Hoofdredak teur :
Yves Van dezande Tien se Vest, 61 bus 13 3200 K essel - Lo
Medewerkers
:
Eddy C. Bertin - Film, Muziek Guido Eekhaut - Bo eken Frank Roger - Magazines Ro bert Smets - Bo eken Maria Van Den Bo sch
Tek eningen
:
J.M. Legrand -
Layout
:
Marc Bruylants - Marc Co rthouts
Typin g
:
Mia Wuyts
Druk
:
AB Dick 320
Administratie
:
Lo u Grauwels Lange K ievitstraat, 27 2000 Antwerpen 0 31 / 31.15.84
RIGEL MAGAZINE is een tweemaandelijk s tijdsch rift voor Science Fiction, Ho rro r en Fantastiek.Clubblad van SFAN, Vlaamse verenigin g voor SF § F. Auteurs zijn verantwoo rdelijk voo r h un bijdragen. Behoudens wanneer an ders vermeld, behoo rt het Copyright aan de auteur. RIGEL MAGAZINE is Copyrigh t (C) 1979 by SFAN. Alle man ucripten in één exemplaar aan de hoofdredakteur. Deze wo rden niet teruggezonden.
ABO NNEMENTEN **************** België : 350 fr. voo r 6 n ummers. Te sto rten o p rek ening 293-0 117794-91 tn v. SFAN Antwerpen. Nederland : doo r sto rtin g van fl. 24 o p po stgiro 737451 tnv. penningmeester NCSF, met vermelding 'SFAN-Belgie'. Rest van de Wereld : Uitsluiten d via in ter nationaal po stmandaat.
Wat dan het zomernummer, het vakantienummer, het extra dikke augustusnummer, kortom de beruchte Rigel 69, had moeten worden is lichtjes in het water gedonderd. Zoals de wakkersten onder jullie zich nog wel zullen herinneren, had ik plechtig beloofd van Rigel 69 een verhalennummer te maken, bestaande uit geselecteerde verhalen met als thema... juist ! Nu is het niet zo (en dat zie ik jullie denken) dat het ons ontbrak aan verhalen. Die zijn wel degelijk allemaal binnen,(en nog op tijd ook !) en bovendien zijn het stuk voor stuk hele goeie. Het liep echter wel mis langs technische zijde. Onze drukker, die onovertroffen Marc Corthouts, heeft bij het ondertekenen van zijn pact met de Duivel helaas de kleine lettertjes in het contract niet zo heel goed gelezen. Daar staat nl. een paragraafje in dat hem verplicht tijdens de zomermaanden op toernee te gaan langs gene zijde van de melkweg. Die toer brengt hem o.a. naar Arcturus II, NGC 224, Spanje en Alfa Centauri. Feit is nu dat hij dit jaar een ietsje eerder afreist dan voorzien en dus niet meer in staat is dat extra dikke Rigel nummer te verzorgen. Vandaar dat we het nu zullen moeten stellen met een 'gewone' Rigel. Maar niet getreurd echter, we geven jullie dat sappige zomernummer niet in augustus, maar wel als eindejaarskado ! Nou ? In plaats van het in je zonnige achtertuintje te lezen, kan je er straks in december knusjes mee naast de open haard terecht. Zal ik misschien toch al maar verklappen wie er in dat verhalennummer komt?
Wel, er zijn novellen van Alex Reufels en Guido Eekhaut, kortverhalen van John Vermeulen, Son Tyberg, Eddy C.Bertin en Robert Smets, een héél subliem stukje van J. P.Léwy en een gedeelte uit de nieuwste roman van Bob van Laerhoven. Niet slecht, wat ? Concurrentie voor Analog, wat ik je brom ! Rest mij enkel nog dit nummer te introduceren, een nummer dat in zeven haasten samengesteld moest worden. Dat merk je misschien wel. Naast de gewone rubrieken hebben we deze keer een viertal kortverhalen geselecteerd uit het ruime aanbod dat we voor de Anncon -verhalenwedstrijd mochten ontvangen. Het winnende verhaal van Jacky Van der Haegen is daar uiteraard ook bij. Graag was ik in dit nummer nog eens teruggekomen op Anne McCaffrey, die charmante eregaste van het laatste Sfancon, maar helaas, het intervieuw dat we met haar hadden is nog niet helemaal uitgewerkt ! Een andere keer dus. De recensierubriek, en dat is toch iets dat me van het hart moet, is nog steeds één grote puinhoop. Excuses daarvoor. We trachten zo vlug mogelijk de stapel hangend materiaal (wat?) door te worstelen, zodat we eindelijk eens up-to-date kunnen werken. Dat zou meteen een unicum voor Rigel zijn, dat wel. En vergeet ons devies niet ! : sturen die brieven, verhalen en artikels. Sturen verdomme en massaal nog wel ! Alvast veel plezier met deze Rigel and remember : 23 tot 28 augustus is er de Worldcon in Brighton. BE THERE !
3
Zoals U weet werd SFAN einde 1978 omgevormd tot een VZW,onder voorzitterschap van André De Rijcke. Tot op heden liggen de officiële statuten hiervan echter nog steeds ter publikatie bij Het Belgisch Staatsblad,en dit was dan ook een der eerste punten welke ter sprake kwamen op de werkgroep-vergadering welke op 9 juni ll.te Leuven was bij elkaar geroepen.
ANNCON : EEN SUKSES.. Dit bleek inderdaad uit verschillende reakties die wij mochten ontvangen,en ook uit het uitgebreide financiele verslag van penningmeester Lou Grauwels. De publikatie van RIGEL-MAGAZINE valt steeds duurder uit,vooral waar op allerlei manieren werd getracht het blad een professioneler uitzisht te geven.Waar het bedrag der lidgelden nu reeds jaren onveranderd bleef (en nu ook niet werd aangepast) hangt het voortbestaan van dit blad in belangrijke mate af van het resultaat van de conventions,en in dat opzicht zijn zelfs bescheiden boni uiteraard bijzonder welkom. Dit is overigens de gelegenheid om al diegenen nogmaals te danken die ons bij ANNCON hielpen : de inrichters,met hun respektieve dames,projectionist Walter Belpaeme,veilingmeester/barman Guy Rens, onze Engelse vriend Ralph Hoare en al die anderen..
HET LEDENTAL,HELAAS.. Ja,inderdaad zoals uit het financiële verslag bleek blijft het ledental van de vereniging de voornaamste zorg van de penningmeester en van diegenen die hem bijstaan.Hoewel reeds flink wat nieuwe abonnenten bijkwamen, blijft de respons op proefnummers en publiciteit vrij laag en blijft het OOK een hoogst vervelende zaak bestaande leden telkenjare opnieuw tot regeling van hun bijdrage te moeten manen. Daarom werden twee zaken beslist.In de eerste plaats een proportionele verlaging van de bijdragen voor wie voor meer
4
dan één jaar regelt.Het blad is voldoende stabiel opdat de abonnent dit 'risiko' wel zou kunnen nemen. Eén jaar blijft 350 bfr.kosten,maar wanneer U onmiddellijk voor twee jaar betaalt regelt U nog slechts 650 bfr.en voor drie jaar bfr.900. Dit zou de administratieve problemen van de penningmeester behoorlijk verlichten en ook voor Uzelf een beduidende besparing inhouden,vooral waar U zich beveiligt t.o.v.eventuele prijsverhogingen gedurende de volgende jaren.. Anderzijds werd besloten aan ieder van ons en van U te vragen een bijzondere inspanning te willen doen inzake publiciteit en promotie.Tracht U bekende sf. lezers ertoe te bewegen een abonnement te nemen,of te hernieuwen,spreek over RIGEL in uw werkkring,in tijdschriften, clubbladen,kulturele kringen enz.Wijs uw plaatselijke bibliotheek op de afwezigheid van ernstige sf.dokumentatie.. en raadt hen RIGEL aan,kortom help ons ons ledental tenminste zover te krijgen dat onze publikatiekosten volledig door abonnementsgelden kunnen worden gedekt, en wij niet langer afhankelijk zijn van het al dan niet slagen van andere aktiviteiten.Het komt Uzelf ten goede,wij kunnen het niet voldoende herhalen. MINI,MINI,MINI-CONS.. Uitgaande van het idee dat korte,ééndaagse conventions niet enkel minder zenuwslopende inspanningen vergen dan twee-of driedaagse cons (met overnachtingen en weet ik veel),maar bovendien vaak ook effectiever zijn als kontaktdag en als plaatselijke promotie,wordt er naar gestreefd méér regelmatige bijeenkomsten te organiseren,op verscnillende plaatsen. De bedoeling is de fans bij elkaar te brengen,stel van l0 uur 's morgens tot l0uur 's avonds,omheen Belgische en Nederlandse eregasten,met dias,voordracht,quiz en dgl.,plus een film,naar de avond toe,en dit alles voor een minimale prijs. Moeilijkst is een zaal te vinden,die de zaterdag beschikbaar is,zonder dat een (hoge) huurprijs dient betaald,en waar bar en buffet door de vereniging kunnen worden verzorgd om de kosten te drukken.
De zaal dient bovendien geschikt te zijn voor het opstellen van allerlei boekenstands en voor het vertonen van een film,en liefst ook erg centraal gelegen zijn,om ook de toevallige voorbijganger te lokken.. Wij dachten vooral aan kulturele centra, of aan schoollokalen, en zouden het in dit verband bijzonder op prijs stellen indien we van iemand van U een tip mochten ontvangen. De eerste streefdatum is begin november.
JA,WAAROVER IS DAN NOG GEPRAAT..? Over het sekretariaat van de vereniging, bijvoorbeeld,en waar het vele werk Lou Grauwels werkelijk iets teveel van het goede werd,zijn we erg blij te kunnen bevestigen dat onze trouwe vriend (en stichter !) Paul Torfs heeft aangeboden hem hierbij te helpen,voor wat de briefwisseling van de club zelf betreft.De ledenadministratie blijft bij Lou Grauwels,die zich dan ook intensiever aan promotie zal kunnen wijden..
Daarom openen we vanaf nu voor iedereen de mogelijkheid fanzines bij RIGEL-Magazine in te sluiten,uiteraard volledig in eigen redactie en onder eigen verantwoordelijkheid.U zorgt wel zelf voor de produktie ervan, hetzij op stencil of hoe dan ook,daarin blijft U vrij.Wel vragen wij U een 'zeker niveau' te handhaven, maar daar weet U best wat wij bedoelen. Laat het bv.geen persoonlijke schimppartij worden,want daar heeft SFAN zich steeds boven gehouden. Zendt één exemplaar (of een project)bij wijze van proef aan de redactie en U hoort snel of uw fanzine in aanmerking komt.. EN DAN,EN DAN.... Ja,dan werd nog over de komende WORLDCON gepraat,en over de volgende BENELUXCON, in Gent,in september l980. SFANCON ll wordt traditioneel een breed opgezette manifestatie met een driedaags programma,waarschijnlijk weer in het 'Fabiolahome' waar wij zulke beste herinneringen aan behouden. Gasten en eregasten uit alle omringende landen,waaronder ook echt grote namen.
EN OVER RIGEL-MAGAZINE,WAT DACHT U ?
Weet dat André De Rijcke te Brighton Samuel 'Chip' DELANY zoekt aan te spreken, of Thomas Disch.
Wel, eenstemmige lof voor onze nieuwe redacteur,Yves VandeZande,die zich zijn voorgangers (hm ..)waardig toonde,maar ook voor Marc Corthouts,die de presentatie van het blad nogmaals verbeterde.
GENCON wordt dus werkelijk 'the next best thing to going to the Worldcon',zoals wij voor onszelf in alle bescheidenheid de bedenking maakten..
Een probleem blijft dat Yves nagenoeg niet geinformeerd wordt van nieuwe of op stapel staande Nederlandse publikaties en terzake graag méér up-to-date informatie zou verstrekken. Uitgevers,hoort U mij ..? Het project 'verhalenbundel' loopt vlot, en nagenoeg alle aangeschreven Vlaamse sf.auteurs reageerden positief.Dit wordt een BROK literatuur, vrienden ! Wel werd de verschijningsdatum van de zomermaanden naar december verschoven,om vrij voor de hand liggende redenen.Dit extra-dik nummer valt notabene gewoon binnen de abonnementsprijs,dus U merkt wel dat de boni van ANNCON wèl worden besteed.. Een derde voorstel maakt het mogelijk te verhelpen aan het eeuwige probleem hoe ernstig een clubblad wel hoort te zijn. Enerzijds moet je het'fannish' houden, omdat iedereen wel eens graag bij de zaak betrokken wordt,anderzijds moet je vrij ernstig zijn,wil je een ruimer publiek raken (en bv.je blad in bibliotheken opgenomen zien..)
Wel is het zo dat uit ervaring bekend is welke ontzettende hoeveelheid werk een BENELUXCON met zich brengt,zodat alle hulp en alle suggesties hoogst welkom zijn.Wie ooit veertig lange tafels twee verdiepingen omlaag haalde om ze daarop in een ander gebouw te installeren (en vice-versa) of wie ooit drie dagen en nachten bier en broodjes verkocht kan hierover meespreken, en zal onze langgerekte hulpkreet met begrip beluisteren. Ook de meest bescheiden medewerking wordt aanvaard,ook al is het maar voor één enkele dag. Es kijken : Ann-con, promotie, ééndaagse cons, Rigel-Magazine en Beneluxcon te Gent, dat was het zowat allemaal. Heeft U ideeën of wenst U volgende werkvergadering bij te wonen, schrijf ons een woordje, eenvoudiger kan het niet. En vergeet niet : "Gent is prachtig in Negentien-tachtig !" Namens de Werkgroep, (onleesbaar)
5
*
*
Vragen en beperkingen
Andrei Donatovisj Siniavski werd in 1925 geboren en bereikte derhalve de volwassenheid tijdens de oorlogsjaren en tijdens de slotfase van de Stalin-periode. Zijn vader werd in 1951 om duistere redenen aangehouden en in 1953, na Stalin's dood, weer bevrijd, doch zou niet lang overleven.
Schrijven over een auteur, die je in vertaling las, impliceert dat je je tot bepaalde niveaus van zijn werk beperkt. Stelt dit probleem zich niet nog scherper voor een Russisch auteur, waar m.i. bij vertaling uit andere europese talen en waar bedoeld auteur manifest opteerde voor een beeldrijk en sterk suggestief proza ? En wat wanneer een van de niveaus, waarop zijn werk dient gelezen, van politieke aard is, en je ook daar een aantal vragen betreffende achtergrond en feedback onbeantwoord moet laten ? Welk is de representativiteit van de éne stem, die uit het koor doorklinkt, en waaraan sommigen meer belang toekennen dan aan al die andere stemmen, die hen vaak grotendeels onbekend zijn ? In hoeverre is hun aandacht onbevooroordeeld en in welke mate ben je het zelf, wanneer deze zaken ter sprake komen ? Een en ander brengt je ertoe meer dan gewone nadruk te leggen op theoretische aspekten en op de 'démarche' van de man, waarvan je een benadering presenteert. Het dwingt je in zekere zin verder te denken, en welk ook je besluit zij, heeft de auteur daar althans al dadelijk een pluspunt. *
Onbetwistbaar is de 'démarche' natuurlijk erg belangrijk bij een schrijver, wiens voornaamste werken de bedoeling hebben uiting te geven aan zijn onbehagen ; meer nog wanneer hij om die reden door de overheden van zijn land als 'dissident' wordt gekarakteriseerd en van zijn eigen nationale publiek wordt afgesloten. Siniavski's bekendheid in het westen vloeit in belangrijke mate voort uit het proces, dat in 1965/66 in de Sovjet-Unie tegen hem en Yuli Daniël werd ingespannen, en waaraan hij een veroordeling overhield tot zeven jaar werkkamp, waarvan zes effektief.
