Meditaties over de Vrucht van de Geest en de Gaven van de Geest Inleiding I. Vrucht van de Geest – inleiding II. Liefde III. Blijdschap IV. Vrede V. Lankmoedigheid VI. Vriendelijkheid VII. Goedheid VIII. Trouw IX. Zachtmoedigheid X. Zelfbeheersing XI. Verscheidenheid in genadegaven XII. Gaven en talenten XIII. Hoe ontdek ik mijn gaven XIV. Apostelen XV. Profeten XVI. Evangelisten XVII. Herders XVIII. Leraars XIX. Jaagt de liefde na – streeft naar de gaven des Geestes
1
02 03 05 07 09 11 13 15 18 20 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41
Inleiding In dit document treft u een aantal meditaties aan van ds. Kasper Kruithof en br. Peter Hartkamp. Deze meditaties hebben zij om beurt gepubliceerd in het maandblad van de Vrije Evangelische Gemeente van Oldebroek in 2010/2011. De meditaties over de vrucht van de Geest zijn geschreven door ds. Kruithof, de meditaties over de gaven van de Geest door br. Hartkamp. Tezamen vormen deze meditaties veel informatie over de persoon en het werk van de Heilige Geest. We hebben gemeend er goed aan te doen deze meditaties in een brochure samen te voegen en uit te reiken in de gemeente. Het materiaal is zo samengesteld dat er iedere dag één meditatie gelezen kan worden tijdens de weken voor Pinksteren. Onze hoop is dat de kennis over de Heilige Geest mag toenemen, maar nog meer, dat de lezers zich zullen stellen onder de leiding van de Heilige Geest, opdat zij mogen groeien, zich aan de waarheid houdende, in liefde, in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus (Efeziërs 4:15). Ds. Kasper Kruithof
[email protected] Br. Peter Hartkamp
[email protected]
2
Dag 1
‘Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.’ (Gal.5:22)
De komende tijd, als ik aan de beurt ben om een meditatie voor het maandblad te schrijven, wil ik elke keer een aspect van de vrucht van de Geest bespreken. Gal.5:22 is een heel bekend en veel geciteerd bijbelgedeelte. Vaak wordt gesproken over ‘vruchten’ van de Geest, in het meervoud. Maar dat zegt Paulus niet. Hij spreekt over ‘vrucht’ en niet over ‘vruchten’. Dat betekent dat de negen aspecten, te weten liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing, niet als losse vruchten of aspecten verkrijgbaar zijn. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze vormen negen aspecten van dezelfde vrucht. Dat is een belangrijk gegeven om te constateren. Je kunt je dus niet inzetten voor alleen liefde of vriendelijkheid, en goedheid en vrede maar buiten beschouwing laten. Het één is niet los te koppelen van het ander. De vrucht van de Geest is het werk van de Geest in je leven. Als je christen, een kind van God, bent geworden, dan heb je de Heilige Geest ontvangen. En het doel van de Heilige Geest is om ons karakter steeds meer te doen lijken op het karakter van Jezus. In feite zijn de negen aspecten van de vrucht van de Geest karaktereigenschappen. En deze karaktereigenschappen kenmerken het karakter, het leven en de bediening van Jezus. Was Jezus niet vol liefde, vol blijdschap, vol vrede, vol lankmoedigheid (=geduld), vol vriendelijkheid, vol goedheid, vol trouw, vol zachtmoedigheid en vol zelfbeheersing? Het is Gods verlangen dat deze karaktereigenschappen ook zichtbaar en merkbaar in ons karakter, ons leven en onze bediening aanwezig zijn. M.a.w. dat wij steeds meer gaan lijken op Jezus. Er bestaat een oud lied, dat zegt: Ik 3
wens te zijn als Jezus,…maar helaas, ik ben niet als Jezus. Inderdaad, wij zijn niet als Jezus. Waar Jezus zonder zonde was en dus volmaakt in zijn karakter was, zijn wij behept met de zonde. Dan falen wij om deze negen karaktereigenschappen in ons leven volmaakt en volledig gestalte te geven. Wij zijn (lang) niet altijd vol liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Maar gelukkig wordt gesproken over de vrucht van de Geest. Het is de Heilige Geest die ons wil helpen om de vrucht van de Geest te laten groeien en rijpen in ons leven, en om steeds meer te gaan lijken op Jezus. Het enige dat wij moeten doen is de Geest de ruimte geven om Zijn liefde, Zijn vrede etc. in ons leven en karakter naar voren te doen komen. Een vrucht groeit en rijpt ook niet in eigen kracht, maar ze hangt aan de boom, struik of plant en neemt de levenssappen en voedingsstoffen van deze boom, struik of plant in zich op. Zo mogen wij als het ware onze levenssappen en voedingsstoffen uit de Heilige Geest nemen. Alleen dan zal de vrucht van de Geest in ons leven en karakter groeien en rijpen. Om over door te praten: Wij kunnen niet zelf vrucht laten groeien in ons leven. We kunnen wel zorgen dat er niets is in ons leven dat de groei in de weg staat. Wat belemmert en wat stimuleert de groei?
4
Dag 2
‘Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Gal.5:22).
Paulus noemt als eerste aspect van de vrucht van de Geest liefde. En dat is niet zonder toeval. Op zich kun je alle negen aspecten in willekeurige volgorde benoemen, want ze zijn alle onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar de liefde staat bewust vooraan. Omdat de liefde toch wel het meest in het oog springende aspect van de vrucht van de Geest is. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de liefde het fundament van de andere aspecten van de vrucht van de Geest is. Paulus schrijft in het prachtige en bekende hoofdstuk over de liefde in I Kor 13, dat zonder liefde allerlei gaven van de Geest niets voorstellen: “Al ware het dat ik met de tongen der mensen en engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cymbaal. Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzetten, maar ik had de liefde niet, ik ware niets”. En als een wetgeleerde in Mt.22:34-40 Jezus vraagt wat het grote gebod in de wet is, dan zegt Jezus: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten”. De liefde is de kern van de bijbelse boodschap. Zonder liefde is het evangelie geen evangelie. God vraagt van ons om vanuit liefde te leven en te handelen. God vraagt van ons dat ons karakter wordt gekenmerkt door liefde. En niet zomaar liefde, maar goddelijke liefde, die de Heilige Geest in onze harten wil uitstorten (Rom.5:5). Wij mogen Gods liefde dagelijks ontvangen om zo ons leven en karakter, onze handel en wandel, te laten vormen door de liefde. Zo 5
mogen wij steeds meer op de Here Jezus in al Zijn liefde gaan lijken. En als er Eén vol liefde was en is, is het Jezus wel. Hoe Jezus met bewogenheid en liefde mensen tegemoet trad en hulp verleende. Wat is liefde eigenlijk? Liefde heeft uiteraard met gevoel en emotie te maken, maar allereerst is liefde een wilsbesluit. Liefde is een besluit dat je neemt om deze vervolgens uit te voeren. Zien we dat niet terug bij Gods liefde? Joh.3:16 zegt: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe”. God heeft Zijn liefde laten zien door Zijn Zoon Jezus voor onze redding te geven. Jezus ging uit liefde voor een wereld verloren in zonde en schuld de weg van het kruis. God zette Zijn liefde om in daden. Zo is ook de liefde als onderdeel van de vrucht van de Geest een wilsbesluit. Je neemt het besluit met je wil om God en je medemens lief te hebben. Laat u in uw leven en karakter, handel en wandel merken dat u vervuld bent van goddelijke liefde? Weerspiegelt u in uw leven de liefde van Jezus? Gelukkig wil de Heilige Geest ons daarbij helpen. De Geest wil door Zijn goddelijke liefdeskracht u en mij elke dag nabijstaan om God en mensen lief te hebben. Het is tenslotte Zijn vrucht….. Om over door te praten: Als liefde in de eerste plaats een wilsbesluit is en geen gevoel, is het dan niet schijnheilig dat je kiest voor liefde zonder dat je daar iets bij voelt?
6
Dag 3
‘Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Gal.5:22)
Paulus zegt in Fil.4:4, ‘Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!’. Hij roept ons op om ons te verblijden, om blij te zijn. Nu is blij zijn niet zo moeilijk, zeker niet als de omstandigheden verheugend zijn. Zo ben je blij als je gaat trouwen, of als je een gezond kindje hebt gekregen, of als je bent geslaagd voor je examen, of als je werk hebt kunnen vinden of behouden... Allemaal momenten waarop we blij zijn. Maar Paulus roept ons op om te allen tijde blij te zijn. Altijd. Maar hoe kun je nu blij zijn als je huwelijk op de klippen is gelopen, of als je geen (gezond) kindje hebt gekregen, of als je niet bent geslaagd voor je examen, of als je geen werk (meer) hebt of kunt vinden...? De omstandigheden maken ons niet altijd blij. Dat is ook te begrijpen. Maar hoe kan Paulus dan zeggen dat je altijd blij moet zijn? Moet je dan maar doen alsof je blij bent, terwijl in je hart helemaal geen blijdschap is? Nee, doen alsof is niet wat Paulus bedoelt. Paulus begrijpt ook dat de omstandigheden je niet altijd blij maken. Als Paulus de woorden van Fil.4:4 opschrijft, zit hij zelf ook niet in omstandigheden om blij en vrolijk van te worden. Hij zit namelijk in de gevangenis als hij de Filippenzenbrief schrijft. Paulus zegt ook niet dat je blij moet zijn mét de omstandigheden waarin je zit. Want hoe kun je nu blij zijn met moeilijke omstandigheden, zoals hierboven beschreven? Paulus omschrijft de blijdschap, namelijk een blijdschap ‘in de Here’. Het is mogelijk om niet met, maar wel te midden van moeilijke omstandigheden, die je verdrietig en soms radeloos maken, toch blij te zijn. Maar dan wel een blijdschap in de Here. Dat betekent dat we niet blij zijn met de omstandigheden, waarin we verkeren, maar dat we te midden van de moeilijke omstandigheden een blijdschap in de Here ervaren. En blijdschap in de Here ervaren we als we beseffen dat God bij ons is met Zijn liefde en genade. Een blijdschap die niet uit 7
eigen kracht voortkomt, maar een blijdschap die God je geeft. Paulus schrijft in dezelfde Filippenzenbrief dat je al je zorgen en wensen in gebed bij God mag brengen, en de Heer geeft je Zijn vrede, die alle verstand te boven gaat. Een vrede die je rust, kracht en blijdschap geeft te midden van de moeilijke omstandigheden. Een vrede die je niet het perspectief van de omstandigheden wil laten zien, maar het perspectief van Gods dragende liefde en genade. Dat God altijd bij je is, dat je al je moeilijke omstandigheden in zijn hand mag leggen, en dat uiteindelijk Gods volmaakte Koninkrijk er zal komen. Ik moet denken aan Jezus, die de verschrikkelijke weg van het kruis is gegaan. Hij heeft daar enorm tegen op gezien, gelet op Zijn immense strijd in de Hof van Getsemane: ‘Vader, laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan, maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’. Jezus is door deze strijd van angst heengegaan en kon de vrede en rust van God in Zijn kruisweg ervaren. Jezus kon zelfs ‘blij in de Here’ zijn. Hebr.12:2 zegt: ‘Laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods’. ‘Verblijdt u in de Here te allen tijde!’, zegt Paulus. Wordt uw leven gekenmerkt door blijdschap in de Heer? Kunnen we blij zijn te midden van alle omstandigheden? In goede en kwade dagen? Nogmaals, dat betekent niet dat je bij moeilijke omstandigheden nooit verdrietig of boos mag zijn. Maar het betekent dat zelfs bij dat verdriet en die boosheid uiteindelijk er die blijdschap in de Heer als een diepe rust en vrede in je hart en leven mag zijn. Het betekent dat je weet dat God altijd bij je is en je draagt, en dat uiteindelijk Zijn volmaakte Koninkrijk zal komen. En die blijdschap is uiteindelijk een blijdschap die niet van jezelf komt, maar uit Gods Geest voortkomt. Daarom noemt Paulus de blijdschap in de Heer ook ‘vrucht van de Geest’. De Geest legt Zijn blijdschap in je, zoals Hij Zijn vrede, die alle verstand te boven gaat, in je legt. Wordt uw leven gekenmerkt door deze blijdschap van Gods Geest? Als je beseft wat je hebt ontvangen als je Jezus kent als je Heer en Heiland, dan heb je toch reden om te allen tijde blij te zijn, blij in de Heer? Dan heb je kracht voor vandaag en blijde hoop voor de toekomst. ‘Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!’ 8
Om over door te praten: Zijn er moeilijke omstandigheden in jouw leven geweest, waarin je die blijdschap heel sterk hebt ervaren?
