Het Westen vs. De Islam
Docent:
Jelle de Bont
M. Stoffers
444049 Postvak 38 22 november 2011 Blok MA CWS 2b Midterm paper Aantal woorden 3128
In zijn controversiële artikel ‘The Clash of Civilizations?’, in 1993 verschenen in Foreign Affairs, betoogt Samuel P. Huntington dat na de Koude Oorlog de fundamentele bron van conflicten in de wereld niet meer in de eerste plaats ideologisch of economisch is. De overheersende bron van conflicten zal in plaats daarvan cultureel van aard zijn, in de vorm van botsende beschavingen: “The clash of civilizations will dominate global politics. The fault lines between civilizations will be the battle lines of the future” (Huntington, 1993, p. 22). Een beschaving is volgens Huntington een culturele entiteit. Echter, elke religie, elke etnische groep, elk dorp en elke nationaliteit hebben alle verschillende culturele aspecten. De cultuur van een dorp in het zuiden van Italië zal in bepaalde opzichten verschillen van een dorp in het noorden van het land. Toch maken beide onderdeel uit van een overkoepelende Italiaanse cultuur, waardoor ze te onderscheiden zijn van bijvoorbeeld Duitse dorpen. Laatstgenoemde hebben op hun beurt gemeen met de Italiaanse dorpen dat ze onderdeel zijn van een bredere Europese cultuur, die weer verschillend is van bijvoorbeeld de Chinese of Arabische cultuur. Kortom, iedereen maakt deel uit van verschillende culturen, maar een beschaving is “the broadest level of cultural identity people have short of that which distinguishes humans from other species” (p. 24). De beschavingen die Huntington onderscheidt, zijn de Westerse, Confucianistische, Japanse, Islamitische, Hindoeïstische, Slavisch-Orthodoxe, Latijns-Amerikaanse en mogelijk de Afrikaanse. De voornaamste conflicten zullen ontstaan langs de culturele breuklijnen tussen beschavingen. Speciale aandacht geeft Huntington hierbij aan het concept van ‘the West versus the rest’, ontleent aan het werk van Kishore Mahbubani. Op dit moment, na het wegvallen van de Sovjet-Unie als supermacht, heeft het Westen een superieure positie in de wereld. Militaire conflicten tussen Westerse staten onderling zijn ondenkbaar en de Westerse militaire macht is ongeëvenaard. Daarnaast domineert het Westen internationale politieke organisaties, veiligheidsinstellingen en economische instituties, zoals de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en het Internationaal Monetair Fonds. Het Westen gebruikt militaire macht, economische middelen en internationale organisaties om haar dominante status te behouden, de eigen belangen te beschermen en Westerse politieke en economische waarden te promoten. Dit is althans de manier waarop mensen uit andere beschavingen de rol van het Westen in de wereld interpreteren. De Westerse waarden worden als universele waarden gepromoot, terwijl ze in werkelijkheid op weinig weerklank kunnen rekenen buiten het Westen. De moderne democratie is een dergelijk Westers product. Als het al in niet-Westerse samenlevingen is ontstaan, dan is dat vaak gebeurd doordat het door het Westen is opgelegd, bijvoorbeeld ten tijde van het kolonialisme. In werkelijkheid bestaan er enorme verschillen in 1
waarden tussen beschavingen. Hieruit vloeit de steeds groter wordende spanning tussen het Westen en de rest voort. Met name de breuklijn tussen de Westerse en de Islamitische beschaving zal zichtbaar worden. Conflicten langs deze breuklijn zijn al 1300 jaar aan de gang en zullen hoogstwaarschijnlijk niet verdwijnen. De Islam heeft ‘bloody borders’ (Huntington, 1993). Er is veel kritiek gekomen op de theorie van Huntington. Zo wordt gezegd dat hij de grenzen van de verschillende beschavingen nogal arbitrair heeft getrokken (Russett, Oneal & Cox, 2000, p. 588). Waarom wordt de Latijns-Amerikaanse beschaving bijvoorbeeld onderscheiden van de Westerse, terwijl de diversiteit tussen Islamitische landen niet wordt onderkend en daardoor enorm verschillende landen als Marokko, Indonesië en Iran onder dezelfde beschaving worden gerekend? (Nierop, 2001, pp. 58-59). Kijkend naar empirische gegevens over conflicten in de periode na de Koude Oorlog, concludeert Jonathan Fox (2005) dat het tot eind 2001 nog niet tot een ‘clash of civilizations’ is gekomen. De meerderheid van de