Hijzelf deed in die periode litteraire studies en promoveerde, op 27-jarige leeftijd, op een proefschrift over Gorki's "Klim Samguin". Hij werkte daarop aan het 'Gorki-instituut voor wereldliteratuur , en doceerde ook aan een toneelschool, terwijl van zijn hand een aantal bijdragen verschenen, die hem bij de 'liberale' vleugel van de intelligentsia onderbrachten. Na Stalin's dood was nl. de zg. 'dauw' ingetreden, die een zekere liberalisatie met zich meebracht, al was deze verre van consistent. Diplomatieke openingen alterneerden met interventies, als in Hongarije en Oost-Duitsland, en hoopgevende kontakten met crisissen zoals die omheen Berlijn, Cuba en het Maoïsme. Ook op het artistieke en litteraire vlak ging de 'dauw' niet zonder shokken en drama's : de woordenwisselingen tussen conservatieven en liberalen laaiden soms fel op, vooral wanneer aan een recent verleden werd geraakt, en ook de overheden lieten zich niet onbetuigd, zij het in de éne of de andere richting. Het volstaat hier te verwijzen naar de zaak Pasternak, naar Yevtushenko's "Baby Yar" en Soljenitsin's "Een dag in het leven van Ivan Denisovisj". Toch boekten de 'liberalen' winstpunten, waar ze afstand konden nemen van zekere gevestigde namen, modernistische tendenzen konden assimileren en ook een aantal oudere schrijvers wisten te rehabiliteren, die voornamelijk om politieke redenen in ongenade en quasi-vergetelheid waren gevallen. Siniavski's bijdrage hiertoe omvat een reeks scherpe recensies, ondermeer in "Novy Mir", monografiën over Picasso, Bagritski en Pasternak, een studie van de dichters van de revolutionaire periode en her-
7
waarderingen van mensen als Akhmatoya en Isaac Babel. Slechts weinigen was bekend dat hij tevens de auteur was van in het westen verschenen teksten, waarin zekere 'Abram Terts' het socialistisch realisme verwierp en harde satires bracht van het leven in de hoofdstad, naar het einde toe van het Stalin/ Beria regime. Een indiskretie en wat speurwerk brachten hier verandering in en zoals gezegd volgde begin 1966 een veroordeling, op grond van lasterlijke anti-sovjet propaganda. De vervolging sprak ook van pornografie en van 'zaken, die in een publiek toilet thuishoren'.. * Er waren nochtans aanwijzingen, waaronder Siniavski's vriendschap met Boris Pasnak, die als het ware de spil vormt van de eerste dissidentie. De publikatie in het westen van "Dokter Zhivago" en van de daarop aansluitende gedichten leverde de toen reeds 58-jarige dichter prompt een Nobelprijs op, waarvan het polemische karakter moellljk kan worden ontkend. In eigen land bracht dit echter felle kritiek en zelfs een vorm van isolement met zich. Siniavski bleef echter een trouw bezoeker en verdediger, fungeerde in 1960 als een van de lijkdragers bij Pasternak's begrafenis en verzorgde in 1965 de inleiding tot diens 'verzameld werk', dat niet zonder wrijvingen tot stand was gekomen. Het was ook een wederzijdse bekende, nl. Mv. Hélène Pelletier, die Terts' manuscripten naar Frankrijk had gebracht. * De zaak Terts begon met een anoniem manifest dat in 1959 in het franse tijdschrift 'Esprit' het licht zag en waarin de kulturele doktrine van de Sovjet-unie bepaald onvriendelijk werd doorgelicht. "Wat is socialistisch realisme ? Wat betekent die vreemde kombinatie, die je oren pijn doet ? .... Is het meer dan een droom, die de verschrikte intellectueel in de donkere, betoverde nacht van de Stalin-diktatuur heeft gehad ?" Men noteert onmiddellijk de betrekkelijk ongewone formulering binnen deze paragraaf, die echter een perfekte illustratie inhoudt van Terts' opzet. In zijn essay verwerpt hij nl. een uitge hold realisme, dat in zijn ondergeschiktheid aan een te bereiken doel aan het 18°eeuwse klacissisme herinnert, ten gunste van een meer visionaire kunst. Een'fantasmagorische kunst, waarin de gebeurtenissen zich in versneld tempo afspelen en waarin het groteske de plaats inneemt van de beschrijving van het werkelijke leven'.
8
Dergelijke techniek beantwoordt het meest aan de geest van onze tijd, schrijft hij, en citeert Hoffman, Dostojewski, Chagall en Maiakovski als kunstenaars die 'waarachtig waren aan de hand van absurde fantasie' Hoe dit precies in zijn werk gaat zou de westerse lezer kort daarop kunnen ervaren in een reeks 'fantastische' verhalen, die van 1960 tot 1966 werden gepubliceerd, en die hierna in chronologische volgorde worden besproken. * Oudst hiervan is "In het Circus" (1955), dat in 1961 onder de titel "Fantastische verhalen" werd gebundeld. Van zijn 'magie' ontdaan is het het verhaal van een zwakzinnige, die aan een inbraak deelneemt, iemand doodt, veroordeeld wordt en tenslotte bij een absurd/lyrische ontsnappingspoging zelf wordt neergeschoten. Volgens een bekende techniek kijken wij niet tegen het personage aan, maar volgen wij de gebeurtenissen via hem en wordt ons slechts zijn vervormde visie van de 'buitenwereld' geboden. Zo 'ervaren' we de verwondering, die hem in een circus overvalt (en waarvan we op 't laatst een echo opvangen, wanneer hij getroffen rondtolt), een faustiaanse ontmoeting, die zijn levenswandel wijzigt en lange gesprekken met marginale figuren als een oude jood en een invalide badhuisbewaker, die bij wijze van bijverdienste sexuele avontuurtjes door de vingers kijkt. 'Gogol' denk je, wanneer je door de werveling van het verhaal wordt meegesleept en diens meelijwekkende karikaturen herkent, en inderdaad zal die naam je nog vaker op de lippen komen, vooraleer je aan "Invallen" toebent. Merkwaardig is dat deze auteur niet voorkomt in de opsomming aan het slot van "Wat is socialistisch realisme" en dat je op verschillende plaatsen in Terts' werk passages aantreft, waar nlj met de stijl van deze meester de draak steekt. Hoor je tot die mensen, die treffende wendingen en bemerkingen plegen aan te stippen in hun betere lektuur, dan noteerde je terloops waarschijnlijk een tweetal vrij onverwachte vrijpostigheden van de auteur (wat ook de procureur deed, die van pornografie gewaagde), en dat zinnetje over '.. de vogels, de vrije bewoners van dit land..'
* "Het Proces begint", dat in 1960 in "Encounter" verscheen, is met "Ijzel" een van de langste verhalen van Terts (ca. 100bl.) en wellicht ook het scherpste voorbeeld van diens bijzondere stijl. Het verhaal werd geschreven in 1956, en sluit derhal-
ve nauw aan op de gebeurtenissen, waarop terloops wordt gezinspeeld : een dokterskomplot, anti-semitische verdachtmakingen, een dreigende 'zuivering' en tenslotte de dood van de Meester zelf. Ook het vertrappelen van een aantal toeschouwers, bij gelegenheid van diens begrafenis komt ter sprake en waar we deze scène reeds bij verschillende andere Russische auteurs aantroffen, moeten we hieruit wel besluiten dat de gebeurtenissen van die dag heel wat mensen aan het denken hebben gezet. "Het Proces.." is een bijzonder complex, haast chaotisch verhaal, waarin vele personages evolueren, erg uiteenlopende private en publieke problemen worden aangeraakt en doorlopend van het dramatische in het groteske wordt gegleden. De lezer wordt in een reeks zenuwachtige 'kamerabewegingen' van de ene figuur naar de andere gevoerd, volgt flarden van gesprekken, die plots worden afgebroken, om later weer te worden hervat, en dient zelf de feiten bij elkaar te brengen, waarvan hij links en rechts fragmenten opvangt. Het gevoel van drukte wordt opgedreven doordat elk hoofdstuk systematisch midden een evenement aanvangt, zij het een operavoorstelling, een voetbalmatch, een dierentuinbezoek, een militaire parade of de begrafenis van de Meester. Disparate elementen worden toegevoegd, waaronder een fantastisch wetenschappelijk argument, terwijl stijlfiguren letterlijk worden genomen en voorwerpen een eigen leven gaan leiden. Letters vluchten over de pagina, wanneer bij een huiszoeking papieren in beslag genomen worden, een (kappers)schaar fladdert klanten boven het hoofd en vliegt tjilpend van het ene oor naar het andere, muziek stroomt de zaal in en verdrinkt de toehoorders.. Midden deze chaos treffen we Vladimir Globow, de openbare aanklager, die verveeld zit met het Dossier Rabinovisj (een joods dokter, die klandestien abortus uitvoerde), zijn vrouw Marina, die hem tijdens een pijnlijke scène naar het hoofd werpt dat zij het kind dat zij van hem verwachtte heeft laten afdrijven (door Rabinovisj ?), de nihilistisch-denkende advokaat Karlinski, die achter Marina aanzit, maar niet klaarkomt wanneer zij zich (notabene tijdens de begrafenisplechtigheid van de Meester !) aan hem geeft, en tenslotte het zoontje van de aanklager, dat allerlei naieve, doch pertinente vragen stelt en een eigen visie heeft van het ideale kommunisme. Dit brengt hem tot het oprichten van een clubje, dat ingevolge verklikking voor een samenzwering doorgaat en hem dientegevolge een veroordeling oplevert. Dit is ook het lot van Rabinovisj, achter wiens handelingen een dokterskomplot wordt vermoed, en dit van de verhaler, die opdracht had het gebeuren te verslaan, maar faalde zijn 'positieve helden' voldoende sympa-
thiek voor te stellen en grotendeels op dezelfde gronden naar het strafkamp wordt verwezen, als later met Siniavski zelf zou gebeuren. In de drie eerstgenoemde personages, die Terts ironisch zijn positieve helden noemt, herkent men drie houdingen binnen de sovjetmaatschappij, waar de auteur weinig sympathie voor opbrengt. Paranoia, genotzucht en lafheid/impotentie zijn er de exponenten van. Duidelijk voorkomender staat hij tegenover de 'negatieve' figuren, en vooral tegenover de jonge Serjosja, die binnen dezelfde metafoor voor de kritische marxist staat, die tot dissidentie wordt gedwongen. Twee korte passages illustreren de verschuiving van de waarden en de noodzakelijke reaktie. Wanneer Serjosja voor de rechter van instruktie wordt gebracht, merkt hij aan dat hij nog slechts een verdachte is. "Die daar, dat zijn verdachten. Zie je wel, hoe veel het er zijn ?" De rechter van instruktie wees op de beneden hen krioelende menigte. Toen streek hij Serjosja over diens kaalgeschoren hoofd en verklaarde vriendelijk : "Maar jij, kereltje, jij bent al geen verdachte meer. Jij bent een veroordeelde." 'Het proces begint," zegt de verhaler elders, "Het proces begint overal in de wereld. En wij allen, hoe groot in aantal wij ook mogen zijn, worden dag en nacht voor het gerecht gesleept en in verhoor genoemen. En dat heet geschiedenis. De bel rinkelt.- Hoe heet U ? Voornaam? Geboortedatum ? Dat is dan het ogenblik, waarop je begint te schrijven." Ik zei reeds dat "Het Proces begint" een voorbeeldige illustratie biedt van de richting, die Terts met zijn visionnair realisme uitwilde. Het gewild verwarde en in alle richtingen wegvluchtende verhaal vertolkt de complexiteit van het (politieke) gebeuren van die jaren en maakt als het ware de vervreemding voelbaar, die zich van de tijdgenoten moet hebben meester gemaakt. Het groteske opent nieuwe perspektieven, terwijl de vervorming van de werkelijkheid tot nieuwe inzichten dwingt. * Twee kortere verhalen, nl. "Medehuurders" en "Jij en Ik" (beiden van 1959), vervolledigen het beeld van de verwarring tijdens de 'donkere, betoverde nacht'. In "Medehuurders" staat de woningnood centraal. Onderling erg verschillende mensen worden erdoor gedwongen samen één woning te betrekken, die voor géén van hen echt een thuis kan zijn. De vier hoofdstukjes van het verhaal omvatten hoofdzakelijk delen van
9
gesprekken en bedenkingen, roddel en verdachtmaking, die tot in het absurde worden doorgetrokken. Joden en heksen loeren om de hoek, en "Zo meteen komen ze mij halen,.. Maar ook U ! Ook U !" Net als de personages nergens in het traditionele positief/negatief schema passen, beantwoorden ook hun dialogen (?) geen bekend patroon. Aan de reeds bekende vervorming van de optiek wordt bovendien nog een vermenging van oude en nieuwe mythen toegevoegd, die we later lang uitgewerkt zullen weervinden, in "Luybimov", terwijl een mogelijke uitweg steeds verder af lijkt. Voor de 'jij' in 'Jij en ik' is de vervreemding in een nog acuter stadium getreden. Hij is niet langer verdacht, maar is reeds veroordeeld, wat zoals we zagen inhoudt dat hij nog slechts dient (geprovoceerd en) betrapt. Dat lijkt hem meer in het bijzonder het opzet van de gasten op het avondfeest, waartoe hij werd genodigd, maar ook van het meisje dat achteraf kontakt met hem zoekt te onderhouden. "Ik" observeert hem misprijzend. "Begrijp dan dat je leeft en ademt, zolang ik naar je kijk. Ik hoef mijn ogen maar dicht te doen.." zegt hij. De paranoia en de daarop aansluitende gespletenheid van de hoofdfiguur (-guren !) wordt duidelijk wanneer we merken hoe 'jij' en 'ik' (en 'hem') beurtelings van plaats wisselen en tenslotte in elkaar verward raken. Ook de opsomming van simultane gebeurtenissen, waartoe Terts een tweetal maal overgaat, draagt bij tot het scheppen van een twee-dimensionele wereld, waarvan de onbeduidendheid bij een korte blik 'uit de hoogte' duidelijk wordt. Uiteraard is de afloop tragisch. * In vergelijking tot de drie hoger besproken teksten doet "Grafomanen" (1960) haast luchtig aan. Overal tref je mensen die menen talent te bezitten, die papier bevuilen, luchtkastelen bouwen, maar nergens gedrukt worden. Zij verzamelen zich vaak tot afgunstige groepjes, praten naast elkaar weg over hun eigen werk, beklagen zich over gebrek aan begrip en schrijven hun mislukking toe aan allerlei faktoren, zonder zichzelf evenwel in vraag te stellen. In een kort ogenblik van helderheid nemen zij zich soms voor er mee te breken, maar dan wel nà dat allerlaatste, autobiografische levenswerk, waarin ook deze bekentenis haar plaats heeft. Ongetwijfeld zullen insiders in "Grafomanen" een aantal pennebroeders van de auteur herkend hebben. Ook de censuur krijgt
10
een korte prik, maar globaal gezien is de 'grote' politiek in dit rustige, lineaire en fijn humoristische verhaal afwezig. * Ook in "Ijzel" ("De IJspegel") (1961) treft de minder expressionnistische toon. Dit verhaal vertrekt van een resoluut 'fantastisch' uitgangspunt, in casu de paranormale gaven, die de hoofdfiguur zich vrij onverwacht ontdekt. Zijn helderziendheid laat hem toe te weten wat achter zijn rug gebeurt, zo bv. dat zijn vriendin nog regelmatig haar vroegere echtgenoot gaat opzoeken, hoewel zij formeel van hem gescheiden leeft. Hij weet ook met zekerheid wat de toekomst voor vrienden en bekenden inhoudt en geeft hiervan een treffende demonstratie bij gelegenheid van een vervelend nieuwjaarsfeestje bij voornoemde exechtgenoot. De verklaring van deze gaven ligt bij een dooreen vloeien van tijdszones, waardoor hij gelijktijdig verschillende personen belichaamt, en bij de aanvang van het verhaal roept hij een van dezen op beter te doen dan hij. Het is namelijk zo dat hij voorzien had dat zijn vriendin Natasja op een bepaalde plaats, datum en uur door een vallende ijspegel zou worden gedood, maar dat hij onmachtig was hierbij in te grijpen. Op het gestelde ogenblik bevond hij zich nl. onder observatie bij de inlichtingsdienst, die van zijn gave lucht had gekregen en hem dacht te benutten in het kader van haar nationaal en internationaal beleid. Ook een zekere kolonel Tarasow zoekt hem te benutten, voor meer persoonlijke ambities, maar dan verliest hij plots zijn gave.. Men meent in "Ijzel" het thema te herkennen ('Ispahan'..), maar stelt snel vast dat het determinisme slechts een van de facetten hiervan vormt. Volgens de klassieke definitie van de satire snijdt het verhaal inderdaad een brede waaier onderwerpen aan, zonder te nadrukkelijk bij één ervan stil te staan. "Ijzel" bevat enkele merkwaardige passages. Zo is er bv. het ogenblik waarop de hoofdfiguur voor het eerst zijn 'andere' visie ervaart en een door de mist voorbijrijdende trolleybus waarneemt als een voorhistorisch monster dat zijn slachtoffer doorslikt. De referentie naar de nog niet gerehabiliteerde (en dus theoretisch onvindbare) Zamjatin is flagrant (zie "De Draak", bv. in Meulenhoff's "Teken van Leven"). Blijkbaar nemen de ingezetenen van het 'Wereldinstituut' ook minder ortodoxe litteratuur door. Ook allerlei verwijzingen naar parodiën van Gogol's "Dode zielen" getuigen van de lit-
teraire sofistikatie van de auteur. Enkele dialogen nemen quasi-surrealistische wendingen. Neem bv. de reeks liefdesbetuigingen die een korte scène van necrofilie omlijst, of die dolkomische konfrontatie van Natasja's ex-echtgenoot ( en terloopse minnaar) met de verhaler. Eerstge noemde tracht de hoofdfiguur boos te krijgen door hem allerlei pikante details op te dissen van liefdesscènes met zijn vriendin en de ander reageert hierop met hem de gruwelijke ziekten op te sommen, die hij voor hem voorziet. Bijzonder boeiend is ook de redenering, die er toe leidt te besluiten dat kolonel Tarasow inderdaad 'aan de top van het evolutieproces dient geplaatst'. Plus natuurlijk die kleine, korte zinnetjes, die zoveel impliceren.
wijl we in Lenya (Lenin, maar ook een bosgeest) trekken weervinden van zowat alle heersers, die Rusland de laatste anderhalve eeuw kende, als is Chroestjow wel duidelijkst bedoeld. Je denkt aan een sleutelroman en aan een allegorie van de revolutie, zoals Orwell's "Animal Farm" maar zoekt vergeefs verdere aanknopingspunten. Integendeel, waar Terts als gebruikelijk de fantastische weg inslaat, diabolische interventies suggereert en op die manier de naar een rationele verklaring zoekende westerse lezer nog verder van de wijs brengt. Tychomirov is weliswaar een kleurrijk personage, maar is deze 'vredebrenger' nu een ongelukkige held, een gevaarlijke charlatan, een willoos werktuig of alledrie tezamen en wellicht nog veel meer ?
