Coenraad Willem Eisma Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Sociale wetenschappen Opleiding Bestuurskunde Begeleider: Prof. Dr. V. J. J. M. Bekkers Tweede lezer: Dr. A. R. Edwards November 2010
Het voorblad van deze scriptie is opgebouwd uit de door de onderzochte gemeenteraadsleden gebruikte profielfoto's op het micro-blog-netwerk Twitter.
Twitter democratie: een onderzoek naar het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordigers in relatie tot de burger.
Coenraad Willem Eisma Studentnummer: 284505 Faculteit der Sociale Wetenschappen Opleiding Bestuurskunde Begeleider: Prof. Dr. V. J. J. M. Bekkers Tweede lezer: Dr. A. R. Edwards November 2010
–1–
–2–
Voorwoord Het heeft zweet en tranen gekost maar hier is zij dan; de afsluitende scriptie van mijn studie bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Een scriptie die niet alleen een belangrijke fase in mijn leven afsluit, maar tevens het begin van een nieuwe fase kenmerkt met nieuwe kansen en nieuwe mogelijkheden. Hoewel ik trots ben op het resultaat ben ik me er terdege van bewust dat ik deze scriptie niet had kunnen schrijven zonder de nodige hulp en ondersteuning. Daarom wil ik ten eerste Prof. Dr. Bekkers bedanken voor de begeleiding tijdens het schrijfproces. Naast de onmisbare inhoudelijke suggesties en sturing wil ik hem tevens bedanken voor de coulance die hij meer dan eens heeft getoond. Daarnaast wil ik ook Dr. Edwards bedanken die als tweede lezer bereid was mijn scriptie te beoordelen. Met zijn inhoudelijke commentaar heb ik met name met betrekking tot de onderzoeksstrategie de nodige verbeteringen kunnen doorvoeren die – naar mijn idee –geresulteerd hebben in een inhoudelijk betere scriptie. En laat ik ook niet mijn studiegenoten vergeten, die ik als een belangrijk en onmisbaar onderdeel van mijn studie heb ervaren en ze daarvoor wil bedanken. Maar zeker niet in de laatste plaats wil ik mijn familie en vrienden in het algemeen en mijn ouders in het bijzonder bedanken voor de ondersteuning en het vertrouwen. Nogmaals bedankt. Op naar een nieuw avontuur! Coen Eisma
–3–
–4–
Inhoudsopgave 1 Probleemstelling .............................................................................................................................7 1.1 Aanleiding.................................................................................................................................7 1.2 Doelstelling...............................................................................................................................8 1.3 Vraagstelling.............................................................................................................................8 1.4 Relevantie.................................................................................................................................9 1.5 Opzet en werkwijze..................................................................................................................9 2 Theoretische verkenning..............................................................................................................11 2.1 Democratie en de visie op representatie.................................................................................11 2.1.1 Klassieke versus moderne democratie............................................................................11 2.1.2 Representatieve democratie............................................................................................12 2.2 Kader van de lokale volksvertegenwoordiger........................................................................14 2.2.1 Wettelijk kader van de lokale volksvertegenwoordiging................................................14 2.2.2 De taken van de volksvertegenwoordiging.....................................................................15 2.2.3 De politieke partij............................................................................................................17 2.3 Weblogs, micro-blogs en de lokale volksvertegenwoordiger.................................................20 2.3.1 Weblogs...........................................................................................................................20 2.3.2 Micro-blogs.....................................................................................................................21 2.3.3 Volksvertegenwoordigers en het gebruik van (micro)blogs............................................22 2.4 Conclusie................................................................................................................................23 3 De onderzoeksstrategie ...............................................................................................................25 3.1 Theorie en concepten..............................................................................................................25 3.1.1 Theoretisch model...........................................................................................................25 3.1.2 Analysekader ..................................................................................................................29 3.2 Uitvoering van het onderzoek ................................................................................................36 3.2.1 Methoden van dataverzameling......................................................................................36 3.2.2 Steekproefkader..............................................................................................................39 3.2.3 Validiteit en generaliseerbaarheid...................................................................................41 3.3 Data-analyse ...........................................................................................................................42 4 Statistische analyse ......................................................................................................................44 4.1 Beschrijving van de data ........................................................................................................44 4.2 Statistische analyse; de aangehangen visie op politieke representatie...................................60 4.2.1 Analyse; afspiegelingsmodel van politieke representatie ..............................................60 4.2.2 Analyse; rolmodel van politieke representatie................................................................62 4.2.3 Analyse; partijenmodel van politieke representatie........................................................63 4.3 De conclusie van de analyse ..................................................................................................63 5 Conclusie.......................................................................................................................................65 6 Literatuuroverzicht......................................................................................................................69
–5–
–6–
1 Probleemstelling 1.1 Aanleiding Internet is een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de Nederlandse samenleving. Niet alleen het aantal mensen met toegang tot internet is toegenomen – in 2009 had 93 procent van de Nederlandse bevolking toegang tot het internet, waarvan 79 procent breedband internet (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010) –, ook de manier waarop het wordt gebruikt verandert. Was internet in het verleden vooral een manier om informatie te zoeken, tegenwoordig vindt er in toenemende mate interactie tussen personen en organisaties plaats. Niet alleen via email, maar bijvoorbeeld ook door websites als hyves, facebook en youtube. Net als in de samenleving lijkt het internet ook langzaam een steeds belangrijke rol te gaan spelen in de politiek. Zo hebben de landelijke politieke partijen die ook al bestonden vóór de opkomst van het internet over het algemeen sinds het begin van de 21e eeuw een website en dateert bijvoorbeeld het eerste bericht op de landelijke D66 site van 18 januari 2000 en van de landelijke PvdA site van 7 december 2000. Wat dat betreft kan de overgang naar het nieuwe millennium ook de overgang naar de digitale presentatie van politieke partijen op het internet genoemd worden. Hetzelfde beeld is zichtbaar op lokaal niveau. Zo dateert het eerste bericht op de website van het CDA Rotterdam van 13 januari 2000 en van de PvdA Amsterdam van 20 augustus 2002. Natuurlijk, er zijn lokale afdelingen waar men pas later een website had, maar gesteld kan worden dat vanaf het jaar 2000 ook lokale politieke partijen aanwezig zijn op het internet en het aantal sindsdien alleen maar is gegroeid. Naast partijen zijn ook steeds meer individuele politici zich gaan profileren op het internet. Zo stuurde Wouter Bos tussen 9 oktober 2002 en 1 februari 2007 regelmatig de zogenoemde BosBode; een via email verspreide nieuwsbrief om zijn achterban en andere geïnteresseerden te informeren over zijn plannen met de PvdA. Het grote nadeel van nieuwsbrieven is echter dat alleen die mensen bereikt worden die zich hebben aangemeld voor de nieuwsbrief. Wat dat betreft bieden zogenaamde weblogs een uitkomst. Een blog is in essentie niks anders dan het op omgekeerde chronologische volgorde publiceren van berichten op een website. Met andere woorden; het nieuwste bericht staat bovenaan. Net als veel andere websites hebben politieke websites tegenwoordig praktisch altijd deze vorm, zowel die van partijen als van politici. Het gebruik van weblogs door individuele politici is echter nog een relatief nieuw fenomeen. Hoewel de eerste bloggende politicus het raadslid Marije van den Berg uit Leiden was zijn het met name lijsttrekkers van landelijke partijen die het langst een weblog bijhouden. Zo plaatst Jan Marijnissen sinds 2004 met toenemende regelmaat berichten op zijn weblog. Voor die tijd stonden zijn publicaties met name in SP gerelateerde bladen. Een opvallende ontwikkeling is echter dat steeds meer individuele politici een weblog bijhouden. Niet alleen partijleiders en fractievoorzitters, maar ook kamerleden, raadsleden en zelfs ministers en staatssecretarissen. Zoals uit de literatuur zal blijken (Wright, 2009, p. 1) is dit deels te verklaren door de ontwikkeling van blog-software en -websites die voor gebruik geen technische kennis vereisen en makkelijk in het gebruik zijn waardoor de inspanningen om een weblog te starten en bij te houden aanzienlijk verminderd zijn. Zo lijkt na een kleine rondgang langs websites van gemeenteraadsleden dat een groot deel bestaat uit gratis online aangeboden blogsoftware zoals Blogger, web-log.nl en in sommige gevallen ook netwerksites als hyves en facebook. Daarnaast bieden bepaalde partij-websites ook de mogelijkheid voor politici om te bloggen. Naast de mogelijkheid voor een politicus om zich te profileren bieden weblogs politici in het algemeen en volksvertegenwoordigers in het bijzonder nieuwe mogelijkheden om in contact te komen met de burgers. Niet alleen omdat burgers de berichten op een weblog kunnen lezen, maar ook omdat de meeste blog-software de mogelijkheid aan lezers biedt om tevens te reageren; de burger kan gelijk –7–
feedback geven op de standpunten en argumenten van de politici en de politici kunnen vervolgens weer reageren op de feedback van de burger. Zoals uit de literatuur zal blijken (Herring et al., 2005) valt de mate waarin weblogs onderling verbonden en interactief zijn echter tegen, iets wat bij het zogenaamde micro-bloggen (Twitteren in de volksmond) anders lijkt te liggen. Het micro-bloggen met zijn korte en snelle berichten lijkt een schare nieuwe politici het internet op te trekken. Het laagdrempelige karakter, de snelle manier van communiceren en de onderlinge verbondenheid en interactie lijken hier de voornaamste oorzaken van. Met het oog op politieke vertegenwoordiging is het een interessante vraag of op basis van het gebruik van micro-blogs door volksvertegenwoordigers en de nieuwe mogelijkheden die microblogs bieden wat betreft het faciliteren van interactie tussen volksvertegenwoordigers en burgers iets gezegd kan worden over de visie die volksvertegenwoordigers hebben op de relatie met de burger.
1.2 Doelstelling Internet in het algemeen en blogs in het bijzonder lijken een steeds belangrijkere rol te gaan spelen in het Nederlandse politieke systeem. Steeds meer politici bloggen. Soms op een volwaardig weblog, soms op een partij-website of sociaal netwerk, maar steeds vaker ook via een micro-blogdienst als Twitter. Hoewel er gegevens bekend zijn over het aantal lokale volksvertegenwoordigers dat een micro-blog bijhoudt, is er weinig bekend over de kenmerken van de volksvertegenwoordigers die deze micro-blogs bijhouden en de inhoud van deze microblogs. Daarnaast is er weinig inzicht in de rol die micro-blogs kunnen spelen in de relatie tussen volksvertegenwoordiger en de burger. Het doel van dit onderzoek is drieledig. Ten eerste wil ik een aantal kenmerken van microbloggende lokale volksvertegenwoordigers vaststellen, zoals de partij, de leeftijd en het geslacht om te kijken of deze kenmerken statistisch gezien invloed hebben op het al dan niet bijhouden en in welke mate van micro-blogs door deze gemeenteraadsleden. Daarnaast wil ik een aantal kenmerken van de micro-blogs van lokale volksvertegenwoordigers vaststellen, zoals het aantal berichten, het percentage van politiek gerelateerde berichten en de gebruikerscategorie zoals door Java et al. (2007, p. 63) omschreven. Als laatste wil ik onderzoeken of uit het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordigers een aangehangen visie op politieke representatie is af te leiden zoals die door Woerdman (2005) zijn omschreven en of dit verklaard kan worden op basis van de eerder genoemde kenmerken van de micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger.
1.3 Vraagstelling Om dit onderzoek richting te geven ben ik tot de formulering van de volgende onderzoeksvraag gekomen; Wat zijn de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger en zijn of haar weblog, komt uit het gebruik van micro-blogs een visie op politieke representatie naar voren en is deze visie te verklaren aan de hand van een van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger? Om tot de beantwoording van deze onderzoeksvraag te komen heb ik een aantal deelvragen geformuleerd die hierbij kunnen helpen. 1. Wat zijn micro-blogs? –8–
In dit onderzoek speelt het gebruik van micro-blogs door volksvertegenwoordigers een belangrijke rol. Daarom is het belangrijk om een typering van micro-blogs te geven waarbij het verschil met gewone weblogs duidelijk naar voren komt. 2. Welke visies op politieke representatie bestaan er en welke rol zouden micro-blogs in deze relatie kunnen spelen? Dit onderzoek zal zich richten op de relatie volksvertegenwoordiger - burger. Deze relatie is een typische in de moderne representatieve democratie aangezien een volksvertegenwoordiger door 'het volk' wordt gekozen. De vraag is welke visies er bestaan op deze relatie en wat de rol van micro-blogs hierin zou kunnen zijn. 3. Wat zijn de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger? Het gaat hier om persoonlijke kenmerken zoals leeftijd, geslacht en politieke partij. 4. Wat zijn de kenmerken volksvertegenwoordiger?
van
het
micro-blog
van
de
micro-bloggende
Het gaat hier om kenmerken van de inhoud van het micro-blog zoals het aantal berichten, de interactie met andere gebruikers en het aantal externe links. 5. In hoeverre kan uit het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordiger de aangehangen visie op politieke representatie afgeleid worden? Deze deelvraag richt zich op een methode om de door de volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie te bepalen aan de hand van het gebruik van micro-blogs. 6. Zijn de gevonden visies op politieke representatie te verklaren aan de hand van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger?
1.4 Relevantie De relatie tussen volksvertegenwoordiger en burger is een veelvuldig beschreven onderwerp in de politieke wetenschappen. De ontwikkelingen op het gebied van ICT in het algemeen en internet in het bijzonder bieden echter nieuwe mogelijkheden om deze relatie vorm te geven en om deze relatie te onderzoeken. Het gebruik van (micro-)blogs door volksvertegenwoordigers in de relatie tot de burger is er een waar tot nu toe weinig onderzoek naar gedaan is. Onderzoek naar het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordigers in de relatie tot de burger kan inzicht geven in de onderliggende motivaties van volksvertegenwoordigers met betrekking tot de gewenste relatie met de burger en is daardoor wetenschappelijk relevant. Ook voor burgers kan het relevant zijn om te weten hoe de verschillende volksvertegenwoordigers aankijken tegen de gewenste relatie met het electoraat. Staan volksvertegenwoordigers open voor de mening van de burger? Heb je als burger invloed op het politiek handelen van volksvertegenwoordigers? Inzicht in dergelijke vraagstukken kan naast gevolgen voor het stemgedrag ook van belang zijn voor burgerparticipatie en de door veel burgers gevoelde 'kloof' met de politiek.
1.5 Opzet en werkwijze Dit onderzoek zal ik als volgt vormgeven. De inhoud van het tweede hoofdstuk zal bestaan uit een theoretische verkenning. Ten eerste zal ik de begrippen democratie en politieke representatie beschrijven. Vervolgens zal ik ingaan op de verschillende kaders waarbinnen de lokale volksvertegenwoordiger opereert. Ik zal hierbij ingaan op het wettelijk kader en de taken van de –9–
volksvertegenwoordiger, de politieke partij, de media en verkiezingen. Als derde zal ik stilstaan bij het internet en de gevolgen daarvan voor de samenleving en de democratie. Als laatste zal ik het begrip micro-blog beschrijven, waarbij ik specifiek in zal gaan op het verschil met het traditionele weblog. Ook zal ik beschrijven op wat voor manier micro-blogs gebruikt kunnen worden in de relatie tussen volksvertegenwoordiger en burger. In het derde hoofdstuk zal het onderzoeksontwerp centraal staan waarin ik dit onderzoek methodologisch zal verantwoorden. Hierbij zal ik onder andere ingaan op de conceptualisatie, methoden van dataverzameling, technieken van analyse, operationalisatie en steekproefkader, om vervolgens nog stil te staan bij de validiteit en generaliseerbaarheid van dit onderzoek. In het vierde hoofdstuk zal vervolgens de analyse van de gevonden data centraal staan. In het vijfde hoofdstuk zal ik tenslotte conclusies trekken op basis van de analyse in het vierde hoofdstuk waarbij ik de deelvragen en de hoofdvraag zal beantwoorden.
– 10 –
2 Theoretische verkenning Het doel van dit hoofdstuk is om een theoretische verkenning te maken langs de belangrijkste begrippen van dit onderzoek. Dit betekent onder andere dat ik in zal gaan op de vragen wat microblogs zijn en welke visies er op politieke representatie bestaan, waarmee ik ook antwoord zal geven op de eerste twee deelvragen van dit onderzoek, namelijk de vraag wat micro-blogs zijn en de vraag welke visies op politieke representatie er bestaan en welke rol micro-blogs in deze relaties zouden kunnen spelen. Dit hoofdstuk is als volgt ingedeeld. In de eerste paragraaf zal ik ingaan op de begrippen democratie en representatie, en zal ik tevens drie visies op politieke representatie uiteen zetten. In de tweede paragraaf zal ik me richten op de omgeving van de lokale volksvertegenwoordiger. Hierin komen onder andere de wettelijke grondslag, de taken en de politieke partij aan de orde. In de derde en laatste paragraaf zal ik dieper ingaan op de betekenis, overeenkomsten en onderscheid tussen weblogs en micro-blogs en zal ik tevens ingaan op de mogelijkheden die micro-blogs bieden aan volksvertegenwoordigers.
2.1 Democratie en de visie op representatie Democratie en representatie zijn twee begrippen die vaak in één adem worden genoemd. In Nederland en in vele andere moderne democratieën wordt representatie zelfs als essentieel onderdeel van democratie gezien. Bij de oude Grieken – de uitvinders van democratie – was dit echter niet vanzelfsprekend. In de eerste subparagraaf zal ik uitleggen waarom dit tegenwoordig het geval is en wat de belangrijkste overeenkomsten en verschillen zijn tussen de klassieke en de moderne democratie. Daarnaast speelt het begrip politieke representatie in dit onderzoek een belangrijke rol. In de tweede subparagraaf zal ik daarom dieper ingaan op de verschillende visies die bestaan met betrekking tot politieke representatie.
2.1.1 Klassieke versus moderne democratie Een democratie is een manier van regeren die een werkbare oplossing biedt voor de fundamentele politieke problemen bij het bereiken van collectieve beslissingen op een vreedzame manier. Maar naast een manier om tot collectieve beslissingen te komen is democratie ook een ideaal en aspiratie (Hauge & Harrop, 2004, p. 36). Om de Nederlandse democratie beter te kunnen duiden is het daarom belangrijk om kort naar het ontstaan van het begrip democratie te kijken. Het woord democratie komt van het Griekse woord Democratia. Demos betekent volk en kratos regeren. Letterlijk verwijst democratie dus niet alleen naar het regeren door het volk maar is het grondprincipe van democratie het principe tot zelfbeschikking; hét volk beslist. Democratie in de klassieke zin van het woord gaat dus helemaal niet over het kiezen van heersers maar juist over het ontkennen van enig verschil tussen de heerser en de onderdaan (Hague & Harrop, 2004, p. 36). Het principe van zelfbeschikking geldt ook tegenwoordig nog. Bekkers stelt dat democratie de belichaming is van de volkssoevereiniteit waarbij in essentie de macht van de staat bij het volk ligt (2005, p. 445), iets wat ook Bovens et al. benadrukken (2001, p. 26). Toch zijn er evidente verschillen tussen de klassieke democratie en de moderne democratie zoals de Nederlandse. Hague en Harrop (2004, p. 38) zien als duidelijkste verschil de reikwijdte van burgerschap en dus democratische macht. In klassieke democratieën was dit een elite status, enkel voorbehouden aan volwassen mannen die in de stadstaat geboren waren. In de moderne democratie is burgerschap echter voorbestemd aan het overgrote deel van de volwassen bevolking, ongeacht afkomst of geslacht. Daarnaast zien Hague en Harrop nog een tweetal verschillen die minstens even belangrijk zijn. Zo zijn hedendaagse democratieën representatief in plaats van direct doordat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van self-governement naar elected-government. Deze – 11 –
verschuiving is duidelijk te zien in de contrasterende benaderingen van democratie; de oude Grieken zagen verkiezingen als een ongelukkige maar helaas noodzakelijke afwijking van selfgovernment, terwijl – zoals de term representatieve democratie al aangeeft – verkiezingen in de moderne wereld juist als uiting van democratie worden gezien in plaats van een ontzegging daarvan. Daarnaast zijn hedendaagse democratieën gebaseerd op een liberale filosofie waarin het bereik van de staat begrensd wordt door een grondwet. Dit is een onderscheid dat gebaseerd is op het verschil tussen publiek en privaat, iets wat in het oude Athene ondenkbaar zou zijn. Hedendaagse democratieën zijn dus liberale democratieën waarin de grondwet tezamen met de wetgever boven alles gaat. Een staat die begrensd wordt door een grondwet wordt ook wel een rechtsstaat genoemd.