Dag 4
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
Als mensen ergens behoefte aan hebben, is het wel aan vrede. Want er is veel onvrede onder en in mensen. Je ziet dat in het groot, als er (burger)oorlogen of conflicten woeden; je ziet dat in het klein, als er onenigheid en conflicten zijn in gezinnen en families, tussen buren en collega’s. En in hoe veler harten heerst geen onvrede met zichzelf, vanwege onvervulde verlangens, of negatieve gevoelens en gedachten, of moeilijke omstandigheden? Als mensen ergens behoefte aan hebben, is het vrede. Dit gebrek aan vrede is ten diepste een gevolg van de zonde. Door de zonde is de vrede en harmonie met God, en daardoor ook met mensen, met onszelf en met de schepping verbroken. En die verbroken vrede is alleen maar te helen door God. Gelukkig spreekt de Bijbel duidelijk over dit herstel van de vrede. De Bijbel noemt God een God van vrede (Fil.4:9). God heeft zijn zoon Jezus gegeven om deze vrede te herstellen. Wie Jezus heeft aanvaard als Heer en Verlosser leeft in vrede met God. Dat zegt Paulus in Rom.5:5, ‘Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus…’. De vrede van God is het fundament voor alle vrede. Zonder Gods vrede kan er nooit werkelijke vrede komen met jezelf en met anderen. Ondanks alle verwoede pogingen van mensen op het gebied van de vrede. De Bijbel spreekt op drie manieren over vrede, namelijk vrede met God, vrede met mensen en vrede met jezelf. En alle drie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar om werkelijke vrede met jezelf en met anderen te bereiken, moet eerst de vrede met God in orde zijn. En daarvoor moet je Jezus kennen als je Heer en Verlosser. Dan woont de God van de vrede in ons hart door zijn Geest. Dan is de Heilige Geest in ons leven met zijn vrede. Dan kan de vrucht 9
van de Geest, waar vrede een aspect van is, zich ontwikkelen in ons leven en onze houding. Want door de vrede van God, door de vrucht van de Geest, zijn wij pas in staat om werkelijk in vrede en harmonie te leven; niet alleen met God, maar ook met onszelf en met anderen. Maar dat gaat niet vanzelf. Daarvoor moeten wijzelf, zij het in de kracht van de Geest, wel aan de slag gaan. Het kan zijn, door allerlei omstandigheden die je als mens meemaakt of hebt meegemaakt, dat je het moeilijk vindt om in vrede en harmonie met jezelf te leven. Situaties zijn nu eenmaal lang niet altijd vredig! Hoe kun je dan toch in vrede met jezelf leven? Het klinkt wellicht heel vroom en makkelijk, maar toch ligt daar de sleutel, namelijk door je vertrouwen altijd weer te stellen op God. Door te accepteren dat Zijn vrede je kracht voor vandaag en hoop voor de toekomst geeft. Door alles met Hem te delen en te bespreken en door alles in Zijn hand te leggen. Het kan zijn dat je in vrede leeft met God en met jezelf, maar dat je niet in vrede leeft met een ander. Dan is het je opdracht om daar al het mogelijke aan te doen. Paulus zegt in Rom.12:18: ‘Houdt zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, vrede met alle mensen’. Doe je er alles aan om de onvrede met de ander op te lossen? Dat kan in het gezin zijn, in de familie, op school, op je werk, met je buren, maar ook in de kerk. Dat kunnen kleine of grote(re) conflicten of onenigheden zijn. Als wij de oorzaak van die onvrede zijn, ben je gehouden om dat in orde te maken. En als die ander de oorzaak is, ook dan heb je de taak om dat in orde te maken. Ben je bereid om de minste te zijn? Om in de gezindheid van Jezus te handelen, die ook de minste is geworden voor ons aan het kruis, om de onvrede tussen God en mensen weg te nemen? Probeer in vrede met anderen te leven. Laat zien dat de God van de vrede in je leven aanwezig is. Leven wij in vrede met God, met onszelf en met anderen? Dan is de vrucht van de Geest, de vrucht van de vrede, gerijpt in ons leven. En dan is de God van de vrede met ons. Om over door te praten: De Bijbel spreekt op drie manieren over vrede, namelijk vrede met God, vrede met mensen en vrede met jezelf.Welke van de drie vind je het moeilijkst? Waarom?
10
Dag 5
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
‘Lankmoedigheid, wat is dat?’, zullen wellicht sommigen zich afvragen. Want lankmoedigheid is een ouderwets woord. In modernere Bijbelvertalingen staat ‘geduld’. Lankmoedigheid is geduld. En bij geduld weten we allemaal wat we ons moeten voorstellen. Je neemt ergens de tijd voor en je bewaart de rust en kalmte, ook als iets tegen zit. Wat dat betreft is ‘lankmoedig’ wel een mooi woord. Het betekent letterlijk ‘lang van moed, geest of adem’. Je bent lang van adem. Je neemt (lang) de tijd voor iets. En lankmoedigheid of geduld is een belangrijk aspect van de vrucht van de Geest. Paulus roept ons in Gal.5 op om lankmoedig te zijn, om geduldig te zijn, om geduld te oefenen. Maar als iets lastig is om te leren en te oefenen, is het wel geduld. De één gaat het makkelijker af dan de ander, en de één kan in de ene situatie meer geduld hebben dan in een andere situatie. Maar allemaal worstelen we met (het bewaren en beoefenen van) geduld. We komen dat ook regelmatig in de Bijbel tegen. Je kunt denken aan koning Saul. Saul was in oorlog met de Filistijnen. De profeet Samuel had tegen Saul gezegd dat hij zeven dagen moest wachten. Dan zou Samuel komen, offers aan God brengen en Saul vertellen wat hij moest doen. Maar toen de zeven dagen voorbij waren, werd Saul ongeduldig. Hij wachtte op Samuel, maar die kwam maar niet opdagen. Toen besloot hij om eigenhandig offers aan God te brengen. Toen hij daarmee bezig was, kwam Samuel en berispte hem vanwege zijn ongeduld. De hele geschiedenis kunt u lezen in I Sam.13. 11
Geduld wordt altijd op de proef gesteld als iets tegen zit of als iets niet snel genoeg naar onze zin gaat. En juist mensen in het Westen hebben al gauw gebrek aan geduld. In arme landen staan mensen soms uren in de rij om eten te bemachtigen, of moeten uren lopen om water te halen uit een schone en veilige waterput. Ik zeg niet dat die mensen altijd vol geduld zijn, maar als bij ons de draaideur van bijvoorbeeld een winkel niet snel genoeg draait, zodat we moeten wachten, of als iemand niet snel genoeg de telefoon opneemt, worden we al ongeduldig. En hoe vaak wordt niet geklaagd over het ‘korte-lontjesgedrag’ van medelanders? Geduld in onze tijd en samenleving lijkt steeds vaker een zeldzaamheid te worden. En als gelovigen pikken we daar zeker een graantje van mee. Want we worden, of we nu willen of niet, beïnvloed door onze omgeving. Dan kan het geduld dat menig gelovige in de Bijbel moest opbrengen toch in onze ogen bijna onmenselijk zijn. Denk maar aan Abraham. God had hem een zoon beloofd. En pas na vele jaren werd Izaäk geboren. maar Abraham kon niet zolang, na vele jaren wachten, dat geduld opbrengen om te wachten op Gods belofte. Want hij verwekte bij Hagar, een slavin van Sara, een kind: Ismaël. Waarom roept Paulus in Kol.3:12 op om ons met geduld te kleden: ‘Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, …. geduld’? Omdat geduld een ‘schone zaak’ is, zo luidt een bekende gezegde. Geduld is een mooi iets. Het siert namelijk je karakter. Want door geduld kun je vrede, rust en kalmte bewaren, en geef je niet toe aan drift, teleurstelling etc. met alle gevolgen van dien. Geduld betekent dat je innerlijk vrij bent, ongeacht de omstandigheden waarin je verkeert. Iemand heeft ooit eens gezegd, dat een hele goede plek om geduld te oefenen een verkeersfile is. Je staat in de file en je kunt geen kant op. Je kunt twee dingen doen: je mateloos ergeren omdat je haast hebt, of geduld oefenen en zo de innerlijke rust bewaren. Want de file zal door je ongeduld echt niet sneller oplossen. Als u ooit in de file staat, is dat een uitstekende gelegenheid om geduld te oefenen. Geduld is een wezenlijke eigenschap van God. God noemt Zichzelf in Ex.34:6 lankmoedig oftewel geduldig. God heeft en neemt alle tijd met mensen. Zo wacht Hij geduldig op het geschikte moment om in jouw leven binnen te komen. God is van nature geduldig, wij zondige mensen niet. Daarom hebben wij de kracht en hulp van de Heilige Geest nodig om geduld te oefenen en te leren. 12
Daarom mogen wij een beroep doen op het geduld van Gods Geest om met Zijn lankmoedigheid geduld te oefenen. Doe een beroep op Gods geduld als je geduld op de proef wordt gesteld. Zo mag Zijn geduld in je leven groeien en rijpen als een vrucht van de Geest. Hoe is het met uw geduld gesteld? Hoe rijp is geduld als vrucht van de Geest in uw leven al geworden? Om over door te praten: Wanneer werd jouw geduld voor het laatst op de proef gesteld? Hoe ging je er mee om?
