PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
De Islam in Europa, verovering van het Westen? Colloquium door de Karel Martelstichting, 20 november 2002
Inleiding
Vooreerst wens ik de initiatiefnemers van dit colloquium te feliciteren voor de organisatie van deze debatavond. Ik ben een dermate voorstander van een debatcultuur dat ik mij niet heb laten intimideren of afschrikken door de aanwezigheid van de Heren Andre Gantman en Filip Dewinter en moet u onthullen dat ik zelfs zou hebben deelgenomen aan een debat indien hier aanwezig waren geweest joden- en Israël-onvriendelijke politici als VLD-er Vincent Van Quickenborne, VLD’er Jean-Marie Dedecker, liberaal Louis Michel. Zelfs Agalev-boegbeeld Eddy Boutmans zou mij niet hebben afgeschrikt. Zover gaat mijn debatliefde. De retorische vraag in de titel van de lezing was van aard om tot intellectuele luiheid aan te zetten en de verwachtingen van het linkse De Morgen dat het antwoord een eenduidig “Ja” zou worden, was dit nog meer. De gemakkelijke oplossing was inderdaad een exposé te geven dat aantoont en besluit dat de islam het Westen weldegelijk verovert. De demonstratie van deze © 2002 by H. Rosenberg
1
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
stelling zou dan te vinden zijn in de ontelbare gewapende conflicten in de wereld en de grote terreurdaden die ALLE een islaminslag hebben (tot de snipers in Washington toe!). Voorts zou het evidente bewijs in het oog springen uit de populatie die onze gevangenissen bevolkt (de kleurrijke bezoekers aan de poorten zijn welsprekend), zonder dat men zich in pseudo-savante digressies moet storten over de al dan niet correcte criminaliteitsstatistieken. Een verwijzing naar de dagelijkse krantenberichten over criminaliteit, waar gangsters en boefjes allerlei die onze straten teisteren in overgrote meerderheid de exotische voornamen dragen van Rashid, Abdelrachim, Mohammed, Abdallah, Mustafa, edm. Het antwoord op de retorische vraag was dus zonder aarzeling “ja”, omdat ons straatbeeld overrompeld wordt door dat soort individuen en zij zijn –zo neemt men althans aan- islamieten. U allen zou tevreden naar huis zijn gegaan, omdat u nu uit de mond van een joodse prof de “wetenschappelijke” vertolking hebt bijgewoond van wat u al zo lang “aanvoelde”. Mijn tegendraadse natuur en mijn mateloze eerbied voor de debatcultuur laten mij echter niet toe om deze toer op te gaan. Ik heb gekozen voor een intellectueel verrijkend debat, een debat dat ons allen tot nadenken stemt en ons misschien naar huis laat gaan met uitdagende ideeën en pijnlijke dilemma’s over een onderwerp waarvan wij dachten dat alle zekerheden vaststonden. Vraagstelling De vraag die hier ter debat staat is niet of de zogenaamde niet-Europese allochtonen ons westers cultuurgoed bedreigen, noch of moslims of Arabieren onze Europese burcht bestormen en veroveren. Deze allochtonen zijn voor het grootste deel burgers van de Europese Unie. Het gaat dus meer om de “Islam” als een allesomvattende godsdienst, die wij als een bedreiging ervaren, waarbij onze allochtone burgers als een soort vijfde kolom worden beschouwd. Dat is de vraag, zoals ik ze begrijp en ze vanavond zal bespreken. Hiervoor zal ik u inleiden in de wordingsgeschiedenis van de abrahamistische monotheïstische godsdiensten en wij zullen dan zien "Wie zonder zonden is werpe de eerste steen1" naar de Islam. In een eerste deel zal ik bondig de mechanismen trachten uit te leggen waarbij de drie godsdiensten –die overigens verbluffende overeenstemmingen vertonen- het woord van God uitleggen en construeren. Pas als we het denkpatroon en – 1
Johannes, VII:7.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 2
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
mechanisme van religieus geïnspireerde mensen begrijpen, kunnen wij in een tweede deel het antwoord verschaffen op de gestelde vraag of de islam het westen verovert. In dat tweede deel zal ik ten behoeve van de politieke wereld ook een suggestie maken voor een m.i. originele maar doeltreffende oplossing van het probleem van islamitisch geïnspireerd integrisme, fundamentalisme en geweld. De wordingsgeschiedenis godsdiensten
van
de
abrahamistische
monotheïstische
Bij de evaluatie van een godsdienst kan men uitgaan van de studie van zijn Heilige Schriften. Probleem hierbij is dat de abrahamistische God, de God van Abraham (Ibrahim), noch in de Bijbel (het Oude Testament der katholieken, de Taurat voor de moslims), noch in de Evangelies (de Ingil voor de moslims), noch in de Koran klare taal heeft gesproken. De boodschap van de profeet Jezus (Isa) is nog het minst duidelijk. De profeet Mozes (Musa) met zijn bijbelproza en profeet
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 3
