l x r y t r av e l
l x r y t r av e l
Het wilde Zweden Op een eigenhandig gebouwd vlot de rivier af. De foto werd geschoten vlák voordat een Bijbels noodweer losbrak.
154
Raften, kanoën, op wolvensafari, elanden spotten, op berenjacht... In Midden-Zweden schuilt het avontuur achter elke boom (en er zijn daar héél veel bomen). En ook al slaap je soms in een bed met schapenvacht onder een dak van plaggen, het hoeft niet altijd Spartaans te zijn. Wat te denken van een huisje met houtoven op je eigen eiland, blini’s met kalixkaviaar en een hot tub aan het meer? T e k st ba rt-ja n brou w e r | Fotogr a f i e joh n va n h e lv ert
155
l x r y t r av e l
b Bossen, bergen, rivieren, meren… MiddenZweden, het dunst bevolkte gebied van Europa, leent zich bij uitstek om terug te gaan naar de oorsprong, naar de natuur – maar dan wel vijfsterren natuur. De weg naar onze eerste bestemming, in de provincie Värmland, is omzoomd door ruisend groen. Soms wordt de muur van woudreuzen onderbroken door petieterige dorpjes met knusse Pippi Langkoushuisjes, compleet met veranda en luiken. Doordat het zonlicht nauwelijks door het dichte loof komt, gaan de lichten binnen al vroeg aan. Alsof we door een sprookje rijden.
Outdoor paradise
Op Klarälvens Camping, net boven het dorpje Stöllet, brandt een kampvuur. Gasten zijn met pannen in de weer voor het avondmaal. “We eten vanavond Kålbulle: pannenkoeken zoals de bosarbeiders ze vroeger maakten”, vertelt ons Simon van Vildmark i Varmland, een organisatie die natuurbelevenissen organiseert. “In de ene jaszak hadden ze bloem en zout, in de andere spek, en daarmee maakten ze pannenkoeken. Zonder eieren en melk dus. Poor man’s pancakes.” Gezeten aan de oever van Zwedens langste rivier, de Klarälven, met uitzicht op de Ulvsbomuren, een idyllische bed & breakfast in wolvenland.
156
bossen die langzaam met een dikke laag mist worden toegedekt, voelt het echter als een rijk maal. Die rivier is het hier om te doen, dat is de bron van dit outdoor paradise. Want de Klarälven is een van de weinige rivieren ter wereld die meer dan honderd kilometer achtereen niet wordt onderbroken door watervallen, stroomversnellingen of dammen. Kortom: je kunt hier eindeloos kanoën en raften. Maar het is ook de ideale plek om bevers te spotten, hoewel die hier eind negentiende eeuw zo goed als verdwenen waren. De knaagdieren waren gewild om hun vacht, maar meer nog om een bestanddeel dat ze in Frankrijk goed konden gebruiken voor de parfumindustrie: castoreum ofwel bevergeil, waardoor de parfum langer op de huid kleefde en een rokerige geur kreeg. Er werd zo veel gejaagd op de bevers dat ze in 1871 nagenoeg uitgeroeid waren. De populatie kwam langzaam weer op peil, toen er tachtig exemplaren uit Noorwegen in de Zweedse bossen waren uitgezet. Die tachtig bevers zijn de opa’s en oma’s van de 250.000 exemplaren die momenteel dammetjes bouwen in het land van koning Gustaaf. “In dit gebied heb je er zo’n dertigduizend. Het zijn nachtdieren, dus als je ze wilt zien, moet je eropuit als de schemering invalt.” Als ik mijn tweede pannenkoek boven het vuur houd, komt er net een expeditie terug. Ze hebben enkele bevers gespot. Misschien hebben wij dat geluk morgen, wanneer we met een zelfgebouwd houtvlot de rivier afdrijven.