Dag 6
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar bij vriendelijke mensen voel je je meteen op je gemak. Vriendelijke mensen stralen een hartelijkheid, warmte en openheid uit, die je op je gemak stelt. Kent u van die vriendelijke mensen in uw omgeving? Ze zijn ‘van nature’ vriendelijk. Het is echt, gemeend. Nu is vriendelijkheid niet alleen een aangeboren karaktertrek, maar voor volgelingen van Jezus ook een vrucht van de Geest. Ieder christen behoort dus een vriendelijk mens te zijn. Een mens die vriendelijkheid uitstraalt. Christenen moeten bekend staan als ‘vriendelijke mensen’. Staan wij zo bekend bij onze omgeving? Staat u als zodanig bekend bij uw buren, collega’s, familieleden en vrienden? Of is onze vriendelijkheid (wel eens) ver te zoeken? Er kunnen situaties zijn, waarin we helemaal niet vriendelijk zijn, en op anderen vriendelijk reageren. Dat kan te maken hebben met zorgen en problemen waarin je verkeert. Dat kan te maken hebben met het feit dat je niet je beoogde doel(en) bereikt. Dat kan te maken hebben met het feit dat je met het verkeerde been uit bed bent gestapt, een zgn. ‘baaldag’, waarop van alles tegenzit. Het kan ook zijn dat je vriendelijkheid geveinsd is. Dat je van buiten wel vriendelijk overkomt en handelt, maar in je hart huist onvriendelijkheid. Je spreekt 13
vriendelijke woorden uit, maar in je hart schuilen onvriendelijke gedachten. Omdat je moeite hebt met die ander. Soms wordt vriendelijkheid gemanipuleerd om een doel te bereiken. Ik moet denken aan de buschauffeur Jaap Kooiman, die in de comedyserie ‘Toen was geluk heel gewoon’ altijd tegenover zijn baas dhr. Harmsen de vriendelijkheid zelve is. En dat alleen om zijn doel, namelijk promotie tot groepschef, te bereiken. Nu dient de zogenaamde vriendelijkheid van Jaap Kooiman een vrij onschuldig doel. Jaël daarentegen greep geveinsde vriendelijkheid aan om een wreed doel te bereiken, namelijk om de vijand Sisera om het leven te brengen. Zij heette hem welkom in haar huis en bood hem vriendelijk en gastvrij eten, drinken en een slaapplaats aan. Maar toen hij sliep, sloeg zij een pin door zijn hoofd om hem te doden. U kunt deze geschiedenis lezen in Richt.4:17-21. Ik zei al dat christenen bekend moeten staan als vriendelijke mensen, zonder geveinsdheid en manipulatie. Christenen moeten een onvoorwaardelijke vriendelijkheid jegens andere mensen aan de dag leggen. Paulus zegt in Fil.4:5: ‘Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend’. Ongeveinsde en onvoorwaardelijke vriendelijkheid jegens alle mensen. Dat is nogal wat! Is dat geen onbegonnen werk? Als wij het doen in eigen kracht wel. Maar als we het doen in Gods kracht, in de kracht van de Geest, zal het ons heel wat makkelijker afgaan. Niet dat wij nooit meer onvriendelijk zullen zijn of doen, want ik geloof dat er altijd wel situaties blijven waarin wij niet zo vriendelijk, of geveinsd vriendelijk, of ronduit onvriendelijk reageren. We leven nu eenmaal nog niet als volmaakte mensen in een volmaakte wereld. Maar met Gods hulp en kracht mogen wij ernaar streven dat onze vriendelijkheid alle mensen bekend zal zijn. God wil ons helpen. Vriendelijkheid is immers een vrucht van de Geest! Als wij de Heilige Geest de ruimte geven in ons leven, dan zal vriendelijkheid in ons leven groeien en rijpen, zoals een vrucht groeit en rijpt. Dan moet onze vriendelijkheid steeds meer gaan opvallen in onze (directe) omgeving. Van Jezus wordt gezegd dat Hij vriendelijk was. Paulus spreekt in II Kor.10:1 over de ‘zachtmoedigheid en vriendelijkheid van Christus’. Jezus was vriendelijk jegens mensen die Hij ontmoette. Hij had oog voor kinderen, voor vrouwen, voor zondaars en tollenaars, voor Farizeeërs en Romeinen, voor rijken en armen. Hij behandelde hen liefdevol en respectvol. Hij besteedde tijd en aandacht aan hen. Hij plaatste hen in hun eigen waarde. Maar als het moest, kon Jezus ook ferm uithalen. Hij stelde onrecht en huichelarij aan de 14
kaak. Hij nam dan geen blad voor zijn mond. Vriendelijkheid betekent niet dat je ‘soft’ moet zijn, of dat je alles maar met de beruchte dekmantel der liefde moet bedekken. Bijbelse vriendelijkheid durft goed goed en slecht slecht te noemen. Ook in de gemeente behoren we met elkaar vriendelijk om te gaan. Paulus spreekt de gemeente in Ef.4:32 aan: ‘Maar weest jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft’. Bent u onvoorwaardelijk, oprecht en ongeveinsd vriendelijk jegens uw medebroeder of –zuster in de gemeente? Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. Om over door te praten: Denk je van jezelf dat je als een vriendelijk mens bekend staat? Waarom wel, waarom niet? “Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. Dag 7 (Gal.5:22) Is het u wel eens opgevallen dat van de meeste koningen die over Israel geregeerd hebben wordt gezegd: ‘Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN’? Slechts van een handjevol koningen wordt gezegd: ‘Hij deed wat recht/goed is in de ogen des HEREN’. Neem koning Achab. Naar menselijke maatstaven was hij een goede koning. Want in zijn tijd kende het land door zijn toedoen stabiliteit op politiek en economisch terrein. Bovendien had hij ook grote bouwwerken op zijn naam staan. Maar op moreel en godsdienstig terrein was hij een slechte koning. Hij bevorderde de afgoderij van Baäl, hij stal de wijngaard van Naboth en liet hem onschuldig ter dood brengen. Weet u hoe Achab wordt beoordeeld door God? “Achab deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, meer dan allen die vóór hem geweest waren”. Gods beoordeling is anders dan die van mensen. Mensen beoordelen iemand vaak op prestaties, maar God beoordeelt iemand op karakter en op de vraag of die persoon God en de medemens liefheeft in woord en daad. Achab werd beoordeeld op zijn karakter. Hij had noch God noch zijn medemens lief in woord en daad. Integendeel, Achab had een kwaad karakter. 15
Wie daarentegen een goed karakter had, was Barnabas, een medewerker van de apostel Paulus. Van Barnabas wordt gezegd: “want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof” (Hand.11:24). Barnabas was een man die God en zijn medemens liefhad in woord en daad. Dat hij God en mensen liefhad, blijkt wel uit het feit dat hij een akker had verkocht en de opbrengst daarvan aan de discipelen had gegeven, bestemd voor de armen (Hand.4:3637). Barnabas heet eigenlijk Jozef, maar hij kreeg als bijnaam ‘Barnabas’. Dat betekent ‘zoon van de vertroosting’. Barnabas viel zó op door zijn houding en karakter vol vertroosting en bemoediging jegens mensen, dat hij daar een bijnaam aan overhield. Barnabas kon mensen vertroosten en bemoedigen, waarin ook de liefde voor God duidelijk naar voren kwam. Dat blijkt wel uit Hand.11:23. Toen Barnabas in Antiochië kwam om poolshoogte te nemen van de grote aantallen mensen die zich tot Jezus bekeerden, “verheugde hij zich en wekte allen op om naar het voornemen van hun hart de Here trouw te blijven”. En dan staat in vs.24: “want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof”. Achab en Barnabas. Dat zijn wel twee uitersten van kwaad en goed. Nu is Achab wel een duidelijk voorbeeld van een persoon met een karakter vol kwaadheid en zullen de meesten zich niet in hem herkennen, en zich eerder in Barnabas herkennen. Maar kwaadheid kan zich makkelijk verbergen onder een mom van goedheid. Barnabas had een akker verkocht, waarvan de opbrengst bestemd was voor de armen. Meteen op deze mededeling in de Bijbel volgt de tragische geschiedenis van Ananias en Saffira (Hand.5:1-11). Zij hadden net als Barnabas een akker verkocht en de opbrengst daarvan aan de discipelen gegeven, bestemd voor de armen. Maar zij hielden stiekem een deel van de opbrengst achter en bedrogen zij de discipelen. Niemand had dit kwaad ooit ontdekt als de Heilige Geest het niet aan Petrus had bekendgemaakt. Dan hadden Ananias en Saffira bekendgestaan als goede christenen met hart voor medemensen in nood. Maar hun hart was vol leugen en bedrog. Kwaadheid kan zich dan heel makkelijk verbergen achter goedheid. God verlangt van ons dat wij vol van de vrucht van de Geest zijn, dus ook vol van goedheid. God verlangt van ons dat ons karakter wordt gekenmerkt door o.a. goedheid. Zoals bij Barnabas. Dat betekent niet dat Barnabas volmaakt in 16
goedheid was. Ook hij was een mens met zonden en tekortkomingen. Maar het was zijn verlangen om in woord en in daad, in hart en in houding vol van goedheid te zijn. Hoe is dat met ons gesteld? Wordt ons leven in woord en daad, in hart en houding, gekenmerkt door goedheid? Geeft u plaats aan kwaadheid, zij het onder het mom van goedheid, in uw hart en houding? Of bestrijdt u kwaadheid in uw hart en houding, en belijdt u deze als zonden aan God? In uw houding kunt u goed overkomen op anderen, maar hoe zijn uw gedachten over de ander? U betaalt uw belastingen, maar heeft u gesjoemeld met het invullen van de belasting? Zo zijn er talloze voorbeelden te noemen waarin goedheid en kwaadheid vermengd kunnen zijn. God vraagt van u een hart en houding vol van goedheid. Gelukkig is goedheid een vrucht van de Geest en een gave van God. Door de kracht van Gods Geest mogen wij ‘goede mensen’ zijn, zoals Barnabas: “want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof”. Barnabas kon een goed man zijn, omdat hij vol van de Geest was. Hij gaf de Geest ruimte in zijn leven om goedheid te bewerkstelligen. Ananias en Saffira hadden de Heilige Geest bedrogen, waardoor de Geest week. Van hen wordt gezegd dat hun hart vervuld was van Satan (Hand.5:3). Geef de duivel geen ruimte in uw hart, maar open uw hart voor Gods Geest. Dan zal de vrucht ‘goedheid’ van de Geest in u groeien en rijpen. Tot eer van God en tot zegen voor uw medemens en uzelf. Om over door te praten: Barnabas wordt een goed mens, vol van de Heilige Geest en van geloof genoemd. Welke omschrijving zullen mensen aan jou geven?
