Bijlage
H 4
Bijlage 1
De gebruikte modellen en het rekenschema
Een integrale uitwerking van de thema’s uit de leefomgeving
De ontwikkelingen, knelpunten en dilemma’s die samenhangen met onze fysieke leefomgeving worden in de WLO uitgewerkt aan de hand van acht thema’s: wonen, werken, mobiliteit, landbouw, energie, milieu, natuur en water. Elk van deze thema’s heeft zijn eigen kennisdomein en zijn eigen instrumentarium aan modellen en gegevens. In deze studie is de samenhang tot stand gebracht door het koppelen van de rekenmodellen van de afzonderlijke thema’s en door de rekenresultaten zoveel mogelijk onderling consistent te maken. Door deze modelkoppeling zijn verschillende ontwikkelingsrichtingen én consistent én kwantitatief in kaart gebracht. Hieronder volgt een korte beschrijving van de gemodelleerde processen en de modellenketen. Algemene maatschappelijke ontwikkelingen; internationaal Voor deze studie zijn allereerst, in vier scenario’s, wereldwijde ontwikkelingen op het gebied van economie en handel en van de energievoorziening doorgerekend met het Worldscan model (Tang en De Mooij, 2003). De belangrijkste determinanten in deze studies waren: de ontwikkeling van de internationale handel, de rol van de markt en overheid bij druk op de publieke sector en internationaal klimaatbeleid. Algemene maatschappelijke ontwikkelingen; de nationale doorwerking Daarna zijn voor Nederland, in samenhang met de vier internationale scenario’s, de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking en de huishoudensamenstelling in vier scenario’s doorgerekend. De belangrijkste determinanten in die demografische modellen waren: geboorte, sterfte, immigratie, inkomensontwikkeling en individualisering (De Jong en Hilderink, 2004; Hilderink et al., 2005). Vervolgens zijn de internationale economische ontwikkelingen en via de bevolkingsscenario’s ook het arbeidsaanbod bij elkaar gebracht in een consistente doorrekening van de vier scenario’s voor de Nederlandse economie met behulp van het bedrijfstakkenmodel Athena (Huizinga en Smid, 2004). De resultaten leveren voor Nederland een kwantitatief beeld op van de economische groei, het BBP, de werkgelegenheid, de sectorstructuur en het aandeel van de overheid in het BBP. Regionale ontwikkelingen in wonen en werken In een volgende stap zijn de nationale ontwikkelingen in werkgelegenheid, bevolking en huishoudens ruimtelijk doorvertaald naar regionale ontwikkelingen voor wonen en werken. Regionale bevolking en werkgelegenheid worden simultaan bepaald met behulp van het Regionaal Arbeidsmarktmodel RAM (Vermeulen en Van Ommeren, 2006). Hierbij is een regionale spreiding van natuurlijke aanwas en buitenlandse
205
Welvaart en Leefomgeving
2006
migranten gemaakt op basis van berekeningen met het regionale bevolkingsmodel PRIMOS (ABF, 2006). Binnenlandse migratiestromen hangen vooral samen met ontwikkelingen op de woningmarkt. De regionale spreiding van de woningbouw is eveneens ontleend aan het PRIMOS-model. Regionale werkgelegenheid wordt bepaald door de ontwikkelingen van de beroepsbevolking in de eigen regio en de regio’s daaromheen. Pendelstromen zijn dan resultanten. Bereikbaarheid en mobiliteit De regionale verdeling van woon- en werklocaties uit de voorgaande stap, de internationale en nationale economische ontwikkelingen en de groei en samenstelling van de Nederlandse bevolking zijn de invoer geweest voor de nationale vervoersmodellen voor personen en goederenvervoer; respectievelijk het Landelijk Model Systeem (LMS) (4cast, 2005) en het model SMILE. De resultaten van die modellen zijn gebruikt bij de analyse voor congestie en bereikbaarheid in het thema Mobiliteit. De gevolgen van die mobiliteit zijn doorgerekend voor emissies van luchtverontreinigende stoffen en hinder in de thema’s Milieu en Natuur en gebruikt in de analyses van leefbaarheid in de grote steden. Waterveiligheid en - overlast In het thema Overstromingsgevaar en Wateroverlast zijn de gevolgen van klimaatverandering geanalyseerd en de kosten en het ruimtegebruik van beveiliging tegen overstromen en voorkoming van wateroverlast berekend. De regionale verdeling van bevolking en economische groei is hierin opgenomen (RIVM, 2004; Eijgenraam, 2005). Landbouw, natuur en het landelijk gebied De resultaten van de internationale en nationale economische en technologische ontwikkelingen voor de landbouwsector uit Four Futures of Europe (Tang en De Mooij, 2003) en Vier Vergezichten op Nederland (Huizinga en Smid, 2004) zijn voor Nederland regionaal uitgewerkt voor de verschillende landbouwsectoren met behulp van het DRAM model (LEI). Daaruit zijn de regionale bijdragen van akkerbouw, melkveehouderij, intensieve veehouderij en vollegronds- en glastuinbouw aan de volumegroei en de BBP-groei van de landbouwsector bepaald. Daarvan zijn vervolgens de milieuverontreinigende emissies van de landbouw afgeleid voor de verdere berekening van waterkwaliteit, luchtkwaliteit en de effecten op natuurkwaliteit voor het thema Milieu en het thema Natuur. Energiegebruik Het energiegebruik van de voorafgaande activiteiten industrie, huishoudens, verkeer en vervoer en de landbouwsector zijn met energiemodellen van het ECN voor verschillende brandstofinzetten integraal doorgerekend en uitgewerkt in het thema Energie (CPB/MNP/RPB, 2006). Voor de vier scenario’s zijn de gevolgen van het
