De Gaven van de Geest Een serie preken over de Persoon en het Werk van de Heilige Geest – nr 3 Nav. Zondag 20 HC en 1 Korintiërs 12 Gereformeerde Kerk Vrouwenpolder – 13 april 2008 – 14:30 uur Votum en groet Lofprijzing: Psalm 84:1, 3 en 4; Gezang 244: 1, 2 en 4 (LvdK) Gebed om de Verlichting door de Heilige Geest Schriftlezing: 1 Korintiërs 12 Zingen: Gezang 477 : 1-3 (LvdK) Preek over de GAVEN van de Geest nav Zondag 20 HC Na de preek zingen: Gezang 106: 1 en 4 (Oud GK 28) Geloofsbelijdenis (Credo) en zingen: Ps 119:66 Dankzegging en voorbeden Collecte voor de Kerk Slotzang: Gezang 476:1,2 en 5 (LvdK) Zegen
Gemeente bemind door onze Heer Jezus Christus, brs en zrs, gewaardeerde gasten, In deze derde preek over zondag 20 – over de Heilige Geest – wil ik het vanmiddag hebben over de GAVEN van de Geest. In de Handleiding vindt u daar iets over. En leest u vooral dat schemaatje van pag. over de vier plaatsen in de brieven waar de apostelen spreken over de gaven van de Geest. Om te beginnen wil ik even in het kort iets verduidelijken over wat het verschil is tussen Gaven van de Geest en de Vruchten van de Geest. Een gave is een geschenk. Charismata, dat zijn geschenken, cadeaus die de Geest geeft. Een vrucht is iets dat groeit. Er zijn veel soorten vruchten, grote en kleine, in allerlei kleuren en smaken. Dit wat ik hier laat zien is geloof ik een mini-boompje, een sier sinaasappel. De vruchten zijn heel klein, in weet niet eens of je ze eten kunt. Maar omdat ik dit plantje verwaarloosd heb, ging het bijna dood. De bladeren vielen uit en de vruchtjes zijn verschrompeld. Om goede, lekkere vruchten te krijgen, moet je een boom of een plant goed verzorgen: met goede grond, met mest, niet te veel en niet te weinig, met zonlicht en licht – niet te veel zonlicht en vooral geen tocht. Met liefde ook. En vooral ook met water, niet te veel en niet te weinig. Dan groeit de plant en komen er vruchten aan. De gaven van de Geest zijn geschenken, maar de vruchten zijn dingen die in ons leven groeien. Die gaven worden ons gegeven door de Geest. Geschenken die voor 100 % van de Geest zijn. De Geest bepaalt wie welke gave krijgt. Daar hebben wij mensen totaal geen invloed op. Vanmiddag gaat het dus over de GAVEN van de GEEST, en volgende keer hebben we het over de VRUCHTEN van de Geest nav Galaten 5,22. Je kunt soms wel eens horen: de Gaven van de Geest die genoemd worden in 1 Kor 12 zijn niet voor gewone mensen zoals wij bestemd. Dat waren gaven voor de apostelen. Maar nergens is duidelijk geworden dat deze gaven alleen aan de apostelen beloofd zijn! Anderen zeggen: het zijn ‘startversterkers’, bijzondere gaven die door de Geest gegeven zijn in de tijd van de apostelen, maar daarna uit de kerk verdwenen zouden zijn. Ik denk dat het een misvatting is. God verandert niet, Hij heeft zijn belofte van de gaven van de Geest óók aan ons gegeven. Die Geest is ons beloofd! Beloofd is beloofd! Die Geest, de Heilige Geest verandert niet! Maar omdat het een gave is, kunnen wij er niet vrijelijk over beschikken. Ook deze gaven moeten je gegeven worden door de Geest. De Drie-enige God beslist waar en wanneer Hij deze gaven uitdeelt aan de gelovigen. Waarom wij vandaag zo weinig menen te zien van die bijzondere gaven, weet ik niet. En dat kúnnen wij ook niet weten, want de Geest beschikt soeverein over wie Hij zijn gaven geeft en wanneer. 1