17
Dag 8
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
Als je de (Herziene) Statenvertaling of de Nieuwe Bijbelvertaling leest, dan staat daar in plaats van ‘trouw’ ‘geloof’. Het Boek spreekt net als de vertaling van het NBG 1951 over ‘trouw’. Beide begrippen roepen wel verschillende associaties op. Bij ‘geloof’ wordt meer de nadruk gelegd op het vertrouwen dat je in God of mensen stelt, en bij ‘trouw’ wordt meer de nadruk gelegd op de betrouwbaarheid van God of mensen. Het aan ‘geloof’ en ‘trouw’ ten grondslagliggend Griekse woord ‘pistis’ kan beiden betekenen. En beide begrippen hebben ook alles met elkaar te maken. Want je kunt alleen maar ‘geloof’ (=vertrouwen) hechten aan iemand die ‘trouw’ (=betrouwbaar) is. Hoewel ‘geloof’ en ‘trouw’ goede vertalingen zijn van ‘pistis’, geef ik persoonlijk de voorkeur aan ‘trouw’. Want bij ‘trouw’ wordt de betrouwbaarheid van de gelovige benadrukt. Dan luidt de vraag of je als gelovige betrouwbaar bent in je 18
levenshouding. Dat sluit dan ook nauw aan bij de andere aspecten van de vrucht van de Geest. Ben je trouw/betrouwbaar in je leven als gelovige? Trouw is een eigenschap van God, die vooral in de Psalmen wordt benadrukt, bijv. Psalm 117:2 “…en des HEREN trouw is tot in eeuwigheid”. Gods trouw wordt heel vaak ‘eeuwig’ genoemd. Dat betekent dat God trouw is in wat Hij zegt en belooft. M.a.w. je kunt op God aan. Je kunt op God vertrouwen. God staat voor wat Hij zegt. Ik moet denken aan wat Paulus zegt over Gods beloften in II Kor.1:20, “Want hoevele beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is het ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons”. En als ergens Gods trouw is gebleken, is het wel in Jezus. Zo heeft God verzoening beloofd. En is deze verzoening niet tot stand gekomen in het kruis van Jezus? Door het kruis heeft God in Christus verzoening tot stand gebracht. Voor ieder mens. En als één Persoon trouw was, was het Jezus wel! Jezus was trouw in zijn levenshouding. Je kon Hem niet betrappen op ook maar een greintje ontrouw of onbetrouwbaarheid. Zo confronteert Jezus zijn tegenstanders met de vraag: “Kan één van u Mij van zonde beschuldigen?” (Joh.8:46 NBV). Jezus’ leven en bediening werd gekenmerkt door onvoorwaardelijke trouw aan God en aan mensen. Hij was trouw tot in Zijn dood aan het kruis. Jezus was vol van de vrucht van de Geest, vol van trouw. Hoe zit dat met ons als volgelingen van Jezus? Wordt ons leven gekenmerkt door de vrucht van de Geest? Wordt ons leven gekenmerkt door trouw en betrouwbaarheid? Kunnen mensen op ons aan? Zijn wij eerlijk in ons spreken en handelen? Komen wij onze beloften na? Daniël is een voorbeeld van trouw, zoals God dat graag ziet en van ons verwacht. Daniël was met twee anderen aangesteld als rijksbestuurder over het Perzische Rijk van koning Darius. “Toen overtrof deze Daniël de rijksbestuurders en de stadhouders, doordat een uitnemende geest in hem was; en de koning was van zins hem over het gehele koninkrijk te stellen. Daarop trachtten de rijksbestuurders en de stadhouders een grond voor een aanklacht tegen Daniël te vinden inzake het rijksbewind, maar zij konden geen enkele grond voor een aanklacht of iets verkeerds vinden, omdat hij getrouw was en er geen verzuim of iets verkeerds bij hem gevonden werd”. Daniël bleef in alles trouw en betrouwbaar. Zelfs in zijn gebed aan God, toen hij dreigde in de leeuwenkuil geworpen te worden. 19
Wordt ons leven door trouw en betrouwbaarheid gekenmerkt? Kunnen mensen aan ons zien dat wij vol trouw en betrouwbaarheid zijn jegens God en mensen? Ook in het kleine? Trouw en betrouwbaarheid moet gekend worden in het kleine. Als wij een kleine belofte al niet nakomen – bijvoorbeeld dat we beloofd hebben iemand binnenkort te bezoeken, maar het moet nog steeds gebeuren -, of als wij met een klein geldbedrag al sjoemelen bij de belastingopgave, is onze trouw of betrouwbaarheid al verkeerd en niet ongeschonden. Zegt Jezus dat niet in Luk.16:10? “Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig”. Laat ons leven en onze trouw jegens God en mensen gekenmerkt worden door trouw en betrouwbaarheid, zelfs in het kleine en ogenschijnlijk onbetekenende. Zo en alleen zo wordt ons leven gekenmerkt door de vrucht van de Geest: trouw. Dan zal de Heer bij het oordeel over u zeggen: “Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer” (Mt.25:23). Om over door te praten: Heb jij op dit moment nog afspraken en beloften die je niet bent nagekomen? Wat kun je doen om het recht te zetten?
Dag 9
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
Zachtmoedigheid wordt vaak gezien als een softe eigenschap, omdat het de associatie van ‘over je heen laten lopen’ heeft. Iemand die zachtmoedig is, laat over zich heen lopen, is een softie, een watje, een doetje, een lafaard. Iemand die niet voor zichzelf durft op te komen of voor zijn mening durft uit te komen. Tja, wie wil dan zachtmoedig zijn? Niemand toch? Toch roept de Schrift op om zachtmoedig te zijn. Zachtmoedigheid is zelfs een vrucht van de Geest, dat wil zeggen zachtmoedigheid behoort het karakter van een christen te sieren. Maar wat is zachtmoedigheid eigenlijk? Als we willen ontdekken wat zachtmoedigheid is, moeten we te rade gaan bij Jezus. Jezus is namelijk zeer zachtmoedig. Van Mozes wordt gezegd dat hij 20
een zeer zachtmoedig man was, meer dan enig ander mens op aarde (Num.12:3), maar van Jezus kan worden gezegd dat hij de meest zachtmoedige mens was, meer dan enig ander mens op aarde. Mozes was zeer zachtmoedig, maar hij kon zondigen. Jezus was zeer zachtmoedig, maar was zonder zonde. Dus Jezus overstijgt alle mensen in zachtmoedigheid. Niemand was zo zachtmoedig als Hij. Jezus zegt ook van zichzelf dat Hij zachtmoedig is: Want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart (Mt.11:29). En van Jezus kun je toch niet zeggen dat Hij over zich heen liet lopen, dat Hij een softie was. Jezus ging conflicten en de waarheid niet uit de weg. Let maar op zijn houding jegens de farizeeën. Openlijk stelde Hij hun schijnheiligheid en arrogantie aan de kaak. En dat werd Hem niet in dank afgenomen. Zij zonnen op wraak en dat wist Jezus. Maar Jezus ging de confrontatie niet uit de weg. Blijkbaar kun je zachtmoedig zijn zonder over je heen te laten lopen. Blijkbaar kun je zachtmoedig zijn zonder een softie te zijn. Zachtmoedigheid betekent dat je jezelf in moeilijke situaties in de hand kunt houden, dat je het geduld en de vriendelijkheid kunt bewaren. Zachtmoedigheid is het tegenovergestelde van wat wij ‘een kort lontje’ zouden noemen. Een kort lontje heb je als je meteen lik op stuk geeft, als je heetgebakerd en driftig reageert. Als van Mozes wordt gezegd dat hij een zeer zachtmoedig man was, meer dan enig ander mens op aarde, dan is er een conflict gaande. Mirjam, de zus van Mozes, en Aäron, de broer van Mozes, spreken hun ongenoegen over Mozes uit: Heeft de HERE soms uitsluitend door Mozes gesproken, heeft Hij ook niet door ons gesproken? Zij zijn jaloers op de positie van Mozes, omdat God door Mozes heen spreekt tot het volk Israël. We lezen niet dat Mozes over zich heen laat lopen, en ook niet dat Mozes kwaad en driftig wordt. Niets van dat al. Alleen dat hij zachtmoedig is. Dat betekent dat hij zijn zelfbeheersing bewaarde. Toen God Mirjam strafte met melaatsheid, bad Mozes tot de Heer of Hij Mirjam toch zou genezen. Spreekt hier niet de zachtmoedigheid van Mozes, dat hij voorbede doet voor Mirjam, terwijl zij Mozes toch kwalijk bejegend heeft? Als Jezus wordt gearresteerd, gemarteld en vermoord, spreekt dan ook niet Zijn zachtmoedigheid boekdelen? Als Jezus wordt gearresteerd, grijpt Hij niet naar het zwaard, zoals Petrus, maar bestraft Petrus, omdat hij het oor van Malchus heeft afgehouwen. Hij herstelt het afgehouwen oor van Malchus, die 21
meegekomen is om Jezus te arresteren. Als Jezus wordt gemarteld en bespot, roept Hij niet om wraak, maar bidt om vergeving: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Jezus bewaart in deze moeilijke situatie van zijn kruisgang zijn zelfbeheersing, zijn kalmte, zijn vrede. En is uiteindelijk zijn kruisdood niet één grootse daad van zachtmoedigheid? Hij stierf aan het kruis voor zondaren, die uiteindelijk vanwege hun zonden in rebellie en vijandschap tegen God leven. Maar uit zachtmoedigheid liet Hij zich voor onze zonden kruisigen. Jezus zegt: Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven…want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen. Zoals Jezus vol zachtmoedigheid, nederigheid, liefde en bewogenheid omging met mensen toen Hij op aarde was, zo gaat Hij ook vandaag vol zachtmoedigheid met mensen, met u en mij om. Niet dat Hij ons niet zal confronteren met zijn waarheid, maar Hij doet dat in een geest van zachtmoedigheid. En hoe zit het met onze zachtmoedigheid? Wij worden opgeroepen om zachtmoedig te zijn. Zoals Paulus een beroep doet op de zachtmoedigheid van de Korintiërs in II Kor.10:1, Maar ik, Paulus, doe een beroep op u bij de zachtmoedigheid en vriendelijkheid van Christus. Wordt ons leven beheerst door de vrucht van de Geest, de vrucht van zachtmoedigheid? Hoe is onze houding ten opzichte van mensen, die het ons moeilijk (kunnen) maken? Zijn wij softies, of korte lontjes? Of zijn wij zachtmoedig? Zachtmoedigheid hebben wij niet van nature. Het is een gave, een vrucht van de Geest. Het is de Heilige Geest van God die de zachtmoedigheid in ons leven en karakter legt en uitbouwt. Laten wij ons leiden door die Geest? Door de Geest van Jezus, de Geest vol zachtmoedigheid? Als dat zo is, geldt de zaligspreking van Jezus voor ons: Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven. Om over door te praten: Als je wilt groeien in geduld en zachtmoedigheid dat geeft God je een ‘lastige broeder of zuster’. Kun je een lastige broeder of zuster zien als een mooie kans om geestelijk te groeien?
