Het verhaal van Kasteel De Essenburgh DE GESCHIEDENIS IN VOGELVLUCHT In 1581 werden de Gelderse Staten, door afzwering van de Spaanse vorst Philips II, eigenaar van de uitgestrekte woeste gronden van de Veluwe. In die Staten hadden de stemhebbende steden en de vertegenwoordigers van de adellijke geslachten grote invloed. Om een adellijke titel te mogen voeren, moest een familie in het bezit zijn van voldoende grond met daarop een woonplaats, een landhuis. Veel vermogende families waren happig op zo'n titel, waardoor er in de 16de en 17de eeuw fraaie kasteelachtige bouwwerken verrezen. Op grote schaal werden heidevelden en boerengebieden opgekocht en samengevoegd tot een landgoed. Ook tussen landgoed Staverden en de Zuiderzee, aan beide zijden van de Hierdense Beek, ontstond zo'n landgoed: kasteel De Essenburgh. Er zijn verschillende gissingen over de ouderdom van het kasteel en over zijn eerste bewoners. De keldergewelven zouden overblijfsels zijn van het 14de-eeuwse kasteel Bekenburg en De Essenburgh zou zijn naam ontleend hebben aan het riddermatige geslacht Van Essen, dat wellicht in Barneveld zijn stamhuis had. Er is nog te weinig gestudeerd op de documenten die betrekking hebben op dit huis, om daar conclusies uit te trekken. Er doet ook een verhaal de ronde over een koopmansfamilie Von Essen uit Hamburg, die regelmatig naar Amsterdam reisde en onderweg her en der nachtverblijven had gebouwd. Eén ervan stond hier in Hulshorst. Op een gegeven moment ging deze rijke familie het huis permanent bewonen, kocht er grond bij en probeerde zo een adellijke titel te verkrijgen. Volgens een derde overlevering komt de naam van handelaren uit Hessen, die met hun koopwaar over de Hessenwegen trokken (vlak bij De Essenburgh ligt een Hessenweg). Zuiver geschiedkundig moeten we stellen: het is nog een raadsel hoe de naam De Essenburgh ontstaan is. In de ons bekende archiefstukken duikt de naam voor het eerst op als een zekere Johan Coolwagen tot de Essenburg toevoegt aan zijn familienaam. (Was Johan's vrouw Catharina een `Van Essen'?). Tot op heden heeft ook het huis zelf nauwelijks het geheim van zijn oorsprong prijsgegeven, al biedt het gebouw misschien wel een aanwijzing. Het rechter deel van het huis is namelijk beduidend breder dan het linker. Daaruit kan worden opgemaakt dat De Essenburgh in twee perioden is gebouwd. Het door Aelt Coolwagen, vóór 1641, gebouwde huis werd in 1652 door Johan Coolwagen uitgebreid met een niet-symmetrisch gedeelte ernaast. Dit laatste jaartal wordt algemeen aanvaard als het stichtingsjaar en is te zien boven de voordeur in het torentje, dat de verbindingsschakel vormt tussen de twee delen van het kasteel. In de rustige periode na de woelige jaren van de 80-jarige oorlog durfden rijke burgers het aan, op het platteland te gaan wonen. Onder hen groeide de behoefte om, in ieder geval 's zomers, de stad met zijn drukte en stank te ontvluchten. In die trend van `terug naar de natuur' ontstonden buitenverblijven zoals De Essenburgh. In tegenstelling tot de kastelen van de Middeleeuwen, waren deze behuizingen niet verdedigbaar; het waren open buitenplaatsen. Wel werden ze voorzien van statussymbolen zoals torentjes, grachten, poorten en hekken: de leuke aspecten van oude kastelen. Geen mens wilde meer terug naar de donkere, vochtige, spaarzaam ingerichte en naar binnen gekeerde kastelen. Bedenk overigens, dat niet alleen in de 17de eeuw, maar ook in de 18de en 19de eeuw zo'n landhuis in warme zomers wel koel en aantrekkelijk, maar in de winter nauwelijks bewoonbaar was. Dan huisde de familie in de stad. In de jaren '20 moesten de bewoners van De Essenburgh nog steeds genoegen nemen met
roetende petroleumverlichting. Ze kenden in hun stadswoning veel meer comfort (Den Haag had in 1820 al gasverlichting). Mede onder invloed van de Franse en Italiaanse paleizen schiep de gegoede burgerij zich lustoorden, van binnen luxueus ingericht en buiten een weelderig aangelegd park. De omgeving van het huis droeg in grote mate bij tot de woonkwaliteit. De natuur werd in de classicistische opvattingen van de 17de eeuw gezien als een manipuleerbaar element: mooi, door beredeneerde overzichtelijkheid. Het omringende gebied werd als het ware toegesneden op het huis, dus een kaarsrechte oprijlaan, recht naar de voordeur toe, met aan de linker- en rechterzijde symmetrische parterres (kunstmatige figuren van bijvoorbeeld buxus) en andere lanen. In een omgeving, waar nog heel veel wilde natuur voorkwam, sprong zo'n aangelegde parktuin eigenlijk veel meer in het oog dan nu. Je kon met recht spreken van een natuurmonument, waarin natuur en kunst samensmolten. In zo'n tuin zag de 17de-eeuwse mens het paradijs afgespiegeld, ordelijk, harmonieus en zonder dwang. Een aangelegde tuin toonde ook aan, wat het samengaan van natuur en kunst aan schoons kon voortbrengen. Voor koningen en vorsten was de paleistuin richtinggevend voor een goed bestuur. Wandelen door tuin was dus ook een meditatief gebeuren. Terug naar De Essenburgh In de 17de en 18de eeuw groeide het landgoed De Essenburgh uit tot een aaneengesloten gebied van ongeveer 500 hectare. Zoals gezegd, bestond het gebied uit grote stukken woeste grond en boerderijen. De kamers in het kasteel zijn genoemd naar een aantal van deze boerderijen: Wijtgraaf, Rakhorst, Hessemolen, Graskamp, den Otter, Beelem, Luchtenburg, Ottermolen, Ottenstein, Kievit, Spiekerhierden, Zonnenstein, Keizer en Jeanne Hoeve. In de 18de en 19de eeuw hebben de geslachten Van Westervelt