Zeewaardig vlot
Vildmark i Värmland’s Timber Raft Adventure is door National Geographic Traveler uitgeroepen tot een van de 50 Tours of a Lifetime. De houtvlottocht vindt zijn oorsprong in het vlotten van hout en boomstammen uit de bossen naar de industrie aan de oevers van de Värmlandse rivieren en meren, een honderden jaren oud verschijnsel. Voordat we op een vlot de rivier afzakken, moeten we er eerst eigenhandig één bouwen. Dat is part of the fun. Op de camping liggen de boomstammen hoog opgetast aan de oever van de Klarälven. Samen met Simon kies ik eerst de dikkere exemplaren uit: die vormen de onderste van de drie lagen waaruit het vlot wordt opgebouwd. We laten ze in de rivier rollen, waar we ze – tot de knieën in het water – met stevige touwen aan elkaar knopen. Hoewel ik geen opleiding tot padvinder heb genoten, en daar ook geen aanleg voor heb, lukt het ons om in drie uur tijd een zeewaardig vlot te bouwen, compleet met tent on top. Onze bagage ligt dus droog, mocht het gaan regenen. En dat is aardig
Ready to roll: op Klarälvens Camping liggen honderden boomstammen klaar om in het water gerold te worden en er vlotten van te bouwen.
157
l x r y t r av e l
“Een vlot is net als de Titanic: kan niet zinken.” IJsschotsen zullen we niet tegenkomen, wel rotsen, zandbanken, backwaters en overhangende bomen wat: een kist vol voedsel, een barbecue, regenkleding en twee zware koffers vol fotoapparatuur. En dan moeten fotograaf John van Helvert en ik, allebei niet klein van stuk, er ook nog op. Verder gaat er een kano mee, die we aan een zijde van het vlot vastbinden. Voordat we ons bouwsel van de kant duwen, licht Simon ons in over mogelijke obstakels onderweg. “Een vlot is net als de Titanic: kan niet zinken”, lacht hij. IJsschotsen zullen we niet tegenkomen, wel rotsen, zandbanken, backwaters en overhangende bomen. Met peddels en palen, waarmee de gondeliers in Venetië hun gondel voortbewegen, moeten we ons vlot voorbij deze obstakels zien te sturen. Voorwaar een hele expeditie. Ik voel me net een ontdekkingsreiziger uit de zeventiende eeuw. En het ís ook alsof we teruggaan naar vroeger. We glijden traag mee met de 158
stroom, langzamer dan de tijd, dieper de natuur in. Het wordt stil, doodstil. Het geluid staat uit, terwijl we naar een indrukwekkend tafereel van over elkaar rollende witte en zwarte wolken tegen een blauwe achtergrond kijken. Het blauw wordt allengs schaarser, de donkere wolken krijgen de overhand. Plotseling gedonder. Hels geraas komt snel dichterbij. Stromende regen klettert ons tegemoet, de bomen buigen en spannen hun wortels om niet omver geblazen te worden. Alles wordt grijs, het beeld gaat op ruis. Vanaf de kant moet het een mooi schouwspel zijn: op een paar vierkante meter proberen twee uit de kluiten gewassen mannen zich snel uit hun casual kleding te wurmen en zich in regenpak en laarzen te hijsen. En hebben in dat moment van onoplettendheid niet door dat hun vlot richting een partij rotsen drijft... Even later
zitten we muurvast. Houston, we have a problem. Terwijl het onophoudelijk stormt en de regen met bakken naar beneden komt, zetten wij onze palen in de bodem en duwen zo hard als we kunnen. Die van John breekt als een luciferhoutje. Volgende plan: we versjouwen de bagage naar één kant van het vlot, om te kijken of een andere gewichtsverdeling genoeg speling geeft om los te komen. Geen millimeter beweging. We proberen nog iets: John en ik nemen allebei plaats in de kano, in de hoop dat honderdzeventig kilo minder gewicht iets uithaalt. Maar nee. Tot slot gaan we tot ons middel te water en lukt het ons om aan één kant het vlot iets los te duwen. De stroming krijgt weer vat op het bouwsel. We trekken ons aan boord en vervolgen ons avontuur over de vrolijk slingerende rivier. Op het afgesproken eindpunt ma159
l x r y t r av e l
noeuvreren we het vlot naar de kant. We laden de spullen uit en breken onze Titanic af. De stammen drijven een fuik in en worden de andere dag met een vrachtwagen teruggebracht naar het kamp voor de volgende bouwers. Tegen de tijd dat zij hun vlot gebouwd hebben, zijn wij al in de provincie Västmanland.