22
Dag 10
“Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing”. (Gal.5:22)
Spreuken 25:28 (NBV) zegt: Iemand zonder zelfbeheersing is als een stad waarvan de muur is geslecht. Een rake vergelijking! In de Oudheid had elke stad van betekenis een muur om haar heen gebouwd. Met als doel om de stad te beschermen tegen vijanden van buitenaf. Een stad zonder muur was overgeleverd aan de vijand. Zo is de persoon die geen zelfbeheersing heeft overgeleverd aan de vijanden zonden, begeerten en verleidingen. Zien we dat niet voor het eerst bij de zondeval plaatsvinden? Adam en Eva hebben van de verboden vrucht gegeten, omdat deze een lust was voor de 23
ogen, en begeerlijk om daardoor verstandig te worden (Gen.3:6). De gevolgen zijn ons bekend: zonde, gebrokenheid, dood. Adam en Eva hadden de muur van bescherming door de duivel laten afbreken en zo kwam de vijand makkelijk binnen. Sindsdien worden wij mensen voortdurend blootgesteld aan allerlei zonden, verleidingen en begeerten en wordt onze zelfbeheersing zodanig op de proef gesteld, dat wij vaak onszelf niet beheersen. Het is niet voor niets dat er een speciaal gebod over begeerten bestaat, het zogenaamde tiende gebod: Gij zult niet begeren… iets dat van uw naaste is (Ex.20:17; Dt.5:21). God vraagt van ons om onszelf te (leren) beheersen. Het is een onderdeel van de vrucht van de Geest, waarmee het een kenmerk van ons christelijk leven dient te zijn. De Bijbel leert dat wij op een drietal terreinen onszelf moeten (leren) beheersen: ons lichaam, onze gedachten en onze emoties. Met betrekking tot ons lichaam moeten wij onszelf beheersen als het gaat om vraat- en drankzucht, om luiheid en om seksuele onreinheid. De eerste zonde had betrekking op het lichaam: een vrucht die begeerlijk was om te eten. Vraaten drankzucht zijn slecht voor de lichamelijke conditie en gezondheid. Overmatig drankgebruik kan ook leiden tot agressie. Drank maakt meer kapot dan je lief is, luidt de bekende slogan. Luiheid kan ook een gebrek aan zelfbeheersing zijn. Dan hoeven we niet alleen te denken aan luiheid met betrekking tot arbeid, maar ook met betrekking tot het houden van stille tijd. Nemen wij nog tijd voor gebed en Bijbellezen om zo God te ontmoeten? En verder is seksuele onreinheid voor velen een bekend terrein. Door tv, film, internet is het heel gemakkelijk om vunzige plaatjes en films te bekijken, maar het verontreinigt je denken. Wie in zijn hart reeds een vrouw begeert, heeft in de ogen van Jezus al overspel gepleegd. Dat laatste sluit al nauw aan bij het tweede terrein waarop wij onze zelfbeheersing in acht moeten nemen: onze gedachten. Zonden ontstaan nooit zomaar. Ze ontstaan altijd in onze gedachten. Jezus zegt: Want van binnenuit, uit het hart der mensen komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand (Mc.7:21-22). Jezus somt allerlei soorten zonden op, die voortkomen uit onze gedachten. Heeft u gedachten van jaloezie, bitterheid, onreinheid omtrent uw medemens? Dan heeft u gebrek aan zelfbeheersing op dit terrein. Zet daar het woord van 24
Paulus in Fil.4:8 tegenover en u neemt zelfbeheersing in acht: Al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat. Het derde terrein is die van onze emoties. En dat sluit ook weer nauw aan bij het vorige. We kunnen onze zelfbeheersing verliezen bij o.a. woede, drift, rancune, bitterheid en zelfmedelijden. We kunnen denken aan Mozes die driftig werd (Num.20:10-12), aan koning Saul die veel woedeaanvallen had (I Sam.18:10-11), aan Kaïn die vol rancune was (Gen.4:3-9), aan Naomi die vol bitterheid was (Ruth 1:20-21), en opnieuw aan koning Saul die vol zelfmedelijden zat (I Sam.18:6-8). Hoe staat het met onze zelfbeheersing met betrekking tot ons lichaam, tot onze gedachten en tot onze emoties? Niemand van ons zal op aarde volmaakt worden in zelfbeheersing, maar we mogen er wel naar streven, er wel in groeien. Net als een vrucht groeit en rijpt, zo mag ook de vrucht van de Geest ‘zelfbeheersing’ groeien en rijpen in ons leven. Maar gelukkig mogen we daarbij rekenen op de hulp van de Heilige Geest. Zo mogen wij het karakter van Jezus, die vol zelfbeheersing was, weerspiegelen in ons leven en karakter. Om over door te praten: De Bijbel leert dat wij op een drietal terreinen onszelf moeten (leren) beheersen: ons lichaam, onze gedachten en onze emoties.Welke van de drie vind je het moeilijkst?
Dag 11
Er is verscheidenheid in genadegaven…. (1 Korintiërs 12:4)
Ds. Kasper Kruithof heeft in het vorige maandblad een eerste meditatie geschreven over de ‘vrucht van de Geest’. Iedere keer zal een aspect van die vrucht behandeld worden. In aansluiting daarop leek het ons mooi dat ik dan een serie meditaties zal gaan schrijven over ‘gaven van de Geest’. Wat zijn nu eigenlijk gaven? Ik kwam ergens de volgende definitie tegen:
25
“Een gave van de Geest is een bijzondere vaardigheid die de Heilige Geest ieder lid van het Lichaam van Christus – naar Gods genade – geeft met als doel de opbouw van dat Lichaam”. De bijbel vergelijkt de christelijke gemeente met een fysiek lichaam, waarin elk lid een unieke functie heeft. De één is een hand, de ander een voet. En die verschillende lichaamsdelen kunnen elkaar niet missen. Ze hebben elkaar nodig. Wil het lichaam goed functioneren dan is het essentieel dat ieder z’n plek inneemt. Die plaats die je inneemt in dat lichaam bepaalt de Heilige Geest. Hij deelt de gaven uit zoals Hij dat wil (1 Kor. 12:11). Nu kom je nog wel eens gelovigen tegen die menen van zichzelf dat de Geest hen heeft overgeslagen. Dat is niet waar. In 1 Kor.12:7 zegt Paulus nadrukkelijk dat de openbaring van de Geest aan een ieder is gegeven. Iedereen die de Here Jezus belijdt als Verlosser en Heer heeft de Heilige Geest ontvangen en de Heilige Geest geeft elke gelovige minimaal één gave. Het woord dat de bijbel gebruikt voor ‘gaven’ is charismata. Letterlijk betekent dat ‘genadegaven’. Dat is belangrijk te realiseren. Als God u of jou één of meerdere gaven heeft gegeven dan is dat genade. Niets om over op te scheppen. In een ander Bijbelgedeelte over gaven waarschuwt Paulus er voor dat we geen gedachten mogen koesteren, hoger dan ons voegen (Rom.12:3). Je kunt blijkbaar tè bescheiden zijn door te denken dat je geen gaven hebt, maar je kunt ook tè hoog van de toren blazen door te denken dat je bepaalde gaven hebt, terwijl daar geen sprake van is. Meestal vergeet je dan dat het in de gemeente niet om jouw eer gaat, maar om Gods eer. Daarom is het goed dat we voor ogen houden wat het doel is van de gaven. Gaven zijn gegeven om de gemeente op te bouwen. Dat komt telkens weer terug. In 1 Kor. 12:7 zegt Paulus dat de gaven zijn gegeven ‘tot welzijn van allen’ en bij de bespreking van de gave van het profeteren benadrukt hij het belang dat de hele gemeente stichting ontvangt in plaats van de enkeling (1 Kor.14:4). Ook in Efezïers 4:12 onderstreept Paulus de noodzaak van de opbouw van het lichaam van Christus. Nu kun je ontzettend druk zijn met de vraag welke gave jij nu ontvangen hebt van de Heilige Geest. Daar zijn ook wel goede hulpmiddelen voor om dat te ontdekken, zoals gaventesten. Maar belangrijker is naar mijn mening dat je leeft onder de leiding van de Heilige Geest en dat je beschikbaar bent. De vraag is dan niet zo zeer ‘welke gave heb ik?’ maar ‘wat wilt U dat ik doen zal?’ 26
En wie zo in afhankelijkheid van Hem leeft en zich beschikbaar stelt voor Zijn dienst en Zijn gemeente zal vanzelf ontdekken hoe God hem of haar wil inzetten in Zijn Koninkrijk. Prachtig als we zo gemeente met elkaar mogen zijn. Zo mogen we met elkaar groeien naar Hem die het Hoofd is van het lichaam, de Here Jezus Christus. En in onze veelkleurigheid mag de creativiteit en de grootheid van onze Schepper zichtbaar worden. Om over door te praten: De vraag is niet zo zeer ‘welke gave heb ik?’ maar ‘wat wilt U dat ik doen zal?’ Kun je van jezelf zeggen dat je beschikbaar bent?
