Joachim Detailleur (afgestudeerd in 1994)
Homo, vrijwilliger, West-Vlaming in Nederland, vluchtelingenactivist: de vele kansen voor zelfontplooiing interview: Paul Gordyn (leerkracht P.O.L.)
“Een warm bad wat betreft menselijke contacten” Mijn naam is Joachim Detailleur, geboren op 16 november 1976 en in 1994 afgestudeerd aan het KA Roeselare in de richting Moderne Talen - Wiskunde. Hoe ben je op onze school terechtgekomen? De keuze voor het KA was tweeledig. Enerzijds omwille van het feit dat ik toen absoluut niet naar een katholieke school wilde gaan. Op m’n elfde had ik door verschillende verhuizingen al zeker acht verschillende scholen in West-Vlaanderen achter de rug. Daar zat een nonnenschool bij en, hoe zal ik ’t netjes zeggen, de lijn tussen strikte discipline en afgereageerde frustratie door de leerkrachten was flinterdun.
1
Anderzijds woonde ik sinds ‘87 in de Groenestraat en had ik de lagere school in de basisschool op de Groenestraat afgemaakt waardoor het KA een logische keuze was. Had je favoriete vakken? Lessen waar ik naar uitkeek waren geschiedenis, Engels en Latijn. Daarnaast had ik een bloedhekel aan lichamelijke opvoeding en bèta-vakken zoals scheikunde. Ik had m’n keuze voor “moderne talen wiskunde” dan ook voornamelijk gemaakt op grond van ‘t feit dat ik in die variant eindelijk verlost was van die bèta-vakken. Wat lichamelijke opvoeding betrof, stonden niet zozeer het sporten en de balspelen me tegen, maar wel ‘t feit dat de verschillende LO-leraren van wie ik les had, op me overkwamen als halfslachtige macho’s die hun rol als pestkoppen in de middelbare school op één of ander manier niet achter zich hadden weten te laten. De mooie meisjes van de klas werden standaard overdreven met complimenten overladen, terwijl de jongens met enig overgewicht en/of brillen altijd de wind van voren kregen. Dat stak me zo tegen toen. Mij krijg je trouwens nog steeds niet een sportschool binnen. Maar, behalve dan voor LO, beviel het je wel op onze school? Over ’t algemeen ging ik wel graag naar school. School was voor mij een belangrijke omgeving wat betreft omgang met mensen. M’n vader is een zelfstandige, was toen alleenstaand en werkte in die tijd van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, waardoor ik meer wel dan niet opstond en thuiskwam in een leeg huis. School ervoer ik dan ook als een soort van warm bad wat betreft menselijke contacten. Wat betreft de sfeer herinner ik me vooral de laatste twee jaren op het KA. Ik zat toen in een onder leraren nogal beruchte klas. Een paar leerlingen in onze klas - ik zal geen namen noemen - konden nog wel eens tegendraads zijn en dat leidde nog wel eens tot hoogoplopende conflicten tussen die leerlingen en bepaalde leraren. Met name onze lerares Frans en de leraar Duits kregen ’t vaak hard te verduren. De directeur mocht vaak komen opdraven en had de handen vol aan onze klas. In de klas werd er wel bij tijd en wijle gepest, maar niet in die mate dat bepaalde leerlingen ’t leven onmogelijk werd gemaakt. Ondanks de occasionele ruzies, afgunst, relaties en machogedrag binnen de klas hoorde iedereen er toch bij als puntje bij paaltje kwam. Zo mochten we met de 100 dagenviering met de hele klas naar Amsterdam en had de hele klas - buiten weten van de leraren afgesproken om zich op die dag te verkleden als een soort halfgare hippies. Op de grote dag kwamen we in de vroege ochtend bij mij thuis in de Groenestraat bijeen om onze aan stukken geknipte broeken en shirts aan te trekken en allerlei kleurige spuitbussen in onze haren leeg te spuiten. De begeleidende leraren waren niet echt blij met ’t feit dat ze een hele dag op stap moesten met dat zooitje ongeregeld, maar we hebben er in ieder geval een onvergetelijke dag van gemaakt. Zijn