conflicten na de Koude Oorlog zijn conflicten binnen beschavingen geweest en dus niet tussen beschavingen. Dit wordt ook beweerd door Tom Nierop (2001). Over de Islam in het bijzonder zegt Fox (2005) dat de meeste conflicten waarin Moslims een rol spelen, conflicten zijn tussen Moslims onderling en dus niet tussen verschillende beschavingen. Ook hebben Islamitische staten vaak een betere verstandhouding met staten buiten de Islamitische wereld dan dat ze die met elkaar hebben (p. 432). Interessant in dit opzicht is om te zien wat er in de jaren negentig van de afgelopen eeuw is gebeurd in toenmalig Joegoslavië. De enige militaire steun voor de Bosnische Moslims kwam van Westerse staten en dus van een andere beschaving dan de Islamitische (Nierop, 2001, p. 60). Ook zou de theorie van Huntington het gevaar met zich meebrengen een ‘selffulfilling prophecy’ te worden (Fox, 2005, p. 428; Russett et al, 2000, p. 589). Over 9/11 en de oorlog tegen het terrorisme kan bijvoorbeeld worden gezegd dat Osama bin Laden de ‘clash of civilizations’ heeft getracht te ontbranden (McCormick, 2011). De aanslagen van 11 september 2001 en de daaropvolgende terroristische aanslagen in Madrid en Londen in respectievelijk 2004 en 2005 kunnen niet worden gezien als onderdeel van de door Huntington voorspelde botsing tussen twee beschavingen. Terroristennetwerken als Al Qaida zijn namelijk niet de vertegenwoordigers van de Islamitische beschaving. Dit geldt ook voor de Islamitische fundamentalisten in het algemeen (Ajami, 2008). Mensen als Pim Fortuyn en Geert Wilders lijken dit onderscheid tussen de Islamitische cultuur en Islamitisch fundamentalisme echter niet zo nauw te nemen en de aanval te hebben ingezet op de gehele
2
Islam. Deze twee politici worden dikwijls omschreven als populisten en dit gebeurt niet zonder reden. Volgens Albertazzi en MacDonnell (2008) is het populisme namelijk: “an ideology which pits a virtuous and homogeneous people against a set of elites and dangerous ‘others’ who are together depicted as depriving (or attempting to deprive) the sovereign people of their rights, values, prosperity, identity and voice” (p. 3).
In deze definitie herkennen we duidelijk de standpunten van Geert Wilders en Pim Fortuyn. Laatstgenoemde bracht in 2002 een boek en tevens het partijprogramma van zijn politieke partij LPF (Lijst Pim Fortuyn) uit onder de titel De puinhopen van acht jaar Paars. Dit werk was bedoeld als kritiek op de ‘paarse’ coalitie van Pvda, VVD en D66 die van 1994 tot 2002 de regering van Nederland vormde. Volgens Fortuyn werd Nederland geregeerd door een elite die geen oog meer had voor de belangen van de ‘gewone’ mens. De ware democratie moest worden hersteld en daarom moest soevereiniteit worden teruggegeven aan het volk (Lucardie, 2008, pp. 158-159). Dit is een duidelijk populistisch standpunt (Albertazzi et al, 2008, pp. 45). Naast zijn kritische houding ten aanzien van de elite, stond Fortuyn bekend om zijn standpunten aangaande immigratie en in het bijzonder de Moslimimmigranten en de Islam. Zo zei Fortuyn eens in een interview dat hij de Islam een achterlijke cultuur vindt en dat hij het liefst geen Moslim meer het land zou binnenlaten (Poorthuis & Wansink, 2002). Na de moord op Fortuyn op 6 mei 2002 en de daaropvolgende verkiezingsoverwinning van zijn partij negen dagen later, ging het bergafwaarts met de LPF. Het kabinet, waar de LPF samen met de VVD en CDA deel van uitmaakte, viel na een paar maanden en bij de volgende verkiezingen in 2003 behaalde de LPF nog maar acht zetels. Drie jaar later was de LPF volledig verdwenen van het politieke toneel. De snelle opkomst van de partij werd gevolgd door een bijna even snel verval. Nu was het de beurt aan een nieuwe Nederlandse populist, namelijk Geert Wilders. In 2004 verliet hij de VVD om zijn eigen partij, de PVV (Partij Voor de Vrijheid), op te richten. In 2006 behaalde hij in de landelijke verkiezingen zes procent van de stemmen, goed voor negen zetels in de Tweede Kamer. Vier jaar later was de partij van Wilders met 24 zetels de derde partij van Nederland (Databank verkiezingsuitslagen). Bij Wilders zien we, net als bij Fortuyn, de afkeer tegen enerzijds de elite en anderzijds de ‘dangerous others’, oftewel de Moslimimmigranten. Wat we bij populisten als Fortuyn en Wilders zien, is dat zij de steun van enorme massa’s mensen veroveren door zich te presenteren als vertegenwoordigers van het ‘gewone’ volk. In de manier waarop zij dit doen, maken zij een onderscheid tussen ‘wij’ (de burgers) en 3