en Sandberg De Essenburgh omgetoverd tot een schitterend geheel. In de 18de eeuw werkten de bewoners binnen de eerder beschreven traditie van de barokke Franse tuinarchitectuur met lange, rechte lijnen en strenge regelmaat. De grandeur die huis en park toen uitstraalde, is nog te zien op de bekende kopergravure van F.W. Greebe uit 1760 die, tezamen met andere afbeeldingen, in de hoofdgang hangt. Van die nabootsing van paleistuinen resteren nu alleen nog maar de statige oprijlaan, die destijds veel langer was (tot aan de Wijtgraaf), en het sierhekwerk. Er is nauwelijks meer iets van de barokke tuin over, want het strenge en solide herenhuis is in de 19de eeuw onder invloed van de romantiek omringd door een park in een heel andere stijl: de Engelse landschapsstijl, met een opzettelijke verwaarlozing van de symmetrie, sierlijk gebogen lijnen en grote open stukken, omzoomd door boompartijen. Predikant J. Craandonk schrijft als volgt over De Essenburgh in zijn boek Nieuwe Wandelingen door Nederland, (1888): Ernstig en statig verheft het huis zich op het door de breede vijvergracht omringde eiland, te midden van heesters, bloemen, oranjeboomen en veelsoortig houtgewas, gevat in de lijst van hoog en krachtig geboomte, dat in weligen overvloed op de schoone lustplaats groeit (pagina 154). De Essenburgh is nog steeds versierd met veel elementen uit die romantische tijd, zoals de prachtige eeuwenoude groep rode beuken naast het hoofdgebouw, de alom schitterende rododendrons op de grachtoevers, een opmerkelijke bronnenvijver met waterval, een oud bosje en niet te vergeten de oude treurbeuk bij de bibliotheek van de Priorij. Doordat de huidige eigenaren, de Norbertijnen, in 1991 actief
werk hebben gemaakt van herbebossing, zal De Essenburgh over een aantal jaren weer aan alle kanten worden omsloten door eiken, zwarte elzen en linden, net als in vroeger dagen. Maar: boompje groot, plantertje dood. Hulde aan de planters! Weer even terug in de geschiedenis van het kasteel. Voor de familie Sandberg liepen de schulden op een gegeven ogenblik hoger op dan de baten en zo werden huis en landerijen in 1924 perceelsgewijze onder de hamer gebracht. Tot onze spijt verbrandde één van de bewoners uit kwaadheid over de gang van zaken het huisarchief. In het landhuis zelf was niemand geïnteresseerd; dat bleef enkele jaren in handen van speculanten. Door deze trieste affaire waren de hekken van het landgoed voorgoed verhangen. Veel van wat gedurende eeuwen was opgebouwd werd in een mum van tijd grof ontluistert door bijvoorbeeld het kappen van de meeste beukebomen uit het Sterrenbos, die gast en passant zo vaak hadden geboeid door de wisselende kleuren van hun bladerdos. Met mevrouw J. Goekoop-de Jongh, voorheen eigenaresse van het Catshuis, kreeg het kasteel in 1928 een bewoonster die verdere aftakeling zou voorkomen. Terwijl ze in de harde winter van 1928 onderweg was naar haar broer in 't Harde kocht mevrouw Goekoop het leegstaande kasteel. Mogelijk heeft ze een tip gekregen van de Haagse advocaat-speculant die toen De Essenburgh in handen had. Over deze mevrouw Goekoop doen een aantal verhalen de ronde die typische zaken in en om het gebouw verklaren. Deze verhalen zijn afkomstig van onder andere onderwijzeres juffrouw de Vries, die als vriendin het rentmeestershuis Rakhorst mocht bewonen. Mevrouw Goekoop zou een Oldenbroekse zijn geweest en na de dood van haar man, met haar kinderen, in 1928 weer terug zijn gegaan naar haar geboortestreek. Ze kocht de kern van De Essenburgh en nam het herstel van het kaalgeplukte landgoed voortvarend ter hand als een nieuwe levenstaak voor de jaren die haar nog zouden resten. Om te beginnen veranderde ze de oude benaming De Essenburg in De Essenburgh. De toegevoegde h slaat op Hulshorst, waarin het huis toen lag. Veel elementen van het huidige landgoed stammen uit de tijd van mevrouw Goekoop. Ze liet onder andere een muur bouwen aan de linkerzijde van de toegangsweg: smaakvol geleed metselwerk met banken, waarvan de consoles afkomstig zijn uit de tuin van het Catshuis. Achter het huis en ook tussen voorhof en eiland kwamen stenen bruggen en een kostbare tuin werd aangelegd (met behulp van maar liefst zeven tuinlieden!). Een belangrijke ingreep van de burchtvrouwe was de verbouwing van de hal: er kwam onder meer een veel bredere trap met lichtkoepel en de kamers werden verkleind. Vroeger was er vanaf de hoofdingang een gang tot aan de huidige glazen deuren; daar hield het hoofdgebouw op. Mevrouw Goekoop heeft een aanbouw achter het huis afgebroken en vervangen door een nieuwe aanbouw, met onder andere de kamer Hessemolen en de keuken. Aan de buitenkant is deze belangrijke verbouwing goed te zien. Mevrouw Goekoop begon in de jaren '30 alvast met breken en bouwen, nog voordat ze de provinciale goedkeuring ontvangen had. Ermelo, de gemeente waar De Essenburgh destijds onder viel, had namelijk te lang gewacht met het doorsturen van de plannen. Maar de schatrijke `ijzeren dame' had haast en ging gewoon door. De steen boven de ingang naar de kelder herinnert aan deze ingrijpende verbouwing: renovata anno 1929. Ze verkocht in 1938 De Essenburgh en vertrok naar Ginneken bij Breda. Ze overleed in 1942 en werd in Kampen begraven. Men zegt, dat ze tot aan haar dood zèlf heeft gezorgd voor haar dochter die verstandelijk gehandicapt was. De daarop volgende jaren van 1938 tot 1950 waren bepaald niet glorieus te noemen voor het landgoed. Er waren geen vaste bewoners en algeheel verval was het gevolg.