2.1.2 Representatieve democratie Representatie in het algemeen en de normatieve vraagstelling wat de beste vorm van representatie is vormen veelbesproken onderwerpen in de politieke wetenschappen (Wright, 2009). Zeker omdat volgens sommige auteurs veel representatieve democratieën een legitimiteitsprobleem hebben door de steeds lagere opkomst bij verkiezingen, in combinatie met de door veel burgers ervaren 'afstand' of 'kloof' met de politiek en het gevoel dat stemmen en andere participatievormen geen invloed hebben op beleidsuitkomsten (Coleman en Wright, 2008). Een van de vragen die vaak centraal staat in de discussies rond representatie is of volksvertegenwoordigers representatief moeten zijn voor de maatschappij als geheel. Met andere woorden; moet de volksvertegenwoordiging in zijn geheel in normen en waarden en in doen en laten een afspiegeling zijn van de maatschappij die zij vertegenwoordigen? Een onderzoek dat van grote invloed is geweest op dit vraagstuk is dat van Hannah Pitkin (1967). Zij maakt een onderscheid tussen volksvertegenwoordigers who stands for en volksvertegenwoordigers who acts for. Volksvertegenwoordigers who stands for komen zelf uit een bepaalde maatschappelijke groep en vertegenwoordigen de belangen en waarden van die groep en daarmee dus ook direct hun eigen belang. Volksvertegenwoordigers who acts for geven de belangen weer van de vertegenwoordigden door te leren over en het samenstellen van de wil van deze vertegenwoordigden. Deze 'wil' is dus afhankelijk van de kiezers die dan ook daadwerkelijk op de volksvertegenwoordiger hebben gestemd en hoeft dus niet per definitie overeen te komen met het belang van de volksvertegenwoordiger zelf. Daarnaast gaat het ook niet om de letterlijke wil, maar om het op basis van kennis en informatie bepalen wat het beste is voor de vertegenwoordigden, aangezien in deze visie wordt aangenomen dat de kiezers dit zelf niet (voldoende) weten. De ideale weergave van representatie wordt dan ook vaak op een gepolariseerde manier weergegeven waarbij deze twee visies duidelijk naar voren komen. Het ene uiterste stelt dat een vertegenwoordiger zo goed mogelijk de publieke opinie moet vertegenwoordigen, terwijl het andere uiterste stelt dat vertegenwoordiger onafhankelijk van de publieke opinie moet opereren, aangezien niet van burgers verwacht mag worden dat ze betekenis kunnen geven aan de complexe wereld waarin ze leven (Wright, 2009). De theorieën van politieke representatie zoals door Woerdman (2005) omschreven sluiten in zekere mate aan bij deze door Pitkin gemaakte onderverdeling. Volgens Woerdman zijn er drie visies op de manier waarop in een representatieve democratie een identiteit tussen de kiezer en de gekozene gecreëerd kan worden, die bovendien sterk verbonden zijn met drie democratiemodellen die veel gebruikt worden in discussies over democratie en politieke representatie. Deze drie democratiemodellen – het identiteitsmodel, het liberale model en het concurrentiemodel van democratie – erkennen dat een directe democratie in ieder geval om praktische redenen niet haalbaar is en pleiten daarom voor een representatieve democratie. Het verschil tussen de modellen ligt in de beoordeling van het functioneren van de representatieve democratie. Deze drie visies worden door Woerdman verwoord in drie modellen van politieke representatie. – 12 –
Afspiegelingsmodel van politieke representatie
Ten eerste noemt Woerdman (2005) het afspiegelingsmodel van politieke representatie dat stelt dat de volksvertegenwoordiging een zo goed mogelijke afspiegeling moet zijn van de kiesgerechtigde bevolking. Dit model ligt daarmee in het verlengde van het identiteitsmodel van democratie en tevens in het verlengde van de door Pitkin omschreven volksvertegenwoordiger 'who stands for'. De aannames in het identiteitsmodel van democratie zijn dat het volk de enige bron van het staatsgezag is en dat de algemene volkswil ondeelbaar is en daardoor eigenlijk niet valt te vertegenwoordigen. Het identiteitsmodel van democratie heeft de directe democratie dan ook als ideaal, hoewel het tevens erkent dat dit praktisch gezien niet haalbaar is aangezien het als onmogelijk wordt geacht om het volk over alles te laten beslissen. Daarnaast verwerpt dit model het idee van de ondeelbare volkswil omdat verschillende burgers verschillende belangen en opvattingen hebben. Toch streeft dit model een identiteit na tussen kiezer en gekozene waarbij de vertegenwoordiger moet handelen zoals het op hem gekozen volk zou hebben gehandeld. In het identiteitsmodel van democratie zijn volksvertegenwoordigers dan ook lasthebbers met een gebonden mandaat; ze moeten handelen zoals de kiezer dat wil. Volgens Woerdman (2005) blijkt uit onderzoek dat in de Tweede Kamer slechts enkele vertegenwoordigers zichzelf als lasthebber van het volk zien en dus deze visie op politieke representatie aanhangen. Ook is volgens Woerdman het parlement zelden een goede weergave van de Nederlandse samenleving qua geslacht, afkomst, leeftijd en opleidingsniveau. Rolmodel van politieke representatie
Ten tweede noemt Woerdman (2005) het rolmodel van politieke representatie. In deze visie op representatie moet een volksvertegenwoordiger zich juist niet laten leiden door de opvattingen van de kiezer en onafhankelijk van deze opinie handelen. Met deze opvatting ligt het rolmodel in het verlengde van het liberale model van democratie en tevens in het verlengde van de door Pitkin omschreven volksvertegenwoordiger 'who acts for'. Het liberale model van democratie heeft –in tegenstelling tot het identiteitsmodel van democratie– een directe democratie juist expliciet niet als ideaal. Volgens dit democratiemodel hebben burgers niet de juiste kennis en informatie om tot verstandige besluiten te komen. Daarom is een volksvertegenwoordiger in dit model geen lasthebber van zijn kiezers met een gebonden mandaat, maar juist een gevolmachtigde met een vrij mandaat. In dit model is de belangrijkste taak van de volksvertegenwoordiging het beschermen van individuele rechten om geweld van andere burgers of de staat tegen te gaan. Daarnaast zou de nadruk bij het handelen door de machthebbers moeten liggen op het nastreven van het geluk van het volk. Bij het nemen van beslissingen moeten ze zich hier dan ook door laten leiden. Burgers kunnen tijdens de periodieke verkiezingen vervolgens een oordeel vellen over hun volksvertegenwoordiger (Woerdman, 2005). Partijenmodel van politieke representatie
De laatste theorie van politieke representatie die Woerdman (2005) noemt is het partijenmodel van politieke representatie. In het partijenmodel zijn het niet de afzonderlijke volksvertegenwoordigers die strijden om de gunst van de kiezers, maar de politieke partijen. Dit model gaat er dan ook vanuit dat kiezers hun keuze bepalen door de verkiezingsprogramma's van de verschillende partijen met elkaar te vergelijken. Het partijenmodel van politieke representatie – ook wel responsible-party-model genoemd – ligt daarmee in het verlengde van het concurrentiemodel van democratie. Dit democratiemodel heeft net als het liberale model een directe democratie expliciet niet als ideaal. De oorsprong van dit model ligt in het pluralismedebat dat stelt dat de macht over een aantal door tegenstellingen verdeelde groepen zou moeten worden verdeeld. Maar ook in het denken over democratie speelt het – 13 –
pluralisme een grote rol. Zo proberen politieke partijen aan de wensen van zoveel mogelijk groeperingen tegemoet te komen, dus ook minderheden (Woerdman, 2005). Door deze visie sluit het concurrentiemodel dan ook aan bij het liberale model van democratie en ligt daarmee tevens in het verlengde van de door Pitkin omschreven volksvertegenwoordiger 'who acts for'. Een politieke partij moet aan de ene kant proberen de belangen van zoveel mogelijk groeperingen te behartigen en aan de andere kant proberen met hun partijprogramma en beleid zoveel mogelijk stemmen te trekken. In de visie van het concurrentiemodel van democratie zijn volksvertegenwoordigers dan ook geen individuele afgevaardigden, maar lasthebbers van een politieke partij. Bij het individuele handelen is het partijprogramma leidend. Volgens Woerdman (2005) ligt de zwakte van dit model met name in de aanname dat kiezers hun keuze bepalen aan de hand van een vergelijking van verkiezingsprogramma's. Vaak worden electorale keuzes gemaakt op basis van de populariteit van de lijsttrekker van een partij of op basis van een oordeel van het regeringsbeleid.
2.2 Kader van de lokale volksvertegenwoordiger Naast de visie op democratie en politieke representatie zijn er een aantal factoren en actoren die mede van invloed kunnen zijn op het handelen van de lokale volksvertegenwoordiger en daarmee ook mogelijk op het gebruik van micro-blogs. Deze zal ik hier kort behandelen. Ten eerst zal ik kort ingaan op het wettelijk kader van de lokale volksvertegenwoordiging. Vervolgens zal ik ingaan op de taken van de volksvertegenwoordiging. Als derde zal ik ingaan op de rol en invloed van de politieke partij. Als vierde komen de media aan bod waarna ik zal eindigen met de verkiezingen.
2.2.1 Wettelijk kader van de lokale volksvertegenwoordiging Het uitgangspunt van democratie is zoals in de vorige paragraaf naar voren kwam de belichaming van de volkssoevereiniteit. In Nederland is –net als in vrijwel alle moderne democratieën– gekozen voor een representatieve democratie, wat betekent dat politici, bestuurders en overheidsorganen besturen in naam van het Nederlandse volk (Bovens, Hart en Twist, 2007, p. 26). Dit geldt ook voor de gemeenteraad en zijn raadsleden. In deze paragraaf zal ik dieper ingaan op de wettelijke grondslag van de volksvertegenwoordiging in Nederland en dan specifiek de gemeenteraad. De Grondwet
In Nederland is de staatsinrichting geregeld in de Grondwet. De originele Grondwet is uit 1815 en is – met talrijke wijzigingen – nog steeds van kracht. Hoewel de Grondwet in zijn oorspronkelijke opzet diende om de monarchie te beperken ging zij vanaf 1848 uit van de machtenscheiding van Montesquieu, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in wetgevende-, uitvoerende- en rechtelijke macht. In de loop der tijd is deze scheiding echter minder strikt geworden, met name de scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. De wetgevende macht – op landelijk niveau het parlement en op lokaal niveau de gemeenteraad – heeft tegenwoordig steeds meer een controlerende functie terwijl ze zich vroeger met name bezig hield met medewerking aan wetgeving. Het begrip uitvoerende macht is tegenwoordig losgelaten omdat de bevoegdheden van bijvoorbeeld de regering veel meer zijn dan enkel het uitvoeren van de wetten. Daarom wordt de uitvoerende macht tegenwoordig ook wel aangeduid als bestuur (Belifante & Reede, 2005, p. 19-20). De Grondwet bestrijkt veel gebieden van het maatschappelijk leven. Toch geeft het alleen beginselen die uitgewerkt moeten worden in een lagere regeling. Maar overheden – zoals gemeenten – kunnen niet zomaar zelf regelgeving opstellen. Om te bepalen wanneer zij hiertoe wel bevoegd zijn gebruikt de wetgever duidelijke terminologie om aan te geven of alleen de formele wetgever (de Staten Generaal) regels mag stellen, of dat ze deze aan lagere overheden mag delegeren. Deze terminologie staat aangegeven in de Grondwet. Lagere regelgevers als de – 14 –
gemeenteraad kunnen dus alleen regels opstellen als ze hiertoe bevoegd zijn; de gondwettelijke terminologie kan delegatie toestaan, maar dit betekent niet dat de lagere regelgever zelfstandig, zonder specifieke basis in een formele wet een regeling kan treffen (Belifante & Reede, 2005, p. 2425). De regels met betrekking tot provincies, gemeenten, waterschappen en andere openbare lichamen staan beschreven in hoofdstuk 7 van de Grondwet. Hoewel de uitwerking van de inrichting van deze lichamen in andere wetgeving is geregeld garandeert opneming in de Grondwet hen als essentiële onderdelen van het Nederlandse staatsbestel (Belifante & Reede, 2005, p. 23). De gemeentewet
De inrichting van de gemeente staat sinds 1851 uitgewerkt in de Gemeentewet (Belifante & Reede, 2005, p. 221; C.J. Loonstra, 2005, p. 316). Voordat deze wet werd ingevoerd waren er verschillen tussen stedelijke en landelijke gemeenten die met de invoering van deze wet werden opgeheven. Hoewel er de laatste decennia veel gesproken is over herziening van het gemeentelijke bestel (met name door de problemen die in geïndustrialiseerde gebieden rond grote steden zijn ontstaan door belangen die groter zijn dan de tegenstribbelende, kleinere naburige gemeenten) bestaat er in Nederland formeel geen verschil tussen een grote en een kleine gemeente (Belifante & Reede, 2005, p. 223). Wel worden er regelmatig kleinere randgemeenten door een grotere gemeente geannexeerd om deze problemen het hoofd te bieden. Het democratisch gekozen orgaan op gemeentelijk niveau is de gemeenteraad. Volgens artikel 125 van de Grondwet staat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente. Verder stelt de Grondwet in artikel 130 dat bij gemeentelijke verkiezingen zowel het actieve stemrecht (het bij verkiezingen een stem mogen uitbrengen) als het passieve kiesrecht (het recht om je kandidaat te stellen) aan alle ingezeten van de gemeente wordt toegekend. Dus ook aan niet-Nederlandse inwoners. De raad wordt volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging (Derksen, 2001, p,25) rechtstreeks door de inwoners van de gemeente gekozen en telt – afhankelijk van het aantal inwoners – 9 tot 45 leden en wordt tijdens raadsvergaderingen voorgezeten door de burgemeester. Deze kan ook deelnemen aan de beraadslaging maar heeft geen stemrecht (Belifante & Reede, 2005, p. 224). Hoofdstuk 18 van de gemeentewet begint met het herhalen van de Grondwetsartikelen die stellen dat het gemeentebestuur bevoegd is om de eigen huishouding te regelen, de zogenaamde autonome taak van de gemeente (artikel 108, eerste lid). Daarna volgt een bepaling over de medebewindstaak van de gemeente, taken die door een hogere regeling anders dan de gemeentewet aan de gemeente kan worden opgedragen. Na hoofdstuk 18 volgen de hoofdstukken die de verdeling van de bevoegdheden tussen de gemeentelijke organen omschrijven. Met name artikel 147 is erg interessant, omdat deze door de komst van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002 de wet en daarmee de bevoegdheden van de gemeenteraad heeft gewijzigd. Artikel 147 begint in het eerste lid met te stellen dat de raad in beginsel de verordende bevoegdheden blijft toekomen, voor zover deze niet bij wet of door de raad krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is toegekend. Aan de wet zijn echter twee leden toegevoegd. Kort kan gesteld worden dat met de invoering van de wet de medebewindtaken van bestuurlijke aard in beginsel aan het college van burgemeester en wethouders toekomen waar dat voorheen in beginsel aan de gemeenteraad was, maar ook dat de overige bevoegdheden op het gebied van autonomie bij de raad blijven berusten. Op deze manier heeft de wetgever een duidelijke verdeling van bevoegdheden proberen te bewerkstelligen, één van de doelstellingen van dualisering.
2.2.2 De taken van de volksvertegenwoordiging Volgens Heywood (2007, p. 340) is het te simpel om een volksvertegenwoordiging simpelweg te – 15 –
omschrijven als wetgever, vergaderzaal of representatief orgaan. Volgens hem vervult een dergelijk orgaan veel meer taken die daarmee ook van invloed zijn op het handelen van volksvertegenwoordigers. Heywood omschrijft een aantal functies van een volksvertegenwoordiging en hoewel hij zich voornamelijk richt op volksvertegenwoordiging op nationaal niveau zijn de taken wel degelijk te vertalen naar de lokale volksvertegenwoordiging. De eerste functie van de volksvertegenwoordiging die Heywood (2007, p. 340) omschrijft is de representatieve functie die met het oog op de vraagstelling van dit onderzoek erg belangrijk is. De uitoefening van deze functie is in hoge mate afhankelijk van de aangehangen visie op politieke representatie waar ik in een eerdere paragraaf al uitdrukkelijk op ben ingegaan. Uit die paragraaf kwam naar voren dat er volgens Woerdman (2005) drie visies op de manier waarop in een representatieve democratie een identiteit tussen de kiezer en de gekozen gecreëerd kan worden bestaan, namelijk het afspiegelingsmodel, het rolmodel en het partijenmodel van politieke representatie. De tweede functie die Heywood (2007, p. 341) omschrijft is de wetgevende functie. Volgens Heywood is regelgeving die door een volksvertegenwoordiging is goedgekeurd meer gezaghebbend omdat het orgaan door het volk gekozen is (2007, p. 341). Op die manier lijkt het of de wetten en regels ook daadwerkelijk door het volk zijn gemaakt. Daarnaast zijn wetten en regels openlijk bediscussieerd, wat ook een legitimerend karakter aan dergelijke regelgeving zou geven. Toch is deze aanname volgens Heywood enigszins discutabel. Ten eerste omdat de volksvertegenwoordiging vaak niet het monopolie op wet- en regelgeving heeft. Zo hebben in Nederland ook bestuurders bepaalde vrijheden om bindende regels op te stellen. En in sommige gemeenten worden ook instrumenten van directe democratie ingezet, zoals referenda. Maar belangrijker is dat het gros van de wet en regelgeving die door de volksvertegenwoordiging komen niet afkomstig zijn van de volksvertegenwoordiging zelf maar een product zijn van het bestuur; het college van burgemeester en wethouders. Wel is het zo dat in Nederland dergelijke wet- en regelgeving vaak nog aanzienlijk door de volksvertegenwoordiging wordt aangepast. De derde functie die Heywood (2007, p. 342) omschrijft is de controlerende en toezichthoudende functie. Volgens Heywood zijn volksvertegenwoordigingen steeds meer controlerende instituties geworden met als belangrijkste taak het controleren van het bestuur. In Nederland is op lokaal niveau deze functie nog beter tot zijn recht gekomen door de invoering van de eerder genoemde dualisering. Voorheen bleven wethouders lid van de gemeenteraad, waardoor de controlerende functie van de gemeenteraad op het bestuur onder druk kwam te staan. Met de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur is de scheiding tussen het bestuur en de volksvertegenwoordiging veel duidelijker geworden en daarmee zijn de controlerende en toezichthoudende mogelijkheden toegenomen. De vierde functie van de volksvertegenwoordiging zoals door Heywood wordt omschreven (2007, p. 342) is de wervings- en selectiefunctie. Zo bieden gemeenteraden een mogelijkheid voor politiek talent om zich te ontwikkelen om de toekomstige politieke leiders of bestuurders van Nederland te worden. Menig Tweede Kamerlid of minister is ooit begonnen als volksvertegenwoordiger op lokaal niveau. Toch kunnen er ook kanttekeningen bij deze functie geplaatst worden. Zo leren gemeenteraadsleden wel de politieke retoriek, maar leren ze weinig bestuurlijke vaardigheden die nodig zijn om bestuurder te worden. Daarnaast stelt Heywood dat volksvertegenwoordigers door het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging vaak gesocialiseerd raken in de normen en waarden die leven binnen de volksvertegenwoordiging waardoor er een afstand ontstaat met het electoraat. De vijfde en laatste functie van de volksvertegenwoordiging die Heywood (2007, p. 343) noemt is de legitimiteitsfunctie, met als doel om de legitimiteit van een regime te vergroten door burgers aan te moedigen om het regime als legitiem te ervaren. Om dit voor elkaar te krijgen zijn – 16 –
volksvertegenwoordigingen grotendeels afhankelijk van hun eigen capaciteit om die regelgeving in de naam van het volk aan te nemen die ook daadwerkelijk in het belang van het volk zijn. Daarnaast kan een volksvertegenwoordiging dit doen door educatie van het volk door middel van de debatten die gevoerd worden. Aan de hand van deze debatten kunnen burgers zich informeren over de belangrijkste onderwerpen die er politiek gezien spelen. Volgens Heywood is het echter zo dat deze educatieve functie voor een groot gedeelte is overgenomen door de eerder genoemde massamedia. Als gevolg hiervan is de status van de volksvertegenwoordiging en daarmee ook de legitimiteit steeds minder afhankelijk van de constitutionele macht en in toenemende mate van de mediaaandacht die het ontvangt.