Wolvenland
“Doe het hek achter je dicht,” roept Hellen Wistrand, wanneer we haar erf oplopen, “want we hebben zo veel wolven hier.” Hellen runt Ulvsbomuren, een boerderij met bed & breakfast nabij het dorpje Ramnäs. Elf jaar geleden was ze nog sales manager van de Zweedse posterijen in Stockholm. “Van de ene op de andere dag had ik genoeg van dat leven en gooide ik het roer om.” Samen met haar partner Thomas kocht ze dit diep in de bossen verscholen landgoed op twee uur rijden van de hoofdstad. “Vroeg in de zeventiende eeuw was dit een dorpje, bestaande uit vier boerderijen. De mensen hier verdienden de kost vooral met hout: ze gingen de bossen in, hakten bomen om en zetten hout om in houtskool, dat ze leverden aan naburige ijzerfabrieken – ijzer is hier lang een belangrijke industrie geweest.” In 2007 betrokken ze er twee gastenverblijven bij. John en ik nemen onze intrek in het voormalige washuis (Bykhuset), dat plek biedt aan zes man. Daarnaast ligt het vroegere huisje van de smid (Smedjan), met vier bedden. Hellen en Thomas hebben beide stuga’s gerenoveerd met gebruik van oud hout en dito materialen. Het onze heeft onder meer een houtkachel, een lange houten tafel, een veranda met hot tub en sauna, en uitzicht op de weilanden waar vijfentwintig schapen en hun lammeren grazen. Sinds ze een jaar geleden brak met Thomas, runt Hellen Ulvsbomuren alleen. Ze leidt ons rond over de boerderij. Het terrein is omheind met schrikdraad waar zevenduizend volt op staat. “Dat moet wel: dit is wolvenland. Bij een vriendin zijn laatst in één nacht dertig lammeren gedood. Wolven bijten in het wilde weg. Dan kan je beter een lynx hebben: die kiest er één uit en eet dat op.” Västmanland was ooit hét territorium van de lynx in Europa. Nu leven ze er in minder groten getale. “Heel soms zie ik er een. Wolven kom ik vaker tegen, laatst nog gewoon op het pad door het bos hiernaartoe.” Ze organiseert echter geen wildlifesafari’s. Simpelweg omdat haar prioriteit bij goed slapen en lokaal eten ligt. “Ik heb toegang tot het beste vlees uit de directe omgeving, lamsvlees uiteraard, maar ook wat de jagers schieten; ik haal groenten uit mijn eigen tuin; en koop Zweedse kreeft bij de lokale vis160
Beren, wolven... en natuurlijk is er ook kleiner grut in Zweden.
sers.” Op de tweede plaats komen de activiteiten: kanoën op het bosmeer, picknicken in de wei en paddenstoelen en bessen plukken in het bos. “En er komen hier veel fotografen die de steenarend, de zeearend en het paargedrag van het zwarte korhoen en het auerhoen willen vastleggen.” Tijdens een wandeling door het bos plukt Hellen een grote bruine paddenstoel, een Karl-Johan. Die avond krijgen we hem geserveerd als amuse: paddenstoelcarpaccio. Het voorgerecht, elandhart op een bedje van sla en mierikswortel, wordt gevolgd door elandsteak met spercibonen en aardappelpuree, waarbij we een, bij uitzondering, niet-lokale wijn drinken, een Valpolicello Ripasso. Het is allemaal even smaakvol, net als het dessert van rodebosbessenparfait. “Hoe laat willen jullie het ontbijt geserveerd hebben?”
Slaapkamer in Ulvsbomuren.
Op elandsafari op de jachtvelden van koning Gustaaf.
Kletsen, je opwarmen en koffie maken: het kampvuur van Kolarbyn is multifunctioneel.
