Stafafdeling Ondersteuning Bureau Crisisbeheersing Krimpen aan den IJssel Juni 2005
LEESWIJZER Dit Crisisbeheersingsplan is het rampenplan van de gemeente Krimpen aan den IJssel, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Het Crisisbeheersingsplan is niet alleen van toepassing op traditionele rampen, maar is toepasbaar op diverse typen rampen, rellen en crises. De huidige samenleving is door maatschappelijke, technologische en biologische ontwikkelingen kwetsbaar. Van de overheid wordt verwacht dat zij zich op een adequate en gedegen wijze voorbereidt op de geïnventariseerde risico’s en mogelijke crises. Door een gedegen voorbereiding is de overheid in staat om snel en efficiënt hulp te bieden, waardoor de gevolgen van een crisis voor personen, dieren en/of goederen zoveel mogelijk beperkt blijven. De organisatie van de crisisbeheersing en –bestrijding door de gemeente Krimpen aan den IJssel is in dit Crisisbeheersingsplan beschreven aan de hand van de benadering van het evenwichtsmodel en de veiligheidsketen. In het eerste hoofdstuk wordt de structuur van de crisisbeheersing en rampenbestrijding in Krimpen aan den IJssel beschreven. De bestuurlijke inbedding en verplichtingen zijn beschreven, net als de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Tevens worden de wettelijke verplichtingen, de organisatie en de actoren van de crisisbestrijdingsorganisatie beschreven. De relatie met andere gemeenten en overheden en de samenhang van het plan met andere plannen en regelingen worden eveneens uiteengezet. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de mogelijke crises die zich in Krimpen aan den IJssel en omstreken kunnen voordoen, opgesomd aan de hand van Project Maatramp. Terroristische dreigingen zijn hieraan toegevoegd omdat aanslagen sinds 2001 realistische bedreigingen vormen voor de moderne westerse maatschappij. Het inventariseren en analyseren van risico’s is een essentiële basis voor het voorkomen van crises en voor het beperken van de gevolgen daarvan. Daarbij hoort een gedegen pro-actieve communicatie over de risico’s evenals over de gevolgen hiervan. Het gaat bij het inventariseren van risico’s niet alleen om risico’s bij grote industriële bedrijven, maar ook bij grootschalige evenementen, demonstraties, gezondheidsrisico’s en transportongevallen. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het reduceren van de vastgestelde risico’s. Tevens worden diverse instrumenten zoals Veiligheidseffectrapportages, vergunningen, handhavingsbeleid en dergelijke behandeld. Omdat er ondanks de analyse en reductie van risico’s toch crises kunnen plaatsvinden, zal voorbereiding moeten plaatsvinden op het bestrijden hiervan. Het vierde hoofdstuk beschrijft de preparatie op de crisisbestrijding en het beleid ten aanzien van rampbestrijdingsplannen. Tevens worden de verantwoordelijkheden van de diverse actoren die betrokken zijn bij de preparatie uiteengezet en komen de procesbenadering, de multidisciplinaire samenwerking en de monodisciplinaire voorbereiding op een crisis aan de orde. Het hoofdstuk gaat verder met een verhandeling over de risico’s die evenementen en demonstraties met zich meebrengen en met een paragraaf over opleiden en oefenen. Tenslotte is er een paragraaf over de communicatie in de voorbereidingsfase aangaande de Voorlichting Rampenbestrijding (VORAMP). Het vijfde hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de alarmerings- en opschalingstructuur, zoals die gehanteerd wordt binnen de hulpverleningsregio Rotterdam-Rijnmond. Deze structuur is de Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP). Naast
2
de vier fasen van de GRIP komen de politiestructuur Grootschalig Bijzonder Optreden (GBO) en de functie van het Gemeentelijk Actie Centrum (GAC) aan de orde. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van de rol van Radio Rijnmond als rampenzender, de “dreigingsfasen” en de afschaling/overgang naar de nafase. Het laatste hoofdstuk van het plan beschrijft de nazorg die zal moeten plaatsvinden in de fase na de acute crisis, ook wel de nafase genoemd. Uiteindelijk zal de nazorg ertoe moeten leiden dat een ieder weer kan terugkeren naar het normale, dagelijkse leven. Na afloop van de acute fase zal de burgemeester bepalen hoe hij in samenwerking met de andere leden van het college van burgemeester en wethouders vorm zal geven aan de nafase. Ter voorbereiding hierop is in hoofdstuk 6 een mogelijke structuur voor een nazorgorganisatie opgenomen, die naar de aard en omvang van de crisis zal worden ingericht. In de bijlagen treft u verder aan: het vaststellingsbesluit, de wettelijk verplichte verzendlijst, een lijst met verklaringen van de afkortingen en een overzicht met begripsomschrijvingen. Ook is een lijst opgenomen met gemeenten die samen de regio Rotterdam-Rijnmond vormen en een overzicht van de Waterschappen die geheel of gedeeltelijk in dit geografische gebied opereren. De belangrijkste bijlage betreft een overzicht van de processen, zowel operationeel als gemeentelijk. Per proces zijn de taken en procesverantwoordelijke sectoren en diensten weergegeven. De uitwerking van deze bijlage vindt u in Deel II van dit crisisbeheersingsplan, te weten de gemeentelijke deelplannen.
3
Inhoudsopgave
Pagina
Hoofdstuk 1 Van traditionele rampen naar moderne crises
6
1.1 1.2 1.3 1.4
6 7 7
1.5 1.6 1.7 1.8
Inleiding Doel Crisisbeheersingsplan Bestuurlijke inbedding, samenhang plannen en openbaarheid Relatie met andere (overheids-)organisaties en gemeenten in de regio De bouwstenen voor de organisatie van de crisisbeheersing Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding Stuurgroep Gemeenten Begripsomschrijvingen
10 12 14 15 15
Hoofdstuk 2 Onderkennen en vaststellen risico’s
16
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
16 17 18 22 23
Inleiding Mogelijke crises Risico-inventarisatie en -analyse Gevolgen van een crisis Risicocommunicatie
Hoofdstuk 3 Risicoreductie
24
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
24 25 25 26 26
Inleiding Planvorming en veiligheidseffectrapportage Vergunningverlening en veiligheidsrapporten Voorkomen van gezondheidsrisico’s Openbare orde en terroristische dreiging
Hoofdstuk 4 Organisatie van de respons
28
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
28 28 29 30 31 31 32 33
Inleiding Verantwoordelijkheid en taken voorbereiding Procesbenadering bij voorbereiding (Basis) Rampbestrijdingsplannen Multidisciplinaire samenwerking bij voorbereiding op een crisis Monodisciplinaire voorbereiding op een crisis Opleiding, training en oefening Voorlichting Rampenbestrijding (VORAMP)
Hoofdstuk 5 Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure 35 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Inleiding Alarmering Crisisbestrijdingsorganisatie Grootschalig Bijzonder Optreden Gemeentelijk Actiecentrum Dreiging Afschaling
35 35 35 42 45 45 45
4
Hoofdstuk 6 Nafase
47
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
47 47 49 49 50
Inleiding Verantwoordelijkheden, structuur en projectorganisatie Informatie- en adviescentrum Evaluatie en analyse van een crisis Informatie aan Raad
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Besluit college van burgemeester en wethouders Verzendlijst Crisisbeheersingsplan De 32 deelprocessen Begripsomschrijvingen Overzicht regiogemeenten en waterschappen Afkortingenlijst
5
51 52 53 63 72 74
1.
Van traditionele rampen naar moderne crises
1.1
Inleiding
Ter voorbereiding op rampen en zware ongevallen moeten alle gemeenten in Nederland op grond van artikel 3 lid 1 van de Wrzo een rampenplan vaststellen. Een dergelijk rampenplan is een organisatieplan waarin is aangegeven hoe in geval van een (dreigende) ramp moet worden gehandeld. Bij de bestrijding van rampen en crises is namelijk een groot aantal organisaties en instanties betrokken, waardoor rampenbestrijding en crisisbeheersing naar de aard complex is. Om deze complexiteit zoveel mogelijk te beperken, zijn in dit plan de onderlinge relaties, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de verschillende organisaties en instanties weergegeven. Waar de voorbereiding op rampen zich tot voor kort in het bijzonder heeft geconcentreerd op verschillende soorten rampen, de zogenoemde “traditionele rampen”, is het gemeentebestuur van Krimpen aan den IJssel van mening dat in de moderne complexe samenleving meer aandacht moet worden besteed aan het voorkomen van en het voorbereiden op zogenoemde “moderne crises”. Vanuit het denken vanuit de traditionele 1 ramp houdt de gemeente –mede op grond van de uitkomst van het Project Maatramp rekening met rampen met giftige stoffen in de open lucht, grote branden, explosies, transportongevallen, wateroverlast en de uitval van nutsvoorzieningen als maatgevende rampen. Vanuit het denken over “moderne crises” houdt de gemeente ook rekening met 2 problemen in de voedselketen, besmettelijke (dier)ziekten, psycho-crises , ongeregeldheden bij grootschalige evenementen, maatschappelijke ontregeling als gevolg van kwetsbaarheden binnen informatiesystemen en telecommunicatieverstoringen in de logistieke keten. Daarnaast is het inzicht gegroeid dat onze open samenleving in het bijzonder, kwetsbaar is voor acties van terroristische aard die kunnen leiden tot een ernstige verstoring van het maatschappelijk leven en de veiligheid. Om dit scala aan mogelijke bedreigingen te vertalen in de planning, organisatie en voorbereiding is dit Crisisbeheersingsplan opgesteld. In dit plan is de definitie van een ramp uit de Wrzo (artikel 1) als uitgangspunt gehanteerd en verbreed met twee aspecten, te weten dreiging en openbare orde. Hiervoor is gekozen omdat aan vrijwel elke crisis openbare orde aspecten zijn verbonden. Onder een crisis wordt in dit plan een situatie verstaan: -
waardoor een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid dreigt te, of is ontstaan; waarbij het leven en de gezondheid van (vele) personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende operationele en niet-operationele disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
1
Met behulp van een Leidraad Maatramp is een project ingericht om de vraag te beantwoorden tot op welk niveau de regio haar hulpverleningsorganisaties zou moeten prepareren op rampen en crises. In de Leidraad worden achttien ramptypen onderscheiden; binnen een ramptype worden verschillende groottes (met in omvang verschillende hulpvraag) onderscheiden (zie verder hoofdstuk 3). 2
Een psycho-crisis is een gebeurtenis of vermeende gebeurtenis die grote invloed heeft op een buurt, wijk e.d. en grote maatschappelijke onrust veroorzaakt. Voorbeelden zijn affaires met sexueel misbruik, hardnekkige geruchten e.d. zoals in Oude Pekela, Epe, de verkrachter rond Utrecht-Oost, de Bolderkaraffaire maar ook een gebeurtenis als in Washington met de sluipschutter, paniek in menigten en de moord op Fortuijn.
6
Dit plan is dus zowel het rampenplan als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Wrzo als het plan dat de samenleving voorbereidt op andersoortige crises. De reden van deze verbreding is de omslag in denken over traditionele rampen en moderne crises. Daarnaast hebben de organisatie en de structuur van de (traditionele) rampenbestrijding belangrijke elementen in zich die ook kunnen worden gehanteerd in andersoortige crisissituaties. Daarbij biedt deze verbreding de mogelijkheid om tot verdergaande integratie te komen in de voorbereiding op en de aanpak van uiteenlopende soorten van bedreigingen. Dit Crisisbeheersingsplan maakt deel uit van een evolutionair proces in het denken over rampen en crises. Het plan zal vanwege de elkaar snel opvolgende veranderingen continue ter discussie staan en geactualiseerd moeten worden. 1.2
Doel Crisisbeheersingsplan
Vanuit de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het waarborgen van het maatschappelijk leven, de openbare orde en veiligheid en op grond van artikel 3, lid 1 van de Wrzo, moet het college van burgemeester en wethouders voor het gehele gebied van de 3 gemeente een rampenplan vaststellen als richtinggevend organisatorisch kader voor de voorbereiding op en de voorkoming, beheersing en bestrijding van crises en rampen. Het Crisisbeheersingsplan is een organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven op welke wijze crises zoveel mogelijk voorkomen en/of beperkt kunnen worden. In dit plan is opgenomen hoe gehandeld moet worden in geval van een (dreigende) crisis of terroristische aanslag om te komen tot een doelmatige bestrijding en/of beheersing van de gevolgen daarvan voor de samenleving. Omdat bij crisisbeheersing en –bestrijding vele organisaties betrokken zijn, is het van groot belang dat er “eenheid van opvatting” heerst. Dit Crisisbeheersingsplan heeft mede tot doel deze eenheid te bewerkstelligen en de rollen en taken van de verschillende betrokken organisaties op elkaar af te stemmen. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de rollen en taken bij de voorbereiding op en tijdens de bestrijding van een crisis zoveel mogelijk aansluiten op de dagelijkse praktijk van de betrokken organisaties. In dit plan zijn de verantwoordelijkheden bij de voorbereiding op mogelijke crises vastgelegd. Daarnaast geldt voor alle betrokken sectoren, diensten en organisaties dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor een gedegen voorbereiding en hiervoor de benodigde personele capaciteit inzetten. Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de uitvoering hiervan. 1.3
Bestuurlijke inbedding, samenhang plannen en openbaarheid
In dit Crisisbeheersingsplan worden de hoofdlijnen van de organisatie, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het kader van de crisisbeheersing en –bestrijding uiteengezet. De verschillende taken en verantwoordelijkheden zijn nader uitgewerkt in de gemeentelijke deelplannen, het Regionaal Operationeel Basisplan, de organisatie- en beleidsplannen van de operationele diensten en andere meer specifieke regelingen. De gemeentelijke deelplannen zijn opgenomen in een afzonderlijke bijlage (deel II) behorend bij dit Crisisbeheersingsplan. In de deelplannen zijn verschillende integrale gemeentelijke processen die aan de orde zijn bij de crisisbeheersing en –bestrijding nader uitgewerkt (zie hoofdstuk 4.2 en bijlage 3). De gemeentelijke sectoren en diensten die betrokken zijn bij crises en de voorbereiding daarop beschikken bovendien over een draaiboek per 3
Gezien de aangebrachte verbreding is het Crisisbeheersingsplan het rampenplan van de gemeente Krimpen aan den IJssel.
7
sector/dienst. In deze draaiboeken is een beschrijving gegeven van de taak en de organisatie van de dienst bij een crisis, de personele invulling hiervan, de benodigde middelen, alarmering etc. (zie hoofdstuk 4.6). Ten minste één maal per vier jaar, zo mogelijk kort na het aantreden van de nieuwe gemeenteraad, wordt een geactualiseerde versie van het Crisisbeheersingsplan, inclusief deelplannen ter vaststelling aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. Het college zal het Crisisbeheersingsplan tussentijds wijzigen, indien: -
het Crisisbeheersingsplan in overeenstemming moet worden gebracht met nieuwe wetgeving; verandering van inzichten in de organisatie van de crisisvoorbereiding en -beheersing daartoe aanleiding geven.
Het college informeert de gemeenteraad direct na vaststelling van dit plan over de aanpassingen. Daarnaast draagt het college er zorg voor dat na vaststelling dit plan door middel van een persbulletin via de regionale dag- en weekbladen aan de bevolking bekend wordt gemaakt. Het Crisisbeheersingsplan en de daarbij behorende gemeentelijke deelplannen worden één maand na de vaststelling door het college van burgemeester en wethouders ter toetsing aan Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland aangeboden. Het plan wordt ter kennisname toegezonden aan de Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland, het Algemeen Bestuur van de Regionale Hulpverleningsdienst RotterdamRijnmond, de Hoofdofficier van Justitie, de gemeenten en waterschappen in de regio Rotterdam-Rijnmond en andere belanghebbende organisaties en instellingen (zie verzendlijst in bijlage 2). Gezien de bestaande multidisciplinaire samenwerking in regionaal verband, zal over voorstellen tot wijziging in regionaal verband overleg plaatsvinden. Belangrijke regionale plannen die onderdeel uitmaken van het Crisisbeheersingsplan betreffen het Regionaal Beheersplan en het Regionaal Operationeel Basisplan (ROB). Regionaal Beheersplan De operationele diensten beschikken bovendien elk over een organisatieplan en/of beleidsplan. Deze plannen beschrijven de operationele prestaties van de verschillende diensten in geval van een crisis en de voorbereiding daarop. Ook zijn beschreven de taken en organisatiestructuur van deze diensten bij een crisis, de werkwijzen gericht op de realisering van deze taken, de personeels- en materieelsterkte, het opleidingsniveau, etc. Het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond (RHRR) in overeenstemming met het Regionaal College van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond. Het bestuur van de RHRR zendt het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing en de wijzigingen daarop binnen een maand na vaststelling ter toetsing aan Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland, en ter kennisneming aan de Commissaris van de Koningin, alsmede aan de bestuursorganen van de gemeenten en waterschappen binnen de regio. Regionaal Operationeel Basisiplan (ROB) In het ROB is het multidisciplinaire optreden van de operationele diensten in het geval van een crisis of een groot ongeval nader vastgelegd. Dit is een regionaal plan, omdat de operationele diensten in het kader van de incidentenbestrijding volledig regionaal samenwerken en functioneren. De verschillende deelprocessen van de operationele diensten zijn in het ROB uitgewerkt (zie hoofdstuk 4.3).
8
Het ROB is een uitwerking van het beleid en de multidisciplinaire afspraken die in het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing zijn opgenomen. In het Regionaal Beheersplan wordt vastgelegd welk operationeel zorgniveau er binnen de regio door de operationele diensten wordt gerealiseerd op het gebied van crisisbeheersing. Daarnaast worden in het Regionaal Beheersplan afspraken gemaakt over de benodigde capaciteit en kwaliteit van de organisatie van de crisisbeheersing. Het ROB wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de RHRR. De burgemeester legt het Regionaal Operationeel Basisplan ter inzage voor aan het college en verklaart het plan vervolgens van kracht voor de gemeente Krimpen aan den IJssel. Het Regionaal Operationeel Basisplan wordt uiterlijk één maand na vaststelling door het Algemeen Bestuur van de RHRR ter kennisname aan de Commissaris van de Koningin van de provincie Zuid-Holland gezonden. Voor wat betreft het monodisciplinaire politieoptreden bestaat er daarnaast een Regeling Grootschalig Bijzonder Optreden (GBO). Deze regeling is feitelijk te vergelijken met een dienstspecifiek draaiboek voor het overwegend monodisciplinair optreden van de politie (zie hoofdstuk 5). Voor de waarborging van de kwaliteit van de crisisbeheersing en –bestrijding en de implementatie van de verschillende maatregelen, wordt door de afdeling Audit en Kwaliteitszorg van de RHRR periodiek op de verschillende aspecten van dit plan nader onderzoek uitgevoerd. Voorafgaande aan de vierjaarlijkse herziening van het Crisisbeheersingsplan wordt een integrale audit uitgevoerd. Verder worden alle multidisciplinaire oefeningen systematisch geëvalueerd. Dit kan aanleiding geven tot het bijstellen van de plannen. Het Crisisbeheersingsplan met alle bijlagen is openbaar. De actieve openbaarheid beperkt zich tot dit raamplan. De in paragraaf 1.4 genoemde gemeentelijke deelplannen die deel uitmaken van het Crisisbeheersingsplan zijn opgenomen in een speciale uitgebreide versie en zijn passief openbaar. Deze uitgebreide versie is vooral bestemd voor de diensten en organisaties die er mee moeten werken. Het Crisisbeheersingsplan, de gemeentelijke deelplannen, het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing, het Regionaal Operationeel Basisplan en de overige relevante regelingen worden tenminste éénmaal per jaar door het Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding gecontroleerd en aangepast aan eventueel gewijzigde omstandigheden. Voor elke crisis waarvan de plaats, aard en de gevolgen voorzienbaar zijn, wordt bovendien op grond van artikel 4, lid 1 van de Wrzo een rampbestrijdingsplan opgesteld. Dit plan moet het geheel van de bij dat type crisis te nemen maatregelen bevatten en is openbaar. Dit rampbestrijdingsplan is een voorbereid operationeel plan dat wordt vastgesteld door de burgemeester.
9
De samenhang tussen de verschillende plannen is in het onderstaande schema weergegeven.
Wet Rampen en Zware Ongevallen
Crisisbeheersingsplan (rampenplan)
GBO-regeling
Deelplannen
Regionaal Beheersplan
ROB
Organisatieplan Brandweer Beleidsplan Politie
Draaiboeken per dienst
Organisatieplan GHOR Rampen/crisisbestrijdingsplannen
Organisatieplan HbR\RPA
Ook bestaan er 2 belangrijke plannen en regelingen waarin nadere verbijzonderingen zijn opgenomen zoals: -
het Multidisciplinaire Continuïteitsplan bij (Terroristische) Dreiging, waarin nadere kaders zijn gegeven bij een terreurdreiging en de dan aan de orde zijnde scenario’s en maatregelen; de Regeling ICT verstoring-Continuïteitsplan Millennium.
In het ROB is nog een groot aantal andere regelingen, waakvlamovereenkomsten en convenanten van en met verschillende diensten en organisaties opgenomen die voor verschillende aspecten van de crisisbeheersing van kracht kunnen worden. Hoofdregel is dat bij het van kracht worden van de verschillende deelregelingen een consultatie-/informatieverstrekking plaatsvindt van de leden van het RegBOR, zodat in het vervolgtraject in voldoende mate de multidisciplinairiteit en integraliteit zijn gewaarborgd. 1.4
Relatie met andere (overheids-)organisaties en gemeenten in de regio
Dit plan richt zich in het bijzonder op de organisatie binnen de gemeente Krimpen aan den IJssel met nadrukkelijk relaties binnen het gebied van de RHRR. De gemeente Krimpen aan den IJssel en de RHRR hebben met externe partijen een groot aantal afspraken gemaakt op het terrein van crisisbeheersing en –bestrijding. Het betreft hier zowel (semi-) overheidsinstellingen als particuliere organisaties die taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben in geval van de voorbereiding op en de bestrijding van een crisis. Gegeven het feit dat de gemeente Krimpen aan den IJssel deel uitmaakt van de regio Rotterdam-Rijnmond, bestaat er een essentiële samenhang tussen dit plan en de regionale plannen voor de voorbereiding op crises. Met de gemeenten in de regio bestaat een speciale relatie vanwege de afspraken die gemaakt zijn in RHRR-verband. Deze afspraken zijn vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling van de RHRR en verder uitgewerkt in dit
10
Crisisbeheersingsplan. Daarnaast vormt het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing, met de onderliggende monodisciplinaire organisatie-/beleidsplannen, het multidisciplinaire beleidsplan waarin op regionaal niveau afspraken zijn gemaakt over het ambitieniveau voor de voorbereiding op de crisisbeheersing. Afhankelijk van de aard en omvang van de crisis zullen ook andere bestuursorganen en organisaties die opereren op provinciaal of rijksniveau een meer of minder prominente rol vervullen. In dit verband zijn specifiek te noemen de provincie, het rijk en de waterschappen. De provincie heeft een verantwoordelijkheid op het gebied van bestuurlijke coördinatie, informatievoorziening en bijstandsverlening. Zonodig kan de Commissaris van de Koningin een beleidsaanwijzing geven aan de burgemeester. De taken en bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin zijn nader uitgewerkt in het Provinciaal Coördinatieplan. Op rijksniveau is er een relatie met het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het NCC is volgens de kaders van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming verantwoordelijk voor interdepartementale afstemming op Rijksniveau, alsmede voor de afstemming tussen de verschillende departementale coördinatiecentra die een specifieke rol vervullen bij een crisis op het beleidsterrein van het desbetreffende departement. Tevens wordt door het ministerie van BZK, in overleg met de andere ministeries (onder andere Algemene Zaken en Justitie) en op advies van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), het veiligheidsniveau van het land en/of zogenoemde vitale objecten bepaald ten behoeve van het beveiligingsregime dat door de lokale diensten gevoerd dient te worden. Hierover vindt afstemming plaats met de burgemeester van Rotterdam in zijn hoedanigheid als coördinerend burgemeester/voorzitter van de Regionale Hulpverleningsdienst RotterdamRijnmond, Korpsbeheerder van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, Port Security Authority van de Rotterdamse haven en burgmeester van Rotterdam. De waterschappen stellen voor hun functionele taakveld een eigen calamiteitenplan op. Dit calamiteitenplan wordt in overleg tussen de waterschappen, de gemeente Krimpen aan den IJssel en de RHRR (in regionaal verband) afgestemd op de gemeentelijke plannen (artikel 3, lid 6 Wrzo). Op het binnendijks grondgebied van Krimpen aan den IJssel is het Waterschap van Schieland en de Krimpenerwaard verantwoordelijk voor de waterhuishouding. Calamiteitenzorg voor het buitendijks grondgebied valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. 4
De bestuurlijke afstemming binnen de regio Rotterdam-Rijnmond verloopt in geval van 5 wateroverlast in eerste instantie via de coördinerend burgemeester .