".. Dit is een gedicht van Poesjkin, die je zo goed kent. Maar je vergiste je toen je zei dat ze Poesjkin hadden doodgeschoten. Nee, hij vond de dood in een duel met het pistool. Dat weet ik zeker, geloof me.."
Goedmoedig en vrijmoedig en schijnbaar naief worden allerlei instituten op de korrel genomen, als het 'Russische karakter', politieke en litteraire klassiekers, bureaucratie en Ortodoxe kerk, maar waar begint en eindigt de ironie en welke alternatieven worden hier tenslotte tegenover gesteld ?
Een centrale plaats in Terts' werk wordt ingenomen door de in 1962/63 geschreven politiek/allegorische kortroman "Lyubimov", waarin alle essentiele elementen van zijn techniek en zijn thematiek weer te vinden zijn, terwijl ook de sterkte en de beperkingen van zijn opzet hier erg duidelijk naar voren treden. Dit was ook het werk waaraan de vervolging enkele jaren daarop het meeste aanstoot zou nemen. Lyubimov is een klein plaatsje, waar de verhaler bibliothecaris is en waar weinig of niets gebeurt, tot de plaatselijke mecanieker plots en geheel onverwacht de macht grijpt en een 'vrijstaat' proklameert. Lenya Tychomirov ('Makepeace' in de engelse versie) neemt het welzijn en de vooruitgang van de bevolking ter harte, en ook de verdediging van het staatje, maar bij nader inzien blijkt zijn methode nagenoeg uitsluitend te steunen op massasuggestie en wanneer deze techniek uit de hand loopt valt het de 'centrale macht' ook niet moeilijk het verloren terrein te heroveren. Nu is "Lyubimov" een typisch Russisch verhaal, én typische Terst, wat inhoudt dat we hier heel ver staan van de klassieke, strak opgebouwde dystopie, waarvan de boodschap zonder meer voor iedereen duidelijk is. Ook hier is de opbouw van het verhaal erg los, en gaat de 'plot' schuil achter een menigte uitweidingen, die er het begrip niet van vereenvoudigen. Zo vernemen we ondermeer dat het in werkelijkheid een voorvader van de verhaler is, die achtr de gebeurtenissen steekt, en dat hij het is die Tychomirov een Indisch boek over (wilskracht en) suggestie in de hand heeft gespeeld. Deze voorvader staat voor de Russische intellecetueel van de negentiende eeuw, ter-
Het is een complexe geschiedenis, waaruit je pas wijsraakt, wanneer je je een aantal konstanten voor ogen houdt, die je doorheen de Russische litteratuur weervindt, en weliswaar in gewijzigde vorm ook in het socialistische realisme. Ik bedoel hier in de eerste plaats de spiritualistische faktor en het geloof in een absolute, en broederlijkheid en in een ( toekomstig) land van belofte. Deze houding houdt een afwijzing in van de westerse evolutie van het christendom, zowel als van het westerse humanisme, en roept meer in het bijzonder pijnlijke vragen op, waar het gaat om het uit dit humanisme voortvloeiende materialisme, dat zijn bekroning bereikte in de marxistische idelogie. Laatstgenoemde wordt in deze optiek, wat Rusland betreft, tot een negentiende-eeuws importprodukt, dat welsiwaar tegemoet komt aan de behoeft aan een vatbare utopie, maar daarentegen 'volksvreemd' is waar het spiritualisme negeert en de 'ziel' waarover zulke getormenteerde gesprekken waren gevoerd. Een soortgelijk probleem stelt zich, dacht ik, in Aziatische landen, waar de dialektiek die aan de grondslag ligt van het marxisme tegenstrijdig lijkt met de grote éénheidsgedachte en met het streven naar integratie, die men in de filosofie en de religie van die gebieden aantreft. Praktisch gezien kan de ontwikkeling binnen de Sovjet-Unie door sommige intellectuelen inderdaad worden ervaren als remmend voor de ontplooing van het allerindividueelste, van 'ander' talent, van mystieke visies en zelfs voor de verdere evolutie van het marxisme zelf.
11
Hun reaktie hierop kan allerlei richtingen uitgaan, en dit verklaart ook de vaak erg tegenstrijdige en paradoxale en soms onaanvaardbare wegen, die door zekere dissidenten worden bewandeld. Terts stelt een soort onoverkomelijkheid voorop. "Het is de metafysische aard van de Russische ziel" zegt hij, die er toe neigt steeds weer naar een paradijselijke toestand weer te keren (wat ook de revolutie tot gevolg had)". Dit mislukt echter keer opkeer, terwijl de Rus, "die zichzelf en de anderen zoveel kwaad heeft gedaan" ook niet bij machte is in te zien waar hij fout zit. Vandaar de neiging zondebokken te zoeken, zij het Joden of intellectuelen of nog kort tevoren op de handen gedragen leiders, om daarop precies in dezelfde fouten te hervallen. Vandaar ook de neiging geschiedenis te verhalen op quasi-mythologische toon, het onvatbare te beklemtonen en zelfs de realiteit toe te schrijven aan magische interventies en diabolische manipulaties. Wat fictie aangaat heb je hiervan treffende voorbeelden in Boelgakov's "Meester en Marharita" én in Terts' "Luybimov". Om meer dan één reden heb je het gevoel, dat je hier in een vicieuze cirkel bent gevat.
ke karakter van het door hem aangenomen geloof, dat in 1964 onverhuld naar voren trad in een kort werkje dat in "New Leader" het licht zag.
*
So it goes, ben je geneigd te zeggen.
De vraag naar een alternatief bleef tot op heden onbeantwoord. Ironisch stelt Terts in "Wat is socialistisch realisme ? " dat ".. het hedendaagse verstand de kracht mist zich iets schoners en verheveners voor te stellen dan het communistische ideaal. Het grootste waartoe het in staat is is het weer op gang brengen van oude idealen als de christelijke liefde of de vrijheid van het individu..". In een toekomstvisie in "Ijzel" luidt het dat ".. wij ons zelfs in die verrukkelijke toekomst niet definitief van de humbug van dorpspriesters, noch van de vrouwelijke zwakmoedigheid zullen kunnen bevrijden, ook al zal alles natuurlijk nieuwe sociale vormen aannemen en er heel anders gaan uitzien.." In dezelfde geest zet ook het laatste hoofdstuk in van "Luybimov" waarin Terts een pope laat bidden in een onooglijk kerkje, voor enkele oude vrouwen "die zo oud waren dat ze allang dood hoorden te zijn" en waarvan je je afvroeg "waar ze de kracht haalden in leven te blijven, laat staan zich naar de kerk te slepen ? Waartoe konden zij in 's hemelsnaam nog dienen ?" Men vermoedt dat Siniavski zich (deels onder invloed van Pasternak's latere werk wellicht ,) bekeerd had tot het ortodoxe geloof, wanneer hij deze lijnen schreef. Ongewoon voor ons is wel het sterk mystie-
12
"Invallen" (letterlijk 'onbewaakte gedachten') is geen fictie, maar een schijnbaar willekeurig opelkaarvolgende reeks gedachten, die in dagboek-vorm worden voorgebracht. Hoewel dit enigszins buiten het bestek van deze tekst valt, kunnen we moeilijk nalaten hierin zaken te releveren, die (ons) bepaald anachronistisch overkomen. "Heer, sla me dood.. o, wat komt de dood langzaam naderbij !" "De Kerk, is het schelden van de bijbel vergeten.. Heer ! In Uw naam kan ik me beter vergissen, dan dat ik U vergeet.." "Alleen al de plaats van de geslachtsdelen is fnuikend.. De gemeenschappelijke bevrediging lijkt op een feestmaal in een riool en brengt ons ertoe te vluchten van de bevuilde bron.." "Ik begrijp helemaal niet, wat dat voor een 'vrijheid van keuze' is, waar de liberale filosofie het zo vaak over heeft. Kiezen wij soms van wie we houden, waarin we geloven, waaraan we lijden ? Liefde is .. monarchie, despotisme .."
* Twee werken blijven hier nog te vermelden. Wanneer Siniavski's veroordeling reeds uitgesproken was, en Abram Terts 'identiteit bijgevolg ook voor niemand meer een geheim inhield, verscheen in "Encounter" nog een kort sf. getint verhaal, dat in het licht van de gebeurtenissen een bijzonder reliëf aannam. "Pkhentz" is een buitenaards wezen, dat in Siberië is gestrand en vervolgens naar Moskou is afgezakt. Erg komisch worden zijn pogingen weergegeven zijn (wel erg vreemde) lichaamsvormen verborgen te houden voor zijn medehuurders en voor een opdringerig buurmeisje. Geen erg nieuw 'sf. idee', maar de uitwerking ervan is best leuk en humoristisch en uiteraard herkent men er de allegorie in van de schrijver, die in dezelfde stad en in soortgelijke omstandigheden een dubbele persoonlijkheid te verbergen had. Na afloop van zijn gevangenschap kwam Siniavski zoals men weet naar Frankrijk, waar hij litteratuur doceert en ook reeds enkele zaken publiceerde. Belangrijkst hiervan is tot op heden een zevendelig boek, waarin, zoals in "Invallen", allerlei nota' s werden opgenomen, die hij in de jaren '66/71 maakte. Grotendeels werden deze hernomen uit brieven, die hij aanverwanten
schreef tijdens zijn kampjaren, maar hoewel de zeven delen van "Een stem uit het koor" wel degelijk overeenstemmen met de chronologie van zijn straftijd (zes jaar, plus een kort stukje na zijn vrijlating) zal men hierin slechts een minimum aan feiten aantreffen. Het boek had een pijnlijke autobiografie kunnen worden, of een harde aanklacht, maar bevat daarentegen slechts aanmerkingen van artistieke aard en in het kamp opgetekende liederen en gezegden, die van gedetineerden van gemeen recht opving en die in hun typisch 'slang' haast onvertaalbaar bleken. Men noteert terloops een bijzondere aandacht voor sprookjes en legenden, anderzijds een zekere berusting, die wellicht wortelt in de tevoren verworven godsdienstige overtuiging, waarvan ook hier een neerslag wordt aangetroffen, zij het veel minder polemisch in toon.
in dit verband vallen uitspraken aan te halen, die ons erg dicht bij Siniavsky's basisidee terugbrengen. Zo schrijft Phiilip Roth in "Writing American Fiction", in 1961 :
*
"A distinctive characteristic of .. satire is its high degree of distortion.. You know how people taking offense will sometimes say : "Now stop kidding around that one hopes to reveal just how serious.."
Bij het afronden van de voorstelling van een 'betwist' auteur ben je geneigd de litteraire en ideologische aspecten van zijn werk apart te bekijken, doch bij Siniavski /Terst lukt dit niet zo best. Zijn 'methode', die, dacht ik, hoger voldoende werd geillustreerd, omvat in de eerste plaats een vervorming van de weer te geven werkelijkheid, die verder gaat dan een (bv. satirische of allegorische) vertaling en door het openen van een groteske dimensie een aan de werkelijkheid onderliggende verwarring suggereert. Men noteert dat deze techniek aansluit bij grote voorbeelden binnen de pre-revolutionaire Russische letteren, maar ook bij de uitdrukkingsvormen die werden verkozen door sommige auteurs van die bijzondere decade 1920-1930, waaronder 8oelgakov, Zamjatin, Pilnjak en anderen. Kijken we over de grenzen, dan treft ons dat in de 'sixties' ook schrijvers in andere landen een minder realistische weergave van bepaald feitenmateriaal verkozen, waar het er om ging visies, bezorgdheid of onbehagen uit te drukken. Wat de Amerikaanse letteren aangaat zijn hiervan een hele gamma voorbeelden aan te halen, die gaan van "Portnoy's Complaint" tot "Slaughterhouse 5", maar ook elders treft een soortgelijk fenomeen. Men heeft getracht deze wending te verklaren, door te wijzen op de superioriteit van de visuele media bij de weergave van aktuele toestanden, of tenminste toch wat betreft de snelle en feitelijke weergave hiervan. Ergens sluit deze stelling aan bij het idee dat het de fotografie was die de schilderkunst in een meer abstracte richting duwde. Een andere verklaring steunt echter op de aard van de weer te geven feiten zelf, en
"The American writer has his hands full in trying to understand, describe and make credible much of American reality. It stupefies, it sickens, it infuriates, and finally it is even a kind of embarrassement to one's own meager imagination.." We laten voorlopig deze auteur, waar het toch de bedoeling is parralelen te exploreren, doch niet zonder nog een passage aan te halen, waarin hij de vervorming, het schokkende en zelfs het smakeloze binnen de satire rechtvaardigt. Tot op zekere hoogte dus wat vanuit een andere optiek het 'lasterlijke' zou kunnen worden genoemd :
Dit fragment lichtte ik uit een kommentaar op zijn "Our Gang", waarin hij een satire brengt van de Nixon-administratie en, merkwaardig genoeg, in het laatste hoofdstukje ook de fantastische richting uitgaat, waar hij 'Tricky' een toespraak laat houden in de hel. We besluiten dat de groteske techniek klassiek is, maar ook eigentijds. Wat Siniavski betreft, kunnen wij hier nog aan toevoegen dat hij haar op krachtige en gesofistikeerde wijze heeft aangewend en dat men meer dan eens verbaasd staat tegenover de virtuositeit die hij bij de uitdrukking van zijn zienswijze aan de dag legt. Wat nu de inhoud van zijn 'mededeling' betreft, zou ik eerst een korte paranthesis willen openen. Wanneer wij ons inbeelden dat de mensheid of een bepaalde groep mensen, problemen en behoeften heeft (wat, dacht ik, een understatement is) en onze verbeeldlng aan het werk zetten om in dit verband de meest rationele oplossing te vinden, dan bestaat m.i. de meest efficiente methode er wel degelijk in, een inventaris te maken van behoeften en beschikbare middelen en gezamenlijk een systematische aanpak te betrachten 'va ieder volgens zijn mogelijkheden, aan ieder volgens zijn noden'. Vooral waar het alternatief zou inhouden te wachten tot een privaat initiatiefnemer toevallig in de bevrediging van werkelijk bestaande behoeften een bron van private winst zou zien, zal men in eerstgenoemd systeem de afwezigheid apprecieren van zelfzuchtige motieven, economiscne competitie en ongelijkheid, klasseconflikten, spekulatie en dergelijke meer. Kiest een maatschappij deze weg, dan dient
13
zij zich uiteraard aan interne en externe wrijvingen te verwachten en kan zij zich gedwongen zien tijdelijk de nieuw verworven gelijkheden veilig te stellen door een beperking van (meer traditionele) persoonlijke vrijheden.
Doen zich hierbij manifeste uitwassen voor, dan is binnen deze maatschappij iets niet in orde, en dient aan deze uitwassen verholpen. Mutatis mutantdis dient de diagnostiek echter gehandhaafd, wanneer blijkt dat, ook nadien nog, niet op meer drastische maatregelen kan worden teruggekomen, belangrijke technische en alimentaire aankopen dienen gedaan bij tegenstanders en kritische stemmen worden onderdrukt. Het lijkt dan ook meer dan gerechtvaardig dringend een analyse te ondernemen,die de diepere oorzaken van de vastgestelde tekortkomingen aan het licht kan brengen. Een praktische aanpak zal in dit verband mogelijk aantonen dat er 'routine' op de machine zit, dat weinig persoonlijke deelname en/of initiatief aanwezig is of dat een algemene incompetentie heerst op beroepsvlak, van de metser die onbekwaam blijkt een muur te voegen, tot de politieke ambtenaar die het nuttig acht twee schrijvers te vervolgen en blijkbaar nooit gehoord heeft dat 'men geen martelaars maakt'. Tegenover soortgelijke situatie geplaatst, brengt het werk van Abram Terts ons vooral een (subjectief getinte) weergave van aspekten van uitwassen, meer in het bijzonder van deze die het einde van het Stalin -tijdperk begeleidden. Wat het releveren betreft van parallele/ onderliggende/persistente problemen beweegt hij zich hoofdzakelijk op het filosofische/mystieke vlak. Zo suggereert hij een verwarring van middelen en doel, een met technische vooruitgang gepaard gaande geestelijke verarming en een breuk tussen individu en maatschappij, terwijl hij, algemeen genomen, ook pessimistisch blijft ten aanzien van mogelijke beterschap en voornoemde tekortkomingen toeschrijft aan het zuiver materialistisch karakter van een opgelegd maatschappij type.