King of the forest
‘Zwedens meest primitieve hotel.’ Zo positioneert Kolarbyn Eco-Lodge zich. En ik moet zeggen: veel primitiever heb ik het inderdaad niet gezien. Wij slapen in een van de twaalf boshutjes, die gemodelleerd zijn naar de schamele 161
l x r y t r av e l
Tijdens een wandeling door het bos plukt Hellen een Karl-Johan. Die avond krijgen we hem geserveerd als amuse: paddenstoelcarpaccio. Het voorgerecht, elandhart op een bedje van sla en mierikswortel, wordt gevolgd door elandsteak met spercibonen en aardappelpuree
Goudgeel zandstrand en kristalhelder water: Kalo Livadi Beach op Mykonos.
onderkomens van de bosbouwers van honderd jaar geleden. Na een dag lang houtskool maken wachtte hen niet meer dan een houten bed met schapenvacht en een houtstoof – meer past er ook niet in een kolarkoja, zoals de huisjes heten. Er is geen elektriciteit, geen stromend water, laat staan Wi-Fi, minibar of jaccuzi. Rechtop staan kan niet, want dan stoot je je hoofd tegen het met plaggen bedekte dak. Hout voor de stoof moet je hier zelf hakken, water haal je uit de waterput, koffie en thee maak je door een ketel water op het kampvuur te zetten, badderen en afwassen doe je in nabij gelegen stroompje. En het toilet? Inderdaad: de traditionele plank met deksel. Bij de ingang van het in de bossen verscholen ‘hotel’ ligt een drie meter hoge zwarte berg. Een week geleden was dit nog een stapel hout, afgedekt met plaggen en gruis. Na een week lang smeulen is het tot houtskool verworden. De nagloeiende zwarte berg wordt net ontmanteld door enkele mannen die, aan de groeven in hun gezicht te zien, de ouderwetse manier van houtskool produceren (tot 1959) nog hebben meegemaakt. Wanneer de kooltjes – genoeg voor een leven lang onbekommerd 162
barbecueën – zijn afgekoeld, worden ze in zakken geschept en verkocht. Behalve dat je hier teruggaat naar de tijd van de bosbouwers en kunt ervaren hoe zij leefden, kan je meedoen aan allerhande safari’s, vissen of genieten van een sauna aan het meer, legt eigenaar Andreas Ahlsén uit. “Ook in de winter is Kolarbyn open. De omgeving leent zich dan voor snow shoe hiking en wolfsafari’s: geen betere manier om wolvensporen te vinden dan in de sneeuw.” Wij gaan deze avond mee op moose safari. De eerste keer dat ik met de moose in aanraking kwam, was tijdens de hilarische aftiteling van Monty Python and The Holy Grail: ‘Moose trained by Yutte Hermsgervordenbroti, Special moose effects: Olaf Prot, Moose costumes: Siggi Churchill...’ – terwijl er geen enkele eland in de film voorkomt. En nu ga ik de eland in zijn habitat zien. Op weg naar de jachtvelden van koning Gustaaf – alleen hij mag in dat gebied jagen – vertelt gids John van Wild Sweden ons alle ins & outs van the king of the forest: hoe hoog die is (ruim twee meter), hoeveel er jaarlijks door wolven worden gedood (tienduizend), hoe zijn poep eruitziet… “Very amoosing”, houden wij de stemming erin. Uiteindelijk zullen we vijftien elanden zien. En stappen ’s nachts voldaan ons bosbouwersbedje in.
Haarballen
Kloksgewijs: Lunchen in restaurant Matildas in het kustplaatsje Gavle, met onder andere dit krokrante streepje varkensvlees in bloemkoolcrème; een door Matildas zelf gebrouwen bier en een gemberbier; ook van de kaart: kabeljouw in beurre blanc; de gemeenschappelijke overdekte ruimte op het terrein van Kolarbyn Eco-Lodge; Johan Flodman (l) en zijn vriendin Frida Johansson runnen Matildas.