2.2.3 De politieke partij In Nederland zitten volksvertegenwoordigers namens een politieke partij in de volksvertegenwoordiging. In het kader van dit onderzoek is het interessant om enig inzicht te hebben in de afhankelijkheid van volksvertegenwoordigers van politieke partijen, aangezien dit het gebruik van micro-blogs door volksvertegenwoordigers zou kunnen beïnvloeden. Daarom zal ik in de eerste sub-paragraaf eerst dieper ingaan op de term politieke partij. Wat betekent het eigenlijk? En wat is de plaats van de politieke partij in de Nederlandse wetgeving? Daarna zal ik dieper ingaan op de organisatie en rol van de politieke partij in het democratisch proces. Hierbij komt onder andere de afhankelijkheid van volksvertegenwoordigers van de politieke partij aan bod. Als laatste zal ik ingaan op de lokale partij, die in een aantal opzichten verschilt van een landelijke politieke partij. Betekenis en wettelijke verankering
Wanneer er over politiek wordt gepraat worden vaak de namen van politieke partijen en termen als coalities, fractievoorzitters en partijleiders genoemd. Blijkbaar spelen politieke partijen een belangrijke rol in de Nederlandse politiek, iets wat Voerman (1992, p. 78) onderschrijft. Aan de ene kant is dit verwonderlijk, aangezien de term politieke partij niet in de grondwet voorkomt. Volgens Woerdman (2005, p. 176) heeft de afwezigheid hiervan twee hoofdredenen. Ten eerste omdat men bij het opstellen van de Grondwet vond dat volksvertegenwoordigers 'zonder last of ruggespraak' moesten kunnen stemmen; door politieke partijen zouden ze teveel aan de partijstandpunten gebonden zijn. Ten tweede vond men dat partijen onafhankelijk tegenover de staat moesten kunnen staan. Door de term politieke partij in de grondwet op te nemen zouden een aantal partijen buiten de definitie dreigen te vallen. Sinds 1956 staan partijen toch op stemformulieren, iets wat een direct gevolg was van het feit dat politieke partijen inmiddels onlosmakelijk met de Nederlandse democratie waren verbonden. Uiteindelijk zijn politieke partijen wel in de wet opgenomen, namelijk in de Kieswet van 1989 (verenigingsrecht) en in de Wet subsidiëring politieke partijen van 1999. Maar nog steeds zijn er bijna geen wettelijke beperkingen met betrekking tot de partijorganisatie aangezien ze namelijk onder dezelfde wet vallen als bijvoorbeeld verenigingen of sportclubs (Andeweg & Erwin, 2002, p. 52). Een politieke partij kan tevens getypeerd worden als een politieke stroming (al is niet iedere politieke stroming georganiseerd in een partij). In tegenstelling tot ideologieën, die uit ideeën bestaan, bestaat een politieke stroming uit een groep mensen die zich gezamenlijk verenigen rond een bepaalde politieke opvatting. Dit kan een ideologische opvatting zijn maar dat hoeft dus niet. Lucardie (2002, p. 1) definieert een politieke stroming als 'een geheel van wensen en opvattingen die mensen hebben over de manier waarop ze hun toekomst gezamenlijk vorm willen geven'. Woerdman stelt dat een politieke stroming twee kenmerken heeft. Ten eerste moet een politieke stroming een aanhang hebben. Zonder aanhang bestaat een politieke stroming niet. Daarnaast moet er sprake zijn van continuïteit. Omdat een politieke stroming bestaat uit een groep mensen met een – 17 –
gemeenschappelijke opvatting kan het dus niet zomaar opgeheven worden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld politieke partijen. Toch zijn politieke opvattingen onderhevig aan verandering. Zo is bijvoorbeeld het communisme en de daarbij behorende communistische partij in Nederland praktisch verdwenen. Organisatie en rol in het democratische proces
Woerdman definieert een politieke partij als “elke groepering die deelneemt aan verkiezingen en in staat is kandidaten te leveren voor publieke functies” (2005, p. 175). Een van de onderscheidende elementen van moderne politieke partijen is dat ze een partijstructuur hebben, iets wat in de negentiende eeuw steeds belangrijker werd om het groeiende electoraat te mobiliseren. De belangrijkste doelstellingen van politieke partijen zijn – naast het mobiliseren van electorale support – het schrijven van een partijprogramma en het leveren van kandidaten (Andeweg & Erwin, 2002, p. 51). Partijen organiseren zich volgens de territoriale structuur van Nederland. Zo hebben de meeste landelijke partijen behalve een organisatie op landelijk niveau ook organisaties op provinciaal en gemeentelijk niveau. In grote gemeenten waar nog een extra bestuurslaag is toegevoegd is deze gemeentelijke partijorganisatie vaak ook nog onderverdeeld in meerdere sub-afdelingen (Andeweg & Irwin, 2002, p. 52) (zoals de deelgemeenten in de gemeente Rotterdam en stadsdelen in de gemeente Amsterdam) die wederom de territoriale structuur van deze extra bestuurslaag volgen. Opvallend aan de Nederlandse situatie is verder dat – zeker in vergelijking met partijen in de meeste andere Europese landen – slechts een klein percentage van het totale electoraat lid is van een politieke partij (Mair & Van Biezen, 2001), zelfs ten tijde van de verzuiling. Andeweg en Erwin (2002, p. 54) geven hier als mogelijke verklaring juist de toenmalige aanwezigheid van de verzuiling voor; een groot deel van het electoraat voelde zich al vertegenwoordigd door een politieke partij omdat deze evident met hun zuil verbonden was. Lidmaatschap van de politieke partij was daarom niet nodig. Ten tijde van hun opkomst waren politieke partijen voornamelijk grote massapartijen, vaak gestoeld op een sterke ideologische grondslag. De hedendaagse partij wordt daarentegen juist gekenmerkt door een klein partijkader met een interne democratie. Daarom wordt een hedendaagse partij ook wel een moderne kaderpartij genoemd. Kenmerkend aan veel moderne kaderpartijen is dat ze door het vervagen van de ideologische scheidslijnen zich steeds meer richten op het gehele electoraat. Ze proberen daarbij zoveel mogelijk kiezers te trekken door in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en de publieke opinie. Daarom wordt een moderne politieke partij ook wel catchall party genoemd (Woerdman, 2005, p. 186). Politieke partijen hebben een belangrijk positie verworven in het Nederlandse politieke proces. Woerdman stelt dat politieke partijen – net als belangengroepen – proberen het overheidsbeleid te beïnvloeden. Voerman (1992, p. 78-81) stelt dat politieke partijen een vijftal functies hebben. De eerste is het rekruteren en selecteren van kandidaten voor publieke functies. Ze zoeken geschikte mensen en bepalen wie er op de kandidatenlijst voor de partij komt te staan. Ten tweede aggregeren politieke partijen verschillende belangen en tegenstrijdige eisen. Binnen een partij spelen verschillende belangen die de partij in een verkiezingsprogramma tegen elkaar probeert af te wegen. Een derde functie is het articuleren van de wensen en eisen van burgers. Ze vervullen een intermediaire- of makelaarsfunctie omdat ze een brug tussen burgers en overheid proberen te slaan (Woerdman, 2005, p. 181). Ook spelen partijen een belangrijke functie bij de socialisatie van burgers, de vierde functie van de politieke partij. Hiermee wordt bedoeld dat burgers bepaalde waarden, normen en opvattingen van politieke partijen overnemen. Maar ook het bevorderen van politieke participatie – een essentieel onderdeel van de democratie – valt hieronder. De vijfde functie van politieke partijen is het verzorgen van communicatie tussen de burger en de overheid. – 18 –
Dit doen ze onder andere door hun achterban te laten weten wat de meningen binnen en plannen van de overheid (en zijn functionarissen) zijn. Maar het werkt ook de andere kant op; ze geven ook de opvattingen van de achterban door aan politici en ambtenaren. Er zijn volgens Woerdman (2005, p. 177) verschillende auteurs die overigens stellen dat politieke partijen de representativiteit van de democratie per definitie ondermijnen. In formele zin beslissen de kiezers door middel van stemmen wie volksvertegenwoordigers worden en hen dus vertegenwoordigen. In de praktijk stemmen de meeste kiezers echter op een partij of een lijsttrekker die deze partij vertegenwoordigt. Hiermee worden de meeste nieuwe volksvertegenwoordigers lasthebbers van de politieke partij in plaats van lasthebber van de kiezer; ze vertegenwoordigen een partij en niet het electoraat. Ze zijn daarbij gebonden aan de fractiediscipline van hun partij. Daarnaast is het zo dat zowel de genoemde rekrutering als het opstellen van een verkiezingsprogramma over het algemeen door een kleine groep partijleden gebeurt. Toch zijn er ook wel degelijk voordelen te noemen voor het aanwezig zijn van politieke partijen in het democratische proces. Zo ontnemen ze de kiezer veel moeite door alle partijstandpunten in een verkiezingsprogramma op te nemen. Deze standpunten zijn onder andere tot stand gekomen door verschillende belangen af te wegen en deze in één programma samen te voegen. Een burger die volksvertegenwoordiger wil worden is door de genoemde rekruterende en selecterende functie dus afhankelijk van een politieke partij. Woerdman (2005, p. 177) stelt dat een burger die volksvertegenwoordiger wil worden ten minste 3 barrières moet overwinnen voor hij volksvertegenwoordiger is, waarbij hij bij elke fase in meer of mindere mate afhankelijk is van de politieke partij. Ten eerste moet de partij in deze burger een verkiesbaar lid zien. Deze barrière wordt rekrutering genoemd. De tweede barrière is de selectie; de burger moet door de partij als kandidaat geselecteerd worden. Als laatste barrière moeten er genoeg kiezers op de partij of de kandidaat stemmen. Deze barrière wordt verkiezing genoemd. De kandidaat is hierbij dus onder andere afhankelijk van de verkiezingscampagne die door de desbetreffende partij gevoerd is. Deze drie barrières gezamenlijk betekenen dus veel voor de individuele handelingsvrijheid van een volksvertegenwoordiger. Ze zijn misschien niet van invloed op de visie van de volksvertegenwoordiger op de relatie met de burger (al zal er door middel van scholing zeker invloed op uitgeoefend worden en waarschijnlijk ook zijn) maar zeker op het daadwerkelijke handelen van de volksvertegenwoordiger in relatie tot de burger. Hierbij komt bijvoorbeeld een term als fractiediscipline naar voren, dat zoveel betekent als het als fractielid houden aan afspraken die binnen de fractie gemaakt zijn. Hoewel deze afspraken natuurlijk in overleg met de fractieleden gemaakt worden zal hier de invloed van de partij zeker in doorklinken. De afspraken met betrekking tot de relatie die de fractie wil onderhouden met de burger of het electoraat hoeven niet per definitie overeen te komen met de visie van de volksvertegenwoordiger zelf. Lokale partijen
Op lokaal niveau spelen naast de bekende nationale partijen ook lokale partijen een niet onbelangrijke rol en geven daarmee de lokale politiek een geheel eigen karakter. Lokale partijen zijn te definiëren als '[…] partijen die slechts in één gemeente aan de verkiezingen deelnemen' (Derksen, 2001, p. 30). Het gaat om politieke partijen die geen binding hebben met een landelijke partij. Het fenomeen lokale partijen was ten tijde van de verzuiling iets wat eigenlijk alleen in het zuiden van het land voorkwam, met name in Limburg. Met het verdwijnen van deze verzuiling hebben in veel gemeenten lokale partijen voet aan de grond gekregen. Het electorale succes van partijen als Leefbaar Utrecht en Leefbaar Rotterdam is hier exemplarisch voor. Derksen (2001, p. 31) stelt dat het lastig is om landelijke met lokale partijen te vergelijken. Wel is het opvallend dat lokale partijen onderling veel gemeen hebben. Derksen noemt een aantal overeenkomsten. Zo is een of andere bedreiging vaak de reden van het bestaan. Een exemplarisch – 19 –
voorbeeld is de recentelijk opgerichte partij Stop Wilders NU die tijdens de gemeenteraadsverkiezing van 2010 in Den Haag meedeed. Daarnaast ontbreekt het bij lokale partijen vaak aan een grote maatschappijvisie en ligt de nadruk op het goed besturen en het verbeteren van het contact tussen burger en gemeente. Ondanks de doelstelling van het goed besturen van de gemeente beschikken lokale partijen volgens landelijke partijen vaak over te weinig bestuurlijke vaardigheden, iets wat de lokale partijen over het algemeen zelf ook toegeven. Met name op de vaardigheden van het politieke spel en inzicht in de complexiteit van het lokale bestuur schieten ze tekort, iets wat ook duidelijk naar voren komt in hun focus; ze richten zich vaker op het helpen van individuen dan op het ontwikkelen van een beleid, een focus waarmee ze de complexiteit van het lokale bestuur ontkennen. Ook het staan voor lokale symbolen is hierbij kenmerkend, waardoor de lokale politiek voor burgers heel herkenbaar wordt. Verder is het opvallend dat de leden veel hartstocht hebben voor hun lokale partij en gemeente. Volgens Derksen (2001) staan lokale partijen in de samenleving waar landelijke partijen vooral het gemeentehuis goed kennen. Lokale partijen spreken over het algemeen dan ook goed de taal van de gewone burger, iets waar landelijke partijen vaak meer moeite mee hebben. Daarnaast stelt Woerdman (2005) dat lokale partijen soms apolitiek of zelfs antipolitiek zijn, waarbij populisme op de loer kan liggen. Met het oog op de toekomst lijken er een aantal factoren te zijn die mogelijk in het voordeel van lokale partijen kunnen werken. Ten eerste vindt er een tendens plaats waarbij het lokale steeds belangrijker wordt gevonden door burgers. Ten tweede zou de afnemende ideologische verbondenheid –die zich over de gehele breedte van het politieke spectrum voordoet– in het voordeel van lokale partijen kunnen werken. Een derde factor is het gegeven dat het in de politiek steeds minder om programma's gaat en steeds meer om personen. Politici van lokale partijen zijn vaak bekende(re) plaatsgenoten. Als laatste zijn de gemeenteraadsverkiezingen voor veel burgers een vorm van second-order-verkiezingen, waar ze minder belang aan hechten dan aan de landelijke verkiezingen. Ze zullen dus eerder de vrijheid voelen om een keer op een andere partij te stemmen, bijvoorbeeld een lokale. Toch benadrukt Derksen (2001, p. 33) dat er ook factoren aan te wijzen zijn die juist in het nadeel van lokale partijen kunnen werken, bijvoorbeeld de toenemende landelijke overheersing van lokale verkiezingen. Als deze door blijft zetten zullen landelijke partijen dominant blijven bij lokale verkiezingen. Ook bestaat de kans dat –zeker met het minder ideologisch worden– lokaal opererende landelijke partijen de werkwijze van lokale partijen zullen overnemen en de aandacht meer op de samenleving zullen richten in plaats van op het gemeentehuis, waarmee er dus concurrentie plaats kan gaan vinden op een onderscheidende werkwijze van veel lokale partijen.
2.3 Weblogs, micro-blogs en de lokale volksvertegenwoordiger Naast democratie, representatie en het kader van de lokale volksvertegenwoordiger spelen microblogs een belangrijke rol in dit onderzoek, aangezien ze gebruikt worden om de door de lokale volksvertegenwoordiger aangehangen visie op de relatie met de burger vast te stellen. Daarom is het eerst van belang om vast te stellen wat micro-blogs daadwerkelijk zijn. Deze paragraaf zal ik beginnen met een korte beschrijving van de algemene term weblogs. Hierna zal ik dieper ingaan op de kenmerken van micro-blogs om vervolgens de verschillen die tussen gewone weblogs en micro-blogs bestaan aan te geven. Als laatste zal ik ingaan op de mogelijkheden die micro-blogs specifiek bieden voor volksvertegenwoordigers.
2.3.1 Weblogs Wright definieert een weblog – of de ook veel gebruikte term blog - als een regelmatig geüpdatet website met informatie, gepresenteerd in omgekeerd chronologische volgorde (2009, p. 160). Onder deze definitie vallen tegenwoordig veel websites. Niet alleen persoonlijke, maar bijvoorbeeld ook – 20 –
van kranten, overheidsinstellingen, gemeenten en politieke partijen. Door de omgekeerd chronologisch volgorde is de eigenaar, schrijver of beheerder van de website zeker dat altijd het laatste toegevoegde bericht door de bezoeker als eerste wordt gezien. Volgens Herring et al. bestaat de Engelse term blogging (in Nederland wordt vaak de term bloggen gebruikt) sinds 1997 en is bloggen sinds 1999 –onder andere door gratis online blog-diensten– steeds populairder geworden. Rond de aanslagen in 2001 en de Amerikaanse inval in Irak is het totaal aantal bloggers (personen die bloggen) significant gestegen. En met het steeds eenvoudiger worden van de software lijkt het aantal alleen maar te stijgen (2005, p. 1). Net als bij vele andere opkomende internetprotocollen (bijvoorbeeld www, email en p2p) worden er door verschillende actoren grote sociale en democratische betekenis toegekend aan blogs. Echter, op basis van een eigen statistisch onderzoek waarbij 208 willekeurig geselecteerde blogs zijn onderzocht stellen Herring et al (2005) dat zowel blogauteurs, journalisten als wetenschappers de mate waarin blogs onderling verbonden en interactief zijn wordt overdreven.
2.3.2 Micro-blogs Bij micro-bloggen lijkt deze onderlinge verbondenheid en interactiviteit anders te liggen. Microbloggen is een specifieke vorm van bloggen en voldoet aan dezelfde definitie als een gewoon weblog, waarbij echter de toegestane lengte van berichten beperkt is. In literatuur over microbloggen wordt vaak de engelstalige Wikipedia-definitie gebruikt. Deze omschrijft micro-bloggen als “a form of blogging that lets you write brief text updates (usually less than 200 characters) about your life on the go and send them to friends and interested observers via text messaging, instant messaging (IM), email or the web” (http://en.wikipedia.org/wiki/Micro-blogging). Maar hoe verhoudt micro-bloggen zich dan tot het bijhouden van een gewoon blog? Volgens Ebner en Schiefner (2008) worden weblogs met name gebruikt voor het schrijven van korte essays en gedachtegangen, terwijl micro-blogs met name gebruikt worden voor het delen van updates, ideeën en simpele en snelle notificaties. Java et al. (2007) noemen twee andere grote verschillen tussen gewoon bloggen en micro-bloggen. Ten eerste voldoet micro-bloggen in vergelijking tot gewoon bloggen veel beter aan de behoefte voor een nog snellere manier van communiceren. Door gebruikers aan te moedigen om korte berichten te plaatsen (door het gebruik van een maximaal aantal te gebruiken tekens per bericht) zorgt het voor lagere eisen van de kant van de gebruiker in termen van investering in tijd en denken voor het creëren van nieuwe inhoud. Een tweede verschil ligt in de update-frequentie. Over het algemeen zal een actieve weblogger zijn of haar webblog ongeveer eens per zoveel dagen updaten terwijl bij micro-bloggers de update-frequentie uit vele berichten per dag kan bestaan (p. 57). Wat daarnaast nog opvalt is dat bij micro-bloggen de onderlinge verbondenheid tussen gebruikers veel groter is dan bij gebruikers van gewone weblogs. Doordat gebruikers zich op elkaars micro-blog kunnen abonneren komen de status-updates van gebruikers waarop men geabonneerd is in een persoonlijke feed te staan, samen met alle berichten van andere gebruikers waarop men geabonneerd is. Op deze manier kan een gebruiker zien wat er in zijn of haar persoonlijke micro-blog-netwerk aan status updates wordt geplaatst. Er zijn meerdere diensten die micro-bloggen aanbieden maar Twitter is verreweg de meest bekende en meest gebruikte micro-blog-dienst. Sinds de lancering in oktober 2006 is Twitter enorm gegroeid (Java et al., 2007, p. 56). Gebruikers van Twitter krijgen de mogelijkheid om in 140 tekens antwoord te geven op de vraag 'What's happening?' (overigens was de vraag in het verleden 'What are you doing?', maar deze is later aangepast om beter in overeenstemming te zijn met het daadwerkelijke gebruik door de gebruikers van de dienst). In hun onderzoek naar Twitter kwamen Jave et al. (2008, p. 62) op basis van hun analyse tot de conclusie dat er een aantal hoofddoelstellingen zijn bij het gebruik van Twitter. Ten eerste is dat wat ze daily chatter noemen en wat het grootste gedeelte van het verkeer op Twitter zou uitmaken. In deze berichten gaat het over dagelijkse routines, over wat mensen op dat moment aan het doen zijn of wat ze hierbij opvalt. – 21 –
De tweede hoofdactiviteit op Twitter is converseren. Door het gebruik van het @-symbool – dat na de start van Twitter organisch gegroeid is maar tegenwoordig tot de daadwerkelijke functionaliteiten van Twitter behoort – kunnen gebruikers op elkaars berichten reageren. In de analyse van de onderzoekers bevatte bijna 21 procent van de onderzochte berichten een dergelijk symbool en was dus onderdeel van een conversatie (al dan niet eenrichtingsverkeer). Een derde manier waarop Twitter gebruikt wordt is door het delen van informatie/URL's. In de onderzochte berichten bevatte ongeveer 13 procent van de berichten een link naar een extern adres. Omdat internetadressen vaak nogal veel ruimte innemen en drukken op het maximaal aantal tekens wordt er vaak gebruik gemaakt van een zogenaamde URL-shortening service. Dit zijn diensten die de lengte van een webadres drastisch kunnen verkorten. Bekende services zijn bijvoorbeeld TinyURL (www.tinyurl.com), bit.ly (www.bit.ly) en Google URL Shortner (www.goo.gl). De vierde en laatste hoofdactiviteit die Java et al. (2007) aangeven bij het gebruik van Twitter is het het brengen van nieuws. Hierbij brengen gebruikers het laatste nieuws of becommentariëren gebeurtenissen elders op Twitter. Een opvallende ontwikkeling hierbij is de koppeling van 'automated users' of 'agents' aan Twitter, die door middel van een zogenaamde RSS-feed automatisch nieuws, weer of nieuwe berichten van websites op Twitter publiceren. Op basis van een analyse van de onderlinge verbondenheid tussen gebruikers van Twitter wisten Java et al. (2007, p. 63) ook een aantal gebruikerscategoriëen te definiëren. Ten eerste noemen ze gebruikers die als informatiebron dienen. Deze gebruikers zijn een spil en hebben een groot aantal volgers. Toch zegt het aantal volgers niet veel over de frequentie waarop een dergelijke gebruiker berichten post. De berichten van een gebruiker kunnen zo waardevol zijn voor zijn volgers – ondanks de lage frequentie - dat hij of zij toch veel volgers heeft. Daarnaast blijken een aantal van dit type gebruikers automated users te zijn. De tweede categorie gebruikers zijn de zogenaamde vrienden, waar volgens de onderzoekers de meeste gebruikers onder vallen. Deze gebruikers posten over het algemeen zelf ook berichten op Twitter, maar ze volgen meer mensen dan dat ze zelf gevolgd worden. Een derde categorie gebruikers zijn de informatie zoekers. Deze groep gebruikers posten niet of praktisch niet en gebruiken Twitter met name om andere gebruikers te volgen.
2.3.3 Volksvertegenwoordigers en het gebruik van (micro)blogs Volgens Coleman en Wright (2008) ligt aan de basis van de reeds genoemde kloof tussen politiek en burger een verstoord proces van politieke communicatie. Zo stellen zij dat zonder effectieve communicatiestromen politieke representatie niet democratisch kan zijn. Volgens Coleman en Wright (2008) is een manier om deze verstoorde stromen in democratische politieke communicatie te begrijpen in termen van culturele, ruimtelijke en temporele afstand. Hoe meer politieke communicatie wordt gekarakteriseerd door dergelijke afstanden (ervaren of daadwerkelijk aanwezig), hoe aannemelijker het is dat ze de claims van politieke vertegenwoordigers dat ze namens het volk spreken ondermijnen, waardoor burgers het gevoel krijgen dat ze toeschouwers zijn in plaats van daadwerkelijk vertegenwoordigd te worden (2008, p. 1). Het primaat van de massamedia in de politieke communicatie heeft er volgens Coleman en Wright (2008, p. 1) voor gezorgd dat vele auteurs de mogelijkheid van directe communicatie tussen volksvertegenwoordigers en burgers niet als serieuze optie hebben beschouwd. Nieuwe technologieën bieden volgens Van Dijk (2001) echter nieuwe mogelijkheden om de moderne vertegenwoordigende democratie nieuw leven in te blazen. En zoals Poster (2001) en Lips (2005, p. 122) aangeven heeft het internet het persoonlijk communicatiepotentieel versterkt en biedt het een nieuwe virtuele omgeving waarin men contacten heeft en activiteiten kan uitvoeren waarbij er steeds meer sprake is van verbinding tussen de fysieke wereld en online interactie. Het internet zou – uitgaande van de analyse van Coleman en Wright – de ervaren kloof tussen volksvertegenwoordiger en burger dus kunnen laten verdwijnen of op zijn minst doen verkleinen door het wegvallen van ruimtelijke en tijdelijke afstand in directe politieke communicatie. – 22 –
Weblogs bieden volgens Coleman en Wright (2008, p. 1) dan ook een relatief nieuwe manier van communicatie tussen volksvertegenwoordiger en burger, waarbij politieke blogs een cruciale rol zouden spelen. Een politiek weblog wordt door Ferguson en Griffiths daarbij omschreven als een blog waar 'the content focuses on issues, events and policy in a constituency, national, international or party political context' (2006, p. 366). Politieke blogs kunnen volgens Coleman en Wright van een individu zijn (zoals van een volksvertegenwoordiger, journalist of burger) of van een multiauteur-groep (bijvoorbeeld een fractie in een gemeenteraad). Volgens Coleman en Wright (2008, p. 2) kunnen blogs op vier principiële wijzen de politieke communicatie verbeteren. Ten eerste zouden ze de afstand tussen de zender en de ontvanger kunnen verkleinen. Hierdoor zou geen intermediair – zoals de massamedia - meer nodig zijn om een politieke boodschap over te brengen. Ten tweede zouden ze de interactieve dialoog verbeteren doordat er commentaar gegeven kan worden op een geplaatst bericht. Ten derde kan de verzender op zijn minst doen voorkomen dat hij of zij luistert naar commentaar van mensen die op een blog-bericht gereageerd hebben en eventueel daar het bericht op aanpassen. Als laatste zou het de mogelijkheid bieden tot nieuwe vormen van fundamentele journalistiek doordat iedereen kan reageren op nieuws. Deze vier kenmerken van blogs zouden in potentie de aansprakelijkheid en transparantie van gekozen volksvertegenwoordigers kunnen vergroten. In een optimistische opvatting zouden ze door het bieden van nieuwe communicatiekanalen de crisis in politieke communicatie kunnen temperen en mogelijk zelfs doen keren door het eenrichtingsverkeer van de door massamedia overheersende politieke communicatie uit te dagen. Maar in hun analyse richten Coleman en Wright zich op de 'gewone' weblogs. En zoals Herring et al. (2005) al aangaven wordt de mate waarin blogs onderling verbonden en interactief zijn vaak overdreven. Wat dat betreft maakt een micro-blog-service als Twitter meer kans om als politiek communicatiekanaal tussen volksvertegenwoordiger en burger te functioneren door de onderlinge verbondenheid tussen de verschillende micro-blogs van gebruikers in combinatie met het hoge percentage van berichten die als conversatie kunnen worden aangeduid (door het gebruik van het @-symbool). Daarnaast is een micro-blog niet een medium waar alleen over politiek wordt gesproken – zoals bij politieke blogs, waar Coleman en Wright een cruciale rol aan toekennen in de communicatie tussen politiek en burger – maar ook over andere onderwerpen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid dat burgers die normaal nooit uit zichzelf een politieke website of politiek blog zouden bezoeken toch in aanraking komen met politiek en politici en op die manier de gevreesde versterking van scheve sociale participatiepatronen kunnen afzwakken of zelfs tegengaan.