14
Behoudens een vrij vaag opnemen van persoonlijke verantwoordelijkheden, bewegen ook de voorgestelde alternatieven zich op datzelfde vlak. De 'homo economicus' wordt hierbij niet besproken, terwijl wij met de religieuze herleving radikaal een andere dimensie uitgaan. Vanuit een typisch westerse, rationele en inderdaad materialistische optiek neigt men ertoe te stellen dat Siniavski's stelling zwakker wordt, naarmate hij zich van het litterair/expressieve naar analyse en alternatief toebeweegt, terwijl de complexiteit van zijn techniek in dit opzicht ook de efficientie van zijn opzet niet ten goede komt. Waar Siniavski zelf sterk afstand nam van funktionele litteratuur en bv. naar het einde van zijn proces toe, en waar hem desgevallend andere middelen ter beschikking stonden om een veroordeling te vermijden of te verzachten, nadrukkelijk herhaalde dat een van de essentiële kenmerken van letterkunde erin bestaat dat 'woorden' géén daden zijn' zal dit alles in zijnen hoofde weinig bezwaarlijk voorkomen. In dit verband vinden we overigens een gelijklopende stellingname terug bij Roth, die precies naar aanleiding van "Our Gang" nog verklaarde dat 'writing satire is a literary, not a political act, however volcanic the..passion in the author. (It is)moral rage transformed into (comic) art, .. does not expect to accomplish anything in the world (and is) a means of arganizing and expressing a harsh, perplexing emotion'. Uit recente uitspraken bleek dat Siniavski zichzelf inderdaad ook meer als een litteraire figuur ziet, en in zekere zin sluit dit ook mooi een bespreking van het ideologische aspect van zijn werk af. Besluitend kunnen wij hierbij stellen dat zijn oeuvre op dat niveau eerder een getuigenis vormt dan een manifest, terwijl zijn conclusies, zoals Max Hayward het erg juist situeert, 'rather a sense than a view' inhouden. A.L. 11/78
EEN BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE VAN A. SINIAVSKI / A. TERTS
a)
kritische bijdragen onder eigen naam : - "Novy Mir" e.a. - "Poëzie in de revolutionnaire periode" (1964, met A. Menshutin) - "Inleiding bij het gebundelde werk van B. Pasternak" (1965)
b) buitenlandse publikaties onder de naam A. Terts : - 1959 : "Wat is socialistisch realisme ?" FR. : in "Esprit" (2/59) NE. : in "Fantastische Verhalen" (Van Gennep, A'dam)
- 1963 : "Ljoebimov" FR. : bij het Institut littéraire de Mesnil-le Roy. EN. : bij Harvill/Random, 1965 als "The Makepeace Experiment" bij Fontana, in pocketuitgave, in 1977 NE. : bij Van Gennep, A'dam.
- 1960 : "Het proces begint" (oorspr. 1956) RU. : in "Kultura" EN. : in "Encounter" (pocket-uitgave bij Fontana)
- 1964 : "Invallen" (Mysli Wrasploch") EN. : in " The New Leader" (7/64), als : "Unguarded Thoughts" NE. : in "Fantastische verhalen" (cfr.)
- 1961 : "Fantastische Verhalen" (Fantastitsjeskije Povesti") = "Het Circus" (55) (1) "Het Proces begint" (56) (2) "Jij en Ik" (59) (3) "Onderhuurders" (59) (4) "Grafomanen" (60) (5) "Ijzel" (61) (6)
- 1966 : "Pkhentz" EN. : in "Encounter" NE. : in "Fantastische verhalen" (cfr.)
FR. : bij het Institut littéraire de Mesnil-le-Roy, als "Les Récits fantastiques." EN. : als "The Icicle and other stories" NE. : Polak & Van Gennep, A'dam in twee delen, nl. : als "Drie verhalen" (5-6-2, 1967) "Fantastische verhalen" (1-4-3,samen met "Pchentz", "Invallen" en "Soc. realisme", 1971) NB. : een engelse vertaling van "The Icicle" werd in verkorte versie opgenomen in Penguin's "Russian Writing Today" (ISBN 0 14-00 4174 5, 1977)
- 1973 : "Een stem uit het koor" geschreven 1966/71 RU. : EN. : bij Collins/Harvill, '76 als "A Voice from the Chorus" bij Fontana, in pocketuitgave, in '77 NE. : bij Van Gennep, A'dam c) latere publikaties, o.a. : - "The Litterary Process in Russia" (1974, in "Kontinent") - "In Memory of the Fallen : Arkady Belinkov " (1975, idem) Beide teksten komen resp. voor in de bundels "Kontinent I" en "Kontinent 2" (Deutsch/doubleday, Engelse pocket-uitgave bij Coronet) - "Progulki's Pushkinym" (Londen, 1975) (Esseay over Poeshkin)
15
JACKY VAN DER HAEGEN
Een bewaakster ging haar voor langs de talrijke glazen kooien. Bij nummer 3 werd haar aandacht getrokken door de vreemd gebogen houding van de man op de zetel : zijn lichaam scheen ineengekrompen, maar hij had het hoofd nog opgericht als kon hij de sterren zien. Ze schoof even opzij langs de glazen wand om zijn ogen te vangen. Ze waren bijna verborgen in de schaduw van de oogkassen, maar er was een staalharde schittering in die haar onrustig maakte... Ze stapte verder, geboeid maar ook met twijfel in haar rondtollende gedachten. Jaren was ze op vandaag voorbereid geworden. Ze was zelfzeker als steeds naar het centrum gekomen; maar het besef dat deze dag over haar leven zou beslissen werd haar pas nu in volle kracht duidelijk. De eerstvolgende vitrines schoof ze voorbij, bijna zonder op te durven kijken. Ineens stond ze voor een sterke benige gestalte die haar bijna aanraakte. Hij keek haar recht in het gelaat met merkwaardige grijze ogen. Ze voelde zijn adem tegen het glas golven, en het was haar of ze zijn geur kon opsnuiven. Er kwam een gevoel van paniek in haar keel,... ze zocht steun tegen het glas, ze wankelde... En dan kreeg ze zichzelf onder controle: ze stapte beheerst achteruit en keurde hem aandachtig. De man wachtte af; er was iets van gelatenheid in hem, maar ook een onrustig onderhuids trillen dat haar niet ontging. Ze deed een teken aan de bewaakster. Om twee uur stapte ze de cel binnen voor de eenvoudige ceremonie. Ze had haar kleding nauwelijks veranderd, maar rondom
haar oogleden had ze met een fijne zilverstift een patroon van golvende lijnen aangebracht die de aandacht telkens weer naar haar oogpupillen bracht. De man was naakt en geolied. De lichtspots weerkaatsten op de gebogen maar stevige lijn van zijn lichaam. Hij bewoog zijn lippen, maar zijn stem bleef onhoorbaar. Ze registreerde het niet eens, want al haar concentratie richtte zich op zijn ogen, die hard maar toch ook vreemd gevoelig leken. Ze voelde hoe hij langzaam met de hand over haar lichaam gleed, haar behoedzaam uitkleedde, en bij elke aanraking zag ze de fijne kleurschakering in zijn oogiris veranderen. Hij kwam overal over schouders, haar borsten, haar heupen,.. maar het warme gevoel dat haar kille eenzaamheid doorstroomde kwam vooral vanuit het diepe zwart van zijn wijdopen pupillen. Ze werden een diepe, zwarte wereld waarin ze zich opgenomen voelden worden. En ze besefte, terwijl hij schokte, dat de oneindigheid van deze ogen voortaan haar wereld zou zijn... Ze drukte de controleknop op haar vingernagel in, en op hetzelfde ogenblik werd de man gedood.
De avond viel toen ze het centrum verliet. De voetpaden waren zeer druk, en gestadig botste ze tegen de voorbijstappende vrouwen. Onder haar jurk voelde ze het metaalen bruidsjuweel tegen haar huid aanliggen. Ze bleef ineens stilstaan, haalde het boven en liet de zilveren vatting tussen haar vingers glijden tot ze de versteende bol voelde. Ze bracht hem voor haar aangezicht en bleef lang kijken in het merkwaardige grijze oog.
17
MICHA COHET
De grote Heer en Vader was die dag in een wolkenloze stemming. Een mooie dag en daarbij de verjaardag van zijn enige zoon, zijn oogappel, zijn lieveling. Hij, de enige Grote Geest uit deze melkweg en omgeving, kon hij op zo'n dag als deze iets weigeren aan zijn uitverkorene ??? Neen, driewerf neen !!! - Dag Vader ! - geschrokken uit zijn bedenkingen zag hij de Kleine Heer binnenstormen. - Proficiat mijn Zoon, met je verjaardag, en wat is je wens nou ??? aarzelend kwam het eruit. - Wel Vader zou het mogelijk zijn dat je voor mij een kleine planeet zou willen bakken, zo iets kleins en lekker ! - Och, das is maar een kleinigheid, is dat alles ? - Ja Vader, maar dan had ik graag dat die planeet rond een zon zou draaien te samen met nog een negental andere, zoiets als een vier dimensionele super kersentaart ! - Natuurlijk mijn Zoon dat kan, 't is wel een tikkeltje moeilijker, maar vooruit,
voor jou graag gedaan, het kan je maar smaken. - En Vader kan er rond die planeet wat lucht zweven met zo'n donzige wolkjes in, die smaken als gesponnen suiker en op dat fijn bolletje graag wat kleur ?, je weet wel, zo wat groen, bruin en blauw, dat zijn mijn lievelingskleuren. - Zeker, mijn Zoon, en waarom niet !!! - En lieve Vader mogen er dan ook wat dieren en mensen op rond lopen, dat geeft zo wat lokale geur en smaak aan die lekkere bol !!!! En de grote Heer en Vader werkte en zwoegde, zes lange dagen en de laatste avond keurde hij zijn werk, knikte tevreden en legde zich blijgemoed te slapen, trots op zijn prestatie. De zevende dag 's morgens huppelde zoonlief Vaders werkplaats in, om het lekkere in ontvangst te mogen nemen. - En vroeg de Vader, ga je nu alles mee naar je kamer nemen ?????? - Nee, Vader, - zei de zoon,- IK DACHT 'EM HIER DIREKT OP TE ETEN !
GERBEN HELLINGA
De Godsdienstleraar had zijn klas een heel uur verteld over de basisprincipes van de officiële Godsdienst van het land.
18
"Maar Eerwaarde", zei een leerling, "Bij alles wat U ons verteld hebt gaat U wel uit van een basisstelling, die U zomaar aanneemt : dat er een God is. Maar is
dat wel zo ?" De Godsdienstleraar was verbijsterd, zoveel ongeloof... maar ach, het waren kinderen, die nog zoveel vanzelfsprekends niet begrepen. Geduldig zei hij : "Kijk dan eens om je heen ! Kijk naar wat de natuur ons laat zien. De bloemen, de planten, de ongelofelijke verscheidenheid van diersoorten. In alle omstandigheden die onze planeet biedt kunnen diersoorten leven die er volmaakt aan zijn aangepast. En in komplete tegenstelling daarmee zien we dat op de andere planeten van ons zonnestelsel nauwelijks leven aanwezig is, behalve hier en daar wat korstmossen of bakteriën. En kijk naar ons : Niet zomaar een goed aangepaste diersoort, maar
één die zijn omgeving aan zichzelf weet aan te passen. Dat alles zou op toeval berusten ? Kom nou toch ! Dat moet een ingreep van een hogere Macht zijn geweest. En die hogere Macht heeft ons geschapen naar Zijn Beeld, om over de hele natuur, onze hele planeet, te heersen. Wij zijn het toppunt van de schepping. Wij zijn uniek, dat is toch duidelijk." De leerling was nog niet helemaal overtuigd, maar er viel weinig tegenin te brengen. Daarom vouwde hij als teken van instemming zijn bovenste rijen tentakels dubbel en de Godsdienstleraar zoemde tevreden weg. De les was toch bevredigend verlopen, vond hij.
GUIDO EEKHAUT
Hij liep strompelend over de sneeuwwite vlakte. Hij had het koud, verschrikkelijk koud. Zijn kleren waren te dun om hem afdoende tegen de vrieslucht te beschermen. Het monster had alles vernield, ook zijn bagage. Het was tijdens de nacht gekomen. Hij had niets gehoord, niets gemerkt. Hoe was dat mogelijk, vroeg hij zich af, maar hij was dankbaar dat hij het overleefd had. Als enige... Het monster had ze allemaal gedood, afschuwelijk verminkt, aan stukken gereten. En de uitrusting van de expeditie vernield, verspreid over het ganse landschap. Hij was gespaard gebleven, onbegrijpelijk... Hij was wakker geworden omdat hij het koud had. Hij lag apart van de anderen, in een uitholling in de grond, en daarom misschien had het hem niet opgemerkt. Hij had eerst verbaasd rondgekeken, omdat hij al de activiteit van de inlandse gidsen verwachtte, zoals elke morgen. Maar er bewoog niets. Hij was rechtgestaan, en zijn oog viel op de enorme gruwelijke afdruk van iets voor-
wereldlijks, dat alleen maar kon bestaan in de verbeelding van één of andere perverse scriptschrijver... maar niet in deze alledaagse wereld. De afdruk stond nochthans diep en duidelijk in de omwoelde sneeuw, en een aantal bloedplekken waren er rondomheen gestold. Hij had gezien, en was gevlucht. Misschien is het nog in de buurt, dacht hij paniekerig. Ik moet hier weg zien te komen, ver weg. Misschien terug naar het basiskamp. Maar dat was twintig kilometer lopen. Hij wist niet of hij het klaar zou kunnen spelen. Angstig keek hij nogmaals, voor de zoveelste keer, achterom. Bang dat hij een gedrocht zou zien hurken in een nabije schaduw, klaar om hem te bespringen. Hij zag achter zich, zijn voetsporen duidelijk in de verse sneeuw : afdrukken van een monsterachtige klauwpoot, die vanaf de heuvel naar beneden liepen, en halt hielden achter hem...
19
Ja hoor, ondanks vette aanbiedingen uit het buitenland, is er nog geen contract getekend en blijft DOPE ('Your favorite column') nog eventjes in de Rigel hangen. Too bad, hoor ik daar ? Denk je maar, niets kan eigenlijk nog triestiger zijn dan sommige commentaren van mijn niet-SF gerichte vrienden die ik de laatste tijd heb moeten incasseren. Prima, hoor, jongens en meisjes, daar niets van, maar soms denken ze wel eens : ha, daar is die joker weer, je weet wel, die halve die nooit TV kijkt, maar voortdurend met z'n neus in vieze boekjes zit of avonden aan een stuk achter z'n typemachine kruipt om over raketten en robots te fantaseren. Gelukkig blijft dat soort commentaar beperkt tot denkwerk van hun kant. Waar ze soms wél mee komen aandraven is het volgende : " Hé, Yves, we zijn gisterenavond naar de film geweest. Stattlebar Galactica, of zoiets..." " Battlestar Galactica !" " Ja, in die zin. Al gezien ?" " Ja. " " O. Wat vond je ervan ? Prachtige film, wat ? Bijna net zo goed als War Stars!"
20
" Star Wars !!! " " Je moet die titels niet voortdurend herhalen jog, ik ben niet dom hoor ! Maar zoals ik al zei, ik vond het prachtig. Die ruimtegevechten, al die ruimteboten, die mooie wijven ! is dat nu science fiction ? " " Nee. " " Hoezo nee ? Wat bazel je nou man ! Draaien ze eindelijk een SF film en dan vindt meneer hem niet goed ! Jij bent toch ook een rare. " " Ik vond er niks aan. Geef mij dan maar The Thunderbirds. " Waarop niet-begrijpende blikken, meewarig hoofdschuddend of veelbetekenend stilzwijgen volgt, al naargelang. Waarop ik dan de telefoon dichtgooi of m'n Joe Jackson plaat keihard zet, al naargelang. In ieder geval wordt de conversatie over dàt onderwerp afgebroken, om't even hoe. Ik wil niet nog es een keer herhalen waarom dat soort films voor mij absoluut niks met SF te maken heeft. Maar ergens diep tussen m'n tweede en derde maag, waar mijn hart ligt, doet het dan pijn. Ik vind het erg te moeten zien hoe mensen die helemaal niets over Science Fiction weten (wat hun
recht is, want iedereen is vrij in dat soort zaken) er toch mee in contact gebracht worden, en dan nog wel op een manier die de slechtste van allemaal is. Ik mag (en kan) niet beweren dat er geen enkele goeie SF-film bestaat, die zijn er wel degelijk. Maar het zijn opgeblazen niemandalletjes als Star Wars en Galactica die met een publicitair miljoenenbudget aan het grote publiek worden voorgeschoteld als zijnde hét van het in de SF. Om nog maar te zwijgen van films als Damnation Alley die er, als film, helemaal verneukt uitkomt, ondanks het feit dat het toch een goed verhaal van 'n uitstekend auteur was. God, laat die vette Hollywood -producers er toch met hun vieze tengels afblijven, want ze begrijpen er helemaal niets van. Helemaal om te janken wordt het, als je even in beschouwing neemt wat voor prachtige speciale effekten er in zo'n films gestopt worden. Want dat is eigenlijk het enige pluspunt dat ze hebben. Je zou bijna kunnen spreken van een ware revolutie die zich, mede dank zij een man als John Dykstra, heeft doorgezet in de opnametech-
niek. Maar dan ga ik me verdomme toch afvragen waarom een zichzelf respecterend producer niet in staat is om enige degelijke werken te leveren. Het kan toch niet zo moeilijk zijn, om, met alle moderne middelen die zij tot hun beschikking hebben, een serieus werk te verfilmen ipv een hoop ruimtegedonder. En willen ze dan per sé in het avontuurlijke genre blijven, dan is er nog altijd Haldeman's 'The forever war' (nu anti-Vietnam films toch trendy zijn, laat ze extrapoleren, verdomme !)