Dag 12
Gaven en talenten
In de vorige meditatie heb ik stilgestaan bij wat ‘gaven van de Geest’ zijn. We hebben gezien dat gaven door de Geest gegeven zijn aan iedere gelovige, met als doel dat de gemeente wordt opgebouwd. Nu worden de begrippen gaven 27
en talenten vaak in één adem genoemd en zelfs ook door elkaar gebruikt. Dat gebeurt in de kerk en daarbuiten. Zo wordt er wel gesproken over een begaafd musicus of over een voetballer met een begaafde traptechniek. Van deze musicus en deze voetballer is helemaal niet gezegd dat ze hun bekwaamheden inzetten voor de opbouw van de gemeente. Ik zou liever over een getalenteerde musicus of voetballer spreken. Toch denk ik dat er verschil is en overeenkomst tussen gaven en talenten. Eerst maar even de verschillen. Een talent zou je een natuurlijke bekwaamheid kunnen noemen en een gave een geestelijke bekwaamheid. Dat wil dus zeggen dat ieder mens talenten heeft. Daar ben je mee geboren. Je kunt denken aan muzikale kwaliteiten, of het vermogen te schrijven, of technische bekwaamheden. Noem maar op. Deze natuurlijke bekwaamheden heb je om te kunnen functioneren als mens in de maatschappij. En natuurlijk is de Here God de gever van je talenten. Hij is onze Schepper. Je kunt echter niet zeggen dat ieder mens gaven heeft. Omdat je niet met bepaalde gaven bent geboren, die ontvang je pas later bij je wedergeboorte. Als je tot geloof komt in de Here Jezus ontvang je de Heilige Geest en de Geest geeft je dan ook gaven om te kunnen functioneren als gelovige in de gemeente. Zo zie je dat er dus duidelijk verschillen zijn tussen gaven en talenten. Je ontvangt ze op een ander moment en met een ander doel. Maar er zijn ook heel veel overeenkomsten. Want voor zowel gaven als talenten geldt dat de Here God de gever is van de bekwaamheden. En voor een christen geldt dat zowel de gaven als de talenten ontwikkeld moeten worden. Daar heeft de Here God ze voor gegeven. Een gelovige mag zijn of haar bekwaamheden inzetten tot eer van God. En wat mij betreft mag je, als iemand zijn muzikale talenten inzet in de gemeente tot opbouw van de gemeente, dat gerust een gave noemen. Op een zelfde manier zie je vaak dat bijvoorbeeld het talent om onderwijs te geven ingezet wordt in de gemeente. Ook dan is geen duidelijk onderscheid tussen talenten en gaven. Je zou kunnen zeggen dat God een talent kan nemen en dit door de kracht van de Heilige Geest kan omvormen om het als een geestesgave te gebruiken. Ik ben er niet zeker van of we altijd een duidelijke lijn kunnen trekken tussen geestesgaven en onze natuurlijke talenten. Ook omdat de Bijbel nergens een afgerond rijtje geeft van de gaven die er zijn. Veelal wordt er verwezen naar Romeinen 12:4-7, 1 Korintiërs 12:1-11 en Efeziërs 4:11-16. Maar er zijn ook nog wel andere Bijbelgedeelten te noemen zoals 1 Petrus 4:10,11. Ik kan me 28
zelfs voorstellen dat er gaven bestaan die niet in de Bijbel genoemd worden zoals gaven op technisch of administratief terrein. Als we ons beperken tot bovengenoemde tekstgedeelten denken we misschien wel te klein van Gods creativiteit en veelkleurigheid. Hoe het ook zij, God geeft gaven en talenten. Hij heeft niemand van ons overgeslagen. Ieder kan zijn of haar eigen inbreng hebben en zijn of haar specialiteiten inzetten. En daarom is het ook een goede zaak dat wij een zogenaamde Talentenbak kennen in onze gemeente. Andere kerken spreken over een Gavenbank. Hoe we het noemen is niet het belangrijkste, maar of we ons laten inschakelen. Om over door te praten: Weet jij waar jouw bekwaamheden liggen? En zo ja, ben je er al mee aan de slag gegaan?
Dag 13
Hoe ontdek ik mijn gave(n)?
29
Dit is alweer de derde meditatie over de gaven van de Heilige Geest. In de eerste meditatie hebben we stilgestaan bij de vraag wat gaven zijn. In de tweede meditatie hebben we nagedacht over de verschillen en overeenkomsten tussen gaven en talenten. Nu dus aandacht voor de vraag: hoe ontdek ik mijn gave(n)? Hiervoor wil ik een aantal suggesties doen. 1) Houd eraan vast, dat God u minstens één geestesgave heeft geschonken (zie 1 Kor.12:7) en dat Hij wil, dat u weet welke die is en dat u die gebruikt tot zijn eer. Paulus schreef aan de jonge Timotheus: Ik herinner u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is (2 Tim.1:6). 2) Ik geloof dat het ontdekken van onze gaven een zaak is van ernstig en oprecht gebed. We mogen God om leiding bidden om zo achter onze geestesgaven te komen. Ook zouden we zeker moeten weten dat we bereid zijn om onze gaven zo te gebruiken dat ze God eren. Als we ontdekken dat we eigenlijk niet willen weten wat onze gaven zijn en bang zijn dat God ons tot een bepaalde taak roept, dan zullen we dat moeten erkennen en belijden. 3) Een derde stap is een goed begrip van wat de Bijbel over de geestesgaven zegt. Uiteraard kunnen goede boeken daarbij helpen (zie onderstaande literatuurlijst), maar niets kan ons eigen onderzoeken van de Bijbel vervangen. 4) Een vierde stap om uw gaven te ontdekken betreft de kennis van uzelf en uw vermogens. Misschien zitten er in uw persoonlijke achtergrond ervaringen die u de ene of andere kant uitwijzen. Misschien ontdekken we dat we bepaalde dingen graag doen en dat we daar goed in zijn. Vaak is het goed om verschillende taken uit te proberen, in verschillende stukken kerkenwerk bijvoorbeeld. Andere broeders en zusters kunnen ons daar bij helpen. Wij zijn bijvoorbeeld ons niet bewust van ons vermogen om goed naar mensen te luisteren en een goed zielzorger te zijn. Maar naar verloop 30
van tijd ontdekken we dat steeds meer mensen naar ons toe komen om hun persoonlijke problemen met ons te bespreken. Misschien vertellen andere christenen ons dat we naar hun mening op dit punt bepaalde gaven hebben. Het ontdekkingsproces kan langdurig zijn en misschien ontdekken we zelfs dat bij het verstrijken van de jaren nieuwe gaven opduiken, zodat we voor nieuwe uitdagingen en mogelijkheden worden gesteld. Maar ik geloof stellig dat God, als wij ons open stellen voor de leiding van de Heilige Geest, ons wil zegenen en de gaven die de Geest ons gegeven heeft wil tonen. We mogen onszelf aanvaarden zoals we zijn en de gaven, die we hebben, dankbaar gebruiken. Zo komen we tot Gods bestemming met ons leven, als we al dat mooie wat Hij in ons gelegd heeft gaan gebruiken. Daar worden we zelf beter van, daar wordt de gemeente beter van en bovenal, daar wordt de Here Jezus mee geëerd. Voor wie meer wil lezen over dit onderwerp. Naar mijn idee zijn onderstaande boeken het bestuderen waard: -Gaven voor de gemeente, R.J.A. Doornenbal, P.A. Siebesma -De Heilige Geest, Gods kracht in dit leven, Billy Graham -De geestelijke gaven voor de opbouw van de gemeente, P. Wagner -De gaven van de Heilige Geest, L. Floor Om over door te praten: Welke gave heb jij ontvangen om in te zetten voor de opbouw van de gemeente?
Dag 14
En Hij heeft apostelen gegeven…(Efeze 4:11) 31
In drie vorige meditaties heb ik al met u stil gestaan bij de gaven van de Heilige Geest. Vragen als: wat zijn gaven, wat zijn talenten, hoe ik ontdek ik mijn gaven hebben inmiddels de revue gepasseerd. Ik wil nu graag een begin maken met het bespreken van een aantal gaven. In de brief van Paulus aan de Efeziërs worden er een aantal genoemd. Alhoewel, er zijn uitleggers die liever over bedieningen spreken in dit geval. Zij spreken bijvoorbeeld liever over de bediening van een apostel, die je dan uitoefent met de gave(n) die je ontvangen hebt. Op zich kan ik daar wel inkomen. Maar of we het nu hebben over de bediening van een apostel of over de gave van apostel, in beide gevallen gaat het om een geschenk van God, gekregen om de gelovigen toe te rusten. Nu wordt het woord apostel in de bijbel op verschillende manieren gebruikt. Letterlijk betekent het woord ‘iemand die uitgezonden wordt met een opdracht’. In die zin, is iedere christen een apostel. Want het zendingsbevel in Mattheüs 28, wat alle tijden en alle plaatsen omvat, is aan de gemeente, en dus aan ons allemaal, gegeven. We worden er dus allemaal op uitgezonden met een opdracht. Voor zover ik weet wordt het woord apostel in de bijbel één keer voor de Here Jezus zelf gebruikt. In Hebreeën 3:1 worden we opgeroepen om ons oog te richten op Jezus, de apostel en hogepriester van onze belijdenis. Hoewel Jezus zichzelf nooit apostel noemt, zegt Hij wel tegen zijn discipelen dat gelijk de Vader Hem heeft gezonden, de discipelen nu gezonden worden door Hem (Joh.20:21). Vandaar dat met name de twaalven (Luk.6:13) en ook Paulus (Gal.1:1) apostel worden genoemd in de bijbel. Deze apostelen nemen een unieke positie in. Zij waren de ooggetuigen van de historische Jezus en in het bijzonder van de opgestane Heer. De geschriften van het Nieuwe Testament zijn door de kerk als gezaghebbend aanvaard omdat ze rechtstreeks van een van deze apostelen afkomstig waren of uit de directe omgeving van de apostelen. In die zin vormen zij een unieke groep en zijn ze onvervangbaar. Toch spreekt de tekst van vandaag uit Efeze 4 over apostelen die aan de gemeenten gegeven zijn. Blijkbaar zijn er naast de ooggetuigen van Jezus, ook nog andere apostelen. Onze NBG vertaling gebruikt om deze mensen te onderscheiden van de twaalven vaak het woord ‘afgevaardigde’, maar in het 32
grieks staat er hetzelfde woord. Deze afgevaardigden werden vaak met een boodschap voor een andere gemeente op pad gestuurd. Tegenwoordig is er wel de neiging om mensen die zendingswerk of gemeentestichtend werk verrichten een apostel te noemen. En ook zijn er wel mensen die, om extra gewicht aan hun bediening te geven, zichzelf graag apostel noemen. Op zich is dat natuurlijk mogelijk, als we maar blijven onderkennen dat er een wezenlijk onderscheid is met de eerste apostelen, die de ooggetuigen waren van Christus en als het ware het fundament vormen van de christelijke gemeente, waarvan Jezus de Hoeksteen is. We kunnen onmogelijk aan deze hedendaagse apostelen het zelfde gezag toekennen als aan de twaalf apostelen. Welk woord we ook gebruiken voor deze gave, we mogen God danken dat Hij mannen en vrouwen(!) geeft die de wereld intrekken, het Evangelie verkondigen, gemeenten stichten, en zo meewerken aan de bouw van Gods Koninkrijk. De Heilige Geest heeft hen daarvoor toegerust, bekwaam gemaakt. En omdat deze ‘apostelen’ gehoor gaven aan hun roeping gaat het Evangelie al eeuwen de wereld door. Om over door te praten: Hoe kun jij meewerken aan de verkondiging van het Evangelie in de wereld?