er bepaalde van die leerkrachten die je nog duidelijk voor de geest staan? Qua leerkrachten herinner ik me vooral de gezichten en hoe ik hun lessen ervoer, maar de namen ben ik helaas vergeten. Zo herinner ik nog goed de eerder genoemde lerares Frans, maar ook de kleine en strenge wiskundelerares (Vannogwat), meneer Vangrysperre (Nederlands) en natuurlijk de leraar geschiedenis, Didier, wiens dochter Delphine in onze klas zat. Iedereen was echt bang van laatstgenoemde leraar, voornamelijk door ‘t feit dat hij z’n stem nogal kon verheffen en geen blad voor de mond nam. Denk je dat de manier van lesgeven ondertussen veranderd is? Ik neem aan dat ’t lesgeven door alle elektronische nieuwigheden inmiddels heel erg veranderd is. Af en toe zap ik langs het jeugdjournaal van de NOS en zie ik kinderen op school les krijgen in computerlokalen en aan de hand van elektronische klasborden en dergelijke. Toen ik op ’t KA zat had ik thuis ook wel een computer, maar niet zo geavanceerd natuurlijk als nu ’t geval is. Ik hoop alleszins dat het krijtbord in het KA niet vervangen zal worden want ’t heeft wel z’n charme.
2
Zijn er speciale gebeurtenissen die je bij zijn gebleven? Uit die tijd herinner ik me nog goed dat we voor het vak Zedenleer een opdracht voor het eindwerk hadden meegekregen. Het onderwerp dierenmishandeling leek mij wel wat. Via allerlei dierenorganisaties had ik een aantal informatiepakketten besteld en uiteindelijk, geschokt door wat ik allemaal onder ogen had gekregen, heb ik de hele paasvakantie van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat lopen typen. Zo kwam ik na de paasvakantie aanzetten met een boekwerk van tachtig pagina’s. Er volgde echter nog een mondeling over het geschreven werk. Een beetje overmoedig en mede door ’t feit dat ik mezelf er niet meer toe kon brengen om ’t hele werk nog ’ns te gaan doorspitten, wist ik de helft van de vragen niet te beantwoorden. Ik kreeg uiteindelijk een zesje. Volgens mij had de betrokken lerares ’t idee dat ik hulp had gehad en ’t niet allemaal zelf had geschreven. Desondanks was ik toch blij dat ik er zoveel energie in had gestopt. Ik denk dat op dat moment mijn passie voor het aankaarten van onrechtvaardige situaties in deze wereld is ontstoken. Heb je nog contact met medeleerlingen van toen? Qua medeleerlingen herinner ik me de meeste namen en heb ik ’t afgelopen jaar via Facebook ’t contact opnieuw opgezocht, al mis ik nog Ilja (achternaam?), Steven Vandenbrande, Robbie Degryse, Rebecca Dujardin en nog een paar mensen.
“Mijn verblijf in Afrika was niet voor niets” Welke studies heb je gedaan na het middelbaar? Uit m’n ASO-periode aan het KA was duidelijk naar voren gekomen dat ik een voorliefde voor talen en geschiedenis had, dus toen een hogere studie zich aanbood besloot ik een talenstudie aan de Universiteit Gent te gaan volgen. Daarbij was de keuze op een niet-westerse taal snel gemaakt omdat ik de verplichte literatuurlijst van Nederlands nog vers in m’n achterhoofd had. Die lijst heeft een diepgewortelde aversie tegen zogenaamde ‘must read’ literatuurklassiekers bij me teweeggebracht en ik had dan ook geen zin om de volgende vier jaar door Engelse of Franse klassiekers in de literatuur te moeten worstelen. Bleef over Oosterse talen (Arabisch, Spijkerschrift, Hebreeuws), Afrikanistiek en Chinees. Ik besloot Arabisch te gaan studeren, ondermeer omdat die taal in meer dan twintig zeer diverse landen wordt gesproken en een rijke cultuur herbergt. Helaas bleek de Universiteit weinig diepgaand op de materie in te gaan, en zat ik 80 procent van m’n tijd te besteden aan allerlei algemene vakken die alle talenstudenten moesten volgen en die praktisch exclusief op Europa waren gericht. Het enthousiasme waar ik de opleiding mee