Nee hoor, voor mij hoeven SF-films niet, tenminste zolang ze niet boven het Star Wars peil uitstijgen. Met schrik in het hart zie ik nu al het tweede deel van Luke Skywalker's avonturen tegemoet, om nog maar te zwijgen van de 'Duin' die op komst lijkt.! " Hallo Yves ? Guido hier, zeg heb je 'Superman' al gezien ? " " ... " " Hallo ? Hallo ? ...
21
DE HOOGSTE VERRUKKING ********************* A. & B. Stroegatski (1964/65) Bruna Sf. Nr. 102, 220 pp. (R.S.)
Een tweetal kortverhalen uitgezonderd vormt deze uitgave, dacht ik, de eerste Stroegatski-vertaling in het nederlands. Hopelijk volgt nu meer van hun werk, want het gaat hier toch om auteurs, die niet enkel erg bekend en erg populair zijn in eigen land, maar die werkelijk ook speculatieve literatuur van topklasse brengen. Dit boek situeert zich zowat middenin hun werk. Het volgt een aantal vrij vlakke, meer technische werken als 'Amalthea' en de eerste meesterwerken "Vluchtpoging", "Verre Regenboog" en "Het is moeilijk een God te zijn", maar gaat de grote ommezwaai vooraf naar de satire en het groteske toe, die naar voren trad in de Privalov-verhalen, "De Tweede Martiaanse invasie", "De Slak op de helling" en "De Troika". Letterlijk vertaald luidt de oorspronkelijke titel "De Roofzuchtige zaken van deze eeuw", naar een versregel van Vossnesenski, wat je misschien best weergeeft met "Misdaad van deze tijd", maar zowel de hier gekozen titel als deze van de DAWuitgave (nl. "The final circle of paradise") suggereren duidelijker om welke misdaad het hier gaat. Een Russisch astronaut keert naar de Aarde weer, voor wat een rustige vakantie lijkt in een liberale zuiderse staat, die hier niet met name wordt genoemd. Hij
doet er bevreemdende vaststellingen, waar de plaatstelijke bevolking soms hoogst irrationeel reageert, vreemde angsten onderhoudt en soms massaal hysterisch wordt. Sommige vormen van ontspanning zijn semiklandestien en blijken erg bloedig, terwijl georganiseerde misdadigers en ondergrondse bewegingen regelmatig en vaak op brutale wijze in het dagelijkse leven ingrijpen. Ene hele reeks 'sous-entendus' tenslotte, waar hij slechts moeizaam enige lijn in ontdekt. Het is niet de minste verdienste van de auteurs de lezer ook werkelijk in deze vervreemding te laten delen en ook hem slechts erg geleidelijk iets van de achtergrond en zelfs van de plaatselijke omgangsvormen te laten doorgronden, terwijl het spanningselement tenslotte naar het einde toe nog slechts tegen een aantal open vragen wordt ingelost. Zowel in de USSR als hier was de kritiek niet zo heel enthoesiast over dit boek, wat deels verklaard kan worden door het feit dat het tenslotte onmiddellijk op "Het is moeilijk een God te zijn" volgde en de opvolger van een meesterwerk onvermijdelijk aan nog hogere criteria wordt onderworpen. De voornaamste reden hiertoe ligt echter in het feit dat hier reeds een heel andere richting werd ingeslagen.
23
De lokalisatie van het verhaal vormt hierin reeds een eerste element : niet enkel wordt de ruimte de rug toegekeerd, bovendien zijn de kontouren van deze staat vrij verwarrend. Wordt het in de Russische sf. doorgaans zo gesteld dat in de toekomst de ganse wereld een socialistische eenheidsstaat vormt, dan staan we hier nl. tegenover een soort fossiel. Het regime in dit rijke, gedemilitariseerde (westerse) land is bovendien niet flagrant fascistisch, noch flagrant reactionnair, maar vormt een typische 'permissive society', die wijzelf pas later als een nieuwe vermomming zijn gaan onderkennen. Evenmin als het regime hier manicheïstisch tot een omschreven (en bestrijdbare) clique wordt herleid, zoals in minder gesofistikeerde Russische en westerse sf. gebruikelijk is, wordt hier de misdaad gepersonaliseerd, en ook dat was bij de publikatie van dit boek vrij nieuw. Lem had reeds, in 1959, in zijn "Onderzoek" 'misdaden teruggebracht tot fysische verschijnselen', maar dat was duidelijk een meer filosofische 'jeu d'esprit'. De Stroegatski's associeren hier hun 'vergrijpen' met sociologische verschijnselen en met haast onvermijdelijke evolutiepatronen. Weliswaar wordt deze evolutie aan een bepaald, duidelijk niet socialistisch maatschappijtype gebonden, maar anderzijds is dit sociaal/economisch dan weer zo onscherp, dat het moeilijk wordt op traditioneel/ortodoxe wijze de verantwoordelijkheden te situeren, zoals door enkele Russische besprekers werd aangestipt. Darko Suvin van zijn kant, stelt eveneens dat de manier waarop deze samenleving wordt voortgebracht 'geen scherpe identifikatie met de welvaartstaat toelaat'. Zonder deze bemerking te willen ontzenuwen kan echter ook worden gedacht dat de auteurs hier tenslotte minder de sociaal/economische achtergrond viseerden, dan wel de vervlakking die er uit voortvloeit. "Overvloed is geen doel, maar slechts een middel" zeggen ze, terwijl het bij de aanvang van het boek hernomen citaat van St. Exupéry eraan herinnert dat "..het probleem erin bestaat onze samenleving meer geestelijke inhoud te geven.." Zoniet leiden materiële vooruitgang en 'liberalisatie' inderdaad onvermijdelijk tot devolutie. Dit inzicht kan wellicht ook elders nuttig worden overwogen, en bij wijze van aanduiding dat de boodschap universeler bedoeld is, kan dacht ik, worden verwezen naar een korte roman die de Stroegatski's even later publiceerden. nl. "De tweede Martiaanse invasie" : al dragen de personages daarin allen oud-Griekse namen, toch is de kontekst niet zo westers en toch la-
24
ten ook daar heel wat burgers zich door louter materiële voordelen beïnvloeden de invasie voor lief te nemen. Besluit uit wat vooraf gaat niet dat "De hoogste verrukking" een wat eenzijdige moraliserende fabel zou zijn. Het is niet enkel ongewoon spannend en onderhoudend geschreven, allerlei ernstige en minder ernstige referenties kunnen links en rechts worden aangewezen. Citeren we (aan de ernstige zijde dan) de toch wel opmerkelijke prognose die hier wordt gemaakt, meer in het bijzonder dan wat bedoelde vergrijpen betreft. We kunnen deze hier moeilijk met name noemen, omdat dit het essentieeel element van de plot uitmaakt, maar wanneer je het boek uit hebt (en wellicht voor jezelf de bedenking maakt dat dit gegeven je bekend was) herinner je dan even dat deze roman in 1964 werd geschreven, in de USSR, en dat de Stroegatski's toch enkele jaren voorop waren, op wat niet zo veel later hier zou voorvallen. Neem bv. de paraleel die wordt gelegd tussen st. Exupéry (die piloot was) en de uit de ruimte terugkerende astronauten, die tussen de eenvoudig te fabriceren gadget, waarover het hier gaat en de (nu !) niet meer zo moeilijk in elkaar te knutselen atoombom.. Aan de luchtiger zijde wou ik wijzen op de manier waarop de Stroegatski's hun 'Land der dwazen' met allerlei disparate toeristische elementen hebben opgesierd (Hoe dikwijls dacht je dit landje te herkennen ?) en op de voor mij duidelijke verwijzingen naar 'Lolita' bij de aanvang van het boek. Herinner je dat Nabokov's boek naar het einde van de vijftiger jaren toe werd gepubliceerd en zeker niet officieel in de USSR werd verspreid. Zó geïsoleerd is de Russische 'Intel' dus ook weer niet. Vooral waar zulke hardnekkige misverstanden (blijven) bestaan over het dorre, 'vier kante', ongenietbare karakter van Russische sf, kan er, dacht ik, niet voldoende op gewezen worden hoe complex en humoristisch en gesofistikeerd een werk als dit van de Stroegatski's wel is. Het volstaat enkele pagina's van "Hoogste Verrukking te lezen om vast te stellen dat zij satirischten zijn van het hoogste gehalte, hun lezer werkelijk weten te intrigeren en te binden en bovendien erg relevante zaken opwerpen. Een en ander volstaat om dit werk als ijzersterk en wel bijzonder merkwaardig te kwalifieren. R.S. 5/59
Een nieuwe bundel van Eddy Bertin is telkens weer een verrassing, omdat de trouwe lezer dan kan uitmaken welke evolutie hij heeft doorgemaakt.
maar Bertin weet sfeer en taal te beheersen, zodat zijn proza toch boeit. Hij interesseert zich het meest aan de psychische afwijkingen bij zijn personages, zoals bij de hoofdpersoon van "Mijn mooie duisterlinge", die zoekt naar zijn verloren mythische geliefde en haar herkent in een spiegel. Maar Bertin heeft voor ons steeds nog een tweede klimax in't petto waaruit blijkt dat de "krankzinnige" toch niet altijd zó gek is als gedacht wordt door de "normale" mensen. Wie kan overigens zeggen dat hij volledig normaal is ?
Het is al een tijdje geleden sinds "Iets Kleins, iets hongerigs" verscheen, en Bertin lijkt me in zijn horrorverhalen een evolutie te hebben doorgemaakt. Vroeger waren zijn hoofdpersonen in sommige gevallen zelf de beul, de aanstichter van het gebeuren. Nu echter zijn ze niet meer dan de slachtoffers, zoals Ken in "Een schreeuw op de veertiende verdieping", waarin een man na de scheiding met zijn vrouw vreemde blackouts krijgt en dan onvoorspelbare dingen gaat doen. Het einde is klassiek, zoals bij de meeste verhalen van deze bundel,
Het sleutelwoord tot de proza van Bertin is "professionalisme", wat vreemd overkomt voor iemand die alleen in zijn vrije tijd schrijft. Maar toch is het zo : zijn verhalen zijn geen literaire hoogvliegers, maar zijn doelmatig en deskundig geschreven en doen waarvoor ze geschreven zijn : ze houden de lezer in hun ban, voeren hem mee naar de onoverkomelijke climax. Maar Bertin hoeft het niet alleen te hebben van een snelle en wrede plot, zoals hij vroeger meer deed. Hij gebruikt nu een overvloed
MIJN MOOIE DUISTERLINGE *********************** E.C. Bertin D.A.P. Reinaert, Zele, 1979, 288 fr., 231 pp. (G.E.)
25
aan beschrijving, waarin hij een karakteristieke sfeer oproept, die alleen al een griezelig effect heeft. Dit is een ander aspect van zijn evolutie. De verhalen zelf blijven klassiek, en vertonen duidelijke invloed van Poe en Lovecraft, wat ons niet kan verwonderen. Soms kijkt de humor om het hoekje, zoals in "Een kwestie van concurentie" en "Geestesoproeping". Dit laat-
ste is zelfs speciaal geschreven voor de fan-incrowd, die de namen die erin voorkomen wel zal herkennen. Enkele verhalen zijn duidelijk onder het algemene peil, maar dit mag niet storen naast het geboden meesterschap. Een bundel die geen enkele fantasy- en horror-fan mag ontbreken.
VRAATZUCHTIGE MUIL ****************** Oorspr. : The World at Bay, 1954 E.C. Tubb Luytingh, 128 pp. 17,90 fl. (R.S.) 5/79
Een vermanende vinger, ditmaal. Kijk, we hadden het reeds over Luyting, en we kunnen slechts herhalen wat we toen zeiden. Een goede uitgeverij, dat niet, tenslotte bracht zij ons heel wat Lem, maar wat is er in godsnaam aan de hand op de commerciele afdeling, die er wel een spelletje lijkt van te maken haar publikaties zo smaakloos mogelijk voor te brengen ? Die cover-illustraties bv., die nergens op slaan en bovendien foeilelijk zijn.. Ik kan er inkomen dat zij wellicht door het neefje van de directeur worden gemaakt, maar daar moeten jullie je tegen verzetten kerels ! En laat hem meteen ook met zijn vingers van die titels afblijven : Vraatzuchtige Muil, waar slaat dat nou op ? Dacht ie nu werkelijk dit boek met die titel en een wat waterige cover aan een handvol ongeletterden kwijt te raken als een vervolg op 'Jaws' of zo ? Daar lijkt het anders heel sterk op ..
Ja, en dan het boek zelf, natuurlijk. Veel valt er ditmaal niet over te zeggen. Een oude Tubb, die zijn jaren toont wat in de (overigens weinig verhullende) inleiding eerlijk wordt toegegeven. Na een nucleaire oorlog is de wereld er erg aan toe, heerst alom schaarste en isoleren de landen zich, vaak omheen would-be dictators. Kernenergie is verboden, en de Vredesliga waakt, maar niettemin experimenteert men hier en daar, en bij een van die experimenten wordt een niet meer te stuiten kettingreaktie verwekt.. Het verhaal is zeker niet vrij van fouten (wetenschappelijke verklaringen aan topgeleerden en zo, je kent dat) en is sterk 'koude oorlog' getint. Tubb gaat enkele malen op 'doel en middelen' in, en reageert ook scherp anti-faschistisch, maar daarom nog niet te demokratisch. Vrij verward, kortom, en weinig overtuigend, als het verhaal zelf.
MET ZINGENDE SCHIP ****************** Oorspr. : The Ship Who Sang, 1969 Anne McCaffrey Bruna SF 97, 1978,
252 pp .
(G.E.) Dit is een aaneenschakeling van een aantal verhalen die de gemeenschappelijke hoofdpersoon hebben, nl. Helva, een in een ruimteschip ingebouwde vrouwelijke brein (voor zover een brein vrouwelijk kan zijn, als je een paradox wil..) De tegenstelling tussen het technisch-we tenschappelijk doel van het schip zelf,
26
en de romantische, intelligente Helva wordt door McCaffrey bijzonder goed onderstreept, zelfs al wordt ze op sommige ogenblikken wat te stroperig. Het wordt haar vergeven voor de aardige verhalen die ze weet te ontwikkelen, en die mijn voorkeur krijgen boven deze van de draken-series.
KOSMISCH AVONTUUR ***************** Stanislaw Lem Oorspr.: Cyberiade, 1965 Luytingh, 272 pp. (R.S.) Nee, die Nederlandse titel ligt me niet. Natuurlijk is hij technisch juist en gaat het wel degelijk om kosmische avonturen, maar verder ontbreekt toch alle sofistikatie, zeg nu zelf, en dàt is toch de reden waarom wij, gesofistikeerde biggetjes en kikkertjes, sf. lezen en van Lem's "Cyberiade" houden, niet ? "Cyberiade" is (zoals de naam het zegt) een cyber (netische !!) iade, waarin de kosmische programmeurs/konstrukteurs Trurl en Klapaucius de gekste oplossingen bedenken om orde op zaken te stellen in hun wel erg ludiek/verward universum. Vaak liggen plaatselijke koninkjes aan de basis van hun problemen : die houden er immers onveranderlijk extra-ondeugden op na. De een is bv. zo gierig dat zijn slachtoffers zichzelf moeten onthoofden, de ander dol op jagen op hoogst gesofistikeerd wild, een derde op verstoppertje spelen .. Slechts machtwellust en boosaardigheid hebben zij allen gemeen. In elk van de verhalen ('tochten') weten Trurl en Klapaucius zich met de onwaarschijnlijkste uitvindingen ingenieus uit de slag te trekken. Elektronische dicht-machines noch negatieve draken hebben voor hen geheimen. Bovendien amuseren zij zich kostelijk en dat hebben zij dan gemeen met de lezer én met Lem, die doorheen hun belevenissen op min of meer beminnelijke wijze de spot drijft met koninklijke maniën en men selijke karaktertrekken, pompeuze instellingen en prerogatieven en filosofiën, bureaucratie en academici. Zoals wel meer in Lem's werk voorvalt, krijgt de lezer hier bovendien af te reke-
nen met een waar verbaal vuurwerk : woordspelingen en neologismen, rijm en rijmelarij spoelen snel de laatste vaste grond onder zijn voeten weg. Lem vertalen moet helemaal geen sinecuur zijn. Zo laat hij zijn rijm-machine bv. gedichten spuien, waarvan elk woord met dezelfde letter aanvangt ("De Elektribald") of rijmelt hij een gans verhaal door, binnen elke zin ("Trurl's Advies"). Heb je toevallig een Franse en een (wat uitgebreider) Engelse versie bij de nand, dan weersta je natuurlijk moeilijk aan de lust een en ander te gaan vergelijken. Zo laat de Franse vertaler bv. hogervermeld gedicht volledig met de letter 'c' aanvangen en (vaagweg) over een muzikale verovering handelen. De Engelse vertaler zoekt het in de letter 's' en heeft het over Samson. In het Nederlands vallen we weer op 'c' en op een vergelijkbaar muzikaal slippertje, maar houdt de machine zich aan de zelfstandige naamwoorden alleen. Vreemd genoeg heet de machine dan weer 'elektribald' waar je eerder 'elektrobard' zou verwachten (electrolyre, electronic bard). Het in het laatste stukje aangehaalde epos heet resp. cytrofikon, cyphroeroticon en cyfrotikon .. en zo zijn er heel wat divergente interpretaties aan te halen, al doet dit uiteraard niets af aan de globale prestatie van deze wel erg geplaagde heren en dames. Overbodig aan te stippen dat gelet op de wel erg zeldzame rijkdom aan vondsten en dubbele bodems slechts een bedachtzame konsumptie van de "Cyberiade" wordt aanbevolen. Langzaam proeven en genieten.