De Witheren In 1950 werd De Essenburgh gekocht door de Norbertijnen-abdij van Berne te Heeswijk-Dinther. Deze kloosterorde van witte kanunniken werd in de 12de eeuw gesticht door Norbert van Gennep en heeft de kloosterregel van Augustinus als uitgangspunt (informatie over deze kloosterregel is verkrijgbaar bij de administratie van De Essenburgh). De Abdij had destijds ruimtegebrek en vormde het oude kasteel om tot een klooster met een prior aan het hoofd. Het sterk vervallen kasteel werd door de kloosterlingen grotendeels eigenhandig opgeknapt: een flink stuk werk, dat ze combineerden met hun studies filosofie en theologie en met hun assistentie in de katholieke parochies van de wijde omtrek. Verder bouwden ze een boerderij, fatsoeneerden de erbij horende 30 hectare land en gaven de grachten een flinke opknapbeurt. In het begin werden de Witheren, genoemd naar hun witte habijten, argwanend bekeken. Kon er wel iets goeds van De Essenburgh uitgaan? Maar hun gemoedelijkheid deed de tijd der ongenaakbare kasteelbewoners vergeten. Kloosterlingen zijn in deze orthodoxe protestantse streek al eeuwenlang een vreemd element, en toch raakten ze langzaam maar zeker ingeburgerd. Tegenwoordig zijn ze goed ingeburgerd, mede doordat ze niet meer in het wit gekleed gaan en doordat ze midden in de samenleving getuigen van hun eeuwenoude ideaal: tot ieder goed werk voorbereid. Vooral door de dagelijkse praktijk van naoberhulp (burenhulp) en door sportactiviteiten werden de contacten met de Hierdenaren steeds soepeler. Het zal dus niet meer voorkomen, dat een boer komt klagen dat zijn koeien minder melk geven omdat `de witte gedaanten der paters' langs zijn weide liepen. En als de Hierdense jeugd op de bevroren grachten van het landgoed schaatst, wordt hiermee een oude traditie van gastvrijheid voortgezet. In 1958 begonnen de Norbertijnen met een grootscheepse verbouwing van het voormalige koetshuis, die in 1959 werd voltooid. Er werd een verdieping op het koetshuis gebouwd, met daarin een kapel. Sindsdien is daar het klooster van de Norbertijnen gevestigd. Het kasteel werd vanaf het eind van de jaren '60 steeds intensiever gebruikt voor cursussen op vele terreinen: bijbelstudie, algemene ontwikkeling, opvoeding, jeugdwerk, cultuur, oecumene en opbouw van de geloofsgemeenschap. Langzamerhand groeide de gedachte om een bezinningscentrum, met mogelijkheden tot overnachten, op te zetten. Enkele kloosterlingen kregen opdracht hiermee te beginnen. Instituut De Essenburgh De officiële stichtingsdatum van het Vormingscentrum De Essenburgh is 1 januari 1969. In de jaren daarna volgen de veranderingen elkaar op: lidmaatschap van de Katholieke Centra voor Volksontwikkelingswerk (dit werd later de Federatie van Vormingscentra en Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra). Belangrijk voor het voortbestaan van het centrum was het verkrijgen van subsidie van de provincie en later ook subsie van de landelijke overheid. In 1977 werd een nieuw gebouw geplaatst tussen Priorij en kasteel met een conferentie- en restaurantgedeelte en een aantal tweepersoons gastenkamers. Al eerder bleken de vele avondcursussen niet langer gesubsidieerd te kunnen worden en dus kregen in 1975 de vier Norbertijnen, die genoemde cursussen verzorgden, onder druk van de Federatie hun ontslag. Sinds die tijd zet de Priorij het cursuswerk voort in eigen beheer en in de eigen ruimten. Ook het vormingscentrum veranderde van gezicht: alle stafgeledingen werden professioneel en met name het werk rond crisisverwerking en de cursus Pensioen In Zicht kregen landelijke bekendheid. Vooral sinds het einde van de jaren '80 ontwikkelde het centrum zich door vergaande vermindering van de toenmalige VWS-subsidie tot specialisatie en indeling van het
cursuswerk in drie sectoren. De Essenburgh organiseert trainingen, workshops en symposia voor managers, personeelsfunctionarissen, (oudere) werknemers, bedrijfsopvangteams, bedrijfsmaatschappelijk werkers op deze drie gespecialiseerde gebieden. Enkele ontwikkelingen op het terein van Mobiliteits- en Personeelsontwikkeling zijn: • Heroriëntatie op Arbeid • Invoering Mobiliteitsbeleid • Pitstop Daarnaast zijn in ons aanbod workshops "Optimale in-, door- en uitstroom van uw personeel" en Strategische Personeelsbeleid op maat" opgenomen. Op het gebied van Arbeid en ingrijpende gebeurtenissen heeft De Essenburgh het trainingstraject "Bedrijfsopvang en preventie bij ingrijpende gebeurtenissen" ontwikkeld. Ook is er een gespecialiseerd aanbod op het terein van agressie op de werkplek, stress en stressreductie, psycho-sociale hulp na rampen, suïcide in de beroepspraktijk en seksuele intimidatie op de werkplek. Tenslotte leveren wij diensten op het gebied van Verzuimpreventie en Arbo. Hierbij kan gedacht worden aan begeleiding bij het opstellen van verzuimbeleid, reïntegratie-trajecten en het trainen van verzuim- en loopbaangesprekken. De Essenburgh werkt al meer dan 25 jaar voor profit en non-profit organisaties en de overheid. Het aanbod van cursussen en trainingen is gericht op optimale inzetbaarheid van medewerkers in organisaties. De trainingen van De Essenburgh worden gekenmerkt door een individuele benadering van de deelnemers. Voorts is De Essenburgh een conferentieoord, dat in zijn geheel of gedeeltelijk gehuurd kan worden voor cursussen en seminars. Door zijn unieke uitstraling is het landgoed ook zeer geschikt voor andersoortige activiteiten. Zo zal het met ingang van 1997 mogelijke zijn om in het kasteel te trouwen voor de wet. Er zijn keuzes gemaakt waarin de oude idealen nog doorklinken, maar die ook blijk geven van marktgerichte realiteitszin. Vergeleken met vroeger zijn veel aspecten nieuw. Eén aspect echter beslist niet en dat màg ook niet verdwijnen: de gastvrije sfeer! DE NABIJE OMGEVING Harderwijk Een scherf van een urn uit vóórhistorische tijd is het oudste bewijs van leven in deze omgeving. Deze wordt bewaard in het Oudheidkundig Museum te Leiden. De streek heeft eeuwenlang bestaan uit uitgestrekte heide- en bosgronden, zeer geschikt als wijk voor herders. Deze herderswijk groeide uit tot een dorp. Waarschijnlijk kwam Harderwijk zo aan zijn naam. Een andere theorie over de naamgeving gaat uit van 't Harde: een handelsnederzetting, een handelswijk aan de rede. In de vroege Middeleeuwen kwam, vanwege de doorbraak van het Flevomeer, de Zuiderzee tot stand. Sinds die tijd lag Harderwijk aan het water en werd een welvarende plaats. In het jaar 1229 gaf Graaf Otto van Nassau, die ook Graaf van Gelre was en de bijnaam `Otto met de paardenvoet' droeg, direct bij het begin van zijn regering stadsrechten aan Harderwijk. De vestingwerken kwamen onder zijn bewind tot stand en in 1231 is er sprake van stad en burgers van Harderwijk. Men mocht er jaar- en weekmarkten houden en als tegenprestatie moest men de grafelijk soldaten en paarden een nacht of drie gratis onderdak geven.