2.4 Conclusie In de vorige paragrafen heb ik een voor dit onderzoek relevante theoretische verkenning gemaakt, waarbij ik me achtereenvolgens geconcentreerd heb op democratie en de visie op representatie, het kader van de lokale volksvertegenwoordiging en als laatste op weblogs en micro-blogs. Deze theoretische verkenning zal als basis dienen voor het theoretisch model dat in de eerste paragraaf van het volgende hoofdstuk gepresenteerd zal worden. Maar zoals uit de inleiding van dit hoofdstuk naar voren kwam zou ik op basis van de theoretische inzichten ook antwoord geven op de eerste twee deelvragen. De eerste deelvraag was de vraag wat micro-blogs zijn. In dit hoofdstuk kwam naar voren dat Wright (2009, p. 160) een weblog definieert als een regelmatig geüpdatet website met informatie, gepresenteerd in omgekeerd chronologische volgorde. Micro-bloggen is een specifieke vorm van bloggen waarbij de toegestane lengte van berichten beperkt is. Uit de literatuur kwam naar voren dat er ook verschillen bestaan in het gebruik tussen reguliere weblogs en micro-blogs. Zo stelden Ebner en Schiefner (2008) dat reguliere weblogs met name voor korte essays en gedachtegangen gebruikt worden, terwijl micro-blogs gebruikt worden voor het delen van updates, ideeën en simpele en snelle notificaties. Daarnaast stellen Java et al. (2007) dat micro-bloggen veel beter voldoet aan de behoefte voor een snellere manier van communiceren, iets wat duidelijk terugkomt – 23 –
in de onderlinge verbondenheid tussen micro-blogs en de update-frequentie die bij micro-bloggen veel hoger ligt dan bij reguliere weblogs. Hoewel er verschillende aanbieders zijn is de bekendste micro-blog-dienst Twitter, dat sinds de lancering in oktober 2006 enorm gegroeid is (Java et al., 2007, p. 56). Java et al (2007, p. 63) maken een onderscheid in een aantal gebruikerscategorieën, afhankelijk van de verhouding followers – following, namelijk informatiebron, vrienden en informatie zoekers. De tweede deelvraag was de vraag welke visies er op politieke representatie bestaan en welke rol micro-blogs in deze relatie zouden kunnen spelen. Woerdman (2005) maakt onderscheid tussen drie visies op de manier waarop in een representatieve democratie een identiteit tussen de kiezer en de gekozene gecreëerd kan worden. Ten eerste is dit het afspiegelingsmodel van politieke representatie. Volgens dit model moet de volksvertegenwoordiging een zo goed mogelijke afspiegeling zijn van de kiesgerechtigde bevolking omdat het volk de enige bron van staatsgezag zou zijn, waarmee het in het verlengde ligt van het identiteitsmodel van democratie. Hoewel dit model het idee van de ondeelbare volkswil verwerpt streeft het wel een identiteit na tussen kiezer en gekozene, waarbij de vertegenwoordiger moet handelen zoals het op hem gekozen volk zou hebben gehandeld. In deze visie op politieke representatie zijn volksvertegenwoordigers dan ook lasthebbers met een gebonden mandaat. De tweede visie is het rolmodel van politieke representatie. In deze visie moeten volksvertegenwoordigers zich juist niet laten leiden door de opvattingen van de kiezer en onafhankelijk van deze opinie handelen, waarmee het in het verlengde ligt van het liberale model van democratie. Volgens dit model missen burgers de juiste kennis en informatie om tot zelfstandige besluiten te komen. Daarom zijn volksvertegenwoordigers ook geen lasthebber van de kiezers maar juist gevolmachtigden met een vrij mandaat. Als derde visie noemt Woerdman (2005) het partijenmodel van politieke representatie, waarin het niet de afzonderlijke volksvertegenwoordigers zijn die strijden om de gunst van de kiezers, maar de politieke partijen. Deze visie gaat er dan ook vanuit dat kiezers hun keuze bepalen door verkiezingsprogramma's met elkaar te vergelijken, waarmee het in het verlengde ligt van het concurrentiemodel van democratie. Dit model stelt dat politieke partijen met elkaar concurreren om de gunst van de kiezer. Om dit te bereiken moeten ze aan de ene kant proberen de belangen van zoveel mogelijk groeperingen te behartigen en aan de andere kant met hun partijprogramma en beleid zoveel mogelijk stemmen te trekken. Volksvertegenwoordigers zijn in deze visie dan ook geen individuele afgevaardigden maar lasthebbers van de politieke partij.
– 24 –
3 De onderzoeksstrategie In dit hoofdstuk staat de aanpak van dit onderzoek centraal, een onderzoek dat door de gebruikte doelstelling zowel te typeren is als een beschrijvend als een verklarend onderzoek. Het vaststellen van de kenmerken van lokale volksvertegenwoordigers, de kenmerken van de micro-blogs van lokale volksvertegenwoordigers en het vaststellen van de aangehangen visie op politieke representatie is beschrijvend onderzoek (ook al wordt de aangehangen visie op basis van de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger en zijn of haar micro-blog vastgesteld). Het verklaren van de aangehangen visie op politieke representatie kan getypeerd worden als verklarend onderzoek. Verklarend onderzoek gaat volgens Babbie (2004, p. 89) over 'explain things; […] answer questions of why'. Aan de hand van de opgebouwde dataset zal ik analyseren of de kenmerken van de volksvertegenwoordiger als verklaring kunnen dienen voor de vastgestelde visie op politieke representatie. Op basis van deze analyse kunnen vervolgens een aantal hypothesen ontwikkeld worden die als mogelijke verklaring kunnen dienen voor de door de volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie. Dit onderzoek is dan ook een voorbeeld van inductief onderzoek, waarbij het resultaat van het onderzoek een verklarend model is. Daarnaast kan dit onderzoek getypeerd worden als een nomotetisch onderzoek waarbij een beperkt aantal causale relaties gezocht worden die van invloed zijn op een bepaalde conditie (Babbie, 2004, p. 22). Volgens Babbie (2004, p. 90) moet nomotetische causaliteit aan een drietal criteria voldoen. Ten eerste moet er daadwerkelijk sprake zijn van een causale relatie, iets wat ik aan de hand van de data-analyse ga onderzoeken. Ten tweede moet de oorzaak vooraf gaan aan het effect. Zoals zal blijken zijn alle mogelijke onafhankelijke variabelen al bepaald voordat de volksvertegenwoordiger aan het micro-blog begon, waarmee ook aan deze eis is voldaan. Als derde criterium stelt Babbie dat de causale relatie echt (nonspurious) moet zijn; het effect moet niet op basis van een derde variabele te verklaren zijn. Omdat ik zoveel mogelijk variabelen probeer te vangen hoop ik ook aan deze eis te voldoen. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt een theoretisch model gepresenteerd dat als basis zal dienen voor de uitvoering van dit onderzoek. Op basis van dit theoretisch model zullen de belangrijkste concepten van dit onderzoek geconceptualiseerd en geoperationaliseerd worden. Ook zal dit model als basis dienen voor de methoden van dataverzameling, wat in de tweede paragraaf centraal zal staan. In de vierde paragraaf zal dieper ingegaan worden op de technieken van analyse. Het steekproefkader is onderwerp van de vijfde paragraaf, waarna ik in de zesde en afsluitende paragraaf dieper in zal gaan op de validiteit en generaliseerbaarheid van dit onderzoek.
3.1 Theorie en concepten 3.1.1 Theoretisch model Het is belangrijk dat het te gebruiken theoretisch model in staat is om als basis te dienen voor een wetenschappelijke analyse die bij kan dragen aan de beantwoording van de onderzoeksvraag. De onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt; Wat zijn de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger en zijn of haar weblog, komt uit het gebruik van micro-blogs een visie op politieke representatie naar voren en is deze visie te verklaren aan de hand van een van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger? In essentie gaat dit onderzoek dus over de vraag welke visie op politieke representatie, vastgesteld – 25 –
op basis van een analyse van het micro-blog, een volksvertegenwoordiger aanhangt en of deze visie te verklaren is aan de hand van de kenmerken van deze volksvertegenwoordiger. Op basis van de theorieën van politieke representatie zoals die door Woerdman (2005) zijn omschreven kan het volgende causale model worden opgesteld ;
Politieke partij
Afleiden
Gebruik micro-blogs
Verklaren
Visie op politieke representatie
Kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger
Verkiezingen
Dit model gaat er vanuit dat elke volksvertegenwoordiger een visie op politieke representatie aanhangt, dat deze visie is af te leiden uit het gebruik van het micro-blog van deze volksvertegenwoordiger en valt te verklaren op basis van de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger. Daarnaast wordt aangenomen dat ook de politieke partij (door middel van interne afspraken met betrekking tot het gebruik van sociale media) en verkiezingen van invloed zijn op het gebruik van micro-blogs, al worden deze factoren buiten dit onderzoek gelaten. In paragraaf 2.1.1 Representatieve democratie ben ik uitdrukkelijk ingegaan op de representatieve functie van de volksvertegenwoordiging. Uit die paragraaf kwam naar voren dat de representatieve functie afhankelijk is van de door de volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie zoals omschreven door Woerdman (2005). Volgens Woerdman zijn er drie visies op de manier waarop in een representatieve democratie een identiteit tussen de kiezer en de gekozen gecreëerd kan worden, namelijk het afspiegelingsmodel, het rolmodel en het partijenmodel van politieke representatie. Ik zal deze drie visies op politieke representatie nogmaals kort behandelen en aangeven op wat voor manier ze van invloed zijn op de uitvoering van de representatieve functie van lokale volksvertegenwoordigers in het algemeen en op het gebruik van micro-blogs daarbij in het bijzonder, waarmee dit als leidraad kan dienen voor het vaststellen van de aangehangen visie van politieke representatie op basis van de inhoud van de micro-blogs van de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers. Afspiegelingsmodel van politieke representatie
Het eerste model dat Woerdman (2005) noemt is het afspiegelingsmodel van politieke representatie dat nauw verbonden is met het identiteitsmodel van democratie. In dit democratiemodel wordt de directe democratie als ideaal gezien. In het afspiegelingsmodel van politieke representatie streeft een volksvertegenwoordiger dan ook een identiteit na met de kiezers en zal proberen te handelen zoals zijn of haar kiezers dat gedaan zouden hebben. De volksvertegenwoordiger ziet zichzelf dan ook als lasthebber van het volk. In de dagelijkse praktijk van het uitoefenen van de representatieve functie door de lokale – 26 –
volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt zal dan ook veel energie gestoken worden in het onderhouden van contacten met burgers om te achterhalen wat de meningen en attituden van het electoraat zijn met betrekking tot bepaalde politieke onderwerpen om daar vervolgens naar te handelen. De volksvertegenwoordiger zal proberen een zo open mogelijke houding aan te nemen en niet alleen open staan voor inbreng van burgers maar hier ook actief naar op zoek gaan. Een van de vele mogelijke en daarnaast laagdrempelige manieren om dit contact vorm te geven is het gebruik van een micro-blog. Daarnaast zou een micro-blog ook gebruikt kunnen worden om het electoraat te volgen en te kijken wat er uit het electoraat naar boven komt met betrekking tot politieke onderwerpen. Wanneer een volksvertegenwoordiger met deze visie op politieke representatie een bericht op een micro-blog plaatst kan dan ook verwacht worden dat dit bericht een vragende vorm zal hebben met betrekking tot een politiek onderwerp. Wanneer gekeken wordt naar de onderlinge verbondenheid in de termen zoals door Java et al. (2007, p. 63) omschreven (zie paragraaf 2.4 Conclusie) tussen het micro-blog van een volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt en andere micro-blogs, kan verwacht worden dat de volksvertegenwoordiger onder de gebruikerscategorie vrienden ingedeeld kan worden, waarbij niet de eigen berichten maar die van andere gebruikers centraal staan. Toch moeten hier enige kanttekeningen bij geplaatst worden. Ten eerste is het voor een volksvertegenwoordiger onmogelijk om het eigen electoraat te definiëren. Mocht dit al mogelijk zijn dan is het moeilijk om dit te koppelen aan micro-blog-accounts waar – zoals bij vrijwel alle sociale netwerken – nauwelijks controle plaatsvindt op identiteit. Desondanks kan veracht worden dat de volksvertegenwoordiger die deze visie op representatie aanhangt zal proberen in contact te komen met de burger of op zijn minst proberen de mening van het electoraat te achterhalen. Rolmodel van politieke representatie
De tweede visie op politieke representatie die Woerdman (2005) noemt is het rolmodel van politieke representatie. Deze visie – die nauw verbonden is met het liberale model van democratie – streeft juist expliciet niet een directe democratie na. Volksvertegenwoordigers zijn in deze visie op representatie dan ook gevolmachtigden met een vrij mandaat met als belangrijkste taak het beschermen van individuele rechten om geweld van andere burgers of de staat tegen te gaan. Voor een volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt zal bij het uitoefenen van de representatieve functie – behalve tijdens de verkiezingscampagne met het oog op electoraal gewin – dan ook geen directe noodzaak bestaan om uitgebreid contact te onderhouden met het electoraat aangezien de volksvertegenwoordiger van mening is vrij te zijn om te handelen naar eigen inzicht. Daarmee is er dus ook geen directe reden om een micro-blog te starten en bij te houden. Mocht een volksvertegenwoordiger die deze visie op representatie aanhangt toch besluiten om een micro-blog bij te houden, dan kan verwacht worden dat het micro-blog gebruikt zal worden om aan de burger uit te leggen waarom de aangehangen visie en handelingswijze met betrekking tot een bepaald politiek onderwerp de juiste is in plaats van de inbreng van de burger te vragen. Het valt dan ook te verwachten dat een volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt met betrekking de onderlinge verbondenheid tussen micro-blogs zoals door Java et al (2007, p. 63) omschreven onder de gebruikerscategorie informatiebron ingedeeld kan worden. De eigen berichten worden als belangrijker ervaren dan de berichten van andere gebruikers, waarmee de noodzaak tot het volgen van andere micro-blogs met betrekking tot de representatieve functie niet ervaren wordt. Partijenmodel van politieke representatie
De derde visie op politieke representatie die Woerdman (2005) noemt is het partijenmodel of responsible-party-model van politieke representatie en heeft – net als het rolmodel van politieke – 27 –
representatie – de directe democratie expliciet niet als ideaal. Dit model – dat in het verlengde van het concurrentiemodel van democratie ligt – stelt dat niet de afzonderlijke volksvertegenwoordigers strijden om de gunst van de kiezer, maar de politieke partijen. Kiezers zouden hun stem bepalen op basis van het vergelijken van partijprogramma's. Deze partijprogramma's zijn dan ook leidend voor het handelen van individuele volksvertegenwoordigers. Ook voor volksvertegenwoordigers die deze visie op politieke representatie aanhangen is er bij de uitoefening van de representatieve functie niet een directe reden aan te wijzen om als volksvertegenwoordiger contact te zoeken en te onderhouden met de burger, waarmee ook geen reden bestaat om een micro-blog te starten en bij te houden. Mocht een volksvertegenwoordiger die deze visie op representatie aanhangt toch besluiten om een micro-blog bij te houden dan is dat voornamelijk om de burger uit te leggen waarom de door de partij aangehangen visie en handelingswijze met betrekking tot een bepaald politiek onderwerp de juiste is. Het is daarom ook hier aannemelijk – wederom met betrekking de onderlinge verbondenheid tussen micro-blogs zoals door Java et al (2007, p. 63) omschreven – dat een volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt onder de gebruikerscategorie informatiebron ingedeeld kan worden. De eigen berichten – die de partijstandpunten weergeven – worden hierbij als belangrijker ervaren dan de berichten van andere gebruikers, waarmee de noodzaak tot het volgen van andere micro-blogs met betrekking tot de representatieve functie niet ervaren wordt. Het is met het oog op het onderzoek van belang om nogmaals te wijzen op het bestaan van lokale partijen. Hoewel een lokale partij niet per definitie een bepaalde visie op de relatie met de burger impliceert is het wel zo dat lokale partijen vaak de nadruk leggen op het verbeteren van het contact met de burger (Derksen, 2001, p. 31). Het is dus aannemelijk dat politici van lokale partijen met betrekking tot het contact met de burger meer reden hebben om een micro-blog te starten dan lokale politici van landelijke partijen, waarmee lokale volksvertegenwoordigers in termen van de onderlinge verbondenheid tussen micro-blogs zoals door Java et al (2007, p. 63) omschreven eerder tot de gebruikerscategorie vrienden zullen behoren dan politici van landelijke partijen. De invloed van de drie visies op politieke representatie op de uitvoering van de representatieve functie door lokale volksvertegenwoordigers in het algemeen en het gebruik van micro-blogs daarbij in het bijzonder zoals hierboven is beschreven staat samengevat in onderstaande tabel 3.1 weergegeven. Visie
Afspiegelingsmodel van Rolmodel van politieke Partijenmodel van politieke representatie representatie politieke representatie
Lokale partij
Noodzaak tot contact met electoraat?
Ja
Nee
Nee
Ja
Soort contact met electoraat
Politieke input vragen
Politieke output geven
Politieke output geven
Afhankelijk van aangehangen visie op politieke representatie
Reden tot gebruik micro-blogs?
Ja
Nee
Nee
Ja
Soort berichten
Politieke standpunt burger vragen
Eigen politieke mening geven
Partijstandpunt geven
Afhankelijk van aangehangen visie op politieke representatie
Gebruikerscategorie
Vrienden
Informatiebron
Informatiebron
Vrienden
Tabel 3.1: Kenmerken en uitingen van de verschillende visies op politieke representatie.
– 28 –
3.1.2 Analysekader In deze sub-paragraaf zal ik de voor dit onderzoek belangrijke concepten conceptualiseren en operationaliseren. Volgens Babbie wordt het proces waarin we specificeren wat we met een bepaalde concept bedoelen ook wel conceptualisatie genoemd. Het proces van conceptualisatie produceert volgens Babbie dan ook specifieke definities voor concepten die nodig zijn voor het onderzoek (2004, p. 120). Het resultaat van een conceptualisatie bestaat uit een of een aantal dimensies van een concept, de bij een dimensie behorende variabelen en de bij de variabele behorende indicatoren. Een dimensie kan volgens Babbie (2004, p. 123) omschreven worden als een specifiek aspect van een concept. Een volledig geconceptualiseerd concept bestaat volgens Babbie (2004, p. 124) dan ook uit zowel de verschillende dimensies van het concept als de bij elke dimensie behorende indicatoren. Een variabele van een bepaalde dimensie bestaat uit een logische set attributen, waarbij een attribuut volgens Babbie (2004, p. 234) een karakteristiek of kwaliteit van iets is. Babbie geeft hierbij als voorbeeld de variabele geslacht met de bijbehorende attributen man en vrouw. Een bepaalde dimensie van een concept levert dus een bijbehorende variabele met de daarbij behorende attributen op. Volgens Babbie (2004, p. 134) heeft elke variabele twee belangrijke eigenschappen. Ten eerste moeten de attributen waar de variabele uit is opgebouwd alle mogelijke uitkomsten dekken. Ten tweede moeten de attributen waar de variabele uit is opgebouwd elkaar uitsluiten. Het proces van operationalisatie heeft tot doel om theoretische begrippen waarneembaar of meetbaar te maken. Het gaat hierbij om een precieze beschrijving van hoe de verschillende concepten gemeten zijn. Een indicator kan volgens Babbie (2004, p. 123) omschreven worden als een teken van aan- of afwezigheid van het concept dat onderzocht wordt en meer specifiek van de desbetreffende dimensie van het onderzochte concept. De omschrijving van de indicatoren die bij een bepaalde dimensie van een concept horen kan dan ook gezien worden als de operationalisering van het concept. Uit paragraaf 3.1 Theoretisch model kwam naar voren dat de nadruk van dit onderzoek ligt op de representatieve functie van de volksvertegenwoordiging. Aan de hand van micro-blogs is onderzocht welke visie op politieke representatie een lokale volksvertegenwoordiger mogelijk aanhangt, waarna vervolgens op basis van de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger is bepaald of deze aangehangen visie op politieke representatie verklaard kan worden. Hierdoor zijn de belangrijkste concepten van dit onderzoek dan ook politieke representatie, volksvertegenwoordiger en micro-blog. Voor dit onderzoek zijn echter specifieke dimensies van deze concepten nodig voor de beantwoording van de onderzoeksvraag, namelijk de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger, de aard van politieke representatie en de kenmerken van het micro-blog. Echter, de attributen die verzameld worden met betrekking tot de dimensies kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger en de kenmerken van het micro-blog zijn nodig om de dimensie aard van politieke representatie te bepalen. Voor het bepalen van deze dimensie hoeven dus niet extra variabelen opgesteld te worden. De variabelen en indicatoren die opgesteld zullen worden voor de dimensies kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger en kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger zijn met betrekking tot het beantwoorden van de probleemstelling dan ook voldoende. Wel is het noodzakelijk om het concept politieke representatie te conceptualiseren en te operationaliseren op basis van de reeds bestaande variabelen. Kenmerken van de micro-blogs
Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb aangegeven voldoet het concept micro-blog ten eerste aan de kenmerken van een weblog. Wanneer de definitie van Wright (2009, p. 160) gevolgd wordt is dit een regelmatig geüpdatet website met informatie, gepresenteerd in omgekeerd chronologische volgorde. Voor de definitie van een micro-blog wordt vaak de Wikipedia-definitie gebruikt; “a form – 29 –
of blogging that lets you write brief text updates (usually less than 200 characters) about your life on the go and send them to friends and interested observers via text messaging, instant messaging (IM), email or the web”. In dit onderzoek worden deze definities gevolgd en wordt het concept micro-blog in praktische zin gelijk gesteld aan de micro-blog-dienst Twitter. In de probleemstelling van dit onderzoek heb ik aangegeven dat de kenmerken van de micro-blogs van de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers gebruikt worden om op basis van het theoretisch model de mogelijk aangehangen visie op politieke representatie te achterhalen. De in dit onderzoek gebruikte dimensie van het concept micro-blog is dan ook de kenmerken van het microblog van micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger. Voor dit onderzoek zijn met het oog op het vaststellen van de door de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers mogelijk aangehangen visie op politieke representatie meerdere variabelen van het concept micro-blog van belang. Ten eerste is dit de vraag hoeveel micro-blogs de micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger volgt en door hoeveel micro-blogs de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt. Daarom zijn de eerste twee variabelen het aantal micro-blogs-accounts dat door het micro-blog-account van de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt en het aantal micro-blogs-accounts dat het microblog-account van de lokale volksvertegenwoordiger volgt. In beide gevallen levert dit attributen op van het ratio-niveau, namelijk het aantal micro-blogs waar de verschillende onderzochte volksvertegenwoordigers op geabonneerd zijn en het aantal micro-blogs die een abonnement hebben op het micro-blog van de lokale volksvertegenwoordiger. Als indicator voor deze variabelen wordt de informatie gebruikt die aan het micro-blog-account van de lokale volksvertegenwoordiger zijn gekoppeld en die via de website Searchtastic zijn gedownload (zie voor meer informatie 3.2.1 Methoden van dataverzameling). Daarnaast is het van belang om te weten wanneer de micro-bloggende volksvertegenwoordiger is begonnen met het bijhouden van een micro-blog om zo te bepalen of het micro-blog enkel met het oog op de verkiezingen is aangemaakt of dat de volksvertegenwoordiger het micro-blog ook daarvoor al bijhield. De derde variabele is dan ook wanneer de volksvertegenwoordiger is begonnen met een micro-blog. Het gaat hierbij om de datum waarop het eerste micro-blog-bericht is geplaatst. Dit levert intervalattributen op die bestaan uit de verschillende datums waarop de eerste micro-blogberichten op de onderzochte micro-blogs zijn geplaatst. Als indicator voor deze variabele wordt wederom gebruik gemaakt van de gegevens die aan het micro-blog-account van de microbloggende volksvertegenwoordiger zijn gekoppeld en die via de website Searchtastic zijn gedownload. Ook is het van belang om te weten hoeveel micro-blog-berichten de onderzochte volksvertegenwoordigers in totaal en in de onderzochte maand geplaatst hebben, het onderwerp van de vierde en vijfde variabele. De vierde variabele is dan ook het aantal micro-blog-berichten dat er in totaal door de lokale volksvertegenwoordiger geplaatst is. Als indicator wordt hierbij het aantal berichten dat vanaf het moment van het eerste bericht op het micro-blog tot het laatste bericht dat in de onderzochte periode geplaatst is gebruikt. Voor de inhoudsanalyse zijn echter alleen de berichten in een bepaalde periode gebruikt. De vijfde variabelen is dan ook het aantal micro-blog-berichten dat in de onderzochte periode door de lokale volksvertegenwoordiger geplaatst is. Als indicator wordt het aantal berichten dat in de onderzochte periode is geplaatst gebruikt. In beide gevallen levert dit attributen op van het ratio-niveau. Tevens speelt interactie, wat in micro-blog-berichten wordt aangegeven door het gebruik van het @-symbool in combinatie met een micro-blog-gebruikersnaam, een belangrijke rol in het bepalen – 30 –