DE DWARSGESNEDEN WERELD EN ANDERE VERHALEN Prisma 1868, 1979 VERLOREN GROENE DROOM Prisma 1853, 1978 ****************************************** (G.E.) Spectrum heeft het een beetje gezien in de anthalogieën, waarmee ze dan een goede gewoonte voortzetten, die de faam van deze
uitgeverij vele jaren geleden al in SFkringen vestigde. "Verloren Groene Droom" is een vertaling van "Best SF stories of
27
the year 4" in '75 of daaromtrent verzameld door Lester del Rey. Oppassen dus voor dubbel kopen, want het staat nergens op de cover. Het bevat verhalen van Silverberg (het mooie "De man die terugkwam"), Lafferty ("En noem mijn naam"), Ellison (een ontgoochelend "Slapende honden", dat met zijn inhoud van de meer-dan-machtige aliens helemaal geen voorbeeld is van Ellisons kracht), Brunner, Dickson, Simak, Busby, Foster, Harrison ("Ad Astra") en anderen. "Dwarsgesneden wereld" is een verzameling uit diverse originele anthologieën, met
Michael Coney, Poul Anderson (het verhaal "Ik liet hem achter in Damascus", waar Spectrum nu toch wel genoeg aan verdiend heeft, want het verscheen ooit eens in één van hun hardcover-antho's), Farmer, Herbert, Silverberg opnieuw ("When we went to see the end of the world !" niet minder dan dat ..), Spinrad en anderen. Twee goede bundels dus, met degelijke namen, en enkelen die voor ons taalgebied minder bekend zijn. Jammer genoeg heeft Spectrum er niet aan gedacht één enkel nederlandstalig auteur op te nemen. Waarom zou dat niet eens kunnen ?
PLANEET KARDOON *************** Oorspr. : The Lani People, 1978 J.F. Bone Luytingh, 192 pp. (R.S.) Een jong veearts wordt tegen een onverwacht hoog loon door een plaatselijk magnaat aangeworven, om op Kardoon diens Lani veestapel te superviseren. De 'Lani's' blijken echter humanoïd lijkende dames, die weliswaar een staart dragen, maar overigens zo mooi en lief naakt zijn als andere sf. heldinnen (en vrouwelijke fans, natuurlijk ook ..) Nu is het criterium om als humanoïd te worden aanvaard eenvoudig met een mens een baby te maken, maar dergelijke testen bevallen de magnaat niet, die bij erkenning zijn lucratieve (slaven) handel vreest kwijt te raken .. En dus, ja wacht even, nee, ik weet niet of er nog een plaats vrij is, wat is dat nou ? Van "The Lani People" kan je moeilijk meer zeggen dan dat het sf. is, doch dan niet die vorm van sf. die sceptici zal overtuigen dat dit genre méér inhoudt dan vrij voorspelbaar avontuur, omheen vrij doorzichtige 'wetenschappelijke' problemen, waarmee de held doorgaans meer moeite heeft
dan de lezer (die in dit geval dan toch ook wel iets afweet van bijtjes en bloempjes ..)
Twee woordjes van afkeuring, terloops,enerzijds voor de titelvertalingen, die Luytingh dezer dagen opbrengt. "Planeet Kardoom" is nu al niet te gelukkig gekozen, terwijl zaken als "Kosmisch Avontuur" of "Waanzinnige Wereld" (voor Lem's "Cyberiade" en "Futurologisch Congres" !) nog sterker tot nadenkken stemmen, en een titel als "Gonzende Nachtmerrie" (Herbert's "Hellstrom's Hive") gewoon ronkende nonsens is. Tweedens dan voor die gewoon lelijke en ronduit nergens op slaande covertekeningen. Kijk, dit getuigt van weinig respekt voor je eigen publikaties, als je 't mij vraagt, en deze reeks is werkelijk beter dan zij wordt voorgebracht.
DE LOKKENDE VERTE ***************** Gordon R. Dickson Meulenhoff SF, 1979 (Y.V.) In het kader van de Quantum-reeks verscheen onlangs bij Meulenhoff het vierde boek, Dickson's 'The far call'. Deze roman werd oorspronkelijk geserialiseerd in '73 bij Analog, doch verscheen pas verleden jaar in paperback. Dickson is beroepshalve nauw betrokken bij het NASA
28
ruimteprogramma, een feit dat zeer vlug duidelijk wordt. De roman zelf handelt over de bemande vlucht naar Mars en speelt zich af op verschillende vlakken. De zeskoppige bemanning van Phoenix Een en Twee is internationaal (met 'Marsnauts'
uit Amerika, Rusland, Engeland, Indië, Japan en Pan-Europa), maar de operatie wordt uiteraard !) geleid vanuit Cape Kennedy. Gezien het internationale karakter van de vlucht, heeft ieder land logischerwijze zijn diplomaten ter plaatse en deze gedragen zich ... juist, erg diplomatisch. Het eigenlijke probleem zit 'm in het feit dat Marsonauten in opstand komen tegen het té zware experimentele programma dat hun door de zes landen werd opgedrongen. In diplomatieke kringen is dit probleem maar al te goed gekend, doch iedereen blijft werkloos toezien hoe het zal aflopen.
De 'nauten vinden er dan maar zelf iets op, nl. ze overwerken zich. Bij dit alles komt dan nog een zonneuitbarsting kijken, die de twee ruimtetuigen beschadigt en bovendien één van hen (de amerikaan, die uiteraard ook commandant is) lelijk toetakelt. Vraag blijft dan, kunnen ze terug, en zo ja, wie ? 'De lokkende verte' is een spannende avonturenroman, in de letterlijke zin, en heeft een sterk opgedreven ritme zodat hij voortdurend boeit. Beslist de moeite waard.
Samuel R. Delany : BABEL-17, Msf 145, mei 79 Jack Vance : WYST (Alastor 1716), Msf 146 juni 79 Ansen Dibell : DE LAATSTE KONING, Msf 147 aug 79 Eric Frank Russel : AAN HET EINDE VAN DE REGENBOOG, Msf 148 aug 79 Spaink, Gorremans, Gaasbeek : FANTASEER. SCIENDE FICTION EN FANTASY IN HET NEDERLANDS Pb. sept 79 (G.E.) Een preview van wat Meulenhoff ons in de zomer zal bieden : "Babel-17" is één van Delany's beste romans, mede omdat hij van leesbare lengte is. Hij verscheen oorspronkelijk in 1966, en gebruikt in het verhaal de taal als wapen, een idee dat vrij origineel was op dat ogenblik. Het Jack Vance boek is van 1978, en tegelijk kondigt Meulenhoff het langverwachte vierde deel van de 'Duivelsprinsen' aan, "The Face", dat weldra (in het najaar reeds) zal vertaald worden. Ansen Dibell is een volkomen onbekende voor mij, en misschien een ontdekking. Van hem (haar ?) verschenen reeds enkele verhalen in F & SF, maar voor de rest meen ik dat dit zijn (haar ?) eerste roman is. Russell is uiteraard
geen onbekende, en dit boek is een nieuwe selectie van materiaal van de in 1978 overleden auteur. Op het boek van Spaink, onze eigen Gorremans en Gaasbeek zaten we al een tijdje te wacnten : een bibliografie van al het in't Nederlands verschenen SF en fantasy, met chronologiscne overzichten, lijsten, enz. Eindelijk iets dergelijks voor onze taal... SF zal dan toch serieus aangepakt kunnen worden. Verder bij Meulenhoff een drietal herdrukken : "Neutronstar" van Larry Niven (niet te missen voor zij die het boek nog niet hadden), "Het eeuwige Leven" van Vance (eveneens een goed boek), en "Emphyrio" van Vance (zijn beste, volgens mij, na "Tschai".
29
MIRACLE VISITORS **************** Ian Watson Ace Sf. 53355-B, 1978, 342 pp. 1,95 $ (R.S.) U.F.O. = A.S.C. Vraag je't Ian Watson, hij zal hardnekkig bestrijden dat sf. meer appreciatie zal wekken door meer literair te worden of naar de mainstream toe te evolueren. Er blijven meer dan voldoende stimulerende nieuwe ontdekkingen van wetenschappelijke aard om sf. toe te laten échter zichzelf te zijn, in die mate althans waarin sf.auteurs van een zekere geestelijke luiheid willen afstappen en niet langer met een schijntje pseudo-wetenschap genoegen nemen. Wat hemzelf betreft, ligt zijn interesse duidelijk bij de zg. mans-wetenschappen, als antropologie, psychologie, kennisleer en dgl., wat ons dan (Miracle Visitors meegerekend) tot op heden een vijftal merkwaardige 'cognitieve avonturen' opleverde. Zijn formule (want daar lijkt het wel stilaan op) bestaat erin dit avontuur te koppelen aan een realistisch benaderd sf.-thema en tevens een blik te bieden op andere naties op aarde, waar wij doorgaans betrekkelijk ver af staan. Wat "Miracle Visitors" aangaat, biedt hij ons (a) 'consciousness' exploratie (Ornstein, Deikman, Tart, met nadruk op de ASC (= altered states of consciousness)), (b) UFO-fenomenen van uiteenlopende aard en (c) een blik op Caïro, via het in kontekst van (a) plots populair geworden soefisme (vulgarisatie door Idries Shah, bv. met 'Mulla Nasrudin' episodes). Nu zou het ons te ver leiden (a) en (c) hier bij wijze van inleiding tot dit boek uitvoeriger toe te lichten, doch een zekere kennis ervan draagt wel bij tot beter begrip van de tientallen hypotheses die hier door Watson worden geopperd, omheen of naar aanleiding van de wel provocatieve basisveronderstelling dat :
30
Een knap uitgedachte identifikatie, hoewel de lezers (vrees ik) zullen struikelen over langdurige monologen en dialogen, waarin deze verder wordt uitgediept en vrij snel van mening zullen zijn dat 'het idee wel iets heeft, maar niet zo breedvoerig diende her-hernomen ..' Erg kort samengevat verhaalt "Miracle Visitors" de ervaringen van een wat gecomplexeerde Engelse student (die door een psycholoog en een UFO-onderzoeker wordt gevolgd, maar vanwege zijn verloofde en ouders dan weer weinig begrip ondervindt) en deze van een Egyptisch student, die vrijwel in gelijke omstandigheden in het soefisme wordt ingewijd.
Men zal wel de indruk opdoen dat Watson (een beetje zoals in 'Close Encounters' gebeurde) vrijwel het ganse gamma nevenverschijnselen in verband met UFO's en (witte) magie heeft opgerakeld en hierbij zijn criteria minder hoog heeft gesteld dan van hem kon worden verwacht. Bovendien redt hij er zich, naar mijn smaak, naar het einde toe iets gemakkelijk onderuit met de suggestie dat het hier mogelijk om collectief ervaren ASC's gaat, terwijl in de extra-twist juist weer alle andere mogelijkheden worden open gelaten. Zo werd "Miracle Visitors" een meeslepend, zij het vrij zwaar boek op erg hoog niveau, waarbij de stimulerende ideeën de wat breedvoerige uitwerking ervan wèl compenseren. Op hun werkelijkheidswaarde zullen we hier voorzichtigheidshalve niet ingaan, dat zou snel een tweede 140 blz. opleveren. Wel kan worden gesteld dat dit boek(werk) optimaal aan Watson's definitie van sf. beantwoordt.
VOYAGE TO FAREMIDO/VOYAGE TO CAPILLARIA *************************************** Frigyes Karinty Nel sf., 38750 - 124pp., 80 p. (R.S.) In SF. Magazine nr. 56 gingen we uitvoerig in op het werk van deze Hongaarse auteur en satirist, wiens beide 'Gulliver'parodiën heel wat sf. elementen bevatten. Resp. in 1917 en 1921 geschreven, werden deze pas in 1965 in eigen land herdrukt, en waren zij hier, in vertaling, nagenoeg onvindbaar geworden. Men is dan ook gelukkig deze twee 'reizen' hier bij elkaargebracht te zien, zij het dan op 124 blz. kleine druk samengeperst en van een foeilijke cover voorzien, maar ja .. De eerste reis, naar Faremido, brengt Lt. Gulliver (thans officier in de Britse Navy, tijdens de eerste wereldoorlog) na een schipbreuk in kontakt met een zuivere mechanische beschaving, ergens op een andere planeet, waar de mens slechts voorkomt als een humanoïde, spraakloze boomsoort. Het is een betrekkelijk korte tekst (hier ca l5 blz.) waarin spotterderwijze het idee wordt vooruitgeschoven dat de mens slechts een soort parasiet is, een infectie zelfs, die het aanzien van de aarde schaadt. Vooral zijn denken is infectueus, maar dat is voor de 'robots' dan ook juist weer niet zo'n ramp, aangezien de mens zich door zijn domme streken hals over kop zelf aan het uitroeien is. Herinner je, we zijn in 1917.. SF-kenners zullen hierbij noteren dat het idee van de robot, die hier nog niet zo heet, door Karinthy ruim enkele jaren voor Capek's "R.U.R." werd gelanceerd, terwijl ook bijzonder merkwaardig is dat het ruimteschip, waardoor hij wordt opgepikt, voortdurend vier muzikale noten uitzendt (fa-re-mi-do, vandaar de naam van het land) , wat natuurlijk sterk aan "Close Encounters" doet denken.
Is "Faremido" een wat metafysische fabel, dan omvat "Voyage to Capillaria" heel wat meer "avontuur". Weer wordt Gulliver getorpedeerd, doch ditmaal duikt hij onder en wordt hij gered door zg. Oïha's, een verrukkelijke soort sirenen. Vooral het mannelijke element is in hun beschaving taboe, maar naar het einde toe ontdekt de lezer dat wel degelijk 'mannetjes' bestaan zij het dan in visvorm, tot hun 'meest elementaire organen' herleid .. De moeilijkheid is wel dat ook de Oïhakoningin het niet op mannen voorzien heeft en dat Gulliver's verliefde dispositie weinig te verbeelden overlaat, om dit mooi metaforisch te zeggen. "Capillaria" is een erg leuk, en meermaals verrassend 'modern' verhaal, waarin beide personages herhaaldelijk een veeg uit de pan meekrijgen, de éne om haar lichtzinnigheid ('Capillaria' = 'haar'-land), de andere om zijn geforceerd en steeds weer tot oorlogen leidende gefilosofeer.
We signaleerden vroeger reeds Karinthy's ietwat andere (maar centraal-europese) visie op W.O.I, en vooral enkele antiBritse (maar ook anti-kolonialistische) oprispingen. Ook het 'historische materialisme' krijgt terloops een tik,maar vooral een meer algemene anti-oorlogsgedachte is sterk aanwezig. De lezer zal niet zo snel het 'pathologische ziekte-geval' vergeten, dat Dokter Gulliver p. 25 aanhaalt, en waarbij een soldaat 'het idee-fixe had dat hij wist waarvoor hij vocht' ..
INVERTED WORLD ************** Christopher Priest Pan books, 1979, (1974), 250 pp. (G.E.) Het werd zowat tijd dat er een goedkope Britse uitgave kwam van dit mooie boek van Chris Priest. Hiermee bevestigt hij zichzelf als één der meest originele jonge Britse SF-auteurs. Het thema (een 'hyperbole' wereld) is niet alleen vreemd, het is ook nog bijzonder goed uitgewerkt en
komt uitstekend tot zijn recht in Priests degelijke proza. Buiten een onverwachte (en wat neerbuigende) oplossing op het einde kan gerust gesteld worden dat deze roman tot de topklasse hoort van wat in de zeventiger jaren in het Engelsta1ige gebied werd neergepend. Wat is nu het ver-
31
haal ? Zoals vele van zijn landgenoten (Cowper, Wyndham, Ballard zelfs) laat Priest de lezer zijn hoofdpersonage volgen in een tocht die zowel een volwassen-wording als gevolg heeft als een uiteindelijke oplossing voor de problemen van de achtergrondsituatie. Helward Mann is een leerjongen, die met de Stad Aarde meetrekt op een eindeloze reis op zoek naar het zich steeds
verplaatsende "Optimum". In het Zuiden bevindt zich het gevaar, het Noorden is de toekomst en het doel van de gemeenschap van Stad Aarde. In het Zuiden worden alle niet -inheemse voorwerpen vervormd en tenslotte vernietigd, zodat Stad Aarde wel vooruit moet. Maar uiteindelijk zal ze voor een onoverkomelijke barriere komen te staan, en dan is het het ogenblik voor de volledige uitleg.