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Mohammed Ibn Abdallah met zijn koranpoëzie hebben alles behalve een wetcode geproduceerd. De Bijbel wordt met goddelijke inspiratie door de profeet Mozes (Musa) vanaf 1312 vòòr de gangbare jaartelling (dus een 3314 jaar geleden) opgetekend, waarbij hij de wederwaardigheden van de aartsvaders weergeeft die 600 jaar voordien hadden geleefd en gaat voort met het epos van het joodse volk vanaf zijn ontstaan als een volk aan de berg Sinai in 1312 vòòr de jaartelling. In deze bijbelverhalen –want dat zijn het: verhalen) is maar weinig te onderkennen van wat later de joodse wet zou worden met haar 613 bijbelse ge- en verboden en haar oneindig aantal –en nog steeds aanwassende- Rabbinale verboden. De joodse wet (halacha) krijgt pas vorm tussen de 2de en 5de eeuw van de jaartelling in de Talmoed. Aan de hand van zeer vindingrijke technieken van deductie, interpretatie, soms zelfs Hineininterpretierung, inlezing, edm. gaven deze joodse rechtsgeleerden vorm aan een volledig rechtstelsel dat burgerlijk recht, sacraal recht, commercieel recht, publiek recht en strafrecht omvat. Alles wordt formeel op de Bijbel gestoeld en een dogma gebiedt te geloven dat zelfs de aartsvaders reeds de bijbelvoorschriften in ere hielden avant-la-lettre als het ware, zoals deze later door de Talmoedgeleerden zouden worden geëxpliciteerd. In deze periode worden ook de leerstellingen vastgelegd, zodat men kan zeggen dat de canonisatie van het denken en handelen van de jood –de orthodoxie en orthopraxie- 2.300 jaar na de aartsvadertijd en 1.800 jaar na de openbaring bij de Sinaiberg plaatsvond. Gans de joodse wet wordt dus uit de Bijbel gelezen, maar door de Talmoedbril heen2. Bij de vastlegging van de katholieke dogma’s en van de religieuze voorschriften vindt men eenzelfde vastlegging van orthodoxie en orthopraxie met terugwerkende kracht terug. Dit gebeurt dan nog eveneens in de 4de eeuw van de jaartelling, dus in de tijd dat de Talmoedgeleerden met hun titanenwerkwerk bezig waren vorm te geven aan de joodse wet. Evenals de Bijbel die geschreven wordt in Exodus (het tweede Boek van Mozes) en extrapoleert naar de Genesis (het eerste Boek met het Scheppingsverhaal en het aartsvaderlijke epos), zal in de vier Evangelies (Ingil) het leven en vooral de opstanding van Jezus worden beschreven door achterwaarts in de tijd te extrapoleren. Het Evangelie van Marcus werd geschreven rond het jaar 65 (of 35 jaar na de kruisiging van Jezus), het Evangelie van Matteüs tussen het jaar 70 en 80, het Evangelie van Lucas tussen 80 en 85 en het Evangelie van Johannes rond 1103. Deze vier bijbelse schrijvers, waarvan geen enkele een ooggetuigenverslag is, hangen vier verschillende verhalen op. 2
Zie: H. ROSENBERG, De Talmud, leesbril voor de Bijbel en katalysator van de Joodse Wet. Academische Rede 2001, in Acta Comparanda, XIII, F.V.G., p. 5-21. 3 De christelijke jaartelling werd pas ingevoerd in het jaar 526 door Dyonisius Exiguus. Tot dan gold de Romeinse jaartelling die de stichting van de stad Rome als startpunt beschouwde. Volgens deze jaartelling
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 4
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
De verschillen zijn ook niet toevallig, onbeduidend of onschuldig, maar geven de evolutie weer van de joodse sekte tot dewelke Jezus behoorde naar een nieuwe wereldreligie. Twee voorbeelden om dit te illustreren: Bij Marcus is Jezus nog een gewone joodse mens, met broers en zusters4, die “één wordt met God”, wat niet meer betekent dat hij zijn egobewustzijn transcendeert en één wordt met het goddelijke bewustzijn. Dit geeft hem ongekende krachten en leidt tot zijn liefdevolle en bijzondere optreden. Marcus zegt dat mensen hem als de Messias, de met Godkracht bezielde heilbrenger, beschouwen, maar dat Jezus zelf niet als zodanig wenste te worden aangemerkt of vereerd. Matteüs en Lucas plaatsen Jezus reeds op een voetstuk, introduceren het ‘kerstverhaal’ met de geboorte uit de maagd. Lucas spreekt voor het eerst van de aankondiging van de geboorte van Jezus door de engel Gabriël5 en beide evangelisten hangen een stamboom op dat Jezus met het koningshuis van David zou verbinden en van hem een afstamming van aartsvader Abraham maakt6. Bemerkenswaardig is dat deze stamboom de bijbelse afstamming vastlegt via de vader Jozef, met wie Jezus later bij de vastlegging van het maagdelijkheiddogma van Maria plots geen lichamelijke afstammingsband meer zal hebben. Voor Johannes is Jezus reeds God. Men leest er o.a. dat “het Woord was bij God, en in Jezus is het Woord vlees geworden”, of “Nog nooit heeft iemand God gezien, maar de enige Zoon, die God is (...) heeft Hem bekendgemaakt”7. De rol van Petrus (alias Simon8) ondergaat eveneens een drastische metamorfose, die van onschatbaar belang is om later de leerstelling van de onfeilbaarheid van de Paus te onderbouwen. Bij Marcus wordt hij afgeschilderd als een wankelmoedig karakter die, als hij in het nauw komt, liegt9. Ook bij Matteüs speelt Petrus geen glansrol. Bij zijn naamsverandering wordt ermee rekening gehouden dat Petrus/Simon een onwrikbaar innerlijk geloof had als een rots10. Later nochtans noemt Jezus Petrus (volgens het Marcus-evangelie11) geen rots meer maar Satan, wat hij blijft nu hij ontrouw wordt aan zijn diepste weten en werd Jezus op 25 december 753 geboren en Dyonisius Exiguus liet de jaartelling ingaan op 1 januari 754 dat het jaar 1 werd van onze jaartelling. Pas veel later bleek dat dit op een vergissing berustte, omdat Herodes die volgens het Nieuwe Testament ten tijde van de geboorte van Jezus (nog) regeerde al in 750 gestorven was, zodat de geboorte van Jezus plaatsvond minstens in het jaar 4 (wellicht het jaar 6) vòòr de jaartelling. 4 Marcus, VI:3. 5 Lucas, I:5-38. Mattëus, I:20-22. 6 Mattëus, I:1-17. Lucas, III:23-38. 7 Johannes, I:14. 8 Marcus (III:15) verhaalt dat twee van de twaalf discipelen van Jezus de naam Simon droegen en dat Jezus, wellicht om verwarring te vermijden, één van hen Petrus (= de rots) heeft genoemd. 9 Marcus, XIV:31. 10 Matteüs, XVI:16-18. 11 Matteüs, XVI:23.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 5