‘zij’ (de elite en de Islam). ‘Wij’ moeten onze stem laten gelden als we willen voorkomen dat ‘zij’ zullen zegevieren. We moeten wat Paul Taggart ons ‘heartland’ noemt, heroveren. Het ‘heartland’ is een welvarende en harmonieuze plek die in het verleden daadwerkelijk zou hebben bestaan, maar nu verloren is gegaan. Dit is te wijten aan de vijanden van het volk; zowel de vijand van bovenaf (de elite), als de vijand van onder (de Moslimimmigranten). Het ‘heartland’ is de plek waar het volk zich mee kan identificeren en moet worden hersteld om zo de soevereiniteit terug te geven aan de burgers (Albertazzi et al, 2008, p. 5; Taggart, 2004, pp. 278-280). Naast de kritische houding ten opzichte van de elite, wordt de aanval ingezet op de Islamitische immigranten. Zij worden gezien als de vertegenwoordigers van de Islam en deze is, in de ogen van populisten als Fortuyn en Wilders, een cultuur die niet samen gaat met de waarden van onze Nederlandse maatschappij. En hiermee zijn we weer terug bij Huntington en zijn theorie van de botsende beschavingen: ‘Wij tegen zij’ sluit aan bij wat Huntington omschrijft als ‘the West versus the rest’. Net als Huntington, wijzen populisten als Fortuyn en Wilders op de tegenstelling tussen onze Westerse cultuur en die van de Islam. Ook Ronald Inglehart en Pippa Norris (2003) zijn het met Huntington eens dat er een culturele breuklijn bestaat tussen het Westen en de Islamitische wereld. Echter, de voornaamste botsing tussen deze twee culturen gaat niet over politieke waarden, zoals Huntington betoogt, maar over thema’s als de gelijkheid van man en vrouw en seksuele liberalisering. Huntington (1993) beweert dat ‘Westerse’ ideeën als individualisme, liberalisme, mensenrechten, de vrije markt en democratie geen weerklank vinden buiten het Westen (p. 40). Onderzoek wijst echter uit dat democratie wereldwijd een voornamelijk positief imago heeft, dus ook in de Islamitische landen. De werkelijke verdeeldheid tussen het Westen en de Moslimwereld komt aan het licht wanneer we houdingen ten aanzien van de gelijkheid van man en vrouw en seksuele liberalisering in ogenschouw nemen. Islamitische landen staan veel minder open voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen, abortus, homoseksualiteit en echtscheiding dan Westerse landen: “These issues are part of a broader syndrome of tolerance, trust, political activism, and emphasis on individual autonomy that constitutes “self-expression values”” (Inglehart et al, 2003, p. 67). Hoewel over de hele wereld democratie gepromoot wordt, bestaat er (nog) geen mondiale consensus over de zogenaamde ‘self-expression values’. De mate waarin een maatschappij deze waarden benadrukt, is cruciaal voor het slagen van een democratie. De meest tolerante landen zijn tegelijkertijd de meest democratische. Het zijn dan ook deze waarden, die de werkelijke botsing tussen het Westen en de Islamitische wereld aantonen. Bovendien zien we dat de jongere generaties in Moslimlanden bijna net zo traditioneel zijn 4
gebleven als hun ouders, terwijl jongeren in Westerse samenlevingen steeds meer aandacht hebben voor ‘self-expression values’. Dit illustreert de groeiende culturele kloof tussen het Westen en de Islamitische landen (Inglehart et al, 2003). De mate waarin ‘self-expression values’ worden nagestreefd, heeft volgens Inglehart te maken met de veranderende economische situatie waarin een land zich begeeft. Groeit een generatie op in een tijd van welvaart, dan kunnen we verwachten dat het minder nadruk gaat leggen op materialistische waarden en meer op postmaterialistische waarden: “Material sustenance and physical security are immediately linked with survival, and when they are scarce people give top priority to these ‘materialistic’ goals; but under conditions of prosperity, people become more likely to emphasise ‘post-materialist’ goals such as belonging, esteem, and aesthetic and intellectual satisfaction” (Inglehart, 2008, p. 131).
