Preek van Jan Pool d.d. 19 juni 2005
De geest van het zoonschap Het is vandaag vaderdag. Dat is een dag waarop kinderen een cadeautje geven aan hun vader. God de Vader vindt het heerlijk om cadeaus aan ons te geven. Eén van de cadeaus die God ons wil geven is een onze erfenis (onze bestemming). Helaas zien we dat veel christenen nooit hun erfenis (bestemming, ‘beloofd land’) in bezit nemen. Ze komen niet op hun bestemming, ze ontvangen hier op aarde hun erfenis niet. Dat is triest. Vaak wordt de oorzaak daarvoor gezocht in externe factoren. Ze zeggen: ‘Door moeilijke omstandigheden of doordat leiders hun de ruimte niet hebben gegeven wandelen ze niet op onze bestemming.’ Maar dat is niet waar. Als jij niet in je bestemming wandelt dan kan je daar nooit omstandigheden of anderen de schuld van geven. Er is maar één iemand die jou kan tegenhouden om in je bestemming te wandelen, er is maar één iemand die kan voorkomen dat jij je erfenis in bezit neemt, en dat ben jezelf! Je hoeft maar aan één voorwaarde te voldoen om je erfenis in bezit te nemen en dat is te wandelen in de geest van zoonschap. ‘Want allen die door de Geest geleid worden, zijn zonen (huios) Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader’ Romeinen 8 :14–17 (NBG) Het woord voor zonen hier is huios. Een huios is een opgegroeide, volwassen zoon of dochter. Zoonschap (Huiothesia,) is een woord dat van huios is afgeleid en duidt het moment aan waarop kind wordt aangenomen als zoon. Het woord ‘aangenomen’ betekent in deze context niet dat een kind geadopteerd wordt door een ouderpaar. Het verwijst naar de overgang die plaatsvond in de Joodse, maar ook Griekse en Romeinse cultuur. Wanneer een eigen kind, dat dus al deel uitmaakt van het gezin, de officiële plaats van ‘zoon’ ontving in het gezin, en daarmee verantwoordelijkheid en gezag dat daarbij hoort, krijgt toevertrouwd. Dit moment vond meestal rond de dertigste plaats. Op dat moment kreeg je een deel van de erfenis. Alleen zonen ontvangen een erfenis. God heeft een erfenis voor jou en mij. Je bestemming, je bediening maakt deel uit van de erfenis. Er is echter een voorwaarde verbonden aan het ontvangen van de erfenis: Je moet werkelijk een zoon zijn. Een kind van God ‘promoveert’ tot een huios, wanneer God tot hem zegt: Je bent nu volwassen! Ik vertrouw je de autoriteit en verantwoordelijkheid toe. Ik plaats je in de bediening. Deze aanstelling doet God meer op basis van karakter en betrouwbaarheid, dan op basis van zijn begaafdheden of zijn theologische vorming. Jezus volgde Zelf dit patroon. Hij groeide op, leerde de Vader steeds beter kennen en wachtte op de voor Hem bestemde tijd. Hij leerde gehoorzaamheid en groeide in wijsheid. Wanneer kreeg Hij zijn erfenis? Hij begon zijn erfenis in bezit te nemen toen Hij door God de Vader bevestigd werd als Zijn Zoon: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde.’ Lucas 4:21-22 Jij bent mijn geliefde Zoon… God de Vader vond de tijd rijp om Zijn Zoon zijn erfenis te geven. Jezus kreeg het mandaat om zijn bediening te beginnen. Psalm 2:7,8 Het besluit van de HEER wil ik bekendmaken. Hij sprak tot mij: ; Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt. Vraag het mij en ik je de volken in bezit (NBG ‘tot uw erfdeel’) de einden der aarde in eigendom.’
