euro registratiekosten betalen. Om alles definitief in orde te brengen en de verkoop te tekenen is Jan bij zijn notaris geweest. De kosten aan zijn notaris bedroegen 1 000,00 euro. Tip:Kosten bij de notaris voor eigendomsoverdrachten en andere aktes, moeten altijd contant betaald worden Stel het journaal op.
27
oefeningen dubbele boekhouding VS1
2 Uitdiepingsoefeningen Reeks 1: de bedrijfskolom, de sectoren en de btw 1. A is boomkweker en verkoopt dennenbomen aan B, producent van celluloseplaten voor een bedrag van 100 000,00, waarop 6% btw wordt berekend. B maakt van het hout cellulose en verwerkt dit tot platen die worden verkocht aan C, papierproducent voor 200 000,00. Op deze factuur wordt 21% btw aangerekend. C verwerkt de cellulose tot papier en verkoopt dit aan D, uitgever van boeken voor 300 000,00 (btw: 21%). D verwerkt het papier tot boeken en levert ze aan de boekhandelaar voor een waarde van 400 000,00 en aan een btw-tarief van 6%. De verbruiker F betaalt in totaal aan de boekhandelaar 636 000,00.
OPGAVE 1
Opdracht
.
1.
Stel de bedrijfskolom op en duid telkens aan tot welke sector (en) iedere bedrijfstak behoort.
2.
Welke groep(en) uit de bedrijfskolom zijn (is) belastingdrager en/of belastingbetaler. Zoek voor elk het overeenkomstige bedrag.
3.
Welke groep(en) uit de bedrijfskolom vult(vullen) een btw-aangifte in en geef voor elk de volgende bedragen: MvH van aankopen, MvH van verkopen, Verschuldigde btw, Aftrekbare btw, Te Betalen btw en Terug te vorderen btw?
4.
Geef twee andere redenen (dan gevonden in 3) waardoor een belastingplichtige btw kan terugvorderen van de staat.
5.
Wat is het gevolg voor de staat als de boekhandelaar de boeken niet verder verkoopt, maar vernietigt. Geef een duidelijke verklaring.
6.
Wordt de staat bevoordeeld of benadeeld als één stap in de bedrijfskolom verdwijnt ? Bewijs aan de hand van de veronderstelling dat F rechtstreeks de boeken koopt bij D voor een bedrag van 636 000,00.
OPGAVE 2 Op de volgende bladzijde vind je een tabel, die gedeeltelijk ingevul is. Vul de ontbrekende cellen in, in de tabel.
28
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Crit . A B C
Versch. btw
45 000,00
Te betalen btw aan staat
0,00 76 000,00 20 790,00
D E
7 350,00
F Tot F is de consument en betaalt voor zijn product 176 660,00. Het btw-tarief dat op de hele oefening van toepassing is , is 21%. ( = hier moet niets ingevuld worden)
29
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Reeks 2: Oefeningen op de balans 1. Een ondernemer wil zijn zaak opstarten op 1 oktober 20X, met een privé vermogen van 245 000 EUR. Hij wil echter baas blijven in “eigen huis” en hij houdt 70% van het totaal vermogen zelf in handen houden; de rest van het totaal vermogen bestaat uit kredieten. Met de helft van zijn eigen vermogen financiert hij zijn gebouw. Bovendien betaalt hij zelf voor 100% zijn uitrusting, (45 000 EUR). Voor zijn wagenpark gaat hij een lening aan 75 000 EUR. Bij zijn leveranciers koopt hij zijn handelsgoederen ter waarde van 60 000 EUR die hij voor 50% niet onmiddellijk moet betalen en voor 50% wel. De rest van het geld gaat voor de helft op een bankrekening en de ander helft houdt hij in het bedrijf. Maak zijn beginbalans op. 2. Je krijgt de tussenbalans op 15 januari 20Xvan “Borremans” nadat de volgende verrichtingen gebeurd zijn: 3.1 15/01 Aankoop een tweedehandspersonenwagen voor 11 507,10 EUR, inclusief 21% btw en met een uitstel van betaling van 2 maanden; 3.2 12/01 Er wordt voor een bedrag van 250,00 EUR geld van de bank bij Fortis gehaald 3.3 9/01 De klant betaalt zijn schuld aan ons voor een bedrag van 567,12 EUR via een overschrijving op onze BBL-rekening 3.4 08/01 Met de lening aangegaan op 05/01 wordt een schuld aan de leveranciers betaald van 156,00 EUR 3.4 5/01 De onderneming gaat een lening aan op 10 jaar bij Fortis voor de financiering van uitrustingsgoederen: 2 500,00 EUR 3.5 4/01 Een leverancier komt bij ons aankloppen voor de betaling van een factuur ter waarde van 230,00 EUR en we betalen onmiddellijk cash. De factuur wordt gekweten. Actief
Balans op 15 januari 20X
VASTE ACTIVA Gebouwen
Passief
EIGEN VERMOGEN 125 000,00 Geplaatst Kapitaal
Uitrusting
15 245,00 Overgedragen Winst
Rollende Materieel
18 900,00 SCHULDEN
104 291,00 45 123,48
Lening Fortis
3 500,00
Voorraad handelsgoederen
4 125,00 Leveranciers
20 138,86
Vorderingen op Klanten
2 456,12 Schuld aan de BTW
Vordering op de BTW
1 997,10
Fortis
3 812,23
BBL
1 256,98
Kas
1 150,36
VLOTTENDE ACTIVA
173 942,79
889,45
173 942,79
Opdracht: stel de balans op 3 januari 20X op. Let heel goed op. Dit is geen eenvoudige oefening. Verwerkingstip: maak telkens na iedere verrichting de tussentijdse balans op.