Over de verschillende gaven die er nog zijn, gaat het vanmiddag. Dus eigenlijk vooral over 1 Korintiërs 12:8-10. Let erop, tegenover de leden van de gemeente van Korinte begint de apostel te zeggen dat zij tot geloof in Jezus Christus gekomen zijn door de werking van de Geest. De belijdenis Jezus is [mijn] Heer, kan alleen maar tot stand komen door toedoen van de Geest. En dan spreekt de apostel over welke gaven – charismata – de Geest geeft aan de leden van de gemeente. Het is een verscheidenheid aan gaven. Opvallend is dat hij zegt dat in iedereen, in iedere gelovige, het werk van de Geest zichtbaar is, vers 7. Vergeet dat nooit: De Geest is werkzaam in de gemeente, om de gemeente op te bouwen in het geloof in Christus. 4 Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; 5 er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer; 6 er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar het is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt. 7 In iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente. In de verzen 8-11 noemt hij dan de negen bijzondere gaven. 8 Aan de een wordt door de Geest het verkondigen van wijsheid geschonken, aan de ander door diezelfde Geest het overdragen van kennis; 9 de een ontvangt van de Geest een groot geloof, de ander de gave om te genezen. 10 En weer anderen de kracht om wonderen te verrichten, om te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om in klanktaal te spreken of om uit te leggen wat daar de betekenis van is. 11 Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil. Negen gaven dus, geschenken, die door de Geest gegeven kunnen worden. De apostel gebruikt de naam charismata (we herkennen dat woord ook uit kerkelijke sfeer: charismatische beweging, charismatische kerken ...). Het is goed om niet te vergeten dat deze genadegaven door de apostel in 1 Korintiërs, de hoofdstukken 12-14, op drie verschillende manier worden omschreven, al vinden we in de NBV steeds vertaald: ‘gaven’: 1. In 1 Kor 12 vers 1 noemt hij deze geschenken letterlijk ‘pneumatika’, ‘gaven van de Geest’ – in de oude vertaling NGB-51: ‘uitingen van de Geest’. En in 1 Kor 14,1 weer pneumatika – gaven van de Geest. 2. In 1 Kor 12 vers 4 noemt hij ze: ‘genadegaven’, letterlijk: ‘charismata’. 3. In 1 Kor 12,7 worden deze gaven genoemd: ‘de openbaringen van de Geest tot het welzijn van allen’, in de NBV omschreven als: ‘dat de Geest zichtbaar aan het werk is, ten bate van de gemeente’. Uit de beschrijving van 1 Korintiërs 14 blijkt dat deze gaven aan de gemeente geschonken zijn, en vooral tot uiting komen in de samenkomst van de gemeente. In deze brief bespreekt de apostel de vraag hoe de gemeente met deze gaven om moet gaan. Hij geeft bepaalde correcties, omdat er bepaalde problemen in de gemeente ontstaan zijn. Dus hij biedt geen alomvattende lijst van de gaven van de Geest. De apostel benadrukt dat er verscheidenheid aan gaven is, maar dat er één Geest is. Er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer. Er zijn verschillende uitingen van bijzondere kracht, maar er is één God die ze allemaal en bij iedereen teweegbrengt, 1 Kor 12 vers 4-6. Over de dienende taken spreekt de apostel in 1 Kor 12,28. Deze taken worden verricht door: 1. apostelen, 2. profeten, 3. leraren. Voelt u het, dat de apostel hier geen genadegaven noemt, maar hij wijst op mensen die aan de gemeente gegeven zijn om iets te doen. Dus mensen met een bijzondere bediening. Noem het een roeping, een ambt, een taak die mensen krijgen: een gave en een opdracht: het apostelschap, de profetie en het leraarschap. De Geest schenkt het vermogen om wonderen te verrichten, de gave om te genezen, het vermogen om bijstand te verlenen, om leiding te 2
geven, of in klanktaal te spreken. ... Hij sluit af met de verzekering dat deze gaven allemaal niet bij iedereen voorkomen. En hij bezweert de gemeente om zich op de hoogste gaven te richten. En weg daarheen is een weg die nóg voortreffelijker is: en dat is het indrukwekkende hoofdstuk over de liefde: 1 Korinte 13, het hooglied van de liefde, dat eindigt met de belofte: ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde, 1 Kor 13,13. De apostel geeft in de concrete situatie van Korinte een kort overzicht van de gaven of uitingen van de Geest. Hij brengt zelf een driedeling aan. 1. Eerst noemt hij de gaven van de Geest waaraan blijkbaar geen gebrek was in de gemeente: a. het verkondigen van wijsheid b. het overdragen van kennis 2. In de tweede groep worden vijf gaven genoemd die ‘buitengewoon’ zijn. a. de