206
H 4
Bijlage 1
energiegebruik voor de aardgasvoorraad, voor milieu-emissies en voor de emissies van broeikasgassen consistent voor alle sectoren berekend. Gevolgen voor milieu en natuurkwaliteit De verspreiding van de emissies van luchtverontreinigende stoffen door activiteiten binnen de WLO-thema’s zijn met het RAINS en OPS model voor de Europese, Nederlandse en regionale schaal doorgerekend voor de gevolgen voor luchtkwaliteit, gezondheidsrisico en natuurkwaliteit. De risicoberekeningen voor milieugerelateerde gezondheidseffecten zijn uitgevoerd door het Centrum voor Milieu-gezondheidsonderzoek van de sector MEV van het RIVM (CPB/MNP/RPB, 2006). Een integrale evaluatie van het geheel aan maatschappelijke activiteiten met hun gevolgen voor milieukwaliteit, gezondheid en leefbaarheid is uitgevoerd voor de ruimtelijke schaalniveau’s van de grote steden en het landelijk gebied in hoofdstuk 6 van dit rapport. Ruimtegebruik Huisvesting, bedrijventerreinen, infrastructuur voor mobiliteit en voor bescherming tegen overstromen, natuur en recreatie en de verschillende landbouwsectoren vragen afzonderlijk allemaal ruimte. Op het niveau van landsdelen (de Randstad, de Overgangszone en Overig Nederland) is op basis van de activiteitenniveau’s van de verschillende thema’s een integraal overzicht gemaakt van het ruimtebeslag voor die thema’s. De berekende ruimtevraag laat zien welk areaal in de periode tot 2040 van functie kan veranderen en vormt een beleidsopgave voor de ruimtelijke ordening. De berekeningen voor de ruimtevraag zijn gebaseerd op historische kengetallen voor dichtheden en ruimtegebruik en zijn daarom indicatief voor de toekomstige ontwikkelingen. Voor precieze definities en berekeningswijzen verwijzen we naar de thematische achtergronddocumentatie (CPB/MNP/RPB, 2006). Modelmatige samenhang van de thema’s Omdat de thema’s in deze studie Welvaart en Leefomgeving modelmatig zijn gekoppeld, kunnen de spanningen in vraag en aanbod van verschillende thema’s, dilemma’s, ten behoeve van een integrale afweging, consistent en kwantitatief in beeld worden gebracht. In de modelberekeningen zijn geen terugkoppelingen meegenomen zoals de effecten van een hoge congestie op de economische groei en aanpassing van de woningvraag als in de regio het areaal groen recreatieterrein achterblijft. De olieprijs De studie Welvaart en Leefomgeving maakt gebruik van een bandbreedte in de lange termijn olieprijs uit de studie Four Futures for Energymarkets (Bollen et al., 2004). De huidige hoge olieprijzen liggen buiten de bandbreedte voor de lange termijn van 22-30 dollar per vat. We veronderstellen dat een deel van de huidige hoge olieprijs wordt veroorzaakt door conjuncturele en tijdelijke spanningen op de oliemarkt. Er is
207
Welvaart en Leefomgeving
2006
echter in deze studie Welvaart en Leefomgeving ook een variant doorgerekend met een structureel hoge olieprijs oplopend tot 45 dollar per vat in 2040 voor het scenario met het hoogste energiegebruik: Global Economy. De gevolgen van een structureel hoge olieprijs op de economie als geheel zijn niet integraal doorgerekend, maar partieel voor de energievoorziening in Nederland, de mobiliteit, het brandstofgebruik en de CO2 emissies.
Het modellenschema
Het uitgewerkte schema dat de samenhang tussen de modellen aangeeft is gegeven in figuur 1
208
H 4
Figuur 1
Bijlage 1
Het modellenschema.
Internationale Economie Economie, handel en energiegebruik Model: Worldscan (CPB)
Nederlandse Bevolking Bevolkingsgroei en -samenstelling en huishoudensontwikkeling Demografische modellen (CBS/MNP) en Primos (ABF)
Nationale economie economische groei, werkgelegenheid, sectorstructuur en aandeel van de overheid in het BBP Model: Athena (CPB)
Regionale spreiding bevolking en werkgelegenheid Model: RAM (CPB)
Landbouw Model: DRAM (LEI)
Energie Modellen (ECN)
Regionale spreiding huishoudens en woningvoorraad Model: Primos (ABF)
Mobiliteit Modellen: LMS en SMILE (AVV)
Bedrijventerreinen Model: BLM (CPB)
Emissies internationaal Industrie incl afvalverwerking, Landbouw, Mobiliteit, Energie en Huishoudens (MNP)
Emissies nationaal Industrie incl afvalverwerking, Landbouw, Mobiliteit, Energie en Huishoudens (MNP)
Luchtkwaliteit en depositie Grootschalige achtergrondconcentraties Model: OPS (MNP)
Natuurkwaliteit en biodiversiteit Regionale stikstofdepositie en assessment biodiversiteit (MNP)
Regionale luchtkwaliteit Regionale concentraties van NO2 en fijn stof Model: Luvotool (MNP)
Gezondheidsverlies (Dalyberekeningen) Modelberekeningen: RIVM/MEV
209