30
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Reeks 3: Oefeningen op de boekhoudkundige cyclus 1. Gegeven de volgende rekening. Debet
Leveranciers
Credit
(1)
33 000,00 45 000,00
(3)
(2)
10 000,00 15 000,00
(4)
(5)
20 000,00
1. Welk volgnummer kan je vervangen door beginwaarde en waarom? Volledig boekhoudkundig verklaren. 2. Geef voor de 4 andere verrichtingen telkens een ander verantwoordingsstuk. En leg kort uit wat de oorzaak is van de inschrijving. Geef telkens de tegenrekening(en) met hun boekhoudkundige redenering 3. Hoe groot is de restwaarde? Wat stel je vast? Kan je daar een oorzaak van geven? 4. Geef twee plaatsen op de balans waar deze rekening kan voorkomen en geef dan telkens het overeenkomstig rekeningnummer. Het is mogelijk dat je creatief moet zijn omdat het rekeningnummer niet in het MAR vermeld staat. 2. Zijn volgende journaalposten mogelijk. Zo ja geef de verrichting die geboekt wordt, met het verantwoordingsstuk. Indien niet geef dan een verklaring.
25/1
1 5500
100,00
Bank KBC
4400
100,00
aan Leveranciers ????????
2
27/1 7040
Verkopen Handelsgoederen
4110
Aftrekbare BTW
4000
100,00 21,00 121,00
Aan Handeldebiteuren ?????????
3
31/1 4110
Terug te vorderen BTW
4110
Aan Aftrekbare BTW
580,00 580,00
???????? 4
31/1 1400
Overgedragen Winst
1410
Aan Overgedragen Verlies
230,00 230,00
????????
31
oefeningen dubbele boekhouding VS1 3. Gegeven de volgende rekeningen. Maar ermee zoveel mogelijk verrichtingen en vermeld van iedere verrichting het verantwoordingsstuk. Geef bij iedere verrichting ook een woordje uitleg.
5700 Kas
5500 KBC
6120 Elektriciteit
4110 Aftrekbare BTW
4510 Verschuldigde BTW
4400 Leveranciers
4000 Handelsdebiteuren
32
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Reeks 4: Toepassingen op de aankoopfacturen en inkomende creditnota’s 1
Boekhandel Franqui ontvangt op 3 januari AF/146 voor volgende goederen: 13 500,00 aan 21% btw en 47 800,00 aan 6 % btw ; er is een korting van 10% wegens de verjaardagsactie voor het 10-jarig bestaan van de leverancier. Bij betaling binnen de 8 dagen komt daar nog eens 2% bovenop. Er werd verpakking aangerekend: 1 000 Eur (terugstuurbaar) en 550 Eur (verloren). Bereken de factuur en maak de journaalpost.
2
F/221 betreffende AF/146 op 6 januari
3
AF/148 van Amusement-a-tout, op 10 februari, waarvan volgend uittreksel:
Oefening herzien, te moeilijk, foute factuur boeken is bijna niet mogelijk
Netto
Aangerekende kosten
Korting cont. 3%
Belastbare basis
BTW
136 460,00
4 500,00
4 228,80
140 960,00
21%
29 601,60
Terugstuurbare verpakking
Totaal factuur
6 000,00
176 561,60
3.1
Is het factuurbedrag juist berekend als je weet dat de handelskorting 5% bedroeg en de rest van de gegevens juist zijn.
3.2
Hoe groot is de oorspronkelijke aankoopprijs van de gekochte goederen geweest?
