(In) de geest van NatLab
Media in Eindhoven binnen het landschap van Art, Technology en Science
1
6 mei 2011 Definitief concept
Samengesteld door Marcel Duijghuisen, Marleen Gijsen en Ton van Gool
2
Inhoud
1. Inleiding 2. Het tot stand komen van deze visie 3. Eindhoven als media-stad 4. Analyse van de huidige situatie 5. Relatie met Cultuur Totaal 6. Conclusies en aanbevelingen 7. Bijlagen
3
4
1. Inleiding Proces van innovatie De totstandkoming van het Poème Electronique in 1958 markeert een moment in de ontwikkeling van het NatLab, dat in 1923 zijn locatie kreeg op Strijp-S. Een demonstratie van technisch zelfbewustzijn, gebaseerd op een kruisbestuiving van ‘harde’ techniek en de mogelijkheden van de creatieve techniek bij het aftasten van de grenzen. Het was een uiting die tot stand kon komen op basis van een decennia oude onderzoekstraditie binnen eerder genoemd NatLab. Bewust werd bij de opzet daarvan een ambiance gecreëerd van zowel industrieel als fundamenteel grensverleggend onderzoek, primair gericht op het zelf ontwikkelen van octrooien om zo een sterkere onafhankelijke markttechnische positie te verwerven. De geschiedenis van het NatLab onder leiding van Gilles Holst en later Hendrik Casimir werd gekenmerkt door een zoektocht naar structuren die het mogelijk maakten om wetenschappers vanuit verschillende disciplines onderzoek te laten uitvoeren. Als fenomeen was het ‘industrieel laboratorium’ toentertijd onbekend. Onbewust’ was het bij-effect: de autonomie van het fundamentele onderzoek leverde een ‘broedplaats’, een ‘vrijplaats’ op waar niet alleen marktverantwoorde uitvindingen tot stand kwamen maar ook een brede stroom van creativiteit, onder meer ook op het culturele vlak. Een unieke combinatie van denkers en doeners. Is het mogelijk opnieuw een omgeving te creëren waarin bij wijze spreken nieuwe Poèmes tot stand komen? NatLab revisited Dit jaar staan de omroepen in Hilversum grootscheeps stil bij het zestigjarig bestaan van de televisie. Een aparte televisiecanon zal worden vastgesteld waarbij binnen diverse categorieën iedereen zijn of haar stem kan uitbrengen. Terugblikken in nostalgie, maar in het geheel wordt ‘vergeten’ dat de eerste televisie-uitzending in Eindhoven plaatsvond, dat sowieso de wortels daar liggen. Maar opvallender aan de retro-viering van zestig jaar televisie is het ontbreken van het debat over de toekomst van diezelfde televisie. Een dergelijk vooruitblikken zou waarschijnlijk ook alleen maar tot sombere bespiegelingen leiden op dat medium. Onmiskenbaar ligt het medium, zoals alle traditionele media hevig onder vuur of is het aan een heftige transitie onderhevig. De zogenaamde nieuwe media, de creative arts rukken in een ijltempo op. De oude media zijn voor een groot deel afhankelijk van ‘content’, van inhoud, die door anderen is ontwikkeld. De oude media profileren zich door de keuze en de ‘kleur’ van de content die ze aanbieden. NRC biedt ander nieuws aan dan de Telegraaf, de NCRV biedt andere content aan dan de Vara. Onder nieuwe media verstaan we onder meer internet (Web 1.0 en Web 2.0, mobiele internet) teletekst, interactieve TV, spel- en educatieve games maar ook websites, blogs, flickr, youtube en myspace. Ook de ‘sociale media’ (denk aan Facebook en Twitter) rekenen wij hieronder. Kenmerkend voor deze vorm is dat iedereen zelf ‘content’ kan ontwikkelen en aanbieden. Er is geen eindredacteur die de ‘content’ beoordeelt en wel of niet wil aanbieden en verspreiden. De maker is tevens eindredacteur en verspreider. Innovatie is het sleutelwoord binnen nieuwe media. Nieuwe slimme technieken en toepassingen, financieringsvormen, gebruikers, afzetmarkten buitelen over ons heen.
