Binnen in de geest van de baby Hij is niet gefocused, willekeurig, en buitengewoon goed in wat hij doet. Hoe we kunnen leren van de hersenen van een baby. Door Jonah Lehrer | 26 april 2009 HOE IS HET om een baby te zijn? Gedurende eeuwen zou deze vraag absurd geweest zijn: achter deze aanbiddelijke voorgevel bevond zich een voornamelijk leeg hoofd. Laten we eerlijk zijn, een baby mist de meeste vaardigheden die de menselijke geest bepalen, zoals taal en de mogelijkheid om te redeneren. Rene Descartes verklaarde dat het jonge kind volledige gebonden was door gevoel, hopeloos gevangen zat in de verwarrende drukte van het hier en nu. Een pasgeborene is, in dit opzicht, alleen maar een brok behoefte, een bundel van reflexen die enkel kan eten en wenen. Denken als een baby is helemaal niet denken. De moderne wetenschap was het hier grotendeels mee eens en spendeerde tientallen jaren om al de dingen, die baby’s niet konden doen omdat hun hersenen zich nog moesten ontwikkelen, in kaart te brengen. Ze konden hun aandacht niet richten, genot niet uitstellen en zelfs hun wensen niet tot uitdrukking brengen. Het is bekend dat de filosoof van Princeton Peter Singer het volgende suggereerde: “het doden van een gehandicapte baby staat moreel niet gelijk aan het doden van een persoon. Heel vaak is hier helemaal niets mis mee." Maar nu beginnen wetenschappers hun concept van de geest van een baby drastisch te herzien. Door het gebruik van nieuwe onderzoekstechnieken en hulpmiddelen hebben zij aangetoond dat de hersenen van een baby zoemen van activiteit, dat ze in staat zijn om een verbazingwekkende hoeveelheid informatie te leren in een relatief korte periode. Anders dan bij de geest van een volwassene, die zich beperkt tot een smal deel van de realiteit, kunnen baby’s een veel breder spectrum van gevoel opnemen – zij zijn zich, in belangrijke mate, meer bewust van de wereld dan wij dat zijn. Dit hyperbewustzijn heeft verschillende voordelen. Om te beginnen, laat het jonge kinderen toe om de wereld te ontrafelen aan een enorm hoge snelheid. Alhoewel baby’s helemaal hulpeloos geboren worden, hebben ze binnen enkele jaren alles onder de knie, gaande van taal – een kleuter leert elke dag 10 nieuwe woorden – tot ingewikkelde motorische vaardigheden zoals lopen. Volgens deze nieuwe kijk op de hersenen van de baby zijn vele mentale kenmerken, die vroeger leken op ontwikkelingsstoornissen zoals de onmogelijkheid van een kind om zijn aandacht te richten, eigenlijk cruciale voordelen in het leerproces. In sommige situaties zou het zelfs voor volwassenen beter zijn om terug te keren naar de geestestoestand van een pasgeborene. Terwijl maturiteit zijn verdienste heeft, kan dit ook de creativiteit verhinderen en ertoe leiden dat mensen zich vasthechten aan verkeerde feiten.Als we doorheen heel veel blijkbaar onbelangrijke informatie moeten gaan of iets volledig nieuw moeten creëren, dan is denken als een baby onze beste optie.