één ontvangt een groot geloof, b. de ander de gave om te genezen c. weer een ander ontvangt de kracht om wonderen te verrichten d. weer een ander om te profeteren e. of om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is. 3. Ten slotte noemt hij twee gaven die ons heel wat hoofdbrekens kosten: a. het spreken in (vreemde) talen b. en de gave van het uitleggen van wat er gezegd wordt in (andere) talen. Deze gaven worden geschonken door één en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals Hij wil. Over de eerste groep van twee gaven, even het volgende. Het spreken met wijsheid en het overdragen van kennis. Het blijkt dus in de eerste plaats te gaan om het verkondigen van het evangelie van het kruis, 1 Kor 1,18-2,16. Want aan het begin van de brief stelde hij al dat hij van geen andere kennis wilde weten dan die over Jezus Christus, de gekruisigde, 1 Kor 2,2. Het verkondigen van kennis van ‘de gekruisigde’ heeft dus te maken met een bijzondere gave, dat er inzicht, wijsheid en kennis is van het geheim van het Evangelie, 1 Kor 13,2. Tot slot wil ik nog drie gaven van de Geest noemen die ons voor moeilijke vragen stellen. Het spreken in tongen, of zoals de NBV vertaalt: spreken in klanktaal, en de profetie en de gave van genezing. 1. Eerst over het spreken in tongen of het spreken in klanktaal. Het wordt duidelijk dat de apostel in 1 Kor 12,10 en 1 Kor 14,2 het heeft over iets bijzonders. Hij wijst deze zaken aan en noemt ze in één adem: in de gemeente kan de Geest de gave geven aan gelovigen om in vreemde talen te spreken, en tegelijk kan de Geest de gave schenken om wat in een vreemde taal gesproken is te interpreteren, uit te leggen. De regels ervoor, gegeven in 1 Kor 14,27-28, is niet dat men in een soort toestand van extase of in een soort trance alle controle over zichzelf verliest en lofprijzingen begint te roepen in een taal die men niet kent en nog nooit geleerd heeft. Het gaat om het kunnen spreken in een onbekende taal. De vertaling van glossai is niet gemakkelijk. In de oude vertaling vinden de letterlijke overzetting: het spreken in tongen. Glossolalie, tongentaal dus. Letterlijk ‘spreken in tongen’. De NBV vertaalt consequent: spreken in klanktaal. Maar het Griekse woord glossai kan twee dingen betekenen: tongen óf talen. Maar omdat het uit de context duidelijk moet worden wat bedoeld is, kan het niet anders betekenen dan: het spreken van talen. Het is niet mogelijk te 3
lezen: het spreken in tongen, want een tong is een onderdeel (pars pro toto) van het spraakorgaan, de stem. We moeten het dus wel verstaan als: het spreken in talen. Maar uit de woorden van Paulus blijkt dat het gaat om vreemde talen, die men niet kan verstaan. De Geest kan dus mensen de gave schenken om in een vreemde taal is te zeggen tegen God. God te prijzen, dus letterlijk de geheimen van God tot God te spreken in prijzende woorden, in een taal die voor de hoorders in de gemeente niet te verstaan zijn. Over wat soort van taal gaat het? Is het een aardse taal of een hemelse taal? Daarover verschillende de meningen van de uitleggers. Opvallend is dat Paulus er in 1 Kor 14 van uit gaat dat er in de bijeengekomen gemeente géén gelovigen zijn die deze onbekende taal kunnen verstaan. Hij legt te veel nadruk op de noodzaak van interpretatie van wat in de onbekende taal gesproken wordt, 1 Kor 14,10-12. Als je er mee rekent dat in 1 Kor 13,1 gesproken wordt van de mogelijkheid om te kunnen spreken in ‘álle talen van de mensen, en die van de engelen’. Hoe dan ook, of het bij deze gave van de Geest nu gaat om een vreemde mensentaal die door niemand gekend wordt, of om een engelentaal, het gaat om lofprijzingen in talen die voor de kerkgangers onbekend zijn. Wat het gebruik betreft: de apostel waardeert deze gave in de gemeente in hoge mate. Hij loopt echter niet over van enthousiasme, omdat hij glashelder is over de wenselijkheid en de noodzaak van uitleggen. Hij laat zich positief uit over