aangevangen heb, was na twee jaar ingewisseld voor pure frustratie over ’t feit dat ik nog geen deftige zin in ’t Arabisch kon zeggen. Ik besloot dan ook Gent voor de Universiteit Leiden in Nederland in te ruilen. Die universiteit heeft sinds haar oprichting in 1574 al een erg gespecialiseerde opleiding Arabisch, heeft over de eeuwen heen beroemde arabisten voortgebracht en staat ook algemeen hoog aangeschreven. Ik besloot van nul te beginnen en dat was achteraf gezien een goede beslissing. De hele grammatica werd er in drie maanden ingeramd om het tweede semester daarop een hele Arabische roman te vertalen. Het tweede collegejaar ving aan met een verblijf van vijf maanden in de miljoenenstad Cairo, waar we samen met studenten Arabisch uit Leuven en Groningen aan het Nederlands-Vlaamse Instituut (NVIC) een intensieve cursus in het Egyptisch Arabisch ondergingen. Bij aankomst werden we letterlijk in het onbekende gedropt toen we naar de voordeur van het instituut werden verwezen met de boodschap om binnen drie dagen op eigen kracht een appartement te regelen. Daar sta je dan, hartje zomer, meer dan veertig graden, met je stadskaart in een metropool, bevolkt door 15 miljoen mensen wier taal je nog niet mondig bent. Achteraf gezien de beste manier om een taal te leren en onlosmakelijk deel van een periode die ik terugkijkend als de mooiste van m’n leven tot nu toe heb ervaren. Elke dag was een avontuur waarin je altijd wel iets opmerkelijks meemaakte.
3
Ons verblijf in Cairo in het najaar van ‘97 werd echter al snel overschaduwd door verschillende terroristische aanslagen in Cairo en Luxor, waarbij tientallen westerlingen en Japanners om het leven waren gekomen. Het thuisfront natuurlijk in alle staten, maar ‘t enige wat wij ervan merkten was ‘t feit dat er geen toeristen meer te zien waren in de straten van Cairo. Daarnaast werden we praktisch overal waar we ons begaven, aangeklampt door inwoners van Cairo die zich vervolgens uitgebreid gingen verontschuldigen voor ’t gebeurde met de woorden dat dit niet ’t werk was van ’echte Egyptenaren’ en/of “echte moslims’. Uiteindelijk zijn we met z’n allen gebleven tot ’t einde van het jaar, zonder enige problemen. Bij terugkomst werd ik twee maanden later op weg naar een discotheek in Amsterdam achter de Dam door een vijftal opgefokte Marokkaans Nederlandse jongeren zonder aanleiding in mekaar geslagen. Zo zie je maar, hoe relatief de beeldvorming rond veiligheid is.
Avondeten met een paar klasgenoten in Nuweiba aan de Rode Zee tijdens de herfstvakantie (Egypte) Hoe verliep de studie verder na het verblijf in Cairo? Ik heb nadien een maand onderzoek verricht in Addis Abeba (Ethiopië) naar de islam aldaar. Waarom Ethiopië? M’n keuze om de aandacht te richten naar Afrika kwam voort uit een ervaring die ik in Cairo heb gehad. Voor een opdracht had ik ‘t thema mystieke islam oftewel het Sufisme gekozen en was ik de armere wijken van Cairo ingetrokken op zoek naar een zogenaamde dhikr-bijeenkomst. Op dergelijke bijeenkomsten verzamelen zich Sufi’s ter herdenking van de sterfdag van een belangrijke Sufimysticus, die vaak de stichter was van een eigen en gelijknamig broederschap. Om een lang verhaal kort te maken kwam ik via allerlei omzwervingen terecht op een kleine bijeenkomst die werd gehouden in een aftands mausoleum in de Dodenstad van Cairo. Cairo heeft twee grote begraafplaatsen waar wegens woningnood en armoede - mensen hun intrek hebben ingenomen. Daar zag ik de armsten der armsten gebroederlijk een maaltijd delen om uiteindelijk zich extatisch dansend over te geven aan de 4