De Graaf van Gelre verleende Harderwijk in 1229 stadsrechten en sedert die tijd was het enkele eeuwen: honingbye en melkkoey der behoeftige Vorsten. Van de oude vestingwerken zijn bewaard: het Blokhuis (eigendom van de graven van Gelre) de Vispoort, een naamloze poort die later Vanghentoren werd genoemd, de stadsmuur en delen van de stadsgracht. Bekende gebouwen zijn de Grote Kerk uit de 15de eeuw, met unieke gewelfschilderingen, en het voormalige Stadhuis (1620), dat bekend is om zijn met goudleer behangen raadzaal (1726), de gebouwen van het middeleeuwse St. Catherijneklooster en het `Linnaeustorentje' uit de 16de eeuw, dat dienst deed als gevangenis voor studenten. Harderwijk heeft een paar fraaie pleinen: de Vismarkt, het Kloosterplein en de Smeepoortenbrink. Eén van de bewoners van De Essenburgh, te weten Heribert van Westervelt, was rond 1760 burgemeester van Harderwijk. In de 18de en 19de eeuw waren de bewoners van De Essenburgh nogal op Harderwijk betrokken. Op de kopergravure van F.W. Greebe uit 1760 staat Heribert van Westervelt vermeld als burgemeester van Harderwijk en andere leden van het geslacht van Westervelt deden regelmatig schenkingen aan de Harderwijkse kerk, aan het diaconie-weeshuis en aan de armen van de Hervormde Gemeente. In 1810 nog een schenking van 18.000,- groot. Aan de rand van Harderwijk lag een groot bos. Dit gebied werd in een brief uit 1331 van de Graaf van Gelre, Reinoud II, een dorp genoemd: Hyrde. Harderwijker burgers mochten hun aandeel van dat woud verdelen en afgraven tegen jaarlijkse cijns. Graaf Reinoud gaf dus ter ontwikkeling van de landbouw én ter verhoging van zijn inkomsten stukken grond ter ontginning aan particulieren uit. Hierden Hierden is ook een oude plaats. In 1331 werd het al Hyrde genoemd. In 1529 stond er een klein kerkgebouw, toegewijd aan de heilige Severinus. De boerderijen die we hier aantreffen zijn veelal van het type hallenhuis. Bij dit type bevinden zich woning, stal en opslagruimte onder één dak. Het hooi wordt buiten opgeslagen in de kapbergen. Er is in Hierden en omgeving nog altijd werk voor rietdekkers. Soms ziet men nog een vrouw in oud-Hierder klederdracht. Zonder twijfel is De Essenburgh het bekendste huis van Hierden; het wordt door schrijvers wel eens `het voornaamste aanzienlijke huis van de Noord-WestVeluwe' genoemd. De Hierdense Beek De Essenburgh heeft een prachtige gracht, die kasteel en park omsluit. De waterstand is te regelen door gebruik te maken van de Hierdense Beek. Aan de ene kant kan de beek worden opgestuwd en aan de andere kant van de gracht kan overtollig water weer geloosd worden op diezelfde beek.
Deze beek, die ook de grachten van Kasteel Staverden en Kasteel Leuvenum van water voorziet, is voor een groot deel een regenbeek, maar er liggen ook bronnen in zijn bedding. In de winter staat het water vaak tot aan zijn oevers, terwijl de beek in de zomer soms bijna droog staat. Vroeger stonden er molens op de beek. In de 18de eeuw bezaten de bewoners van De Essenburgh maar liefst negen papiermolens. Eén van die watermolens is nog steeds te zien bij Kasteel Staverden. De Hierdense Beek ontspringt in de buurt van het Uddelermeer en heeft een prachtige, circa 25 kilometer lange loop door bossen en weilanden van de Noord-West Veluwe tot aan de monding in de voormalige Zuiderzee, niet ver van De Essenburgh. Het is de enige beek in deze regio die nog grotendeels een eigen karakter heeft behouden.