5
We spreken weer van cross-media als ‘content’ in een geëigende vorm geplaatst wordt in zowel oude als nieuwe media. Voor nieuwe media krijgt die ‘content’ een meer interactieve vorm met veel extra mogelijkheden en soms ook met experimenten. Nieuwe media zijn dus aanbieders en verspreiders van informatie, nieuws, kennis, tekst, beeld, geluid en muziek. De uitkomst van de ontwikkeling is, zoals gewoonlijk midden in een overgangsfase, vooralsnog onbekend. Het is een fase van trial and error en van (heftig) debat. Dat discours vindt binnen Nederland wel plaats,en in Eindhoven met name rondom de kruising van ‘arts and technology’: creative arts. Vooralsnog gebeurt dit in een bescheiden vorm, met het jaarlijkse STRP-festival als meeste prominente jaarlijks forum. De vraag dringt zich dan op of een toepassing van de succesvolle NatLab-aanpak, het creëren van een ‘onderzoekscultuur’ door academische normen te introduceren in de industrie, en tegelijkertijd de in het bedrijf aangestelde academicus industriële normen bij te brengen, niet opnieuw navolging zou moeten krijgen, met de creatieve industrie als extra toevoeging. Met een dergelijke aanpak zou Eindhoven zich in ieder geval principieel onderscheiden binnen Nederland en tegelijkertijd aansluiting kunnen vinden bij soortgelijke ontwikkelingen in het buitenland. De traditionele omroepen hebben immers hun vestiging in en om Hilversum en gaming zijn concentratie in Utrecht en Breda.
Netwerkorganisatie / Lab-works Het is duidelijk dat het oorspronkelijke concept van het NatLab niet haalbaar is in de vorm van één locatie waarbinnen alle disciplines onderdak vinden. De ‘monolitische’ wereld van Philips-toen is fundamenteel veranderd naar de netwerk-wereld van nu. Maar in beide gevallen gaat het om het organiseren en faciliteren van de benodigde elementen die (noodzakelijk) onderdeel uitmaken van een degelijk onderzoekscultuur. Een eerste blik leert dat er op alle terreinen (onderzoek, onderwijs en zowel ‘economische’ als creatieve productie) binnen Eindhoven partijen zijn. Tegelijkertijd is duidelijk dat niet alle terreinen even sterk ontwikkeld zijn. Met name de creatieve kant lijkt nog onvoldoende krachtige partners te kennen, nog geen echte ‘dragers’ te hebben. Tevens lijken de cross-overs tussen de verschillede gebieden schaars en leveren daarmee niet of nauwelijks rendement. In onderliggend rapport brengen we de actuele situatie in kaart aan de hand van interviews met de verschillende betrokken partijen: ondernemers, kunstenaars en onderwijsinstellingen. Daarbij hanteren we het uitgangspunt dat media geen discipline op zich is. Integendeel, juist zijn kracht ontleent aan en vindt in de verbintenis met de beweging dwars door allerlei disciplines. Het is een creatieve motor voor de beeldende kunst, muziek en onderwijs maar zou dat evenzeer moeten zijn voor de technologische industrie. Het gaat om het verbinden van de linker- en rechterhersenhelft zodat creativiteit en innovatie bijdragen aan het economische succes in onze regio. Het gaat om het implementeren en het verbinden van alpha-kennis in en aan een dominante bètacultuur. Het gaat om het hercreëren van de geest van het NatLab.
6
Kan Eindhoven een sterke positie ontwikkelen op het terrein van art-technologyscience, wie en wat is daarvoor nodig en wat kan en moet de rol van de gemeente daarin zijn?
2. Het tot stand komen van deze visie In deze notitie focussen we ons op instellingen die actief zijn op het terrein van de nieuwe media of daar tegenaan schuren. We laten de bibliotheek, de geschreven pers en communicatiebureaus buiten beschouwing en concentreren ons op de traditionele A.V.-tak van de media en nemen daarom wel de omroepen mee. Twee redenen zijn daarvoor aan te voeren: • de ontwikkeling binnen Eindhoven op het gebied ligt uitdrukkelijk op dat terrein; • de crossmediale benadering van de media speelt zich uitdrukkelijk af binnen dat A.V-terrein. Ten behoeve van de totstandkoming van deze visie hebben we 13 vertegenwoordigers van met name culturele instellingen geïnterviewd. Daarnaast hebben we hen gevraagd om per e-mail een aantal vragen te beantwoorden. De input van deze interviews en van de antwoorden hebben we verwerkt tot een concept visie. Dit concept hebben we in één sessie besproken met vertegenwoordigers van vijf onderwijsinstellingen, vijf vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en twee omroepinstellingen. Met dank voor de inspirerende input van : Vivian van Gaal (STRP), René Paré (MAD), Hugo Vrijdag (De Ontdekfabriek), Ton Crone (NIAF), Angela Plohman (Baltan Laboratories), Wim Vringer (Muziekgebouw/ Poème Electronique), Frans Brok en Ramon Etman (Broet), Leon van Rooij (Playgrounds), Ted Chiaradia (Plaza Futura), Angelique Spaninks (MU), Ruud van Iwaarden (Brainport Development), Ulrike Erbslöh (Van Abbemuseum/Het Glazen Depot), Jurriaen van Rijswijk (Play 2 Learn), Dennis Nyendorff (Catalis), Toine Nagel (Prospective), Michiel Bosgra (Studio 040), Hein Kuiper (City TV.), Iris van Bossum en … (Eindhoven School/gaming afdeling), Joep Huiskamp (TUe), Koen Snoeckx (Holst Centre), Bert Jan Woertman (High Tech Campus).