De volgende dag krijgen we nog meer getallen te horen. We zijn een kilometer of honderdvijftig noordelijker, in de provincie Gästrikland, waar we de nacht doorbrengen in Gränsland’s Jägarstugan Wilderness Lodge, Zwedens ‘wildste hotel’. Gids/fotograaf Sara Wennerqvist van Wild Nordic verwelkomt ons met zwarte koffie, dikke pannenkoeken en een snelle cursus wildlife. Ze toont ons de vachten van dieren die in de omliggende bossen voorkomen en noemt de aantallen die in Zweden leven (4.000 beren, 400 wolven, 1.650 lynxen, 700 veelvraten). De cursus wordt afgesloten met een quiz. Er liggen schedels, uitwerpselen, haarballen en andere souvenirs uit het woud op een rij: wat hoort bij welk dier? Ik mag dan niet geboren zijn voor de padvinderij, de dierenwereld heeft voor mij 163
l x r y t r av e l
164
Na alle elandbereidingen en broodjes everzwijn is het lekker lunchen in restaurant Matildas: foie gras brûlée, een brioche op vetvrij papier en compote van appel, abrikoos en calvados.
165
l x r y t r av e l
l x r y t r av e l
“Ik ken een plek waar we de beste kans hebben om een beer te spotten. Het grenst aan een pad dat beren zelf hebben gemaakt. Vanmorgen vond ik er nog verse sporen en uitwerpselen”
Uitzicht vanaf de oever van de Klarälven.
Huurkluizenaarshuisje op een privé-eiland, voor wie zich even wil afzonderen.
166
Kolarbyn Eco-Lodge: Zwedens meest primitieve hotel.
weinig geheimen. Alleen de keutels van het auerhoen en het penisbotje van de wasbeer kan ik niet thuisbrengen. Het seizoen voor de berenjacht is afgelopen weekend geopend. In drie dagen tijd zijn er 36 afgeschoten, waarmee het quotum op twee na is bereikt en de geweren alweer bijna in de kast kunnen. Wij gaan vanavond ook op berenjacht, maar dan met de camera in de aanslag. In Gästrikland en het aangrenzende Hälsingland komen de meeste beren van Zweden, en misschien wel van Europa, voor. “Ik ken een plek waar we de beste kans hebben om een beer te spotten”, zegt Sara. “Het grenst aan een pad dat beren zelf hebben gemaakt. Vanmorgen vond ik er nog verse sporen en uitwerpselen.” Op weg daarnaartoe stopt ze en zet haar fourwheeldrive aan de kant. “Ik wil jullie iets heel bijzonders laten zien.” We lopen het zompige bos in. We glibberen over bemoste rotsen en grillige wortels, springen over stroompjes, wurmen ons door dichte bosschages en worstelen ons langs zwiepende takken. Achter iedere boom kan een beer schuilen. Plotseling hoor ik gegrom. Stante pede bevries ik. Ik kijk om me heen. John staat ook als versteend. Sara grijpt in haar zak en pakt haar mobiele telefoon. “Hallo?” Heeft ze de brul van een beer als ringtone ingesteld! We lopen verder en houden stil bij een hol. “Dit is voor mij een schat”, zegt Sara. “Het is een berenhol. Dat vind je haast nooit (zie foto op p16).” Ze vertelt dat een vrouwtjesbeer zich in november ingraaft voor haar winterslaap en, vaak al slapend, twee of drie jongen ter wereld brengt. Het onderkomen van de beer is bijna groter dan dat van de kolenwerker, ervaar ik proefondervindelijk: Sara en ik passen er samen in. Nadat we de aarde uit ons haar hebben geschud (voor mij een kleine moeite), gaan we terug naar de auto en vervolgen onze weg naar het uitkijkpunt. Zullen we ook echt een beer zien?