Dag 15
33
En Hij heeft profeten gegeven…(Efeze 4:11) In de vorige meditatie heb ik samen met u stilgestaan bij de gave van apostelschap. De tweede gave die onze tekst noemt is de gave van profetie. Profetie is een belangrijke gave. De apostel Paulus stimuleert de gemeente van Corinthe om zich vooral uit te strekken naar deze gave (1Cor.14:1). Als deze gave zo belangrijk is, dan is het ook belangrijk om ons er in te verdiepen wat Paulus ermee bedoelt. De bijbel spreekt op twee manieren over profeteren. Aan de ene kant wordt er het rechtstreeks spreken van God via de profeten genoemd. Het feit dat een profeet door rechtstreekse openbaring van God spreekt, maakt ook het voorkomen van valse profetie mogelijk. Vandaar dat de bijbel ons oproept om de profetieën te toetsen (1 Tess.5:20,21). Volgens 1 Cor. 14:3 kent profeteren ook een andere kant. Dan gaat het over het opbouwen, onderrichten, vertroosten en het vermanen van de gelovige in de plaatselijke gemeente. De gave van de voorzeggende profetie bestaat niet meer in die omvang die in de christenheid van de eerste eeuw had. God openbaart niet meer ‘nieuwe waarheid’, de Bijbel heeft aan de achterkant een kaft. De canon van de Bijbel is afgesloten. Naar mijn overtuiging moet de gave van profetie worden gebruikt in de ruime zin van het aan Gods volk voorhouden van ontvangen waarheden, niet door directe openbaring maar vanuit nauwkeurige studie van het voltooide en onfeilbare Woord van God. Het is het werk van de Heilige Geest om de gedachten van de profeten te verlichten, zodat ze Gods Woord verstaan en het toepassen. Ook dan blijft het belang van de toetsing overeind staan. In zekere zin zouden alle christenen moeten kunnen onderscheiden en zowel echt als vals moeten kunnen vaststellen. Want iedere christen zou in de Bijbel thuis moeten zijn en moeten weten wat de Bijbel leert. Het feit dat God geen ‘nieuwe waarheid’ meer openbaart, neemt trouwens niet weg dat God Zijn wil of leiding voor ons leven aan ons kan openbaren. Dat gebeurt wel zeker. Veel christenen hebben in hun leven Gods leiding ervaren door gebeurtenissen, bijbelwoorden of ook door het rechtstreeks horen van Gods stem. Maar dan gaat het nog niet direct over profetie. In de vroege kerk kende men de gewoonte om verschillende gemeenteleden te laten profeteren in de samenkomsten. Dit gebeurde zowel door mannen als 34
vrouwen (1 Cor.11:5). Deze profetieën werden dan later met elkaar besproken. En zo werd getoetst of de profetieën in overeenstemming zijn met Gods wil en woord. Deze vorm kennen wij niet meer. Onze verdiepingsdiensten met na afloop interactie hebben er nog het meest van weg. Maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om steeds weer te toetsen of het gebrachte in overeenstemming is met Gods wil. We hebben allemaal de Heilige Geest gekregen om te onderscheiden wat Gods bedoeling is. De één om te profeteren de ander om te toetsen. Uitspraken als “de dominee zal het weten” zijn dus eigenlijk onbijbels. We hebben elkaar nodig, de voorganger heeft de gemeente nodig en de gemeente heeft de voorganger nodig. En samen mogen we onder de leiding van de Geest proberen te verstaan wat de Geest tot de gemeente zegt. Om over door te praten: Probeer jij ook de prediking in de gemeente te toetsen aan Gods Woord? En als je twijfelt, durf je het dan bespreekbaar te maken bij de voorganger?
35
Dag 16
En Hij heeft evangelisten gegeven…(Efeze 4:11)
In zijn brief aan de Efeziërs behandelt de apostel Paulus verschillende gaven van de Heilige Geest. We hebben het inmiddels al gehad over de gaven van apostelschap en profetie. Nu wil ik graag stil staan bij de gave van evangelisatie. De term ‘evangelist’ komt van een grieks woord, dat ‘iemand die goed nieuws aankondigt’ betekent. Het woord evangelist komt maar driemaal voor in het Nieuwe Testament. In Hand. 21:8 wordt Filippus een evangelist genoemd, de apostel Paulus drong er bij Timotheus op aan het werk van een evangelist te doen (2 Tim.4:5) en in de bovenstaande tekst uit Ef. 4 zegt Paulus dat er evangelisten aan de gemeente zijn gegeven. In de kerk is in het verleden de gave van evangelist vaak ondergewaardeerd geweest. Men had meer oog voor de herder en de leraar. Hierdoor heeft de kerk ook wel zegen misgelopen. Dat is ook één van de redenen dat evangelisten vaak hun roeping buiten de officiele kerk hebben gevolgd. De boodschap van een evangelist cirkelt bijna noodzakelijkerwijs om de inhoud van het Evangelie. Tot de kern van zijn boodschap behoren de dood, begrafenis en opstanding van Christus, de wederkomst en de noodzaak voor iedereen om zich te bekeren en tot geloof te komen. Kenmerkend voor de boodschap van een evangelist is dat deze boodschap oproept tot een beslissing. Sommigen zeggen ja, anderen zeggen nee en weer anderen talmen. Maar in feite hoort niemand de boodschap van het Evangelie zonder dat hij een beslissing neemt. Nu moeten we wel goed voor ogen houden wat een evangelist niet kan. Een evangelist kan niemand overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, want dat is het werk van de Heilige Geest (Joh. 16:8). Een evangelist kan niemand tot wedergeboorte brengen, want ook dat is het werk van de Heilige Geest. Een evangelist kan wèl mensen aansporen om Christus te aanvaarden als Verlosser en Hem te volgen als Heer, maar het beslissende werk wordt door de Heilige Geest gedaan. De Geest werkt in op het denken, het hart en de wil van 36
een mens. De boodschapper mag zorgen voor het mogelijke en hij vertrouwt God dat Hij het onmogelijke doet! Als er over evangelisten gesproken wordt, dan denken velen van ons meteen aan de groten, zoals Billy Graham. Maar er zijn heel veel varianten waarin de gave van evangelisatie zich kan openbaren. Deze gave is te vinden onder mannen en vrouwen, vrijwilligers en beroepskrachten, fulltimers en parttimers, binnenkerkelijk en interkerkelijk, enz. Velen gebruiken hun gave door radiowerk, anderen door literatuur, muziek, sport of internet. God heeft een overvloed aan wegen geschonken waarop deze gave beoefend kan worden. Het maakt niet uit hoe de gave wordt beoefend, het doel is altijd hetzelfde: mensen brengen tot overgave aan Jezus Christus en dat de nieuwgelovige een plaats mag vinden in een christelijke gemeente. Wat opvalt is dat onze tekst zegt dat evangelisten aan de gemeente zijn gegeven om de heiligen toe te rusten. Dat betekent m.i. dat evangelisten en evangelisatiecommissies er niet alleen zijn om te evangeliseren, maar ook om de gemeente te motiveren, te mobiliseren en te leren hoe iedere gelovige een getuige kan zijn in zijn of haar leefwereld. Onze gemeente heeft zending en evangelisatie altijd hoog in het vaandel gehad. En zo hoort het ook. Omdat het Gods verlangen is dat alle mensen tot de erkentenis van de waarheid komen, wil Hij de gemeente inschakelen in de verkondiging van het Goede Nieuws. Gods verlangen hoort ook ons verlangen te zijn. En voor de uitwerking van Gods verlangen voor de wereld zijn de evangelisten onmisbaar! Om over door te praten: Niet iedere christen is een evangelist. Iedere christen is wel een getuige. Hoe kun je er voor zorgen dat je een ‘goede getuige’ bent?