Twee kernbegrippen speelden bij de gesprekken een centrale rol: Art-Technology Creatief ontwerpen op het snijvlak van kunst en technologie speelt een steeds wezenlijkere rol in de samenleving. Niet alleen omdat de creatieve ontwerpdisciplines die ontstaan op dit snijvlak zoals Game Design, Interaction Design, Information Design en Serious Design een belangrijke rol spelen in de (innovatie binnen de) creatieve werkvelden, maar ook omdat deze disciplines mede verantwoordelijk zijn voor het realiseren van innovatie in entertainment, lifestyle, cultuur, communicatie, educatie, zorg, veiligheid en organisatie. Art-Science Als we het hebben over het verbinden van creativiteit met technologie komt vaak het begrip Art-Science om de hoek kijken. Art-Science gaat verder dan het verbinden van kunst met techniek. Het gaat over de bredere relatie tussen de kunsten en de wetenschap, niet alleen om de verbintenis tussen alpha en beta maar ook met de gamma wetenschappen. Het kan net zo goed gaan over het verbinden van kunst met
7
filosofie als om de verhouding tussen kunst en biologie als om de relatie kunst en religie. Ambitie: De centrale vraagstelling was: wat moet er gebeuren op het terrein van art-technology en art-science, in relatie tot bedrijfsleven en onderwijs om te bewerkstelligen dat in Eindhoven een dusdanig mediaklimaat komt dat een laboratoriumfunctie van (inter)nationaal formaat ontstaat dat tevens bijdraagt aan de vestiging van kunstenaars binnen deze regio. Stimuleren dat de bestaande en aanstaande initiatieven binnen Eindhoven in samenhang doorgroeien en uitgroeien tot een nationaal en internationaal gekend ‘laboratorium’ waarbij de kruisbestuiving en interactie tussen onderwijs en onderzoek, creatieve industrie en het technologische bedrijfsleven garant staat voor een prominente positie van Eindhoven als mediastad.
Coalitieakkoord Het huidige coalitieakkoord onderschrijft deze ambitie ook (impliciet) getuige de volgende passages: In Eindhoven zitten we op een pot met goud: Eindhoven has the technology and is not afraid to use it. In combinatie met onze designkwaliteit maakt dit Eindhoven tot misschien wel de belangrijkste motor van de huidige en toekomstige Nederlandse economie. (…) Een stad van hardwerkende mensen die meegroeien met de ontwikkeling van maakindustrie naar kennisindustrie. Een stad die op de toekomst is gericht en als centrum van de toptechnologische regio Brainport voor een schaalsprong staat naar Europa en de wereld.(…) Wij willen en moeten ook de komende tijd nieuwe zaken realiseren. Het is immers belangrijk om te blijven investeren in Eindhoven.(…) De uitdaging om Brainport – als belangrijkste spil binnen Zuidoost Nederland met verbindingen naar Vlaanderen en Nordrhein-Westfalen – door te ontwikkelen tot een technologische topregio van wereldformaat staat centraal. Dit moet positief uitwerken voor de arbeidsmarkt en het vestigingsklimaat in de regio. Brainport 2020 gaat niet alleen over economie, maar ook over onderscheidende cultuur, internationale bereikbaarheid, woon- en leefklimaat. (…) Design en technologie zijn de motoren van duurzame innovatie. En bedrijven innoveren steeds meer in coproductie met eindgebruikers, zodat er producten ontstaan waaraan echt behoefte is. Wij willen dat als lokale overheid bevorderen en beginnen op de eigen taakvelden. Immers, de weg naar innovatie verloopt via het pad van de originaliteit, de creativiteit.