klanken van muziek opdat een soort van trance bereikt zou worden (via dewelke men het goddelijke in zich zou weten aan te raken). Eenmaal terug in Leiden ben ik me gaan inlezen in het Sufisme en kwam ik al snel op hun activiteiten in de rijke geschiedenis van Afrika, en met name in de Hoorn van Afrika. In de opleiding aan de Universiteit Leiden wordt aangeraden een stage te doorlopen doch stages in Ethiopië of Soedan waren niet voorhanden. Daarop heb ik begin 2000 een stage als vrijwilliger ‘landenexpert Hoorn van Afrika’ bij VluchtelingenWerk Rijnmond te Rotterdam aangevangen die uiteindelijk tot februari 2004 zou duren. Na het nieuws over de wapenstilstand tussen Ethiopië en Eritrea besloot ik in het najaar van 2000 naar Addis Abeba te reizen in de hoop ter plekke een stageplek te vinden. Ondanks m’n inspanningen kreeg ik overal nul op het rekest. M’n verblijf daar was echter niet voor niets. Naast het feit dat ik ter plekke brononderzoek heb kunnen doen, heb ik mezelf kunnen onderdompelen in de lokale cultuur en heb ik ‘t voorrecht gehad de herbegraving van de laatste keizer Haile Selassie met eigen ogen te kunnen aanschouwen. Heeft het verblijf in die landen jou beïnvloed? Na m’n verblijf in Egypte en Ethiopië en het trekken door Syrië, Libanon en Jordanië viel me bij terugkeer vooral op hoe ’wij westerlingen’ al te vaak blijven stilstaan bij tegenslagen en hoe een negatief voorval of omstandigheid het hele individu in z’n denken en gedragingen lijkt te consumeren tot één negatief geheel. Alsof er niets meer is om positief over te zijn. Die handelswijze staat in schril contrast met de mensen die ik heb ontmoet - en in sommige gevallen vriendschap mee heb gesloten in die landen. Gezinnen, bestaande uit zes of meer personen, die in twee kamers van drie bij vier leefden. Jongens, wier ambities vaak stuk liepen op de schaarsheid aan banen, die financieel moeilijk de eindjes aan mekaar konden knopen en zich niet konden verenigen met hun geliefde omdat men onmogelijk de vereiste bruidschat bij mekaar kon sprokkelen. Ondanks die problematische omstandigheden waarmee men elke dag geconfronteerd werd, zag ik bij deze mensen zelden frustratie, boosheid of verslagenheid. Men omarmde elke dag met een oprechte vrolijkheid, warmte en blijdschap. Anderzijds ben ik me door m’n verblijf in Nederland ter dege bewust geworden van m’n Belgische, en specifiek West-Vlaamse, wortels. Ondanks dat men in de media nogal neerbuigend doet over WestVlaanderen, hebben we genoeg om trots op te zijn. Naast onze rijke geschiedenis en tradities hebben we het West-Vlaams dat, ondanks de afwezigheid van enige erkenning wegens politieke redenen, wel degelijk een aparte taal is en door taalkundigen als zodanig wordt geclassificeerd. Dat gezegd hebbende ben ik desalniettemin een uitgesproken voorstander van de eenheid van België en van haar eenheid in diversiteit, en ben ik ervan overtuigd dat ons kleine landje beter verdient dan hen die haar willen opsplitsen, hetzij openlijk en per direct dan wel stiekem over de jaren heen.
“Wel grappig dat de Nederlanders een Belg laten vertellen hoe een beter Nederland tot stand te brengen” Wat doe je op het ogenblik voor de kost? Sinds een paar jaren werk ik deeltijds in vaste dienst op de studentenadministratie van de Universiteit Leiden, waar ik me bezig hou met inschrijvingengerelateerde zaken en voor opdrachtgevers uit de hele wereld in het kader van sollicitaties de academische vooropleidingen van oud-leerlingen verifieer. Soms vreet ’t wel aan me, de vaststelling dat ik inmiddels 33 ben en nog steeds niet afgestudeerd ben, maar ’t leven loopt zelden zoals je plant. Daar heeft in mijn geval jarenlang intensief vrijwilligerswerk, gevolgd door jaren van slepende ziekte, voor gezorgd. Desalniettemin heb ik geen spijt en voel ik de opgedane ervaringen als een verrijking van m’n leventje tot nu toe. Ik zou 't dan ook zo weer doen. Wat doe je in je vrije tijd?