37
Dag 17
En Hij heeft herders gegeven…(Efeze 4:11)
Als ik u vraag waar in de bijbel het woord ‘herder’ staat, dan is de kans erg groot dat u Psalm 23 of Johannes 10 noemt. Psalm 23 (De HERE is mijn Herder) is ongetwijfeld de bekendste psalm. En Johannes 10, waar Jezus zichzelf de Goede Herder noemt, is een bekend en geliefd bijbelgedeelte. Als in deze bijbelgedeelten gesproken wordt over de Here God of de Here Jezus als ‘herder’ dan roept dat het beeld op van de herder die voor de kudde zorgt. De herder voorziet de kudde van voedsel, hij leidt de kudde naar veilige plaatsen en beschermt de kudde tegen gevaar. Als onze tekst spreekt over de gave van herderschap dan mogen we best een vergelijking maken met het beeld van de herder uit bovengenoemde bijbelgedeelten. Want zoals een herder zorgt voor de kudde, zorgt iemand met de gaven van herderschap in geestelijk opzicht voor één of meerdere gelovigen. Nu hebben we de neiging om bij een herder in de gemeente meteen aan de voorgangers of ouderlingen te denken. En dat is ook niet helemaal onterecht, de taak van de voorganger en ouderling is een herderlijke taak. Hoewel de apostel Paulus in gesprek met de oudsten van Efeze (Hand.20:28) het woord ‘herder’ niet gebruikt roept hij de oudsten wel op toe te zien op de kudde en de gemeente te weiden. Maar het is wel goed om te realiseren dat er in de gemeente ouderlingen of voorgangers aktief kunnen zijn die niet de gave van het herderschap hebben. Dat hoeft ook helemaal niet erg te zijn. Ook binnen een kerkenraad, of zoals in ons geval als er twee voorgangers zijn, is het juist goed om verschillende gaven te hebben, zodat men elkaar kan aanvullen met de verschillende bekwaamheden die er zijn. Want naast het herderschap is er in de kerkenraad bijvoorbeeld ook behoefte aan gaven van besturen, van leiderschap of van leraar. Anderzijds is het zeker ook niet uitgesloten dat er gemeenteleden zijn met de gave van herderschap, die niet een herderlijke functie als ouderling of voorganger hebben. Voor het goed functioneren van de gemeente is het zeer belangrijk dat deze gaven wel 38
ingezet kunnen worden. Daarom is het ook zo goed dat er in onze gemeente een zorgteam actief is, dat er ouderenbezoek plaatsvindt, maar ook dat individuele gelovigen omzien naar elkaar. En niet te vergeten vervullen al die vrijwilligers bij de zondagsschool, het clubwerk en de huiscatechese een herderlijke taak. Op deze manier kunnen de gaven volop tot ontplooiing komen en hoeven de herderlijke taken niet alleen maar door ouderlingen of voorgangers te worden gedaan. Ook deze mooie gave heeft de Heilige Geest gegeven opdat de gemeente wordt opgebouwd en wij met elkaar mogen groeien naar Hem die het hoofd is, Christus. Om over door te praten: Zijn er mensen die voor jou een herder zijn geweest in je geloofsontwikkeling? Kun jij ook voor iemand anders een herder zijn?
39
Dag 18
En Hij heeft leraars gegeven…(Efeze 4:11)
In het bekende zendingsbevel van de Here Jezus (Matt. 28:19,20) krijgen de discipelen de opdracht om alle volken tot discipel van Jezus te maken. In het leiden van mensen tot bekering is de gave van zending en evangelisatie van groot belang. Maar direct nadat mensen tot geloof gekomen zijn, is het de bedoeling van de Here Jezus dat mensen leren onderhouden wat Hij heeft bevolen. Bekering, hoe belangrijk ook, is dus geen doel op zich. Na bekering wordt er geestelijke groei verwacht. En om die geestelijke groei te bewerken heeft de Heilige Geest de gave van het leraarschap gegeven. Ondericht is een door de Heilige Geest geschonken vermogen om kennis en toepassing van Gods Woord in te bouwen in het leven, denken en gedrag van christenen. Het doel van de onderrichting is dat mensen groeien naar gelijkvormigheid aan het beeld van Christus. Men zegt wel dat Paulus hier in de lijst van gaven in Efeze 4 een nauw verband suggereert tussen de gave van herder en leraar, zodat er zelfs gesproken zou kunnen worden van de gave van ‘herder-leraar’, alsof het één gave is. Dit versterkt in ieder geval de gedachte dat de geestelijke leraar een invoelend inlevingsvermogen moet hebben in de noden van de mensen die hij onderricht. Net als alle geestesgaven is het leraarschap een bovennatuurlijk vermogen dat de Heilige Geest schenkt. Een akademische graad is dan ook geen garantie voor de gave van leraarschap. Er kunnen leraren in de gemeente zijn die geen hoge opleiding in de theologie hebben genoten. En er kunnen theologisch hooggeschoolde gemeenteleden zijn, die toch niet de gave van het leraarschap hebben. Daarmee wil ik uiteraard niets afdoen van het belang van een goede en gedegen theologiestudie. We mogen onze intellektuele vermogens inzetten voor de opbouw van de gemeente. 40
Net als bij de herder geldt ook voor de leraar dat we niet alleen aan predikanten en voorgangers moeten denken bij deze gave. De gave van leraar kan in allerlei verbanden worden gebruikt, van een theologische opleiding of bijbelschool tot een zondagsschool of bijbelkring. Het gaat erom dat degene die deze gave bezit haar gebruikt wanneer en waar God het wil. Bij Agapè, de organisatie waar ik heel wat jaren heb mogen werken, lieten we ons leiden door twee bijbelteksten. Het zendingsbevel uit Matt. 28 (zie hierboven) en 2 Timotheus 2:2: ‘Wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten’. Dat lijkt een beetje op een wiskundige formule om het Evangelie te verbreiden. Paulus gaf onderricht aan Timotheus. Timotheus deelde wat hij wist met betrouwbare mensen, deze betrouwbare mensen zouden daarna anderen instrueren. En zo gaat het proces steeds verder. Wanneer elke gelovige dit patroon zou toepassen, zou de hele wereld in één generatie met het Evangelie bereikt zijn. Massacampagnes, hoe belangrijk ook, zullen nooit de grote opdracht vervullen, maar een werk van man tot man zal dat wel doen. In de geestelijke opbouw van gelovigen zijn de leraars een onmisbare schakel. Zij mogen met de hun gegeven gaven en talenten de heiligen – dat zijn de gelovigen – toerusten dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus (Efeze 4:12). Om over door te praten: Omdat de Here Jezus groei in kennis belangrijk vindt heeft Hij leraars aan de Gemeente gegeven. Hoe kun je zelf zorgen dat je groeit in kennis?
41
Dag 19
Jaagt de liefde na en streeft naar de gaven des Geestes…. (1 Kor.14:1)
Het was in het begin van 2010 dat ds. Kasper Kruithof en ik besloten de meditaties in het maandblad te schrijven over de Heilige Geest. Terwijl ds. Kruithof om de maand een meditatie verzorgde over ‘de vrucht van de Geest’ schreef ik om de maand over ‘de gaven van de Geest’. Met deze negende meditatie wil ik graag het onderwerp ‘gaven’ afsluiten. Inmiddels hebben we het gehad over de vraag wat gaven eigenlijk zijn en waarvoor ze gebruikt mogen worden. We hebben nagedacht over het verschil tussen gaven en talenten. Ook de vraag hoe we onze gaven ontdekken is besproken. Daarna hebben we aan de hand van Efeze 4:11 de gaven van apostel, profeet, evangelist, herder en leraar behandeld. Een gemeente waar veel nadruk ligt op het gebruik van gaven is de gemeente van Korinthe. De apostel Paulus schrijft aan de gemeente dat de gemeente ten aanzien van geen enkele genadegave te kort is gekomen (1:7). Ook uit de hoofdstukken 12 t/m 14, waar Paulus behandelt hoe de gaven toegepast mogen worden in de samenkomsten, blijkt wel dat de gaven volop functioneren. Ondanks dat er volop aandacht is voor de gaven van de Geest moet Paulus de Korinthiërs schrijven dat zij leven als onveranderde, vleselijke mensen (3:3). Hij vergelijkt hen met onmondigen (3:1), dat zijn babies in het geloof. Men had de mond vol over de gaven maar leefde ondertussen in verdeeldheid en partijschap. Blijkbaar is het functioneren van de gaven van de Geest in de gemeente geen garantie voor een goed geestelijk leven. Niet de vraag of de gaven functioneren is dan van belang, maar de vraag hoe er met de gaven wordt omgegaan. En daar zat, wat de Korinthiërs betreft, nu juist het probleem. 42
Het is dan ook niet toevallig dat midden tussen 1 Korinthe 12 en 1 Korinthe 14 dat bekende hoofdstuk 13 staat over de liefde. In dit hoofdstuk benadrukt Paulus dat de gaven pas goed functioneren als ze in liefde worden beoefend. Al sprak ik in tongen…., al had ik profetische gaven…., al had ik de gave van mededeelzaamheid en gaf ik alles weg…., al zou ik als martelaar sterven voor mijn geloof…., zonder liefde is het niets! Paulus rekent hier dus af met de gedachte dat degene die in het oog springende gaven heeft, daarmee wel automatisch heel dicht bij God zou leven. Dat is beslist onjuist. Het is een vergissing dat de man of vrouw op het podium die zo mooi bidt, (s)preekt, muziek maakt of zingt altijd als vanzelf meer geestelijk is, dan de mensen die geen podiumfunctie vervullen. Het zou net zo goed andersom kunnen zijn. De mensen die de minder in het oog springende gaven beoefenen kunnen dat wel eens vanuit een meer dienende en geestelijke houding doen dan de mensen op het podium. Want juist bij podiumfuncties is het gevaar van eigen eer en hoogmoed levensgroot aanwezig. Hier zien we de beide onderwerpen ‘gaven’ en ‘vrucht’ van de Geest bij elkaar komen. Gaven zonder de liefde stellen niets voor. En de vrucht van de Geest is immers liefde (Gal.5:22). Hiermee wil ik uiteraard niet zeggen dat gaven niet belangrijk zouden zijn. De bijbel spreekt er uitgebreid over en het is absoluut van belang dat we onze gaven beschikbaar stellen voor de opbouw van de gemeente. Maar laten we daarbij nooit vergeten dat het voortvloeit uit liefde. Uit liefde voor God en uit liefde voor onze naaste mogen we ons dienstbaar opstellen. Niet tè bescheiden en niet tè hoog van de toren. Beschikbaar, met alles wie we zijn en alles wat we kunnen. Je zou kunnen zeggen dat liefde het motief is om je gaven in te zetten en dat de gaven het middel zijn om je liefde te laten blijken. Zo mogen we gemeente zijn. Ieder deel van het lichaam draagt naar vermogen bij tot de groei van het lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde (Efeze 4: 16 NBV). Om over door te praten: 43
Liefde is het motief om je gaven in te zetten. Gaven zijn het middel om je liefde te laten blijken. Is jouw liefde zichtbaar in de manier waarop je met je gaven omgaat?
44