‘Wanneer we praten over atomen, kunnen we alleen de taal van de poëzie gebruiken.’ (Niels Bohr, 1920)
8
3. Eindhoven als mediastad Verbintenis vanuit het verleden Het is boud maar niet onterecht om te stellen dat de oude moderne media als radio en televisie hun bakermat binnen Eindhoven/Philips hebben. Of het nu gaat om de technologische grondslagen of de ontwikkeling van de toenmalige televisiecontent: de programma’s, in beide gevallen waren hier de pioniers te vinden. De eerste radiouitzendingen, zowel binnen Nederland als voor Nederlands Indië werden gefaciliteerd door Philips. Datzelfde geldt ook voor de eerste openbare demonstratie in 1938 van de televisie in Nederland. Deze vond plaats op de Voorjaarsbeurs in Utrecht en was opgezet door Erik de Vries, als technicus zonder technische opleiding verbonden aan het NatLab. Maar visie had hij wel (het is zaliger te zenden dan te ontvangen) en hij was dan ook verantwoordelijk voor zowel de eerste uitzending van de PET (Philips Experimentele Televisie) op 18 maart 1948 als de eerste landelijke uitzending van de NTS (Nederlandse Televisie Stichting) op 2 oktober 1951. Maar media hadden binnen Eindhoven ook hun plaats dankzij de verschillende communicatiebureaus en was het niet George Pal, de grondlegger van de special effects binnen de Hollywoodfilm die hier in de jaren ’30 zijn filmstudio Sunny Home aan de Hoogstraat had en daar reclamefilmpjes vervaardigde? En ook de beroemde Design Academy, opgericht in 1947 als Academie voor Industriële Vormgeving komt voort uit en is groot geworden juist in onze stad door de aanwezigheid van Philips. De ontwikkeling van de programma’s zou geleidelijk aan verschuiven naar Hilversum/’t Gooi, de technologische doorontwikkeling van het medium zou in Eindhoven blijven binnen eerdergenoemd NatLab. Deze voormalige research & developmentafdeling van Philips is overal op de wereld bekend om de vooruitstrevende aanpak waarbij de vorm en de inhoud vaak tegelijkertijd werd ontwikkeld. Wetenschappers werkten samen met kunstenaars, ontwerpers, architecten en muzikanten. De dragers en distributeurs van geluid en beeld werden hier ontwikkeld maar ook werd elektronische muziek gemaakt en werden experimenten met beeld uitgevoerd. In de slipstream van die technologische creativiteit treden namen als Dick Raaijmakers (Dick Baltan) naar voren en ontstaan projecten als het Poème Electronique. Het laatste is niet alleen de naam van het futuristische gebouw dat Philips heeft laten ontwerpen door Le Corbusier voor de Wereldtentoonstelling in 1958 in Brussel, maar staat ook voor de beeld en geluid compositie waarbij nieuwe technologieën (onder meer quadrofonie) werden ingezet en gepresenteerd. In nog later jaren kan op technologisch vlak verwezen worden naar het V2000 videosysteem, het succes van de CD, de voortdurende lichtinnovaties en recentelijk de medical systems. Brainport Heden ten dage verdienen de vele dochterbedrijven van Philips als ASML en Neways hun sporen in de technologiesector en ontstonden en ontstaan in de slagschaduw daarvan tal van andere initiatieven. Eindhoven is momenteel de kern van Brainport. Uit de diverse Brainport publicaties leren we het volgende : toptechnologie regio Brainport is een broedplaats voor innovatie en de thuisbasis voor bedrijven, kennis- en researchinstellingen van wereldklasse. De groeiende concentratie toptechnologie en kennisindustrie gaat hand in hand met de ook volop aanwezige maakindustrie. Brainport bedenkt en maakt de technologie van morgen die bijdraagt aan een veilige, groene en zorgzame samenleving en aan de duurzame economische ontwikkeling van Nederland. De meeste technologiebedrijven 9
en onderzoeksinstituten bevinden zich in een straal van ongeveer 40 kilometer rond Eindhoven. Een greep uit de vele innoverende bedrijven en gerenommeerde kennis- en onderzoeksinstituten: Philips, DAF, ASML, VDL Groep, FEI Company, TomTom, de Technische Universiteit Eindhoven, TNO Industrie en Techniek, Design Academy Eindhoven, PDE Automotive, High Tech Campus Eindhoven, de High Tech Automotive Campus en Holst Centre.’