5
In m’n vrije tijd besteed ik de bulk van m’n tijd aan mijn scriptie over de taalanalyses die de Nederlandse overheid in haar asielprocedure bij twijfel over de herkomst van een asielzoeker toepast, en waarvan ik aan de hand van onderzoek wil aantonen dat deze niet wetenschappelijk verantwoord zijn. In de weinige vrije tijd die ik daarnaast over heb, hou ik me vooral bezig met het schrijven van politiek actuele blogs en artikelen. Ondanks dat ik door ziekte m’n werk bij vluchtelingenwerk abrupt moest afbreken heb ik me op eigen kracht zoveel mogelijk op de hoogte blijven houden van asielgerelateerde ontwikkelingen. Zo heb ik ondermeer de voorvluchtelingen-hyves website opgezet, waarmee ik probeer de Nederlandse bevolking bewust te maken van het onmenselijke vreemdelingenbeleid dat Nederland de afgelopen tien jaar heeft gevoerd en tot op heden doorzet. Een kleine erkenning in deze kwam toen het gerenommeerde Nederlandse weekblad “Vrij Nederland” mijn bijdrage (over het vreemdelingenbeleid) aan het ‘Tienpuntenplan voor een beter Nederland’ had uitgekozen als beste bijdrage, en een artistieke impressie van m’n gezicht de week daarop prijkte op de cover. Wel grappig dat ze ’t aandurfden om een Belg hen te laten vertellen hoe een beter Nederland tot stand te brengen.
Joachim op de cover van Vrij Nederland, een gerenommeerd links Nederlands opinietijdschrift 6
Niemand met gezond verstand sluit individuen op in brandonveilige cellen en detentiecentra om ze vervolgens te laten bewaken door laaggeschoold en pover getraind bewakerpersoneel. Helaas is het al jaren praktijk in Nederland. Als niet-Nederlander en EU-onderdaan wens ik met heel mijn hart dat Nederland in de nabije toekomst weer bekend staat als een tolerant land, dat volgens internationale verdragen en met respect omgaat met asielzoekers, vluchtelingen én sans-papiérs! Nederland wordt nu jaarlijks door de Raad van Europa, UNICEF, Human Rights Watch, Amnesty International, Verenigde Naties en UNHCR naar aanleiding van het inhumane asielbeleid aan de schandpaal genageld. Jarenlange stigmatisering van overheidswege, waarbij zowel asielzoekers en illegalen op één hoop worden gegooid met criminele allochtonen, profiteurs en islamitische fundamentalisten heeft een zware tol geëist en geleid tot een effectieve ontmenselijking van deze mensen van vlees en bloed. De overheid moet het hele asielbeleid op de schop gooien. Een paar wezenlijke punten zijn: geen kinderen in vreemdelingendetentie, geen uitgeprocedeerde gezinnen op straat, een onafhankelijke commissie van landenspecialisten bepaalt welke landen (on)veilig zijn, en de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) moet de zaken op orde krijgen. J. Detailleur uit: http://www.openheidoverirak.nu/indemedia/tienpuntenplan.html
“Telkens kwam naar voren dat de oplossing een man/jongen was” Wil je iets vertellen over je relationeel leven? Wat betreft m’n liefdesleven, ben ik recentelijk opnieuw single geworden na een bijzonder gelukkige relatie van vier jaar. Ik zag mezelf wel m’n leven met hem doorbrengen, maar ‘t heeft niet mogen zijn. Nu heb ik me voorgenomen vooral tijd aan mezelf en m’n leven hier te besteden en dat gaat me vooralsnog goed af. Je relaties zijn blijkbaar met mannen? Dat klopt. De eerste gevoelens voor mannen kreeg ik op m’n veertiende, toen ik mezelf er op betrapte toch wel heel erg uit te kijken naar de volgende ontmoeting met een bepaalde jongen. Homoseksualiteit was toen echter nog ver weg: internet was nog niet voorhanden en in de media zag je enkel de stereotiepen en/of flamboyante