4
Binnen de regio zijn er 22 gemeenten en 4 waterschappen. In bijlage 5 zijn de gemeenten in de regio opgenomen en de waterschappen binnen dit gebied. 5 Hierover zijn in september 2002 afspraken gemaakt tussen de dijkgraven en de coördinerend burgemeester. Deze afspraken zijn in de vergadering van 11 december 2002 van het Algemeen Bestuur van de RHRR vastgesteld.
11
Andere organisaties die een rol spelen bij de voorbereiding op en de bestrijding van uiteenlopende typen crises zijn: -
Ministeries (VWS, Justitie, Defensie, V&W, VROM, LNV); Provincie Zuid-Holland Waterleidingbedrijven; Energiebedrijven; Rijkswaterstaat; Deltalinqs; Vervoersbedrijven; Rotterdam Airport; Provincie Zuid-Holland; het Leger des Heils; het Convent der Kerken; het Rode Kruis.
Daarnaast kan bij iedere crisis een aantal specifieke organisaties betrokken zijn (bedrijven, specifieke instellingen e.a.). Vanwege de grote hoeveelheid deelnemers aan de voorbereiding op en de bestrijding van een crisis, is geen specifiek overzicht van diensten, instanties, organisaties en individuele personen zoals bedoeld in artikel 3, lid 5b van de Wrzo opgenomen. In dit plan zijn wel de voornaamste deelnemers verwerkt (zie onder andere deze paragraaf en de paragrafen 5.3, 6.2). In bijlage 3 is bovendien een overzicht verwerkt waarin de processen van crisisbestrijding zijn toegewezen aan de meest betrokken operationele diensten en gemeentelijke diensten /sectoren). Deze sectoren/diensten zijn, naast een groot aantal andere diensten en organisaties, opgenomen in een afzonderlijke gemeentebrede 6 telefoonlijst . In geval van een daadwerkelijke crisis kunnen de benodigde gegevens van te betrekken organisaties worden opgevraagd in het Regionale Informatiesysteem van 7 MultiTeam . 1.5
De bouwstenen voor de organisatie van de crisisbeheersing
Uitgaande van een meer integrale benadering van de crisisbeheersing kan de organisatie van de crisisbeheersing en –bestrijding met behulp van de veiligheidsketen onderverdeeld worden in vijf fasen, te weten: Pro-actie:
is het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid door regelgeving, veiligheidsconcepten (tunnels) of ruimtelijke ordening zoals het verbieden van 8 bepaalde vormen van industrie in de omgeving van woonwijken of omgekeerd.
Preventie:
omvat de zorg voor het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het zoveel mogelijk beperken van gevolgen van inbreuken, indien die zouden optreden. Een voorbeeld hiervan is het voorschrijven van preventieve voorzieningen in vergunningen.
6
De gemeentebrede telefoonlijst wordt tweemaal per jaar geactualiseerd. Betrokkenen zijn zelf verantwoordelijk voor de aanlevering van de eigen gegevens. 7 Met ingang van 1 januari 2005 is de naam van Informatiesysteem Multidisciplinaire Incidentenbestrijding (IMI) veranderd in MultiTeam. 8 Er wordt hierbij ook wel gesproken over pro-actieve preventie. Pro-actie wordt dan beschouwd als een bepaalde wijze van benadering van de vier overige schakels in de veiligheidsketen, zo wordt er gesproken over pro-actieve repressie (voorbeeld: het gereed stellen van eenheden bij de bomdreiging in tunnels).
12
Preparatie:
omvat de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van inbreuken, zoals het opstellen en beoefenen van rampenplannen.
Repressie:
is de daadwerkelijke bestrijding van inbreuken en de verlening van hulp in acute noodsituaties. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan de inzet van politie, brandweer en andere hulpverleningsdiensten.
Nazorg:
omvat al hetgeen nodig is om zo snel mogelijk weer terug te keren in de “normale” verhoudingen. Voorbeelden hiervan zijn het verlenen van hulp aan slachtoffers en nabestaanden en het evalueren van gebeurtenissen in de vorige fasen.
De veiligheidsketen Pro-Actie
Preventie
Preparatie
Repressie
Nazorg
Een integrale benadering in de keten
De organisatie van de crisisbeheersing en –bestrijding van de gemeente Krimpen aan den IJssel is in dit plan beschreven aan de hand van bouwstenen die ontleend zijn aan de veiligheidsketen. Deze bouwstenen kennen een onderlinge samenhang waarbij er een balans moet zijn tussen de onderkende risico’s, het voorkomen en beheersen van risico’s en de responscapaciteit. Tenslotte zal er altijd een “restrisico” blijven bestaan. Immers, absolute veiligheid bestaat niet. Over de risico’s zal expliciet gecommuniceerd moeten worden met de bevolking. De bouwstenen zijn in de onderstaande figuur weergegeven.
Risico =K*E •Bestrijdings capaciteit: •Bestuurlijke en operationele veerkracht en reactievermogen •operationele leiding
Ruimtelijke ordening Preventie Voorbereiding op incidenten (risicobeleidsmix )
13
Risico’s worden bepaald door kansen en effecten. In het kader van de crisisbeheersing is het van belang aandacht te schenken aan het reduceren van de kansen en de effecten. Bij de daadwerkelijke bestrijding (respons) komt het erop aan dat de effecten niet groter zijn dan de responscapaciteit. Om de kansen en de effecten te reduceren en te beheersen zal vooral een inzet moeten plaatsvinden op pro-actief, preventief en preparatief gebied. Dit is nader uitgewerkt in de hoofdstukken 2, 3 en gedeeltelijk in 4. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt in het bijzonder ingegaan op de aspecten die in de rechter cirkel van dit evenwichtsmodel zijn aangegeven. Voor wat betreft de respons is het van belang te onderkennen dat deze zeker bij een plotseling opkomende crisis bestaat uit: -
de acute respons (opschaling en eerste inzet van de operationele diensten); het crisismanagement waarbij vooral andere diensten en organisaties een nadrukkelijker rol vervullen en zich richten op de bestrijding van de crisis en de beperking van de gevolgen; de nazorg waarbij het zwaartepunt verschuift naar het treffen van min of meer structurele voorzieningen om weer terug te keren naar de normale situatie.
1.6 Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding De coördinatie van de voorbereiding op de crisisbeheersing wordt –gezien de regionale samenhang- uitgevoerd door het Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding (RegBOR). Het RegBOR bestaat uit: -
de (regionaal) commandant Brandweer Rotterdam- Rijnmond (voorzitter); de korpschef van de regiopolitie of lid Korpsleiding regiopolitie; de (vertegenwoordiger van de) hoofdofficier van justitie; de regionaal geneeskundig functionaris; de (rijks)havenmeester en/of de directeur van het Havenbedrijf Rotterdam N.V.; de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond; het hoofd Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuursdienst; de voorlichter van de regionale Veiligheidsstaf; het hoofd van de afdeling Crisisbeheersing van de RHRR (secretaris).
De leden van het RegBOR zijn bovendien de ambtelijke leden van de gemeentelijke 9 Veiligheidsstaf . Indien noodzakelijk en afhankelijk van het onderwerp zal de directeur Gemeentewerken Rotterdam voor zaken op het terrein van infrastructurele zaken, ad-hoc worden toegevoegd aan het RegBOR. Indien wenselijk en/of noodzakelijk kan het RegBOR besluiten tot het instellen van projectgroepen die zich naar behoefte bezig houden met specifieke onderwerpen ter voorbereiding op crises. Deze projectgroepen en/of expertgroepen behartigen verschillende deelaspecten zoals: -
fysieke veiligheid; openbare orde en terreur; volksgezondheid; gemeentelijke processen; veiligheid en beveiliging in de haven; infra (ICT, energie, water); industriële veiligheid; communicatie.
9
Bij crises en rampen die betrekking hebben op het grondgebied van meer dan één gemeente in het verzorgingsgebied van de RHRR, functioneert de Gemeentelijke Veiligheidsstaf van de gemeente Rotterdam tevens als Regionale Veiligheidsstaf.
14
De leden van het RegBOR treden in voorkomend geval op als portefeuillehouder voor de verschillende comités en expertgroepen. Het RegBOR wordt inhoudelijk voorbereid door het Coördinatieteam Operationele Voorbereiding Rotterdam-Rijnmond (COPV, zie bijlage 5). Gezien de regionale samenhang in de voorbereiding op de crisisbeheersing is het RegBOR bovendien het ambtelijk voorportaal voor het bestuur van de RHRR voor wat betreft de regionale multidisciplinaire samenwerking. 1.7 Stuurgroep Gemeenten Het model Regionaal Crisisbeheersingsplan Rotterdam-Rijnmond is onder leiding van een Stuurgroep tot stand gekomen. In juni 2003 heeft het Algemeen Bestuur van de RHRR besloten deze stuurgroep om te vormen tot een permanente Stuurgroep Gemeenten. De Stuurgroep bestaat uit burgemeesters of gemeentesecretarissen van elk van de 10 samenwerkingsgebieden van de brandweer en een adviseur van de gemeente Rotterdam. De algemeen directeur van de RHRR is adviseur van de Stuurgroep. De Stuurgroep Gemeenten is belast met het toezicht op het regionale model en de periodieke actualisatie hiervan. Tevens zullen in deze Stuurgroep andere relevante ontwikkelingen ten aanzien van gemeenten behandeld worden. In eerste instantie wordt hierbij gedacht aan de rol van de gemeenten bij het Regionaal Beheersplan, afspraken over onderlinge bijstand en de risicoinventarisatie en –analyse. De Stuurgroep wordt ondersteund door de Kerngroep Crisisbeheersing (zie bijlage 5). 1.8
Begripsomschrijvingen
Voor de verklaring van de in dit plan gebruikte begrippen is op basis van artikel 3 lid 5a van de Wet rampen en zware ongevallen in bijlage 4 een lijst met begripsomschrijvingen opgenomen.
10
De samenwerkingsgebieden zijn: Intergemeentelijke Brandweer Oost, Intergemeentelijke Brandweer Zuid, Intergemeentelijke Brandweer Voorne Putten, Waterweg, Stuurgroep Brandweersamenwerking Noord en Goeree Overflakkee.
15
2.
Onderkennen en vaststellen risico’s
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de mogelijke crises die zich in Krimpen aan den IJssel en omgeving kunnen voordoen en hun gevolgen beschreven. Het onderkennen, inventariseren en analyseren van risico’s en de ontwikkeling en uitvoering van een daarop gebaseerd preventiebeleid is een essentiële basis voor het zoveel mogelijk voorkomen van crises en voor het beperken van de gevolgen daarvan. Zeker in een gebied als Rotterdam-Rijnmond, dat zich kenmerkt door haar wereldhaven en een grote concentratie van petrochemische industrie dichtbij een grootstedelijke agglomeratie, is het onderkennen van de risico’s al jarenlang een prioriteit van de hulpverleningsdiensten. Het is immers een gebied dat blootstaat aan een groot aantal verschillende risico’s die gemakkelijk kunnen leiden tot een ontwrichting van vitale functies in de maatschappij. Bij de verschillende risico’s moet in eerste instantie gedacht worden aan de bedrijven in het haven- en industriegebied die een verhoogd risico vormen voor hun omgeving en transporten met gevaarlijke stoffen, maar ook aan stroomstoringen, verontreiniging van drinkwater, gezondheidsbedreigende epidemieën en aanslagen door terroristische groeperingen waardoor ruim een miljoen mensen in de regio Rotterdam-Rijnmond getroffen kunnen worden. Ook grootschalige evenementen, voetbalwedstrijden, openbaar vervoerknooppunten, weekmarkten en andere bijeenkomsten en locaties waar veel mensen bijeen zijn, kunnen betrokken zijn bij het ontstaan van een crisis en worden als risico beschouwd. Periodiek zullen de risico’s geïnventariseerd en vastgesteld moeten worden zodat preventieve en preparatieve maatregelen (zie hoofdstuk 3 en 4) hierop afgestemd kunnen worden. Het is een bestuurlijke verantwoordelijkheid uitspraken te doen over de aanvaardbaarheid van de onderkende risico’s en de mate waarin preventieve en preparatieve maatregelen worden getroffen. In dit kader is het “managen van verwachtingen” bij de bevolking van groot belang. De gemeente zal de bevolking door middel van risicocommunicatie moeten informeren over de bestaande risico’s en de mate waarin naar redelijke maatstaven de overheid de vereiste maatregelen heeft getroffen op het gebied van preventie, preparatie en respons.
Risico =K*E •Bestrijdings capaciteit: •Bestuurlijke en operationeleveerkracht enreactievermogen •operationeleleiding
Ruimtelijkeordening Preventie Voorbereidingopincidenten (risicobeleidsmix )
16
2.2
Mogelijke crises
Op grond van artikel 3, lid a van de Wrzo moet in dit plan een overzicht zijn opgenomen van de soorten crises die de gemeente bedreigen en de mogelijke gevolgen daarvan. De gemeente Krimpen aan den IJssel kan worden getroffen door crises van verschillende aard en omvang. Het is niet ondenkbaar dat Krimpen aan den IJssel wordt getroffen door één of meer van de achttien verschillende ramptypen die landelijk zijn vastgesteld in de Leidraad Maatramp. Tevens is een terroristische aanslag, sinds de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001, een steeds meer voor de handliggende mogelijke crisis die de moderne maatschappij kan ontwrichten. Onderstaand is een verdeling naar negentien verschillende ramptypen die Krimpen aan den IJssel kunnen treffen, weergegeven. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
luchtvaartongeval; ongeval op water; verkeersongevallen op land; ongeval met brandbare/explosieve stof; ongeval met giftige stof; kernongeval; bedreiging volksgezondheid; ziektegolf; ongevallen in tunnels; branden in grote gebouwen; instortingen van grote gebouwen; paniek in menigten; grootschalige ordeverstoringen; overstroming; natuurbranden; extreme weersomstandigheden; uitval nutsvoorzieningen; ramp op afstand; terroristische dreiging.
Vrijwel alle denkbare risicovolle situaties die zich binnen en buiten Krimpen aan den IJssel voor kunnen doen en effect kunnen hebben op de inwoners van de gemeente, zullen op de één of andere wijze binnen de bovengenoemde ramptypen vallen. Het opstellen van een gedetailleerd overzicht hiervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3b van de Wrzo wordt niet als zinvol ervaren. Immers het overzicht zal zo omvangrijk zijn, dat individuele hulpverleners niet in staat zullen zijn hier op een professionele wijze kennis van te nemen, laat staan zich er op voor te bereiden. Bovendien zal een dergelijk overzicht de suggestie wekken dat de overheid zich voorbereidt op alle mogelijk denkbare crises en deze allemaal daadkrachtig kan bestrijden zonder dat deze zich beperken tot het beschreven voorbeeldscenario. Een illusie die wij niet waar kunnen maken omdat elke crisis anders zal zijn. In het verlengde van een jarenlange traditie in de regio Rotterdam-Rijnmond is er daarom voor gekozen om, ter voorbereiding op alle denkbare risicovolle situaties en de gevolgen daarvan, de komende jaren per maatramptype een mogelijk scenario te ontwikkelen en een basisrampbestrijdingsplan (zie paragraaf 4.3) op te stellen. De uitgewerkte scenario’s moeten worden gezien als maatgevende scenario’s met maximaal te verwachten effecten. Met deze gegevens kunnen vanuit preparatief opzicht de nodige voorbereidende maatregelen op voorhand worden doordacht. Hierdoor kunnen mogelijk de gevolgen voor de bevolking worden geminimaliseerd of althans zoveel mogelijk worden beperkt.
17
Op basis van de uitkomsten van het Project Maatramp is gebleken dat in de regio Rotterdam-Rijnmond voor het maatgevend incident moet worden uitgegaan van een ongeval met giftige/brandbare stoffen. In de Leidraad Maatramp en de hierop volgende Leidraad Operationele Prestaties zijn de risico's voor Rotterdam-Rijnmond op bovengenoemde ramptypen naar hun effecten ingedeeld in de klassen I tot en met V. Op grond van deze indeling komt de regio in de hoogste klasse terecht. Dit betekent dat voor de bestrijding hiervan ook het hulppotentieel klasse V nodig is. Concreet houdt dit in dat de regio tientallen brandweercompagnieën en geneeskundige combinaties alsmede duizenden politiemensen en gemeenteambtenaren paraat zou moeten hebben. Afgezet tegen de zeer kleine kans dat een crises van een dergelijke omvang ook werkelijk zal plaatsvinden, wegen de maatschappelijke kosten niet op tegen de eventuele baten. Op basis van het beschikbare eigen potentieel is de regio Rotterdam-Rijnmond ongeveer in staat een maatramp op niveau III het hoofd te bieden. Op 23 juni 2004 heeft het Algemeen Bestuur van de RHRR dit niveau bestuurlijk vastgesteld voor de regio Rotterdam-Rijnmond. Door het treffen van preventieve maatregelen voor het reduceren en beheersen van de risico’s, kunnen de kansen op het ontstaan van dergelijke crises worden teruggebracht tot 11 “aanvaardbare proporties” . Ten behoeve van klasse IV en V richten de voorbereidingen zich vooralsnog op het in beeld brengen van de wenselijke/noodzakelijke bijstand. Door middel van opschaling en bijstand komt een groter hulpverleningspotentieel beschikbaar voor het bestrijden van crises. Geen gemeente of regio in Nederland kan in staat zijn volledig effectief te reageren op elk soort crisis, ongeacht aard en omvang. Dit betekent dat in zo’n situatie met de bestaande middelen zo goed mogelijk gehandeld moet worden en dat nationale en soms zelfs internationale bijstand noodzakelijk kan zijn. 2.3
Risico-inventarisatie en -analyse
De analyse in het kader van het Project Maatramp geeft globaal aan welke maatramptypen in welke omvang verwacht kunnen worden. Ter verdere voorbereiding op de rampenbestrijding zal een gedetailleerdere risico-inventarisatie nodig zijn. De inventarisatie zal een risicoanalyse van veiligheidsrisico’s van bouwwerken omvatten, waarbij brand- en bouwveiligheid belangrijke aspecten zijn. Verder zullen ook ”moderne” typen crises zoals publieksevenementen met veel bezoekers, infrastructurele voorzieningen (rail- en wegverkeer), de kans op verspreiding van virussen, routes van vervoer gevaarlijke stoffen, ontwrichtingen van de samenleving bij langdurige stroomuitval, besmetting van drinkwater en vormen van (bio)terreur worden geïnventariseerd. 12
In het kader van het Project Risicokaart worden per gemeente 13 maatramptypen geïnventariseerd. Deze inventarisatie wordt voor de gemeente Krimpen aan den IJssel in samenwerking met de RHRR, de DCMR, het HbR, de regiopolitie en de provincie ZuidHolland uitgevoerd en actueel gehouden. De systematiek van een risicokaart sluit bovendien aan bij de wettelijke verplichting om in de toekomst op basis van de Wet Milieubeheer tot 13 registratie van risicovolle bedrijven over te gaan. Het uiteindelijke doel is om op termijn voor alle maatramptypen te komen tot een geïntegreerde gemeentelijke risicoanalyse. De risicoinventarisatie en -analyse vormt de basis waarmee de voorbereidingen worden getroffen voor de in hoofdstuk 3 beschreven risicobeheersing. Tevens vormen de risico-inventarisatie en –analyse een basis voor de preparatie op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Op 11
Er moet hierbij worden gewezen op het feit dat in de methodiek van de “maatramp” alleen de effecten in beschouwing zijn genomen en er daarom geen of in beperkte mate aandacht is/wordt besteed aan preventieve maatregelen. 12 Maatramptypen 1 tot en met 6 en maatramptypen 9 tot en met 15. De overige zes maatramptypen worden wel uitgewerkt, maar worden niet op de risicokaart in beeld gebracht. 13 Registratiebesluit Gevaarlijke Stoffen (RRGS).
18
basis van een analyse van de risico’s wordt bovendien bepaald voor welke maatramptypen/risico’s een rampbestrijdingsplan opgesteld moet worden (zie hoofdstuk 4.3.). De risico-inventarisatie dient periodiek geactualiseerd te worden en is een essentiële bron voor activiteiten op het gebied van de risicobeheersing, preparatie en respons. Tegen deze achtergrond is het wenselijk de risicoanalyse bestuurlijk vast te stellen. De uitkomsten van de risico-inventarisatie worden –als communicatie-instrument– zichtbaar gemaakt op een risicokaart. Het is de bedoeling dat de digitale risicokaart van de provincie met onderliggende gegevens in de toekomst ook als een belangrijk communicatiemiddel tussen de operationele diensten en overige bij de crisisbeheersing betrokken diensten en organisaties kan dienen. Op basis van de onderkende risico’s besluit de burgemeester voor welke risico’s specifieke of generieke rampbestrijdingsplannen (zie hoofdstuk 4.3) moeten worden opgesteld met een daarbij behorende prioriteitsvolgorde. De risico-inventarisatie en –analyse zijn ook van belang in het kader van onder meer het (regionaal) vaststellen van de “maatramp” waarop de overheid is voorbereid en de te leveren operationele prestaties en de daarbij benodigde (beschikbare) middelen. De risico-inventarisatie wordt vastgelegd op een digitale risicokaart van de provincie ZuidHolland. De commandant brandweer is procesverantwoordelijk voor het uitvoeren en actueel houden van de risico-inventarisatie. Afhankelijk van het soort risico kunnen verschillende diensten belast worden om, gezien hun specifieke expertise, het initiatief te nemen voor de uitvoering van de inventarisatie en analyse. Periodiek wordt aan het College van burgemeester en wetouders gerapporteerd over (de ontwikkeling van) het risicobeeld. Onderstaand zijn de maatramptypen geclusterd en wordt per cluster vermeld hoe de gegevens voor de risico-inventarisatie zijn samengevoegd en zullen worden geïnventariseerd. Aan de hand van de initiële inventarisatie van de risico’s ten behoeve van de risicokaart kunnen de komende jaren nog niet eerder onderkende bestaande knelpunten naar voren komen. Geëvalueerd zal worden of deze bestaande knelpunten een (on)aanvaardbaar risico genereren. A. Maatramptypen transportveiligheid (1, 2, 3 en 9) Door een steeds grotere mobiliteit van burgers voor zowel privé aangelegenheden als voor zakelijke doeleinden is de kans op transportongevallen toegenomen. Binnen de regio Rotterdam-Rijnmond vindt dagelijks een groot aantal transportbewegingen plaats over weg, spoor, water en door de lucht. Verantwoordelijke partijen hierin zijn in eerste instantie de vervoersmaatschappijen RET, NS, Connexxion en luchtvaartmaatschappijen, maar ook Rijkswaterstaat, het Havenbedrijf Rotterdam N.V. en Rotterdam Airport als eigenaren en/of beheerders van (vaar-/lucht-)wegen, (pijp)leidingen en infrastructurele kunstwerken zoals tunnels, bruggen, sluizen en waterkeringen.