Als Paulus in de Romeinenbrief spreekt over dat wij mede-erfgenamen zijn van Christus. Dan schrijft hij daarna dat de schepping met reikhalzend verlangen wacht op het openbaar worden van de zonen (huios) Gods. (Romeinen 9:19,20) Er staat niet ‘kinderen’ maar ‘zonen’. Er zal een tijd zijn waarin de gemeente wereldwijd het stadium van zoonschap bereikt heeft en dat is het moment waarop de gemeente zijn erfenis in bezit zal nemen. Daar ziet de schepping naar uit. Stelling: Alleen zonen ontvangen de erfenis. Zoonschap heeft niets te maken met vrouwelijk of manlijk, jong of oud, maar met een innerlijk hartsgesteldheid. De Bijbel spreekt dan ook over de ‘geest van het zoonschap’. Je zult dus moeten wandelen in een geest van zoonschap op je erfenis in bezit te kunnen nemen. En hier ligt bij veel christenen het probleem. Veel christenen stranden op de berg Nebo. Dat is de berg waar God aan Mozes het beloofde land liet zien. (Deuteronomium 34:15) Het land dat ook voor Mozes als erfenis bedoeld was, maar waar hij uiteindelijk niet kwam. De berg Nebo is de berg van onvervulde dromen. Wat zijn de kenmerken van iemand die wandelt in de geest van zoonschap. Ik probeer dat duidelijk te maken door het verschil uit te leggen tussen een geestelijke slaaf en een zoon. Nu moet u het begrip slaaf niet alleen maar als negatief zien. We kunnen 5 niveaus van geestelijke ontwikkeling onderscheiden: o Iedere christen begint als nepios, een woord dat letterlijk betekent ‘geen spraak, onmondig’. Hier wordt pasgeboren christenen mee bedoeld. o Van het babystadium groeien we door en worden we kinderen. Voor deze fase wordt het woord paidion gebruikt. Dit woord staat voor kinderen van de kleuterleeftijd tot twaalf jaar. o Vervolgens zijn we de ‘teknon-fase’. Dit beschrijft een tiener of jong volwassene. o De volgende fase is dan het zijn van een huios = een volwassen zoon. o De laatste fase is geestelijk vaderschap. De eerste drie fase bevinden zich nog op het niveau van slaaf. Paulus schrijft in Galaten 4: 1,2 ‘Ik bedoel dit: zolang een erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, ook als is hij reeds de eigenaar van alles.’ Zolang je nog geen zoon bent, ben je niet meer dan een slaaf en dien je dus ook als een slaaf. Dat is voor die fasen geen probleem, alleen je moet er niet blijven steken! We gaan eens kijken naar een aantal verschillen tussen het dienen van een slaaf en het dienen van een zoon. Ik spreek daarbij een aantal keren over geestelijke vaders en vaderschap. Ik geloof dat leiders in vaderschap behoren te wandelen. Ik heb op 7 november 2004 gesproken over de kenmerken van geestelijk vaderschap/leiderschap. Vandaag bekijk ik het van de ‘andere’ kant. Wat ik ga delen is niet eenvoudig. Het zal hier en daar confronterend zijn. Wandelen in zoonschap is lang niet altijd even gemakkelijk. Dit onderwijs is een aantal jaren geleden dwars door mijzelf heen gegaan. Ik heb een aantal jaren in mijn leiderschap niet in de geest van zoonschap gewandeld. Ik functioneerde als leider, ik had best vrucht in mijn leven en diende met mijn bediening in Nederland en zelfs in het buitenland. Maar toch… ik wandelde nog niet in mijn werkelijke bestemming. Totdat God mij confronteerde met mijn gebrek aan zoonschap. Ik weet dus waar ik over spreek. 1. Zonen bouwen aan het huis, dienstknechten verrichten alleen maar hun taak! Zonen doen meer dan er van hun gevraagd wordt. Dienstknechten doen het minimale. Als een zoon ergens rommel ziet, ruimt hij het op. Een slaaf zegt: Dat is niet mijn taak! Dat is niet mijn bediening! Een zoon springt in daar waar de nood is! Schoonmaken, zondagschoolwerk enz. 2. Zonen zien het succes van de vader als iets van zichzelf. Zonen zijn blij met het succes van hun vader en ze doen er dan ook alles aan om hem te helpen succesvol te zijn. Als jij niet getrouw bent in iets wat van een ander is, hoe kun je dan iets voor jezelf