Inglehart wijst bovendien op het belang van de vormende jaren van de mens, een periode die hij aanduidt als de ‘pre-adult years’. De waarden die iemand nastreeft, worden grotendeels beïnvloed door de omstandigheden die tijdens zijn of haar vormende jaren de overhand hadden. Dit betekent dat wanneer jonge generaties, die zijn opgegroeid onder andere omstandigheden dan hun ouders, oudere generaties gaan vervangen in de maatschappij, er een verschuiving is waar te nemen in de waarden van de gehele samenleving. In het Westen is dit proces te zien in de verschuiving van materialistische naar postmaterialistische waarden, doordat de jongere generaties zijn opgegroeid in tijden van welvaart (Inglehart, 2008). Wereldwijd zien we dat de verhouding tussen materialisten en postmaterialisten enorm varieert overeenkomstig het niveau van economische ontwikkeling van een samenleving. In lage inkomenslanden hebben materialisten de overhand, terwijl in de ontwikkelde landen postmaterialistische waarden in opkomst zijn. Ter illustratie: In Pakistan zijn er 55 keer meer materialisten als postmaterialisten, terwijl in de Verenigde Staten en Zweden de verhouding respectievelijk 2:1 en 5:1 is in het voordeel van de postmaterialisten. De verschuiving van materialistische naar postmaterialistische waarden in de Westerse samenlevingen valt samen met de verschuiving van ‘survival values’ naar ‘self-expression values’. Postmaterialisten houden zich veel meer bezig met de laatstgenoemde waarden, terwijl materialisten zich voornamelijk bezig houden met de zogenaamde ‘survival values’: “Throughout advanced industrial societies, the younger age cohorts emphasise self-expression values much more
5
heavily than their elders do, in a pattern similar to that found with post-materialist values” (Inglehart, 2008, p. 141). De opkomst van het postmaterialisme betekent overigens niet dat materialistische zaken van de politieke agenda verdwijnen. Materialistische kwesties als het waarborgen van de welvaart en economische ontwikkeling zullen altijd belangrijke politieke thema’s zijn. Wanneer overleving als vanzelfsprekend wordt aangenomen, komt er echter ruimte voor het ontwikkelen van de ‘self-expression values’. Dit heeft tot gevolg dat in de politiek van de meeste geavanceerde industriële samenlevingen steeds meer de nadruk wordt gelegd op culturele kwesties. Het stemgedrag van individuen verschuift van ‘social class voting’ naar ‘cultural voting’ (Inglehart, 2008, p. 142). Peter Achterberg erkent dat ‘cultural voting’ in opkomst is. Hij schrijft dit in tegenstelling tot Inglehart echter niet toe aan het verval van ‘class voting’. De twee vormen van stemgedrag moeten strikt van elkaar worden gescheiden. ‘Class voting’ komt inderdaad voort uit economische motieven: De middenklasse is geneigd te stemmen voor een partij die economisch conservatisme nastreeft. Dit zijn over het algemeen de ‘rechtse’ partijen. De arbeidersklasse zal eerder voor ‘linkse’ partijen stemmen, omdat deze een beleid van economisch liberalisme nastreven. Het stemgedrag van personen komt echter niet slechts voort uit de hierboven beschreven economische overweging. Ook kwesties als individuele vrijheid en de handhaving van sociale orde spelen een rol. Hierbij is opleiding van cruciaal belang. Sociaal conservatisme zien we over het algemeen bij mensen met een lage opleiding, terwijl mensen met een hogere opleiding vaak liberaler zijn op sociaal-cultureel vlak. Hierbij moet vermeld worden dat de arbeidersklasse over het algemeen een lager opleidingsniveau heeft genoten dan de middenklasse. Dit heeft tot gevolg dat, wanneer we kijken naar ‘cultural voting’, de middenklasse geneigd is op een liberale ‘linkse’ partij te stemmen, terwijl de arbeidersklasse juist op de conservatieve ‘rechtse’ partijen zal stemmen. Wanneer niet het onderscheid tussen deze twee vormen van stemgedrag wordt gemaakt, loop je het risico tot de conclusie te komen dat ‘class voting’ is afgenomen, terwijl het in werkelijkheid juist is toegenomen. Zowel ‘class voting’ als ‘cultural voting’ is toegenomen, maar de laatstgenoemde meer dan de ander (Waal, Achterberg & Houtman, 2007). Achterberg (2007) is het dus niet met Inglehart eens dat de toename in ‘cultural voting’ voortkomt uit een verval in ‘class voting’ en daarom dus te maken heeft met economische ontwikkelingen en motieven. Volgens Achterberg moet er in plaats daarvan worden gekeken naar het proces van secularisering. In het Westen zien we dat de Kerk haar grip op het leven van veel individuen heeft verloren. Ontdaan van de traditionele invloed van 6