Door middel van het rampbestrijdingsplan Rotterdam Airport, de calamiteitenplannen van de Maastunnel en de Beneluxtunnel, het Calamiteitenplan van Rijkswaterstaat en het Convenant tot regeling van de incidentenbestrijding voor de grote vaarwegen in het benedenrivierengebied hebben hulpverleningsdiensten onderling en met de gemeentelijke diensten afspraken gemaakt over hoe te handelen bij transport gerelateerde incidenten. Ook transporten met gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht, zowel over de weg, als het water als het spoor.
19
B. Maatramptypen gevaarlijke stoffen (4, 5 en 6) Risico’s met gevaarlijke stoffen zullen worden opgenomen in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Het Registratiebesluit richt zich op een belangrijke categorie bedrijven, namelijk die waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.
Als veiligheid wordt benaderd vanuit het oogpunt van milieu, kan worden opgemerkt dat milieuvoorschriften zich met name richten op de veiligheid en gezondheid van personen in de omgeving van de te reguleren bedrijven. Op dit gebied kan een aantal factoren worden onderscheiden, aan de hand waarvan bedrijven kunnen worden ingedeeld naar de mate waarin deze een risico inhouden voor wat betreft de veiligheid voor de omgeving en voor de werknemers. Hierbij wordt rekening gehouden met een ruimtelijk ordeningsbeleid waarbij gestreefd wordt naar intensivering van het ruimtegebruik. Door deze intensivering in de buurt van potentieel risicovolle situaties, zoals bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, kunnen mogelijke ongevallen omvangrijke gevolgen krijgen. Om risico’s te kunnen beheersen moet daarom vooraf een keuze gemaakt worden tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de risicovolle activiteit. Daarbij speelt ook het vervoer van gevaarlijke stoffen een steeds belangrijkere rol. Er bestaan plannen en wensen om op veel plaatsen grootschalige bouwprojecten te realiseren, juist daar waar sprake is van knooppunten van infrastructuur en bebouwing. De verwachting is dat -bij ongewijzigd beleid- deze knooppunten uit het oogpunt van risico steeds vaker een knelpunt zullen vormen. Om een gedegen afweging te kunnen maken tussen wonen, recreëren en risicovolle activiteiten zal een verhoogd risico op maatschappelijke ontwrichting verantwoord moeten worden. Deze verantwoording die in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) verplicht wordt gesteld en volgens de CHAMP-methodiek kan worden uitgewerkt omvat onder andere de volgende vijf aspecten: 1. het plaatsgebonden risico: de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats dodelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen (harde norm); 2. het groepsrisico: de kans per jaar dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk getroffen wordt door een ongeval met gevaarlijke stoffen (met andere woorden een maat voor maatschappelijke ontwrichting, nu nog een oriënterende waarde waarvan beargumenteerd mag worden afgeweken); 3. de zelfredzaamheid: de mate waarin de aanwezigen in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen (al dan niet te verbeteren door middel van preventieve maatregelen); 4. de hulpverlening: de mate waarin hulpverleningsdiensten kunnen voldoen aan de potentiële hulpvraag en in hoeverre zij in staat zijn om hun taken goed uit te voeren en daarmee verdere escalatie van het incident te kunnen voorkomen (al dan niet te verbeteren door preventieve of repressieve maatregelen); 5. de resteffecten: geeft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade die bij een aantal representatieve scenario’s op de beschouwde locatie optreedt (inclusief maatregelen). Dit is het bestuurlijk geaccepteerde risico dat gecommuniceerd dient te worden richting de bevolking. Het College maakt telkens de integrale afweging tussen de verschillende belangen waaronder milieu, veiligheid, ruimtelijke ordening en economie. Deze afweging vindt plaats bij het goedkeuren c.q. verlenen van bouwplannen, milieuvergunningen, bestemmingsplannen en grote ruimtelijke projecten. Om een afgewogen beslissing te kunnen maken, dienen deze plannen of vergunningen een ”veiligheidsparagraaf” te bevatten, waarin onder andere staat beschreven wat de gevolgen zijn voor de hulpverlening en zelfredzaamheid. Daarnaast moet worden aangegeven of er resteffecten te verwachten zijn die niet te dekken zijn door het huidige hulpverleningspotentieel.
20
C. Maatramptypen Volksgezondheid (7 en 8) Vanuit medisch oogpunt zijn vele risico’s te noemen die kunnen leiden tot een crisis. Hierbij kan gedacht worden aan een grootschalige uitbraak van infectieziekten. Dit kan leiden tot enorme maatschappelijke ontwrichting waaraan ook aspecten van openbare orde en veiligheid verbonden zijn. Enerzijds door (grote) onrust bij de bevolking door de berichtgeving, anderzijds door de daadwerkelijke fysieke impact van een medische crisis, zoals een epidemie met polio, TBC, hepatitis, salmonella, legionella, vogelgriep e.d. Bij terroristische dreiging kan verder gedacht worden aan “biologische wapens” zoals dreiging met besmetting van miltvuur of het pokkenvirus (zie verder onder H).
De Wet collectieve preventie volksgezondheid geeft gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een belangrijke taak op het gebied van het voorkomen en beperken van de effecten van besmetting met virussen en bacteriën via lucht, voedsel of lichamelijk contact. In geval van opschaling zijn afspraken gemaakt tussen GGD en GHOR over de taakverdeling. Het behoort tot de taken van het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) om te signaleren of zich landelijke dreigingen voordoen op infectieziektegebied. De Voedsel- en Warenautoriteit houdt daarnaast toezicht op de aanwezigheid van door dieren en voedsel overgedragen infectieziekten. D. Maatramptypen Veiligheid in een object (typen 10 en 11) Brandpreventieve maatregelen en bouwtechnische voorschriften richten zich onder andere op de veiligheid van personen die in de te reguleren objecten aanwezig zijn. Er kan een aantal factoren worden onderscheiden aan de hand waarvan objecten kunnen worden ingedeeld naar de mate waarin deze een risico inhouden voor wat betreft veiligheid van personen die hierin aanwezig zijn. Het gaat hierbij om:
-
de aanwezigheid van niet waakzame (slapende) personen; de mate van zelfredzaamheid (kinderen, zieken, ouderen, mensen met een lichamelijke of geestelijke stoornis); het aantal aanwezige personen; de mate van bekend zijn van de aanwezige personen met de omgeving; de mate van naleving van de regelgeving; risico’s van bouwconstructies (constructief glas, draagconstructie, brandpreventie); de mogelijkheid tot effectief ingrijpen van buitenaf bij incidenten; de omvang van de groep inrichtingen (homogeen, brancheaanpak, gebiedsgericht); de politiek-maatschappelijke actualiteit.
De eigenaar en gebruiker van een bouwwerk zijn primair verantwoordelijk voor het naleven van de voorschriften en het waarborgen van de veiligheid van de mensen die in een gebouw aanwezig zijn. De overheid zorgt voor toetsing en indien nodig handhaving van de voorschriften, zoals gesteld in de vergunning, door het regelmatig uitoefenen van toezicht. E. Maatramptypen klimaat en natuur (14, 15 en 16) Verschillende weertypen met verschillende effecten kunnen grote gevolgen hebben voor de samenleving. Door extreme kou, ijzel en sneeuw kan de bereikbaarheid een probleem worden. Bij een hittegolf kan smog ontstaan en krijgen ouderen en mensen met een zwakke gezondheid met klachten te maken. Stormen leiden vaak tot materiële schade en in combinatie met hoog water kunnen ze leiden tot overstromingen. Overstromingen kunnen veroorzaakt worden door hoog water vanaf zee, maar ook door hoge rivierstanden of langdurige zware regenval. Het weer en de natuur zijn niet los van elkaar te zien. In Krimpen aan den IJssel is een natuurbrand niet het eerste waar je aan denkt, maar niet ondenkbaar in bijvoorbeeld het Loetbos.
21
F. Maatramptype uitval nutsvoorzieningen (17) Uitval van nutsvoorzieningen kan leiden tot een ontwrichting van de samenleving. Concreet moet worden gedacht aan de uitval van bijvoorbeeld elektriciteits-, gas- en drinkwatervoorziening, maar ook aan voorzieningen voor spraak- en datacommunicatie. De effecten van uitval van publieke nutsvoorzieningen in de sfeer van openbare orde, verkeer en volksgezondheid mogen niet onderschat worden. Te denken valt aan uitval van verkeersregelinstallaties, koelingen, liften, medische installaties, automatische brand- en inbraakinstallaties, maar ook de uitval van voorzieningen en installaties in de industrie etc. G. Maatramptype Ramp op afstand (18) Een specifiek voorbeeld van een ramp op afstand is het repatriëren of opvangen van slachtoffers van een crisis die buiten de eigen gemeente plaatsvindt. Dit kan plaatsvinden door transportongevallen, maar ook door extreme weersomstandigheden of de politieke situatie in andere landen. Het gaat hier veelal om een goede coördinatie van de informatievoorziening en hulpverleningsactiviteiten vanuit Nederland en om de opvang en verdere verzorging van slachtoffers die weer in de gemeente aankomen. De maatschappelijke ontwrichting van een dergelijke crisis kan zeer omvangrijk zijn en diep ingrijpen in de lokale gemeenschap. H. Maatramptype terrorisme (19) Sinds 11 september 2001 realiseert een ieder zich dat terrorisme een realistische vorm van bedreiging van de maatschappij is. Terroristische dreigingen en aanvallen kunnen, los van beweegredenen, altijd en overal voorkomen. Rotterdam-Rijnmond is een dichtbevolkt gebied met vele potentiële doelen voor mensen die bewust de maatschappij willen ontwrichten. De voorbereiding op mogelijke terroristische acties speelt zich af op het snijvlak tussen monodisciplinair optreden van de politie, onder gezag van de driehoek en het multidisciplinair optreden van de (operationele) diensten onder gezag van de Veiligheidsstaf. Indicaties over mogelijke concrete dreigingsbeelden zullen via de lijn van politie en justitie binnenkomen. Vervolgens is het aan het bevoegd gezag om te besluiten welke maatregelen in gang zullen worden gezet om deze dreiging het hoofd te bieden en/of de gevolgen te beperken. Binnen de regio Rotterdam-Rijnmond zijn deze maatregelen voorbereid door de hulpverleningsdiensten en de Bestuursdienst Rotterdam en opgenomen in het Multidisciplinair Continuïteitsplan bij (Terroristische) Dreiging. In het geval van een daadwerkelijke aanslag met crisisachtige verschijnselen, wordt de operationele leiding over de daadwerkelijke bestrijding overgedragen aan het Regionaal Operationeel Team (RegOT) en functioneert het GBO als actiecentrum van de politie (zie verder hoofdstuk 5). 2.4
Gevolgen van een crisis
Als gevolg van de risico-inventarisatie kan een overzicht van de mogelijke gevolgen van de crises die een gemeente bedreigen, worden weergegeven. De in paragraaf 2.2 en 2.3 weergegeven crises die Krimpen aan den IJssel zouden kunnen treffen, kunnen leiden tot ernstige verstoringen van het leefpatroon door: -
vernieling of zware beschadiging van wooncomplexen en/of vitale objecten; de gehele of gedeeltelijke versperring van het wegennet en/of de spoorweg, metro of het tramnet in het rampgebied; de gehele of gedeeltelijke versperring van havens en vaarwegen; het onbruikbaar raken van de elektriciteits-, gas- en drinkwaternet en/of communicatievoorzieningen; het op zodanige wijze onder water geraken van een gebied, dat hierdoor ernstige schade kan ontstaan aan gebouwen en inventaris; een zodanige verontreiniging van bodem, water of lucht, dat acuut vergiftiging en/of explosiegevaar kan ontstaan; een besmetting van goederen, gebouwen, grondwater en lucht door radioactieve stoffen.
22
Voor de bevolking van Krimpen aan den IJssel kan een crisis onder andere de volgende gevolgen hebben: -
2.5
het gewond, bedwelmd, vergiftigd, bedolven, bekneld of ingesloten raken van vele personen; het als gevolg van hierboven vermelde oorzaken overlijden van diverse tot vele personen; het uitbreken van paniek onder de bevolking; het ontruimen, evacueren en/of opvangen van personen; het evacueren van de veestapel uit een bepaald gebied en/of het vernietigen van vee; het uitbreken van epidemieën; het ontstaan van voedsel- en drinkwatertekorten; het onbereikbaar worden van bepaalde bestemmingen als gevolg van stremmingen op belangrijke transportassen. Risicocommunicatie
Burgers dienen zich meer bewust te zijn van de veiligheidsrisico’s die zij lopen in het dagelijkse leven en de mogelijkheden die zij hebben om daar zelf invloed op uit te oefenen. Het college van burgemeester en wethouders draagt er op grond van verschillende wetten (Wrzo, Brzo, BRI en BIR) zorg voor dat de bevolking, de Commissaris van de Koningin in de provincie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op passende wijze informatie wordt verschaft over crises en zware ongevallen die de bevolking en het milieu kunnen treffen, de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding van deze crises en zware ongevallen en de bij deze crises en zware ongevallen te volgen gedragslijn (zie ook hoofdstuk 4.7). Een goede risicocommunicatie kan dienstbaar zijn aan het tot stand brengen van realistische wederzijdse verwachtingen tussen overheid en burgers en het expliciteren van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven gericht op het bevorderen van een veilige samenleving. Daarnaast wordt het instrument voorlichting en communicatie door het bestuur gebruikt om duidelijk te maken welke eisen ten aanzien van veiligheid en kwaliteit bij bedrijven en gebouwen gehanteerd worden en hoe deze verbeterd kunnen worden. Bureau Communicatie van de gemeente Krimpen aan den IJssel is procesverantwoordelijk voor de gemeentelijke risicocommunicatie. De risicocommunicatie wordt in overleg met de betrokken operationele en gemeentelijke diensten planmatig opgezet en uitgewerkt in het Deelplan ‘Voorlichten en Informeren’. De uitkomsten van de risico-analyse zullen in samenwerking met de afdeling PR en Voorlichting van de RHRR periodiek gepubliceerd worden en via internet op de site van de gemeente Krimpen aan den IJssel beschikbaar gesteld worden voor het publiek. Over de beoordeling van veiligheidsrapporten in het kader van het Brzo en de opgestelde rampbestrijdingsplannen, wordt als onderdeel van de risicocommunicatie namens het gemeentebestuur door de DCMR (veiligheidsrapporten) en de RHRR (rampbestrijdingsplannen) actief voorlichting gegeven.
23
3.
Risicoreductie
3.1
Inleiding
Een aspect dat van belang is bij het onderkennen van risico’s is het zoveel mogelijk preventief reduceren ervan. Door wet- en regelgeving en ruimtelijke ordening probeert de overheid de aard en omvang van risico’s die wij in onze samenleving kennen te beperken. Op tal van terreinen zijn of worden preventieve maatregelen genomen ter voorkoming van crises. Zoals in het vorige hoofdstuk al is aangegeven, wordt geprobeerd de burger door middel van voorlichting en communicatie te informeren over mogelijke risico’s en de maatregelen die men daar zelf tegen kan nemen. Sommige maatregelen zijn vrijblijvend, anderen verplicht. In dit hoofdstuk komt een aantal instrumenten aan de orde die de overheid gebruikt om bepaalde risico’s te minimaliseren of zelfs te elimineren. Dit hoofdstuk geeft hiermee een uitwerking van het tweede veld uit het evenwichtsmodel.
Risico =K*E •Bestrijdings capaciteit: •Bestuurlijke en operationeleveerkracht enreactievermogen •operationeleleiding
Ruimtelijkeordening Preventie Voorbereidingopincidenten (risicobeleidsmix)
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat in de fasen van pro-actie en preventie de aandacht vaak in het bijzonder gericht is op het verlagen van kansen. Als een kans maar laag genoeg is, wordt veelal gesproken over een (voldoende) veilige situatie. Indien zich echter toch een incident heeft voorgedaan, richt de aandacht in de samenleving zich in de nafase in het bijzonder op de effecten die zijn opgetreden. Het is daarom van groot belang aandacht te geven aan een goede balans tussen kansen enerzijds en effecten anderzijds. Daarnaast is het goed te beseffen dat de overheid geen garantie kan afgeven voor een crisisvrije samenleving. Zoals al eerder aangegeven hebben burgers een eigen verantwoordelijkheid bij het voorkomen van crises. Dat geldt uiteraard ook voor bedrijven, die ten aanzien van de reguliere bedrijfsprocessen zoveel mogelijk maatregelen dienen te treffen om crises te voorkomen, dan wel de nadelige gevolgen daarvan te beperken, voor zover dat redelijkerwijs kan worden gevergd. Naast de maatregelen met betrekking tot de reguliere bedrijfsprocessen is de laatste jaren ook steeds explicieter het aspect “beveiliging” (tegen onverwachte externe acties) integraal deel gaan uitmaken van de bedrijfsveiligheidsaanpak. Dit vloeit niet alleen voort uit de vraag vanuit de overheid (bijvoorbeeld op basis van internationale verplichtingen) om beveiligingsmaatregelen, maar ook uit afspraken die bedrijven onderling ter zake maken. In het kader van dit Crisisbeheersingsplan wordt aan het aspect beveiliging nog geen nadere aandacht besteed.
24
3.2
Planvorming en veiligheidseffectrapportage
Met de ruimtelijke ordening (zonering, Nota ruimtelijke ordening, Tracéwet, streek-, bestemmings- en uitwerkingsplannen) kan in de planfase een belangrijke reductie van zowel risico’s als een cumulatie van effecten gerealiseerd worden. Het aspect veiligheid dient vanaf het begin bij de planvorming betrokken te worden. Ook bij de besluitvorming over nieuwe infrastructurele ontwikkelingen moet het aspect veiligheid expliciet betrokken worden. In de verdere uitwerking kunnen instrumenten zoals de veiligheidseffectrapportage (VER) in de toekomst een belangrijke rol spelen om risico’s te beheersen door het bezien van alternatieven en het onderkennen van flankerende maatregelen. Met het opstellen van een VER wordt beoogd: -
zicht te krijgen op mogelijke veiligheidsrisico’s; alternatieven te ontwikkelen; afspraken te maken over maatregelen en activiteiten; de uitvoering van afspraken te volgen en te bewaken; vast te stellen welke inspanningen noodzakelijk zijn van de operationele hulpverleningsdiensten om een adequate respons te geven op het “rest-risico”.
De VER is echter nog geen ingeburgerd instrument en wordt in relatie tot externe veiligheid nog niet altijd gebruikt. 3.3
Vergunningverlening en veiligheidsrapporten
Een belangrijk instrument in het kader van de risicobeheersing wordt gevormd door de vergunningverlening op basis van de regelgeving op het gebied van bouw, milieu en brandveiligheid en het toezicht, de controle en de handhaving (zie paragraaf 3.4) hiervan. Ook in het kader van de vergunningverlening voor evenementen dient aan het aspect van de beheersing van risico’s expliciet aandacht gegeven te worden. Op het terrein van de fysieke veiligheid wordt primair een aantal vergunningen verstrekt waarmee de overheid probeert risico’s te beheersen en een voldoende niveau van veiligheid te waarborgen. Het betreft hier onder meer: -
de bouwvergunning; de milieuvergunning; de gebruiksvergunning; de evenementenvergunning.
Ook in andere vergunningen (horeca, exploitatie) wordt het aspect veiligheid betrokken. De gemeente, en/of de provincie zijn het bevoegd gezag voor het verlenen van deze vergunningen. Het is gewenst om de procedures rond bouwvergunning- en milieuvergunningverlening goed op elkaar af te stemmen. Aanvragen voor een bouwvergunning voor milieuvergunningsplichtige bedrijven worden niet behandeld als er niet tevens een milieuvergunning is aangevraagd. Bij zowel de bouw- als de milieuvergunning zal bovendien voorafgaand aan de vergunningverlening advies bij de brandweer worden ingewonnen.
25
3.4
Voorkomen van gezondheidsrisico’s
De Wet Collectieve preventie Volksgezondheid geeft de GGD verschillende taken op het gebied van medisch milieukundige zorg, openbare gezondheidszorg en infectieziektebestrijding. In relatie tot de crisisbeheersing zijn de taken tussen de GGD en de GHOR vastgelegd. De taken zijn vooral gericht op het voorkomen en het beperken van de effecten van chemische, radioactieve en biologische stoffen. De activiteiten zijn enerzijds gericht op preventieve maatregelen: -
passieve en actieve surveillance en registratie; bron- en contactopsporing; outbreakmanagement; profylaxe met vaccins en antibiotica; technische hygiëne; quarantaine; advisering; individuele en groepsvoorlichting;
en anderzijds op de daadwerkelijke effecten van een incident of restproblemen als gevolg van een incident (verontreiniging): 3.5
milieuonderzoek; risico inschattingen; bron- en contactonderzoek; bevolkingsonderzoek; (ongevraagde of gevraagde) advisering over risico’s en maatregelen; communicatie met de bevolking en hulpverleners. Openbare orde en terroristische dreiging
De samenloop tussen een traditionele ramp en een terreuraanslag is complex. Het crisiskarakter vergt een intensieve reddings- en hersteloperatie. De dreiging van terreur betekent echter prudentie, het versterken van de informatiepositie over de actuele dreiging en de ontwikkeling daarin en een daarop gebaseerde intensivering van beveiligingsmaatregelen. Een open samenleving is per definitie zeer kwetsbaar voor aanslagen van terreur, toch kunnen op basis van een risicoanalyse gericht op personele-, fysieke- en toegangsbeveiliging de risico’s om doelwit te worden, gereduceerd worden. Verder kan een goede informatiepositie (ook over mogelijke modi operandi) ertoe leiden dat de overheid de veerkracht en reactiesnelheid kan verhogen, zodat mogelijke effecten als gevolg van terreur (zoals onder meer onrust in de samenleving) zoveel mogelijk gereduceerd kunnen worden. Bij veel vormen van crises is direct ook de openbare orde in het geding. Enerzijds in het waarborgen dat de verschillende overheidsdiensten hun taken naar behoren kunnen blijven uitvoeren, anderzijds om te waarborgen dat de samenleving blijft reageren binnen de kaders van de ordening en de in dat verband opgestelde regelgeving. Een goede preparatie op het direct en snel interveniëren op (dreigende) verstoringen van de openbare orde is een belangrijke randvoorwaarde om de orde te beheersen. Hiertoe zal op permanente basis aandacht gegeven moeten worden aan risicoanalyses ten aanzien van mogelijke verstoringen van de openbare orde. Het spreekt voor zich dat de centrale overheid, justitie en politie de primaire verantwoordelijkheid hebben voor de verzameling en weging van informatie over terroristische dreigingen. Maar vaak genoeg blijkt dat vitale informatie terug te voeren is tot alledaagse gebeurtenissen die locatiegebonden zijn.