types waar je als onzekere puber liever niet mee geassocieerd wilde worden. Ook thuis werd er niet echt positief over gesproken. Ik hield mezelf dan maar voor dat ’t wel over zou gaan, maar dat deed ’t niet natuurlijk. Op m’n zestiende kreeg ik uiteindelijk een vriendinnetje, waar ik oprechte gevoelens voor had en me prettig bij voelde, maar ook toen merkte ik van mezelf dat dat zesdejaars vriendje van een klasgenote van me m’n aandacht bleef trekken. Ik hield mezelf dan maar voor dat ik waarschijnlijk biseksueel was. In de klas werd er wel eens in ’t wilde weg gescholden, en kreeg ik af en toe de verwensing ’homo’ of ’flikker’ naar m’n hoofd geslingerd. Dat bracht toen wel enige onzekerheid teweeg. Alsof ik betrapt was op die heimelijke gevoelens of dat m’n klasgenoten - en dus alle mensen - ’t aan me konden zien. Ik merkte echter al snel op dat de verwensingen niet structureel op mij waren gericht, maar ook op anderen en eerder als grap waren bedoeld. Ik werd dan ook wat assertiever en ging er soms in mee als ’t woord homo weer eens viel, in de zin dat ik dan bijvoorbeeld naar degene toeliep en overdreven aanstalten toonde hen te willen knuffelen of te kussen. Daarmee ontkrachtte ik de situatie en werd ’t gelijk een ludiek geheel. Slechts één keer vroeg een klasgenoot me of ik ’t serieus bedoelde - en dat ik dus homo was - maar dat ontkende ik toen heel snel. Ik vraag me soms nog wel eens af hoe ‘t zou zijn gelopen als ik de vraag bevestigend had beantwoord.
7
Wanneer ben je er dan wel voor uitgekomen? Ik heb ’t voor het eerst verteld op m’n zestiende aan een jongen waar ik stiekem verliefd op was. Ondanks z’n positieve reactie moet ie zich een hoedje hebben geschrokken, want ik heb ’m daarna nooit meer gezien. Dat versterkte wel ’t sluimerende ’alleen op de wereld’-gevoel wat ik al die jaren met me heb meegedragen. Daarna volgde de openbaring aan m’n moeder, toen die op bezoek kwam en zag dat er iets aan scheelde. Toen heeft ze drie keer haar tarotkaarten, een hobby van haar, op verschillende wijze gelegd, en telkens kwam naar voren dat de oplossing een man/jongen was. Toen heb ik ’t haar maar verteld, niet dat ik homo was (dat was nog een brug te ver), maar dat ik dacht dat ik biseksueel was. Haar reactie was geruststellend. Ondanks dat ze me maar de eerste acht jaren van m’n leven had opgevoed, vertelde ze me dat ze dat al die tijd had vermoed. Uiteindelijk heb ik ’t daarna gedurende m’n secundair niemand meer verteld. Eenmaal ’t secundair was afgerond ben ik naar Gent getrokken, waar ik als aankomend eerstejaars een ontvangstmap ontving met daarin een folder van de organisatie Wel Jong Niet Hetero. Ik heb toen wel duizend keer dat kleine foldertje gelezen voor ik de stoute schoenen aangetrokken heb en naar een bijeenkomst ben gegaan. Daar vielen de schellen van m’n ogen. Niets stereotype lesbo’s met tuinbroeken of flamboyante homo’s, maar bloedmooie vrouwen en doodnormale mannen, van stoer tot nerdy, van klassiek tot alto, die het gevoel van liefde voor en het verlangen naar mensen van het eigen geslacht delen. Een nieuwe wereld van emoties, ervaringen en ideeën is toen voor me opengegaan. Toegegeven, het is niet allemaal rozengeur en maneschijn gebleken, zoals dat gaat met liefde, maar vanaf dat moment kon ik eindelijk voor de volle honderd procent mezelf zijn. Kon dat dan ook in Roeselare? Ja. Als openlijke holebi was ik één van de oprichters van de eerste op Roeselare en omstreken toegespitste jongerenorganisatie voor holebi's, genaamd Pinklicht, wat toentertijd café Het Wiel als uitvalsbasis had.