"We hadden een heel misleidende kijk op baby’s," zegt Alison Gopnik, een psycholoog aan de Universiteit van Californië, Berkeley, en auteur van het boek, "The Philosophical Baby." (De Filosofische Baby) "De hersenen van de baby zijn perfect ontworpen voor wat ze moeten doen, hetgeen leren over de wereld is. Er zijn momenten waarop het beschikken over volledig ontwikkelde hersenen bijna als een belemmering lijkt." Een van de meest verrassende gevolgen van dit nieuwe onderzoek heeft betrekking op het bewustzijn van een baby, of wat baby’s eigenlijk ervaren als zij met de buitenwereld in wisselwerking treden. Terwijl wetenschappers en dokters traditioneel aangenomen hebben dat baby’s veel minder bewust zijn dan volwassenen – dit is waarom tot 1970 vele kinderen een operatie ondergingen zonder anesthesie – is deze kijk nu omgekeerd. Gopnik verklaart dat, in vele aspecten, baby’s veel bewuster zijn dan volwassenen. Ze vergelijkt de ervaring van een baby zijn met het kijken naar een opwindende film, of met een toerist zijn in een vreemde stad, waar zelfs de meest doodgewone activiteiten nieuw en opwindend aanvoelen. “Voor een baby voelt het elke dag aan alsof hij voor de eerste keer naar Parijs gaat," zegt Gopnik. "Ga maar een wandelen met een 2-jarig kind. Je zal je al snel realiseren dat zij dingen zien die jou niet eens opvallen." Het is ook iets paradoxaal om te proberen om het innerlijke leven van baby’s te bestuderen. Om te beginnen, kan je hen geen vragen stellen. Jonge kinderen kunnen hun gevoelens niet beschrijven of hun emoties niet rechtvaardigen; ze kunnen het genot van een fopspeen niet uitdrukken of het aangename gevoel van een knuffeldier niet uitleggen. En natuurlijk heeft niemand van ons ook maar enige herinnering aan deze tijd. Voor een wetenschapper kan de geest van een baby dan ook lijken op een ondoordringbare zwarte doos. Maar recent hebben wetenschappers echter nieuwe methoden ontwikkeld om binnen te geraken in het hoofd van een baby. Ze hebben gekeken naar de dichtheid van het hersenweefsel, de ontwikkeling van neurale verbindingen geanalyseerd en de oogbewegingen van peuters opgevolgd. Door de anatomie van de hersenen van de baby te vergelijken met de hersenen van een volwassene kunnen wetenschappers gevolgtrekkingen maken over de ervaring van de peuter. Deze nieuwe onderzoekstechnieken hebben verschillende verbazingwekkende zaken aan het licht gebracht. Het blijkt nu dat de hersenen van een baby eigenlijk meer hersencellen, of neuronen, bevat dan de hersenen van een volwassene: Op het ogenblik dat we onze ogen openen, beginnen onze neuronen aan het “snoeiproces”, hetgeen betrekking heeft op het elimineren van blijkbaar onnodige neurale verbindingen. Verder zijn de verschillende delen van de hersenschors van de baby - het gevoelscentrum en de hogere gedachten – beter verbonden dan de hersenschors van een volwassene, met meer verbindingen tussen verder gelegen gebieden. Deze anatomische verschillen zijn niet alleen een teken van onvolwassenheid: Ze vormen een belangrijk gereedschap, dat baby’s voorziet van de mogelijkheid om grote hoeveelheden informatie met gemak op te nemen. Terwijl het snoeiproces de hersenen doeltreffender maakt, kan het ook onze gedachten inkrimpen en het leren bemoeilijken, omdat we minder in staat worden om
ons aan te passen aan nieuwe omstandigheden en om nieuwe ideeën op te absorberen. Er is in zekere zin een rechtstreekse ruil tussen de flexibiliteit van de geest en zijn bekwaamheid. Zoals Gopnik vermeldt, helpt dit om te verklaren waarom een jong kind drie talen tegelijk kan leren terwijl hij het moeilijk blijft hebben om zijn schoenveters te knopen. Maar de hersenen van een pasgeborene zijn niet alleen dichter en kneedbaarder: ze zijn ook anders opgebouwd, met veel minder afremmende neurotransmitters, dit zijn de chemicaliën die verhinderen dat neuronen ontsteken. Dit wijst erop dat de geest van het kind eigenlijk meer overbevolkt wordt met stromende gedachten en rondzwervende gevoelens dan de geest van een volwassene. Terwijl volwassenen onmiddellijk onbelangrijke informatie afblokken, zoals het zoemen van een airconditioning of het gesprek van vreemden, nemen baby’s alles op: hun realiteit komt tot hen zonder filter. Ten gevolge hiervan is er een aanzienlijk hogere concentratie van anesthesie nodig om baby’s te doen inslapen, omdat er meer cellulaire activiteit is om tot rust te brengen. De hyperovervloed aan gedachten in de hersenen van de baby weerspiegelt ook de diepgaande verschillen in de manieren waarop volwassenen en baby’s aandacht aan de wereld besteden. Als aandacht werkt als een smalle lichtstraal bij volwassenen – een gerichte straal die specifieke delen van de realiteit belicht – dan werkt het bij jongere kinderen meer zoals een lantaarn, die een verspreide belichting strooit over de omgeving. "We zeggen soms