Analyse van de huidige situatie 3.1 Arts Voor een ‘gezond’ cultureel veld zijn met name twee factoren van belang, de vitaliteit en omvang/publieksbereik. •
Vitaliteit: in welke fase van de ‘levenscyclus’ (introductie, groei, volwassenheid, verzadiging en teruggang) verkeren de verschillende organisatie en is daarmee het totale veld in balans? Voor deze specifieke sector hebben wij 4 fasen benoemd: o fase 1 (onderzoek en ontwikkeling), o fase 2 (presentatie), o fase 3 (verkoop) en o fase 4 (theoretisering). Wij hebben de instellingen gevraagd zichzelf een positie te geven in deze ‘keten’. Het doel daarvan is om een analyse te kunnen maken van de sterkte en zwakte van de keten en vanuit die analyse aanbevelingen te kunnen doen. STRP plaatst zichzelf voornamelijk in fase 2 en fase 3, Broet opereert in fase 1 (de ontwikkeling van films) en fase 2, Baltan is voornamelijk actief in fase 1 en 4, Plaza is sterk in fase 2 en fase 3, de Ontdekfabriek opereert een beetje in fase 1 maar vooral in fase 2. Beeld & Geluid opereert in alle 4 fasen. MAD tracht in elk project meerdere fasen te integreren, MU is voornamelijk actief in fase 1 en 2, NIAF plaatst zichzelf voornamelijk in fase 1 en 2. Van Abbemuseum/Het Glazen Depot is actief in fase 1 en 2, een beetje in 3 en zeker ook in fase 4. Playgrounds opereert in fase 1, voornamelijk in fase 2 en streeft ernaar fase 3 en 4 verder te ontwikkelen. Poème Electronique laat zich lastig plaatsen, een en ander is sterk afhankelijk van het inhoudelijk programma dat in het paviljoen gerealiseerd wordt. Opgeteld zien we dus een sterke bezetting van onderzoek en ontwikkeling (fase 1) en presentatie (fase 2), een zwakke bezetting van verkoop (fase 3) en een groeiende bezetting van theoretisering (fase 4). Zonder een diepgaande analyse te willen maken kunnen we constateren dat we ons zouden moeten richten op het sterker maken van fase 3, de verkoop van producten en diensten om een gezonde keten te krijgen.
•
Omvang/publieksbereik: Bij deze categorie gaat het veel meer om de reikwijdte van de betreffende organisaties en het kijken naar een min of meer piramidale opbouw. Geen top zonder brede basis en stevig middenveld. Alle organisaties kunne als kleinschalig worden aangemerkt gelet op het aantal fte’s. Dat vertaalt zich direct in de zichtbaarheid waar het gaat om het publieksbereik. Evenementen bepalen de agenda en structurele aanwezigheid is niet aan de orde. Activiteiten worden voornamelijk op projectbasis georganiseerd en gefinancierd en veelal op eigen kracht. De onderlinge samenwerking is doorgaans eveneens incidenteel. De recente overeenkomst tussen Baltan en het Van Abbe is wat dat betreft
10
uitzondering. Door de instellingen zelf wordt voorts gewezen op ‘de afstand’ richting bedrijfsleven en onderwijsinstellingen. Het inschakelen van een makelaar/intendant, het creëren van een ontmoetingsplaats/sociëteit wordt als oplossingsrichting gezien waar de overheid een rol bij kan vervullen.
