Het zuchten van de Geest. De omgang met grenzen in de bediening van genezing. INLEIDING Welke relatie ligt er tussen het werk van de Geest van Christus en het lijden? De Heilige Geest wordt vooral in verband gebracht met overwinning, genezingen, groei en het verdrijven van angst en hopeloosheid. In dit kader past uitstekend de term ‘Power evangelism’ van John Wimber. Het koninkrijk van God is hierin vooral een koninkrijk van kracht. Het keert zich tegen alle machten die het leven van de mens kapot en leeg maken. De bron daarvoor is de bediening van Jezus zelf. In de kracht van de Geest ging Hij uit, bevrijdend en genezend [Matt 11:20; 13:54; Marc 5:30; 6:2]. Ook bij Paulus zien we de concepten van overwinning en kracht terug komen [Hand 14:9; 19:11-12]. Deze concepten spelen vooral in de charismatische en pinksterkringen een grote rol. Maar hoe reageren zij wanneer die kracht niet lijkt te werken of geen effect heeft? Welke antwoorden worden gegeven wanneer er een gebed niet beantwoord wordt, wanneer er geen genezing of bevrijding komt? Wat wordt er tegen een zieke of gehandicapte gezegd wanneer de beperkingen blijven? Het is juist vanwege deze moeilijke vragen dat men in traditionele kringen wat voorzichtiger handelde en sprak. Dus: hoe kan de feitelijkheid van het lijden in relatie worden gebracht met het werk van de Heilige Geest? ENKELE VOORBEELDEN Elke bediening der genezing gaat uit van enkele theologische vooronderstellingen. Die bepalen de manier en toon van de bediening. De ingenomen stellingen bepalen de wijze waarop er een plaats wordt gegeven aan het lijden, aan het níet-genezen. Er zijn een aantal verschillende theologische posities die worden ingenomen. 1. De antroplogische benadering – o.a. Jan Zijlstra. Het heil van het evangelie is primair dat van redding voor de eeuwigheid. De mens moet dit in geloof aannemen. Maar secundair komt snel het concept van kracht en overwinning (Power evangelism). De gelovige mag (bijna: moet) genezing verwachten. De praktijk van Jezus en de apostelen wordt behoorlijk direct overgenomen. Met de autoriteit waaruit zij handelden en spraken, zo handelt Jan Zijlstra ook nu. Ziekte en leed komen voort uit de duisternis en die is overwonnen. In Jezus’ naam worden die machten aangesproken en bevolen te verdwijnen. De kracht schuilt in de naam van Jezus, niet bij de spreker. Omdat Jezus alle machten overwonnen heeft, mag genezing dus ook verwacht worden. Immers, Mattheüs 8:17 stelt duidelijk: “Hij heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen.” (citaat uit Jesaja 53:4). Zowel vergeving als genezing mag / moet dus door de gelovige ontvangen en verwacht worden, in geloof. De overwinning geldt dít leven en betreft lijf en leden. Maar wat als genezing nu toch níet (zichtbaar) optreedt? Dan zitten er waarschijnlijk hindernissen in de weg, waardoor de belofte van genezing niet ontvangen kan worden. God wil genezen, maar de mens wordt daarvan afgehouden door on- of kleingeloof, door zonde, door occulte belasting, door onvergevingsgezindheid, door een verstoorde relatie met een partner, enz. Pastorale Studies ~ www.teacheronthetower.com ~ 2013
1
De teneur hiervan is dat de zieke de oorzaak voor het uitblijven van genezing als eerste bij zichzelf moet zoeken. De grootste verantwoordelijkheid ligt dus bij de zieke, zoekende en ontvangende mens. De doorwerking van de kracht van de Heilige Geest kan alleen dáár plaatsvinden waar een leven geheiligd is, waar zonden beleden zijn en schoon schip is gemaakt (zie ook Wesley). 2. De scheppingstheologische benadering – o.a. Martien Parmentier. De kerkelijke gemeenschap heeft absoluut een taak op het gebied van heil en heling. Maar het accent ligt níet bij de zoekende, zieke mens. Het ligt evenmin bij de biddende, dienende mens. Parmentier zoekt het bij de regeneratieve krachten die in de mens zelf klaarliggen, door God daar geplaatst in de schepping (zie bv. de afgesneden en vanzelf weer aangroeiende staart van de hagedis). Daarbij spelen ook het volhardende gebed en de empathie van de bidder(s) een rol. Deze theorie heeft 5 implicaties: 1] God is niet meer direct verantwoordelijk voor het wel of niet succesvol aflopen van een gebed om genezing. De grenzen worden bepaald door de in zonde gevallen en dus onvolkomen schepping. 2] De last van het niet-genezen ligt niet bij de zieke. 3] Er moet gebeden worden om de kracht die God in de Schepping gelegd heeft. Dit stimuleert zowel de zieke als de omgeving. 4] Er kan gegroeid worden in de bediening tot genezing, door een toename van empathie, van doordrenkend gebed, en van het aantal bewogen bidders. 