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Jezus tot driemaal toe verloochent12. Ook bij Lucas en Johannes is Petrus diegene die Jezus verloochend heeft, maar verkondigt dat Jezus aan Petrus (alias Simon) verschenen is13. In Johannes14 verschijnt Petrus plots in de glansrol van de plaatsvervanger van Jezus/God op aarde. Deze spectaculaire omslag zal te maken hebben met de plotse dood van Jakobus, de broer van Jezus in het jaar 62. Immers was hij door Jezus herhaaldelijk als opvolger aangeduid15. Het gezagsvacuüm dat n.a.v. de dood van Jakobus ontstaan was, bedreigde de jonge kerk-in-wording, die onderhevig was aan een groot aantal wedijverende onderwijzers die de “ware leer van Jezus” onderrichtten. Toen ontstond de theorie dat de gezagsoverdracht door Jezus enkel kon gebeuren (1) aan een van de twaalf discipelen, (2) die bovendien getuige is geweest van de lichamelijke opstanding van Jezus16. Door dit dubbele criterium in te voeren werden figuren zoals Paulus, Jakobus en Maria Magdalena (en hun opvolgers) uit de gezagskring geweerd. Bleven alleen Thomas en Petrus over die aan beide criteria beantwoordden. Thomas werd gediskwalificeerd, wellicht omdat hij gelovigen aanspoorde vooral op zich zelf te vertrouwen, hetgeen niet van aard was het opkomende kerkgezag te verstevigen. Petrus bleek dus de beste kandidaat en zijn marteldood in Rome had een expiatoir karakter en maakte van hem een martelaar. Dit zou de grond zijn geweest voor het (latere / vervalste) slotpassage van het Johannes-evangelie over het eerherstel van Petrus17. In nauw verband met de bovengeschetste opgang van Petrus liggen de wederwaardigheden van de ooggetuigen van Jezus’ opstanding, zoals deze door de achtereenvolgende Evangeliën werden weergegeven. Volgens Marcus zijn de eerste getuigen van het lege graf Maria Magdalena, Maria18 en Salomé19. Eerste en enige getuige van de opstanding zelf was Maria Magdalena20. In Matteüs zijn de eerste getuigen van het lege graf Maria Magdalena en Maria21 en van de opstanding Maria Magdalena22. In Lucas vinden we Maria Magdalena, Maria en Johanna als getuige van het lege graf23. Getuigen van de opstanding zijn de twee Emmaüsgangers24, die later horen dat Jezus ook aan Petrus is verschenen25. Volgens het Johannes-evangelie is Maria Magdalena26 12
Matteüs, XXVI:69-75. Lucas, XXIV:12 en 34. 14 Johannes, XXI. 15 Thomas, XII (Het Thomas-evangelie werd bij Nag Hammadi ontdekt). Galaten, II:9. Handelingen, XV:619. Handelingen, XII:17. 16 E. PAGELS, De gnostische evangeliën, Servire, Cothen, 1992, p. 6-8. 17 Johannes, XXI:15-23. 18 De moeder van discipel Jakobus, dus niet van Jezus’ broer Jakobus. 19 Marcus, XVI:1-8. 20 Marcus, XVI :9-20. De authenticiteit van deze slotpassus wordt in vraag gesteld. 21 Matteüs, XXVIII:1-6. 22 Matteüs, XXVIII:9. 23 Lucas, XXIV:2-3. 24 Lucas, XXIV:13-32. 25 Lucas, XXIV:33-34. 13
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 6
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
getuige van het lege graf en later Petrus27. Maria Magdalena is eerste getuige van de opstanding28. In de eerste eeuwen stond dus Maria Magdalena –en dus niet Petrus- bekend als de apostola apostolorum. In het niet-gecanoniseerde (zelfs apocriefe) Evangelie volgens Filippus29 wordt zij zelfs omschreven als Jezus’ metgezellin die hij liefhad boven alle andere discipelen en die hij vaak kust, wat sommigen doet suggereren dat zij zelfs zijn vrouw was. In de zesde eeuw wordt zij gedegradeerd tot de anonieme zondares uit het Lucas-evangelie30, die dan identiek zou zijn aan Maria, de zuster van Marta in Lucas31. Paus Gregorius de Grote bekrachtigde in de zesde eeuw deze lezing als de enige: voor de kerk was Maria Magdalena (voortaan) de hoer die door Jezus tot bekering is gebracht32. De opgang van Petrus en vooral zijn gekunsteld statuut van “eerste getuige van de opstanding” zijn van primordiaal belang voor de positie van de Paus en diens onfeilbaarheid als afstammeling van Petrus en dus bekleed met Jezus’ gezag. E. Pagels drukt het als volgt uit: “Zelfs vandaag [nog] voert de Paus zijn eigen wijding en het primaat waarop hij aanspraak maakt, terug op Petrus zelf, ‘de eerste der apostelen’, omdat hij de ‘eerste getuige van de opstanding was’”33. Op het Concilie van Nicea (Turkije) in 325 van de jaartelling –dus ten tijde van de Talmoed- wordt de basis gelegd voor de katholieke orthodoxie en orthopraxie. Het nieuw afgekondigde credo werd “Geen heil buiten de kerk” en kwam in de plaats van het credo van Jezus, dat zich resumeerde tot “Houd van God met hart en ziel en houd van je naaste zoals je van jezelf houdt” en rechtstreeks uit de Bijbel kwam34. De nieuwe leerstelling van de kerk luidde nu: Jezus is ‘Gods eniggeboren zoon’ en Gods gelijke. In het apostolistische credo uit de 2de eeuw stond Jezus als ‘homoi-ousios’ (mens gelijkend op God) nog ondergeschikt aan God. In de 4de eeuw wilden keizer Constantijn35 en het tot staatsgodsdienst gepromoveerde katholicisme Jezus als ‘homo-ousios’ (Gods gelijke). Het Niceaanse credo canoniseert de lichamelijke opstanding van Jezus en gebiedt te geloven dat daarna 26