3.2 Technology and Science Het bedrijfsleven erkent de potentie van de in Eindhoven aanwezige creatieve instellingen maar belangrijker nog de noodzakelijkheid van een dergelijke bron tot innovatie. Daarbij wordt onder meer gewezen op het toenemend belang van het zogenoemde Serious Gaming waarbij de kunstenaar met name van belang is voor het artwork ten behoeve van de interface. In datzelfde verband wordt ook gewezen op het belang van de aanwezigheid van ‘klassieke’ a.v-media als film en radio/t.v. vanwege de crossmediale benadering. Denk aan motion-capturing (kopiëren van menselijke bewegingen naar natuurgetrouwe animaties); in dat kader een mogelijke rol voor de kennis binnen het NIAF Gewaarschuwd is voor een zeker Calimerogedrag, waarbij de indruk wordt gewekt dat men in Eindhoven vooral met elkaar bezig is. Het ‘halen’ van dragende instituten is een traject waar de overheid een rol bij kan en zou moeten spelen. Instituten als Beeld en Geluid kunnen het huidige niveau naar een hoger plan tillen, maar wordt ook gewezen op mogelijkheden voor een vestiging in Zuid Nederland van Eye (al dan in samenhang met het NIAF) én, vanuit een meer klassieke setting het binnenhalen van NOS-Zuid (nu nog in ’s-Hertogenbosch) en een Europese vestiging van het MIT Harvard. Binnen datzelfde kader moet het pleidooi worden geplaatst voor 3-C: de combinatie van de TUe de High Techcampus met de ‘Strijpcampus’, waar dan de creatieve industrie geconcentreerd kan worden. Een dergelijke Strijpcampus zou in ieder geval zeer tegemoet komen aan wensen van de Eindhovense school, de leverancier van creatieve handjes op MBO-niveau. Voor dat laatste wordt ook vanuit het bedrijfsleven zeer gepleit. Het blijft uiteindelijk allemaal maakwerk en daar zijn mensen, zoals gezegd handen voor nodig. Een dergelijke concentratie moet ook in staat worden geacht voor het opzetten van Innovationlabs waaraan mensen op zowel MBO-, HBO- als universitair niveau kunnen deelnemen. Een variant daarop is die van de organisatie van de vraag vanuit het bedrijfsleven naar het onderwijs, waarmee bijvoorbeeld studiepunten kunnen worden verdiend, én de creatieve industrie. Meer geredeneerd vanuit de creatieve sector is er het idee van Artists in Residence, aan wie of vanuit wie workshops, colleges, projecten verbonden kunnen worden. Er moet een klap bovenop … Eindhoven heeft alles maar het mag een tikkeltje sterker, met wat meer lef en met meer (internationale uitstraling. Om dat te bewerkstelligen staan twee punten centraal. Zoals gezegd, het versterken van de bestaande structuur met het ‘ halen’ van dragende partijen én de vraag om de georganiseerde spontane ontmoeting. Met een laptop in Seats 2 meet te gaan zitten en daar een probleem delen werkt wel maar niet voldoende. In dat verband is gewezen op het idee achter het vrije vrijdagmiddagonderzoek in het voormalige NatLab, waar iedereen van hoog tot laag samen de vrije onderzoeksruimte opzocht en benutte. Met succes …
11
Opvallend is dat er de laatste jaren met name vanuit de hoek van technology en design meerdere en ook succesvolle initiatieven zijn geweest om creativiteit en technology bij elkaar te brengen en ook op de High Tech Campus. De behoefte en de bereidwilligheid zijn dus duidelijk aanwezig. Maar vooralsnog blijven die initiatieven alleenstaande gebeurtenissen met lange intervallen. Uitlijnen, porgrammeren en een hoge(re) frequentie lijken derhalve geboden om een en ander naar een hoger en vruchtbaarder niveau te tillen. Het er dan bij betrekken van mensen op MBO-niveau een geboden extra. Een dergelijke kruisbestuiving kan ook voldoen aan de behoefte vanuit het creatieve veld naar leren in ondernemerschap. Het is aan de onderwijsinstellingen om daar al gedurende het curriculum aandacht aan te besteden maar er lijken al voldoende initiatieven in die richting aanwezig. Datzelfde geldt voor de Design Incubator waar startende ondernemers terecht lijken te gaan kunnen. Deze constateringen komen redelijk overeen met de bevindingen uit het recente onderzoek naar ‘Creatieve Industrie in Eindhoven’. Alhoewel Nieuwe Media niet als een afzonderlijke categorie is opgenomen, kunnen we uit het onderzoek wel een aantal cijfers destilleren. In 2010 zijn in ‘media en entertainment’ in totaal 907 mensen werkzaam. In het binnenkort te verschijnen beleidsplan / uitvoeringsprogramma ‘Creatieve Industrie’ worden een aantal algemene en specifieke conclusies getrokken. In de algemene conclusies wordt een pleidooi gehouden voor ‘eenvoud, helderheid, vrijheid en verbinding’ Op de vraag ‘hoe kan de sector media & entertainment succesvol worden en blijven?’ kwamen de volgende suggesties : • Er moet meer kruisbestuiving ontstaan in de stad. Ondernemers doen té veel hun eigen ding en kansen worden gemist. Goede nieuwe ideeën komen vooral voort uit samenwerking tussen mensen met verschillende kennis en eigenschappen. • Vaandeldragers, zoals we hadden voor design, moeten meer naar de stad worden gehaald. • Er ontstaat een geheimzinnig, zeer actief collectief van mensen in het creatieve circuit in Eindhoven. Dit bindt ondernemers en creatievelingen aan de stad en moet blijven bestaan (maar vooral niet reguleren). • Eindhoven heeft niet direct een opleiding op het gebied van media & entertainment waardoor ook weinig mensen zich hier blijvend vestigen. • Media & Entertainment is echter wel dé sector voor verbale en visuele ondersteuning van de stad. Bovenstaande sluit redelijk aan bij de constatering dat het erom gaat ondernemerschap, creativiteit en kennis te mobiliseren en niet alleen om technische kennis te genereren. Een concept dat voortborduurt op datgene waar Eindhoven ooit in uitblonk: de geest van het Natlab. Een verbinding die, gelet op de landelijk dominante aanwezigheid van de technologische bedrijven ook alleen in Eindhoven kan, maar wel op voorwaarde dat de creatieve ‘poot’ gericht aandacht krijgt. Een verbinding ook waar het NWO in zijn rapport Creatieve Industrie uit 2008 voor pleit.