De beek stroomt afwisselend door loof- en naaldbossen en biedt een interessant leefmilieu voor planten en dieren. Bij De Essenburgh wordt bijvoorbeeld regelmatig de ijsvogel gesignaleerd. Vroeger werd er ook bot gevangen in de beek. Oudere Hierdenaren vertellen dat je daarvoor als kind op je blote voeten door de beek stapte. Soms schoot er een onder je voet. Je moest je voet dan vast op die bot drukken, zodat je hem bij de kieuwen kon pakken en in de meegebrachte emmer mikken. De waterkwaliteit van de Hierdense beek was ooit uniek, maar dat is al meer dan twintig jaar verleden tijd. De resultaten van voorlichting door het Zuiveringschap en medewerking met de Veluwse gemeenten laten bemoedigende resultaten zien. Maar voordat de beek terug is in die staat waarin ze in de jaren vijftig en zestig nog was zal er nog veel water doorheen stromen. Maar we kunnen weer uitzien naar iets unieks! Het loont de moeite een dag uit te trekken voor een wandeling langs de beek met zijn schitterende meanders in het Leuvenumse Bos. Wie een goede indruk wil krijgen, kan het best beginnen bij restaurant de Zwarte Boer te Leuvenum; eens een pleisterplaats voor de postkoets Harderwijk-Deventer. Huize Hulshorst Een wandeling naar Huize Hulshorst is aan te bevelen. Het vroegst bekende Huis van Hulshorst is gebouwd tussen 1586 en 1595 door Paul van Arnhem, rentmeestergeneraal van Gelderland. Na het geslacht Van Arnhem bewoonden de families Van Spaen, Moylands en Van Meurs het landgoed. De bekendste bewoner is Mr. Hendrik Frans van Meurs geweest, notaris en burgemeester te Harderwijk, die ook een deftig huis in de Harderwijkse Donkerstraat bewoonde (1780-1864). Hij bouwde een nieuw voorstuk aan het oude landhuis en legde een nog steeds bestaand, fraai Engels parklandschap aan. Over zijn zoon Daniël van Meurs (1821-1902), die óók burgemeester van Harderwijk was, gaat het verhaal dat hij bij een wandeling door het Hulshorsterzand met zijn stok in de grond wegzakte en zo bij toeval een waterbron ontdekte. Die bron diende als voeding van het later gegraven Zilverbeekje, dat het water levert voor de vijver van het landhuis. Als u op het landgoed ronddwaalt, kunt u de oude oprijlanen met hun prachtige beuken en platanen bewonderen en staat u plotseling voor een majesteitelijke eik of een Wilhelminalinde. Het landgoed als geheel is een eersteklas natuurmonument met een prachtig coulissenlandschap. Toen de bezetters in 1941 belangstelling kregen voor het gebouw liet de eigenaresse, mevrouw van Voorst-van Beest, het kasteeltje afbreken. Tegenwoordig is landgoed Hulshorst eigendom van de gemeente Nunspeet. Het voormalige koetshuis deed tot voor kort dienst als paardestal voor de bereden Politie. Vanaf 1995 tot 1996 is deze dienst ondergebracht in een nieuw landelijk opleidingscentrum Levende Have (paarden en honden) te Nunspeet. Station Hulshorst Wie met de trein naar De Essenburgh komt, reist via Harderwijk of Nunspeet en gaat verder met de bus. Tot 31 mei 1987 kon je ook uitstappen op station Hulshorst, het kleinste station van Nederland en nauw met de geschiedenis van De Essenburgh verweven. In 1862 werd de Centraal Spoorweg tussen Utrecht en Zwolle aangelegd, waarvoor de toenmalige bewoners van De Essenburgh grond afstonden, mits er zo dicht mogelijk bij het landhuis een station zou komen: Hulshorst, waar ten eeuwigen dage een trein zou stoppen. Helemaal in de geest van die tijd legden de Essenburghers een speciale weg naar het station aan: de nog steeds bestaande Essenburgweg waarover ze per koets in zeven minuten bij het
station konden zijn. De Essenburgweg begint tegenwoordig waar de Hierdense Beek de Zuiderzeestraatweg kruist, vanaf de oprijlaan 300 meter richting Nunspeet. Vroeger begon de weg bij het huis zelf, langs de oude bedding van de Hierdense beek. Het station is een leuk, eenvoudig gebouwtje, wit geschilderd en echt herkenbaar als station: een monumentje! Na de sluiting is het gelukkig helemaal opgeknapt. Aan één van de muren hangt nog steeds het gedicht dat Gerrit Achterberg in de jaren dertig over Hulshorst schreef. Stel u zich het tafereel voor: de dichter in een trein die er op een donkere avond stopt. In de bossen rond het stationnetje geen andere geluiden dan die van de natuur en van de locomotief. (De snelweg Zwolle-Hoevelaken was er nog lang niet.) Hulshorst, als vergeten ijzer is uw naam, binnen de dennen in de bittere coniferen roest uw station; waar de spoortrein naar het noorden met een godverlaten knars stilhoudt, niemand uitlaat niemand inlaat, o minuten, dat ik hoor het weinig waaien als een oeroude legende uit uw bossen: barse benden rovers, rans en ruw uit het witte Veluwhart. Als uw programma het toelaat, wandel dan eens naar dat historische plekje of kom er op een ander moment terug! Station Hulshorst is te bereiken via de lange wandelroute. BEZIENSWAARDIGHEDEN IN DE ESSENBURGH De voorkamers Wijtgraaf en Rakhorst De Drentse balpoot- of pastoorskast in de Wijtgraaf is gemaakt van palissanderhout en dateert van 1700. Het mahoniehouten Engels staand horloge in de Wijtgraaf is gemaakt door Francis Reed. Het horloge heeft een achtdaags uurwerk met secondewijzer en datumaanduiding. Op de vier hoeken van de beschilderde wijzerplaat staan vrouwenfiguren die de vier jaargetijden symboliseren. De mahoniehouten coulissentafels in beide kamers zijn afkomstig uit Amerika. Ze zijn gemaakt in de periode 1880-1920. De stoelen zijn replica's van een model uit de overgangsperiode Empire-Biedermeier (1800-1840). Het decoratief symbool uit de Empiretijd, de lier, is duidelijk in de rugleuning terug te vinden. De spiegel in de kleine voorkamer dateert van ongeveer 1880 en is gemaakt in de Lodewijk XVI-stijl. Kenmerkend is de strakke omlijsting, die bekroond wordt door een portret met guirlandes of een strik. Langs de profielen lopen parelranden en de vier hoeken van de lijst zijn bezet met vierkante, vlakke kussentjes waarop een rozetje is gemaakt. Aan de wanden hangen fraaie kopergravures en etsen. Opmerkelijk is de landkaart van Gelre, in de Wijtgraaf, met het noorden op een andere plaats dan we gewend zijn. In de kamer Rakhorst zijn de etsen ingekleurd. Op de schoorsteenmantel in deze kamer staat een Franse pendule met brocotgang met bijbehorende kandelaars. In de Wijtgraaf staat op de schouw een negentiende eeuws schoorsteenstuk afkomstig van een landhuis uit de Achterhoek. Het betreft een kopie van Couljos, voorstellend Pan, zoon van Zeus, vriend van de muziek.