Johannes, XX:1. Johannes, XXI :15-23. 28 Johannes, XX :11-18. 29 Filippus, LXIII :32 en LXIV :5. Einde 2de eeuw. 30 Lucas, VII:36-50. 31 Lucas, X :42. 32 In het bij Nag Hammadi gevonden Evangelie van Maria Magdalena vinden we elementen die de afgang van Maria Magdalena uitleggen. Vooreerst hangt ook zij een negatief beeld van Petrus op en laat zij uitschijnen dat zij Jezus na zijn kruisiging in een visioen heeft ervaren, wat de lichamelijke opstanding een flinke deuk geeft, vooral komende van de enige ooggetuige van deze opstanding. Maria Magdalena heeft het eerder over een opstanding in de geest. 33 E. PAGELS, o.c., p. 8. 34 Leviticus, XIX:18. Deuteronomium, VI:5. 35 Flavius Valerius Constantinus (312-337). 27
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 7
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Jezus in levende lijve opgestegen is naar de hemel alwaar hij sedertdien aan de rechterhand van God zit. De rooms-katholieke kerk eigent zich ook het Magisterium toe, dit is de exclusieve interpretatiebevoegdheid van de Heilige Schriften, waardoor zij ook de enige bewaarster van de waarheid wordt. Het Concilie van Trente (1545-1600) legde ook twee bronnen van het kerkelijk recht vast: de geschreven bijbelteksten en de orale traditie, waarover voortaan alleen de rooms-katholieke kerk besliste, wat uitermate veel gelijkenis vertoont met de schriftelijke en mondelinge traditie of de torah-shebiktav en de torah-she-baalpeh in de joodse leer. Het dogma van de onbevlekte ontvangenis van de heilige maagd Maria volgde om aan de leer van kerkvader Augustinus (4de eeuw) tegemoet te komen, die stelde dat sedert Adam en Eva elke van hun afstammelingen belast was met de erfzonde, wat niet te lijmen viel met het dogma dat Jezus van meet af aan God is (‘God geboren uit God’). De oplossing was simpel: Jozef heeft –voortaan in de kerkleerniets meer met de verwekking te maken. Het was het exclusieve werk van de Heilige Geest. De uitspraak van Jezus dat hij “zoon des mensen” is36 werd dan maar genegeerd. Ofschoon de middeleeuwse Thomas van Aquino de zienswijze van Augustinus voor zoveel als de oerzonde van Maria betrof bestreed, is het toch de door 13de-eeuwse Britse theoloog Duns Scotus ontwikkelde theorie van de onbevlekte ontvangenis die uiteindelijk door Paus Pius IX in 1854 tot dogma zou worden verheven. Tot in de 19de eeuw is de vraag naar de erfzonde waarmee ook Maria belast was en die dus Jezus slechts 50% goddelijk maakte, de kerk blijven pijnigen. In de 19de eeuw kwam aan deze eindeloze bezinning een einde wanneer Paus Pius IX in 1854 de nieuwe leerstelling verkondigde dat ook Anna, de moeder van Maria, zonder de tussenkomst van een man zwanger was geraakt. Ook Maria was dus, net als later haar zoon, onbevlekt ontvangen. Zij was dus niet belast met de erfzonde, zodat Jezus 100% goddelijk kon zijn. Quid erat demonstrandum. Dit alles om aan te tonen dat de als wezenlijk en goddelijk voorgestelde dogma’s zoals de onfeilbaarheid van de paus en de maagdelijkheid van Maria37, niet altijd hebben vastgestaan en slechts het product zijn van eeuwenlange discussies. De Koran heeft een gelijkaardige ontwikkeling gekend met een ex post factum interpretatie die geleid heeft tot de islamitische wet (shaaria). De poëtische en niet-chronologische koranverzen vormen geen religieus reglementenboek en nog minder een wetboek, ofschoon de Islam zich ontwikkeld heeft tot een samenlevingsvorm waarin zowel het wereldlijke als het kerkelijk gezag onderworpen zijn aan het goddelijke recht. 36
Johannes, V:27. De theologische discussie of Maria nu slechts een virginitas in partu (tot aan de geboorte van Jezus), dan wel zij een virginitas post partum tot aan het einde van haar leven behield, is nog niet in een leerstelling uitgemaakt... 37
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 8