THE DRAGON ********** Alfred Coppel Pan Books, 1978 (1977), 381 pp. (G.E.) Een bijzonder spannend en ingenieus boek, waarin Coppel ergens SF-themas aansnijdt, zonder echter SF te schrijven. Alles draait om een geheim wapen van de Chinezen, dat in staat is satellieten te vernietigen, en aldus het machtsevenwicht te doorbreken. Dit kan zelfs leiden tot het uitbreken van een derde wereldoorlog, temeer daar een Russisch legeraanvoerder het plan heeft opgevat om (gebruik makend van
de aanwezigheid van de Amerikaanse president in Moskou) een rechtstreekse aanval op China te richten. Aldus wil hij deze bedreiging geheel uitroeien, en de Amerikanen in een pat-situatie vasthouden. Maar er zijn nog andere krachten aan het werk in deze thriller, en het is werkelijk tot de laatste bladzijden dat de spanning volgehouden wordt.
SUCH STUFF AS SCREAMS ARE MADE OF ********************************* Robert Bloch del Rey Horror, 1979, 287 pp. introductie door Gahan Wilson (G.E.) De verhalen uit deze bundel verschenen zo wat allemaal in tijdschriften tussen 1948 en 1977 (resp. "The Tunnel of Love" en "Nina"). Het is een fraai overzicht van de meester van de suspense-en de Horrorstory, die samen met Ray Bradbury tot één van de beste auteurs van kortverhalen kan gerekend worden. Bloch begon als auteur in Weird Tales, en werd al gauw erkend als een meester in het genre, zei het slechts door de in-crowd. Pas met de verfilming van "Psycho" haalde zijn naam de grote publiciteit, en sindsdien is hij blijven schrijven, onvermoeibaar. Hij was eens bekend met Lovecraft, maar onderging vrij weinig invloed van deze auteur. Van karakter is hij een bijzonder edelmoedig persoon voor wie geen fanzine te min is, en elkeen kan op één of andere manier op hem rekenen.
32
Dat is de andere zijde van Bloch, een zijde die bij het grote publiek minder bekend is. Hij is iemand die een bijzondere zin heeft voor zwarte humor. Hij zei eens, "Ik heb het hart van een jongetje... in formol op mijn bureau..". In zijn verhalen lijkt hij bijzonder aangetrokken door het sadisme, en hij doet niets liever dan nieuwe manieren bedenken om hoofden af te hakken of kinderen te vermoorden. In zijn inleiding vergelijkt Gahan Wilson (eveneens bekend om zijn speciale makabere humor) hem met Ambrose Bierce, die andere meester van het kortverhaal, een vergelijking die Bloch zeker past. Maar Bierce was een echte cynicus, een negatief persoon, bitter, waar Bloch een optimist is, die steeds humor weet te waarderen.
NEW ARRIVAlS, OLD ENCOUNTERS **************************** Brian Aldiss Jonathan Cape, 1979, Londen 224 pp.
(R.S.)
Wanneer je hier even op doordenkt, valt je op hoe verscheiden Aldiss' recentere werk wel is. Na met "Report on Probability A" en "Barefoot in the Head" mee het imago van de Britse newwave te hebben bepaald, bracht Brian zowel romantische verhalen, die aan het trecento of Watteau herinneren, als schrijnende realistische teksten waarin de ellende in de Derde Wereld werd onderstreept ; zowel absurd enigmatische sketches als hoog filosofische parabels. Voor voorbeelden van een en ander verwijzen we naar "Frankenstein Unbound" (of "The day we embarked for Cythera" en volgende), naar de Indische verhalen in "The Moment of Eclipse", naar de enigma's in de laatste "New Writings" en naar verschillende van de hier gebundelde verhalen, waaronder "Space for Reflection" of "Indifference". Blijft vooral de poëtische, filosofische, paradoxale, provocatieve noot je bij, dan omvat deze bundel van twaalf verhalen toch ook meer klassieke sf. Iets te klassiek zelfs, naar mijn smaak, waar het (m.i. slecht gekozen titelverhaal) bv. dadelijk de oudere Bradbury herinnert, en ook "Amen and Out", "Three Ways" of "Song of the Silencer" nu niet direct zo indrukwekkend nieuw overkomen. "A spot of confrontation", met zijn op Tahiti gestrande common-market toerist en euro-taaltje, is daarentegen humoristisch
genoeg om langer te boeien. In verschillende verhalen heeft Aldiss het 'consciousness' die het heelal vervult en waarvan de menselijke geest zij het een afspiegeling, zij het een antenne, zij het een vertolker vormt. "Indifference" is in dit opzicht erg merkwaargig, vooral dan met die indrukwekkende slotzin : "Remember this : if there is a God, then we must become morally better than he". Bijzonder poëtisch en gevoelig is "The Small Stones of Tu Fu", mijns inziens het beste verhaal in de bundel, waarin de gekende dichter uit de Tang-periode op hogere leeftijd een eindje weg aflegt met een tijdreiziger. Tot besluit (maar naar ik aanneem niet tot ieders welbehagen) brengt Aldiss dan nog een reeks absurde sketches onder de titel "The Impossible Puppet show", compleet met inleiding en verwijzing naar de Unesco jaarboeken. Laat je echter niet misleiden, want een 'Télévision Nationale Luxembourgeoise' is mij niet bekend, terwijl Radio Armenia (=Jerevan= ) in de USSR alle domheden en flaters in de schoenen krijgt geschoven.. Samenvattend, niet direct zo'n'flashy' bundel, niet direct vlot leesbaar ook, maar bijzonder rijk aan tot nadenken stemmende speculatieve ideeën. En is dat tenslotte niet 'what sf. is all about' ?
STRANGERS ********* Gardner Dozois Berkley SF, 1978, 166 pp. (G.E.) "Strangers" van Gardner Dozois is gebaseerd op de gelijknamige novelle die in 1975 verscheen in Silverberg's "New Dimensions 4", en waarvoor hij, geloof ik, op de nominatie kwam te staan voor de Hugo. Die hij echter niet won. Hij krijgt daarvoor nu een tweede kans met hetzelfde verhaal onder romanvorm, en hij maakt tegelijk een bijzonder goede kans. "Strangers" is, klassieker kan het niet, het verhaal van een onmogelijke liefde tussen twee volledige vreemden. Hij is een mens, zij een Cian. Ze ontmoeten mekaar op haar planeet, waar hij (Joseph Farber) werkt op een menselijke nederzetting. Ze heet (zo vertelt Dozois ons op de eerste regel al) Liraun Jé Genawen, en is bijzonder mooi,
maar ook ongewoon vreemd. Farber gaat van haar houden, en zal zelfs met haar trouwen, ondanks moeilijkheden van alle kanten. Ze worden maar gedeeltelijk aanvaard in hun nieuwe omgeving, en Farber slaagt er niet in deze samenleving én Liraun volledig te begrijpen. Het bijzondere aan dit boek is Dozois' klare taal, en het gemak waarmee hij schijnt te schrijven. De negatieve kanten, die echter niet noodzakelijk een Hugo in de weg zullen staan, zijn het gedeeltelijk toch on-innovatieve van de situatie, die al zo oud is als de geschreven fictie. Maar Dozois maakte er een bijzonder leesbaar boek mee, en dat is al een hele karwei.
33
TITAN ***** John Varley Berkley/Putnam, 1979 (Y.V.) Bij het indraaien van dit (nog) blanco vel in de machine, zit ik me nog steeds af te vragen wat ik precies van dit boek denken moet. John Varley zal ondertussen (en dit mede dank zij de twee Nederlandse vertalingen) wel voldoende bekend zijn als de jonge SFauteur wiens ster de afgelopen drie jaar het snelst gestegen is. Ik beken dan ook dadelijk dat ik hem al bij m'n favorieten rekende na amper twee van z'n verhalen gelezen te hebben. Ik ben daarin trouwens niet de enige, zelfs zijn Amerikaanse collega's hebben niets dan lof voor hem over (cfr. George R.R. Martin's artiekel in Rigel 67). Varley is inderdaad de man die er niet voor terugschrikt in één verhaal meer gadgets en ontdekkingen te stoppen dan bepaalde auteurs dat in hun ganse oeuvre deden. Getuige daarvan trouwens zijn uitstekende bundel 'The persistence of vision'.
een zevenkoppige bemanning, onder leiding van de vrouwelijke kapitein Cirocco Jones, op expeditie naar Saturnus. Daar ontdekken zij een elfde maan, die zij Themis noemen. Maar Themis blijkt al gauw geen gewone maan te zijn; gezien het een enorme wielvorm is, wordt gedacht aan een kolonie. Rocky Jones brengt haar schip in omloop rond het gevaarte maar dat wordt, tot aller verbazing, door een aantal reuzetentakels binnengehaald. Als ze weer bij haar bewustzijn komt, is ze haar schip en bemanning kwijt en bevindt zich in een landschap dat vaag aan de aarde doet denken. Dan wordt het verhaal pas goed ongelooflijk. Cirocco vindt één voor één haar bemanning terug, maar allen blijken op een vreemde manier veranderd. Deze veranderingen worden pas later duidelijk, wanneer zij in kontakt komen met de verschillende levensvormen van Themis. Zij ontmoeten centauren ('Titanides') en engelen, ja zelfs dierlijke zeppelins !
Over zijn eerste roman 'The opchiuchi hotline' waren de kritieken eerder verdeeld, men gaf Varley echter the benefit of the doubt.
Al deze wezens hebben één god, Gaea, die helemaal bovenaan in het wiel blijkt te wonen. Waarop Rocky besluit deze godin te gaan opzoeken en ze begint aan een klimpartijtje van zo'n 300 kilometer steile kabelwand ! Nou, moe, je gelooft het maar.
En dan is er nu 'Titan', John Varley's tweede werk op volle lengte. Wat ik alvast op voorhand kan stellen, is dat hij nog maar es een keer een arsenaal nieuwe gadgets laat aanrukken en ook ditmaal geen losse eindjes laat rondslingeren. Maar het verhaal zelf is tot zulke ongeloofwaardige proporties opgeblazen, dat het meer op Fantasy gaat lijken dan op SF. De DSV Ringmaster is met
Naar het einde van 'Titan' toe, krijg je nog gratis een verklaring voor deze ongelooflijke wereld en wordt het ook duidelijk waarom er nog een tweede deel moet komen en waarom dat 'Wizzard' zal heten. Ik vrees echter dat Varley in 'Wizzard' het absurde nog verder zal moeten drijven en kijk er dan ook niet bepaald vol verwachting naar uit.
NORSTRILLIA *********** Cordwainer Smith Ballantine del Rey books, 1978, 3e druk 277 pp., nawoord van J.J. Pierce (G.E.) Delen van deze herdrukte roman werden eerder gepubliceerd als "The Planet Buyer" (1964) en "The underpeople" (1968). Het is de enige volledige SF-roman die Smith (Paul Linebarger) ooit geschreven heeft, en dit is de eerste keer dat hij in volledige versie verschijnt. Het hoofdthema werd verlengd : op de planeet Norstrillia (Old North Australia) produceren enorme zieke schapen een levensgevend serum, dat
van de inwoners van de planeet (allen van Australische afkomst) schatrijke mensen maakt. Daarbij komt nog dat deze zich onafhankelijk opstellen tegen andere planeten, en binnen een verouderd Commonwealth leven en als enig staatshoofd de reeds lang overleden Britse Koningin erkennen. Dit zijn maar een paar staaltjes van Smith 's bijzondere capaciteiten, die dit boek zo lezenswaardig maken.
34
CAPRICORN GAMES *************** Robert Silverberg 1973-76, Pan Sf., 191 pp. (R.S.) Er is momenteel erg veel werk van Silverberg in druk of in herdruk, zij het van ongelijke kwaliteit. Deze bundel van acht recente verhalen, die van 1973 tot 1976 het licht zagen in diverse anthologiën, hoort duildelijk tot de betere, zoniet uitstekende keuze.
(vier personages doorkruisen een woestijn, in een verre vage toekomst), doch is dan weer minder klassiek waneer de basislijnen van de plot aan de lezer worden blootgelegd. Minder waarom je sf. schrijft als wel hoe je dit doet, m.a.w.
Uiteraard dient de lezer onmiddellijk verwittigd dat deze verhalen niet eenvoudig zijn, waar een wat verwarrend materiaal op stilistisch vrij onconventionele manier wordt gebracht. Post - newwave, zouden we zeggen, in de richting die ook een Ellison in recentere bundels bewandelde. Verhalen worden dus gefragmenteerd, disparate elementen ingelast, dokumenten aangehaald en het schrijven zelf besproken, doch dit alles gebeurt op een zinvolle, relevante manier.
De andere vier verhalen zijn meer herkenbaar wat het thema betreft, hoewel niet minder complex qua uitwerking. Een generatieschip (met schaakspel .. ) in "Shipsister, Star-sister", een psychiatrisch experiment in "A Sea of faces", een joods grapje in "The Dybbuk of Mazel Tov IV" en een 'Soylent Green' situatie in "Getting across", waarin een vervuilde woonwijk ten ondergaat. Wees gerust, het komt echter wel weer in orde "Still, Ganfield is saved. The police machines have begun to move again."
Elk van de verhalen bespreken zou ons te ver leiden. Een korte omschrijving dan maar. "Capricorn Games" is een (al dan niet) erotische fantasie, waarin ook klassieke Silverberg ingrediënten als telepathie en overleven aan bod komen. "The SF Hall of Fame" bespreekt sf. zelf (en wel op een bijzonder indringende manier), terwijl er om heen fragmenten van klassieke sf. verhalen worden geweven. "Ms. found in an abandoned time-machine" relativeert sf. ('abandoned time-machine') t.o.v. hedendaagse problematiek, en sluit met een tirade aan het adres van Mr. President. "Breckenridge (cfr. Vidal) and the Continuum' herneemt duidelijker sf. elementen
'Self-interpreting' is wellicht het relevantste adjectief dat je in verband met deze teksten kan gebruiken. 'Auto-kritisch' zo men wil, en in die optiek typerend voor het betere werk van deze decade, die wel manifest minder revolutionnair aanvoelt dan de voorgaande, maar waarin zovele zaken (zonder veel sensatie eromheen) werden ge-integreerd, verwerkt en verdiept. "Il caso Mattei" versus "La Chinoise", maar ook dat zou ons te ver leiden, vrees ik, en zullen we dus slechts weerhouden voor het ephemere van een laat-avondse discussie.
THE BEST OF AVRAM DAVIDSON ************************** Edited by Michael Kurland Doubleday SF, NY, 1979, 210 pp. (G.E.) Wanneer Michael Kurland een boek over Davidson redigeert, en Peter Beagle er een voorwoord voor schrijft, vraag je je toch af waarom Davidson in onze gewesten nog niet meer publiciteit heeft gehaald. Nu is Davidson het mooie voorbeeld van een intellectueel auteur, een auteur ter hoogte van Ellison, hoewel niet zo provocerend, niet zo direct aansprekend. Maar hij heeft zijn eigen stijl, humoristisch, soms verwarrend, maar meestal uiterst boeiend. Damon Knight beschouwt hem als de beste verteller van korte verhalen sinds John Collier, en dat wil wat zeggen.
Maar Davidson is niet te klasseren, zoals menige universiteit reeds ontdekte toen hij voor een kursus gevraagd werd. Zijn brein zit vol met de meest onmogelijke details en wetenswaardigheden, die hij alleen maar onthoudt omdat ze het onthouden waard zijn. Men kan zich voorstellen wat voor verhalen zo iemand schrijft. Zijn humor is van die aard, dat gewone situaties en gebeurtenissen er helemaal door vervormd worden, zoals de structuur in een groot bedrijf on "The Trefoil company" of de bekende Yiddische legende in "The Golem". Davidson's fictie laat je nooit ontgoocheld
35
achter, maar het kan voorkomen dat je niet onmiddellijk alle aspecten van het verhaal inziet, en pas later begrijpt wat hij bedoelde. Zo blijft hij de lezer een stap voor. Dit boek bevat de verhalen : "Or grasses grow" (1958); "The Golem" (1955); "King's
Evil" 1956); "The Ogre" (1959); "The trefoil company" (1971); "the Phoenix and the Mirror" 1969); "The Unknown Law" 1964; "What strange stars and skies" 1963); "Now let us sleep"(1957); "The necessity of his condition" (1969); "The sources of the Nile" (1961); "Help ! I am Dr. Morris Goldpepper !" (1957).