van de door de lokale volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie. Zo kan onder andere bepaald worden met wie er interactie heeft plaatsgevonden. Hierbij is in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen interactie an sich, interactie met lokale volksvertegenwoordigers uit dezelfde gemeente, interactie met landelijke politici, interactie met mensen die op een andere manier bij de politiek betrokken zijn (bijvoorbeeld raadsleden uit andere gemeenten, burgemeesters en fractiemedewerkers), interactie met bekende Nederlanders en natuurlijk interactie met de 'gewone' burger. Deze onderverdeling levert dan ook zes afzonderlijke variabelen op, die voor het gemak variabelen in de interactie-categorie worden genoemd. Bij alle variabelen die onder de interactie-categorie vallen gaat het om berichten die in de onderzochte periode geplaatst zijn en waarbij elke variabele attributen van het ratio-niveau oplevert. De eerste variabele van de interactie-categorie is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie aangeduid kan worden. Als indicator wordt het @-symbool gebruikt, ongeacht met wie deze interactie was. De tweede variabele is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met lokale volksvertegenwoordigers uit dezelfde gemeente aangeduid kan worden. Als indicator wordt hierbij wederom het gebruik van het @-symbool gebruikt, waarbij de geadresseerde een volksvertegenwoordiger uit dezelfde gemeente moet zijn. De derde variabele is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met landelijke politici aangeduid kan worden. Als indicator wordt hier wederom het gebruik van het @-symbool gebruikt, alleen moet in dit geval de geadresseerde een landelijke politicus zijn. De vierde variabele is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met personen die op een ander manier bij de politiek betrokken zijn. Als indicator wordt het gebruik van het @-symbool gebruikt, waarbij de geadresseerde evident bij de politiek betrokken is, maar niet een volksvertegenwoordiger uit dezelfde gemeente of een landelijke politicus is. Het kan hier bijvoorbeeld interactie met een fractiemedewerker, de burgemeester of een lokale volksvertegenwoordiger uit een andere gemeente gaan. De vijfde variabele is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met een bekende Nederlander aangeduid kan worden. Hoewel er ook veel politici onder deze noemer aan te duiden zijn gaat het hier enkel om bekende Nederlanders die niet direct bij de politiek betrokken zijn. Als indicator wordt het @-symbool gebruikt, waarbij de geadresseerde als bekende Nederlander aangemerkt kan worden. Hierbij ben ik overigens uitgegaan van mijn eigen kennis van bekende Nederlanders. De enige reden dat deze variabele is toegevoegd is om te voorkomen dat met name de volgende variabele teveel vervuild raakt. De zesde en laatste variabele die onder de interactie-categorie ingedeeld kan worden is namelijk het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden. In deze categorie bevindt zich in potentie het electoraat van de lokale volksvertegenwoordiger, hoewel dit in veel gevallen niet met zekerheid vast te stellen is; veel micro-blog-gebruikers geven niet op hun profiel aan in welke gemeente ze wonen. Als indicator wordt daarom wederom het @-symbool gebruikt, waarbij de geadresseerde niet onder een van de andere variabelen uit de interactiecategorie valt. Naast berichten van de interactie-categorie speelt ook de inhoud van de micro-blog-berichten van de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers een belangrijke rol in het bepalen van de door de lokale volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen berichten mét en berichten zónder een politieke inhoud. Hierbij kunnen wederom verschillende variabelen aangewezen worden, waardoor we voor het gemak spreken van variabelen van de inhouds-categorie. Ook hier geldt dat bij alle variabelen die onder de – 31 –
inhouds-categorie vallen het gaat het om berichten die in de onderzochte periode geplaatst zijn en waarbij elke variabele attributen van het ratio-niveau oplevert. Hierbij wordt ten eerste gekeken of een micro-blog-bericht een politieke inhoud bevat. De eerste variabele van de inhouds-categorie is dan ook het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als politiek aangeduid kan worden. Als indicator moeten berichten met een politieke inhoud direct naar een politiek onderwerp verwijzen, ongeacht of dit lokale, regionale of landelijke onderwerpen betreft. Bij berichten die vervolgens een politieke inhoud hebben wordt vervolgens ook nog bepaald naar wat voor politieke inhoud het betreft. Zo kan de lokale volksvertegenwoordiger de eigen politieke mening geven. De tweede variabele van de inhouds-categorie is dan ook het aantal micro-blogberichten waarvan de inhoud als een eigen politieke mening aangeduid kan worden. Als indicator moeten deze berichten expliciet de persoonlijke politieke mening uitdragen, bijvoorbeeld in de vorm 'Ik vind dat ...'. Ook kan de lokale volksvertegenwoordiger het partijstandpunt uitdragen. De derde variabele van de inhouds-categorie is dan ook het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het uitdragen van de partijstandpunten aangeduid kan worden. Als indicator moeten deze berichten daarom ook expliciet het partijstandpunt uitdragen, bijvoorbeeld in de vorm 'Wij als VVD vinden dat ...' of 'De PvdA is van mening dat ...'. Daarnaast kan de lokale volksvertegenwoordiger een politieke vraag stellen met als doel de mening van de volgers te achterhalen. De vierde variabele van de inhouds-categorie is dan ook het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar de politieke mening van de volgers aangeduid kan worden. Als indicator moeten deze berichten dan ook expliciet naar deze politieke mening vragen, bijvoorbeeld in de vorm 'Wat vinden jullie van ...?' Als laatste kan de lokale volksvertegenwoordiger een inhoudelijke vraag stellen met betrekking tot een politiek onderwerp. De vijfde variabele van de inhouds-categorie is dan ook het aantal berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden. Als indicator moeten deze berichten dan ook expliciet een inhoudelijke en politiek vraag stellen, bijvoorbeeld in de vorm 'Heeft er iemand verstand van ...?', wat op micro-blog-diensten als Twitter vaak wordt aangegeven met de hastag #durftevragen (hash is het Engelse woord voor hekje, tag is een sleutelwoord). Vervolgens zal er ook nog een kruisbestuiving plaatsvinden tussen de variabelen van de interactiecategorie en de inhouds-categorie. De hierbij gevormde variabelen zijn een samenvoeging van de bestaande variabelen, waarbij aan beide indicatoren voldaan moet worden. Aangezien het uitschrijven geen nieuwe inzichten oplevert zal ik ter verduidelijking een voorbeeld geven. Zo zal de variabele het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met lokale volksvertegenwoordigers uit dezelfde gemeente aangeduid kan worden uit de interactie-categorie gecombineerd worden met de variabelen uit de inhouds-categorie. Dit levert bijvoorbeeld de nieuwe variabele het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met lokale volksvertegenwoordigers uit dezelfde gemeente aangeduid kan worden waarvan de inhoud als het vragen naar de politieke mening van de volgers aangeduid kan worden. Door het op deze manier combineren van de variabelen uit de inhoudscategorie en de interactie-categorie ontstaan nog eens 30 nieuwe variabelen. Ook hier geldt dat het bij alle variabelen gaat het om berichten die in de onderzochte periode geplaatst zijn en waarbij elke variabele attributen van het ratio-niveau oplevert. Aard van politieke representatie
Zoals Hague en Harrop (2004, p. 38) aangaven is de hedendaagse moderne democratie – 32 –
representatief. Dit betekent dat de burgers niet zelf regeren (self-government) maar door middel van politieke representatie (elected-government). Het concept politieke representatie kan dan ook omschreven worden als een politiek systeem waarin de bevolking wordt gerepresenteerd door volksvertegenwoordigers. Dit onderzoek gaat echter over een specifieke dimensie van het concept politieke representatie, namelijk de aangehangen visie op politieke representatie zoals door Woerdman (2005) omschreven. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van de variabelen die opgesteld zijn bij de dimensie de kenmerken van het micro-blog van micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger van het concept micro-blog om de aangehangen visie op politieke representatie te bepalen. Hierbij moet opgemerkt worden dat de kans aanwezig is dat de volksvertegenwoordigers hierbij niet strikt onderverdeeld kunnen worden over de drie visies op politieke representatie; op basis van de inhoudsanalyse kan aan een volksvertegenwoordiger eigenschappen van alle visies op politieke representatie toegewezen worden. Afspiegelingsmodel van politieke representatie
Bij het afspiegelingsmodel van politieke representatie wordt de directe democratie als ideaal gezien, waarmee een volksvertegenwoordiger die dit model aanhangt streeft naar een identiteit met de kiezer en zal proberen te handelen zoals de kiezer dat gedaan zou hebben. De volksvertegenwoordiger ziet zichzelf dan ook als lasthebber van het volk. Daarom zal het handelen van volksvertegenwoordigers die deze visie aanhangen zich in eerste instantie richten op het achterhalen van de wil van het volk. Er zijn vijf variabelen die in dit onderzoek bepalend zijn bij het vaststellen van de mate waarin een volksvertegenwoordiger dit model van politieke representatie aanhangt. Ten eerste is dit de variabele het aantal micro-blogs-accounts dat door de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt. Hoe meer burgers er gevolgd worden hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gezien kan worden. Hoewel het praktisch gezien niet haalbaar is om te bepalen of de micro-blog-accounts die gevolgd worden van burgers uit de eigen gemeente zijn, neem ik aan dat met een toename van het aantal micro-blog-accounts dat gevolgd wordt er ook een toename plaatsvindt van het aantal burgers dat gevolgd wordt. Hoe meer micro-blog-accounts dan ook gevolgd worden, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. De tweede variabele die de mate van het aanhangen van het afspiegelingsmodel van politieke representatie bepaalt is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden. Wanneer het merendeel van de berichten die interactie bevatten onder deze variabele ingedeeld kan worden, kan gesteld worden dat de volksvertegenwoordiger waarde hecht aan contact met de burger, een manier waarop een gedeelde identiteit ontwikkeld kan worden. Hoe meer berichten dan ook onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. De derde variabele die in dit onderzoek gebruikt wordt om de mate van het aanhangen van het afspiegelingsmodel van politieke representatie te bepalen is het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar de politieke mening van de volgers aangeduid kan worden. Een dergelijk bericht geeft namelijk aan dat de volksvertegenwoordiger geïnteresseerd is in de politieke mening van de burger en op deze manier de wil van het volk probeert te achterhalen. Hoe meer berichten dan ook onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. De vierde en laatste variabele die gebruikt wordt om de mate van het aanhangen van het afspiegelingsmodel van politieke representatie te bepalen is een combinatie van de vorige twee variabelen, namelijk het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' – 33 –
aangeduid kan worden waarin ook naar de politieke mening wordt gevraagd. Ook dit geeft aan dat de volksvertegenwoordiger geïnteresseerd is in de politieke mening van de burger en op deze manier de wil van het volk probeert te achterhalen. Hoe meer berichten dan ook onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Rolmodel van politieke representatie
Bij het rolmodel van politieke representatie ziet de volksvertegenwoordiger een directe democratie juist niet als ideaal. Volgens dit model hebben burgers niet de juiste kennis en informatie om tot verstandige besluiten te komen. Een volksvertegenwoordiger moet zich in deze visie op politieke representatie daarom ook niet laten leiden door de opvattingen van de kiezer maar juist onafhankelijk van de publieke opinie handelen. De volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt ziet zichzelf dan ook als een gevolmachtigde met een vrij mandaat en zal onafhankelijk van de publieke opinie die beslissingen nemen die volgens eigen inzicht in het belang van de burger zijn. Er zijn drie variabelen die in dit onderzoek bepalend zijn bij het vaststellen van de mate waarin een volksvertegenwoordiger dit model van politieke representatie aanhangt. Ten eerste is dit de variabele het aantal micro-blog-accounts dat door de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt. Omdat de volksvertegenwoordiger geen waarde hecht aan direct contact met de burger kan er verwacht worden dat hij daarom ook weinig moeite zal doen om met de burger in contact te komen. Wederom geldt dat het praktisch gezien niet haalbaar is om te bepalen of de micro-blogaccounts die gevolgd worden van burgers uit de eigen gemeente zijn. Daarom neem ik wederom aan dat met een toename van het aantal micro-blog-accounts dat gevolgd wordt er ook een toename plaatsvindt van het aantal burgers dat gevolgd wordt. Hoe minder micro-blog-accounts gevolgd worden, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Ten tweede is dit de variabele het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als een eigen politieke mening aangeduid kan worden. Doordat de volksvertegenwoordiger die het rolmodel van politieke representatie aanhangt zichzelf als gevolmachtigde ziet zal het gebruik van het micro-blog zich voornamelijk richten op het geven van de eigen politieke mening, eventueel aangevuld met een toelichting waarom deze mening de juiste is. Het maakt hierbij niet uit of het bericht onderdeel van interactie is. Hoe meer berichten onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Hoewel een volksvertegenwoordiger die het rolmodel van politieke representatie niet geïnteresseerd is in de politieke mening van burgers, is informatie die bijdraagt aan betere kennis en op die manier aan betere beslissingen wel welkom. Vragen die via het micro-blog gesteld worden zullen zich daarom ook richten op het vergaren van inhoudelijke kennis en informatie. De derde en laatste variabele die de mate van het aanhangen van het rolmodel van politieke representatie bepaalt is dan ook het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden. Hoe meer berichten onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Partijenmodel van politieke representatie
In het partijenmodel zijn het niet de afzonderlijke volksvertegenwoordigers die strijden om de gunst van de kiezer, maar de politieke partijen. Dit model gaat er dan ook vanuit dat kiezers hun keuze bepalen door de verkiezingsprogramma's van de verschillende partijen met elkaar te vergelijken. In deze visie zijn volksvertegenwoordigers geen individuele afgevaardigden maar lasthebbers van een – 34 –
politieke partij. Bij het individuele handelen is het partijprogramma dan ook leidend. Er zijn twee variabelen die in dit onderzoek bepalend zijn bij het vaststellen van de mate waarin een volksvertegenwoordiger dit model van politieke representatie aanhangt. Ten eerste zal de volksvertegenwoordiger de nadruk leggen op het goede van de eigen partijstandpunten. De eerste variabele die in dit onderzoek gebruikt wordt om de mate van het aanhangen van het partijenmodel van politieke representatie te bepalen is dan ook het aantal micro-blogberichten waarvan de inhoud als het uitdragen van de partijstandpunten aangeduid kan worden. Het maakt ook hierbij niet uit of het bericht onderdeel van interactie is. Hoe meer berichten onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het partijenmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Net als bij het rolmodel van politieke representatie geld ook hier dat een volksvertegenwoordiger die het partijenmodel van politieke representatie aanhangt niet geïnteresseerd is in de politieke mening van burgers. Maar ook hier is informatie die bijdraagt aan betere kennis en op die manier aan betere beslissingen wel welkom. Vragen die via het micro-blog gesteld worden zullen zich daarom ook richten op het vergaren van inhoudelijke kennis en informatie. De tweede en laatste variabele die de mate van het aanhangen van het partijenmodel van politieke representatie bepaalt is dan ook het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden. Hoe meer berichten onder deze variabele vallen, hoe meer de volksvertegenwoordiger als aanhanger van het partijenmodel van politieke representatie gekenmerkt kan worden. Kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger
In dit onderzoek worden de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger gebruikt om de op basis van de inhoudsanalyse vastgestelde aangehangen visie op politieke representatie te verklaren. Daarom gaat het hier om een specifieke dimensie van het concept volksvertegenwoordiger, namelijk de kenmerken van de lokale volksvertegenwoordiger. Er zijn meerdere variabelen van het concept volksvertegenwoordiger relevant voor dit onderzoek. Ten eerste is het van belang om te zorgen dat alleen burgers worden meegenomen die daadwerkelijk gemeenteraadslid in de onderzochte gemeenten zijn. Daarom is de eerste variabele de vraag of een burger volksvertegenwoordiger is in een van de onderzochte gemeenteraden. Dit levert twee mogelijke nominale attributen op, namelijk het zijn van volksvertegenwoordiger in een van de onderzochte gemeenteraden en het niet zijn van volksvertegenwoordiger in een van de onderzochte gemeenteraden. De indicator die voor deze dimensie wordt gebruikt is het formeel in de gemeenteraad zitten in een van de onderzochte gemeenteraden. Hiervoor zijn gegevens over de gemeenteraden op de verschillende gemeentelijke websites gebruikt. Vervolgens zullen er een aantal variabelen verzameld worden die mogelijk als verklaring kunnen dienen voor de al dan niet aangehangen visie op politieke representatie. Ten eerste is dit de gemeente waar de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers in de gemeenteraad zitten. De tweede variabele wordt dan ook de gemeente waarin de volksvertegenwoordiger in de gemeenteraad zit. Afhankelijk van het aantal gemeenten dat onderzocht wordt levert dit een lijst nominale attributen op met namen van gemeenten. Als indicator zijn de namen op de gemeentelijke website gebruikt. Een tweede mogelijk verklarende factor kan het geslacht van de lokale volksvertegenwoordiger zijn. De derde variabele is dan ook het geslacht van de lokale volksvertegenwoordiger. Deze dimensie levert twee mogelijke attributen op van het nominale niveau, namelijk man of vrouw. Als indicator wordt de aanspreektitel op de gemeentelijke website gebruikt. – 35 –
Een derde mogelijk verklarende factor is de partij waarvoor de lokale volksvertegenwoordiger in de gemeenteraad zit. De vierde variabele wordt dan ook de partij waarvoor de lokale volksvertegenwoordiger in de gemeenteraad zit. Deze variabele levert een lijst met nominale attributen op met de verschillende partijen waar de onderzochte volksvertegenwoordigers voor in de onderzochte gemeenteraden zitten. Als indicator wordt de partij gebruikt die op de gemeentelijke website aan de desbetreffende volksvertegenwoordiger is verbonden. Een vierde mogelijk verklarende factor is de leeftijd van lokale volksvertegenwoordiger. De vijfde variabele wordt dan ook de geboortedatum van de lokale volksvertegenwoordiger. Dit levert een lijst op met interval attributen die bestaat uit de verschillende geboortedata van de onderzochte volksvertegenwoordigers. Als indicatoren wordt in eerste instantie de geboortedatum op de gemeentelijke website gebruikt. Indien niet mogelijk is er contact opgenomen met de griffier van de desbetreffende gemeenteraad. Een vijfde mogelijk verklarende factor is het gegeven of een lokale volksvertegenwoordiger al dan niet fractievoorzitter is. De zesde variabele is dan ook is de lokale volksvertegenwoordiger fractievoorzitter. Dit levert een lijst met twee mogelijke attributen op, namelijk het wel zijn van fractievoorzitter en het niet zijn van fractievoorzitter. Als indicator wordt in de eerste plaats de gegevens van de gemeentelijke website gebruikt. Indien deze gegevens niet op de gemeentelijke website te vinden zijn wordt gebruik gemaakt van de website van de lokale afdeling van de desbetreffende partij. De zesde en laatst gebruikte mogelijk verklarende factor is de vraag of de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers een micro-blog hebben. De zevende variabele is dan ook de vraag of de volksvertegenwoordiger een micro-blog heeft. Dit levert twee mogelijke nominale attributen op, namelijk het wel hebben van een micro-blog en het niet hebben van een micro-blog. De indicator die voor deze dimensie wordt gebruikt is het gebruik maken van een Twitter-account door de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers.
3.2 Uitvoering van het onderzoek In de tweede paragraaf van dit hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de praktische uitvoering van dit onderzoek. Zo zal ik in de eerste subparagraaf de aandacht vestigen op de methoden van dataverzameling. De tweede sub-paragraaf over het steekproefkader zal zich richten op de vraag welke micro-blogs onderzocht gaan worden. Als laatste zal ik de aandacht vestigen op de validiteit en generaliseerbaarheid van de uitkomsten van dit onderzoek.
3.2.1 Methoden van dataverzameling Centraal in deze sub-paragraaf staat de vraag op wat voor manier de data voor dit onderzoek verzameld zijn. Volgens Robson (2002, p. 224) hangt de methode van data verzamelen onder andere af van het soort informatie dat gezocht wordt, van wie en onder welke omstandigheden. In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van micro-blogs als data-bron om iets in de werkelijke wereld te onderzoeken. Een micro-blog en de berichten die daarop geplaatst worden kunnen dan ook opgevat worden als artefacten; '[…] things created 'on purpose', ranging in time from prehistoric cave paintings, through medieval cathedrals to styrofoam containers for take-away pizzas' (Robson, 2002, p. 347). Het gebruik van micro-blogs voor analyse kan ook getypeerd worden als wat in de onderzoekswetenschappen ook wel met de Engelse term unobtrusive measures wordt aangeduid. Volgens Robson (2002, p. 347) gaat het daarbij om dingen die beschouwd kunnen worden als aanwijzingen voor bepaalde aspecten van menselijk gedrag. In dit onderzoek heb ik micro-blogs van lokale volksvertegenwoordigers gebruikt om zowel algemene kenmerken van de volksvertegenwoordiger en zijn blog te verzamelen als de mogelijk – 36 –
aangehangen visie op politieke representatie te bepalen. Dit onderzoek kan dan ook aangeduid worden als een inhoudsanalyse. De analyse-eenheden betreffen in dit onderzoek de micro-blogsberichten van lokale volksvertegenwoordigers. De vraag is nu op welke manier deze data zijn verzameld. Welke micro-blogs ik heb onderzocht is iets wat ik in de paragraaf steekproefkader zal behandelen. Voordat ik echter de data van micro-blogs kon verzamelen moest eerst vastgesteld worden om welke volksvertegenwoordigers het ging en de bijbehorende kenmerken, zoals de naam, leeftijd, gemeente, partij, geslacht en of de volksvertegenwoordiger fractievoorzitter of fractievoorzitster is. Daarom ben ik begonnen om de database te vullen met de algemene kenmerken van de gemeenteraadsleden van de onderzochte gemeenten. Hiervoor heb ik in eerste instantie de gemeentelijke websites geraadpleegd. Hoewel de verschillen tussen gemeentelijke websites groot zijn hadden ze allemaal wel een sectie dat over de gemeenteraad ging. Hier was veel informatie te vinden over de namen van de raadsleden en de bijbehorende partijen. Op enkele gemeentelijke websites waren de gegevens van de gemeenteraad echter nog niet bijgewerkt op basis van de gemeenteraadsverkiezing van maart 2010 of misten er simpelweg benodigde gegevens. In deze gevallen heb ik de lijst kloppend kunnen maken op basis van de websites van de fracties zelf, of in enkele gevallen via correspondentie met de griffie. In veel gevallen werden ook niet alle kenmerken expliciet genoemd. Zo was in sommige gevallen het geslacht genoemd, in andere gevallen moest dit op basis van geplaatste pasfoto's afgeleid worden. Het fractievoorzitterschap was ook niet altijd via de gemeentelijke website te achterhalen, maar in die gevallen boden de websites van de fracties uitkomst. Het achterhalen van de leeftijd van de gemeenteraadsleden gaf echter de meeste problemen. Hoewel deze gegevens op de kieslijst staan vermeld staan deze gegevens in de meeste gevallen niet op de gemeentelijke websites en was men in veel gevallen huiverig om dit te verstrekken. Dit heeft er dan ook voor gezorgd dat in de dataverzameling de leeftijd in veel gevallen ontbreekt. Nadat de lijst met raadsleden compleet was kon gezocht worden naar de micro-blog-accounts van de verschillende raadsleden. Om te bepalen of een volksvertegenwoordiger een micro-blog-account had kon ik in eerste instantie gebruik maken van de lijst die door het onderzoeksbureau Politiek Online was verstrekt. Deze bleek in veel gevallen echter niet compleet te zijn. Daarom heb ik voor elk raadslid afzonderlijk via de zoekfunctie van Twitter gezocht naar een mogelijk bijbehorend micro-blog-account. Verder heb ik bij het doornemen van de micro-blog-berichten die onderdeel van een conversatie waren (dus berichten met het @-symbool) gekeken aan wie het bericht gericht was. Zo kon ik in een aantal gevallen micro-blog-accounts achterhalen die met de twee hiervoor genoemde methoden niet aan het licht waren gekomen. Nadat de lijst met micro-blog-accounts compleet was moesten de micro-blog-berichten van de te onderzoeken periode verkregen worden. Een beperking bij het onderzoeken van berichten op de micro-blog-dienst Twitter is dat berichten maar voor een zeer beperkte tijd worden opgeslagen, zo rond de twee weken. De website Serachtastic (www.searchtastic.com) biedt echter de mogelijkheid om ook oudere berichten te onderzoeken. De website biedt de mogelijkheid om praktisch alle berichten van een persoon met een Twitter-account als een exel-sheet te exporteren. Deze excelsheets bevatten een aantal kenmerken. Zo wordt naast de gebruikersnaam nog een aantal algemene kenmerken gegeven; de opgegeven werkelijke naam, de opgegeven locatie (meestal de woonplaats), het adres van het micro-blog, het aantal volgers, het aantal micro-blog-accounts dat gevolgd wordt en het totale aantal berichten. Verder bevat de excel-sheet een exacte kopie van het geplaatste bericht, samen met een tijdstempel. Verder wordt wordt er aangegeven of het bericht een reactie is op een micro-blog bericht van een andere gebruiker.