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Op één punt innoveert de Koran: met de Koran beschikken wij voor het eerst over een contemporain commentaar op het ontstaan van de islam. Dit wordt nochtans gerelativeerd door het feit dat de Arabieren in de 7de eeuw reeds geloofden dat de oppergod van het Arabische pantheon wiens naam Allah gewoon ‘de God’ betekende, dezelfde was als de God die door de joden en de christenen werd aanbeden. Religieuze plichten en symbolen als de Ramadan, de Ka’ba (de massieve kubusvormige tombe in het hart van Mekka) en de haddj of bedevaart naar Mekka, maakten toen in de djahilijja of voorislamitische periode reeds deel uit van de Arabische godsdienst. Door de groeiende contacten van Arabieren met joden en christenen, deed zich een frustrerende leemte aanvoelen bij de Arabieren, dat Allah hen nooit een afgezant als Abraham, Mozes of Jezus gezonden had en zij niet over een Heilige Schrift beschikten, waarin Allah in hun eigen taal de religieuze voorschriften had vastgelegd. Dit voerde tot een algemeen gevoel van geestelijke minderwaardigheid, dat de Arabieren zelfs deed erkennen dat de joodse en christelijke godsverering superieur was aan hun traditionele heiligdommen. Deze spirituele frustraties en dit minderwaardigheidscomplex voerden reeds in de 5de eeuw enkele Arabieren in Syrië tot de (her)ontdekking van een als authentieke godsdienst van Abraham voorgestelde eredienst. Nog kort voor de profetische roep van Mohammed in 610, hadden vier Koeraisjieten38 uit Mekka besloten om op zoek te gaan naar de hanifijjah of het ware geloof van Abraham en vormden een religieuze sekte. Drie van de vier hanoefa werden overigens de eerste moslims onder Mohammed. In de eerste periode van de islam (610-622) genoten joden en christenen volledige godsdienstvrijheid en vroeg Mohammed joden of christenen ook niet zich tot de islam te bekeren. In tegendeel waren zijn relaties met de joden uit Medina dermate goed dat zij hem onderrichtten in hun godsdienst –iets waarvan Mohammed totaal onwetend was- en hij zijn nieuw geloof afstemde op het jodendom. Zo vaardigde hij een vastenperiode uit voor moslims die op de joodse Grote Verzoendag (Jom Kippoer) viel en hij droeg moslims op drie maal per dag, zoals de joden, te bidden en zich bij het gebed naar Jeruzalem te richten. Moslims moesten spijswetten in acht nemen (geen varkensvlees) en mochten met joodse vrouwen huwen, precies gelet op de verwantschap tussen beide abrahamistische religies. Mohammed vernam ook het verhaal van Abraham die zijn zoon Ismaël en diens moeder Hagar, op injunctie van zijn jaloerse vrouw Sara, verbant en van God die voor hen in de woestijn zorgde en beloofde dat ook voor de afstammelingen van Ismaël een grote toekomst weggelegd is. Hieraan wordt het islamitische bijbelverhaal vastgeknoopt dat Abraham uiteindelijk wroeging
38
Koeraisj was de stam waartoe Mohammed behoorde.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 9
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
kreeg, Sara en Isaak verliet en Hagar en Ismaël vervoegde en Abraham en zijn zoon Ismaël dus stamvaders werden van de moslims. Naarmate Mohammed met behulp van joodse leermeesters zich in de twee andere abrahamistische religies verdiepte en hij de chronologie der profeten vernam (iets wat hij hoegenaamd niet kende), begon hij niet-authentieke elementen in de Bijbel en de Evangelies te onderkennen, zoals de dwingende talmoedcommentaren op de Bijbel en het blasfemische triniteitsdogma dat inmiddels in katholieke kringen vorm had gekregen. Na de hidjra of emigratie naar Jathrib (door de moslims tot Medina omgedoopt) in 622, begon de verstandhouding tussen Mohammed en de Medinische joden in vijandigheid om te slaan, wat Mohammed er in januari 624 toe aanzette om de kibla of gebedsrichting van Jeruzalem naar Mekka te veranderen. Bij het plotse overlijden van Mohammed in juni 632 was hij erin geslaagd om de religieuze en politieke eenheid van het in stammenstrijd gewikkelde Arabisch schiereiland teweeg te brengen, dat voortaan gekenmerkt zou worden door barmhartigheid, het zedelijk beginsel dat het kenmerk was van de meer ontwikkelde godsdienst, naastenliefde, sociale rechtvaardigheid en een krachtig egalitarisme, daarin begrepen de gelijkheid der seksen. Op dit vlak hebben de leerstellingen een zonderlinge metamorfose ondergaan. Aanvankelijk behoorden vrouwen tot Mohammeds eerste bekeerlingen, omdat hun emancipatie hem nauw aan het hart lag. Hij verleende vrouwen wettelijke erfen scheidingsrechten (wat katholieken, joden en moslims tot op vandaag niet hebben) en moedigde vrouwen aan om een actieve rol te spelen in de oemma. Zij bestudeerden de Koran, zelfs met de profeet himsef. Wanneer sommige vrouwen zich erover bekloegen dat de Koran zich enkel tot mannen richtte, was het resultaat een openbaring die zich zowel tot mannen als vrouwen richtte en die de nadruk legde op de absolute morele en geestelijke gelijkheid van beide seksen39. Hoe absurd en verwonderlijk het heden ten dage mag klinken, kwam de verandering in de geëmancipeerde positie van de islamitische vrouw door de invloed van de oikoumenè of de geciviliseerde wereld. De Koran schreef de sluier enkel voor de vrouwen van Mohammed voor. Het gebruik om de vrouwen te sluieren en in harems af te zonderen werd overgenomen van Perzië en van het christelijke Byzantijnse rijk, waar vrouwen al sinds jaren op deze wijze werden gemarginaliseerd. Tegen de tijd dat de Abassidische kaliefen in 750 aan de macht kwamen (hun kalifaat duurde tot 1258), was de positie van de islamitische vrouw net zo slecht geworden als die van hun zusters in de joodse en christelijke wereld.