dat volwassenen beter aandacht kunnen geven dan kinderen," schrijft Gopnik. "Maar we bedoelen eigenlijk precies het omgekeerde. Volwassenen zijn beter in het geen aandacht besteden. Ze zijn beter in het weglaten van al het andere en het beperken van hun bewustzijn tot een enkelvoudig aandachtspunt." Overweeg, bijvoorbeeld, wat er gebeurt wanneer kleuters een foto van iemand bekijken – laten we haar Jane noemen – die kijkt naar een foto van een gezin. Als aan de jonge kinderen vragen gesteld worden over waar Jane haar aandacht op richt, dan zijn de kinderen het er al snel over eens dat Jane denkt aan de mensen op de foto. Maar ze benadrukken ook dat ze denkt aan de omkadering van de foto, en aan de muur achter op de foto, en aan de stoel die aan haar zijkant staat. Met andere woorden, zij geloven dat Jane haar aandacht richt op al datgene dat ze kan zien. Terwijl deze minder gerichte vorm van aandacht het moeilijker maakt om bij een bepaalde taak te blijven – kleuters zijn heel snel afgeleid – heeft dit ook bepaalde voordelen. In vele omstandigheden kan de lantaarn-manier van aandacht eigenlijk leiden tot verbetering van het geheugen, vooral wanneer het erom gaat om zich informatie te herinneren die onbelangrijk leek op het moment zelf. Kijk even naar deze geheugentaak ontworpen door John Hagen, een ontwikkelingspsycholoog aan de Universiteit van Michigan. Er wordt aan een kind een spel kaarten gegeven en er wordt hem twee kaarten tegelijk getoond. Het kind wordt gevraagd om zich de kaart aan de rechterkant te herinneren en de kaart aan de linkerkant te negeren. Het is niet verbazend om te zien dat oudere kinderen en
volwassenen veel beter zijn in het zich herinneren van de kaarten aan de rechterkant, omdat zij in staat zijn om hun aandacht te richten. Maar jongere kinderen zijn vaak beter in het zich herinneren van de kaarten aan de linkerkant, die ze hadden moeten negeren. De lantaarn verspreidt zijn licht overal. "volwassenen kunnen richting volgen en zich focussen, en dat is geweldig," zegt John Colombo, een psycholoog aan de Universiteit van Kansas. "Maar kinderen, zo blijkt nu, zijn veel beter in het oppikken van al niet verbonden dingen die er gebeuren. . . . En dit is logisch: Als je niet weet hoe de wereld werkt, hoe weet je dan waar je jouw aandacht op moet richten? Je moet proberen om alles op te nemen." Terwijl denken als een volwassene nodig is als we onze aandacht dienen te richten, of wanneer we al weten welke informatie relevant is, zijn vele situaties niet zo duidelijk. In deze gevallen is het besteden van strikte aandacht een beperking, aangezien het ons leidt naar het negeren van mogelijk belangrijke stukjes van de puzzel. Dat is dan ook wanneer het helpt om te denken als een baby. Dit nieuwe begrip over de cognitie van een baby, en de vreemde manier waarop baby’s aandacht besteden, geeft wetenschappers ook inzichten om het mentale functioneren van volwassenen te verbeteren. De mogelijkheid om de aandacht te richten, zo blijkt nu, verhindert niet alleen onbelangrijke feiten en waarnemingen – het kan ook de verbeelding verstrakken. Soms functioneert de geest het best wanneer we niet proberen om hem te controleren. De verschillen in hoe baby’s en volwassenen aandacht besteden worden voornamelijk veroorzaakt door de ongevormde aard van de prefrontale hersenschors, een hersengebied juist achter de ogen. Terwijl de prefrontale hersenschors enorm vergroot is gedurende de evolutie van de mens – deze is verantwoordelijk voor een grote variëteit van cognitieve mogelijkheden, van gerichte aandacht tot abstract denken – is dit ook het laatste hersengebied om zich volledig te ontwikkelen, en blijft zich vaak ontwikkelen tot in de late adolescentie. Alhoewel wetenschappers een slecht functionerende prefrontale hersenschors lang verantwoordelijk gehouden hebben voor allerhande van “kinderlijk” gedrag, beginnen onderzoekers zich nu te realiseren dat het soms eigenlijk beter is om toe te laten dat de prefrontale hersenschors zijn greep lost. Een recent scan-experiment van de hersenen door onderzoekers van de Johns Hopkins Universiteit bracht aan het licht dat jazz-muzikanten in het midden van hun improvisatie – ze bespeelden een speciaal ontworpen klavier in een hersenscanner – drastisch een vermindering van activiteit vertoonden in de prefrontale hersenschors. Enkel door het “deactiveren” van dit hersengebied waren de muzikanten in staat om spontaan nieuwe melodieën uit te vinden. De wetenschappers vergelijken deze losgemaakte toestand van de geest met die van het dromen tijdens de REM slaap, meditatie en andere creatieve dingen, zoals het creëren van poëzie. Maar het lijkt ook op het gedachtenproces van een jong kind, al zij het dan een met muzikaal talent. Baudelaire had gelijk: “Geniaal is niets meer of minder dan het oproepen van de kindertijd wanneer je maar wil."