– 37 –
Afbeelding 1: Een voorbeeld van een zoekopdracht met Searchtastic waarbij gezocht is naar alle micro-blog-berichten van Maxime Verhagen. Naast de zoekknop een link om de data te exporteren naar een excel-sheet. In dit onderzoek heb ik de website Searchtastic dan ook gebruikt om de geselecteerde micro-blogs te downloaden en de hierdoor verkregen excel-databases te gebruiken als basis voor de inhoudelijke dataverzameling.
3.2.2 Steekproefkader Omdat er een veelheid aan variabelen en indicatoren verzameld gaat worden, omdat er een groot aantal raadsleden is dat een micro-blog bij houdt en omdat ik slechts beperkte middelen heb om de data te verzamelen zal ik keuzes moeten maken over de te onderzoeken tijdsperiode en welke micro-blogs geselecteerd moeten worden. Om inzicht te krijgen in de frequentie van het gebruik van micro-blogs door gemeenteraadsleden heb ik gebruik kunnen maken van de database van het onderzoeksbureau Politiek Online. Dit onderzoeksbureau heeft voor haar website www.volgdeverkiezingen.nl (tegenwoordig www.volgderaad.nl) een database opgezet waarin ze een zo compleet mogelijk overzicht probeert te geven van het gebruik van sociale media door lokale volksvertegenwoordigers binnen de verschillende Nederlandse gemeenten. De database die ze hiervoor hebben opgebouwd bestaat enkel uit een overzicht van de verschillende Nederlandse gemeenten, de verschillende partijen, de bijbehorende raadsleden en een overzicht van de sociale netwerken en weblogs waar deze raadsleden gebruik van maken. Het betreft dus niet een verzameling van de blog-berichten en micro-blog-berichten, enkel verwijzingen door middel van hyperlinks naar de locaties waar deze – 38 –
gegevens online te vinden zijn en de frequentie waarin nieuwe content geplaatst wordt. De database geeft dus niet de mogelijkheid voor een inhoudsanalyse, iets wat voor dit onderzoek wel van belang is. Toch zijn ook deze gegevens interessant omdat het inzicht geeft in welke gemeenteraden er gebruik wordt gemaakt van micro-blogs en daarnaast in de frequentie van het gebruik van microblogs binnen de totale gemeenteraad van een bepaalde gemeente. Er kan dus op basis van deze gegevens een overzicht gemaakt worden van actieve en minder actieve gemeenteraden met betrekking tot het gebruik van deze middelen. Dit onderzoek valt te typeren als een cross-sectional study. Dit betekent dat alle data op een moment in de tijd zijn verkregen. Ik heb ervoor gekozen om de micro-blog-berichten van week 14 tot en met week 17 (beginnend op 2 april en eindigend op 2 mei) 2010 te onderzoeken. Deze periode van vier weken geeft de mogelijkheid om ook micro-blogs waarop relatief weinig berichten geplaatst worden te kunnen analyseren. Volgens de database van het onderzoeksbureau Politiek Online zijn er in de genoemde periode in 209 van de 430 gemeenten berichten geplaatst op de micro-blog-dienst Twitter. Dit komt neer op het gebruik van Twitter in ruim 48% van de Nederlandse gemeenten. Het totaal aantal micro-blogberichten in de onderzochte maand was 56.846. Opvallend hierbij is dat wanneer de verschillende gemeenten op volgorde gezet worden van het aantal micro-blog-berichten dat in een gemeente is geplaatst 52,48 % voor rekening wordt genomen door de top 20 van deze gemeenten, en 92,75 % door de top 100, iets wat in onderstaande figuur is weergegeven. Overigens zeggen deze cijfers niets over het aantal volksvertegenwoordigers per gemeente dat een micro-blog bijhoudt. Het zou dus kunnen dat in een bepaalde gemeente een of twee volksvertegenwoordigers verantwoordelijk zijn voor alle berichten. 900 800 700
Aantal Tweets
600 500 400 300 200 100 0 1
10 28 46 64 82 100 118 136 154 172 190 208 19 37 55 73 91 109 127 145 163 181 199
Gemeente
Afbeelding 2: Grafische weergave van het aantal micro-blog-berichten per gemeente. De onderzoeks-elementen in dit onderzoek zijn de micro-blogs van lokale volksvertegenwoordigers. De vraag is nu welke micro-blogs geselecteerd worden. In de ideale situatie zou de steekproef bepaald worden op basis van probability sampling. Het idee hierachter is dat de steekproef representatief is voor de gehele populatie, waarbij elk element van de totale populatie een even grote kans heeft om geselecteerd te kunnen worden. In dit geval zou elke microblog-account een even grote kans moeten krijgen om geselecteerd te worden. De sampling-list – de lijst met elementen die gezamenlijk een populatie vormen waaruit een steekproef wordt getrokken (Babbie, 2004, p. 199) – zou dan ook moeten bestaan uit alle micro-blog-account van lokale volksvertegenwoordigers. – 39 –
Bij de beschrijving en analyse van de data wil ik echter ook iets kunnen zeggen over de verschillen die bestaan tussen gemeenteraadsleden binnen een gemeente, waarbij ik zowel die gemeenteraadsleden wil meenemen die een micro-blog bijhouden als gemeenteraadsleden die dat niet doen. Daarom heb ik ervoor gekozen om de steekproef niet op individuele micro-blog-account toe te passen, maar op de gemeenteraden als geheel. Daarom heb ik de lijst met gemeenteraden waar micro-blogs worden bijgehouden zoals die is opgesteld door het onderzoeksbureau Politiek Online als uitgangspunt genomen om vervolgens uit deze lijst op basis van random selectie gemeenteraden te kiezen. Om dit te bereiken heb ik de lijst willekeurig gerangschikt, een willekeurig cijfer getrokken en vervolgens elke twintigste gemeenteraad geselecteerd om te onderzoeken. Dit heeft geleid tot de volgende lijst met gemeenteraden; Breda, Hoogeveen, Werkendam, Borger-Odoorn, Boxtel, Vught, Waalwijk, Rijssen-Holten, Baarn, Haarlemmerliede en Spaarnwoude en Sittard-Geleen.
3.2.3 Validiteit en generaliseerbaarheid In deze laatste sub-paragraaf van dit hoofdstuk zal ik ingaan op twee belangrijke elementen voor een wetenschappelijk onderzoek; de validiteit en de generaliseerbaarheid van dit onderzoek. Validiteit
Volgens Robson (2002, p. 100) gaat validiteit over de nauwkeurigheid van de uitkomsten. De validiteit van een onderzoek kan echter door een aantal elementen onder druk komen te staan. Ten eerste door de betrouwbaarheid van het onderzoek, waarmee de stabiliteit en consistentie waarmee de metingen worden verricht wordt bedoeld. Robson (2002, p. 102) geeft een aantal mogelijke oorzaken die een onderzoek onbetrouwbaar kunnen maken. Ten eerste is dit de participant error, waarbij de te onderzoeken elementen door externe factoren beïnvloed worden. Omdat in dit onderzoek echter in het verleden gecreëerde artefacten worden onderzocht speelt de participant error geen rol in dit onderzoek. Een tweede element dat de validiteit van een onderzoek aantast en die wel op dit onderzoek van toepassing is, is de observer error, waarbij de interpretatie van de onderzoeker tot fouten kan leiden. Omdat dit onderzoek enkel door mijzelf wordt uitgevoerd waarbij de inhoud van verschillende micro-blog-berichten geclassificeerd moet worden creëert dit een reële kans op onbetrouwbaarheid. In dit onderzoek heb ik deze onbetrouwbaarheid zo goed mogelijk proberen te ondervangen door het gebruik van goed omschreven en geoperationaliseerde concepten die relatief weinig ruimte laten voor grove aantasting van de validiteit. Een derde element dat volgens Robson (2002, p. 102) de validiteit van dit onderzoek kan ondermijnen is de construct validity; wordt datgene gemeten wat je wil meten? De simpelste manier om dit te toetsen is door te kijken naar de face-validity; ziet de relatie er aannemelijk uit? In het geval van dit onderzoek lijkt de gepresenteerde relatie inderdaad aannemelijk. Een vierde element dat de validiteit van dit onderzoek kan ondermijnen is de internal validity (Robson, 2002, p. 103). Met name de vraag of een causale relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele wel echt veroorzaakt wordt door de onafhankelijke variabele en niet door een derde onafhankelijk variabele is in dit onderzoek relevant. Dit onderzoek is er juist op gericht om de onafhankelijke variabele vast te stellen die de afhankelijke variabele (visie op politieke representatie) bepaalt. Generaliseerbaarheid
De generaliseerbaarheid van een onderzoek gaat over de vraag of de gevonden uitkomsten in de steekproef ook van toepassing zijn op andere elementen. Door het gekozen steekproefkader (waarbij niet elke micro-bloggende volksvertegenwoordiger evenveel kans heeft gekregen om geselecteerd te worden voor dit onderzoek) is het lastig om de uitkomsten te vertalen naar de gehele populatie omdat de kans bestaat dat de onderzochte groep volksvertegenwoordigers niet – 40 –
representatief is. Babbie (2004, p. 225) stelt echter dat dit probleem bij verklarend onderzoek minder belangrijk is dan bij beschrijvend onderzoek. Er is in dit onderzoek dus een kans dat de verkregen data niet representatief zijn voor de gehele populatie micro-bloggende volksvertegenwoordigers, maar het is wel degelijk aannemelijk dat de gevonden causale relaties van toepassing zijn op de gehele populatie.
3.3 Data-analyse Omdat ik in dit onderzoek gebruik ga maken van een veelheid aan data heb ik gekozen om een statistische analyse toe te passen. Dit betekent dat alle gevonden data in een numerieke vorm omgezet zullen moeten worden, een proces dat ook wel kwantificeren wordt genoemd (Babbie, 2004, p. 396). Om dit te bereiken heb ik op basis van de geoperationaliseerde concepten voor elke onderzochte variabele code schema's opgesteld, waarbij de code-categorieën zowel uitputtend en elkaar uitsluitend zijn; elk losse data-element kan in maar één categorie geplaatst worden. Om de op basis van het proces van kwantificeren verkregen data te analyseren heb ik gebruik gemaakt van het statistische computerprogramma PSPP. Dit is een GNU open source programma dat draait op Linux besturingssystemen en dat een variant is van het commerciële statistisch computerprogramma SPSS. De functionaliteiten van PSPP zijn vergelijkbaar met die van SPSS, waarbij gebruik wordt gemaakt van hetzelfde bestandstype *.sav. De bestanden zijn dan ook uitwisselbaar. Volgens Robson (2002, p. 399) kan data-analyse in twee typen onderverdeeld worden; verkennende analyse waarbij de data verkend worden en bevestigende analyse waarbij gekeken wordt of er verband aanwezig is tussen twee of meerdere variabelen, twee typen die sterk samenhangen met de twee typen van dit onderzoek; beschrijvend en verklarend. Zowel het vaststellen van de eigenschappen van de volksvertegenwoordigers en hun micro-blogs als de door de lokale volksvertegenwoordiger aangehangen visie op politieke representatie kan getypeerd worden als verkennende analyse. Zo zal ik van de verschillende verzamelde variabelen een aantal statistieken weergeven, afhankelijk van het meetniveau van elke variabele. Het gaat hier om wat ook wel univariate analyse wordt genoemd, omdat het om de beschrijving van steeds één variabele gaat. Tevens zal ik waar dat een meerwaarde oplevert een aantal grafische weergaven produceren van de verschillende variabelen (Babbie, 2004, p. 400-406). Het vaststellen van een empirisch verband tussen de genoemde kenmerken van de volksvertegenwoordiger en zijn of haar weblog en de aangehangen visie op politieke representatie kan getypeerd worden als bevestigende analyse. Het betreft hier een bivariate analyse; het tegelijk analyseren van twee of meer variabelen, waarbij het om de empirische relatie gaat (Babbie, 2004, p. 411). De belangrijkste techniek die ik zal gebruiken is die van de bivariate contigentietabellen (of cross-tabulation), een simpele manier om aan te tonen of er een relatie is tussen twee variabelen. Tevens zal ik op deze contingentietabellen Pearson's chi-kwadraatverdeling toepassen om de statistische significantie van de onderzochte relatie aan te geven. Een andere veelgebruikte vorm om een verband tussen twee variabelen aan te geven is de t-toets. Deze is in dit onderzoek echter niet te gebruiken, omdat deze pas toepasbaar is vanaf minimaal het ordinale meetniveau, iets wat in dit onderzoek bij veel variabelen niet mogelijk is.
– 41 –
– 42 –
4 Statistische analyse In de voorgaande hoofdstukken heb ik een onderzoeksvraag, een theoretisch kader en een onderzoeksstrategie gepresenteerd. In dit hoofdstuk staan de data die voor dit onderzoek verzameld zijn en de analyse van deze data centraal. In de eerste paragraaf zal ik de verkregen data beschrijven en de belangrijkste kenmerken benoemen. Deze paragraaf is tevens de beantwoording van de derde en vierde deelvraag over de kenmerken van de onderzochte gemeenteraadsleden en de onderzochte micro-blogs. In de tweede paragraaf zal ik de door de volksvertegenwoordigers aangehangen visie op politieke representatie proberen te achterhalen door middel van analyse van de micro-blogs van deze volksvertegenwoordigers. Deze paragraaf zal daarmee als basis dienen voor de beantwoording van de vijfde deelvraag. Tevens zal deze paragraaf als basis dienen voor het beantwoorden van de laatste deelvraag die de vraag stelt of de gevonden visies op politieke representatie te verklaren zijn aan de hand van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger. De daadwerkelijke beantwoording van de vijfde en zesde deelvraag zal plaatsvinden in de derde en afsluitende paragraaf.
4.1 Beschrijving van de data Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb aangegeven zijn er gegevens over een veelheid aan variabelen verzameld. In deze paragraaf zal ik de belangrijkste kenmerken van de onderzochte gemeenteraden, de gemeenteraadsleden en de onderzochte micro-blogs presenteren. Tevens zal deze paragraaf de derde en vierde deelvraag van dit onderzoek beantwoorden. De derde deelvraag gaat over de kenmerken van de onderzochte volksvertegenwoordigers, de vierde deelvraag over de kenmerken van het micro-blog van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger. Wel is het noodzakelijk om van tevoren te wijzen op het verschil tussen de onderzoekspopulatie die bestaat uit alle volksvertegenwoordigers uit de onderzochte gemeenten (dus ook de volksvertegenwoordigers zónder micro-blog) en de sub-populatie die bestaat uit volksvertegenwoordigers uit de onderzochte gemeenten die tevens een micro-blog hebben. De totale populatie bestaat uit 271 gemeenteraadsleden. Wanneer gekeken wordt naar de grootte van de gemeenteraden komt duidelijk naar voren dat de gekozen steekproef een groot deel van het qua grootte van een gemeenteraad mogelijke spectrum bestrijkt, iets wat duidelijk uit tabel 4.1 naar voren komt. Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Haarlemmerliede
11
4,1
4,1
4,1
Borger - Odoorn
17
6,3
6,3
10,3
Baarn
19
7,0
7,0
17,3
Werkendam
21
7,7
7,7
25,1
Vught
21
7,7
7,7
32,8
Boxtel
23
8,5
8,5
41,3
Rijssen - Holten
25
9,2
9,2
50,6
Waalwijk
29
10,7
10,7
61,3
Hoogeveen
29
10,7
10,7
72,0
Sittard Geleen
37
13,7
13,7
85,6
Breda
39
14,4
14,4
100,0
Total
271
100,0
100,0
Tabel 4.1: Grootte van de onderzochte gemeenteraden. – 43 –
Wanneer gekeken wordt naar de verhouding tussen mannen en vrouwen in de totale populatie blijkt dat ruim driekwart van de gemeenteraadsleden man is en een kleine 25% vrouw (zie tabel 4.2), wat redelijk overeen komt met het landelijk gemiddelde van 23,35% (CBS, 2010). Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
vrouw
66
24,4
24,4
24,4
man
205
75,6
75,6
100,0
Total
271
100,0
100,0
Tabel 4.2: Verdeling man – vrouw onder de gehele populatie. Zoals uit tabel 4.3 echter duidelijk wordt blijken hier per gemeente nogal wat verschillen in te zitten, al zijn deze verschillende relaties niet van enige statistische significantie (significantie van . 469) wat betekent dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er een statistische relatie bestaat tussen het geslacht van een volksvertegenwoordiger uit de populatie en de gemeente waarin deze volksvertegenwoordiger zit. Geslacht man Gemeente
Baarn Waalwijk Werkendam Borger - Odoorn Boxtel Breda Haarlemmerliede Hoogeveen Rijssen - Holten Sittard Geleen Vught
vrouw 17 23 17 12 17 25 9 21 21 30 13 205
Total
Total 2 6 4 5 6 14 2 8 4 7 8 66
19 29 21 17 23 39 11 29 25 37 21 271
Tabel 4.3: Verdeling – man vrouw naar gemeente. Wanneer naar de zetelverdeling van de totale populatie in de onderzochte gemeenten gekeken wordt (Tabel 4.4 en Figuur 4.1) komt duidelijk naar voren dat de lokale partijen de grote landelijke partijen met betrekking tot het aantal zetels achter zich laten en het grootste gedeelte voor hun rekening nemen met 25,5 % van het totale aantal zetels, waarmee ze een klein beetje achterblijven bij de landelijke trend waar de lokale partijen 30,6% van het aantal zetels voor hun rekening nemen (CBS, 2010). Van de grote landelijke partijen is het CDA met 18,8% van het aantal zetels het beste vertegenwoordigd, waarmee ze ook een klein beetje achterblijft bij het landelijke percentage van 23,7%.
– 44 –
Frequency Valid
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Trots op Nederland
2
,7
,7
,7
PvdA/GroenLinks
7
2,6
2,6
3,3
SP
9
3,3
3,3
6,6
SGP
11
4,1
4,1
10,7
GroenLinks
13
4,8
4,8
15,5
GU
15
5,5
5,5
21,0
D66
20
7,4
7,4
28,4
PvdA
33
12,2
12,2
40,6
VVD
43
15,9
15,9
56,5
CDA
49
18,1
18,1
74,5 100,0
lokale partij Total
69
25,5
25,5
271
100,0
100,0
Tabel 4.4: Zetelverdeling per partij in het totaal van de onderzochte gemeenten. Wat aan de zetelverdeling verder opvalt is dat met name de PvdA relatief weinig zetels heeft; 12,2% tegenover het landelijk gemiddelde van 15%. Deels valt dit te verklaren uit het gegeven het veelal landelijke gemeenten betreft waar de PvdA historisch gezien minder zetels heeft dan in stedelijke gemeenten. Daarnaast biedt de lijstverbintenis die de PvdA in een tweetal gemeenten is aangegaan met GroenLinks een mogelijke verklaring.
Figuur 4.1: Zetelverdeling per partij in het totaal van de onderzochte gemeenten. – 45 –
Ook de relatie tussen politieke partijen en de verhouding tussen man en vrouw in de totale populatie (tabel 4.5) levert weinig verrassends op. Hoewel het te verwachten valt dat een partij als de SGP geen vrouwelijke gemeenteraadsleden zal leveren is er geen statistisch significante relatie tussen partij en geslacht (significantie van .079), wat betekent dat het in het algemeen zeer onwaarschijnlijk is dat de politieke partij van invloed is op de verhouding tussen man en vrouw binnen een partij. Geslacht man Partij
vrouw
Total
PvdA/GroenLinks
5
2
7
Trots op Nederland
2
0
2
lokale partij
58
11
69
SGP
11
0
11
GU
12
3
15
D66
16
4
20
SP
7
2
9
GroenLinks
7
6
13
VVD
31
12
43
PvdA
19
14
33
CDA
37
12
49
205
66
271
Total
Tabel 4.5: Verdeling man – vrouw naar politieke partij. Hoewel er echter maar van een beperkt aantal gemeenteraadsleden de leeftijd achterhaald kon worden (N=102 van de totale populatie) lijkt er op basis van figuur 4.2 er een relatie te zijn tussen de leeftijd van de lokale volksvertegenwoordiger en het al dan niet hebben van een micro-blogaccount doordat de rechterkant van de frequentietabel lager lijkt te liggen. Echter, op basis van de aanwezige data is hier niet een sluitend antwoord op te geven, aangezien de statistische significantie tussen deze twee variabelen slechts .012 is en hiermee de kans op een toevallige relatie tussen de leeftijd van de volksvertegenwoordiger en het al dan niet hebben van een micro-blog-account te groot.
– 46 –
Figuur 4.2: De leeftijd van de volksvertegenwoordigers en het gebruik van micro-blogs. Na het hebben behandeld van een aantal kenmerken van de totale populatie komt nu de subpopulatie van de raadsleden met een micro-blog aan de orde. Zo blijkt dat uit de totale populatie van 266 gemeenteraadsleden er 53 tot deze sub-populatie behoren. Gemiddeld volgen de microbloggende raadsleden 137 andere micro-blog-accounts (met een minimum van 0 en een maximum van 1804). Er bestaan echter grote verschillen in het gebruik. Zo zijn er 25 gemeenteraadsleden met een micro-blog-account die nog nooit een micro-blog-bericht hebben geplaatst. Dit betekent dat slechts 28 van de in totaal 266 gemeenteraadsleden zichtbaar gebruik hebben gemaakt van een micro-blog, wat neerkomt op een kleine 10% (9,6%) van het totale aantal raadsleden. Hier staat tegenover dat van deze 28 gemeenteraadsleden 26 in de onderzochte maand een of meer berichten geplaatst hebben, wat er op duidt dat degenen die eenmaal gestart zijn met het gebruik van een micro-blog dit ook vol blijven houden.