39
Koran, XXXIV:35.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 10
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Na de dood van de profeet kwam de politieke macht en de verdere uitwerking van de religie en de islamitische wet (shaaria) in handen van twee elkaar bestrijdende sekten: de soenna en de sji’a. De meerderheid koos voor Mohammeds trouwste vriend Aboe Bakr, die zijn chalifa of opvolger werd. Een minderheid verkoos Mohammeds neef en schoonzoon Ali, die uiteindelijk, na Oemar ibn al-Chattab en Oethman ibn Affan, in 656 de vierde kalief werd. De sjiieten zouden hem als eerste imam of geestelijke leider van de oemma beschouwen, terwijl de soennieten de vier kalifaten erkenden. Het ging hier weldegelijk om een politieke strijd over het leiderschap, eerder dan om een doctrinaire kwestie. Na het tijdperk van ar-rasjidoen of van de eerste vier ‘rechtgeleide’ kaliefen waren de moslims heer en meester van een expanderend rijk, dat niet meer te vergelijken was met de gesloten gemeenschap van Medina. De politieke leiders van de oemma hadden zich door wereldlijkheid en hebzucht vervreemd van de mohammedaanse leer, zodat een herbronning noodzakelijk leek. Dit gebeurde door de heilige wet of shaaria te formuleren, een codex die was gebaseerd op de Koran en op de uitspraken en leefwijze van de profeet (de ‘gewoonten van de profeet’ of de soenna). Deze gewoonten werden gedistilleerd uit de hadith’s of de overgeleverde verhalen over die ‘gewoonten’ van de profeet en zijn metgezellen. In de 8ste en 9de eeuw werden deze hadith’s verzameld, wat de godvruchtige moslims toeliet zich te modelleren volgens de gewoonten van de profeet. De Heilige Oorlog De interpretatieperikelen die hadden geleid tot de heilige Jihad-plicht van de moslims in de zin van een heilige oorlog of een gewapende –lees: terroristischestrijd, zijn kenschetsend. Na de moord op Anwar al-Sadat op 6 oktober 1981 verscheen in december 1981 een verhandeling Al-Farida al-Ghaiba (De verwaarloosde plicht) van de hand van Abd al-Salam Faraj, de geestelijke leider van Al Jihad,de organisatie waarvan Sadat’s moordenaar Chaled Islamboeli lid van was. De auteur Faraj begint met te poneren dat God de profeet had opgedragen een waarlijk islamitische staat op te richten en verwijst naar het goddelijke ongeduld dat Faraj hiermee in verband brengt: “Is het niet de hoogste tijd voor moslims om te handelen”, vraagt God in de Koran40. Hieruit concludeert Faraj dat moslims dus alle moeite moesten doen om de wil van God uit te voeren. De oprichting van een ware islamitische staat kon, volgens Faraj, niet meer op vreedzame, geweldloze wijze tot stand komen. Voortaan was de enige manier de jihad of 40
Koran, LVII:16.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 11
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
heilige oorlog41, ofschoon dit indruiste tegen eeuwen van islamitische traditie. Om zijn stelling dan toch kracht bij te zetten dat de jihad de enige weg was naar de godvruchtige maatschappij, citeerde Faraj selectief uit de Koran42: “jullie zijn voorbestemd om te vechten, ook al zou het jullie tegenstaan”. Een verder citaat waarin Faraj zijn gelijk vindt43. Moslims moesten “degenen die goddelijkheid toeschrijven aan ook maar iets anders dan God, doden waar je hen ook treft, en hen gevangen nemen, en hen te belegeren en voor hen op iedere mogelijke plaats op de loer te liggen”. Faraj haalde er nog een hadith bij, volgens dewelke de profeet zou hebben gezegd dat iedereen die niet bereid was te vechten voor zijn geloof zou sterven “als ware hij nooit een moslim geweest, of als een persoon die zich uit hypocrisie alleen maar voordeed als een moslim44”. De geciteerde koranverzen waren, volgens Faraj, posterieur aan deze die moslims aanzetten om vrede te sluiten met hun vijanden en hen met respect te behandelen, zodat deze verzen de eerdere meer vredelievende verzen buiten spel hadden gezet45. De interpretatiekronkels waren echter nog onvoldoende om de moord op Sadat goed te praten, nu Faraj had aangetoond dat jihad tegen afgodendienaren moest worden ingezet. Anwar al-Sadat was een moslim die zich hield aan de vijf pijlers van de islam. Faraj greep terug naar een fatwa van Ahmed Ibn Taimija van Damascus (1263-1328) die de Mongoolse heersers die zich tot de islam hadden bekeerd desalniettemin als afvalligen bestempelde, omdat zij heersten volgens andere wetten dan deze van de shaaria46. Een laatste moeilijkheid waarmee Faraj geconfronteerd werd, was dat de jihad in de zin van een heilige oorlog een gemeenschappelijke plicht was en dat het niet aan individuen toekwam om heilige oorlogen te verklaren en uit te vechten. Faraj innoveerde door te stellen dat deze regel slechts van toepassing was wanneer de oemma was aangevallen door een vijand van buitenaf. Wanneer, zoals in Egypte, de ongelovigen aan de macht stonden, werd het de plicht van elke individuele moslim om een gewelddadige jihad uit te vechten47. Dit voorbeeld geeft goed aan hoe een geestelijke, door aanwending van enkele geselecteerde koranverzen, onder verwijzing naar een hadith, en mits een grote dosis aan vindingrijke interpretatie, alles aan de Koran kan laten zeggen, ook al druist dat in tegen een vaststaande praktijk. Heden ten dage worden wij dagelijks geconfronteerd met jihad-uitspraken en jihad-fatwa’s van islamitische 41
Johannes J. G. JANSEN, The Neglected Duty, The Creed of Sadat’s Assassins and Islamic Resurgence in the Middle East, New York en Londen, 1988, p. 162. 42 Koran, II:216. 43 Koran, IX:5. 44 Johannes J. G. JANSEN, o.c., p. 183-4. 45 Ibid., p. 195. 46 Ibid, p. 167-182. 47 Ibid., p. 199.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 12
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
geestelijken, die de rechtstreekse aanleiding zijn tot moord- en terreurdaden, die het vertekende beeld ophangen dat de islam in wezen een bloeddorstige religie is. Hierbij moeten wij ook oog hebben voor het politieke wereldbeeld die deze drie godsdiensten huldigden. Het wereldlijk gezag Joden hebben in de posttalmoedische periode overwegend onafgebroken geleefd in de Diaspora, de Verstrooiing, en hebben dus steeds hun religieus gezag onderworpen gezien aan een vreemd –en dikwijls vijandig- wereldlijk gezag. Reeds in de Talmoedperiode werd een belangrijke rechtsregel bekrachtigd die de suprematie van het wereldlijk gezag over de religieuze wet vastlegt: “de wet van het Koninkrijk is de Wet” of dina deMalchuta Dina48. Dit heeft joden in staat gesteld om in het voorbije millennium een vergaande europeanisatie te ondergaan die tot de moderne orthodoxie van vòòr en na W.O. II heeft geleid. Desalniettemin hebben joden in het christelijke Europa 15 eeuwen van moordende vervolgingen tijdens de kruistochten of onder de inquisitie moeten verduren, alsook nog andere christelijk geïnspireerde bloedbaden. Katholieken hebben, na een eerste periode van 200 jaar onderdrukking en vervolgingen, gedurende bijna 15 eeuwen op de een of andere manier de Kerk en de Staat geregeerd. Sedert de Verlichting en de subsequente scheiding van Kerk en Staat is daar een einde aan gekomen, zodat de Kerk de opkomst van de Franse Revolutie met alle vrijheidsideeën heeft moeten ondergaan die uiteindelijk geleid hebben tot de afkondiging van democratische waarden en fundamentele mensenrechten. Vooraleer de rooms-katholieke kerk deze fundamentele grondrechten had ontdekt, was haar dogma en motto "Extra ecclesiam nulla salus”49 of "Buiten Christus, geen heil”, waardoor joden in Europa en moslims in het Heilig Land vogelvrij waren verklaard. Gedurende 15 eeuwen heeft de roomskatholieke kerk op systematische en doctrinair geïnspireerde wijze en met een centraal autoritair pauselijk gezag, dat goddelijke onfeilbaarheid genoot (iets wat geen andere religie bezit!), de meest barbaarse moord- en slachtpartijen uitgevoerd op joden, moslims en ketters. Heeft het christelijke Westen dan de morele hoedanigheid om “de eerste steen” naar de islam te werpen? Ik denk van niet.