3.3
Geef aan welke invloed dit zal hebben op de boekhouding van de koper (zie verrichting nr 5)
4
AF/149 van Vercruysse ontvangen op 7 februari (factuurdatum is 5 februari) betreffende aankoop van schrijfwaren. De Maatstaf van Heffing op die factuur bedroeg 680,00 en het btw - tarief is 21%. Er werd op de factuur een handelskorting van 5% en een financiële korting van 3% voorzien. De vervaldag is 15 maart of 15 februari. Bereken de factuur en geef de journaalpost.
5
CN/158 betreffende AF/148 ontvangen op 26 februari
6
CN/160 (3 maart) betreffende terugzending schrijfwaren voor een brutobedrag van 320,00. Voor de verkoopsvoorwaarden wordt verwezen naar de oorspronkelijke AF/149.
7
K/75: er wordt geld afgehaald op 12 maart van de bankrekening bij de Fortisbank (5 000,00 EUR) 15 maart: F/308 betreffende geldafhaling
33
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Reeks 5: Toepassing op de verkoopfactuur en de uitgaande creditnota. 1
VF/123 op 20 maart betreffende goederen, die voor een deel onderworpen zijn aan 21% btw. Het andere deel nl. 36 500,00 (brutobedrag) is onderhevig aan 6% btw. Op de factuur worden vervoerskosten aangerekend voor een bedrag van 1 500,00 , is de toegepaste handelskorting 6% en wordt bovendien terugstuurbare verpakking in rekening gebracht voor 6 000,00. Het totale te betalen factuurbedrag is 112 202,06. De vervaldag situeert zich na 1 maand en de klant is Friserant.
2
CN/61 betreffende VF/123: goederen van 6% btw voor een brutobedrag van 15 000,00 en de terugstuurbare verpakking ter waarde van 3 000,00. Datum van opmaak: 6 april; datum van ontvangst 8 april.
3
F/340 op 21 april betreffende VF/123 en CN/61
34
oefeningen dubbele boekhouding VS1
Reeks 6:Toepassingen op de investeringen OPM: oefening 3,9 en 10 zullen in de les gemaakt worden. De rest maak je zelf tegen de afgesproken datum.
1
F/2 aankoopsom bouwgrond:
10 000,00
notariskost(incl registratier.) :
1 800,00
totaal 2
F/3 aankoopsom magazijn : notariskosten (incl reg.recht) totaal
3
11 800,00 47 000,00 9 400,00 56 400,00
AF/45 van bouwpromoter "Immo" prijs bedrijfsgebouw :
95 000,00
prijs grond : totaal
12 500,00 107 500,00
( BTW te voldoen door de medecontractant ...) F/4 notariskosten: 2 945,00 (inclusief registratierechten op 12 500,00 EUR) 4
AF/46 van aannemer "DEJO”: 59 500,00 (magazijn)(BTW te voldoen door .....)
5
AF/47 architect Denolf : 3 700,00 + 21% btw
6
AF/48 van Hoet voor onderhoud centrale verwarming : 140,00 (btw te voldoen door .....)
7 8 9 10
AF/49 van garage Donkels voor bestelwagen: 16 600,00 + 21% btw AF/50 van garage Donkels voor installatie en aankoop van radio in de bestelwagen: 300,00 + 21% btw AF/51 garage Donkels voor aankoop van een personenwagen van 25 000,00 die voor 3/4den voor privé-doeleinden gebruikt wordt ( + 21% btw). Te betalen na 2 maand. AF/52 van garage Donkels voor onderhoud van een personenwagen die voor 1/3de voor privé-doeleinden wordt gebruikt: 900,00 + 21% btw. Er wordt een krediet verleend van 3 maanden.
35
oefeningen dubbele boekhouding VS1
3 Handboeken met oefenstof Er staan een aantal van deze handboeken in de mediatheek. Vind je ze niet, raadpleeg je lector. Die zal je graag helpen. BRANSON, J., e.a. (2009). Inleiding tot het algemeen boekhouden. Brugge: Die Keure CASAERT, A., e.a. (2008). Inleiding tot het dubbel boekhouden. Brugge: Die Keure DE LEMBRE, E., e.a. (2008). Basisboekhouden: van begin- tot eindbalans. Mechelen: Plantyn FREDERIX, R., e.a. (2006). Integrale gevallenstudie boekhouden. Gent: Academia Press SAENEN, K. (2005). Boekhouden, een kennismaking. Gent: Academia Press VAN LIEDEKERKE, C., e.a. (2010). Boekhouden voor het beleid. Antwerpen: De Boeck
36