de Kerk als een autoritaire instelling, hebben mensen nu veel meer de ruimte culturele waarden na te streven. De politieke cultuur van een maatschappij zal steeds meer gericht zijn op zaken als individuele vrijheid en sociale orde wanneer het niveau van secularisering stijgt. De door de Kerk verschafte traditionele morele orde van normen en waarden is in Westerse samenlevingen sterk in verval geraakt. Het proces van secularisering heeft het effect dat religie wordt teruggedrongen tot de private sfeer. Gevolg hiervan is dat de status van religie wordt bedreigd, doordat het gereduceerd wordt tot niets meer dan een vorm van persoonlijke overtuigingen. Het geloof verliest aldus haar collectieve aantrekkingskracht. Dit kan stuiten op weerstand van bepaalde groepen, organisaties en individuen die als reactie op het seculariseringproces hun geloof op een radicale manier gaan interpreteren en dit willen projecteren op de gehele samenleving. Dit zijn de religieuze fundamentalisten (Emerson & Hartman, 2006, pp. 127-130). Volgens Steve Bruce (2000) is het religieus fundamentalisme bovenal een reactie op de moderniteit. Fundamentalisten baseren zich op een bron van ideeën en zien deze als volmaakt. Islamitische fundamentalisten baseren zich in dit opzicht op een letterlijke interpretatie van de Koran (pp. 9-15). Het religieus fundamentalisme, en dus ook de Islamitische variant ervan, kan worden omschreven als een antimodernistische beweging die zich baseert op een religieuze traditie. De secularisering van de samenleving wordt door religieuze fundamentalisten ervaren als een verlies aan fundamentele waarden (Lechner, 1991, pp. 107-110). Over het algemeen wordt aangenomen dat de rol van religie is afgenomen met het proces van modernisering, een proces dat is ontstaan in het Westen. Kenmerkend voor de modernisering is allereerst de scheiding tussen publieke en private sfeer: “While the public sphere is instrumental and rational, the private-world sphere is expressive, indulgent and emotional” (Bruce, 2000, p. 17). Religie is steeds meer teruggedrongen tot de privésfeer, doordat de Kerk veel sociale functies heeft moeten overdragen aan seculiere, gespecialiseerde instellingen. De opkomst van de wetenschap en de technologische vooruitgang hebben voor een rationalisering van de maatschappij gezorgd: Gebeurtenissen worden tegenwoordig steeds minder verklaard vanuit het geloof. Het terugdringen van religie tot de private sfeer is daarnaast te verklaren vanuit de opkomst van de natiestaat. In de moderne natiestaat leven verschillende etnische en religieuze groepen naast elkaar en in een dergelijke samenleving is het dus van belang dat de staat neutraal is. De moderne natiestaat is dus een geseculariseerde samenleving (Bruce, 2000, pp. 16-26; Gill, 2001, pp. 121-122). Een gevolg van dit moderniseringsproces is echter ook de opkomst van het religieus fundamentalisme. Zoals hierboven is uitgelegd, kan het fundamentalisme worden opgevat als 7
een reactie op de moderniteit. Moslimfundamentalisten kunnen daarom geenszins worden gezien als vertegenwoordigers van de Islamitische cultuur of beschaving. Dat neemt niet weg dat verscheidene mensen, waaronder Huntington, Inglehart en Achterberg, een fundamenteel verschil zien tussen de Westerse en de Islamitische cultuur. Culturele conflicten tussen het Westen en de Islam worden uitgelegd aan de hand van botsende beschavingen, verschillen in economische ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende waarden, of de rol van religie en het proces van secularisering. Allen wijzen op de kloof tussen het Westen en de Islam, een thema dat door populisten als Fortuyn en Wilders in de politiek is gebruikt om het volk, bestaande uit de ‘gewone’ burgers, te mobiliseren. De eigen identiteit wordt gedefinieerd door nadrukkelijk te wijzen op de tegenstelling met de ‘anderen’, in dit geval de Islam.