Berenjacht
Het is zeven uur ’s avonds als we de auto achter ons laten en in een constante regen het dichte bos ingaan. Het is drassig; bij elke pas zakken we tot onze enkels weg. “Regenlaarzen meenemen!”, had John de avond voor we naar Zweden gingen nog gezegd. Een gouden tip. Hij heeft dan ook veel meer outdoor ervaring dan ik. Zo heeft hij wekenlang in Alaska gebivakkeerd, slapend in een tentje. Hij kent de grillen en nukken van Bruintje Beer. Ik wist dan ook niet dat hij mij plaagde, toen ik Deet had opgesmeerd. “Jongen, je stinkt een uur in de wind. Dat ruiken de beren op kilometers afstand.” Shit, dacht ik, breng ik onze hele expeditie in gevaar, omdat ik me zo nodig tegen een paar muggen wil beschermen. Met een slecht gevoel installeer ik me op een rots boven op een heuvel, met uitzicht op een vallei. Een perfecte plek om wild te spotten. Ik steek een natte vinger in de lucht: gelukkig, de wind waait in onze richting. Over ons regenpak trekken we een slaapzak aan tegen de koude. Want willen we kans maken om een beer te zien, dan moeten we hier zeker drie uur blijven zitten. Let wel: stil zitten. We mogen niet praten of bewegen – elke beweging in een regenpak maakt immers geluid. En ja, dan kan het wel eens koud worden. Ik heb mijn regenjas tot de neus dichtgeritst, een pet opgezet en de handen in mijn mouwen teruggetrokken. Ik zit. En zit. En zit. Starend over de vallei. Bedacht op de minste beweging. Maar er beweegt niets. Behalve de donkere wolken boven ons, van waaruit de regen onophoudelijk naar beneden valt. Ik raak bijna in trance van het monotone getik op mijn pet. Mijn kinderen zitten nu vast in een warm bad, denk ik. Ik wil ook in een warm bad. Gelukkig schuift de lichtere lucht aan de horizon langzaam onze richting uit. Als de regen ein167
r lx er po y rttraav g ee l
r e p ortage
Bij Kolarbyn Eco-Lodge wordt nog op de ouderwetse manier houtskool gemaakt.
168
169
l x r y t r av e l
l x r y t r av e l
Jeroen Sleurs verhuurt kluizenaarshuisjes, waar je je helemaal alleen of met z’n tweeën kunt afzonderen van de bewoonde wereld. “Steeds meer mensen hebben daar behoefte aan, merk ik.
Websites • • • •
Vildmark.se • Ulvsbomuren.se Kolarbyn.se • Gransland.net Wildnordic.se • Matildas.nu Stilleben.nu
Stilte is de nieuwe luxe”
delijk ophoudt, ben ik één met mijn steen. Mijn eigen standbeeld. Plotseling beweging! Iets roods, een witte punt aan een wollige staart. Een vos! Op tientallen meters afstand. In slowmotion grijpt John zijn camera en focust. En is net klaar als de vos onze richting uitkijkt… Klik. En weg is hij. De tijd verstrijkt. Het zal een uur of negen zijn. Weer beweging! Naast me, dit keer. John trekt zijn capuchon steeds verder over zijn gezicht, graaft zich in in zijn regenjas. Alleen zijn neus en mond zijn nog zichtbaar. Met zijn handen slaat hij in de lucht. En blaast. Ik proest het bijna uit. Haha! ‘Outdoor Johnny’ wordt aangevallen door muskieten. Ben ik blij dat ik Deet heb opgesmeerd! Ik schud van het lachen, tranen in mijn ogen. Maar moet stil zijn. Ik zal toch niet bulderend een eind aan onze berenjacht maken? Het gezwaai en geblaas aan mijn rechterzijde gaat door. Ik houd de kaken stijf op elkaar. Als het pikkedonker is, houden we het voor gezien. En mag ik eindelijk lachen. Op weg terug naar de auto móéten we zelfs lawaai maken. “We willen geen onverwachte ontmoeting met een beer”, legt Sara uit. John haalt zijn berenfluit tevoorschijn, die dient om beren te waarschuwen dat we er aankomen. Fluitend en lachend ploegen we ons een weg door de bosjes.