Let ook op de vensterbanken en de open haarden van de voorkamers. Die laatste zijn niet meer te gebruiken, want de rookkanalen op zolder zijn afgebroken. De hal Het meest opvallend is de statige trap. Timmerman Bruinink uit Harderwijk is de maker ervan. Goekoop maakte met hem de volgende afspraak: aan de hand van een goedgekeurde tekening zou hij de hele trap in zijn eigen werkplaats kant en klaar maken en dan pas installeren in het landhuis. Als de trap niet zou passen betaalde de burchtvrouwe geen cent van de afgesproken 3000 gulden. Gelukkig: hij paste! Onder de moerbalken liet Goekoop, in 1930, antieke consoles aanbrengen. Over de herkomst en de betekenis van de uitgebeelde figuren weten we tot onze spijt niets met zekerheid. Ze komen waarschijnlijk uit Huize 's-Heerenloo te Ermelo. Ze stammen, net als het huis, uit de Gouden Eeuw. Ook de haard in de hal stamt uit de tijd van Goekoop. Met zijn Veluwse rookverdrijver is hij wel mooi, maar jammer genoeg kunnen we er geen vuurtje stoken. De consoles van de haard komen uit het Catshuis. Goekoop nam ze mee als souvenirs. Het wapen rechts van de haard is van De Essenburgh; links van de haard hangt het wapen van de Abdij van Berne. De lichtkroon in de hal hangt aan een antieke, rijk versierde stang. Dit stuk `meubilair' was het enige waardevolle element dat de Norbertijnen aantroffen, toen ze in 1950 het kasteel kochten. De tekst op de knop luidt als volgt: Vier Schippers van het Gildt, tesamen zijn deelachtigh, geeft hier dees kroonleer milt in dese kerck eendrachtigh. N.W. Er staat geen jaartal bij. Ook is niet bekend aan welke kerk deze kroonluchter door de vier schippers werd gegeven. Op één van de zes kanten staat een zeilschip. Wellicht hing een miniatuur zeilschip aan deze stang en hing het geheel in een kapel van het schippersgilde. Iedere grote kerk had een aantal van die gildekapellen, bijvoorbeeld ook de Grote Kerk in Harderwijk. ROND HET KASTEEL EN IN DE TUIN De voorhof De hoge rode beuken naast het huis zijn ruim 2 eeuwen oud. Met hun lange takken beschermen ze de stam tegen te fel zonlicht en uitdroging. De rode beuk was ooit een gelukkig toeval van de natuur en is sinds 1760 in cultuur gebracht, vooral op landgoederen. Eén van de beuken heeft een ring van knobbels op de voet van de stam; daar is de boom gewond geweest. Voor het huis staan enkele fraaie eiken. Een beuk kan ruim 300 jaar worden, een eik 500 jaar. Het grootste deel van de wandeltuin in de voorhof is aangelegd in het begin van de jaren '60. Het herteneiland Paden leiden de bezoeker rond de parkweide, nu eens met uitzicht op de slanke
koepeltorentjes, dan weer het landhuis verbergend achter trotse kastanjebomen. Hier hebben damherten en bont gevogelte hun woonplaats. Op de sokkel in de hertenweide stond tientallen jaren een fraai beeld van Pandora. Op een donkere avond in de jaren '60 werd het door baldadige jongelui omver getrokken. Let ook op de wijze waarop de herten én de mensen hun eigen `gang' kunnen gaan via een tunnel vlakbij de houten Onlandbrug. Via de Onlandbrug kunt u doorlopen tot vlakbij de Zuiderzeestraatweg. De berg Vlak bij de straatweg ligt in de tuin een heuveltje met bomen. Goekoop heeft het destijds laten opwerpen omdat de kleur van de stenen van de boerderij aan de overzijde haar niet aanstond. Ze wenste de boerderij niet meer te zien en loste dit probleem op door de heuvel. De muur De middelste bank van de muur langs de oprijlaan komt nog uit het park rond het Catshuis, de woning van Goekoop voordat ze naar De Essenburgh verhuisde. Zij liet de muur daar optrekken, omdat ze de erachter gelegen voormalige portierswoning niet kon kopen. De toenmalige eigenaar verhuurde zijn huis als pension voor toeristen en had, om hen te gerieven, een terras aangelegd opdat de pensiongasten de tuin van Goekoop konden bewonderen (tot haar grote ergernis!). De eigenaar van de portierswoning had geen oren voor haar absurd lage bod. Nou, dan maar een muur! De bronnenvijver In de kleine, door oude rododendrons omzoomde vijver met waterval bevinden zich twee bronnen: één aan de voet van de waterval en de andere dichter bij het kasteel. De laatstgenoemde bron is aangeboord. Door deze bronnen heeft het water een constante temperatuur van 10 graden en bevriest het zelfs in strenge winters niet. Goekoop liet het water enkele malen onderzoeken. Daarbij kwam vast te staan dat het geschikt is voor consumptie. De radium-emanatie is te vergelijken met die in de Sprudel uit Karlsbad. Oudere streekbewoners weten nog dat er geneeskrachtige werking aan toegeschreven werd. Tussen 1951-1955 is het bronwater op de markt geweest onder de naam Essenburgher Bron. Door overlast voor het klooster kwam een eind aan deze exploitatie. In 1972 is een nieuwe poging gewaagd. Rotterdam zou een prima afzetgebied kunnen worden en een bekend grootwinkelbedrijf had er belangstelling voor. Maar ook deze handel is niet doorgegaan. De tegenpartij kwam niet alle regels van het contract na. De twee leeuwenkoppen spuwen grachtwater in de vijver; romantisch, want het gaat om het klateren en het spel van het water. Norbertijnenpriorij De