deze gave in het persoonlijk gebed. Hij waarschuwt scherp voor de rol die het persoonlijke en individuele spreken in andere talen gaat spelen in de openbare samenkomst. Deze gave is bedoeld om de gemeente te stichten. Nu zien we ook meteen hoe overtrokken en krampachtig men in sommige Pinksterkerken en charismatische groepen omgaat met deze gave van de Geest. Zij vatten het kunnen spreken in andere talen (of ‘tongen’) op als een bovennatuurlijke activiteit van de Geest. Dat kunnen wij als ‘gewone’ mensen niet nagaan, als wij daarvoor de gave om te onderscheiden wat van de Geest afkomstig is en wat niet nodig hebben. Ze gaan echter geheel in de fout wanneer zij de gave van het spreken in tongen zien als bewijs van echt geloof hebben. Men schept daarmee een tweespalt in de gemeente: de échte gelovigen, die vervult zijn van de Geest en als bewijs daarvan in ‘tongen’ kunnen spreken, en de ándere gelovigen die deze gave niet hebben en dus minder zijn, kleiner geloof hebben, of de ‘second blessing’ missen, of nog niet gedoopt zijn met de Heilige Geest, of hoe ze dat ook duiden. Gereformeerde mensen geloven dat de Geest de gave van het spreken in ‘klanktaal’ kúnnen ontvangen. Misschien bidden ze erom, maar ze weten dat het een gave is die de Geest kan geven, maar waarover wij niet vrijmachtig de beschikking hebben. Wij geloven dat de Geest van Pinksteren nog steeds de Geest van Pinksteren is. Wij verklaren nooit het afwezig zijn van deze gave van de Geest als een bewijs van ongeloof. Wij prijzen God die de gaven van de Geest, alle gaven die in 1 Kor 12 genoemd worden, geeft aan wie Hij wil en wanneer Hij wil. 2. Van alle genadegaven (charismata) die in de brieven van Paulus worden genoemd, komt de gave van de profetie het meest voor. Elders noemt hij de gave van de profetie, als een bijzonder gave ook wel ‘een bekendmaking door een openbaring’, Gal 2,2. Uit de meeste teksten in de brieven waarin de profetie genoemd wordt, blijkt dat profetie een gangbare gave is van de Geest. Vgl. 1 Tes 5,10; 1 Kor 11,4-5; 1 Kor 12,10-14:40; Rom 12,6; Ef. 2,20; Ef. 3,5; Ef. 4,11; 1 Tim 1,18; 1 Tim 4,14; 2 Tes 2,2. Vanuit het OT weten we al dat de gave van profetie in de hele Schrift voorkomt. Het lijken spontane boodschappen die mensen op eigen initiatief kunnen geven, maar duidelijk is dat het God is die een profeet roept, en ook bekend maakt wát Hij wil dat er gezegd wordt. We lezen in het OT altijd de begin woorden van een profetie: Hoort het Woord van de HEER ... Maar er zijn ook héél veel voorbeelden van mensen die op eigen gezag hun eigen,
4
zelfbedachte woorden spreken. Deze profeten spreken in overmoed en worden als valse profeten afgewezen. In 1 Kor 14,29-32 lezen we van schijnbaar spontane uitingen van de Geest, als iemand een openbaring ten deel valt. In werkelijkheid spreekt de Geest door hen. Dan is er sprake van een profetie, een bekendmaking van God. Steeds blijkt het in deze brief van Paulus dat álle profetie door de gemeente moet worden beoordeeld. En daarvoor is ook een gave van de Geest beloofd, let maar wat er staat in 1 Kor 12,10: ‘om te onderscheiden van wel en wat niet van de Geest afkomstig is’, vgl. 1 Kor 14.29. Hoe kunnen wij deze gave van de profetie anders beoordelen dan met wat God al geopenbaard heeft? We vinden in de Schrift dan ook vele voorbeelden dat gelovigen dromen en openbaringen, profetieën dus, in gebed voorleggen aan God en vragen of God hen de weg wilt wijzen, vgl. Paulus in Handelingen 16,9, waar Paulus een visioen kreeg van een Macedonische man die te hulp riep. We lezen dat Paulus daarop meteen wilde vertrekken, omdat ‘wij eruit opmaakten dat God ons geroepen had om aan de mensen daar het evangelie te verkondigen’, Handelingen 16,10. Andere teksten laten ons merken dat de profetie een belangrijke gave van de Geest is om de gemeente op te bouwen in het geloof, Efeziërs. 