26
Naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001, zijn in de regio Rotterdam-Rijnmond multidisciplinair afspraken gemaakt tussen de verschillende betrokken organisaties ten aanzien van de procedures die zullen worden gevolgd in geval 14 van een algemene of specifieke dreiging . Doel van deze afspraken is om ook in die situaties tot een optimale voorbereiding en samenwerking te komen, alsmede om zo mogelijk crises te voorkomen, dan wel de nadelige gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast zijn als gevolg van de internationale wet- en regelgeving over havenbeveiliging voor ruim 140 bedrijven in het haven- en industriegebied specifieke beveiligingsplannen (Port Facility Security Plannen) opgesteld en een algemeen Port Security Plan. Het geheel van samenhangende c.q. samenwerkende organisaties en plannen dat bij een algemene of specifieke dreiging in werking treedt, vertoont veel overeenkomsten met een crisisorganisatie, zoals die ook in het kader van dit Crisisbeheersingsplan wordt geschetst.
14
In 2004 is het plan aangepast aan de landelijke waakzaamheidsniveaus.
27
4.
Organisatie van de respons
4.1
Inleiding
Door het onderkennen, vaststellen en het proberen te reduceren van risico’s wordt de kans op een crisis verkleind. Maar door menselijke fouten, organisatorische gebreken, natuurgeweld en -zeker tegenwoordig- maatschappelijke, technologische en biologische kwetsbaarheden kan een crisis niet altijd voorkomen worden. Van de overheid wordt verwacht dat zij zich op een adequate en gedegen wijze voorbereidt op de in de voorgaande hoofdstukken geïnventariseerde risico’s en mogelijke crises. Door een gedegen voorbereiding is de overheid in staat om snel en efficiënt hulp te bieden, waardoor de gevolgen van een crisis voor personen, dieren en/of goederen zoveel mogelijk beperkt blijven. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de overheid zich voorbereidt op een eventuele crisis en de gevolgen daarvan. Daarbij hoort ook een verdeling en toewijzing van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken tussen de operationele en gemeentelijke diensten en het bestuur. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een procesbenadering. Deze procesbenadering wordt in paragraaf 4.2 beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de multidisciplinaire en monodisciplinaire voorbereiding van de betrokken diensten/sectoren en organisaties op crises, maar ook op de voorbereiding van grootschalige evenementen en beveiligingsvraagstukken. Daarna wordt aangegeven hoe oefening, training en opleiding zijn ingebed in de crisisbeheersingsorganisatie. Ook de communicatie over mogelijke crises aan de bevolking wordt in dit hoofdstuk beschreven. 4.2
Verantwoordelijkheid en taken voorbereiding
Voor de voorbereiding van de crisisbeheersingsorganisatie als geheel is het college van Burgemeester en Wehouders bestuurlijk verantwoordelijk (artikel 3 Wzro). In het geval van een daadwerkelijke crisis of ramp is er sprake van een eenhoofdige leiding en berust het opperbevel bij de burgemeester. De commandant brandweer is belast met de coördinatie van de voorbereiding van de operationele aspecten binnen de crisisbeheersingsorganisatie en legt hierover door tussenkomst van de burgemeester verantwoording af aan het college van Burgemeester en Wethouders. Het bureauhoofd Crisibeheersing draagt zorg voor de voorbereiding op en de coördinatie van de beleidsmatige en niet-operationele zaken van de gemeentelijke organisatie en legt hierover door tussenkomst van de burgemeester verantwoording af aan het college van Burgemeester en Wethouders. De gemeente is tevens verantwoordelijk voor een aantal processen waarvoor een deelplan moet worden uitgewerkt (zie Deel 2). Per proces is hiervoor een procesverantwoordelijke aangewezen die verantwoordelijk is voor een kwalitatief adequate bijdrage aan de beleidsmatige en operationele voorbereiding van de crisisbeheersingsorganisatie. Tevens zijn zij ambtelijk verantwoordelijk voor de totstandkoming, het actueel houden en het beoefenen van de deelplannnen. Alle regelingen, plannen, procedures en eventuele wijzigingen daarvan met betrekking tot de organisatie van de crisisbeheersing en –bestrijding worden voor de waarborging van de regionele samenhang getoetst en vastgesteld door het Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding (RegBOR). Voor de gemeentelijke deelplannen is het de bedoeling dat de werkgroepen die de regionale modellen van de deelplannen hebben geschreven in stand
28
blijven. Deze werkgroepen zullen de deelplannen actueel houden en kijken naar de gemeentelijke kant van de rampenbestrijding (richtlijnen voor gemeentelijk budget, niveau van opleiding van gemeente-ambtenaren etc.) Voor alle betrokkenen geldt verder dat zij bij de voorbereiding op de crisisbeheersing de volgende algemene taken hebben: • • • • • • • •
het opstellen van de deelplannen waarin hun taak beschreven staat; het actueel houden van de deelplannen en draaiboeken; het opleiden van de medewerkers; het meewerken aan de vorming van en de taakvervulling door het Commando Plaats Incident (CoPI) en de Gemeentelijke Veiligheidsstaf (GVS); het bij de burgemeester aanvragen van bijstand, voorzover die valt buiten het mandaat van de eigen sector of dienst; het regelmatig gevraagd en ongevraagd informeren van de GVS over de door hen verrichte activiteiten; het regelen van de logistieke verzoging van de door hen ingezette eenheden en het in bedrijf stellen van het actiecentrum.
Een en ander zal in overleg met de Ambtenaar Rampenbestrijding die tevens zonodig een coördinerende rol zal spelen. 4.3
Procesbenadering bij voorbereiding
In de Handleiding Rampenbestrijding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en 15 Koninkrijksrelaties (BZK) waren de taken van de overheid in geval van een crisis onderverdeeld in processen. De processen variëren van het alarmeren van de betrokkenen aan het begin van een mogelijke crisis tot de nazorg van de getroffenen en de hulpverleners in de fase na een daadwerkelijke crisis. In bijlage 3 is een overzicht opgenomen van 32 processen die bij de voorbereiding op crises, maar ook in de nafase, in de regio RotterdamRijnmond gehanteerd worden met daarbij aangegeven welke dienst/sector of organisatie procesverantwoordelijk is voor de voorbereiding en uitvoering van deze processen. Afhankelijk van het soort crisis zijn bepaalde processen van toepassing en anderen niet. Bovendien geldt voor wat betreft een aantal processen dat er sprake is van een zekere volgtijdelijkheid. De processen zijn uitgewerkt in zogenoemde deelplannen waarbij een onderscheid is gemaakt in de operationele en de gemeentelijke deelplannen. De operationele processen zijn beschreven in het Regionaal Operationeel Basisplan (ROB) en de Grootschalig Bijzonder Optreden (GBO)-regeling. De gemeentelijke deelplannen zijn opgenomen in de bijlagen van dit plan. Deze operationele en gemeentelijke plannen tezamen beschrijven een groot scala aan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, van vele betrokken overheidsorganisaties zoals onder andere bedoeld in artikel 3, lid 5 sub d tot en met sub p van de Wrzo (zie ook hoofdstuk 1.4). Door de omvang en de complexiteit van de meeste processen, is er geen proces dat slechts door één organisatie -en soms zelfs één gemeente- wordt voorbereid en uitgevoerd. Concreet betekent dit, dat naast de eerst verantwoordelijke dienst/sector per proces ook andere organisaties zijn aangewezen. Deze zogenoemde ondersteunende organisaties zijn 15
De Handleiding Rampenbestrijding die in 1991 onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken is uitgebracht, is in 2003 vervangen door het Handboek voorbereiding rampenbestrijding. In het Handboek 2003 zijn 25 verschillende deelplannen benoemd. Een aantal van de processen zijn in deze nieuwe indeling samengevoegd. Voor de procebenadering binnen de gemeente Rotterdam heeft dit echter geen consequenties; dat wil zeggen dat de processen zoals destijds onderscheiden, leidend blijven voor de indeling van de deelplannen.
29
medeverantwoordelijk voor een adequate voorbereiding en uitvoering van de processen. Multidisciplinaire samenwerking tussen de diensten/sectoren staat hierbij voorop. Te meer omdat de processen afzonderlijk van toepassing kunnen zijn, maar ook in samenhang met elkaar. 4.4
(Basis) Rampbestrijdingsplannen
Om te komen tot een operationeel werkbare situatie is voor crises die zich plotseling kunnen manifesteren (industriële ongevallen, vliegtuigongevallen, ongevallen op weg en vaarwegen) een basisrampbestrijdingsplan ontwikkeld dat in hoofdlijnen op al deze situaties van toepassing is. Deze rampbestrijdingsprocedure is opgenomen in het Regionaal Operationeel Basisplan (ROB) dat door 22 gemeenten in de regio is vastgesteld. Het ROB dient als basis voor de operationele inzet van de aan de crisisbestrijding deelnemende diensten en bevat ten minste de volgende informatie: -
de plaats, aard en gevolgen van een mogelijke crisis; de bestrijdingsacties en procedures van de diensten, gerelateerd aan de gebeurtenis; de waarschuwing, alarmering en voorlichting van de bevolking; de verplaatsing van de bevolking; plaats en doel van diverse locaties die voor de crisisbestrijding een rol kunnen vervullen; het personeel en het materieel, dat door de diensten ter beschikking kan worden gesteld; een overzicht van andere hulpverlenende instanties, zoals diensten/sectoren, instanties, organisaties en individuele personen, die bij de bestrijding van de gebeurtenis kunnen worden betrokken; alle overige informatie, die voor de crisisbestrijding relevant wordt geacht.
Voor de meer specifieke gegevens worden per bedrijf of inrichting afzonderlijke rampbestrijdingsplannen ontwikkeld met de bedrijfsspecifieke gegevens. Het basisrampbestrijdingsplan en de gemeentelijke deelplannen (zie deel II van dit plan) aangevuld met de bedrijfsspecifieke gegevens vormen het betreffende rampbestrijdingsplan. Ten einde te waarborgen dat altijd actuele gegevens beschikbaar zijn, zijn alle gegevens met betrekking tot het basisrampbestrijdingsplan en de specifieke bedrijfsgegevens opgenomen in het MultiTeam wat in de verschillende staven en op het incidentterrrein geraadpleegd kan worden en waarbij uit de relationele database de relevante gegevens direct beschikbaar zijn. Om bovendien te voldoen aan de wettelijke bepalingen ten aanzien van vaststelling en ter visielegging, wordt van elke rampbestrijdingsplan ook een “hardcopy” samengesteld. Deze versie wordt binnen een maand na vaststelling door de burgemeester aan de Commissaris van de Koningin gezonden, alsmede aan de burgemeesters van mogelijke effectgemeenten en de bestuursorganen van eventuele waterschappen. Het basisrampbestrijdingsplan is opgenomen in het Regionaal Operationeel Basisplan. In dit plan zijn –waar dit relevant is– ook de kruisverwijzingen opgenomen naar de verschillende deelplannen die daarmee mede onderdeel zijn van het betreffende rampbestrijdingsplan. Daarnaast geldt voor elk rampbestrijdingsplan dat in geval van inwerkingtreding, geacht wordt dat de –relevantegemeentelijke deelplannen deel uitmaken van dit rampbestrijdingsplan. De plannen zijn ook afgestemd met de calamiteitenplannen van de waterschappen. Voor een aantal risico’s en crises die niet volledig passen in de structuur van het basisrampbestrijdingsplan, worden afzonderlijke rampbestrijdings- en/of basis 16 rampbestrijdingsplannen opgesteld . Deze plannen zullen, net als de 16
Er bestaat naar de aard geen principieel verschil tussen een basis rampbeheersingsplan en een rampbestrijdingsplan. Gelet op de verschillende wettelijke voorschriften waarin wordt gesproken over de verplichting tot het opstellen van een rampbestrijdingsplan, worden de begrippen rampbestrijdingsplan en crisisbeheersingsplan in deze fase van de verbreding van “rampenbestrijding” naar “crisisbeheersing” beide gebruikt hoewel het in essentie om dezelfde soort operationele plannen gaat.
30
rampbestrijdingsplannen voor risicovolle objecten, onderdeel uitmaken van het ROB. Ook in deze plannen wordt een relatie gelegd naar de bepalingen uit de verschillende deelplannen. Deze basis rampbestrijdingsplannen bestaan uit een opsomming van te nemen c.q. te overwegen maatregelen. Er moet daarbij overigens voor gewaakt worden om de verschillende plannen te specifiek uit te werken. Immers, de werkelijkheid zal zich vaak anders manifesteren dan vooraf is voorgesteld. De rampbestrijdings- en basis rampbestrijdingsplannen dienen zodanig te zijn, dat het onder omstandigheden –met de in de plannen opgenomen informatie- mogelijk is om de wijze van optreden aan te passen aan de feitelijke situatie die zich manifesteert en de specifieke beoordeling van de toestand. Er moet gewaakt worden voor een kritiekloze toepassing van de vooraf voorbereide plannen. 4.5
Multidisciplinaire samenwerking bij voorbereiding op een crisis
Zoals al eerder aangegeven is in dit hoofdstuk, zijn er bij de voorbereiding op een crisis geen processen die door slechts één organisatie ter hand genomen worden. Binnen de regio Rotterdam-Rijnmond is nadrukkelijk gekozen voor een multidisciplinaire opzet bij de voorbereiding op mogelijke crises. Via diverse overlegvormen worden de taken van de verschillende diensten/sectoren op elkaar afgestemd en worden nieuwe ontwikkelingen binnen de crisisbeheersingsorganisatie besproken en uitgewerkt. De overlegvormen die zich richten op de multidisciplinaire voorbereiding op crises zijn ingesteld door het RegBOR (zie bijlage 5). 4.6
Monodisciplinaire voorbereiding op een crisis
Naast een gezamenlijke verantwoordelijkheid heeft iedere dienst/sector binnen de crisisbeheersingsorganisatie een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft zijn taken. De operationele diensten hebben hun werkzaamheden beschreven in het Regionaal Operationeel Basisplan, het organisatie- en/of beleidsplan en/of afzonderlijke draaiboeken (GBO-regeling 1999). De taken en verantwoordelijkheden van de operationele diensten liggen in geval van een crisis veelal in het verlengde van hun normale werkzaamheden. De diensten zijn gewend om onder druk te presteren en samen te werken met de andere hulpverleningsdiensten. Ook zijn de diensten bekend met aflossing, overdracht van taken, opschaling en bijstandsverlening. Oefening en training van het personeel maakt deel uit van de dagelijkse werkzaamheden. Organisaties die normaal gesproken geen acute hulpverleningstaak hebben, moeten in geval van een crisis vanuit hun dagelijkse werkzaamheden snel en adequaat kunnen omschakelen tot een hulpverleningsorganisatie. Om dit te kunnen waarborgen, moeten de werkzaamheden van de deelnemers aan de crisisorganisatie zoveel mogelijk in het verlengde liggen van de dagelijkse werkzaamheden. De overgang van het dagelijks werk naar taken in de crisisbeheersing zal op deze wijze zo min mogelijk aanpassing vergen. Door middel van een dienst-/sectorspecifiek draaiboek zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betreffende organisatie nader uitgewerkt. De wijze waarop deze taken ten tijde van een (dreigende) crisis geoperationaliseerd worden, maakt hier deel van uit. Het doel van dit draaiboek is om alle afspraken die gemaakt zijn in het kader van de crisisbeheersing vast te leggen waardoor de organisatie als deelnemer aan de crisisbeheersingsorganisatie van de gemeente Krimpen aan den IJssel goed voorbereid is op haar rol en taken. Het opstellen van de draaiboeken is een eigen verantwoordelijkheid van de diensten/sectoren. Gezien het verloop van personeel en ter toetsing van de actualiteit dienen de draaiboeken onder de verantwoordelijkheid van het betreffende hoofd/de directeur van de dienst/sector ten minste eenmaal per jaar beoefend te worden.
31
De draaiboeken moeten minimaal de volgende onderdelen bevatten: -
4.7
de taak van de organisatie in geval van een crisis; een beschrijving van welke functionarissen een rol hebben binnen de crisisbestrijdingsorganisatie; het personeel en materieel, dat ter beschikking kan worden gesteld; een omschrijving van de locatie van het actiecentrum van de organisatie; een intern alarmeringsschema, waarin opgenomen de wijze van bereikbaarheid, waarschuwing en alarmering, alsmede de voor de alarmering beschikbare middelen; een intern verbindingsschema, waarin opgenomen de voor de verbindingen beschikbare middelen; de bijdrage of deskundigheid, die aan de crisisorganisatie geleverd kan worden; alle overige informatie die voor de crisisbestrijding relevant moet worden geacht; de kosten, die voortvloeien uit deze taak en organisatie, en ten laste komen van de begroting van de gemeente. Opleiding, training en oefening
Het college draagt er zorg voor, dat alle in dit Crisisbeheersingsplan genoemde organisaties en functionarissen binnen het kader van de crisisbestrijding zijn opgeleid, getraind en zodanig op elkaar zijn ingewerkt, dat in geval van een crisis een doeltreffende inzet wordt gegarandeerd. Het college bevordert dat oefeningen zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet rampen en zware ongevallen worden gehouden, hetzij door eigen initiatieven van de betreffende organisatie of dienst/sector, hetzij door deelname aan regionale, provinciale en/of nationale oefeningen. In de regio Rotterdam-Rijnmond is de werkgroep Opleiding, Training en Oefening (OTO) verantwoordelijk voor de voorbereiding van de multidisciplinaire oefeningen. De werkgroep OTO bestaat uit vertegenwoordigers van de brandweer/RHRR, politie, GHOR, DCMR, HbR/RPA, OM en een vertegenwoordiger namens de ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid vanuit de gemeente Rotterdam. De (regionale) brandweer voorziet in het voorzitterschap en het secretariaat. De werkgroep is onder andere verantwoordelijk voor: a. de voorbereiding van de jaarlijkse oefeningen van de gemeentelijke veiligheidsstaven in de 22 gemeenten van de regio Rotterdam-Rijnmond. De uitvoering vindt plaats in overleg met de ambtenaren Openbare Orde en Veiligheid van de gemeenten. b. de voorbereiding en uitvoering van de jaarlijkse oefening van de Regionale Veiligheidsstaf; c. het mede voorbereiden van een jaarlijkse integrale crisisoefening van dit 17 crisisbeheersingsplan als geheel inbegrepen de daarin opgenomen deelplannen ; d. de voorbereiding en uitvoering van de jaarlijkse Commando Plaats Incident (CoPI)trainingen; e. de voorbereiding en uitvoering van de jaarlijkse oefeningen voor het Regionaal Operationeel Team (RegOT); f. de voorbereiding en uitvoering van multidisciplinaire oefeningen in en bij bijzondere objecten (zoals het Feijenoord Stadion, Rotterdam Airport en tunnels); g. het voorbereiden van de wettelijk voorgeschreven multidisciplinaire beoefening van de rampbestrijdingsplannen van de bedrijven die op grond van het Besluit risico zware ongevallen (Brzo) veiligheidsrapportplichtig zijn. Dit betreft circa 20 multidisciplinaire 18 oefeningen per jaar ; 17
In de collegeperiode 2002-2006 zal jaarlijks in overleg met de afdeling Openbare Orde en Veiligheid van de Bestuursdienst een integrale crisisoefening worden georganiseerd, naast de reguliere oefening van de Rotterdamse Veiligheidsstaf. 18 In de huidige beschikbare oefencapaciteit is met deze extra last nog geen rekening gehouden.
32
h. het maken van evaluatierapportages voor alle bovenstaande oefeningen en toezien op de uitvoering van de aanbevelingen. De werkgroep is verder verantwoordelijk voor het bepalen van de te realiseren oefendoelen, een daarop toegesneden scenario van de gebeurtenissen die zich in de oefenwerkelijkheid voor gaan doen, alsmede de planning en logistiek (regelingen en bemanning oefenstaven). Daarnaast is de werkgroep verantwoordelijk voor ontwikkelingen van nieuwe methodieken voor opleiding, oefening en training. De werkgroep rapporteert over haar planning en werkzaamheden aan het RegBOR. De verzorging van opleiding, training en oefening van het personeel van de gemeentelijke sectoren/diensten is een verantwoordelijkheid van de procesverantwoordelijke. Door de werkgroep OTO zal in overleg met het Bureau Crisisbeheersing zoveel mogelijk getracht worden om de gemeentelijke processen te beoefenen tijdens de integrale crisisoefening. Daarnaast moet elke dienst er voor zorgen dat de processen die beschreven zijn in het draaiboek van de dienst (zie 4.4) beoefend worden. Hierover wordt gerapporteerd aan het RegBOR. 4.8
Voorlichting Rampenbestrijding (VORAMP)
Het gedrag en de mate van geïnformeerdheid van de bevolking voorafgaande aan en ten tijde van een crisis bepalen in belangrijke mate de effectiviteit van de crisisbestrijdingsorganisatie en ook van de maatregelen die zijn voorbereid en getroffen. Met een adequate voorlichting bij crises beoogt de overheid: -
het naderen van een crisis -voor zover mogelijk- aan te kondigen en de bevolking te waarschuwen; door middel van informeren erger te voorkomen; de gevolgen van de crisis te minimaliseren; de bevolking te adviseren dan wel te bewegen noodzakelijke maatregelen te treffen tijdens een crisis; ondersteuning te bieden bij de bestrijding en beheersing van de crisis; het herstel en de normalisatie na een crisis zo optimaal mogelijk te laten verlopen.
Op grond van artikel 3, lid 5 e van de Wet rampen en zware ongevallen en het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen (Bir) zijn gemeenten verplicht hun burgers jaarlijks te informeren over de manier waarop de bevolking wordt gewaarschuwd in geval van een crisis –veelal door middel van sirenes– en wat burgers dienen te doen volgens het zogenaamde basisscenario. Het Besluit informatie inzake rampen en zware ongevallen (Bir) geeft in hoofdstuk 3 “verschaffing van informatie aan de bevolking” artikel 5 tot en met 9 duidelijk aan waarover minimaal gecommuniceerd moet worden en in welk tijdsperiode. Eens in de vijf jaar moet naast de standaardinformatie (wat te doen als de sirene gaat?) de publieksinformatie worden uitgebreid met gegevens over mogelijke risico’s voor de bevolking en een globale toelichting op de organisatie van de crisisbeheersing. Hiervoor wordt een zogenaamde ”grote” of “uitgebreide” regionale campagne (VORAMP) gevoerd. Het doel van deze VORAMP campagne is tweeledig: 1. ten eerste vraagt de campagne aandacht voor het maandelijkse (landelijke) luide proefalarm dat plaatsvindt op de eerste maandag van de maand. Dit proefalarm is niet alleen bedoeld om de sirenes te testen, maar heeft ook tot doel de bevolking vertrouwd te houden met het geluid van de alarmeringssirenes. De campagne moet er ook voor zorgen dat burgers bekend zijn met het basisscenario waarin de primaire handelingen
33
beschreven zijn: "Als de sirene gaat. Ga direct naar binnen. Sluit ramen en deuren. Stem af op Radio Rijnmond, frequentie 93,4 FM of via de kabel”; 2. ten tweede is de overheid verplicht om burgers te informeren over risico’s in de regio. Burgers krijgen een algemeen overzicht van bedrijven in de regio die werken met grotere hoeveelheden gevaarlijke stoffen (brandbaar, giftig of explosief). Tevens worden zij geïnformeerd over de risico’s van besmettelijke ziekten en epidemieën, de gevolgen van stroomstoringen, transportongevallen en wat te doen bij terroristische dreiging.