Essenburgh Het voormalige koetshuis van het kasteel is, na een ingrijpende verbouwing, al tientallen jaren een klooster, waar mannelijke religieuzen wonen. Er kan een afspraak gemaakt worden voor een ontvangst door de gastenpater waarin deze vertelt over het doel en de activiteiten van de kloostergroep. Een vriendelijk verzoek: niet vlak langs het klooster gaan wandelen. De uil De uil aan de kloosterkant van de gracht is een geschenk van een gast als dank voor genoten gastvrijheid. In het dierenbos krioelt het van deze betweters, maar er is er maar één die de echte wijsheid in pacht heeft. Het oude bosje Het bosje naast de bronnenvijver stamt nog uit de Westervelttijd in de 18de eeuw. De wandelaar treft daarin onder meer een opmerkelijke taxusstruik, enkele acacia's met hoge
landschappelijke waarde en een (zwaar beschadigde) Japanse pagodeboom. De ploeg van Broeder Leo Ter herinnering aan broeder Leo, de kloosterling-boer, die op een donkere avond in november is verongelukt, plaatsten de kloosterlingen zijn oudste ploeg op een sokkel: hiermee gedenkend aan hun markante medebroeder. Achter het monumentje staan twee jonge Japanse honingbomen (Saphora Japonica). De ploeg staat langs het weggetje, dat begint bij de vlaggemast, richting boerderij. De gasten van Instituut De Essenburgh worden verzocht hun wandeling voort te zetten achter deze gebouwen om. De boerderij De voormalige boerderijgebouwen worden gebruikt als conferentieruimte voor de cursussen van het klooster en als atelier van kloosterling-kunstschilder Jan de Kort. Achter de boerderij ligt een groot stuk jong bos. De bibliotheek In het witte gebouwtje binnen de gracht is de bibliotheek van het klooster gevestigd. In vroeger jaren heeft het onder andere dienst gedaan als woonhuisje van de tuinman, stal, kunstatelier, timmerwerkplaats, fietsenstalling en autogarage. Ernaast staat een gecultiveerde boom, een treurbeuk, die typisch is voor landgoederen en begraafplaatsen. Communiteit Mariëngaard U loopt achter langs Mariëngaard, het woonhuis van vrouwen die er vanaf medio 1994 een religieus leven willen leiden in gebed, gemeenschappelijk leven en gemeenschap van goederen. Zij willen deze evangelische raden vorm geven binnen de orde van de Norbertijnen. De laan en de Hierdense Beek De wandelaar komt nu bij de punt van de gracht, waar men het overtollige water kan lozen op de beek. De bomen van de laan zijn veelal beuken, gemengd met eiken. Eiken en beuken kunnen prima vlak bij elkaar staan, want de eik wortelt diep en de beuk heeft een oppervlakkig wortelstelsel. Eén van de bomen lijkt op een olifant.
TWEE WANDELINGEN IN DE OMGEVING De wandelingen beginnen beide achter het gebouw. De kortere wandeling duurt ongeveer 5 kwartier, de lange wandeling duurt ongeveer 7 kwartier. Neem het smalle paadje aan de overzijde van de Hierdense Beek, langs het weiland naar rechts. Volg de beek tot aan de Zuiderzeestraatweg. Steek deze schuin naar links over en ga verder over de Essenburgweg. Het opvallende huis aan deze fraaie weg heet Nachtegaal. Op de eerstvolgende kruising slaat u linksaf. U komt langs kampeerboerderij De Waterlelie. Let op de rabatten (opgehoogde dijkjes), waarop moerasbomen zijn geplant. Ga vervolgens naar rechts: de oprijlaan van Landgoed Hulshorst. (Zie de tekst over landgoed Hulshorst.) Volg deze laan, langs prachtige beuken en platanen, tot aan de Vuurkuilweg. Op dit punt aangekomen kunt u kiezen tussen rechtsaf slaan, dit is de korte wandeling De korte wandeling Bij de brug over de Hierdense Beek gaat u naar rechts, u komt langs een waterval en aan het eind van deze weg ligt Spiekerhierden, een fraaie boerderij die vroeger bij De Essenburgh
hoorde. Daarna gaat u linksaf tot de Zuiderzeestraatweg waarna u weer naar rechts moet. U passeert het witte huis Klein Essenburg. De geschiedenis van dit huis is nauw verbonden met die van De Essenburgh. Vervolgens komt u uit bij de oprijlaan van kasteel De Essenburgh. De lange wandeling [checken] U steekt de Vuurkuilweg over en wandelt verder via het onlangs gerestaureerde Van Meurswegje. U komt dan langs een oude veelstammige beuk. Ga verder langs het Zilverbeekje tot op de Oudeweg. Daarna slaat u rechtsaf, langs de spoorweg. [U passeert rechts het voormalige station Hulshorst.] Vervolgens loopt u door tot de Hof van Hulshorst en gaat daar rechtsaf. Bij de waterval in de Hierdense Beek weer naar rechts, via de onverharde Hessenweg langs de beek. Aan het eind van deze weg ligt Spiekerhierden, een fraaie boerderij die vroeger bij De Essenburgh hoorde. Daar gaat u naar links, via de Wijtgraaf. Aangekomen bij de Zuiderzeestraatweg gaat u naar rechts. U komt langs het witte landhuis Klein Essenburg. Even later ziet u links de oprijlaan van De Essenburgh. Geschiedenis van Klein Essenburgh Heribert Willem Aleid Sandberg, de toenmalige bewoner van De Essenburgh, bouwde omstreeks 1870 Klein Essenburgh voor zijn oudste zoon, Samuel Johannes, die in 1868 was getrouwd. Tot aan 1927 woonden leden van het geslacht Sandberg in het witte landhuis. In dat jaar werd het verkocht aan de familie Lourens. Leden van deze familie woonden er tot 1990.