parochiehuis Na alle pannenkoeken, elandbereidingen en broodjes everzwijn laten we ons op de middag van onze laatste dag in Midden-Zweden verwennen in restaurant Matildas in het kustplaatsje Gavle. Het moet een van de beste restaurants in de wijde omgeving zijn. Het wordt gerund door Johan Flodman en zijn vriendin Frida Johansson. “We hebben elkaar leren kennen op Kreta”, vertelt Johan. “Ik was zo verliefd op haar dat ik Stockholm, waar ik toen als chef 170
werkte, achter me liet om bij haar in Gavle te kunnen zijn.” Behalve bed en stee delen ze ook de keuken. En hoe! Het eerste gerecht dat wordt opgediend bestaat uit kunstig ingeblikte foie gras brûlée, een brioche op vetvrij papier en compote van appel, abrikoos en calvados. Je weet niet wat je proeft, zo lekker! Het wordt begeleid door een Jordan Syrah 2011 uit Stellenbosch en, heel verrassend, een Jus Griotte van Alain Milliat. “Dat is een vruchtensap die je drinkt als een wijn”, aldus Johan, die net zo veel tattoos als Sergio Herman op zijn armen heeft. En misschien wel net zo veel talent, want werkelijk elke gang is top. Van de blini met kalixkaviaar tot de kabeljouw in beurre blanc tot het krokrante streepje varkensvlees in bloemkoolcrème. Alles smaakvol en puur, zonder overdadige franje. Een restaurant om voor om te rijden. Wat we ook hebben gedaan, want we zijn op weg naar bed & breakfast Stilleben in het noordelijker gelegen Amotsbruk. Daar worden we begroet door Jeroen Sleurs, die zes jaar geleden dit voormalige parochiehuis kocht en sindsdien zijn leven in Antwerpen en carrière bij de Scandinavische luchtvaartmaatschappij SAS geleidelijk opgaf voor zijn jeugddroom: een bestaan in Zweden. Behalve de B&B, fraai gelegen aan een meer en met een gigantische eigen moestuin (“in de weekends koken mijn vriend en ik voor de gasten – vinden we leuk”), doet hij nog twee projecten. Het eerste heet ook Stilleben: hij huurt huisjes in het dorp, die hij op zijn buurt verhuurt aan vakantiegangers, voornamelijk gezinnen met kinderen. Het tweede project heet Kabin. “Dat is hetzelfde principe, alleen betreft het een soort kluizenaarshuisjes, waar je je helemaal alleen of met z’n tweeën kunt afzonderen van de bewoonde wereld, bijvoorbeeld midden in een bos. Steeds meer mensen hebben daar be-
hoefte aan, merk ik. Stilte is de nieuwe luxe.” Niet voor niets luidt zijn slogan: We develop silence. Jeroen neemt ons mee naar zo’n afgelegen huisje: op een privé-eiland in een meer, alleen te bereiken per boot. “Als je dit huurt, heb je je eigen eilandje. Je hoeft geen mens te zien, kan helemaal tot jezelf komen.” Het is er knus met de hoofdletter K. De inrichting, met een badkuip op pootjes, houtoven en antieke meubels, is van de hand van zijn vriend Sam Lormans. Er is geen elektriciteit noch stromend water. Nog niet. Ze zijn bezig met het installeren van een warmwaterdouche, zonne-energie (“genoeg om je mobieltje op te opladen”) en een verbrandingstoilet dat werkt op gas. “Eenvoudig hoeft niet Spartaans te zijn. Enige luxe mag je wel hebben als je hier een week zit.” Ik krijg spontaan zin om een heel dik boek te schrijven. De dag, en de reis, sluiten we af in een hot tub aan het meer. Terwijl het houtvuur het water graadje voor graadje verwarmt, zien we de zon achter de Zweedse bossen verdwijnen. Die vijfsterren natuur, waar achter het loof de nieuwe luxe verborgen gaat: stilte. w
Hellen Wistrand van B&B Ulvsbomuren.
Sara Wennerqvist, gids van Zwedens ‘wildste hotel’: Gränsland’s Jägarstugan Wilderness Lodge.
171