hebben. Zoveel christenen willen hun eigen werk, bediening, maar ze zij nooit trouw geweest in het dienen van andere bediening. 3. Zonen zijn gezin-georienteerd, slaven zijn bediening-georiënteerd. Zonen vragen zich af: ‘Wat is goed voor het gezin (de gemeente)’, slaven vragen zich af: ‘Wat is goed voor mij en voor mijn bediening.’ Bediening-georiënteerd zijn zie je vooral sterk bij teknons. De geestelijke tieners. Alles draait om hen en hun bediening. Ze zijn heel egocentrisch. Teknons zoeken niet zozeer een plaats waar ze kunnen dienen, maar eerder een positie. Teknons zoeken vooral hun eigen belang. Zonen daarentegen stellen het belang van de gemeente altijd voor hun eigen belang! “Doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang…” [don’t be obsessed with getting your own advantage] (Fil.2:3)
4. Zonen gebruiken taal van het gezin (wij), maar dienstknechten zeggen “zij”. Een zoon identificeert zich met de beslissingen van de vader. Hij zal loyaal zijn, ook als hij persoonlijk een andere mening heeft. Hij praat dus in de ‘wij’ vorm. Als een dienstknecht het niet eens is met beslissing dan zal hij zeggen: ‘Zij vinden… Zij hebben besloten…’ Voorbeeld van ‘zoonschap’ van de oudere Aäron naar zijn ‘broertje’ Mozes: ‘Aäron herhaalde woord voor woord wat de HEER tegen Mozes gezegd had…’ 5. Zonen kennen het hart van hun vader. Zonen zijn niet blind voor de tekortkomingen en minder prettige karaktereigenschappen van hun vader, maar ze zien door de tekortkomingen heen het hart van hun vader. Dienstknechten letten voortdurend op de tekortkomingen en fouten van hun leider en ergeren zich eraan. (Natuurlijke pubers kunnen zich ook vreselijk ergeren aan hun ouders!) N.B. Zonen zijn ook zo volwassen dat ze hun vaders durven te confronteren met zonde!! 6. Zonen beschermen de vader als hij wordt aangevallen. Zonen nemen het altijd voor hun vader op. Of hij nu aangevallen wordt door kritiek of onder geestelijke druk staat, ze beschermen hun vader. Dienstknechten zien het vaak als een gelegenheid om ook een kritiek te spuien. Ze gaan vaak mee in de aanval. In grote crisissituaties zullen de zonen pal naast hun vader blijven staan. Dienstknechten nemen de vlucht! “Flinke zonen zijn voor een vader als pijlen voor een soldaat. Gelukkig de man die zijn koker vult met zulke pijlen: hij heeft niets te vrezen als tegenstanders hem aanklagen.” (Psalm 127:4,5) 7. Zonen onderwerpen zich. Dienstknechten gehoorzamen alleen maar. Het belangrijkst kenmerk van een zoon is vrijwillige onderwerping. Onderwerping is een zaak van vrijwilligheid en gaat uit van diegene die zich onderwerpt. Onderwerping kan en mag nooit afgedwongen worden! Gehoorzaamheid is een uiterlijke daad. Je kunt iemand gehoorzamen zonder dat je in je hart onderworpen bent! Onderwerping is een innerlijke gesteldheid. Onderwerping betekent letterlijk: “onder iemand komen om hem op te tillen.” Vooral christenen in de teknon-fase hebben moeit met gezag. Sommige christenen komen nooit verder dan de teknonfase, ze blijven steken. Ze worden geestelijk nooit volwassen. Ze blijven moeite hebben met onderwerping en staan voortdurend op tegen leiderschap. De Bijbel zegt veel over onderwerping en gehoorzaamheid aan gezag.