34
5.
Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure
5.1
Inleiding
Als zich ondanks de risicobeperkende maatregelen -die zowel door particulieren als de (semi-) overheid getroffen worden- toch een crisis voordoet, zal de overheid vanaf het moment van de melding snel en daadkrachtig moeten optreden. De crisisbestrijdingsorganisatie die dan ingericht wordt, is onder normale omstandigheden een “lege organisatie”. Op het moment dat er sprake is van een bijzonder ongeval of crisis, wordt deze organisatie volgens een opschalingprincipe vanuit de bij de crisisbestrijding betrokken diensten in gang gezet en ingevuld door hiervoor aangewezen functionarissen. Binnen de opschalingsstructuur bestaan vier fasen. Deze fasen zijn uitgewerkt in de zogenoemde Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure (GRIP). In dit hoofdstuk wordt deze GRIPprocedure nader beschreven. Verder wordt de wijze van alarmeren beschreven, de GBOstructuur, de werkwijze in geval van een dreigende crisis en de afschaling. 5.2
Alarmering
Meldingen van (grootschalige) ongevallen en incidenten komen via de verschillende meldkamers bij de hulpverleningsdiensten terecht. Na ontvangst van een melding vindt een eerste beoordeling hiervan plaats en worden eenheden en functionarissen volgens standaardinstructies en -procedures gealarmeerd. Alle diensten/sectoren en organisaties alarmeren de eenheden en functionarissen conform de procedures die in het deelplan “Alarmeren van bestuur en uitvoerenden” en de dienst/sectorspecifieke draaiboeken zijn uitgewerkt. Een verbindings- en alarmeringsschema zoals bedoeld in artikel 3, lid 5d van Wrzo, is voor de gehele regio Rotterdam-Rijnmond beschikbaar op de Regionale Alarmcentrale. Afhankelijk van de aard en omvang van een incident wordt de crisisbestrijdingsorganisatie –geleidelijk- volgens vaste patronen uitgebouwd naar de crisisbestrijdingsorganisatie in volle omvang. Dit laatste houdt in dat door hulpverleners gehandeld wordt conform de bepalingen van dit Crisisbeheersingsplan. In tegenstelling tot wat vaak wordt verondersteld, is er geen sprake van een afzonderlijk beslissingsmoment waarop de burgemeester een “rampverklaring” afgeeft of het crisisbeheersingsplan in werking stelt. De materiële werkelijkheid die zich op enig moment manifesteert of dreigt te manifesteren, is in dit kader leidend. De uitvoering van de gemeentelijke deelprocessen is dan ook niet afhankelijk van de instelling van een GRIP 3-situatie. Ook bij grootschalige ongevallen of incidenten, GRIP 1 en 2 –situaties of bijstandsverzoeken van andere gemeenten kan een beroep gedaan worden op (delen van) de procedures zoals beschreven in dit plan, inclusief de bijbehorende deelplannen. Dit laat onverlet dat waar mogelijk overleg plaatsvindt met het bevoegd gezag over de mate van opschaling van de verschillende diensten/sectoren en organisaties. Crisisbestrijdingsorganisatie
Om in geval van een daadwerkelijk incident of crisis aan de doelstellingen van een gecoördineerd optreden te voldoen volgens artikel 3 lid 5c, van de Wrzo wordt door de operationele diensten en het openbaar bestuur op vier niveaus (coördinatiealarmen) leiding gegeven volgens het principe van de GRIP. Deze opschalingsniveaus zijn achtereenvolgens: a. b. c. d.
GRIP 1: het Commando Plaats Incident; GRIP 2: het Regionaal Operationeel Team; GRIP 3: de Veiligheidsstaf; GRIP 4: de Regionale Veiligheidsstaf.
35
De GRIP-procedure kan in werking worden gesteld door de vaste leden van het CoPI, elke operationeel leidinggevende op officiersniveau die betrokken is bij de bestrijding van het incident.
Melding PMK
MKA
RAC
HCC
CMRK
Gecoloceerde meldkamer (2005) Alarmering CoPI RegOT ARB CoPI RegOT Veiligheidsstaf Operationeel Operationeel Operationeel
Onderstaand worden de vier opschalingsniveaus verder toegelicht. Ad. A GRIP 1: het Commando Plaats Incident
Wanneer uit een melding is gebleken dat er sprake is van een bijzonder incident waarvoor een gecoördineerd optreden van de operationele diensten ter plaatse gewenst is, zal het Commando Plaats Incident (CoPI) worden ingesteld. Het incident is puur lokaal van aard. Het CoPI is belast met de uitvoering van de operationele leiding op de plaats van het incident en staat in principe onder leiding van een hoofdofficier van dienst van de brandweer. De leider CoPI wordt bijgestaan door een operationele staf ter plaatse die bestaat uit functionarissen van de volgende organisaties: -
de brandweer; de regiopolitie; de GHOR; het Havenbedrijf/RPA; de voorlichtingsfunctionaris van de politie; de chemisch adviseur van de DCMR Milieudienst Rotterdam; een vertegenwoordiger van de gemeente (ad hoc).
Het CoPI kan worden uitgebreid met functionarissen van andere diensten en bedrijven die op de plaats van het incident zijn ingezet. Op verzoek van operationele leidinggevenden of op
36
initiatief van de ARB kunnen de gemeentelijke diensten/sectoren ingeschakeld worden om uitvoering te geven aan de deelplannen. In geval van een CoPI in het stedelijk gebied is de aanwezigheid van een ARB veelal wenselijk. GRIP 1 kan in werking worden gesteld door de vaste leden van het CoPI of door de burgemeester. De ARB wordt door de Regionale Alarmcentrale (RAC) op de hoogte gesteld van de GRIP-1 situatie. Afhankelijk van de aard en het tijdstip van het incident worden de burgemeester en zijn voorlichter direct door de ARB geïnformeerd. Er wordt bovendien een inschatting gemaakt van de benodigde inzet van de gemeentelijke diensten/sectoren. Indien noodzakelijk worden deze diensten/sectoren geïnformeerd of gealarmeerd. Het CoPI heeft tot taak: - het bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle en gecoördineerde hulpverlening en/of rampenbestrijding; - het gevraagd en ongevraagd periodiek informeren van de operationeel leider over de ontwikkelingen op het rampterrein; - het inzetten van eenheden op en/of om het rampterrein; - het geven van leiding aan de ingezette eenheden; - het vanaf GRIP 2-situaties aanvragen van personeel en materieel bij het Regionaal Operationeel Team; - het namens de commandant crisisbestrijdingsorganisatie aan de operationele leiding ter plaatse leiding geven over de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines; - de gecoördineerde inzet van de crisisbestrijdingseenheden in de directe omgeving van het incident; - het treffen van maatregelen gericht op het voorkomen en beperken van slachtoffers op de plaats van het incident; - het coördineren en aansturen van de hulpverlening aan slachtoffers; - het bepalen van de inzet van gemeentelijke diensten/sectoren bij (tijdelijke) ontruimingen en/of registratie van slachtoffers (vanaf GRIP 2 via het Regionaal Operationeel Team); - het verstrekken van informatie over de rampenbestrijding aan de commandant crisisbestrijdingsorganisatie, de op het rampterrein opererende eenheden en vanaf GRIP 2-situaties aan het Regionaal Operationeel Team; - het vanaf GRIP 2-situaties aanvragen van bijstandspotentieel en bijzonder materieel bij het Regionaal Operationeel Team. Ad. B GRIP 2: het Regionaal Operationeel Team
Als blijkt dat het incident een duidelijke uitstraling heeft naar de omgeving, dus ook duidelijke effecten buiten de plaats incident heeft, wordt naast een CoPI ook een Regionaal Operationeel Team (RegOT) ingesteld. GRIP 2 kan in werking worden gesteld door de leider CoPI/RegOT in overleg met de vaste leden van het CoPI/RegOT, door de vaste leden van het CoPI/RegOT voordat het CoPI operationeel is of in opdracht van de burgemeester(s) van de bij het betreffende incident betrokken gemeente(n). Als het gasmeetplan in werking treedt, wordt automatisch een coördinatiealarm (GRIP) 2 ingesteld. Het RegOT zorgt voor het omgevingsmanagement en richt zich op het zogenoemde effectgebied. Dit houdt in dat het zorg draagt voor de coördinatie tussen de verschillende actiecentra en het bestrijden van maatschappelijke onrust door goede en eenduidige informatievoorziening aan bevolking en bestuurders. Het RegOT is gevestigd in het 19 Regionaal Operationeel Centrum in het World Port Center .
19
Er is voorzien in twee noodlocaties.
37
Het RegOT bestaat uit functionarissen van de volgende organisaties: -
de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond/brandweer; de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond; de GHOR; het Havenbedrijf/RPA; de chemisch adviseur van de DCMR Milieudienst Rotterdam; de Bestuursdienst Rotterdam; de voorlichtingsfunctionaris van de politie, ondersteund door voorlichters van de andere operationele diensten.
Daarnaast is het, afhankelijk van de aard van de crisis, mogelijk om liaisons van andere organisaties aan het RegOT toe te voegen. Namens de regionaal commandant brandweer geeft een hiertoe aangewezen leider RegOT als chef staf leiding aan het RegOT. In de regel zal dit een hoofdofficier van de brandweer zijn. Afhankelijk van de aard van de crisis kan ook een daartoe gekwalificeerd medewerker van één van de andere hulpverleningsdiensten optreden als leider RegOT (zie paragraaf 5.6). Medewerkers van de RHRR zorgen voor de ondersteuning van het RegOT. Indien noodzakelijk, kan het RegOT een beroep doen op de volgende speciale stafsecties: -
sectie meetplanorganisatie; sectie verbindingen; sectie voorlichting; evacuatieleider gekoppeld aan het Gemeentelijk Actiecentrum.
De burgemeester wordt bij instelling of afschaling van GRIP 2 direct geïnformeerd. De deelgemeentevoorzitters en/of burgemeesters van naburige gemeenten worden eveneens geïnformeerd en/of gealarmeerd door de Bestuursdienst. Het Regionaal Operationeel Team is in hoofdlijnen verantwoordelijk voor de volgende taken: -
het geven van de operationele leiding aan de aan de crisisbestrijding deelnemende diensten door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra; het verzamelen en verstrekken van relevante gegevens over de crisissituatie en de crisisbestrijding aan de bij de bestrijding van de crisis deelnemende organisaties; het plannen van de behoefte aan bijstandspotentieel voor de crisisbestrijding en het namens het bevoegd gezag aanvragen daarvan bij provincie/rijk; het onderhouden van contacten met de bestuurlijke autoriteiten (Nationaal Coördinatiecentrum (NCC), Provinciaal Coördinatiecentrum (PCC), omliggende gemeenten); het doen van voorstellen aan de burgemeester over het waarschuwen, alarmeren, verplaatsen en opvangen van de bevolking; het verzorgen van de ingezette eenheden; het geven van voorlichting, eventueel na afstemming met de voorlichter van de gemeentelijke veiligheidsstaf, ten aanzien van de operationele aspecten; het overleg met en de informatievoorziening aan de Commissaris van de Koningin in de provincie.
38
20
Afhankelijk van de aard van de crisis worden vanaf GRIP 1 de evacuatieleider van de politie, een vertegenwoordiger van de RET en het GAC geïnformeerd en vanaf GRIP 2 gealarmeerd. De evacuatieleider vormt samen met een vertegenwoordiger van de RET en de leden van het Gemeentelijk Actiecentrum (GAC, zie paragraaf 5.5.) een ondersteuningsgroep evacuatie. De taak van de ondersteuningsgroep evacuatie is, na opdracht van de burgemeester of operationeel leider, een plan te maken tot verplaatsing en opvang van mens en dier uit het aangewezen gebied. Na goedkeuring van de burgemeester bewaakt het team de uitvoering van het plan. Bij de daadwerkelijke uitvoering van het evacuatieplan, zal worden opgeschaald naar GRIP 3 (of 4, als er een gemeentegrens overschrijdende verplaatsing moeten worden gerealiseerd). De evacuatieleider werkt onder directe leiding van de operationeel leider van het RegOT (zie voor een verdere uitwerking de deelplannen Ontruimen en evacueren en Opvang en verzorging). Ad. C GRIP 3: Gemeentelijke Veiligheidsstaf
In een GRIP 3 situatie is het incident van een dermate omvang, of bestaat ernstige vrees voor het ontstaan ervan, dat de gevolgen voor de samenleving zodanig zijn dat de Gemeentelijke Veiligheidsstaf (GVS) bijeen wordt geroepen. GRIP 3 kan in werking worden gesteld door de burgemeester, eventueel na advies door de dienstdoende functionarissen op officiersniveau die functioneel boven de vaste leden van het CoPI zijn gesteld. Bij het activeren van de sirenes voor het grondgebied van de gemeente en/of een grootschalige evacuatie van de bevolking, geldt dat automatisch een GRIP 3 wordt ingesteld. De bestuurlijke en operationele leiding bij een bijzonder ongeval of een crisis sluit zoveel mogelijk aan op de normale gang van zaken. De Veiligheidsstaf adviseert de burgemeester over het te voeren beleid bij de crisisbestrijding. De GVS bestaat uit de volgende leden: -
Burgemeester; Gemeentesecretaris; Ambtenaar Rampenbestrijdging; Commandant brandweer; Districtschef of Hoofd Basiseenheid Regiopolitie; Vertegenwoordiger van de GHOR en Voorlichter van de burgemeester en of het college van burgemeester en wethouders.
-
De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een crisis. Degenen die aan de crisisbestrijding deelnemen, staan onder zijn bevel. Hij wordt bijgestaan door een door hem samengestelde veiligheidsstaf (artikel 11, lid 1, Wet rampen en zware ongevallen). Voorts zijn de artikelen 172, 175 en 176 van de Gemeentewet van belang. Daarin wordt de algemene bevelsbevoegdheid bij crises toegekend aan de burgemeester. Conform artikel 12 lid1 van de Politiewet heeft de burgemeester het gezag over de politie indien de politie optreedt in een gemeente ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningsdienst.
-
Tenzij de burgemeester, gelet op de aard van de crisis, een andere voorziening treft (artikel 11, lid 2 Wet rampen en zware ongevallen), is de commandant van de (regionale) brandweer belast met de operationele leiding van de crisisbestrijding. Onder operationele leiding wordt verstaan de bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan de directeuren/hoofden de bij de crisisbestrijding samenwerkende diensten/sectoren. De commandant brandweer treedt daarbij niet in de
20
Bij incidenten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen, kan een evacuatie voorbereid worden. Daarom is het belangrijk om in dergelijke gevallen de ondersteuningsgroep evacuatie zo snel mogelijk te informeren of alarmeren.
39
bevoegdheden voor wat betreft de wijze van uitvoeren van hun taken. De commandant wordt bijgestaan door het Regionaal Operationeel Team (RegOT). -
Bij een ingesteld Grootschalig Bijzonder Optreden (GBO) heeft de Korpschef of zijn vervanger de algehele eindverantwoordelijkheid voor het politieoptreden en is betrokken bij diverse strategische beslissingen zoals, specifiek voor het incident, het aanwijzen van een Algemeen Commandant. Deze commandant wordt bijgestaan door een staf GBO.
-
De Hoofdofficier van Justitie is belast met de vervolging van strafbare feiten. In dat kader heeft hij bevoegdheden betreffende het strafrechtelijk onderzoek zoals het vaststellen van doodsoorzaken en het vervoer en vrijgeven van stoffelijke overschotten van slachtoffers.
-
De Havenmeester van de Rotterdam Port Authority is belast met de orde en ordening van de maatregelen op de rijks- en gemeentelijke vaarwegen, alsmede in de havens.
-
De Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen geeft de Regionaal Geneeskundig Functionaris in artikel 5 de bevoegdheden op het gebied van de coördinatie en leiding over de geneeskundige hulpverlening en de multidisciplinaire afstemming daarvan.
-
De Directeur van de DCMR adviseert de burgemeester over aspecten van externe veiligheid en vergunningverlening volgens de Wet Milieubeheer en wijst op aspecten van milieuschade.
-
De ARB ondersteunt de burgemeester en de leden van de GVS, coördineert de uitvoering van de processen van de gemeentelijke diensten/sectoren, draagt zorg voor de contacten met het PCC, het NCC en omliggende gemeenten en is verantwoordelijk voor de verslaglegging en archivering.
Afhankelijk van de aard van het incident kunnen aan de Veiligheidsstaf op ad hoc basis met een adviserende stem één of meerdere externe deskundigen worden toegevoegd, zoals: -
de directeuren van gemeentelijke diensten/sectoren; de dijkgraven of hun plaatsvervangers; de directeuren van energiebedrijven of hun plaatsvervangers; de directeuren van waterleidingbedrijven of hun plaatsvervangers; de voorzitters van de deelgemeenten of hun plaatsvervangers; overigen.
Aandachtspunt hierbij is dat voorkomen moet worden dat de omvang van de GVS te groot wordt. De directeuren/hoofden van de gemeentelijke diensten/sectoren zijn bevoegd om voor de bestrijding van grootschalige incidenten of crises extra personeel in dienst te roepen en het 21 personeel die opdrachten te geven, die op dat moment noodzakelijk worden geacht . De burgemeester is in geval van een crisis bevoegd voornoemde bevoegdheden uit te breiden, dan wel te beperken.
21
Indien noodzakelijk zal hiertoe een formele dienstopdracht gegeven kunnen worden.
40
De GVS heeft onder meer de volgende taken: -
het adviseren van de burgemeester bij te nemen beleidsbeslissingen; het coördineren van de crisisbestrijding en de te nemen besluiten; het toezicht houden op de uitvoering van de genomen beslissingen; het vaststellen van het rampterrein; het begeleiden van het proces van crisisbestrijding en de hulpverlening; het voorbereiden van de informatie aan en de voorlichting van de bevolking over de beleidsaspecten; het geven van de opdracht tot het treffen van complementaire maatregelen zoals het evacueren van de bevolking, inrichten van opvangcentra, CRIB, perscentra, een informatie- en adviescentrum, morgues etc.; het tijdig signaleren van openbare orde problemen en het adviseren over het uitvaardigen van noodbevelen of noodverordeningen; het aanvragen van personele en materiële hulp van elders, voor zover dit niet gemandateerd is aan de diensten; het stellen van prioriteiten bij de aanpak van de crisisbestrijding; de totale verslaglegging van de crisis.
Tijdens een crisis kan het aanbeveling verdienen eventueel de loco-burgemeester te belasten met de uitvoering van de lopende zaken in de gemeente. Hierover zal afhankelijk van de omstandigheden afzonderlijk worden besloten. Vanaf GRIP 3 kan Radio/TV Rijnmond als rampenzender worden ingeschakeld. Radio/TV Rijnmond heeft hiertoe een eigen uitzendstudio ter beschikking op het WPC. Van daaruit en vanaf de Regionale Alarmcentrale kan worden ingebroken op reguliere uitzendingen van het tv/radiostation, bijvoorbeeld als de sirenes gaan. De afspraken tussen Radio/TV Rijnmond en de gemeenten zijn vastgelegd in een convenant. Inmiddels kunnen de burgers in het Rijnmondgebied op eigen verzoek ook via smsalarmering op de hogte worden gebrachtvan incidenten in hun woon- of werkomgeving. Ad. D GRIP 4: de Regionale Veiligheidsstaf
Indien de effecten van een incident de gemeentegrens overschrijden, kunnen meerdere gemeentelijke veiligheidsstaven betrokken zijn en kan worden opgeschaald naar een GRIP 4-situatie. Het incident vraagt om afstemming tussen de betrokken gemeenten. GRIP 4 kan in werking worden gesteld door de coördinerend burgemeester of door één van de bij het incident betrokken burgemeesters in overeenstemming met de coördinerend burgemeester. De bestuurlijke afstemming verloopt in een GRIP 4-situatie via de coördinerend burgemeester. De coördinerend burgemeester wordt bijgestaan door de Regionale Veiligheidsstaf die bijeen komt op het WPC. De regionaal commandant heeft bij het instellen van GRIP-4 een adviserende stem en kan op basis van het verloop van de gebeurtenissen ook eigenstandig de coördinerend burgemeester adviseren GRIP 4 in te stellen. In de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond 22 (RHRR) is vastgelegd dat de voorzitter van de RHRR bij een crisis van meer dan plaatselijke betekenis belast is met de coördinatie van en tussen de burgemeesters van de bij de crisis betrokken gemeenten. De plaatsvervangend voorzitter van de RHRR is de plaatsvervangend coördinerend burgemeester. De coördinatie heeft betrekking op: 22
het voorzitten van de regionale veiligheidsstaf; het aanvragen en toewijzen van bijstand; het stellen van prioriteiten voor de daadwerkelijke crisisbestrijding; Artikel 30, lid 2.
41
-
het waarschuwen en alarmeren van de bevolking; de buitengemeentelijke verplaatsing van de bevolking; het geven van opdrachten aan de regionaal commandant, die met de operationele leiding van de rampbestrijding is belast; het overleg met en de informatievoorziening aan de Commissaris van de Koningin in de provincie; het onderhouden van contacten met de media en de bevolking, uitsluitend voorzover het intergemeentelijke onderwerpen betreft.
-
De bestuurlijke coördinator informeert de betrokken burgemeesters over alle aangelegenheden die door hem namens zijn collega's met de Commissaris van de Koningin, de regionaal commandant en andere betrokkenen worden afgehandeld. Rampenstaf
Coordinerende Veiligheidsstaf (rampenstaf)
Rampenstaf
Regionaal Operationeel Team
Commando Plaats Incident Chemisch Adviseur
Rotterdam Port Authority
Ad Hoc Bedrijfsdeskundige Specifieke deskundigheid
Politie
Brandweer
Geneeskundig
Naast de taken in het kader van de crisisbestrijding, blijven de diensten en organisaties zoveel mogelijk hun dagelijkse taak met de daaraan gekoppelde bevoegdheden en werkzaamheden uitvoeren. 5.3
Grootschalig Bijzonder Optreden
Indien er sprake is van substantiële dreiging in de vorm van grote onzekerheid of een matige informatiepositie aangaande bezoekersstromen, doelgroepgerichte informatie, politieke achtergronden, verwachte openbare orde problematiek, etc. wordt door de politie een Grootschalig Bijzonder Optreden (GBO) ingesteld. Ook wordt een GBO ingesteld indien er sprake is van een hoge tijdsdruk, er een buitengewone aanpak nodig is of als er bijzondere kwaliteit en/of kwantiteit nodig is. Het GBO wordt aangestuurd door de Driehoek. Het landelijke Referentiekader Conflict- en Crisisbeheersing (RKCCB) is in 2004 vastgesteld en vervolgens in alle politieregio’s, alsmede bij de KLPD en de Koninklijke Marechaussee geïmplementeerd. Het RKCCB schrijft voor op welke wijze het grootschalig- en bijzonder optreden dient te zijn ingebed en ingericht in de korpsen. Op deze wijze wordt het grootschalig- en bijzonder optreden op uniforme wijze ingericht en ontstaat er een situatie waarbij daadwerkelijk sprake is van uitwisselbaarheid van functionarissen. Bij crises en openbare orde problematiek is er een staf GBO actief conform de beschrijving in deze paragraaf. Indien er sprake is van gijzelingen, ontvoeringen etc. treedt er eveneens een staf GBO in werking echter met het zwaartepunt bij justitiële opsporing. De GBO regelingen kunnen worden toegepast bij ernstige incidenten, calamiteiten of bijzondere activiteiten die door hun aard en/of impact een bijzonder organisatieverband op regionaal niveau nodig maken.