48
De wet van het koninkrijk is de wet, of de suprematie van de lex domicili / lex patriae over de lex religiosa, in de derde eeuw afgekondigd door Mar Samuel uit Nehardea. B. B.K., 113b. 49 Origenes Adamantius, (185-254), invloedrijke theoloog van de vroege Griekse kerk, in Jos. Hom. 3, gecit. in KRUITHOF, C.E., Andermans Groot Gelijk, Syllabus Godsdiensten voor het Vlaams Middelbaar Onderwijs, Antwerpen, 2000, p. 45. Een variante hiervan: “Men kan G-d niet als Vader hebben als men de Kerk niet als Moeder heeft” van Thascius Caecilius Cyprianus, christelijke theoloog en bisschop van Carthago (200-258), Ep. 73, gecit. ibid.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 13
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Islamieten hebben van in den beginne (althans vanaf de verovering door Mohammed van Medina) en tot vandaag onafgebroken het wereldlijk én het religieuze gezag in handen gehad en volgens de shaaria geregeerd of op zijn minst mits eerbiediging van de geest van de shaaria. Het wereldbeeld was er verdeeld in de oemma of de dar el-islam, de islamitische geloofsgemeenschap aan de ene kant en de ongelovigen of de dar el-harb (de gemeenschap waarmee de islam in oorlog is) aan de andere kant, met een speciaal statuut voor de dhimmi’s (joden en katholieken). Westerse invloeden waren uitermate gering en democratische waarden en fundamentele mensenrechten hadden deze islamitische contreien amper bezoedeld. In de tweede helft van de 20ste eeuw overvallen miljoenen moslims het westen om er werk te vinden, waardoor zij voor het eerst de cultuurschok met het seculiere westen ondergaan. In de global village50 die de wereld inmiddels is geworden, worden islamieten en islamitische regimes dus op een vrij abrupte manier geconfronteerd met de westerse vrijheidsideologie en met de seculiere maatschappij, wat zij ervaren als regelrechte aanvallen op hun van oudsher beleefde maatschappijvisie. De islam ontwaakt nu pas van de schok met de ... Franse Revolutie. Wat is religie? Dit betoog toont aan dat religie geen statisch iets is, ofschoon de perceptie die religieuzen van hun eigen eredienst hebben en die buitenstaanders van religies hebben, doet geloven dat de religie wel altijd zo is geweest zoals zij heden ten dage wordt beleden. Het celibaat van de priesters, de maagdelijkheid van Maria, de onfeilbaarheid van de Paus, Petrus als opvolger van Jezus, de sluier en harems voor islamitische vrouwen, het obscurantisme in de islam, de jihad, worden allemaal onterecht onderkend als onlosmakelijke wezenlijke bestanddelen van de respectievelijke godsdiensten. De religie is echter een dynamisch gebeuren, waarbij al dan niet geautoriseerde geestelijken veel vindingrijkheid en al dan niet geijkte interpretatietechnieken aanwenden om dikwijls de opportuun geachte leerstelling a posteriori theologisch te onderbouwen. Sadat moest dood, dus we klutsen wel wat koranverzen en hadith’s door mekaar, kruiden dit met wat gewrongen interpretatietrucjes en de moord op Sadat wordt theologisch onderbouwd als een religieuze goede daad. Eenzelfde techniek werd overigens bij de moord op Premier Itschak Rabin van Israël toegepast: fundamentalistische Rabbijnen plakten op Rabin de label van “rodef” of “achtervolger” of belager, wat op een regelrechte schietschijf neerkomt, nu de Bijbel in de interpretatie van de Talmoed 51 hierover zegt: “Dood wie u komt doden”.