1ste door Pinklicht georganiseerde landelijke bijeenkomst in Roeselare 8
Het idee om een lokale holebi-organisatie voor jongeren in het Roeselaarse op te richten is ontstaan na een aantal ontzettend leuke bijeenkomsten in Kortrijk, onder de lokale paraplu van OK-Jongeren holebi-organisatie, met een paar gelijkgezinde West-Vlamingen uit ’t Roeselaarse. Er was toentertijd praktisch niets voor holebi’s in Roeselare, met uitzondering van een schimmig café waar de wildste geruchten over deden en de befaamde underground-discotheek Catacombes aan de haven. Met deze lokale organisatie, die de naam Pinklicht droeg, wilden we enerzijds een laagdrempelig aanspreekpunt zijn voor holebi-jongeren die worstelden met hun gevoelens en hun omgeving. Anderzijds organiseerden we overdag allerlei groepsactiviteiten waar holebi-jongeren in een ongedwongen sfeer elkaar konden leren kennen. Pinklicht was in die tijd uniek in de zin dat het de eerste lokale holebi-organisatie in het land was waarvan de achterban ook uit actieve hetero’s bestond, zeg maar een hetero-support groep. Dat concept is later door andere groepen overgenomen. Daarnaast bracht Pinklicht een tweemaandelijks blaadje uit dat, vergeleken met de andere blaadjes van holebiverenigingen over Vlaanderen, er uit sprong door de vele inhoudelijke artikels verspreid over vele pagina’s en de artistieke lay-out die we, ondanks onze beperkte middelen doch dankzij de mateloze inzet van vrijwilligers, telkens konden uitbrengen. Helaas was deze organisatie slechts een kort leven beschoren (ongeveer twee jaar) toen de meesten gingen studeren en Roeselare verlieten. Uit Pinklicht is later GrensGeval/Dubbelpunt ontstaan (1996 tot heden).
“Staar je niet blind op anderen, maar grijp je eigen middelen tot zelfontplooiing” Wat is voor jou belangrijk in het leven? De aanwezigheid van een aantal vrienden, waar je onbevreesd voor afwijzing en/of veroordeling lief en leed mee kan delen, ervaar ik als één van de belangrijkste pijlers in het dagelijks bestaan. Een andere niet te onderschatten pijler is een goede gezondheid. Dat durft men nogal wel eens als vanzelfsprekend te nemen, zeker wanneer je jong bent en de sky the limit is. Materiële dingen kan ik belangrijk vinden, maar het is zeker geen doel om na te streven of een vereiste voor een meer waardevol bestaan. Hoe definieer je geluk? Geluk is iets ongrijpbaars wat ik het grootste gedeelte van m’n leven actief heb proberen na te streven. Nu begrijp ik dat geluk slechts één van de vele emoties is die een mens kan ervaren en dat het geen zin heeft om actief die ene emotie na te streven. Alle emoties, of het nou verdriet, heimwee of blijdschap is, zijn even waardevol. De notie om een gelukkig leven na te streven is een misvatting, die ons reeds van kindsaf met de paplepel is ingegoten door sprookjes, films en media. Slechts wanneer je dat rijke palet aan emoties accepteert, kan je vrede nemen met jezelf, en ligt daar niet het geluk in? Welke plaats neemt jouw politiek engagement daarbij in? Me actief in zetten tegen maatschappelijke misstanden, geeft zin aan mijn leven. De gedachte dat ik hier maar één keer op deze aardbol rondloop en dat ’t aan elk van ons is om er een betere wereld van te maken, sterkt me in deze. Momenteel vertaalt zich dat in digitaal actievoeren, bijvoorbeeld bij dreigende uitzettingen van alleenstaande kinderen de publieke opinie via internet hieromtrent te informeren en parlementariërs aan te schrijven. Wanneer dan het nieuws komt dat de uitzetting niet doorgaat en het kind in kwestie mag blijven, dan heb je toch deel uitgemaakt van een actie die een verschil heeft gemaakt.