5] Ook buiten de gemeente kunnen deze regeneratieve krachten gekend en geactiveerd worden. Deze theorie zet God echter op een grotere afstand van de zieke en doet afbreuk aan Zijn soevereiniteit. Er wordt geprobeerd om het schijnbaar willekeurige van Gods genezingen weg te redeneren (dat is positief), maar maakt het daarbij een beetje vaag tot wie of wat er gebeden wordt: God zelf of die regeneratieve krachten… 3. De heiligingsleer – o.a. W.J. Ouweneel. Dit is een krachtig geluid tegen de berustingsleer: God wil, om een of andere reden, de ziekte, en de mens moet zich onder Gods wil maar buigen. Ouweneel stelt duidelijk: God wil de ziekte niet. Op geen enkele wijze kunnen ziekte en handicap op een positieve wijze met Gods wil verbonden worden. Hij baseert dat, net als Zijlstra, op Jesaja 53:4. Het heil van Christus omvat de verkondiging van het evangelie, bevrijding en genezing [naar Jesaja 61:1-3]. Gebondenheid en ziekte horen dus niet tot het normale christelijke leven. < Onze huidige cultuur is sterk beïnvloed door het Verlichtingsdenken. ‘Het maakbare van alles’ doordrenkt onze theologische redenaties en preoccupaties, meer dan we vaak beseffen. Onze stellige verwachtingen dat vitaliteit en gezondheid bereikbaar en normaal zijn, staan haaks op de visie dat lijden een louterend effect kan hebben en deel kan zijn van Gods weg met iemand…… > Ouweneel lijkt weinig ruimte te maken voor grenzen in de genezingsbediening. Hij accepteert, natuurlijk, dat er ziekten en handicaps tot de dood zijn. En dan kan er inderdaad een plan van God achter zitten (naar Rom 8:28). Maar voor de zieke daar in mag / kan berusten, moet er eerst het nodige aan voorbereidend werk gedaan worden. Pastorale Studies ~ www.teacheronthetower.com ~ 2013
2
De genezingsbedienaar, de omgeving én de zieke moeten allemaal aan diverse voorwaarden voldoen. Er lijkt geen enkele plaats voor lijdzaamheid en weinig ruimte voor geduld. De nadruk ligt op zelfonderzoek en de concentratie op levensheiliging. Indien er sprake is van een verborgen plan van God [naar Jesaja 55:9 “Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen”], moet de zieke de vraag gaan stellen van Rebekka: “Wat is de reden hiervan?” Binnen deze visie is er (te) weinig ruimte voor Gods krachtige genade en weinig oog voor de pastorale draaikolk waar zieken op deze manier in kunnen komen. De vraag naar onze eigen betrokkenheid in het heil, de vraag naar de plaats van de ontvanger van Gods genade, naar de rol van de gemeente en de bedienaar is terecht. Toch worden de grenzen van de genezingsbediening overdreven sterk bij de zieke mens en zijn heiliging gelegd. Hij moet gelovend ontvangen en, indien er geen genadige genezing plaats vindt, op onderzoek gaan waarom God niet kan genezen. Want, meent Ouweneel, God wíl zeker genezen. Dat staat als een paal boven water. VERSCHIL TUSSEN OPSTANDING EN VOLEINDING Zijn zij allen niet iets Bijbels essentieel vergeten? Er bestaat toch een verschil tussen de opstanding, de zending van de Geest en de wederkomst? De Heilige Geest maakt het voor ons mogelijk om Jezus’ werk voort te zetten, maar de volledige toepassing wacht nog op de wederkomst. In die ‘tussenruimte’ moet dus ook de bediening van genezing geplaatst worden. God heeft de herstellende Heilige Geest uitgezonden, maar daarmee is Hij nog niet volledig klaar met Zijn herstellende werk. Daar kun je vragen over stellen: waarom laat God onze geschiedenis nog voortgaan, als de macht van de dood in principe is overwonnen? De opstanding van de doden zou toch de voltooiing van al Gods beloften moeten zijn? Daar rekenden de Joden in ieder geval wel op. Het Koninkrijk Gods zou komen en de hele wereld zou dat merken. Maar, dat is dus niet gebeurd. Waarom niet? Met de opstanding van Jezus moet dit concept anders worden bekeken. De opstanding en de eindtijd zijn reeds gekomen, maar zijn nog niet volledige realiteit. De opwekking van Jezus en de herstellende, levendmakende kracht van de Heilige Geest zijn geopenbaard, maar vormen nog niet de totale omkeer van deze gevallen schepping. In dat spanningveld moet de gemeente niet teleurgesteld raken als er soms geen genezing of bevrijding optreedt, maar juist verder gaan om in gehoorzaamheid Gods weg te zoeken hierin. In deze periode wordt de gemeente door de Geest opgewekt om mee te doen en te antwoorden op Gods genade, al blijft die soms lastig te herkennen. Hierin moet de gemeente gelovig vasthouden aan de beloften van Gods Woord: de Heilige Geest ís uitgestort, de gaven zíjn beloofd. Elke gemeente die NIET bidt voor de genezing van de zieken, neemt dit dan ook NIET serieus. Het bidden voor de zieken is niet facultatief, maar een opdracht aan de gemeente. De gemeente moet accepteren dat er een ‘nog niet’ is, en dat dit naar Gods wil is. Het ‘niet’ van genezing heeft zo dus geen grond in ongeloof, maar wel in het plan van God. Dat doet niets af van het feit dat Gods genade verschenen is [Titus 2:11] en vermindert niets aan ons weten dat de principiële houding van God naar de mens, in Christus Jezus, die van heil en hoop is. Pastorale Studies ~ www.teacheronthetower.com ~ 2013