De oorsprong van alle autoriteit wordt gevonden bij God. Het is de plicht van ieder mens om autoriteit in alle facetten van het leven, of dat nu geestelijk of natuurlijk is te herkennen, erkennen, accepteren en te gehoorzamen. We kunnen niet recht voor God staan tenzij we ons onderwerpen aan Zijn gedelegeerde autoriteit . Zij die zich niet onderwerpen aan autoriteit, weerstaan eigenlijk God! Maar hoe zit het dan met verkeerd gezag? Petrus schrijft in zijn eerste brief het volgende: ‘Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil; hetzij aan de keizer, als opperheer, hetzij aan de stadhouders… God wil namelijk dat u door het goede te doen onwetende dwazen de mond snoert.’ 1 Petrus 2:13-15 Dat gezag waar Paulus over spreekt, was dat een ‘goed’ gezag? Petrus schreef deze brief aan Joodse christenen, verspreid over Klein-Azië, die door hun geloof voor Christus moesten lijden. Het Romeinse rijk stond onder het leiderschap van de enorme wrede keizer Nero! Christenen werden gemarteld en gedood om hun geloof. En wat zegt Petrus: Onderwerp je aan de keizer… Dat is toch krankzinnig! Ja, dat is het ook! De Bijbel zegt dan ook: ‘Gij geheel anders…’ Paulus zegt ‘Er komt een tijd dat de mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun verlangens tegemoetkomen en hen naar de mond praten. Ze zullen niet meer naar de waarheid luisteren…’ Wandelen in gehoorzaamheid en onderwerping aan autoriteit in je leven is de waarheid van Gods Woord. Er zijn 2 belangrijke oorzaken waarom mensen niet wandelen in gehoorzaamheid en onderwerping: 1. Vanwege angst (door trauma’s uit het verleden) en 2. Door een gebrek aan ontzag voor God. Vraagt God van ons dat we onze leiders maar blind moet volgen en gehoorzamen? Nee!!! Onderwerping is totaal, onvoorwaardelijk en altijd! . Gehoorzaamheid is niet totaal, onvoorwaardelijk en altijd. Er zijn omstandigheden waar je het gezag niet hoeft te gehoorzamen. Er zijn situaties waarin gezag boven ons iets van ons vraagt wat tegen het Woord van God in gaat. Toen de eerste discipelen verboden werd om nog langer het evangelie te prediken zeiden ze: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.’ Belangrijk: Hier werd iets van hen gevraagd wat tegen het Woord van God inging! Je moet je geestelijk leiders ook niet volgen als ze dingen van je vragen die niet in overeenstemming met het Woord van God zijn. Meestal gaat het in gemeentes echter om een verschil van mening. Leiders (ook goede leiders) nemen wel eens (in uw ogen) verkeerde beslissingen. U heeft dan alle recht en ruimte om te appelleren! Appelleren houdt in dat een gemeentelid ten allen tijde een andere mening mag hebben. Hij mag zijn standpunt bekend maken, het oneens zijn met een bepaald besluit of koers die de gemeente gaat. Maar wat de leiders met uw advies of mening doen is hun verantwoordelijkheid en niet meer de uwe! Hier beginnen vaak de problemen. De leiders luisteren wel naar u, maar gaan toch een andere weg. Wat doet u dan? Bent u loyaal aan het leiderschap en onderwerpt u zich aan hun besluit of begint u er met anderen over te praten en zoekt u medestanders voor uw mening! Ga je op een menselijke, vleselijke wijze je zin proberen door te drijven of laat je los en stel je je vertrouwen op God? Misschien heeft uw wel gelijk, misschien is uw mening de juiste mening en neemt het leiderschap een verkeerde beslissing. Voor God is dit echter niet belangrijk. Vergeet nooit dat God meer geïnteresseerd is in uw houding, dan in uw gelijk. God stelt u verantwoordelijk voor uw houding naar het leiderschap toe! De Bijbel noemt als juiste houding gehoorzaamheid en onderwerping. Dat is wandelen in de geest van zoonschap. Een geestelijke zoon heeft geleerd om in onderwerping te leven. Leef jij in de geest van zoonschap?