50
Naar de Canadese socioloog Herbert Marshall Mc LUHAN (1911-1980), die het concept voor de mondialisatie in de zestiger jaren introduceerde. 51 B. Brachot, 62:.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 14
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
De tegenhanger van deze grenzeloze interpretatievrijheid is dat dit ook in de andere richting werkt: wanneer het “goddeloze” gezag waaronder joden woonden bepaalde wetten uitvaardigde die de religieuze praktijk aan banden legde, hebben joodse rechtsgeleerden de wet van dina deMalchuta Dina52 uit hun mouw geschud. Nood breekt wet in alle religies en het is aan onze westerse machtshebbers om hierop in te spelen en dat brengt ons tot de oplossing. De educatieve “War on Terror” Het antwoord op de vraag “De Islam in Europa, verovering van het Westen” is derhalve geen tweede Poitiers, noch een nieuwe Karel Martel, maar een verreikende opvoedkundige oorlog op planetair vlak. Anderen zullen u vanavond ongetwijfeld onderhouden over de gevaren van de islam, over de inherente anti-westerse gevoelens van moslims, over de bekeringsdrang van de islam om gans de wereld voor de cultus van Allah te ronselen. Hou dan in uw achterhoofd hetgeen ik u vanavond heb trachten bij te brengen, met name dat alles in de religies relatief is en een zaak van interpretatie. De wantoestanden die aangeklaagd worden zijn derhalve geenszins inherent aan de godsdienst, maar een momentopname van de staat van de religie hic et nunc en steeds vatbaar voor verandering door nieuwe interpretaties. Niets in mijn betoog mag verdoezelen dat het Westen op planetaire vlak en Antwerpen op plaatselijk vlak geconfronteerd worden met zeer ernstige vormen van islamitisch gefundeerd integrisme, fundamentalisme en intolerantie en dat een wereldwijd vertakte islamitische beweging de oorlog heeft verklaard aan onze westerse waarden. Mijn exposé over de ongebreidelde interpretatieperikelen van de islam mag ook niet als een excuus of vrijgeleide verstaan worden voor de geestelijken die zich eraan bezondigen en aan de basis liggen van geweld. Ik neem aan dat andere sprekers het vanavond hierover zullen hebben. Hierop vooruitlopend wens ik een mogelijke oplossing te suggereren voor het probleem van deze jihad tegen onze democratische samenleving, die erin bestaat om in de tegenaanval te gaan en met een quasi-religieus fanatisme een educatieve jihad in te zetten Het is op deze positieve noot dat ik u naar huis wens te sturen, met name dat er een educatieve jihad bestaat, waarmee het Westen de islam kan helpen, zeg maar dwingen, om in de 21ste eeuw te stappen, zoals het katholicisme de 19de eeuw is ingegaan na de Franse Revolutie.
52
Zie noot 47 hierboven.
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 15
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Precies omdat de interpretatie in religies zo belangrijk is en er geen houvast bestaat om deze aan banden te leggen, zou men in onze contreien niet meer, onder het mom van absolute vrijheid van godsdienst, mogen tolereren dat de vervreemding van onze waarden wordt aangeleerd. Integendeel, er zou een verplichte –en nauw gecontroleerde- inburgering moeten opgelegd worden, waarbij uitgerekend de religieuze overheden in onze democratieën in het kader van hun godsdienstlessen of preken verplichtend in onze taal onze universele waarden moeten aanleren en promoten. Een zelfde oplossing zou op planetair vlak moeten gelden: alle bilaterale of multilaterale verdragen zouden moeten bedingen dat de niet-westerse partnerlanden verplichtend de universele waarden, waaraan zij tot nu toe enkel lippendienst leverden, ook daadwerkelijk aanleren. Een nieuw imperialisme dringt zich op, met name de wereld onderwerpen aan de mensenrechten, zoals wij die begrijpen, maar zoals ze ook door ALLE landen lid van de V.N. in principe aanvaard werden in de (juridisch niet bindende) Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (10.12.1948). Dit moet uiteraard ook gepaard gaan met reciprociteit: wij zouden ook onze kinderen moeten vertrouwd maken met het jodendom en de islam, en ook de kinderen binnen schoolverband tot daadwerkelijk contact met andersdenkenden aanzetten. Voor fundamentalisten bestaat er niets erger dan de promotie van contacten met de andersdenkenden: elk godsdienstonderwijs komt neer op hersenspoeling. Geen enkel religieus onderricht gunt zich de luxe van een open debat met andersdenkenden. Voor kinderen die in onze landen opgevoed worden en die rijkelijk van ons schoolsysteem en van de staatssubsidies profiteren, dient dit interconfessioneel contact nu eenmaal dwingend geïnstitutionaliseerd te worden. De bescherming van de jeugd door afscherming die fundamentalisten instellen (o.a. ook door de taalbarrière bewust op te trekken; denk maar aan onze vierde landstaal, als wij de Heer Abou Jahjah zijn waanbeelden laten realiseren) moet van staatswege actief doorbroken worden. Religieus opgevoede kinderen moeten in onze contreien onze taal aanleren en met de westerse waarden en met andersdenkenden vertrouwd en geconfronteerd worden. Als democraten hebben wij immers de plicht onze kinderen primair tot tolerante Europeanen op te voeden met eerbied voor de grondrechten en fundamentele vrijheden en pas secundair tot praktiserende of vrijzinnige burgers met eerbied voor andersdenkenden. Tot slot: ook de ‘religie’ van onze seculiere samenleving is vatbaar voor zeer rekbare interpretaties. Daar waar “L’Europe des Juges” tot nu toe de mensenrechten interpreteerde in de zin van een oeverloze vrijheid van godsdienst, zal in de toekomst een accentverschuiving gebeuren ten voordele van het onvervreemdbare recht van het kind om opgevoed te worden tot een bewuste Europese burger. Dat impliceert dat al hetgeen hem hierin belemmert zoals bijvoorbeeld een hoofddoek voor islamitische meisjes of een gladgeschoren hoofd met pijpenkrullen voor chassidische jongentjes, strijdig met de Rechten van de
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 16
PDFMAILER.COM Print and send PDF files as Emails with any application, ad-sponsored and free of charge www.pdfmailer.com
Mens zal worden bevonden. Het aanleren van alleen één godsdienst zonder openheid naar andere religies of naar de westerse waarden, zal in een nabije toekomst eveneens als strijdig met de grondrechten worden bestempeld. De geschetste educatieve oorlog die ik voorsta, met de nieuwe interpretatie van de mensenrechten, zal de meeste fundamentalisten tot betere gevoelens bewegen en doen kiezen voor een godsdienstig leven binnen het kader van onze democratische rechtstaat. Onverbeterlijke recalcitrante fundamentalisten zullen noodgedwongen hun heil moeten gaan zoeken in meer welgevallige middenoostelijke oorden, alwaar zij een onvervalste religieuze opvoeding aan hun kinderen zullen kunnen blijven geven. Bij ons zullen ze moeten leren water bij hun wijn te doen. Antwerpen, 20 november 2002.
Prof. Dr. Henri ROSENBERG
© 2002 by H. Rosenberg ontwerp 20-jan-03 17