3
Onze acceptatie van het ‘nog niet’ zien we terug in Romeinen 8:20-21 ‘De schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen (…) om de wil van Hem (...)’. Het is duidelijk Gods wil dat er nog lijden in de wereld is. Opnieuw is persoonlijke zonde of ongeloof dus geen oorzaak van het lijden. Diverse vormen van collectief lijden horen bij het grote plan van God met deze wereld. Daarin staan wij als mensen echter niet alleen. Jezus zelf is ons daarin voorgegaan. We zien in Openb 5 en 6 de Leeuw van Juda. Maar het is het Lam dat de eer krijgt en alleen het Lam mag de verdere geschiedenis ontrollen. In Openb 6:9-11 krijgen ook de martelaren te horen dat hun aantal nog niet vol is. We blijven dus zitten met onbeantwoorde vragen, die hun plek hebben in de Gods hogere gedachten over ons. Hoe moeilijk ook, die zullen we moeten accepteren. We moeten ze wel degelijk accepteren, maar natuurlijk niet in lege lijdzaamheid en passieve berusting. We moeten blijven wijzen op de verantwoordelijkheid van de mensen en de aanwezige beloften van God. Maar a.u.b. niet in een onverantwoord triomfalisme van de opstanding. We moeten de weg van de Geest gaan: vanuit het kruis en de opstanding, op weg naar de wederkomst en de voltooiing. Ook hier blijft voorop staan dat het om een levende relatie met God Zelf gaat. Nooit mogen theologische verklaringen en modellen onze omgang met God verhinderen. En daarvoor is een biddende gemeenschap nodig die zich naar God uitstrekt in een dienst tot genezing, ziel en lichaam bij God brengend. DE GEEST EN VERLATING Zou het kunnen zijn dat de Heilige Geest juist het krachtigst werkt in ons, tijdens de momenten van pijn en lijden? Dat wij juist in die periode de moed en de hoop niet verliezen? Zijn het dan niet de verzuchtingen van de Geest [Rom 8:26] die ons overeind houden? De theologie van de overwinning is een eenzijdige en potentieel kwalijke benadering. Er is zeker een relatie tussen heil en heling, maar niet minder tussen heil en lijden. We moeten wijzen naar het gebed als primaire praktijk van het geloof. Zo komt de gemeente in de nabijheid van de levende God. Bij Hem mogen we komen met onze klachten en ons lijden. Bij Hem is er ook het besef dat Hij niet onmachtig is en dat Hij een Vader is die gunstig omgaat met Zijn kinderen. Vanuit dit concept is er ook ruimte om te stoppen met gebed voor genezing, maar is er plaats voor het verzoek om met Zijn kracht en liefde iets te dragen of om in rust te sterven. Deze overgave is deel van het geheim van de omgang tussen God en mens, en deel van de leerschool van de Heilige Geest. MARCUS Marcus beschrijft Jezus als de populaire en krachtige genezer en bevrijder. Maar ook de Man die steeds dichter naar het Lijden van het Kruis toegaat, eenzaam en alleen. De opzet van zijn evangelie lijkt er op te wijzen dat hij dit ook ziet als de weg voor Zijn leerlingen. Door de engel bij het lege graf worden zij opgeroepen om Jezus te volgen, terug naar Gallilea, de startplaats van Jezus’ bediening [Marc 16:7]. Net als Jezus zullen zij de boodschappers zijn van het Koninkrijk. Net als bij Hem zullen genezingen en bevrijdingen onderdeel zijn van hun bediening, als bevestigend teken van hun woorden. Maar dat wil niet zegen dat elke gelovige altijd vrij zal zijn van elke vorm van ziekte of handicap. Dat wil niet zeggen dat er geen plaats meer is voor het leerzaam lijden van de discipel…… Pastorale Studies ~ www.teacheronthetower.com ~ 2013
4
Deze studie is een bewerking / uittreksel door Teacher on the Tower van een gelijknamig artikel van Dr. Cees van der Kooi in het Bulletin voor Charismatische Theologie, nr. 53 (2004) 33-40. Het is daarna opgenomen in zijn boek: ‘Tegenwoordigheid van Geest. Verkenningen op het gebied van de leer van de Heilige Geest’ Uitgever: Kok, Kampen Aantal pagina's: 252 Prijs: 17,50 euro ISBN: 90 435 1227 3
Pastorale Studies ~ www.teacheronthetower.com ~ 2013
5