12
4. Relatie met Cultuur Totaal Intrinsieke waarde Omdat media op zichzelf geen kunstdiscipline is maar zich eerder horizontaal door de verschillende disciplines beweegt is het lastig om de intrinsieke waarde van media te beschrijven. We kunnen wel stellen dat producten die voortkomen uit creatief of innovatief gebruik van nieuwe media een intrinsieke waarde hebben. Games, beeld en geluid experimenten, dansvoorstellingen gebaseerd op computer gegenereerde beelden, computeranimaties, slimme software, 3d films, videoclips, podcasts, blogs : ze kunnen allemaal die wezenlijke, innerlijke waarde bezitten. Relatie met het Sociaal Domein Bij nieuwe media wordt in eerste instantie gedacht aan de producten met een hoge amusementswaarde of aan hedendaagse kunstuitingen maar er zijn zeker zoveel sociale en maatschappelijke toepassingen. Er zijn spelgames maar er zijn ook veel educatieve games op de markt. Het zogenaamde ‘serious gaming’ legt zich bijvoorbeeld toe op games die ingezet worden in onderwijs, educatie en gezondheidszorg. Er zijn al games gesignaleerd over tuinieren, pijnbestrijding en omgaan met emoties. In de ‘domotica’ (huisautomatisering) wordt volop gebruik gemaakt van nieuwe technologieën. Relatie met het Economisch Domein In 2009 lag het omkeerpunt van de economische battle tussen film en games. Voor het eerst werd er met games meer geld verdiend dan met films. Dat is een prestatie op zich maar waar het hier om gaat is dat de nieuwe media zich al lang niet meer alleen in een research & development fase bevinden. Er wordt veel, heel veel geld verdiend met nieuwe media, of beter gezegd met bepaalde vormen van nieuwe media. Relatie met het Ruimtelijk Domein De perceptie dat nieuwe media zich vooral manifesteren op een computer beeldscherm klopte wellicht in het verleden. Nieuwe media duiken steeds meer op in het ruimtelijk domein. Elke stad ter wereld beschikt over meerdere mega-schermen waar voornamelijk commerciële uitingen getoond worden maar op talloze plaatsen is er gedeelde ruimte voor kunstuitingen. Kunst in de openbare ruimte is al lang niet meer het ‘beeld in het park’.
13
5. Conclusies en aanbevelingen 1. Eindhoven heeft een kleine maar sterke basis van instellingen die actief zijn binnen het terrein van media. We hebben een absoluut sterk verhaal als het gaat om de relatie tussen Eindhoven en media, vanuit de geschiedenis en ook nu, in het heden. Het zou een gemiste kans zijn om deze relatie niet te versterken en uit de bouwen. Strijp S, met als hotspots het NatLab en een tweede vestiging van Beeld en Geluid , zou dé plek moeten zijn om gestalte te geven aan de relatie tussen media en Eindhoven. Het NatLab zou een ‘media-art campus’ kunnen worden. 2. We constateren dat instellingen en bedrijfsleven goed vertegenwoordigd zijn in het medialandschap van Eindhoven maar dat we een zeer magere populatie hebben van makers. We zouden een goed afgewogen programma moeten samenstellen waardoor we meer makers opleiden en aan ons binden maar ook kunnen we meer makers naar Eindhoven lokken. Dat programma dient een mix te zijn van het aanbieden van werk- en woonruimte en hoogwaardige faciliteiten, van project- en onderzoekssubsidies, van productiemogelijkheden, van podia, van kennisontwikkeling- en overdracht. Brainport Development heeft een Incubatorprogramma waarin starters ondersteund worden, soms met subsidies maar vaker met harde en zachte leningen en met het ontwikkelen van ondernemersvaardigheden. Zorg dat makers goed op de hoogte zijn van dit soort programma’s. Een productiehuis voor innovatieve kunsten en een specifiek podium voor presentatie dragen er zeker toe bij dat we de makers naar Eindhoven halen, opleiden en stimuleren.