8
Literatuur
Achterberg, P. (2007). Why is cultural conflict rising? A twenty-nation survey. Allacademic.com. Retrieved November 7, 2011, from http://research.allacademic.com/meta/p_mla_apa_research_citation/1/8/3/9/5/p183958_index. html
Ajami, F. (2008, January 6). The Clash. New York Times. Retrieved November 2, 2011, from http://www.nytimes.com/2008/01/06/books/review/Ajami-t.html?pagewanted=all
Albertazzi, D., & MacDonnell, D. (2008). Introduction. In D. Albertazzi & D. MacDonnell (Eds.), Twenty-first century populism: the spectre of Western European democracy (pp. 1-11). Basingstoke etc.: Palgrave Macmillan.
Bruce, S. (2000). Fundamentalism. Cambridge: Polity Press.
Emerson, M. O., & Hartman, D. (2006). The Rise of Religious Fundamentalism. Annual Review of Sociology, 32, 127-144. Retrieved November 8, 2011, from JSTOR Arts and Sciences 1 database.
Fox, J. (2005). Paradigm lost: Huntington's unfulfilled clash of civilizations prediction into the 21st century. International Politics, 42, 428-457. Retrieved November 2, 2011, from Palgrave online database.
Gill, A. (2001). Religion and Comparative Politics. Annual Review of Political Science, 4, 117-138. Retrieved November 8, 2011, from Annual Reviews Back Volume Collection database.
Huntington, S. P. (1993). The Clash of Civilizations? Foreign Affairs, 72(3), 22-49. Retrieved November 2, 2011, from JSTOR Arts and Sciences 6 database.
Inglehart, R. F. (2008). Changing Values among Western Publics from 1970 to 2006. West
9
European Politics, 31(1), 130-146. Retrieved November 4, 2011, from Taylor & Francis online database.
Inglehart, R., & Norris, P. (2003). The true clash of civilizations. Foreign Policy, 135, 62-70. Retrieved November 4, 2011, from JSTOR Arts and Sciences 7 database.
Lechner, F.J. (1991). Fundamentalism and Modernity. In P.B. van Hensbroek & J. Koenis (eds.), Naar de letter. Beschouwingen over fundamentalisme (pp. 103-125). Utrecht: Stichting Grafiet.
Lucardie, P. (2008). The Netherlands: populism versus pillarization. In D. Albertazzi & D. MacDonnell (Eds.), Twenty-first century populism : the spectre of Western European democracy (pp. 151-165). Basingstoke etc.: Palgrave Macmillan.
McCormick, T. (2011, May 10). Clash of Civilizations Re-Revisited. Huffingtonpost.com. Retrieved November 18, 2011, from http://www.huffingtonpost.com/ty-mccormick/clash-ofcivilizations_b_859960.html
Nierop, T. (2001). The clash of civilizations: cultural conflict, the state and geographical scale. In G. Dijkink & H. Knippenberg (Eds.), The territorial factor. Political geography in a globalising world (pp. 51-76). Amsterdam: Vossiuspers. Poorthuis, F., & Wansink, H. (2002, February 9). ‘De islam is een achterlijke cultuur’; ‘Herstel van de grenscontroles en apparatuur in de havens, de luchthavens en aan de grenzen van Belgie en Duitsland’. De Volkskrant. Retrieved November 20, 2011, from LexisNexis database.
Russett, B. M., Oneal, J. R., & Cox, M. (2000). Clash of Civilizations, or Realism and Liberalism Déjà Vu? Some Evidence. Journal of Peace Research, 37, 583-608. Retrieved November 2, 2011, from JSTOR Arts and Sciences 7 database.
Taggart, P. (2004). Populism and representative politics in contemporary Europe. Journal of Political Ideologies, 9(3), 269–288. Retrieved November 11, 2011, from Taylor & Francis online database. 10
Waal, J. van der, Achterberg, P., & Houtman, D. (2007). Class Is Not Dead-It Has Been Buried Alive: Class Voting and Cultural Voting in Postwar Western Societies (1956-1990). Politics & society 35 (3), 403-426. Retrieved November 4, 2011, from SAGE Journals online database.
Websites
Databank verkiezingsuitslagen op www.verkiezingsuitslagen.nl
11