– 47 –
Figuur 4.3 en 4.4: Boxplot van het aantal micro-blogs dat gevolgd wordt en het aantal micro-blogaccounts dat op de onderzochte account geabonneerd is. Wanneer gekeken wordt naar de verdeling over de verschillende gemeenten blijkt dat er in de onderzochte maand slechts door gemeenteraadsleden uit vier gemeenten berichten zijn geplaatst, waarbij het aantal berichten dat per gemeente is geplaatst ook nog eens vrij scheef verdeeld is (figuur 4.5). Zo blijkt de gemeenteraad van Breda met 1386 berichten goed te zijn voor ruim 70% (!) van de in totaal 1964 geplaatste micro-blog-berichten in de onderzochte maand. Op een ruime afstand volgen de gemeenten Borger-Odoorn met 348 berichten, gemeente Baarn met 223 berichten en gemeente Boxtel met slechts 7 berichten. De gemeenteraad waarin een raadslid zitting heeft is blijkbaar erg van invloed op het al dan niet gebruik maken van een micro-blog, iets wat ook blijkt uit een statistische significantie van .002. Deze statistische significantie kan op basis van de onderzochte variabelen echter niet verklaard worden. De gemeenteraden waarvan raadsleden gebruik maken van micro-blogs verschillen op geen enkele variabele significant van de andere gemeenten. Zo zou er eventueel verwacht kunnen worden dat de raadsleden van een grote gemeenteraad – zoals die van Breda – eerder gebruik zouden maken van een micro-blog-dienst. Het blijkt echter dat de omvang van de gemeenteraad niet van invloed is op het gebruik van microblogs, iets wat ondersteund wordt door een statistische significatie van .343. Hetzelfde geldt voor leeftijd, de verhouding man-vrouw en de verhouding van partijen.
– 48 –
Figuur 4.5: Aantal micro-blog-berichten per gemeente dat in de onderzochte maand geplaatst is. Ook binnen de vier afzonderlijke gemeenteraden zijn er met betrekking tot het gebruik van microblogs grote verschillen. Zo zijn er geen statistisch significante factoren aan te wijzen die het al dan niet gebruik maken van een micro-blog binnen een gemeenteraad kunnen verklaren. Hetzelfde geldt voor het aantal berichten dat door de gemeenteraadsleden geplaatst wordt. Zo geeft figuur 4.7 het aantal micro-blog-berichten dat de micro-bloggende raadsleden van de gemeente Breda hebben geplaatst weer. Hoewel alle raadsleden met een micro-blog-account minimaal één bericht hebben geplaatst (Ernst, Hardorff, Spapens en Vos) kunnen raadsleden als Beer (163 berichten), Aartsen (184 berichten), Akini (274 berichten) en Dijkhoff (343 berichten) tot de grootgebruikers gerekend worden. In het geval van bijvoorbeeld Dijkhoff komt dit neer op een gemiddelde van ruim 11 berichten per dag. Binnen de vier gemeenten kunnen echter geen statistisch significante factoren aangewezen worden die het verschil in het aantal berichten zouden kunnen verklaren.
– 49 –
Figuur 4.7: Aantal micro-blog-berichten die door Bredase gemeenteraadsleden in de onderzochte maand geplaatst zijn. Ook is er gekeken naar het aantal en het soort interactie dat er plaats heeft gevonden door middel van het gebruik van micro-blogs, de variabelen uit de interactie-categorie. Zoals uit het analysekader naar voren kwam vindt interactie door middel van het gebruik van micro-blogs plaats door het gebruik van het @-symbool in combinatie met een micro-blog-gebruikersnaam (@gebruikersnaam). Zo blijkt er in 891 berichten een vorm van interactie te hebben plaatsgevonden, wat neerkomt op een kleine 46% van het totale aantal berichten. Van de 26 gemeenteraadsleden die in de onderzochte maand één of meer berichten op een micro-blog hebben geplaatst zijn er 21 die minimaal één bericht hebben geplaatst dat als interactie valt aan te merken. Net als bij het gebruik van een micro-blog is er niet een onderzochte variabele van de volksvertegenwoordiger of gemeenteraad die het al dan niet hebben van interactie via het gebruik van micro-blogs verklaart. Van deze 891 berichten is ook gekeken met wie deze interactie heeft plaatsgevonden (tabel 4.6). Zoals ik in het analysekader heb aangegeven zijn er nog vijf variabelen die onder de interactiecategorie vallen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen vijf categorieën waarmee interactie kan plaatsvinden; lokale volksvertegenwoordigers uit dezelfde gemeenteraad, landelijke politici, personen die op een andere manier bij de politiek betrokken zijn, bekende Nederlanders en als laatste de groep anders waar iedereen onder valt die niet bij een van eerstgenoemde categorieën ingedeeld kan worden en waarin zich dan ook het mogelijke electoraat van de volksvertegenwoordiger bevindt. Zoals ik heb aangegeven is in veel gevallen niet te bepalen of een – 50 –
micro-blog-gebruiker daadwerkelijk in dezelfde gemeente als een bepaalde volksvertegenwoordiger woont waarmee niet met zekerheid valt vast te stellen of deze micro-blog-gebruiker ook daadwerkelijk tot dit electoraat gerekend kan worden. Van de berichten die als interactie aangemerkt kunnen worden vindt het grootste gedeelte plaats met actoren die niets met de politiek te maken hebben; 476 berichten kunnen als interactie met de groep anders worden getypeerd, wat neerkomt op ruim 53% van de berichten met interactie. Op de tweede plek staat interactie met personen die op een andere manier bij de politiek betrokken zijn. Zoals uit het analysekader naar voren kwam gaat het hier om bijvoorbeeld raadsleden uit een andere gemeente, burgemeesters of fractiemedewerkers. Deze 206 berichten vormen ruim 23% van alle berichten met interactie. Als derde met 164 berichten (18,4%) volgt interactie met raadsleden uit dezelfde gemeente, gevolgd door interactie met landelijke politici (3,3% met 30 berichten) en interactie met bekende Nederlanders (1,1% met 10 berichten). Uit een statistische analyse blijkt ook hier dat de categorie waarmee interactie plaatsvindt niet verklaard wordt aan de hand van een van de onderzochte kenmerken van de volksvertegenwoordiger.
N
Range
Minimum
Maximum
Sum
Aantal berichten met interactie
21
202
1
203
891
Aantal berichten met interactie met lokale volksvertegenwoordigers Aantal berichten met interactie met landelijke politici Aantal berichten met interactie met andere politieke actoren Aantal berichten met interactie met anderen Aantal berichten met interactie met bekende Nederlands
18
24
1
25
164
7
17
1
18
30
15
44
1
45
206
17
138
1
139
476
4
4
1
5
10
Tabel 4.6: Het aantal berichten met en de richting van interactie. Als laatste heb ik gekeken naar de inhoud van de berichten, waarbij onderscheid is gemaakt tussen berichten mét en berichten zonder politieke inhoud (tabel 4.7). In totaal zijn 675 berichten aan te wijzen als berichten met een politieke inhoud, wat neerkomt op ruim 34% van het totale aantal berichten. Van deze 675 berichten waren er 219 tevens onderdeel van interactie, wat neerkomt op ruim 32%; een percentage dat een stuk lager ligt dan het percentage berichten waarbij enkel interactie plaatsvond (46%). Wanneer deze berichten met interactie worden uitgesplitst naar de vijf categorieën van gebruikers waarmee interactie kan plaatsvinden blijkt dat in 96 berichten (44%) interactie met gebruikers uit de categorie anders plaatsvond, de categorie waarin zich ook mogelijk de burgers uit de desbetreffende gemeente en daarmee tevens het electoraat van de desbetreffende volksvertegenwoordiger bevinden. Op de tweede plaats staan qua aantal berichten uit de categorie interactie met andere politieke actoren met 63 berichten (28,7%), gevolgd door de categorie interactie met lokale volksvertegenwoordigers met 50 berichten (22,8%), interactie met landelijke politici met 8 berichten (3,6%) en interactie met bekende Nederlanders met 2 berichten (0,9%). Ook hier geldt dat op basis van de onderzochte kenmerken van de gemeenteraden en de subpopulatie van micro-bloggende volksvertegenwoordigers deze verdeling niet verklaard kan worden.
– 51 –
N
Range
Minimum
Maximum
Sum
Aantal berichten waarvan de inhoud als politiek aangemerkt kan worden
22
154
1
155
675
+ interactie met lokale volksvertegenwoordigers
14
9
1
10
50
5
2
1
3
8
+ interactie andere politieke actor
11
18
1
19
63
+ interactie bekende Nederlander
1
0
2
2
2
11
44
1
45
96
+ interactie nationale politici
+ interactie anderen Valid N (listwise)
1
Tabel 4.7: Het aantal berichten met een politieke inhoud. Naast het kijken of een bericht een politieke inhoud heeft heb ik ook gekeken naar het soort politieke inhoud. Zoals ik in het analysekader heb aangegeven wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen berichten met een persoonlijke politieke mening, met een partijstandpunt, met een politieke vraag met het doel om de mening van de volgers te achterhalen en berichten met een inhoudelijke vraag met betrekking tot een politiek onderwerp, waarbij tevens gekeken wordt of deze typen berichten gecombineerd zijn met een van de eerder genoemde vormen van interactie. Ten eerste heb ik gekeken naar berichten die aangeduid kunnen worden als berichten waarin de politieke meningen van de lokale volksvertegenwoordigers zelf worden gegeven. Uit de gegevens (tabel 4.8) blijkt dat in 193 berichten de eigen politieke mening is gegeven, wat neerkomt op een kleine 10% van het totaal aantal berichten (9,8%) en een kleine 29% van de berichten die als politiek zijn gekenmerkt (28,6%). Van deze 193 berichten zijn er 103 (53,4%) onderdeel van een conversatie (waarbij in het bericht dus @gebruikersnaam voor komt), waarvan het gros plaatsvindt tijdens interactie met personen uit de gebruikerscategorie anderen, waarin zich onder andere de bewoners van de gemeente van de volksvertegenwoordiger bevinden. Ook in de conversatie met andere politieke actoren (23 berichten) en gemeenteraadsleden van dezelfde gemeente (22 berichten) wordt regelmatig de eigen mening gegeven. In conversatie met nationale politici gebeurde dit slechts 5 keer. In geen van de gevallen zijn op basis van de onderzochte kenmerken van de gemeenteraden en de sub-populatie van micro-bloggende volksvertegenwoordigers de geobserveerde verschillen te verklaren . N
Minimum
Maximum
Sum
Aantal berichten dat als geven politieke mening zonder interactie aangemerkt kan worden
20
1
47
193
+ interactie lokale volksvertegenwoordigers
10
1
6
22
+ interactie nationale politici
3
1
3
5
+ interactie andere politieke actor
8
1
6
23
+ interactie anderen
9
1
26
53
Valid N (listwise)
1
Tabel 4.8: Het aantal berichten waarin de eigen politieke mening wordt gegeven. Wanneer gekeken wordt naar berichten die aangemerkt kunnen worden als berichten waarin het partijstandpunt wordt gegeven (tabel 4.9) komt een ander beeld naar voren. Slechts 15 van de in totaal 1964 berichten (0,7%) of 675 berichten met een politieke inhoud (2,2%) kan aangemerkt worden als een bericht waarin een partijstandpunt wordt gegeven. Daarbij waren deze berichten met – 52 –
een partijstandpunt altijd in combinatie met interactie met een gemeenteraadslid uit dezelfde gemeente, waarbij in 4 gevallen deze interactie tevens plaatshad met iemand uit de gebruikerscategorie anderen en in 1 geval in combinatie met interactie met een andere politieke actor. Ook in dit geval zijn de gevonden gegevens niet statistisch te verklaren op basis van de onderzochte kenmerken van de gemeenteraden en de sub-populatie van micro-bloggende volksvertegenwoordigers. N
Minimum
Maximum
Sum
Aantal berichten waarin het partijstandpunt wordt gegeven
8
1
4
15
+ interactie lokale volksvertegenwoordiger
5
1
8
15
+ interactie nationale politici
0
+ interactie andere politieke actor
1
1
1
1
+ interactie anderen
3
1
2
4
Valid N (listwise)
0
Tabel 4.9: Het aantal berichten waarin het partijstandpunt wordt gegeven. Als derde kijken we naar berichten waarin een politieke vraag wordt gesteld met het doel om de mening van de de volgers te achterhalen (Tabel 4.10). Het blijkt dat dit in slechts 3 berichten (op een totaal van 1964 berichten) is voorgekomen. Van deze drie berichten was er één bericht specifiek gericht aan een nationale politicus van dezelfde partij. Opvallend is zeker dat in geen enkel geval de politieke mening van de burger is gevraagd. Hier geldt eveneens dat de gevonden gegevens op basis van de onderzochte kenmerken van de gemeenteraden en de sub-populatie van micro-bloggende volksvertegenwoordigers niet zijn te verklaren. N
Minimum
Aantal berichten met een politieke vraag zonder interactie
2
+ interactie lokale volksvertegenwoordiger
0
+ interactie nationale politici
1
+ interactie andere politieke actor
0
+ interactie anderen
0
Valid N (listwise)
0
Maximum
Sum
1
2
3
1
1
1
Tabel 4.10: Het aantal berichten waarin een politieke vraag wordt gesteld met als doel om de mening van de volgers te achterhalen. Als laatste is ook nog gekeken naar berichten met een inhoudelijke vraag met betrekking tot een politiek onderwerp, iets wat ook als croudsourcing aangemerkt kan worden (Tabel 4.11). Dit bleek ook in slechts 3 gevallen te zijn voorgekomen door drie verschillende volksvertegenwoordigers, waarvan 2 berichten in conversatie met iemand uit de gebruikerscategorie 'anderen' waren. En ook uit de berichten met een inhoudelijke vraag blijkt dat de gevonden gegevens op basis van de onderzochte kenmerken van de gemeenteraden en de sub-populatie van micro-bloggende volksvertegenwoordigers niet zijn te verklaren.
– 53 –
N
Minimum
Aantal berichten met een inhoudelijke vraag zonder interactie
3
+ interactie lokale volksvertegenwoordigers
0
+ interactie nationale politici
0
+ interactie andere politieke actor
0
+ interactie anderen
2
Valid N (listwise)
0
Maximum
Sum
1
1
3
1
1
2
Tabel 4.11: Het aantal berichten met een inhoudelijke vraag met betrekking tot een politiek onderwerp.
4.2 Statistische analyse; representatie
de
aangehangen
visie
op
politieke
In deze paragraaf zal ik de door de micro-bloggende lokale volksvertegenwoordigers aangehangen visie op politieke representatie proberen te achterhalen door middel van een analyse van de microblogs van deze volksvertegenwoordigers. Hierbij maak ik gebruik van het analysekader dat ik in het vorige hoofdstuk heb opgesteld.
4.2.1 Analyse; afspiegelingsmodel van politieke representatie Uit het analysekader kwamen vier variabelen naar voren die mogelijk kunnen bepalen of een microbloggende volksvertegenwoordiger het afspiegelingsmodel van politieke aanhangt. De eerste variabele was het aantal micro-blog-accounts dat door het micro-blog-account van de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt. Zoals uit het analysekader naar voren kwam is het praktisch niet haalbaar om te bepalen of de micro-blog-accounts die gevolgd worden van burgers uit de eigen gemeente zijn, waardoor de aanname is gedaan dat met een toename van het aantal microblog-accounts dat gevolgd wordt er ook een toename plaatsvindt van het aantal burgers dat gevolgd wordt. Zoals uit de boxplot in figuur 4.3 blijkt volgen de meeste volksvertegenwoordigers een beperkt aantal mensen. De volksvertegenwoordigers die wel veel abonnementen hebben blijken daarnaast ook door veel andere micro-blog-gebruikers gevolgd te worden. Het blijkt zelfs dat wanneer het aantal abonnementen wordt afgezet tegen het aantal volgers (figuur 4.8) zich dit volgens een relatief gelijkmatig patroon voltrekt, waarbij er over het algemeen iets meer mensen geabonneerd zijn op het micro-blog van de volksvertegenwoordiger dan de volksvertegenwoordiger abonnementen heeft op andere micro-blogs. Met andere woorden; een volksvertegenwoordiger die een X aantal micro-blogs volgt wordt zelf over het algemeen door ongeveer X micro-bloggebruikers gevolgd. Op een volksvertegenwoordiger na; Van der Horst uit Breda die 1351 microblogs volgt en zelf door 360 wordt gevolgd. Op basis van deze indicator zou dus enkel de volksvertegenwoordiger Van der Horst als aanhanger van het afspiegelingsmodel van politieke representatie gerekend kunnen worden. De tweede indicator van het aanhangen van het afspiegelingsmodel van politieke representatie is het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden. Het blijkt dat in 891 berichten een vorm van interactie heeft plaatsgevonden door 21 gemeenteraadsleden. Van deze 891 berichten waren 476 berichten (53%) onderdeel van interactie met gebruikers van de gebruikerscategorie 'anderen'. Op basis van deze indicator zou gesteld kunnen worden dat het merendeel van de volksvertegenwoordigers in ieder geval een bepaalde mate het afspiegelingsmodel van politieke representatie aanhangt. Echter, wanneer gekeken wordt naar de derde variabele, het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar de politieke mening van de volgers aangeduid kan worden, blijkt dit – 54 –
slechts bij 3 berichten zo te zijn. Wanneer vervolgens ook naar de vierde variabele het aantal microblog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden waarin ook naar de politieke mening wordt gevraagd wordt gekeken blijkt dat geen enkel bericht onder deze variabele te vallen. Op basis van deze twee laatste variabelen kan dus niet anders geconcludeerd worden dat er vrijwel geen enkele volksvertegenwoordiger het afspiegelingsmodel van politieke representatie aanhangt. Wat kan er op basis van de uitkomsten van de vier variabelen gezegd worden over het aantal volksvertegenwoordigers dat mogelijk het afspiegelingsmodel van politieke representatie aanhangt? Centraal in het afspiegelingsmodel staat het uitgangspunt dat een volksvertegenwoordiger handelt zoals de kiezer dat ook gedaan zou hebben; het achterhalen van de wil van het volk. Als gevolg hiervan zou een volksvertegenwoordiger dan ook veel energie moeten steken in het achterhalen van deze volkswil. Hoewel op basis van de tweede indicator – het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden – de mogelijkheid nog bestaat dat een relatief groot deel van de onderzochte volksvertegenwoordigers deze visie zou kunnen aanhangen, zorgen de eerste variabele – het aantal micro-blog-accounts dat door de lokale volksvertegenwoordiger gevolgd wordt – maar met name ook de derde en vierde variabele – het aantal berichten waarvan de inhoud als het vragen naar de politieke mening van de volgers aangeduid kan worden en het aantal micro-blog-berichten dat als interactie met de categorie 'anders' aangeduid kan worden waarin ook naar de politieke mening wordt gevraagd – ervoor dat niet één micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger als aanhanger van deze visie op politieke representatie gerekend kan worden.
Figuur 4.8: Het aantal micro-blogs dat gevolgd wordt afgezet tegen het aantal micro-blogs dat op het onderzochte micro-blog is geabonneerd. – 55 –
4.2.2 Analyse; rolmodel van politieke representatie Uit het analysekader kwamen drie variabelen naar voren die mogelijk kunnen bepalen of een microbloggende volksvertegenwoordiger het rolmodel van politieke representatie aanhangt. De eerste indicator is aantal micro-blog-accounts dat door het micro-blog-account van de lokale volksvertegenwoordigers gevolgd wordt. Hierbij werd gesteld dat hoe minder micro-blog-accounts gevolgd worden, hoe meer een volksvertegenwoordiger als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie gezien kan worden. Zoals zowel uit de boxplot in figuur 4.3 als uit figuur 4.8 blijkt volgt het merendeel van de lokale volksvertegenwoordigers maar een beperkt aantal microblogs, wat er op duidt dat op basis van deze variabele verreweg de meeste volksvertegenwoordigers zich verbonden voelen met deze visie op politieke representatie. De twee grootste uitzonderingen zijn Van Dijkhof (VVD) met 1804 en Van der Horst (eveneens VVD) met 1351 gevolgde microblogs, beide uit Breda. De tweede indicator is het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als een eigen politieke mening aangeduid kan worden. Uit de verzamelde data blijkt dat er door 20 van de 26 volksvertegenwoordigers die tijdens de onderzochte maand meer dan één micro-blog-bericht hebben geplaatst een bericht is geplaatst waarin de eigen politieke mening werd gegeven met een totaal van 193 berichten. Van deze 193 was ruim de helft in direct contact met het mogelijke electoraat. Tabel 4.12 is een frequentietabel waarin het aantal maal dat een volksvertegenwoordiger zijn eigen politieke mening gaf is weergegeven. Hieruit valt op te maken dat hoewel een aantal volksvertegenwoordigers maar een aantal keer hun politieke mening gaven er ook een aantal volksvertegenwoordigers zijn aan te wijzen die dit ruim meer dan tien keer hebben gedaan. Hoewel gesteld kan worden dat op basis van deze variabele in ieder geval 20 van de 26 micro-bloggende volksvertegenwoordigers in min of meerdere mate tot tot het rolmodel van politieke representatie aangetrokken worden, zijn het met name gebruikers als Dijkhoff (47 berichten) en Beer (32 berichten) die de ranglijst aanvoeren en daarmee als grootste aanhangers van het rolmodel van politieke representatie gezien kunnen worden.
Frequency Valid
Cumulative Percent
6
2,2
30,0
30,0
3
2
,7
10,0
40,0
4
1
,4
5,0
45,0
5
3
1,1
15,0
60,0
8
1
,4
5,0
65,0
12
1
,4
5,0
70,0
14
1
,4
5,0
75,0
15
2
,7
10,0
85,0
19
1
,4
5,0
90,0
32
1
,4
5,0
95,0
47
1
,4
5,0
100,0
20
7,4
100,0
222
81,9
29
10,7
251
92,6
271
100,0
0 System Total
Total
Valid Percent
1
Total Missing
Percent
Tabel 4.12: Frequentietabel van het aantal berichten waarin de eigen politieke mening wordt gegeven. – 56 –
De derde en laatste variabele is het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden. Uit de verzamelde gegevens blijken er slechts 3 berichten te zijn met een dergelijke inhoud. Met betrekking tot deze indicator kan er dus niet een volksvertegenwoordiger aangewezen worden als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie. Kan er op basis van de analyse aan de hand van de drie genoemde variabelen iets gezegd worden over het aantal volksvertegenwoordigers die het rolmodel op politieke representatie aanhangen? De essentie van het rolmodel op politieke representatie is dat de volksvertegenwoordiger zich niet moet laten leiden door de opvattingen van de kiezer en onafhankelijk moet handelen. Er is zelfs niet een reden om überhaupt een micro-blog te starten en bij te houden. Hoewel er niet één micro-bloggende volksvertegenwoordiger is die – met name door de variabele het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden – goed scoort op alle drie de variabelen en daarmee ook niet een volksvertegenwoordiger expliciet aangeduid kan worden als aanhanger van het rolmodel van politieke representatie, kan op basis van twee variabelen gesteld worden dat het rolmodel van politieke representatie een grote aantrekkingskracht heeft op een groot gedeelte van de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers.
4.2.3 Analyse; partijenmodel van politieke representatie Uit het analysekader kwamen drie variabelen naar voren die mogelijk kunnen bepalen of een microbloggende volksvertegenwoordiger het partijenmodel van politieke representatie aanhangt. De eerste variabele is het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het uitdragen van de partijstandpunten aangeduid kan worden. Zoals uit de vorige paragraaf echter blijkt zijn er slechts 15 berichten aan te duiden als berichten waarin het partijstandpunt wordt gegeven. Zo geeft het gemeenteraadslid mevrouw Van der Sanden uit Breda 4 keer een partijstandpunt weer – waarmee ze het raadslid is dat dit het vaakst doet - maar staan daar 5 berichten met de eigen politieke mening tegenover. Op basis van deze variabele kan er dus niet een gemeenteraadslid als aanhanger van het partijenmodel van politieke representatie aangeduid worden. De tweede en laatste variabele is het aantal micro-blog-berichten waarvan de inhoud als het vragen naar bepaalde kennis met betrekking tot een politiek onderwerp aangeduid kan worden, een variabele die ook gebruikt wordt om het mogelijk aanhangen van het rolmodel van politieke representatie te bepalen. Daar bleek al dat uit de verzamelde gegevens blijkt dat er slechts 3 berichten zijn met een dergelijke inhoud. Met betrekking tot deze indicator kan er dus niet een volksvertegenwoordiger aangewezen worden als aanhanger van het partijenmodel van politieke representatie. Op basis van de analyse aan de hand van de twee variabelen kan niet anders geconcludeerd worden dat er niet een lokale volksvertegenwoordiger die als aanhanger van het partijenmodel van politieke representatie aangeduid kan worden.