3. De afstand tussen de (culturele) instellingen en het bedrijfsleven is erg groot. Men is zich nauwelijks bewust van elkaar en men investeert nauwelijks in samenwerking. We willen er voor pleiten om een programma te ontwikkelen om deze samenwerking meer inhoud te geven, om de samenwerking te intensiveren en vervolgens te bestendigen. Het gaat hierbij in eerste instantie om het delen van kennis en ervaring maar het zou ook verder kunnen gaan in gezamenlijke ontwikkeling van commerciële producten of diensten. De gemeente zou de partij bij uitstek zijn om deze samenwerking te organiseren. 4. Het profiel van Eindhoven als mediastad zou aangescherpt moeten worden. We moeten ons duidelijker profileren als mediastad en uitdragen waarom we dat zijn. We moeten een duidelijk en langjarig plan hebben dat we duidelijk communiceren zodat het bewustzijn groeit dat Eindhoven niet alleen een stad is van design en sport maar ook van media. Nieuwe, innovatieve media zouden veel meer ingezet moeten worden door de gemeente om te communiceren met de omwereld. We zouden lokale partijen (makers en bedrijven) hier een belangrijke rol in moeten geven. Wellicht in de vorm van experimenten en opdrachten. Media zouden veel meer tastbaar en voelbaar aanwezig moeten zijn in de openbare ruimte in Eindhoven.
5. Op de vraag welke rol de gemeente moet nemen in de regie van de ontwikkeling van Eindhoven als mediastad zijn de geïnterviewden het niet eens. De ene partij heeft een voorkeur voor een terughoudende overheid die alleen faciliteert en financiert, de andere partij vindt dat de gemeente strak moet sturen om zodoende optimale afstemming te krijgen. Meerdere instellingen deden de suggestie dat de gemeente een regisseur zou kunnen aanwijzen, iemand die het vertrouwen geniet van zowel de instellingen als het bedrijfsleven. En deze regisseur, soms ook wel intendant of makelaar genoemd, krijgt dan niet alleen een goed geformuleerde opdracht mee maar ook middelen om projecten te realiseren. 14
6. We zien diverse mogelijkheden om de onderwijskant in Eindhoven te versterken. Dat zou kunnen door een leerstoel ‘Art & Science’, gekoppeld aan de TU/e. Dat zou kunnen door een voor Nederland nieuwe opleiding op te starten die zich specifiek richt op de relatie tussen kunsten, design en nieuwe media. En het zou kunnen door een nieuwe opleiding op te zetten voor ‘Media en management’. 7. Het is niet verstandig om van ‘media’ een nieuw speerpunt te maken in de citybranding van Eindhoven. Beter is om het, maar wel duidelijk zichtbaar te integreren binnen design en innovatie. 8. Stimuleer een ‘artist-in-residence’ programma waarbij door instellingen, onderwijs en bedrijfsleven interessante makers op het gebied van nieuwe media worden uitgenodigd. Deze, vaak internationale makers verblijven een periode in de stad, werken nauw samen met kunstenaars, ontwerpers, opdrachtgevers en onderwijs. Zij dienen altijd tastbare producten achter te laten in de stad. 9. Zorg voor continuïteit, doorlopende programma’s en visieontwikkeling, maak gebruik van bestaande netwerken, creëer mogelijk nieuwe netwerken, verbindt de maker met onderwijs en bedrijfsleven. Ofwel : creëer een platform dat deze taken op zich neemt. 10. Organiseer inhoudelijke verbindingen met andere Europese steden die zich profileren als Nieuwe Media concentraties. Onderzoek de mogelijkheid een aantal sterke Europese allianties op te zetten en deze onder te brengen in een programma. Interessante potentiële partners kunnen zijn Keulen, Parijs, ….
Afsluitend, in 2014 bestaat het NatLab honderd jaar: • • • •
15
een unieke kans voor Eindhoven om zich naar buiten te profileren op haar specifieke eigen gedachtengoed; een unieke kans voor Eindhoven om ook naar binnen toe kenbaar te maken waar de stad in historisch opzicht voor staat; een unieke kans voor Eindhoven om een horizon te geven aan de potentie en de energie die bij de gesprekken naar boven kwam; een unieke kans om ….