THE VIEW FROM SERENDIP ********************** Arthur C. Clarke Pan Books, 1967-77, 237 pp. (R.S.) Zoals iedereen nu stilaan weet verblijft Arthur Clarke op Sri lanka ( = Serendip = Ceylon, voor de Costa Blanca patiënten) (foei, Robert !) en is hij daar, om het beleefd te stellen, minder toegankelijk, in die zin dan dat hij vreest te veel tijd te spenderen aan futiele en doorgaans toch reptitieve zaken als conferenties en interviews. Een Hugo-en Nebula-winner kan er nog wel eens af, of een artiekel voor Playboy, maar een voordracht in het Kremlin of in het Vatikaan niet meer.
Ook "2001" komt natuurlijk ter sprake, en het overleven in een vacuüm, zonder ruimtepak, en Mars, en Isaac Asimov, en UFO's en wat al nog niet meer. Al dan niet ironisch dan nog, want de man is zomaar geen kamergeleerde en hanteert ook behendig de schooljongenshumor. Sluitstuk vormt dan het drukwerk, dat je wordt overhandigd, wanneer je de meester zelf opzoekt en (vergeefs) antichambreert.
Een en ander zet hij zelf uiteen in deze reeks autobiografische en non-fiction teksten, van erg uiteenlopende wetenschappelijke en/of journalistiek origine. Boeiend is hij steeds, of hij nu over onderwaterarchaeologie praat, over Singhalese problemen of over onze toekomst in de ruimte, want hij is een van die betrekkelijk zeldzame mensen met een ruimere blik, die ook en vooral aan de Aarde denken, wanneer zij verderop kijken.
Annemarie en Leo Kindt bezitten hiervan (als ik me niet vergis) een gesigneerd exemplaar, maar daar dwalen wij dan weer af. Overbodig jullie wijs te maken dat Clarke volgend jaar als eregast naar Sfancon II komt, te Gent. 'Wise guys', zoals Humphrey Bogart het zo mooi zei, maar ook daar dreigen we weer door te draven. From here to serendipity, of had Clarke die nu al bedacht.?
ELEPHANT BANGS TRAIN ******************** William Kotzwinkle Corgi 0 552 1094,2, 173 pp. (R.S.) "Elephant" is een bundel van zestien vroege verhalen (69-71) van deze merkwaardige auteur, die onlangs hoog scoorde met "Doctor Rat". Om tweeërlei redenen kunnen we er echter betrekkelijk snel overheen vooreerst omdat de 'fantastiek' in deze verhalen een mindere rol speelt, en dan nog bekende paden bewandelt (een prehistorische vondst, een goochelaar, een leugenaar, naast Kipling herinnerende dierenverhalen), en in de tweede plaats omdat het algemene niveau ervan nu ook weer niet zo hoog ligt. Let wel, enkele jeugdreminiscenties mogen er best zijn, terwijl een tekst als "The Doorman" ontzettend gevoelig is : daarentegen staat dan weer dat verschillende zaken (zoals ik reeds zei)
36
wat te bekend overkomen dan dat de steeds erg poëtische toon wel eens hoogdravend wil worden. Geen Salinger, kortom.
Terloops wil ik wel een tip geven, nl. het in de zelfde reeks herdrukte verhaal "Swimmer in the Secret Sea" (62 blz., 41 bfr.) dat in 1975 DE O'Henry Award won. Het is een erg nuchtere, maar tevens adembenemend verhaal van een kind, dat sterft bij zijn geboorte. Bevalling, dood en begrafenis, ergens in een besneeuwd Canadees landschap. Zelden zag je pijn zo ingehouden, maar ook zo intens en zo akuut weergegeven als in dit korte meesterwerk.
THE WAY THE FUTURE WAS ********************** Fred. Pohl Del Rey, 1978, 312 pp. (Y.V.) Pohl's nieuwste maakt eigenlijk deel uit van een soore boeken die pas zeer recent publiceerbaar geworden zijn. 'The way the future was' is géén SF boek, wel een boek over SF. Het zou vroeger ondenkbaar geweest zijn om dat op de markt te brengen, maar nu blijkt er wel vraag naar te zijn. Het is een erg leesbaar boek geworden, en misschien ook wel belangrijk. Zeker is het openbarend. Fred Pohl beschrijft er zijn leven in, van zijn jeugd tot nu. Je kan er in lezen hoe sommige van zijn romans ontstaan zijn (of omgekeerd, hoe hij een bepaalde roman blad na blad verscheurde bij het herlezen, omdat ie zo verschrikkelijk slecht was !)
Er zijn heel wat persoonlijke anecdotes in te vinden, waarbij 'n heleboel bekende namen uit de SF-wereld betrokken zijn. Zelfs Pohl's relaas hoe het tijdens de Depressie in New York was, is interessant. En ook zijn werk als editor van twee magazines komt ter sprake ; hoe hij oa. als agent, per week meer verhalen aan magazines verkocht als alle andere agenten samen, en er toch nog in slaagde failliet te gaan. Een erg grappig, maar zeer goed boek, dus. Nooit vervelend en ten zeerste aanbevolen, al was het maar om beter inzicht te krijgen in het leven van één der beste SF-auteurs.
TRAVELLING TOWARDS EPSILON ************************** Edit. : Maxim Jakubowski Nel, 1976, 288 pp. (RS.) Verzamelbundels van Franse sf. auteurs zijn niet zo frequent. In het Engels bestond, voorzover ik me herinner, slechts Damon Knight's "13 French Sf. Stories A Galaxy of Gallic Fantasy", en dat brengt ons terug tot 1965.
sf. voor te stellen aan een Engelstalig (en -lezend) publiek, en van deze taak kwijt hij zich naar behoren.
Ook in het Frans zelf bestaan echter niet zoveel representatieve bundels, wanneer je tenminste politiek of stilistisch vooringenomen zaken uitsluit, als Bernard Blanc's publikaties bij Kesselring, of Marabout's "Dédales". Dit zonder vooringenomenheid mijnerzijds, uiteraard, en hooguit met enig geheugenverlies, maar ja, deze tol eisen nu eenmaal libertinage en overtollige consumptie van sf.
De voorgestelde keuze is vrij ruim (veertien langere verhalen van vijftien schrijvers) en vrij divers (Andrevon, Douay, Walther, naast gevestigder namen als Curval, Henneberg, Jeury, Klein of Sternberg ..) Een en ander wordt bovendien voorafgegaan door een twintigtal blz. lange intro op franse sf, die ondanks enkele onnauwkeurigheden zeker lezenswaard is, al weten wij natuurlijk wel dat Gust van Brussel géén Hollander is en dat ook Jean Ray al een pseudoniem was, en niet enkel maar John Flanders.
Terzake dus, al is het maar heel even. Jakubowski is een weliswaar in Engeland geboren, maar lange tijd in Frankrijk wonende auteur, die in beide landen publiceerde, en dit ondermeer in het experimentele 'New Worlds'. Om allerlei redenen is hij dus een geschikt persoon om Franse
Kijk, bezit je bundels van Andrevon, van Sternberg en Walther, Kesselrings en "Dédales" en "Univers", dan hoeft het natuurlijk niet. Zoniet heb je hier een mooie introduktie. Zelf te beslissen, dus, maar wie wil dat niet ?
LONG AFTER MIDNIGHT ******************* Ray Bradburry, Panther, Granada, 256 pp. 95 p. (R.S.) Twee-en-twintig doorgaans recentere verhalen in deze van 1977 daterende bundel,
waarvan slechts een vijftal in de ruime zin tot sf. kunnen worden gerekend. Door,
37
gaans de oudste verhalen dan nog, als "The blue Bottle", "Forever and the Earth" of "Punishment without Crime", die - met alle respekt - toch slechts een mineure plaats zouden hebben kunnen krijgen in klassiekers als "The Martian Chronicles" of "The Illustrated Man". Doorgaans mainstream dus, waarbij opvalt, welke centrale plaats Bradbury toekent aan het 'mysterie' element, en zelfs aan de vraag of voor mysterie wel plaats blijft in deze wereld. Ook in de verhalen waarin jeugdherinneringen worden hernomen vind je deze tegenstelling weer tussen de verbeelding van de jongen en de latere realiteit. De eindeloze zomer, die in een gouden oktobermaand uitloopt, waarop de vrienden uit elkaar gaan..
Persoonlijk hield ik van verhalen als "The Miracles of Jamie", "The Pumpernickel" en "Darling Adolf" (waarin een figurant in een (Joods-)Amerikaanse oorlogsfilm zich werkelijk voor Adolf gaat nemen), maar heel wat minder van 'sf' verhalen, die in vergelijking slechts weinig te bieden hebben, en bovendien wat nadrukkelijk moraliseren. Zie de 'universele wens' in "The blue Bottle", de "Messiah" in het gelijknamige (en ook weer op Mars gesitueerde) verhaal of de 'heks in Manhattan' in "Drink Entire.." Bradbury's nostalgische toon versterkt hierbij dan nog de indruk van een wat buiten de(ze) tijd staan van veel van zijn werk. Stagnatie, al is het wat pijnlijk om zeggen.
THE SAVOY BOOK ************** Edit. : D. Britton & M. Butterworth Savoy, 1978, 144p. ill. (R.S.) Ja, wat gebeurde er inmiddels met de Britse new-wave ? Moorcock bracht eindelijk zijn 'Condition of Muzak' uit, en 'Gloriana', maar al die andere namen : Butterworth, en Harrison, en Platt, en Langdon Jones ? Wie zich als ik, deze prangende vragen stelt, zal, als ik, verrukt zijn weer eens een typische new-wave bundel in de handel aan te treffen, maar helaas kan ik hem niet waarborgen dat zijn genoegen duurzaam zal blijken..
inmiddels al aan de tv. serial toe. En er is een posthuum interview van Jimi Hendrix, dat helemaal niet mis is, maar wil iemand eventjes die 'Rumour' wat zachter draaien ?
Ja, Butterworth en Harrison zijn hier, met vrij provocatief werk, maar dat is dan ook weer vrij hermetisch. En Aldiss is er, met een lang interview (en een cover van Holman Hunt !),maar het interview blijkt in 1972 afgenomen. En er is een tekst van Ellison ook, bij wijze van proloog op 'A boy and his dog', maar die geschiedenis is
Ja, de Britse new-wave.. It was fun, while it lasted, maar veeg nu dat laatste spatje van je kaak, en vergeet het verder maar, tot de hippie-retro van 1988. Het 'Savoy'-book bewaar je zolang, met je elpees van Jimi, en Zappa en de Doors enne, wel eh, mijn geheugen is ook al niet meer wat het was..
En poëzie, en verwarrende, wat erotische, Beardsley-herinnerende illustratie, maar eh .. Ja, wat gebeurde er inmiddels met Robert Crumb, en Shelton en Moscoso en Dan O'Neill ?
DESTINIES ********* Ed. James Baen Ace Books, 1978, 310 pp. (Y.V.) Je kan het tegenwoordig niet zo gek meer verzinnen, of het is wel ergens te krijgen. Na de welkome versterking van 'Asimov's SF Magazine' en 'Omni' bij de Amerikaanse magazines, is er nu 'Destinies', het door Ace Books uitgebrachte paperback magazine. Je leest het goed, een paperback met alle ingrediënten van een magazine. En boven-
38
dien nog zo'n 300 bladzijden dik ! Jim Baen, ex-editor van Galaxy, is de samensteller van 'Destinies' en dat feit alleen al helpt het nieuwe magazine een flink stuk op weg. Baen heeft zich bij Galaxy de reputatie verworven een erg betrouwbare en succesvolle samensteller te zijn en die traditie zet hij duidelijk door in dit eerste nummer.
Het was oorspronkelijk de bedoeling om "Destinies" tweemaandelijks uit te brengen, maar de recente besnoeingspolitiek van Ace heeft daar verandering in gebracht, zodat de periodiciteit wel eens zou kunnen veranderen. Inhoudelijk zit het allemaal uitstekend in mekaar (vooral dan gezien dit het eerste nummer betreft !). Verhalen zijn er van Zelazny, Benford, Niven, Robinson, Simak, Sheffield en Dean Ing, en ze zijn stuk voor stuk onberispelijk. De 'science' artiekels zijn van Poul Anderson en Jerry Pournelle
en de recensierubriek wordt verzorgd door Spider Robinson (onder de prachtige titel 'Spider vs the Hax of Sol III ! '). Inmiddels zijn delen twee en drie van 'Destinies' ook al uit, maar nog niet verkrijgbaar bij ons, zodat ik verplicht was enkel dit eerste nummer te bespreken. Een flinke brok lectuur heb je er wel aan, in handig paperback formaat. Aanbevolen, kortom.
Fritz Leiber : THE SILVER EGGHEADS Berkley SF, 1979, 192 pp. James Gunn : THIS FORTRESS WORLD Berkley SF, 1979, 199 pp. Philip J. Farmer : DARE Berkley SF, 1979, 201 pp. Robert Silverberg : THE BOOK OF SKULLS Berkey SF, 1979, 199 Pp. ************************************** Dat Berkley één der grootste paperbackuitgevers van de Amerikaanse markt is blijkt uit de hoeveelheid boeken die ze maandelijks op de markt smijt. En opmerkelijk is het, dat de uitgever er aan nog in slaagt goede boeken te publiceren, hoewel het dikwijls herdrukken zijn. Neem deze verzameling bijvoorbeeld : "Dare" van Farmer verscheen eerst in 1965, één van zijn toen beruchte SF-boeken met sexuele inslag (sommigen zeiden zelfs 'pornografie'). Leibers boek dateert uit 1961, maar verscheen al als novelette in F & SF in 1958. "This Fortress World" van Gunn (de man van het dikKe SF-boek), zag het daglicnt in 1955, en "Book of Skulls" komt uit 1972, en is daarmee het
recentste. En waarschijnlijk het beste ook. Opvallend is dat beide laatste boeken ergens in hun scenario de kerk (of althans de godsdienst) als belangrijk punt hebben, zodat we misschien wel een nieuwe (kleine) golf van pseudo-godsdienstige SF moeten gaan verwachten. De mode wordt inderdaad gemaakt door de uitgevers... "Silver Eggheads" is een parodie van de beste soort : auteurs moeten alleen nog maar het leven leiden dat de grote massa van hen verwacht, terwijl machines voor hen het zware werk doen en boeken schrijven. Ze revolteren, en zetten zich opnieuw achter hun typmachines... en ontdekken dat ze niets te zeggen hebben. Haha !
Juanita Coulson : THE WEB OF WIZARDRY Del Rey fantasy, 1978, THE BEST OF LESTER DEL REY Del Rey books, 1978, Alan Dean Foster, SPLINTER OF THE MIND'S EYE, Del Rey books, 1978,
Robert Hoskins : TO ESCAPE THE STARS Del Rey books, 1978, B. &. H. Stein : ON THE BRINK Ballan ine, 1978 Clifford D. Simak : MASTODONIA Del Rey books, 1978 (prijs: allen tussen $ 1.75 en $ 1.95 (G.E.) ***********************************
Dit lijkt wel een Ballantine del Rey festival te zijn, niet voor niets, want jullie zien hier slechts een gedeelte van het
materiaal dat deze onvermoeibare uitgever op de lezer werpt. Er zitten leuke dingen in, en aardige, en andere ... Het boek van
39
Simak bvb, een tijdverhaal met prehistorie en buitenaardsen, of de Star Wars spin-off van Foster ... Deze laatste is een pro-auteur, die alles onder de pen neemt wat hem binnen bereik komt. Hij heeft echter weinig variatie en psychologie, zodat zijn boeken zelden uitstijgen boven het commerciëel bruikbare. "Mastodonia" is echter een staaltje van goeie ouwe meester Simak terug van weggeweest. "On the Brink" is één van die boeken die slechts per vergissing in de SF-terminologie past, omdat de auteur gewoon het jaar 1981 vooropstelt om politieke intrige ten beste te voeren. Een staaltje dat hem al meermalen werd voorgedaan, door betere mensen (Coppel, om er maar één te noemen). Dat de Arabieren in 1981 echter de financiële wereld zullen beheersen lijkt me geen onmogelijkheid. Maar het is zo verdomd dichtbij. Van "The best of Lester del Rey" kan ik alleen zeggen dat Fred Pohl er een intro voor schreef, en dat er inderdaad een aan-
40
tal van Del Rey's beste stukken in staan : Helen O'Loy" (dat we al in honderden anthos zagen !), "The Day is done", "For I am a Jealous people", "The Wings of Night" ... Misschien zijn een aantal al voorbijgestreefd, maar het is niet de bedoeling van dergelijke boeken om hedendaags materiaal uit te brengen. Eén ding is zeker, er zal wat te doen zijn omdat Lester zelf zijn eigen boek uitgeeft. Beide andere boeken, "Web of Wizardry" en "To escape the stars" zijn van mij onbekende auteurs. Coulson begon professioneel met SF in 1963 en schreef (en verkocht) al dertien romans, wat maar bewijst dat bekendheid relatief is. Ze is ook in de fanwereld bekend om haar magazine "Yandro" (dat een Hugo won). Ze schreef ook een historische romance, "Dark Priestess". Van Robert Hoskins verscheen bij del Rey eerder "To control the stars", maar dat is alles wat me van hem bekend is.