4.3 De conclusie van de analyse In de voorgaande twee paragrafen heb ik naast een algemene beschrijving van de data een analyse uitgevoerd om te bepalen tot welke visie op politieke representatie de onderzochte volksvertegenwoordigers op basis van het gebruik van micro-blogs mogelijk in te delen zijn. In deze paragraaf rest de beantwoording van de vijfde en afsluitende zesde deelvraag van dit onderzoek. – 57 –
De vijfde deelvraag luidt; 'In hoeverre kan uit het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordigers de aangehangen visie op politieke representatie worden afgeleid?'. Zoals uit de vorige paragraaf blijkt is er op basis van de kenmerken van de micro-blogs van de microbloggende volksvertegenwoordigers niet één volksvertegenwoordiger als expliciete aanhanger van een van de drie modellen van politieke representatie zoals door Woerdman (2005) omschreven aan te wijzen. Wat hierbij opvalt is dat – in tegenstelling tot het afspiegelingsmodel en het partijenmodel – het rolmodel van politieke representatie op vrijwel alle onderzochte volksvertegenwoordigers de meeste aantrekkingskracht lijkt te hebben. Maar wat zeggen deze observaties met betrekking tot de mogelijke aangehangen visies op politieke representatie? Er zijn mijns inziens twee mogelijkheden. De eerste is dat de gebruikte indicatoren inderdaad een juiste uiting zijn van de door de volksvertegenwoordigers aangehangen visie op politieke representatie. In dat geval zou dit betekenen dat – hoewel er zich bij veel volksvertegenwoordigers elementen van alle visies op politieke representatie presenteren – niet één volksvertegenwoordiger expliciet bij een van de drie genoemde visies op politieke representatie ingedeeld kan worden, maar dat de aantrekkingskracht van het rolmodel van politieke representatie aanzienlijk groter is dan die van de andere twee modellen. De tweede mogelijkheid is dat uit het gebruik van micro-blogs door volksvertegenwoordigers überhaupt niet (of niet goed) de aangehangen visie op politieke representatie valt af te leiden omdat volksvertegenwoordigers daarvoor te weinig van zichzelf laten zien. Ik denk dat met beide mogelijkheden rekening moet worden gehouden. Er zijn onder de onderzochte lokale volksvertegenwoordigers een aantal notoire micro-blog-gebruikers die veel van zichzelf laten zien door middel van het gebruik van microblogs, waarbij ze niet in de laatste plaats worden aangemoedigd door volksvertegenwoordigers uit de eigen gemeenteraad. Daar staat echter een grote groep volksvertegenwoordigers met micro-blogs tegenover die zo weinig van zichzelf laten zien dat er weinig valt op te maken uit dit gebruik. De zesde en laatste deelvraag luidt 'Zijn de door de de micro-bloggende volksvertegenwoordigers in het gebruik van micro-blogs gevonden visies op politieke representatie te verklaren aan de hand van de beschreven kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger?'. Zoals reeds uit de beschrijving van de data naar voren kwam zijn er geen bepalende factoren aan te wijzen die het hebben en het gebruik van een micro-blog statistisch kunnen verklaren. Aangezien het merendeel van de micro-bloggende volksvertegenwoordigers zich voornamelijk aangetrokken voelt tot het rolmodel van politieke representatie en de overige modellen niet of nauwelijks 'scoren' valt er bij voorbaat ook niets zinnigs te zeggen over de bepalende kenmerken van de volksvertegenwoordiger met betrekking tot de aangehangen visie op politieke representatie. Op basis van de verzamelde gegevens kan dus niet anders geconcludeerd worden dan dat de aangehangen visie op politieke representatie niet te verklaren valt aan de hand van de verzamelde kenmerken van de microbloggende volksvertegenwoordiger.
– 58 –
5 Conclusie De relatie tussen de volksvertegenwoordiger en de burger is een bijzondere. Met de opkomst van het internet in het algemeen en de mogelijkheden die het met betrekking tot communicatie biedt zou van fundamentele invloed kunnen zijn op de vormgeving van deze relatie. Een van deze mogelijkheden is de opkomst van wat micro-blogs worden genoemd. De doelstelling van dit onderzoek drieledig. Ten eerste wil ik een aantal kenmerken van de microbloggende lokale volksvertegenwoordiger vaststellen om te kijken of deze kenmerken van invloed zijn op het bijhouden van een micro-blog door deze gemeenteraadsleden. Ten tweede wil ik een aantal kenmerken van de micro-blogs van lokale volksvertegenwoordigers vaststellen. Ten derde wil ik onderzoeken of uit het gebruik van micro-blogs door lokale volksvertegenwoordigers een aangehangen visie op politieke representatie is af te leiden en of dit verklaard kan worden op basis van een van de kenmerken van de micro-bloggende lokale volksvertegenwoordiger. Deze doelstelling heeft geresulteerd in de volgende onderzoeksvraag; Wat zijn de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger en zijn of haar weblog, komt uit het gebruik van micro-blogs een duidelijk visie op politieke representatie naar voren en is deze visie te verklaren aan de hand van een van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger? Om de beantwoording van deze onderzoeksvraag te vergemakkelijken heb ik gebruik gemaakt van deelvragen die gezamenlijk de beantwoording van de hoofdvraag vormen. De eerste deelvraag stelde de vraag wat micro-blogs zijn. Zoals uit het tweede hoofdstuk naar voren kwam definieert Wright (2009, p. 16) weblogs als een regelmatig geüpdatet website met informatie, gepresenteerd in omgekeerd chronologische volgorde. In principe voldoet een micro-blog ook aan deze definitie. Het grote verschil met een 'gewoon' weblog zit hem met name in de beperkte toegestane lengte van een bericht. In de literatuur over micro-bloggen wordt in veel gevallen de Engelstalige Wikipediadefinitie gebruikt die het omschrijft als 'a form of blogging that lets you write brief text updates (usually less than 200 characters) about your life on the go and send them to friends and interested observers via text messaging, instant messaging (IM), email or the web” (http://en.wikipedia.org/wiki/Micro-blogging). Door deze beperkte lengte worden aan micro-blogs bepaalde kenmerken toebedeeld. Zo stelen Ebner en Schiefner (2008) dat micro-blogs met name gebruikt worden voor het delen van updates, ideeën en simpele en snelle notificaties, waar 'gewone' blogs met name gebruikt zouden worden voor het schrijven van korte essays en gedachtegangen. Volgens Java et al. (2007) liggen de verschillen met name in het gegeven dat micro-blogs de mogelijkheid bieden tot een snellere manier van communiceren en een hogere update-frequentie. Ook zouden micro-blogs de onderlinge verbondenheid tussen gebruikers vergroten doordat gebruikers zich op elkaars micro-blog-account abonneren. Hoewel er meerdere micro-blog-diensten bestaan is Twitter verreweg de grootste. De tweede deelvraag stelde de vraag welke visies er op politieke representatie bestaan en welke rol micro-blogs in deze relatie zouden kunnen spelen, iets wat in hoofdstuk 2 bij de theoretische verkenning aan de orde is geweest. Woerdman (2005) omschrijft in zijn theorieën van politieke representatie een drietal visies op de manier waarop in een representatieve democratie een identiteit tussen de kiezer en de gekozene gecreëerd kan worden en verwoord wordt in drie modellen van politieke representatie. Het eerste model – het afspiegelingsmodel van politieke representatie, dat nauw verbonden is met het identiteitsmodel van politieke representatie – stelt dat de volksvertegenwoordiging een zo goed mogelijke afspiegeling moet zijn van de kiesgerechtigde bevolking en heeft daarmee de directe democratie als ideaal, hoewel het erkent dat dit om – 59 –
praktische redenen niet haalbaar is. Toch streeft dit model een identiteit na tussen de kiezer en de gekozene. Een volksvertegenwoordiger die dit model aanhangt ziet zichzelf dan ook als lasthebber van het volk. Zoals uit het theoretisch model naar voren kwam biedt een micro-blog aan de volksvertegenwoordiger een laagdrempelige manier om in contact te komen met het volk om zo de mening van het volk te achterhalen. Zo zal er veel interactie plaatsvinden met het mogelijke electoraat en zal de volksvertegenwoordiger zoveel mogelijk de politieke mening van het electoraat proberen te achterhalen, bijvoorbeeld door het stellen van vragen. Daarnaast kan het micro-blog gebruikt worden om het electoraat te volgen en te kijken wat er uit het electoraat naar voren komt met betrekking tot politieke onderwerpen, waardoor een volksvertegenwoordiger die deze visie aanhangt veel micro-blog-accounts zal volgen. De tweede visie politieke representatie die Woerdman (2005) noemt is het rolmodel van politieke representatie – dat nauw verbonden is met het liberale model van democratie –, waarin juist expliciet niet een directe democratie wordt nagestreefd. Volksvertegenwoordigers zijn in deze visie gevolmachtigden met een vrij mandaat en met als belangrijkste taak het beschermen van individuele rechten om geweld van andere burgers of de staat tegen te gaan. Bij het uitoefenen van de representatieve functie is er voor een volksvertegenwoordiger die deze visie op politieke representatie aanhangt dan ook niet een directe noodzaak om contact te onderhouden met het electoraat. Hiermee is er ook niet een directe reden aan te wijzen om een micro-blog te starten en bij te houden. Mocht hier toch toe besloten worden, dan kan verwacht worden dat dit met name gebruikt wordt om de eigen politieke mening te verkondigen en eventueel aan het electoraat uit te leggen waarom de door de volksvertegenwoordiger aangehangen visie en handelingswijze met betrekking tot een bepaald politiek onderwerp de juiste is. En omdat de volksvertegenwoordiger die het rolmodel van politieke representatie aanhangt geen noodzaak ziet om contact te onderhouden met het electoraat zullen er weinig andere micro-blog-accounts gevolgd worden. Mocht er in deze visie overigens wel een vraag met betrekking tot een politiek onderwerp gesteld worden, dan zal dit gericht zijn op het bemachtigen van bepaalde kennis en niet – in tegenstelling tot het afspiegelingsmodel van politieke representatie – om de mening van het electoraat te achterhalen. De derde visie op politieke representatie die Woerdman (2005) noemt is het partijenmodel of responsible-party-model van politieke representatie. Dit model dat in het verlengde van het concurrentiemodel van democratie ligt stelt dat niet de afzonderlijke volksvertegenwoordigers strijden om de gunst van de kiezer, maar de politieke partijen. De partijprogramma's zijn leidend voor het handelen van de volksvertegenwoordiger. En net als bij het rolmodel van politieke representatie is er voor een volksvertegenwoordiger ook in deze visie niet een directe reden om contact te zoeken en te onderhouden met het electoraat. Mocht er toch besloten worden om een micro-blog bij te houden dan zal dit voornamelijk zijn om het partijstandpunt uit te dragen en eventueel aan het electoraat uit te leggen waarom de door de partij aangehangen visie en handelingswijze met betrekking tot een bepaald politiek onderwerp de juiste is. De derde en vierde deelvraag stellen de vraag wat de kenmerken zijn van de micro-bloggende volksvertegenwoordigers en de micro-blogs van de micro-bloggende volksvertegenwoordigers, iets wat aan de orde is gekomen in hoofdstuk vier bij het beschrijven van de data. Met betrekking tot de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger kwam onder andere naar voren dat de micro-bloggende volksvertegenwoordigers zich met name in bepaalde gemeenten concentreren, waarmee de gemeente waarin de volksvertegenwoordiger zit de enige statistisch significante variabele is bij het verklaren waarom volksvertegenwoordigers al dan niet een micro-blog hebben en bijhouden. Met betrekking tot de kenmerken van het micro-blog van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger kwam naar voren dat met ruim de helft van het aantal berichten er door de volksvertegenwoordigers relatief veel interactie plaatsvindt – ook met het potentiële electoraat – en dat een groot gedeelte van de berichten een politieke inhoud had. Er wordt door de micro-bloggende volksvertegenwoordiger echter maar relatief weinig politieke meningen gegeven of gevraagd, zeker in combinatie met interactie. – 60 –
Deze conclusies met betrekking tot de derde en vierde deelvraag hebben vérstrekkende gevolgen voor de beantwoording van de laatste twee deelvragen die zich richten op het aan de hand van het gebruik van micro-blogs door de lokale volksvertegenwoordigers bepalen van de aangehangen visie op politieke representatie en het verklaren van deze aangehangen visie aan de hand van de kenmerken van de micro-bloggende volksvertegenwoordiger, iets waar ik uitgebreid op ben ingegaan in de laatste paragraaf van het vorige hoofdstuk. Zo blijkt dat op basis van de onderzochte kenmerken van de volksvertegenwoordigers en het gebruik van micro-blogs door deze volksvertegenwoordigers de volksvertegenwoordigers niet eenduidig zijn in te delen als zijnde aanhanger van een van de drie visies op politieke representatie. Wel kwam naar voren dat gesteld kan worden dat het rolmodel van politieke representatie de meeste aantrekkingskracht heeft op de onderzochte volksvertegenwoordigers, al is dit op basis van de data niet te verklaren aangezien er – behalve de gemeente waarin de volksvertegenwoordiger in de gemeenteraad zit – geen factoren zijn aan te wijzen die het gebruik van een micro-blog statistisch kunnen verklaren, laat staan de aangehangen visie op politieke representatie. Hoewel niet onderdeel van de doelstelling kan ook de vraag gesteld worden of op basis van de inzichten uit dit onderzoek een lokale volksvertegenwoordiger een micro-blog zou moeten bijhouden. Hoewel ik vermoed dat veel volksvertegenwoordigers niet helder hebben welke visie ze op politieke representatie aanhangen kan op basis van dit onderzoek gesteld worden dat een volksvertegenwoordiger die het afspiegelingsmodel van politiek representatie aanhangt dit zeker zou moeten doen. Hoewel het een veelheid aan beperkingen kent biedt een micro-blog de mogelijkheid om op een laagdrempelige manier in contact te komen met het electoraat. Voor volksvertegenwoordigers die een van de andere twee visies op politieke representatie aanhangen is deze noodzaak niet aanwezig. Maar wat zeggen deze antwoorden en wat kan dit onderzoek bijdragen aan het debat over de hedendaagse democratie en de kloof tussen politiek en burger? Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan niet anders geconcludeerd worden dan dat micro-blogs op dit moment weinig bijdragen aan het overbruggen van de door onder andere Coleman en Wright (2008) genoemde kloof tussen politiek en burger. Ten eerste omdat het merendeel van de volksvertegenwoordigers niet een micro-blog-account heeft of bijhoudt. En ten tweede omdat aanhangers van het rolmodel van politieke representatie – de visie waar de meeste lokale volksvertegenwoordigers die een microblog bijhouden zich volgens dit onderzoek toe aangetrokken voelen – geen noodzaak zien tot het onderhouden van contact met het electoraat. Daarnaast is het zo dat deze volksvertegenwoordigers wel via micro-blogs over politieke onderwerpen communiceren, maar dat er over deze onderwerpen weinig interactie met burgers plaatsvindt. Laat staan dat getracht wordt om de mening van de burger te achterhalen. Wat echter niet uit de verzamelde data naar voren komt is dat beeldvorming in de politiek een belangrijke rol inneemt. Zo kan het gebruik van micro-blogs politici een menselijk gezicht geven doordat ze niet alleen over politieke onderwerpen berichten plaatsen (in dit onderzoek had zelf ruim de helft van de berichten niets met politiek te maken) en communiceren (in dit onderzoek slechts in een kleine 25% van de berichten), maar ook over wat hen in het dagelijks leven bezig houdt. Daarnaast blijkt uit een kleine steekproef onder zowel gemeentelijke als landelijke politici dat de meesten netjes antwoord geven op via micro-blogs gestelde vragen. Hoewel er een aanzienlijke kans is dat volksvertegenwoordigers ook op bijvoorbeeld email van burgers reageren krijgt de gemiddelde burger daar niks van mee. Doordat de communicatie door middel van micro-blogs voornamelijk openbaar is bieden micro-blogs deze mogelijkheid wel. Daarnaast zou aan het gebruik van micro-blogs in andere concepties van de democratie een grotere betekenis toegekend kunnen worden. Een van de democratiemodellen die Huggins (2002) aanhaalt – 61 –
is bijvoorbeeld de deliberatieve democratie, een manier van denken over democratie die onder andere populair is geworden door het werk van John Rawls en Jurgen Habermas. Centraal in deze visie op de democratische samenleving staat de gedachte dat in de politieke werkelijkheid een centrale plaats moet worden toegekend aan de deliberatieve discussie. Voor auteurs als Elster (1998) staat participatie van degenen die door een regel geraakt worden centraal. Er bestaan verschillende instrumenten om burgers bij beleidsvorming te betrekken, onder andere door inspraakbijeenkomsten en online discussiefora. Het gebruik van micro-blogs biedt in deze visie een extra publiek kanaal voor burgers om met bestuurders en volksvertegenwoordigers in contact te komen en invloed proberen uit te oefenen op het te vormen beleid. Een tweede democratiemodel dat Huggins (2002) aanhaalt is de digitale democratie; de opvatting dat met name nieuwe ontwikkelingen op het gebied van technologie de interactiemogelijkheden tussen politieke actoren en burgers kan doen toenemen. Ook Van Dijk (2001) ziet deze ontwikkelingen, waarbij hij een digitale democratie definieert als een versterking van de democratie in het algemeen en de burgerparticipatie aan het politieke systeem in het bijzonder, waarbij men niet langer gebonden is aan tijd, plaats en andere fysieke condities. Hij impliceert hiermee dat digitale hulpmiddelen in het democratisch proces burgerparticipatie zouden moeten doen versterken. Wel stelt Van Dijk dat deze doelstelling van digitale democratie niet een vanzelfsprekendheid is. Het politiek en het maatschappelijk verkeer zoals we dat in Nederland kennen is het resultaat van traditionele en eeuwenoude werkwijzen en gebruiken die niet zomaar zijn te veranderen. Daarnaast trachten actoren die de mogelijkheden van de digitale democratie proberen te benutten vorm te geven aan een praktijk van politiek, bestuur en management die sterk afwijkt van de normale gang van zaken. Hoewel nieuwe media in het algemeen en internet in het bijzonder steeds belangrijker en alledaagser worden, bestaat de praktijk van politiek, bestuur en management nog steeds voornamelijk uit face-to-face communicatie. Micro-blogs bieden een nieuw, interessant en open medium voor interactie tussen politici en burgers waarbij zich langzaam een nieuwe 'werkelijkheid' begint te vormen waarin door technologie gefaciliteerde directe interactie met politici steeds meer gemeengoed zal worden. Hoewel de institutionele werkelijkheid nog slecht kan omgaan met deze nieuwe vormen van 'democratie' in combinatie met de op dit moment beperkte omvang en diepgang in de interactie is het moeilijk om zich aan de indruk te onttrekken dat ook de institutionele werkelijkheid zich op den duur zal moeten aanpassen en vormen van digitale democratie zal moeten implementeren. Wat dat betreft zullen de ontwikkelingen van de komende decennia interessant zijn; past het institutionele systeem zich aan aan de nieuwe werkelijkheid of zal het in toenemende mate afstand nemen van de burger door vast te houden aan 'traditionele en eeuwenoude werkwijzen'?
– 62 –
6 Literatuuroverzicht Andeweg, R. B. & Galen, A. I. (2002). Governance and Politics of the Netherlands. PALGRAVE MACMILLAN: Hampshire, New York. Babbie, B. (2004). The practice of social research. Belmont: Wadsworth/Thomson Learning. Bekkers, V. (2005). Democratie en ICT: institutionele renovatie of innovatie? In M. Lips, V. Bekkers & A. Zuurmond (red.). ICT en openbaar bestuur (p. 109-134). Lemma bv: Utrecht. Belifante, A. D., de Reede, J. L. (2005). Beginselen van het Nederlandse staatsrecht. Kluwer: Deventer. Bovens, M. A. P., 't Hart, P., van Twist, M. J. W. & Rosenthal, U. (2001). Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. Kluwer: Alphen aan den Rijn. Bovens, M. A. P., 't Hart, P. & van Twist, M. J. W. (2007). Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. Kluwer: Alphen aan den Rijn. Centraal Bureau voor de Statistiek (website): http://www.cbs.nl Coleman, S. & Wright, S. (2008). Political blogs and representative democracy. Information Polity, 13(1-2), 1875-8754. Derksen, W. (2001). Lokaal bestuur. Elsevier bedrijfsinformatie bv: 's-Gravenhage. Dijk, A. G. M., van (2001). Digitale democratie: Illusie en Realiteit. In Bouwman, H. (2004. Communicatie in de informatiesamenleving. Lemma, 2004. Ebner, M. & Schiefner, M. (2008). Microblogging – more than fun? In I. A. Sánchez & Isaías, P. (red.), Procceding of IADIS Mobile Learning Conference 2008 . p. 155-159. Ferguson, R. & Griffiths, B. (2006). Thin Democracy? Parliamentarians, Citizens and the Influence of Blogging on Political Engagement. Parlaimentary Affairs, 59(2), 366-374. Hague, R. & Harrop, M. (2004). Comparative Government and Politics. An introduction. PALGRAVE MACMILLAN: Hampshire/New york. Heywood, A. (2007). Politics. Hampshire/New York: PALGRAVE MACMILLAN. Herring, S. C., Scheidt, L. A., Wright, E., Bonus, S. (2005). Weblogs as a bridging genre. Information Technology & People, 18(2), 142-171. Huggins, R. (2002). Democracy and Democratisation. In B. Axford, G. K. Browning, R. Huggins, B. Rosamond (red.), Politics. An introduction. New York: Routledge, p. 159-192. Java, A., Finin, T., Song, X., Tseng, B. (2007). Why We Twitter: Understanding Microblogging Usage and Communities. Procedings of the Joint 9th WEBKDD and 1st SNA-KDD Workshop 2007, August 2007. Lips, L. (2005). ICT en samenleving: beelden van de informatiesamenleving. In M. Lips, V. Bekkers & A. Zuurmond (red.). ICT en openbaar bestuur (p. 109-134). Lemma bv: Utrecht. Loonstra, C. J. (2005). Hoofdlijnen Nederlands Recht. Wolters-Noordhoff: Groningen/Houten. Lucardie, P. (2002). Nederland stromenland. Een geschiedenis van de politieke stromingen. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Mair & van Biezen (2001). Party membership in 20 european democracies, 1980-2000. Party Politics, vol 7 (1), 5-21.
– 63 –
Poster, M. (2001). CyberDemocracy: Internet and the Public Sphere. Oxford: Blackwell Publishing Ltd. Robson, C. (2002). Real world research. Oxford: Blackwell. SeachTastic.com (website): http://www.searchtastic.com Twitter (website): http://www.twitter.com Voerman, G. (1992). Politieke partijen en belangengroepen. In J.W. Van Deth & J.C.P.M. Vis (red.), Burger en politiek. Leiden: Stenfert Kroese, p. 77-91. Wikipedia (website): http://en.wikipedia.org/wiki/Micro-blogging Woerdman, E. (2005). Politiek en politicologie. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Wright, S. (2009). Political blogs, representation and the public sphere. Aslib Proceedings, 61(2), 155 – 169.
– 64 –