De onvolwassenheid van de hersenen van een baby heeft nog een voordeel: volledige absorptie van het moment. Het beste bewijs hiervoor komt uit hersenscans van volwassenen terwijl ze keken naar een spannende Clint Eastwood film. Het experiment, geleid door Rafael Malach aan de Hebrew Universiteit, ontdekte dat wanneer volwassenen naar de film keken hun hersenen een vreemd activiteitenpatroon vertoonden, waarbij hun prefrontaal gebied onderdrukt werd. Tegelijkertijd werden gebieden aan de achterkant van de hersenen, die in verband gebracht worden met visuele waarneming, geactiveerd. Zoals Gopnik zegt is deze mentale toestand – de ervaring van bevangen te worden door ontspanning – in vele aspecten een voorbijgaande herinnering aan hoe het voelde om een jong kind te zijn. "Je bent je enorm bewust van wat er gebeurt – jouw ervaringen zijn heel levendig – en toch ben je helemaal niet zelf-bewust," zegt ze. "Je denkt aan niets anders dan datgene wat je op het scherm ziet." Maar het is niet alleen de filmzaal die ons terug voert naar een pasgeboren geestestoestand, waarbij we volledig opgeslorpt worden door het moment. Gopnik vermeldt dat een aantal andere situaties, van Zen meditatie tot de ervaring van natuurlijke schoonheid, ook kunnen leiden tot bewustzijnstoestanden die zo intens zijn dat het zelf lijkt te verdwijnen. “Dit is hetzelfde gevoel van extase waarover de romantische dichters altijd schreven," zegt ze. "Het is het zien van de wereld in een zandkorrel." Als mensen nooit zouden kunnen terugkeren naar dit baby-achtige bewustzijn, dan zouden we het moeilijk hebben met de taken waarvoor het nodig is dat we stoppen met zelfbewust te zijn en onszelf verliezen in de taak. Dit soort momenten worden vaak beschreven als “stromende” activiteiten en komen voor wanneer we volledig bevangen worden door wat we aan het doen zijn, of dit nu het roeren van een risotto is of het oplossen van een kruiswoordpuzzel. De Zen Meester Shunryu Suzuki refereerde aan zulke toestanden als de “geest van een beginner”, omdat mensen in staat zijn te denken zoals een baby, open voor mogelijkheden en vrij van verkeerde vooraf bepaalde voorstellingen. Gopnik heeft zelf de voordelen ontdekt om in staat te zijn te kunnen wisselen tussen een baby-achtige vorm van cognitie en een meer volwassen kader voor de geest. “Als wetenschapper moet je echt beide soorten van denken hanteren," zegt ze. "Soms moet je jouw aandacht richten en jouw gegevens analyseren. Maar je moet ook de vaardigheid hebben om open en creatief te zijn, om op een nieuwe manier te denken als de oude manier niet werkt." Ze suggereert dat we op zulke momenten moeten denken met de onschuld van een kind – om de teugels van de aandacht los te laten en opnieuw naar een wereld te kijken die we nog steeds proberen te begrijpen. Jonah Lehrer is de auteur van "How We Decide" (Hoe we beslissen) en "Proust Was a Neuroscientist." (Proust was een neurowetenschapper).