42
De volgende criteria spelen bij de besluitvorming hierover een rol: -
een substantiële dreiging ten opzichte van de veiligheid van personen en/of goederen; een relatief grote onzekerheid over de te verwachten gebeurtenissen door een nog matige informatiepositie daarover; een (al dan niet continue) hoge tijdsdruk ten aanzien van de te nemen besluiten en te treffen maatregelen; de noodzaak van een inhoudelijk buitengewone aanpak, die niet of erg moeilijk in de reguliere organisatie valt in te passen; de noodzakelijke kwaliteit en kwantiteit van de in te zetten medewerkers.
Hierbij wordt gedacht aan: a. Incidenten met een hoofdzakelijk openbaar orde karakter, onder andere: - rellen; - demonstratieve acties; - stakings- en/of blokkadeacties; - sabotages; - bommeldingen; - ontruimingsacties; - evacuaties; - grootschalige festiviteiten of evenementen, zoals voetbalwedstrijden, marathons, popconcerten, wielerrondes, inhuldigingen, e.d.; - staatsbezoeken, internationale politieke bijeenkomsten e.d.. b. Incidenten met een hoofdzakelijk justitieel karakter, al dan niet met een terroristische achtergrond. Onder andere: - gijzelingen; - ontvoeringen; - afpersingen; - gewelddadige aanslagen op personen; - gecoördineerde aanhoudings-, opsporings- en bewijsvergaringsacties in het kader van een recherche-onderzoek. c. Incidenten met het predikaat ramepn en zware ongevallen, onder andere: − milieurampen; − ernstige branden; − ernstige vormen van natuurgeweld; − gewelddadige aanslagen op objecten; − ernstige aanvaringen of aanrijdingen en of vliegtuigcrashes. De Algemeen Commandant (AC) heeft tijdens een GBO de algehele leiding over het politieoptreden. Deze functionaris wordt specifiek voor het incident aangewezen. De korpsleiding heeft de algehele eindverantwoordelijkheid en is betrokken bij diverse strategische beslissingen zoals het aanwijzen van de AC. 1. de aansturing van de GBO-structuur gebeurt bij een openbare orde aangelegenheid door de driehoek, de vijfhoek of de Veiligheidsstaf waarin de burgemeester leidend is. Er is dan, voor wat betreft de uitvoering, sprake van een overwegend monodisciplinaire aanpak en de politie speelt de operationele hoofdrol, waarbij naar behoefte liaisons van de relevante diensten deel kunnen uitmaken van de GBO-organisatie; 2. is er sprake van een justitieel incident, dan is een driehoek belast met de aansturing waarbij het Openbaar Ministerie de leiding heeft. Ook hier is sprake van een monodisciplinaire aanpak en speelt de politie de operationele hoofdrol; 3. bij een crisis of zwaar ongeval is de Veiligheidsstaf leidend waarbij bij de burgemeester als opperbevelhebber het eenhoofdige gezag berust. Er is dan sprake van een
43
multidisciplinaire aanpak, waarbij niet de politie maar de regionaal commandant (van dienst) van de brandweer is belast met de operationele leiding (zie paragraaf 5.3); 4. daarnaast kan uit pragmatische overwegingen bij andere vormen van crises, anders dan bedoeld onder punt 1 tot en met 3, in overleg met de (coördinerend) burgemeester besloten worden één van de leden van de Veiligheidsstaf te belasten met de operationele 23 leiding over het multidisciplinaire optreden . De staf GBO fungeert vanaf een GRIP 2-situatie als actiecentrum van de politie en wordt ten behoeve van de operatie aangestuurd vanuit het RegOT met dien verstande dat het mogelijk is dat er naast het GBO-actiecentrum een andere staf GBO actief is, onder leiding van het bevoegd gezag, dat zich richt op het handhaven van de openbare orde in de regio. In een dergelijke situatie verdient het aanbeveling om voor de waarborging van de integrale bestuurlijke aansturing het instellen van GRIP-3 (eventueel met een beperkte Veiligheidsstaf) te overwegen. Tijdens een GRIP-situatie verandert de aansturing van een GBO niet. In voorkomende gevallen kan er een DGBO regeling (Districtelijk Grootschalig Bijzonder Optreden) worden ingesteld. Het betreft dan de gecoördineerde aanpak van grotere evenementen en/of mogelijke verstoringen van de openbare orde met een sterk lokaal (lees districtelijk) karakter zonder significante districtsoverstijgende uitwaaiering welke de inzet van een distictsoverstijgend opererend GBO overbodig maakt. De basisopzet van de commandostructuur GBO ziet er in een schema als volgt uit: 9-2-2004
Organieke structuur Grootschalig en Bijzonder Optrede
LEGENDA
1
1.
Beleidsteam / Operationeel Team
2.
Actiecentrum politie 2A.Taakorganisatie Onderhandelaars
11.
Commando Plaats Incident (COPI)
3.
Informatieorganisatie 3A - 3D.
2
4
11
Frontoffice
Ondersteuningsorganisatie 4A - 4D.
5.
Frontoffice
Mobiliteitsorganisatie 5A.Taakorganisatie Dynamisch Verkeersmanagement 5B.Taakorganisatie Statisch Verkeersmanagement 5C.Taakorganisatie Verkeershandhaving en Opsporing
6.
Ordehandhavingsorganisatie 6A.Taakorganisatie Crowdmanagement & -Control 6B.Taakorganisatie Riotcontrol
7.
Bewakingsorganisatie 7A.Taakorganisatie(s) Bewaking (objecten en/of diensten)
8.
Grootschalige & Bijzondere Opsporingsorganisatie 8A.Taakorganisatie Grootschalige Opsporing (TGO) 8B.Taakorganisatie Bijzondere Opsporing
7
8
4A
4B
4C
4D
3B
3A
5A
5B
5C
6A
3C
6B
7A
4D
3D
3D
8A
8B
8C
2A
9
10
4D
4D
Backoffice
3D
3D
9A
Backoffice
9B
10A
10B
10C
e n e x t e r ne r e sour c e s
3
6
- Bijzondere opsporingseenheden
I n-
4
5
8C.Taakorganisatie Arrestantenafhandeling
9.
Interventieorganisatie 9A.Taakorganisatie Interventie 9B.Taakorganisatie Tactische enTechnische Observatie/ Interceptie
10.
Slachtofferregistratie & Identificatieorganisatie 10A.
Taakorganisatie Berging
10B.
Taakorganisatie Tactische Identificatie
10C.
Taakorganisatie Technische/Forensische Identificatie
10D.
Taakorganisatie Registratie
10D
OPER ATIONE LE EEN HED EN/ TE AMS
23
Mede op basis van de ervaring met recente rampen en voorvallen is het van belang om te onderkennen dat bij voorvallen met een multidisciplinaire dimensie de verantwoordelijkheid voor de monodisciplinaire aansturing en de multidisciplinaire procescoördinatie niet in één persoon verenigd zouden moeten worden.
44
5.4
Gemeentelijk Actiecentrum
Als inzet van de gemeentelijke diensten/sectoren noodzakelijk is, wordt via de ARB contact opgenomen met deze diensten/sectoren en zullen verzoeken van de operationele diensten worden overgebracht. Door de ARB zal al dan niet in opdracht van de burgemeester, in onderling overleg met de diensten/ sectoren zelf, bepaald worden of het noodzakelijk is om een Gemeentelijk Actiecentrum (GAC) in te richten. Hiertoe zal besloten worden als coördinatie van de uitvoering van één of meerdere gemeentelijke processen noodzakelijk is en/of één of meer van de gemeentelijke diensten hierom verzoekt. Vanaf een GRIP 3 situatie zal er per definitie een GAC worden ingericht, maar ook bij minder ernstige incidenten en/of GRIP 1 of 2 is het mogelijk het GAC operationeel te maken. Het uitvoeren van de gemeentelijke taken die beschreven zijn in de deelplannen is dus niet per definitie gebonden aan één van de GRIP-fasen. In bijzondere omstandigheden kan het gemeentebestuur diensten gelasten uitvoering te geven aan de deelplannen zonder dat het Crisisbeheersingsplan van Rotterdam in werking getreden is. Tevens kunnen door het gemeentebestuur opdrachten aan diensten/sectoren worden toebedeeld die niet in de deelplannen beschreven staan. Deze opdrachten zullen worden neergelegd bij de dienst/sector van wie de normale werkzaamheden of taken in de crisisbeheersing zo dicht mogelijk bij de betreffende actie liggen. 24
In het GAC zitten vertegenwoordigers van alle betrokken gemeentelijke diensten die een verantwoordelijkheid hebben voor één of meer deelplannen. Elke vertegenwoordiger kan op elk moment verzoeken om de instelling van het GAC. Het managementteam (MT) voorziet in 25 een voorzitter , het secretariaat, coördineert de ingezette acties in het GAC en fungeert als schakelpunt tussen het GAC en het RegOT. Het GAC is gehuisvest in het raadhuis. 5.6
Dreiging 26
In het geval van een dreiging van een crisis bestaat er geen aanleiding om de normale opschalingsprocedure volgens de GRIP-procedure te volgen (CoPI, RegOT, Veiligheidsstaf). Wel indiceert de dreigingsontwikkeling een multidisciplinaire afstemming van de te nemen (voorzorgs-)maatregelen. Onder dergelijke omstandigheden kan het RegOT bijeenkomen als coördinerende en/of planningsstaf. Concreet kan dit tot gevolg hebben dat de opschaling van de organisatie niet van “onder naar boven” verloopt, zoals gebruikelijk, maar van “boven naar onder”. De diensten/sectoren wordt gevraagd zich voor te bereiden op een incident, zonder dat dit incident zich heeft voorgedaan. Er is dan dus geen sprake van een operationele organisatie, maar van een planningsorganisatie. 5.7
Afschaling
Van cruciaal belang is de vraag wanneer feitelijk en organisatorisch de overgang plaatsvindt van de acute fase naar de nafase. Dit omslagmoment moet expliciet worden benoemd door de burgemeester als opperbevelhebber. Het omslagpunt vergt immers een andere “werkstructuur” en (mogelijk) een verplaatsing naar andere vergader- en werklocaties. Een deel van de operationele en gemeentelijke processen (zie bijlage 3) speelt zich af tijdens de responsfase van het bestrijden van de crisis en betreft met name operationele 24
Het niveau van de vertegenwoordiger is afhankelijk van de aard en omvang van de crisis en de gewenste inzet van de dienst. E.e.a. zal nader worden uitgewerkt in een draaiboek GAC. 25 Het is mogelijk dat een vertegenwoordiger van de diensten optreedt als voorzitter van het GAC. 26 Hier worden uiteenlopende soorten crises bedoeld ten aanzien van de volksgezondheid, de samenleving ontwrichtende weersomstandigheden, toenemende dreiging ten aanzien van terreur etc.
45
processen. Na afloop van de acute fase worden deze processen beëindigd. Een aantal andere processen heeft echter een doorloop naar de nafase of gaat zelfs over in andere processen. De aandacht verschuift in het bijzonder naar het herstel van het maatschappelijk leven en dan komt ook de vraag aan de orde over de overgang van de eenhoofdige leiding van de burgemeester naar het herstel van het collegiaal bestuur en de daarbij behorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Duidelijk is dat het ook in de nafase essentieel is dat er sprake is van een geconcentreerde projectmatige aansturing van de veelheid aan activiteiten die dan aan de orde is. Voor de nafase, zal voor wat betreft de aansturing van de ambtelijke organisatie, voorzien moeten worden in een projectorganisatie onder leiding van een projectdirecteur (zie verder hoofdstuk 6). De benoeming van de projectdirecteur moet plaatsvinden voor de initiële crisisbeheersingsorganisatie wordt ontbonden, om te voorkomen dat een lacune ontstaat in de aansturing van de verschillende acties en de overdracht van relevante informatie.
46
6.
Nafase
6.1
Inleiding
De nafase wordt ook wel de ramp na de ramp genoemd. In tijd, capaciteit en kosten uitgedrukt, gaat het misschien wel om de meest ingrijpende fase voor een gemeentelijke organisatie. Na de acute fase van een crisis moet de overheid er namelijk voor zorgdragen dat de getroffenen zo snel mogelijk weer terug kunnen keren naar hun “normale” dagelijkse situatie. Een groot aantal diensten/sectoren binnen de gemeente Krimpen aan den IJssel, maar ook daarbuiten, heeft een rol bij het uitvoeren van werkzaamheden die er toe bijdragen dat het mogelijk is om dit te bereiken. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de coördinatie van deze werkzaamheden. Ter voorbereiding op deze taak heeft het College een deelplan Nazorg en een deelplan IAC (Informatie en Adviescentrum) opgesteld. In deze deelplannen is voor de meest waarschijnlijke onderwerpen aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. De crises in de Bijlmer, Enschede en Volendam hebben de behoefte hieraan duidelijk gemaakt. De deelplannen maken deel uit van het Crisisbeheersingsplan. In dit hoofdstuk zal slechts de opbouw van de gekozen projectstructuur, die zal worden ingericht bij de overgang van de acute fase in een crisis naar de nafase, uiteen worden gezet. Als laatste wordt aandacht besteed aan de onderwerpen evaluatie, onderzoek en archivering. 6.2
Verantwoordelijkheden, structuur en projectorganisatie
Het is belangrijk dat de gemeente zorgt voor een continue afstemming van de uit te voeren werkzaamheden na een crisis. Communicatie en het afleggen van verantwoording aan de bevolking en de gemeenteraad zijn eveneens essentieel voor het welslagen van de uit te voeren taken. Ook is het belangrijk dat de gemeente zijn organisatie op een dusdanige manier aanpast dat de reguliere werkzaamheden zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. Onder andere vanwege de te verwachten complexiteit van de werkzaamheden is er voor gekozen om ten behoeve van de nafase een mogelijke structuur van een projectorganisatie op te nemen. Met behulp van deze structuur worden de bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheden vooraf zoveel mogelijk voorbereid. De projectstructuur biedt in geval van een crisis houvast, maar kan uiteraard altijd op de betreffende situatie worden aangepast. In principe kan ten tijde van een crisis de volgende projectstructuur worden gehanteerd. -
Aan het hoofd van de projectorganisatie staat een Collegeteam Nazorg. In het Collegeteam vervult de burgemeester de voorzittersrol. De gemeentesecretaris vervult de rol van secretaris in dit Collegeteam. De Stafafdeling Ondersteuning levert eveneens het secretariaat. De verantwoordelijke wethouders zijn lid van het Collegeteam, alsmede de directeuren/hoofden van de betrokken gemeentelijke diensten/sectoren. Tevens wordt een voorlichter van Bureau Communicatie van de Stafafdeling Ondersteuning toegevoegd aan het Collegeteam.
-
De beleidsmatige en strategische aspecten in het kader van de nazorg worden ter besluitvorming voorgelegd aan het Collegeteam Nazorg. Het Collegeteam vormt met andere woorden het primair besluitvormende orgaan dat in de plaats van de Veiligheidsstaf komt om beleidsmatige en strategische besluiten in het kader van de nazorg te nemen. Het Collegeteam is verantwoordelijk voor de door het college te nemen strategische besluiten ten aanzien van het herstel van het normale leven.
47
-
Onder het Collegeteam is een projectteam gesitueerd. Een door het Collegeteam aan te wijzen projectdirecteur nazorg, wordt de voorzitter van dit projectteam. De ARB is de secretaris van dit projectteam. SAO levert het secretariaat. Het projectteam bestaat uit vertegenwoordigers van de diensten die betrokken zijn bij de processen die tijdens de nafase nog in werking zijn. Mogelijk is dat dit projectteam voortkomt uit het GAC of qua samenstelling daarmee grote overeenkomsten heeft.
-
Het projectteam draagt zorg voor de implementatie van de besluiten van het Collegeteam Nazorg en bewaakt de samenhang tussen de afzonderlijke projecten. Waar nodig bevordert het team onderlinge afstemming tussen deze projecten. Het projectteam draagt tevens zorg voor de externe afstemming met andere organisaties en de afstemming met de reguliere, niet aan de crisis gerelateerde gemeentelijke processen en gemeentelijke dienstverlening.
-
Onder aansturing van het projectteam worden projectgroepen per taak/aandachtsgebied aangesteld, waarbij vooralsnog de volgende zeven nazorgclusters onderscheiden kunnen worden, te weten: - crisiscommunicatie; - rouwverwerking; - informatie- en adviescentrum; - immateriële hulpverlening; - materiële aangelegenheden; - schoonmaak getroffen gebied; - overige taken.
-
De projectgroepen bestaan uit een projectleider, vertegenwoordigers van diverse disciplines, afhankelijk van de werkzaamheden binnen het project en een projectsecretariaat. Uiteraard kan afhankelijk van de soort crisis het aantal projectgroepen worden uitgebreid voor eventueel andere relevante aandachtsgebieden.
Als de bovenstaande opzet wordt gevolgd, ziet de structuur er (afhankelijk van de relevante projecten) als volgt uit: College team Nazorg Projectteam Nazorg Projectbureau Projectsecretariaat Projectgroep 1 Crisiscommunicatie
Projectgroep 2 Rouwverwerking
Projectgroep 3 IAC
Projectgroep 4 Immateriele hulpverlening
Projectgroep 5 Materiele hulpverlening
Projectgroep 6 Schoonmaken gebied
Projectgroep 7 Overige taken
48
In het deelplan Nazorg zijn deze projecten uitgewerkt naar: 6.3
doelstelling/taak; voorbereiding en uitvoering; in te schakelen andere partijen (mogelijke gesprekspartners); mogelijke aandachtspunten bij de uitvoering van het project; overigen. Informatie- en Adviescentrum
Zowel na de vuurwerkexplosie in Enschede als na de brand in Volendam is gebleken dat het efficiënt is om een Informatie- en Adviescentrum (IAC) in te richten. Een IAC is een centrale plaats waar gedupeerden, nabestaanden, hulpverleners en andere betrokkenen bij een crisis antwoord kunnen krijgen op vragen naar aanleiding van de crisis. Het is een één-loketorganisatie die betrokkenen bij een crisis informeert en adviseert, die faciliteert en coördineert. Het mag niet zo zijn, dat betrokkenen/gedupeerden naar diverse instanties doorverwezen worden voor problemen die zijn ontstaan door de crisis. Door middel van een IAC kan de gemeente dit zoveel mogelijk voorkomen. Een heldere positionering van een IAC in het nazorgtraject is belangrijk, omdat duidelijk moet zijn waaraan de legitimatie en het bestaansrecht ontleend worden, waarvoor men bij een IAC terecht kan en op welke aspecten in de nazorgfase een IAC betrekking heeft. 6.4
Evaluatie en analyse van de crisis
Op grond van artikel 10, lid 1 van de Wet rampen en zware ongevallen zal in opdracht van het College een volledige analyse van de crisis plaatsvinden. Daarnaast zullen verschillende externe onderzoeken worden geëntameerd van inspecties, commissies etc. In het kader van de nazorgfase zal een besluit genomen worden over de aanpak en procedure voor de analyse en evaluatie van de crisis en zal een begeleidingsstructuur worden opgesteld. De begeleidingsstructuur zorgt voor de coördinatie tussen de verschillende diensten/diensten en is ondersteunend in de informatieverstrekking aan de verschillende onderzoeksinstanties. Voor de kwalitatieve analyse is het essentieel dat zorgvuldig wordt omgegaan met de bescheiden met betrekking tot de crisis (logboeken, bandopnamen, cassettes, e-mail etc.). In het geval van een crisis geeft de gemeentesecretaris aan alle gemeentelijke diensten/sectoren de opdracht de archiefbescheiden met betrekking tot de crisis en de voorbereiding daarop te lokaliseren en de bewaring daarvan zeker te stellen. De diensten/sectoren en organisaties die betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van de crisisbestrijding moeten hiervoor de bescheiden voor de archivering zeker stellen en overeenkomstig nadere regels van de gemeentesecretaris overdragen. Om te voorkomen dat belangrijke documenten verdwijnen, moeten dossierverantwoordelijken worden aangewezen. Tot nader bericht van de burgemeester (of gemeentesecretaris) over onderzoeken zullen de operationele en gemeentelijke diensten/sectoren geen medewerking geven aan onderzoeken anders dan het strafrechtelijk onderzoek. Dossiers mogen niet zonder overleg met het college ter beschikking worden gesteld aan inspecties en media. Nadere afspraken hierover zijn terug te vinden in de deelplannen Verslagleggen en Archiveren. In de toekomst zal de Onderzoeksraad voor Veiligheid i.o. beschikken over autonome wettelijke bevoegdheden voor onderzoek naar een crisis. Op dat moment is het niet meer mogelijk om vanuit de gemeente invloed uit te oefenen op de opdracht of samenstelling van de onderzoekscommissie. Het onderzoek naar de crisis wordt gecoördineerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze Raad is in staat om direct met het onderzoek te
49
beginnen. De Raad is een onafhankelijke onderzoeksinstantie die tevens de onderzoeken van de verschillende Inspecties zal proberen te coördineren. Het werkgebied van de Onderzoeksraad omvat sectoren als transport, defensie, industrie, natuurrampen, milieu en gezondheid, explosies, grote branden en instortingen. Indien daartoe aanleiding is, worden naar aanleiding van het eigen onderzoek of het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid het Crisisbeheersingsplan, de rampbestrijdingsplannen en/of het Regionaal Beheersplan aangepast. 6.5
Informatie aan gemeenteraad
De gemeenteraad zal zo snel mogelijk door de burgemeester –en later het collegegeïnformeerd worden over de crisis. In de eerste fase na een crisis zal de gemeenteraad regelmatig geïnformeerd worden over de gebeurtenissen en genomen maatregelen.
50
Bijlage 1:
Besluit college van burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel, Gelezen het voorstel van de Stafafdeling Ondersteuning van 23 juni 2005, reg.m. 7495; overwegende en/of gelet op artikel 3, lid 1 uit de Wet rampen en zware ongevallen van 30 januari 1985; Besluiten:
het Crisisbeheersingsplan voor de gemeente Krimpen aan den IJssel vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlagen. Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 juni 2005 De Secretaris,
De Burgemeester,
51
Bijlage 2:
Verzendlijst Crisisbeheersingsplan (artikel 3, lid 5p, WRZ)
Een exemplaar van dit gemeentelijk Crisisbeheersingsplan is na vaststelling door het College toegezonden aan: -
de burgemeester de wethouders de gemeentesecretaris de leden van de gemeenteraad de gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland Gedeputeerde Staten Zuid-Holland de dijkgraven van de waterschappen en hoogheemraadschappen binnen de regio Rotterdam-Rijnmond en het Zuiveringsschap Zuidhollandse Eilanden en Waarden de (regionaal) commandant Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond de korpschef van de regiopolitie de hoofdofficier van justitie arrondissement Rotterdam de regionaal geneeskundig functionaris de (Rijks-)Havenmeester Rotterdam Port Authority tevens Port Security Officer de directeur van het Havenbedrijf Rotterdam N.V. de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond de directeuren/hoofden van de gemeentelijke dienst/sectoren de brandweercommandant Krimpen aan den IJssel de wijkteamchef van de politie Krimpen aan den IJssel MultiTeam
52
Bijlage 3: De 32 deelprocessen I n onderstaand schema zijn alle 32 processen beschreven. Deze processen zijn uitgewerkt in gemeentelijke Operationeel Basisplan (ROB). Per proces is aangegeven wie de procesverantwoordelijke dienst is en welke het proces betrokken zijn. tevens zijn de belangrijkste taken per proces weergegeven. De taken zijn in de de P roces
De belangrijkste taken per deelproces
Procesv delijke d
1. Alarmeren van bestuur en uitvoerenden (artikel 3, lid 5 sub d Wrzo)
-
Het activeren van alle voor de crisis- of rampenbestrijding benodigde functionarissen en instanties en het in bedrijf stellen en in bedrijf houden van de crisisruimte(n) en de ruimten voor de operationele en gemeentelijke actiecentra.