Je weet pas of je in de geest van het zoonschap leeft, als Vader een beslissing neemt waar je het niet mee eens bent. David leefde in de geest van zoonschap David dood Goliath en mag als beloning met Saul’s dochter trouwen. Hij wordt dan ook nog dikke vrienden met Jonathan, de zoon van Saul. Wat moet David opgewonden geweest zijn. Hij leefde in het paleis, getrouwd met de dochter van de koning, hij at aan zijn tafel en was ook nog een succesvol legeroverste. Hij won het vertrouwen en de genegenheid van Saul, en die plaatste hem uiteindelijk aan het hoofd van het leger. Saul was als een vader voor hem en zou hem als een mentor trainen en op een dag kronen tot koning over Israël. Hij zag het woord van de Heer voor zijn ogen vervuld worden. De erfenis was voor hem! Maar God beproefde David. God wilde weten of David werkelijk de geest van zoonschap bezat. Op een dag veranderde alles. Saul wordt jaloers…. Hij doet eerst tot tweemaal toe een poging David met een speer om te brengen terwijl deze voor hem op zijn harp speelt. Vervolgens liet hij David uit zijn omgeving verwijderen en degradeerde hem tot hoofdman over duizend! (1 Samuël 18:13) De haat van koning Saul wordt uiteindelijk zo groot dat David moet vluchten omdat Saul hem anders vermoordt. David leefde niet langer in het paleis, hij at niet meer aan tafel van de koning. Er was geen kans op koningschap meer, en zijn vrouw wordt aan een ander gegeven…. Wat zal er door David heengegaan zijn? De man die dit allemaal doet is de geestelijk vader van David! Wat een verdriet en pijn moet David gehad hebben! Saul gaat met drieduizend soldaten achter David aan. David verstopt zich in een spelonk. Saul ging diezelfde spelonk in… David’s mannen zeiden: ‘Dit is je kans… Heeft God niet gezegd dat Hij hem aan je zou overleveren? Doe met hem wat u wilt.’ David echter nam alleen de slip van Saul’s mantel en zei tegen zijn manschappen: ‘De HEER verhoede dat ik mijn koning, Gods gezalfde, iets zou aandoen en mijn hand tegen hem zou opheffen.’ 1 Samuël 24:7 Wanneer Saul de spelonk weer heeft verlaten, gaat David achter hem en roept naar hem: ‘Kijk zelf maar, vader, hier heb ik een reep van uw mantel afgesneden…’ 1 Samuël 24:8 Kijk,mijn vader… David had de test doorstaan en handelde nog steeds in de geest van zoonschap! Vandaar dat hij later zijn erfenis (het koningschap) ontving! Angst voor onderwerping. Een van de grootste blokkeringen om werkelijk in de geest van het zoonschap te wandelen is de angst voor onderwerping aan God en aan mensen. Angst voor onderwerping zit vaak diep geworteld in ons leven. Er zijn vele voorbeelden te noemen, waarom we deze angst hebben. Deze angst komt veelal voort uit verwondingen die wij hebben opgelopen. Ouders, werkgevers, voorgangers of andere leiders hebben ons soms onheus behandeld en ergens in ons leven is een punt gekomen waar we het besluit namen: dat nooit meer! We zien de volgende fasen: 1. Iemand doet je pijn en/of maakt misbruik van zijn gezag. 2. Je bent teleurgesteld maar je ben ook gewond en boos en dat leidt vaak tot verbittering. 3. Je verliest je vertouwen in gezag. 4. Je durft je niet meer aan gezag te onderwerpen. 5. Je sluit je geest af. 6. Dat leidt tot een onafhankelijke geest. 7. Je wandelt niet in de geest van zoonschap, maar je bent een geestelijke wees!!
8. De tragedie is dat als we niet de geest van het zoonschap omarmen, we onze erfenis niet kunnen ontvangen. Er ligt een enorme grote verantwoordelijkheid bij natuurlijke en geestelijke vaders. Paulus schrijft dan ook ‘Vaders, maak uw kinderen niet verbitterd…’ Efeziërs 6:4 en ‘Vaders prikkelt u kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.’ Kolossenzen 3:21 Maar, als u vader of leider u wel heeft geprikkeld en verbitterd, dan heeft u evengoed de sleutels zelf in handen om door te breken in de geest van zoonschap! Hoe breek ik door in de geest van het zoonschap? 1. Je moet erkennen dat je niet wandelt in de geest van zoonschap. 2. We moeten onze ouders en geestelijke leiders vergeven voor de invloed die zij hebben gehad. Als je je ouders verwerpt vanwege hun fouten, dan verwerp je ook het zoonschap en uiteindelijk ook je erfenis. 3. Zoek vergeving bij je aardse vader en moeder voor het feit dat je je aan hen onttrokken hebt als zoon of dochter. Zoek vergeving voor het gebrek aan zoonschap. Relaties kunnen alleen maar hersteld worden als we komen in de geest van het zoonschap. 4. Vraag vergeving aan je geestelijk leiders voor je gebrek aan zoonschap. 5. Ontvang de geest van zoonschap in geloof.