9
Critici en/of zeurende mensen wijzen dan op ’t feit dat ’t slechts om één persoon gaat, maar elk individu telt! Ik hoop in de nabije toekomst me beroepsmatig te kunnen inzetten voor kwetsbare groepen, maar ook al lukt dit niet, dan blijf ik me op persoonlijke titel inzetten. Als je een raad moet geven aan onze huidige leerlingen, wat zou je dan zeggen? Wat betreft studies zou ik de jongeren van vandaag op het hart willen drukken toch vooral je hart te volgen in de keuze voor je opleiding. Staar je niet blind op de arbeidskansen van dat moment of wat je er later mee kan worden. Toen ik aan de universiteit begon te studeren was er een groot tekort aan leraren en ICT’ers. Vijf jaar later kon je de straten leggen met het overschot aan leraren (en nu is er weer een tekort naar ‘t schijnt) en inmiddels geldt dat ook voor ICT’ers. Mijn vader hamerde toentertijd ook altijd op de carrièremogelijkheden die een opleiding rechten en/of boekhouding zou bieden. Ik volhardde echter in mijn keuze voor de opleiding Arabisch en daar heb ik nog geen moment spijt van gehad. Je leeft maar één keer. En wat betreft het leven in het algemeen? Over het leven kan ik hier wel allerlei wijsheden gaan neerkalken, maar elke jongere moet uiteindelijk de dingen zelf ervaren voor deze ‘t voor waar wil aannemen. Toch wil ik elke jongere het volgende op ‘t hart drukken: staar je niet blind op anderen! Eenmaal je ’t secundair met succes hebt afgesloten en de opluchting wat gezakt is, zal daar opeens de druk van de maatschappij zijn die van alle kanten als een razende op je zal inbeuken. Probeer in die hectiek je vooral niet blind te staren op wat anderen van jouw leeftijd bereikt hebben. Elk van ons draagt een koffer met onzekerheden, negatieve ervaringen en tegenslagen met zich mee, alleen niet iedereen loopt daarmee te koop. Staar je dus niet blind op die leeftijdsgenoot die z’n looks meeheeft en aan elke vinger een meisje kan krijgen of die voormalige klasgenoot met z’n grote mond die inmiddels een vetbetaalde baan heeft en net een nieuwe grote auto of huis heeft gekocht, terwijl ’t bij jou allemaal nog niet zo goed lukt… Staar je niet blind op die uiterlijke schijn, want elk van ons draagt onzekerheden met zich mee. Ondanks dat ik niet verwacht dat jongeren iets van mij zullen aannemen, zou ik hen toch willen aanraden van de drugs af te blijven. In de dertien jaar dat ik nu in Nederland verblijf, heb ik een aantal kennissen er aan kapot zien gaan. Van de mensen die ik kende die elke dag blowden, hebben er een paar een psychose gekregen, waarbij er eentje dacht dat hij Jezus was en een ander opeens vertelde dat hij overal lieve pratende beestjes uit mensen zag kruipen. Een ander kreeg dan weer een angststoornis waarbij je lichaam door gedachten in een soort van pijnlijke shock kan raken. Je hebt al een aantal ervaringen achter de rug die vele anderen niet hebben beleefd en je hebt een aantal visies weergegeven die ook niet iedereen vertelt. Bedankt daarvoor. Nog deze vraag als afsluiter: heeft jouw opleiding op onze school je daarbij geholpen? Ik denk wel dat ik een goede opleiding vanuit het KA heb meegekregen. Sowieso is het een bekend gegeven dat het Vlaamse onderwijs tot de beste van de wereld behoort. Dat merk ik vaak nog, bijvoorbeeld op de Nederlandse internetfora of bepaalde schrijfsels van universitaire studenten die soms wemelen van de dt-fouten. De belangrijkste waarde die ik vanuit school heb meegekregen is toch wel zelfontplooiing. Elk van ons heeft een schare aan middelen tot diens beschikking om zich te ontplooien. Het is aan elk van ons om deze met beide handen aan te grijpen of aan ons voorbij te laten gaan, hetzij uit onwil of uit angst.
(november 2009)
10