RHRR e
2. Bron- en effectbestrijding
-
De brandweer zorgt, in samenwerking met de andere operationele diensten voor de bestrijding van de bron van de crisis en tracht de effecten zoveel mogelijk te beperken.
ROB: RH
3. Communicatie (artikel 3, lid 5 sub e, artikel 10b, lid 1 en 2, artikel 10c, artikel 11a, lid 1 en 2 Wrzo) -
-
De coördinatie van de voorlichting en media van de gemeente KrimpenSAO, Bu aan den IJssel in een crisissituatie. Commun Het leggen van contacten met de media, in het bijzonder met de redacties van Radio Rijnmond en het ANP voor het eventueel inlassen van een extra nieuwsuitzending teneinde de bevolking voor een dreigend gevaar te waarschuwen. Het tijdig informeren van het Expertisecentrum Crisiscommunicatie als daar aanleiding toe bestaat. Het opstellen van de teksten voor de burgemeester die gebruikt worden om de bevolking via radio en televisie aanwijzingen te kunnen geven. Het in bedrijf stellen van het pers- en informatiecentrum. In dit centrum kunnen de media, de burgers, het bedrijfsleven, niet in de Veiligheidsstaf vertegenwoordigde overheidsdiensten en andere belanghebbenden informatie inwinnen. Het in overleg met de burgemeester en de leden van de veiligheidsstaf
53
4. Waarschuwen van de bevolking (artikel 3, lid 5 sub e en 11a, WRZO) -
5. Ontruimen en evacueren (artikel 3, lid 5 sub f Wrzo)
-
6. Afzetten en afschermen
-
7. Verkeer regelen
-
bepalen, welke van de bij deze staf beschikbare gegevens aan het pers- en informatiecentrum doorgegeven worden. Het opstellen van eventuele perscommuniqués. Het openstellen van het publieksinformatienummer. Het bekend maken van het publieksinformatienummer aan de bevolking. Bepalen van de wijze van waarschuwen van de bevolking. De chemisch adviseur van DCMR en de Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen adviseren de commandant brandweer over het waarschuwen van de bevolking indien er sprake is van gevaarlijke stoffen. Het op-/vaststellen van de inhoud van de materiële waarschuwingsberichten. Het bepalen van de benodigde personele middelen. Bij acuut gevaar wordt de waarschuwing direct in gang gezet. De Veiligheidsstaf wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd. Bij niet acuut gevaar wordt het waarschuwingsplan opgesteld door het RegOT en aangeboden aan de Veiligheidsstaf. Het herhalen van het activeren van de sirenes en de voortgangsbewaking. Het bepalen van de wijze van intrekken van de waarschuwing (radio/TV, luidsprekerwagens etc).
SAO
De politie heeft de leiding over de ontruiming of evacuatie. De chemisch adviseur van de DCMR en de Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen adviseren de commandant brandweer over evacuatie of ontruiming indien er gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het in opdracht van of vanwege de burgemeester inzetten van openbaar vervoer voor het vervoer van evacués. De politie regelt de afzetting en de bewaking van het rampterrein. DOW ondersteunt de politie hierin door het leveren van hekken.
Politie
De politie zorgt voor de verkeersbegeleiding op, van en naar het crisisterrein.
ROB: RH
54
ROB: RH
8. Handhaven rechtsorde
-
De politie draagt zorg voor de ordehandhaving op en in de omgeving van het crisisterrein.
Politie
9. Ontsmetten van mens en dier
-
De brandweer is de eerstverantwoordelijke dienst om te zorgen voor het ontsmetten van mens en dier, indien zij besmet zijn geraakt met gevaarlijke stoffen. Inrichten (mobiele) wasstraat.
ROB: RH
10. Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
-
De brandweer zorgt in samenwerking met andere operationele diensten ROB: Br voor het ontsmetten van voertuigen en infrastructuur, na een incident waarbij gevaarlijke stoffen zijn vrijgekomen.
11. Inzamelen van besmette waren
-
Inzamelen van waren waarvoor geen speciale beschermende pakken nodig zijn.
12. Preventieve Openbare Gezondheidszorg
-
13. Geneeskundige hulpverlening (artikel 3, lid 5 sub g Wrzo)
Het in kaart brengen van de oorsprong, aard en effecten op de volksgezondheid. - Het adviseren van maatregelen op de korte en lange termijn ter voorkoming van (verdere) bedreiging van de volksgezondheid. - Het laten verrichten van onderzoek teneinde de aard en effecten van het incident op de volksgezondheid vast te stellen en maatregelen te (laten) nemen dan wel advies uit te brengen. Taken voor de opschaling van de geneeskundige hulpverlening: - inzetten van regionale ambulances; - het alarmeren van relevante sleutelfunctionarissen binnen de GHOR; - de alarmering van één of meerdere Mobiel Medische Teams; - het alarmeren van de Geneeskundige Combinatie, of delen daarvan; - het vragen van ambulancebijstand bij de buurregio’s; - het waarschuwen en/of alarmeren van ziekenhuizen; - het uitvoeren van het gewondenspreidingsplan; - het inzetten van een Coördinator Gewondenvervoer ter plaatse. De Geneeskundige Combinatie heeft de volgende taken:
55
DOW
GHOR
GHOR
14. Opvang en verzorging (artikel 3, lid 5 sub h, Wrzo) 15. CRIB (artikel 3, lid 5 sub n Wrzo)
-
16. Identificeren van slachtoffers 17. Uitvaart verzorging -
triage van slachtoffers; het veiligstellen en bewaken van vitale functies; het stabiliseren en vervoersgereed maken van slachtoffers; het geven van de nodige zorg aan slachtoffers. het zorgdragen voor de materiële en geestelijke verzorging van personen, die verplaatst moeten worden, of tijdelijk dakloos zijn; de leiding over de opvangcentra en de daarin tewerkgestelde personen, diensten en/of organisaties; het laten inrichten van daarvoor geschikte objecten, zoals opvangcentra voor tijdelijk daklozen; het in goed overleg regelen van voedsel en drank ten behoeve van de in de opvangcentra verblijvende personen; het daartoe inschakelen van de daar aanwezige kantinebeheerders of restaurateurs; danwel opdracht verstrekken aan cateringbedrijven. De taak met betrekking tot de registratie van verplaatste personen. Het verstrekken van inlichtingen aan geïnteresseerden over de verblijfplaats van slachtoffers van de crisis, daaronder te verstaan omgekomen, gewonde en verplaatste personen. Het in bedrijfstellen van het Centraal Registratie en Inlichtingen Bureau (CRIB). Het open stellen van een verwanteninformatienummer. De politie regelt in samenwerking met het Rampen Identificatieteam de identificatie van de slachtoffers. De politie heeft een ondersteunende taak in het justitieel onderzoek. De berging van slachtoffers. Het reconstrueren van stoffelijke resten. Gebruik maken van bestaande particuliere uitvaartondernemingen, instanties en voorzieningen. In overleg met de politie bezien of andere ruimten kunnen dienen als identificatieruimte. Het laten overbrengen van de doden naar deze identificatieruimte(s). Het regelen van lijkkisten. Het laten kisten van de doden door begrafenisondernemers. Het inrichten van rouwkamer(s) en overbrengen van de doden naar
56
GSD
Afdeling
Politie
DOW
-
18. Waarnemen en meten
-
19. Begidsen
-
20. Toegankelijk, begaanbaar maken en opruimen 21. Logistiek voor rampbestrijdingspotentieel (artikel 3, lid 5 sub k Wrzo)
-
deze rouwkamer(s). Het ontvangen van nabestaanden van overledenen in de rouwkamer(s). Het regelen van aanleg van en bijzetting in een voorlopig graf en het opgeven van de namen van hen die daar zijn begraven aan het Centraal Registratie- en Inlichtingenbureau (CRIB). Het informeren van publiek in overleg met de autoriteiten. Het registreren van slachtoffers. Het uitvoeren van de Wet op de Lijkbezorging. Indien er geen opdrachtgever is voor het regelen van de begrafenis zorgt GSD voor een begrafenis. Het verzorgen van opvang in rouwcentrum. Het regelen van bijstand door geestelijken van betrokken religie(s). De GHOR bepaalt dat bij besmettelijke ziekten geldt dat tot 4 dagen na het overlijden, de besmetting is geëlimineerd. Het ondersteunen van de Inspectie voor de Volksgezondheid. Het regelen van een doodverklaring van een arts. Het vervoeren van de stoffelijke resten naar een begrafenisondernemer indien van doden de identiteit onbekend is en waarvan geen relatie met familie of kennissen bekend is.
De chemisch adviseur van de DCMR start in opdracht van de regionaal ROB: RH commandant brandweer het gasmeetplan op; De DCMR adviseert andere diensten/sectoren bij incidenten waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. Het begeleiden van transporten met als doel de weg te wijzen en vrije ROB: RH doorgang bij knelpunten te verzorgen.
De brandweer is verantwoordelijk voor het toegankelijk maken en ROB: RH opruimen van het rampterrein. Hierbij wordt de brandweer ondersteund door andere operationele diensten. Het op aanvraag van gemeentelijke diensten/sectoren voorzien in de uit de ROB: RH bijzondere ongevals- of crisissituatie voortvloeiende behoefte aan extra transport, waaronder het inhuren van vrachtauto's en van motorvoertuigen, ingericht voor personenvervoer, met uitzondering van autobussen.
57
-
22. Voorzien in primaire levensbehoeften (artikel 5, lid 5 sub j Wrzo)
-
-
Het op aanvraag van gemeentelijke diensten regelen van de brandstofvoorziening en de voorziening met olie en smeermiddelen van voertuigen, welke ten behoeve van de crisisbestrijding zijn of zullen worden ingezet. Het verstrekken van kleding aan de slachtoffers. Het ervoor zorgen dat slachtoffers de noodzakelijke financiële middelen ter beschikking staan. Het verstrekken van voedsel aan de slachtoffers. Het verstrekken van nooddrinkwater aan de bevolking in het getroffen gebied. Het verstrekken van noodwater voor sanitaire en hygiënische doeleinden aan de bevolking in het getroffen gebied. Het verstrekken van medicijnen aan de slachtoffers. Het regelen van huisvesting voor de slachtoffers. Het ondersteunen en faciliteren met betrekking tot het zoeken naar beschikbare (her-)huisvesting en/of het realiseren van tijdelijke (her)huisvesting voor bedrijven en (maatschappelijke) voorzieningen. Er voor zorgen dat tijdens een crisissituatie de energietransporten (elektriciteit, gas en warmte) zo lang mogelijk op een normale wijze plaatsvinden. Er voor zorgen dat, als de energievoorziening niet meer op normale wijze verloopt, de voorziening gedeeltelijk hersteld wordt door maatregelen in het net dan wel door het plaatsen van noodstroominstallaties. Het distribueren van brandstof, in de eerste plaats voor de hulpverleningsdiensten.
23. Strafrechtelijk onderzoeken
-
Het Openbaar Ministerie stelt in samenwerking met de politie een strafrechterlijk onderzoek in naar de oorzaken van de crisis indien van verwijtbare oorzaken sprake is.
24. Psycho-sociaal hulpverlenen (artikel 3, lid 5 sub i Wrzo)
- De opvang, triage en eerste behandeling van slachtoffers. - Het daartoe laten inrichten van een opvanglocatie. - De registratie van de slachtoffers als ook de verblijfplaats (eventueel geldend voor de korte termijn waar zij naartoe gebracht zijn).
58
GSD
OM
GHOR
- Het opnemen van slachtoffers in het bestand van de hulpverlenende instanties met als doel om langduriger behandeling te (laten) doen plaatsvinden. 25. Centrale registratie aangerichte schade (artikel 3, lid 5 sub m Wrzo) 26. Milieuzorg (artikel 3, lid 5 sub l, Wrzo)
-
Het registreren van schademeldingen die door particulieren en bedrijven aan bureau CRAS worden gedaan. Het registreren en vaststellen van schade aan gemeentelijke eigendommen. Het registreren van experts en taxateurs en hun opdrachtgevers. Het registreren van de schademeldingen en bevindingen van experts en taxateurs. Het registreren van schademeldingen betreffende schade veroorzaakt door het optreden van de crisisbestrijdingsorganisatie. Het verstrekken van schadeformulieren. Het verstrekken van informatie na verkregen toestemming van het RegOT aan derden.
SFI
Het assisteren van de brandweer bij beperken gevolgen van uitDCMR stromen chemicaliën in rioleringen en/of oppervlaktewater. Het afsluiten van riolen. Het continue meten/bewaken van gevaarlijke stoffen. Het adviseren van diensten bij incidenten, waarbij schadelijke en/of explosieve gassen, dampen, vloeibare brandstoffen en giftige chemicaliën vrijkomen. Het adviseren van diensten bij incidenten, waarbij radioactieve stoffen zijn betrokken. Het informeren van bedrijven. Het verzorgen van de nazorg ten aanzien van de bedrijven. De ordelijke, veilige en milieuverantwoorde afwikkeling van scheepvaart bij incidenten. Het handhaven van de orde, veiligheid en milieu met betrekking tot de scheepvaart en incidentenbestrijding. De informatieverwerking scheepvaart- en ladingzaken en daarmee samenhangende beheers- en handhavingstaken.
59
27. Verbindingen (artikel 3, lid 5 sub d Wrzo)
-
28. Verslagleggen (artikel 3, lid 5 sub o Wrzo)
-
29. Nazorg (artikel 3, lid 5 sub l, Wrzo)
-
De brandweer zorgt voor het tot stand komen als ook voor het in stand blijven van de verbindingen tussen de verschillende operationele diensten. De brandweer zorgt voor de verbindingen tussen het RegOT en de diensten op het rampterrein.
ROB: RH
Verslagleggen van alle overleggen binnen de crisisbeheersingsorganisatie.
SAO
Het binnen een termijn van vier tot zeven werkdagen organiseren van SAO een herdenkingsbijeenkomst. - Het realiseren/organiseren van een stille tocht, en het eventueel plaatsen van een gedenkteken. - Het faciliteren en zodanig begeleiden dat de uitvaartverzorging zoveel mogelijk op reguliere wijze kan geschieden. - Het ervoor zorgen dat slachtoffers de noodzakelijke financiële middelen ter beschikking staan. - Het faciliteren en coördineren van financiëel-juridische hulpverlening. - Het bevorderen van een vlotte afhandeling van schadeclaims. - Een beroep doen op het rampenfonds. - Het bevorderen van de oprichting van een fonds. - Het voorbereiden, realiseren en coördineren van reparatie van de infrastructuur en indien noodzakelijk het treffen van noodvoorzieningen. - Het realiseren en coördineren van de reparatie van woningen en overige gebouwen. De reparatie heeft als doel: a) Om vervolgschade te voorkomen en b) Bewoning en gebruik op zo kort mogelijke termijn mogelijk te maken; - Het realiseren en coördineren van tijdelijke (her) huisvesting voor de slachtoffers, bewoners, bedrijven, instellingen, maatschappelijke dienstverlening en scholen. - Het ondersteunen en faciliteren met betrekking tot de continuering van de activiteiten van (non-)profit organisaties. - Het realiseren en coördineren van de opvang en verzorging van (gezelschaps-)dieren.
60
30. Archiveren (artikel 3, lid 5 sub o Wrzo)
-
31. Opvang Dieren (artikel 3, lid 5 sub h Wrzo)
-
32. IAC (artikel 3, lid 5l, Wrzo)
-
-
Het voorbereiden, realiseren en coördineren van de sanering van het getroffen gebied. Het voorbereiden, realiseren en coördineren van de sanering van het verontreinigde oppervlaktewater in het getroffen gebied. Het voorbereiden, realiseren en coördineren van de sanering van de straatkolken en het rioleringsstelsel in het getroffen gebied. Archiefbescheiden die informatie bevatten over de oorzaken, toedracht en bestrijding van de crisis door overheidsdiensten moeten 20 jaar worden bewaard. In overleg met de Archiefdienst moeten archiefbescheiden die direct betrekking hebben op grootschalige ongevallen en crises permanent bewaard worden en verwerkt worden in de archiefselectielijsten.
SAO/DIV
Het, waar nodig, in overleg met de veterinaire inspectie voor de DOW volksgezondheid, regelen en coördineren van de veeartsenkundige hulp aan vee. Het, waar nodig in overleg met de provinciaal voedselcommissaris, bepalen van de noodzaak tot evacuatie van vee en het bepalen van de stallingsplaats. Het treffen van alle overige maatregelen inzake vee, noodzakelijk vanwege een bijzonder ongeval of crisis. In de preparatiefase, waarin nog geen sprake is van een crisis, worden GSD de voorbereidingen getroffen om een IAC in een geval van een crisis te activeren. Verantwoordelijke personen worden aangewezen, voorwaarden worden ingevuld en oefeningen worden opgezet. Het realiseren van een laagdrempelige één loketorganisatie. Het informeren, adviseren en/of verwijzen van gedupeerden van de crisis, hulpverleners en autoriteiten. Het bevorderen van een geïntegreerd hulpverleningsaanbod (materieel en immaterieel). Het pro-actief benaderen van gedupeerden. Het opzetten en bijhouden van een registratie- en informatiesysteem. Het monitoren van de behoeften en knelpunten en het uitzetten van
61
-
acties bij de daarvoor verantwoordelijke diensten/bestuurders. Het faciliteren van activiteiten voor zorginstellingen en andere externe partijen.
62
Bijlage 4:
Begrippenlijst, volgens artikel 4 lid 1 a van de Wet rampen en zware ongevallen
Begrip
Omschrijving
Aanwijzing
Door de Commissaris van de Koningin c.q. de Minister van BZK krachtens de wet genomen beslissing met als doel richting te geven aan het door de burgemeester c.q. de Commissaris bij de crisisbestrijding te voeren beleid.
Actiecentrum
De plaats van waaruit een dienst of organisatie de inzet van het eigen personeel en materieel regelt en coördineert.
Alarmeren
Het geven van een attentiesignaal dat, al dan niet via hetzelfde medium, dient te worden gevolgd door een oproep (eenheden/diensten) of een waarschuwing (o.a. publiek). Zie ook ”Waarschuwen".
Beheersplan
In het Regionaal Beheersplan Crisisbeheersing wordt het beleid ten aanzien van de multidisciplinaire voorbereiding van de crisisbeheersing vastgelegd.
Bestuurlijke organisatie
Het gedeelte van de leidingstructuur op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau: bestuurders en hun staven waaronder de Gemeentelijke Veiligheidsstaf.
Bestuurssectie
Onderdeel van de veiligheidsstaf dat de burgemeester beleidsadviserend bijstaat.
Bevoegd Gezag
Al naar gelang de van toepassing zijnde wettelijke bepaling, de burgemeester en wethouders, de voorzitter van de regionale hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond, de Commissaris van de Koningin, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Hoofdofficier van Justitie voor zover het de handhaving van de strafrechterlijke rechtsorde betreft.
Bijstand
Aanvullend potentieel van buiten de eigen regio, aangevraagd door het bevoegd gezag.
Bron- en effectbestrijding
Alle (acuut) te verrichten activiteiten ter directe bestrijding en stabilisatie van een incident en het terugdringen van gevaar.
Centraal registratie- en informatie bureau (CRIB)
Het bureau, dat gegevens verzamelt over doden, gewonden, vermisten en verplaatste personen, deze gegevens registreert en aan belanghebbenden verstrekt.
Centraal Registratie Punt (CRP)
Informatiesysteem om de operationele diensten ten behoeve van operationeel optreden te informeren over de gevaarlijke stoffen in grotere opslagen.
Centraal
Een gemeentelijke taakgroep van schade-experts die zich, door
63
Registratiebureau Afhandeling Schade (CRAS)
actief en passief informatie te vergaren, richt op het op een centrale plaats verkrijgen van een totaaloverzicht van de ontstane schade.
Chapelle ardente (rouwkapel)
Plaats waar de overleden slachtoffers van een crisis worden opgebaard.
Commandant crisisbestrijdingsorganisatie
De door de burgemeester aangewezen functionaris die is belast met de operationele leiding van de crisisbestrijding.
Commandant Plaats Incident
De door de commandant crisisbestrijdingsorganisatie aangewezen functionaris die belast is met de operationele leiding op de plaats van het incident.
CoPI Commando Plaats Incident
De plaats, waar de leidinggevende functionarissen zijn vertegenwoordigd van de diensten die met de bestrijding van het incident zijn belast.
Crisis
Een situatie - waardoor een ernstige verstoring van de openbare orde en veiligheid dreigt te of is ontstaan; - waarbij het leven en de gezondheid van (vele) personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en - waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende operationele en nietoperationele disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Crisisbeheersing
Acties die leiden tot een beheersing van een crisis, waarbij de bescherming van vitale maatschappelijke belangen centraal staat.
Crisisbeheersingsplan (zie ook rampenplan)
Een organisatieplan, waarin in algemene zin is aangegeven hoe in geval van een dreigende crisis gehandeld dient te worden, teneinde tot een doelmatig bestrijden van het incident en de gevolgen daarvan te komen.
Crisisbestrijding
Het geheel van overheidsmaatregelen ter bescherming van de bevolking en gericht op de beperking of verzachting van de gevolgen van grote ongevallen en crises.
Crisismanagement
Het geheel van beheersingsacties dat samenhangend en effectief verloopt, doordat voor een projectmatige aanpak is gekozen.
Driehoeksoverleg
Het geïnstitutionaliseerde, regelmatige overleg tussen bevoegd gezag (burgemeester en Hoofdofficier van Justitie) en korpschef over openbare orde en veiligheidsvraagstukken waaronder het politiebeleid.
Evacuatie
Een door de overheid gelaste verplaatsing van groepen personen in Nederland met daaronder inbegrepen: vervoer(-sbegeleiding), opneming, verzorging en terugkeer van deze groepen, de voorbereiding daarvan en de nazorg.
64
Evacués
Alle betrokken personen die op last van het bevoegd gezag gedwongen worden hun woongebied voor een bepaalde tijd te verlaten in verband met mogelijk risico’s op veiligheid en gezondheid.
Explosie (outbreak)
Een plotseling optredende verzameling van ziektegevallen, waarbij het aantal ziektegevallen in een omschreven periode bij deze groep mensen hoger is dan normaal te verwachten. Belangrijke kenmerken zijn het acute en onverwachte ontstaan en de tijdsdruk bij het analyseren en bestrijden.