EIGENAARS EN BEWONERS VAN DE ESSENBURGH Jaren waarin deze personen in het kasteel woonden of eigenaar waren. 1652-1681 Johan Coolwagen, bouwheer van De Essenburgh, stammend uit een oud Harderwijks geslacht van gildemeesters. 1681-1691 De Essenburgh verpand en later in handen van makelaar Z. Breske, die er zelf niet in heeft gewoond. 1691-1696 Cornelis Noorman, koopman te Amsterdam. 1696-1721 Cornelis en William Marquis, stiefzonen van Cornelis Noorman. Cornelis Marquis was pastoor te Kampen. William Marquis verbleef in Smyrna, Klein Azië (Turkije). 1721-1761 Anthony van Westervelt, burgemeester van Harderwijk. Na het overlijden van zijn eerste vrouw gehuwd met Arlandia van Croonenburgh, weduwe van William Marquis. Arlandia liet bij haar overlijden in 1724 aan ieder van haar twee stiefkinderen de helft van landgoed De Essenburgh na. Stiefkind Herbert kreeg de noordelijke helft met het landgoed en Aleida Johanna het zuidelijke deel. Anthony liet voor Aleida Johanna het Huis te Leuvenum bouwen, toen ze in 1744 huwde met haar achterneef Willem Jan van Westervelt om het familiebezit veilig te stellen! 1761-1792 Herbert van Westervelt, reeds vermeld en lid van de Harderwijkse Magistraat. Hij liet De Essenburgh opknappen. Bouwmateriaal zou afkomstig zijn van het naburige afgebroken kasteel Bekenburg.
1792-1813 Frederika Henriëtte van Westervelt tot Essenburg, dochter van Herbert van Westervelt tot Essenburgh. Toen in 1797 de toren van de Grote Kerk in Harderwijk op het middenschip was gevallen deed zij samen met haar grootmoeder Mechteld het aanbod aan de straatarme stad om de kosten van het herstel van de kerk te dragen. Zij sterft kinderloos en laat haar bezit, de noordelijke helft, na aan haar achternicht Aleyda Johanna van Westervelt, kleindochter van de reeds vermelde Aleida Johanna. Na bijna een eeuw was het landgoed langs de Hierdense Beek weer in één hand! 1813-1854 Samuel Johannes Baron Sandberg tot den Essenburg, gehuwd met genoemde Aleyda Johanna van Westervelt. 1854-1895 Heribert Willem Aleid Jhr. Sandberg van Essenburg. Hij bouwde omstreeks 1870 de villa Klein Essenburg voor zijn oudste zoon Samuel Johannes die in 1868 was getrouwd. Tot aan 1927 woonden leden van het geslacht Sandberg in het witte landhuis schuin tegenover het kasteel. Bij zijn dood erfde de tweede zoon, Cornelis Johan, De Essenburgh en kwam het Huis te Leuvenum in handen van Henri, de vierde zoon. Daar was het al eerder genoemde Huis te Leuvenum inmiddels afgebroken (1856). Het landgoed was weer versnipperd; nu voorgoed. 1895-1907 Cornelis Johan Jhr. Sandberg van Essenburg, reeds vermeld. Deze jonker en zijn gezin leefden, ondanks de malaisetijd, op nogal ruime voet. Het einde van de Sandberg-tijd op De Essenburgh kwam in zicht. 1907-1924 Heribert Willem Aleid Jhr. Sandberg van Essenburg. Doordat hij zijn bezit niet meer kon financieren moest in 1924 tot openbare verkoop worden overgegaan. In de nadagen van Heribert (in 1921/1923) bouwde zijn neef Cornelis Johan, een nazaat van de al genoemde Henri een nieuw Huis te Leuvenum; zeer tegen de zin van Heribert W.A., omdat het min of meer een kopie is van De Essenburgh. Mede op aandringen van zijn vrouw verbouwde Heribert villa Klein Essenburg (1922). Na afhandeling van de financiële problemen konden ze dus nog wel met iets voor de dag komen, bijvoorbeeld met hun Chevrolet, de enige in de omgeving. Ze hadden een particulier chauffeur en huisknecht. Het kinderloze echtpaar heeft op Klein Essenburg gewoond tot aan het overlijden van de freule in 1926. Jonker Heribert verkocht Klein Essenburg voor 8700 gulden aan de familie Lourens uit Leeuwarden en vertrok naar Den Haag. In de jaren '30 bezocht hij met zijn vriend, graaf van Limburg Stirum van het Rode Koper, van tijd nog de oude trouwe bedienden van de familie. Heribert overleed te Den Haag in het jaar 1945. Wegens het uitsterven van de Essenburghse tak van de familie ging de naam Sandberg van Essenburg over op de kleinzoon van Heriberts broer Honoré, Heribert Willem Aleid (geboren in 1947). 1924-1928 Openbare verkoping (1924); daarna enkele jaren geen bewoners. Het kasteel kwam voor 12.300 gulden uiteindelijk in handen van een Haagse advocaat-speculant. 1928-1938 J. Goekoop-de Jongh. Over haar wel en wee wordt elders uitgebreid bericht. 1938-1950 Het huis had in de twee jaren voor de oorlog geen bewoners. Direct na de inval van de Duitsers werd de leegstaande Essenburgh enige tijd gebruikt door de Wehrmacht. In 1943 functioneerde het als noodverzorgingshuis voor ouden van dagen en gehandicapten uit de kuststreek. Tot het eind van de oorlog huisden er weer bezetters in: de Hermann Goering Divisie.
De toenmalige eigenaar, een zekere Carp, was `feindfreundlich' en week na de oorlog uit naar Zuid-Afrika. In 1945 werd De Essenburgh door de overheid in beslag genomen en gedurende enkele jaren verbleven er oorlogsgetroffenen uit Arnhem (Geitenkamp) en NSB'ers uit Suriname (Jodensavannah). Na 1947 waren er geen bewoners, viel het inmiddels lege landhuis ten prooi aan vandalisme en werden allerlei sierelementen in de tuin vernield of onrechtmatig meegenomen. 1950-heden De Norbertijnen-abdij van Berne werd eigenaar van het landgoed en sinds 1977 bewonen de leden van de Priorij alleen nog het in 1959 verbouwde voormalige koetshuis. 1969-heden Vormingscentrum De Essenburgh, nu Instituut Training, Vorming, Scholing/Conferentieoord genoemd. Het instituut huurt het kasteel, de nieuwbouw en een deel van de tuin van de kloostergemeenschap der Norbertijnen.