4,11-16. De beoordeling van welke profetische gave ook vindt altijd plaats onder het gezag van de Schriften. De woorden van profeten en apostelen zijn ook door de Geest met kracht vervuld en voorzien van Goddelijk gezag. In 1 Tessalonicenzen 5,19-22 zegt de apostel: 19 Doof de Geest niet uit 20 en veracht de profetieën niet die Hij u ingeeft. 21 Onderzoek alles, behoud het goede 22 en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet. Wij laten dus maar niet alles toe van wie beweert iets te spreken in ‘in de naam van God’. Het doel is: de Geest niet uit te doven, en tegelijk te blijven beoordelen wat de Geest zegt door de gave van de profetie. Mooi voorbeeld hiervan vinden we in 2 Tes 2, waar gemeld wordt van een gemeentelid dat in het wilde weg en op gezag van Paulus geprofeteerd heeft dat de dag van de Heer al gekomen was. Paulus reageert hierop in 2 Tes 2,3-12 dat die boodschap tegengesteld is aan wat hij hun feitelijk steeds heeft voorgehouden: het tijdstip van de wederkomst is niet te geven. De apostel heeft het evangelie ten volle bekend gemaakt. Hij sprak als apostel en was vervuld van de Geest. Zijn woorden hebben profetisch gezag. En heeft daarom gezag om de gave van de profetie van anderen te beoordelen. 3. De apostel noemt in 1 Korintiërs 12 twee soorten van de gave van wonderen. De gave van genezing, 1 Kor 12,9, en de kracht om wonderen te verrichten, 1 Kor 12,10. Het is de vraag of hiermee hetzelfde bedoeld is, of twee verschillende soorten van gave van het wonder. Ik denk dat de gave van genezing verwijst naar genezing van lichamelijke ziekten en geestelijke gebreken. De kracht om wonderen te verrichten verwijst naar onverklaarbare verschijnselen die niet lichamelijk of geestelijk zijn. In het leven van de apostel Paulus vinden we de bevestiging dat hij soms kon beschikken over deze wonderlijke kracht van de Geest om zieke mensen te genezen. We vinden een paar voorbeelden: 1. Op Cyprus wordt Elymas de tovenaar met blindheid geslagen, Hnd 13,6-11. 2. In Iconium (1e zendingsreis) verrichten Paulus en Barnabas ‘vele wonderen’, Hnd 14,3. 3. In Lystra genas hij een verlamde die nooit heeft kunnen lopen, Handelingen 14,8-10. 4. In Filippi beval hij een boze geest (met waarzeggende krachten) uit een slavin te gaan, Handelingen 16,18. 5
5. In Filippi worden Paulus en Silas door een aardbeving bevrijd, Hnd 16,26. 6. In Efeze verricht Paulus ‘vele wonderen’, Hnd 19,11-12. 7. In Troas wekte Paulus een jongen, Eutychus, die uit het raam gevallen was, uit de dood, Handelingen 20,10. 8. Op Malta blijkt Paulus ongedeerd als hij door een giftige adder gebeten wordt, Hnd 28,3-6. 9. Op Malta geneest de Geest op Paulus’ gebed de vader en de landvoogd Publius en anderen, Hnd 28,7-9. Het zijn dus wel veel wonderen die de apostel mag doen, maar hij mag niet altijd en overal wonderen verrichten, want veel zieken die hij ontmoet heeft, werden niet genezen. De Geest verklaart nergens waarom sommige zieken genezen worden, en ook niet waarom anderen geen genezing ontvangen. Dit is duidelijk: De wonderen en genezingen van de apostel bevestigen de kracht van het Evangelie. De wonderen en genezingen zijn de gaven van de Geest, die ze geeft aan wie Hij wil en wanneer Hij wil. De wonderen geven het visitekaartje af van wie de Heer is. Ze verlenen kracht aan de woorden van de apostelen. Van de zendingsvelden horen we soms van wonderen en genezingen die ons laten weten dat de Geest leeft! En deze gave nog steeds gebruikt. Zeg nooit dat wij deze gave van genezing en de kracht om wonderen te verrichten niet meer hebben omdat wij te weinig geloof zouden hebben. De Geest is Heer en maakt levend! Dat belijden wij. Wij zullen God niet verzoeken maar de Geest erkennen, Hij blaast waarheen Hij wil. De Geest is ons beloofd. Hij is ons beloofd om ons geloof te bouwen. Om óns te vernieuwen, zodat wij uit geloof tot geloof, steeds hechter verbonden zijn met Christus Jezus onze Heer. Geprezen zij God, de Drie-enige God, Vader, Zoon en Geest. Van nu en in eeuwigheid. Amen © ds. Dirk Griffioen
6