GBO
Grootschalig Bijzonder Optreden wordt opgestart indien het politieoptreden -binnen haar regio- een complex pakket van maatregelen omvat dat noodzakelijk is ter voorbereiding op de aanpak van grootschalige evenementen en incidenten. Ten behoeve van deze aanpak overstijgt het haar reguliere, districtelijke politiecapaciteit en behoeft het gecoördineerde centrale aansturing van eenheden, afstemming met het bevoegd gezag en/of -indien gewenst- samenwerking met andere hulpverleningsdiensten. Grootschalig en bijzonder politieoptreden omvat dus een "projectmatige voorbereiding" op en aanpak van gebeurtenissen of dreigingen binnen het gebied van: 1 Rechtsordeverstoringen van justitiële aard. 2 Rechtsordeverstoringen met een openbare orde karakter. 3 Grootschalige evenementen. 4 Rampen en Zware ongevallen. 5 Overige (crisis-) situaties. Het grootschalig en bijzonder politieoptreden wordt gekenmerkt door: • De uitvoering (naast het reguliere politiewerk). • Het karakter (er is een duidelijke start en einde). • Competenties verantwoordelijk- en bevoegdheden.
GRIP
GRIP-1: - plaatselijk incident, opstart CoPI voor gestructureerd overleg - multidisciplinaire inzet - persalarm GRIP-2: - maatregelen GRIP-1 + - mogelijk groter effectgebied - opstart regionaal operationeel team - indien er gevaarlijke stoffen bij zijn betrokken: --> opstarten regionaal gasmeetplan en startmal van kracht GRIP-3: - maatregelen GRIP-2 + - gemeentelijke veiligheidsstaf - eventueel sirenenetwerk en rampenzender GRIP-4: - maatregelen GRIP-3 +
65
- afstemming en voorlichting door coördinerend burgemeester - operationeel leider = regionaal commandant brandweer Haven of Zeehaven
Een uit land en water bestaand gebied met werken en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van deze goederen en het inen ontschepen van passagiers.
Hulpverlening
Het geheel van te nemen maatregelen die door de brandweer, politie, GHOR en bijstandverlenende eenheden moeten worden getroffen ten behoeve van het verplaatsen en redden van mensen, het afvoeren van slachtoffers, het blussen van branden en het beperken van de gevolgen van een crisis.
Hulpverleningsgebied
Dat deel van het rampterrein waarop de hulpverlening zich concentreert omdat daar sprake is van waarneembare of te verwachten schade aan de gezondheid van grote aantallen personen of aan grote materiële belangen.
Informatie- en Adviescentrum (IAC)
Een centrale plaats waar gedupeerden, nabestaanden, hulpverleners en andere betrokkenen bij een crisis antwoord kunnen krijgen op vragen naar aanleiding van de crisis. Het is een één-loket-organisatie die betrokkenen bij een crisis informeert en adviseert, die faciliteert en coördineert.
Integrale crisisoefening Het college is verantwoordelijk voor het jaarlijks beoefenen van de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de gemeente Krimpen aan den IJssel. Tot 2002 werd voornamelijk de acute fase van een crisis beoefend. Om alle fasen zoals beschreven in het Crisisbeheersingsplan te beoefenen, worden integrale crisisoefeningen gehouden waarbij zo veel mogelijk medewerkers van de betrokken organisaties worden uitgenodigd om deel te nemen. Op deze wijze worden de vele verschillende aspecten van een oefening integraal aan de orde gesteld en beoefend. Leerpunten worden vervolgens verwerkt in het Crisisbeheersingsplan en in de verschillende deelplannen. Minimaal eenmaal in de vier jaar zal een meerdaagse integrale crisisoefening worden gehouden. Naast de integrale crisisoefening wordt er (uiteraard) ook nog binnen de eigen dienst geoefend door medewerkers van de Veiligheidsstaf en door de medewerkers van de operationele diensten. Leidraad Maatramp
De Leidraad Maatramp is een hulpmiddel om te bepalen welke incidenten maatgevend zijn voor een regio en wat het niveau van voorbereiding op de crisisbestrijding voor de hulpverleningsdiensten zou moeten zijn.
Leidraad Operationele Prestaties
De Leidraad Operationele Prestaties is een handreiking om met behulp van de uitkomsten van de Leidraad Maatramp een vergelijking te maken tussen de theoretisch benodigde hulpverleningscapaciteit op basis van de vastgestelde Maatramp en de werkelijk aanwezige hulpverleningscapaciteit.
66
Logboek
(Digitaal) Document en geluidsopnames waarin alle gebeurtenissen en afspraken in chronologische volgorde worden genoteerd.
Meldkamer
De centrale waar alle hulpvragen binnenkomen (meestal telefonisch) en van waaruit de ambulancezorg, de directe hulpverlening van de politie en de repressieve brandweerzorg wordt geregeld middels mobilofoonnetwerk, telefoon etc.
Morgue/Mortuarium
De plaats buiten het rampterrein, waarheen de stoffelijke resten van slachtoffers worden overgebracht ter identificatie.
Ontruimen
Personen door de politie of brandweer dringend te adviseren voor een korte tijd hun verblijfplaats te doen verlaten, teneinde de mogelijke schadelijke gevolgen van een incident/calamiteit (of bij een dreiging daarvan) voor de betrokkenen zoveel mogelijk te beperken.
Operationele leiding
De bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan commandanten van de bij de crisisbestrijding samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten van die diensten aangaande de wijze van uitvoeren van de taken.
Opperbevel
De leiding en eindverantwoordelijkheid van de burgemeester over de wijze waarop de crisisbestrijding wordt uitgevoerd en over degenen, die aan de crisisbestrijding deelnemen.
Opvangcentrum
De plaats waar slachtoffers van de crisis worden ondergebracht in afwachting van de mogelijkheid tot terugkeer naar de eigen woongelegenheid of onderbrenging elders.
Organisatieplan (beleidsplan)
Een plan dat van de betreffende discipline de operationele prestaties, taken, maatregelen en de te volgen werkwijze en procedure, alsmede ook de benodigde en beschikbaar gestelde capaciteit en kwaliteit van het personeel en het materieel omvat. De regionale brandweer en de GHOR dienen over een organisatieplan te beschikken.
Perscentrum
De plaats waar onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag informatie wordt verstrekt aan de pers.
Projectteam Nazorg
Het projectteam zorgt voor de implementatie van de besluiten van het Collegeteam Nazorg en bewaakt de samenhang tussen de afzonderlijke projecten. Waar nodig bevordert het team de onderlinge afstemming tussen de projecten. Het projectteam draagt tevens zorg voor de externe afstemming met andere organisaties en de afstemming met de reguliere niet aan de crisis gerelateerde gemeentelijke processen en gemeentelijke dienstverlening. Een door de Stuurgroep aan te wijzen projectdirecteur Nazorg, wordt de voorzitter van dit projectteam. De gemeentesecretaris is de secretaris van dit projectteam. De SAO levert het secretariaat. Het projectteam bestaat verder uit de projectleiders van de verschillende projecten die voor de nazorg in gang worden gezet, zoals rouwverwerking en herhuisvesting.
67
Projectgroepen Nazorg Onder aansturing van het Projectteam Nazorg worden projectgroepen per taak/aandachtsgebied aangesteld, waarbij vooralsnog de volgende zeven nazorgclusters onderscheiden worden, te weten:
-
crisiscommunicatie; rouwverwerking; informatie- en adviescentrum; immateriële hulpverlening; materiële aangelegenheden; schoonmaak getroffen gebied; overige taken.
De projectgroepen bestaan uit een projectleider, vertegenwoordigers van diverse disciplines, afhankelijk van de werkzaamheden binnen het project en een projectsecretariaat. Uiteraard kan afhankelijk van de soort crisis het aantal projectgroepen worden uitgebreid voor eventueel andere relevante aandachtsgebieden. Provinciaal Coördinatie De plaats waar de Commissaris van de Koningin en zijn Centrum provinciale rampenstaf gezeteld zijn. Provinciaal Coördinatieplan
In dit plan is vastgelegd hoe de Commissaris van de Koningin inhoud en uitvoering geeft aan de Wet rampen en zware ongevallen.
Provinciale Rampenstaf
Het door de Commissaris van de Koningin samengestelde orgaan dat hem/haar bijstaat bij zijn/haar coördinerende en bijstand regelende taak in de crisisbestrijding.
Ramp of zwaar ongeval Een gebeurtenis: - waardoor een ernstige verstoring van de algemene veiligheid is ontstaan; - waarbij het leven en de gezondheid van vele personen dan wel grote materiele belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad; - waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. Rampbestrijdingsplan
Het samenstel van maatregelen dat voorbereid is voor het geval zich een crisis voordoet die naar plaats, aard en gevolgen voorzienbaar is. Bij plaats dient men niet slechts aan één punt op de kaart te denken, maar – beperkt - ook aan een traject.
Rampen Identificatie Team (RIT)
Eenheid van de politie met als taak het verlenen van bijstand bij de berging en identificatie van slachtoffers van een crisis of een zwaar ongeval.
68
Rampenplan (zie ook Een organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven hoe in Crisisbeheersingsplan) geval van een crisis of dreigende crisis gehandeld dient te worden teneinde tot een doelmatig bestrijden van de crisis en de gevolgen daarvan te komen. Rampterrein
Het terrein waarbinnen een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines plaatsvindt, gericht op de bestrijding van de gevolgen van een crisis.
Regionaal Geneeskundig Functionaris
Hoogst leidinggevende en ambtelijk eindverantwoordelijk functionaris binnen de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en crises. Heeft vooral een sturende, coördinerende en faciliterende rol, terwijl hij/zij gedurende de crisis een aansturende en leidinggevende functie heeft ten aanzien van de geneeskundige ketenpartners, een coördinerende functie samen met brandweer en politie en een adviserende functie naar de coördinerende burgemeester. De RGF legt verantwoording af aan het GHOR-bestuur (RHRRbestuur) en werkt samen met de algemeen directeur RHRR.
Regionaal meetplan
Werkplan van de Waarschuwings- en Verkenningsdienst van de regionale brandweer, waarin het uitvoeren van metingen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen organisatorisch en technisch is uitgewerkt.
Regionaal Operationeel De plaats waar de Operationeel Leider en de vertegenwoordigers Centrum van de hulpverleningsdiensten zijn ondergebracht om gecoördineerd de crisis te bestrijden. Regionaal Operationeel Een team van vertegenwoordigers van de betrokken Team (Regot) diensten/organisaties dat onder leiding van respectievelijk de operationeel leider of een daartoe aangewezen staf-coördinator in een coördinerend actiecentrum een gecoördineerde uitvoering van de crisisbestrijding bevordert. RHRR
Op grond van artikel 3 van de Brandweerwet 1985 is het openbaar lichaam van de Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond (RHRR) ingesteld. Binnen de RHRR werken 22 gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond samen op het terrein van brandweer, rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en crises.
Safety en Security
Via de Engelse benamingen Safety en Security wordt het verschil aangegeven tussen de zogenoemde fysieke veiligheid en beveiliging. Fysieke veiligheid heeft voornamelijk betrekking op het voorkomen van (grootschalige) incidenten en crises door proactieve en preventieve maatregelen en de handhaving daarvan, alsmede de voorbereiding op de bestrijding in geval zich onverhoopt toch een incident/crisis voordoet. Security richt zich op de voorbereiding (risico-analyses) en de daadwerkelijke beveiliging van kwetsbare objecten en personen waarvan het vermoeden bestaat dat zij een mogelijk doelwit zijn van terroristische activiteiten en/of andere ingrepen tegen de rechtsorde.
69
Schuilen
Zich beschutten tegen (dreigend) gevaar, bijvoorbeeld van giftige stoffen.
Triage (Slachtoffer urgentie-klasse)
De urgentieklasse is het resultaat van triage. De classificatie geschiedt aan de hand van het zogenaamde "ABC-schema" waarbij de handelingen zich achtereenvolgens richten op Airway (A), Breathing (B), Circulation (C), Disability (D) en Exposure (E). De urgentieklassen zijn: Urgentieklasse 1 (ABC - instabiele slachtoffers). Gewonden van wie het leven onmiddellijk wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen en/of door stoornissen van de ademhaling en/of circulatie. Urgentieklasse 2 (ABC - instabiele slachtoffers te behandelen binnen 6 uur). Gewonden waarvan de ademwegen na enkele uren worden bedreigd door een obstructie van de ademwegen, stoornissen van de ademhaling en/of circulatie of die gevaar lopen op ernstige infecties of invaliditeit, wanneer zij niet binnen 6 uur na oplopen van het letsel behandeld worden. Urgentieklasse 3 (ABC - stabiele slachtoffers). Gewonden die niet door problemen genoemd bij bovenstaande urgentieklassen worden bedreigd. Urgentieklasse 4 (ABC - instabiele slachtoffers). Gewonden waarbij onder de gegeven omstandigheden de ademweg niet kan worden vrijgemaakt en vrijgehouden, de ademhaling niet kan worden veiliggesteld, bloedingen niet tot staan kunnen worden gebracht en shock niet toereikend kan worden bestreden.
Veiligheidsketen
De veiligheidsketen bestaat uit de volgende 5 stappen: 1. Proactie; Het structureel voorkomen van onveiligheid en van risicovolle situaties. Vanuit veiligheidsoptiek invloed uitoefenen op het maken van ruimtelijke plannen. 2. Preventie; Het voorkomen en beperken van oorzaken van onveiligheid, meestal door (preventieve) maatregelen. 3. Preparatie; Het daadwerkelijk voorbereiden op de bestrijding van mogelijke aantasting van de veiligheid. 4. Repressie; Bestrijding van de crisis zelf. 5. Nazorg; Alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren tot de normale, dagelijkse verhoudingen.
(Regionale) Veiligheidsstaf
Het door de (coördinerend) burgemeester samengestelde orgaan, dat hem/haar bij het voeren van het opperbevel over de crisisbestrijding bijstaat.
Verzamelplaats gewonden
Een buiten het rampterrein gelegen plaats waar slachtoffers van een crisis bijeen worden gebracht en waar selectie (triage) plaatsvindt ten behoeve van het bepalen van de behandel- en afvoerurgentie van gewonden en waar zij worden gereed gemaakt voor verder vervoer.
Voorwaarschuwing
Waarschuwing die leidt tot overleg tussen de burgemeester, de ambtenaar rampenbestrijding en de hoofden van dienst, indien
70
een gebeurtenis heeft plaatsgevonden die het normale routinematige optreden van hulpverleners te boven gaat, mede met het oog op de eventueel op te stellen rampverklaring. Waarschuwen
Betrokkenen informeren over een gevaar en het daarbij geven van een gedragsadvies.
Waarschuwing- en verkenningsdienst
Technische eenheid van de regionale brandweer voor het doen van waarnemingen bij nucleair en chemische ongevallen, het verzamelen van meetgegevens en het afbakenen van besmette gebieden.
71
Bijlage 5:
Overzicht regiogemeenten en waterschappen
De gemeente Krimpen aan den IJssel maakt voor samenwerking op het terrein van Brandweer, Politie, GHOR en ambulancezorg deel uit van de regio Rotterdam-Rijnmond. Deze regio omvat de volgende 22 gemeenten: 1. Albrandswaard 2. Barendrecht 3. Bergschenhoek 4. Berkel en Rodenrijs 5. Bernisse 6. Bleiswijk 7. Brielle 8. Capelle aan den IJssel 9. Dirksland 10. Goedereede 11. Hellevoetsluis 12. Krimpen aan den IJssel 13. Maassluis 14. Middelharnis 15. Oostflakkee 16. Ridderkerk 17. Rotterdam 18. Rozenburg 19. Schiedam 20. Spijkenisse 21. Vlaardingen 22. Westvoorne De regio Rotterdam-Rijnmond overlapt met (delen van) het grondgebied van 4 waterschappen. 1. Hoogheemraadschap van Delfland:
Rotterdam-West en Hoek van Holland: (kwaliteits- en kwantiteitsbeheer) .
2. Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard:
Noord-Roterdam en Krimpen aan den IJssel: (kwaliteits- en kwantiteitsbeheer) .
3. Waterschap IJsselmonde:
Rotterdam-Zuid, incl. Hoogvliet en Pernis (kwantiteitsbeheer) daarnaast Barendrecht, Ridderkerk, Albrandswaard.
4. Waterschap Brielse Dijkkring:
Rotterdam-Zuid, incl. Hoogvliet en Pernis, Botlek, Europoort en Maasvlakte: (kwantiteitsbeheer, alhoewel er nauwelijks of geen oppervlaktewater is) daarnaast Spijkenisse, Bernisse, Hellevoetsluis, Brielle, Westvoorne en Rozenburg.
5. Waterschap Goeree-Overflakkee:
Goedereede, Dirksland, Middelharnis en Oostflakkee.
72
De waterschappen in geheel Nederland werken aan schaalvergroting waardoor er vanaf 1 januari 2005 in deze regio nog maar vier waterschappen zijn. Het Hoogheemraadschap Krimpenerwaard en het Hoogheemraadschap Schieland zijn per 1 januari 2005 gefuseerd tot het Hoogheemraadschap Schieland-Krimpenerwaard. De waterschappen De Brielse Dijkring, Goeree-Overflakke, IJsselmonde, De Groote Waard (en Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, niet behorend tot deze regio) zijn ook per 1 januari 2005 gefuseerd tot het Waterschap Hollandse Delta.
73
Bijlage 6:
Afkortingenlijst
ABp Ambulance Bijstandsplan AC Algemeen Commandant Ac-GHOR Actiecentrum Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen AGS Adviseur Gevaarlijke Stoffen AIVD Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst ALS Advanced Life Support ANP Algemeen Nederlands Persbureau APV Algemene Plaatselijke Verordening APZ Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis ARB Ambtenaar Rampenbestrijding AZ Algemene Zaken Bc Behandelcentrum BCE Bureau Coördinatie Expertise-organisaties BHV Bedrijfshulpverlening BIR Besluit Informatie inzake Rampen en zware ongevallen BLS Basic Life Support BOT (DCMR) Beoordelingsteam van de DCMR BRI Besluit Rampbestrijdingsplannen Inrichtingen BRZO Besluit Risico Zware Ongevallen BVC Bedrijfsvoeringscentrum (ENECO Netbeheer) BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties C2000 Communicatie 2000 CdK Commissaris van de Koningin CDR Coördinerend Directeur Rampenorganisatie CGV Coördinator Gewonden Vervoer CIN Centraal Incidentennummer CMRK Centrale Meld- en Regel Kamer CoPI Commando Plaats Incident COPV Coördinatieteam Operationele Voorbereiding Rotterdam-Rijnmond CPA Centrale Post Ambulancevervoer CRAS Centraal Registratie- en Aangiftepunt Schade CRIB Centraal Registratie- en Inlichtingenbureau CRP Centraal Registratiepunt (gevaarlijke stoffen) CvD Commandant van Dienst CvDG Commandant van Dienst Geneeskundig (voorheen SovDG) CVR Coördinatiegroep Industriële Veiligheid Rotterdam-Rijnmond CWC Centrale Wachtchef DCC Departementaal Coördinatie Centrum DCMR Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond DGBO Districtelijk Grootschalig Bijzonder Optreden DIV Bureau Documentaire Informatieve Voorziening DOW Dienst Openbare Werken DZH Duinwaterbedrijf Zuid-Holland EB Externe Betrekkingen EBK Externe Betrekkingen en Kabinet EHC Eerste Hulp Capaciteit EU Europese Unie GAC Gemeentelijk Actiecentrum GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen GBA Gemeentelijke Basis Administratie GBO Grootschalig Bijzonder Optreden GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
74
GHR GHR GHOR GMS GN Gnk-C GRIP GRO GS GSD GVS HbR Hac GBc HCC HGN HS-GHOR IAC IBTN IC JAR KLPD KvW LCC LCI LNV LPA 2000 LPO MBC MEJZ MKA MMT MTC NCC NN NRK NS NVC OM OMT OK OM OMT OOV OP OPRON OTO OvD OvDG PBZO PCC PCP PHTLS PMK PSA
Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen Havenbedrijf Rotterdam N.V. (voorheen Gemeentelijke Havenbedrijf) Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Geïntegreerd Meldkamersysteem Gewonden Nest Geneeskundige Combinatie Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Grootschalig Recherche Optreden Gedeputeerde Staten Gemeentelijke Sociale Dienst Gemeentelijke Veiligheidsstaf Havenbedrijf Rotterdam N.V. Hoofd Actiecentrum Hoofd Behandelcentrum Havencoördinatie Centrum Hoofd Gewondennest Hoofd Sectie Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Informatie- en Adviescentrum Interdepartementaal Beleidsteam Noordzeerampen Intensive Care Juridisch Advies en Regelgeving Korps Landelijke Politiediensten Keuringsdienst van Waren Landelijk Coördinatie Centrum Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Landelijke Protocollen Ambulancezorg 2000 Leider Psychosociaal Opvangteam Medische Behandel Capaciteit Afdeling Milieu, Economische en Juridische Zaken Meldkamer Ambulancezorg Mobiel Medisch Team Medische Transport Capaciteit Nationaal Coördinatiecentrum Nationaal Noodnet Nederlandse Rode Kruis Nederlandse Spoorwegen Nationaal Voorlichting Centrum Openbaar Ministerie Outbreak Management Team Operatie Kamer Openbaar Ministerie Outbreak Management Team Openbare Orde en Veiligheid Overname Plaats Overleg Psychosociale Rampen Opvang Nederland Opleiding, Training en Oefening Officier van Dienst Officier van Dienst Geneeskundig Preventie Beleid Zware Ongevallen Provinciaal Coördinatiecentrum Provinciaal Coördinatieplan (Stichting) Pre Hospital Trauma Life Support Politiemeldkamer Port Security Authority
75
PsHOR PSPB PSO PsOT PSPB PVMM RAC RAV Rc RCVC RegBOR RegOT RET RGF RHRR RIAGG RIT RIVM RKCCB ROB ROC ROGS RPA RRGS RVD RVS SAO SEH SFI SMH SIGMA SRBZ SW T1,T2,T3,T4 VC VER VORAMP VR VROM VROV VS V&W VWS WARGAC WARTC WCPV WGHR Wkr WPC Wrzo WVD
Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Port Security Policy Board Port Security Officer Psychosociaal Opvang Team Port Security Policy Board Preventie Volksgeonzdheid en Milieukundige Maatregelen Regionale Alarmcentrale (brandweer) Regionale Ambulance Voorziening Reddingscapaciteit Regionaal Coördinatie Verbindingscentrum Regionaal Beleidsoverleg Rampenbestrijding Regionaal Operationeel Team Rotterdamse Elektrische Tram Regionaal Geneeskundig Functionaris Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Rampen Identificatie Team Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu Referentiekader Conflict- en Crisisbeheersing Regionaal Operationeel Basisplan Regionaal Operationeel Centrum Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen Rotterdam Port Authority Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Rijksvoorlichtingsdienst Regionale Veiligheidsstaf Stafafdeling Ondersteuning Spoedeisende Eerst Hulpverlening Sector Financiën en Informatiebeheer Spoedeisende Medische Hulpverlening Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie Sector Ruimte en Burgerzaken Sector Welzijn Slachtoffer Urgentie-klasse 1,2,3 en 4 (triage) Verbindings Commandowagen Veiligheidseffectrapportage Voorlichting met betrekking tot de preparatie van de rampenbestrijding Veiligheidsrapport Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Afdeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Verkeer Veiligheidsstaf Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Waakdienstambtenaar Gemeentelijk Actiecentrum Waakdienstambtenaar Technische Communicatie Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Wet Geneeskundige Hulpverlening bij Rampen Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding World Port Center Wet rampen en zware ongevallen
76