HET KASTEEL VAN WISSEKERKE Het kasteel van Wissekerke staat momenteel volop in de belangstelling. Er is namelijk sprake van dat de fusiegemeente Kruibeke het misschien zou aankopen. Dit is een gelegenheid om aan onze leden de geschiedenis van dat kasteel te verhalen. Het is een geschiedenis die over honderden jaren loopt. Het kasteel is immers niet op één dag gebouwd. Zo zit zijn geschiedenis voor een groot deel verweven met de geschiedenis van Bazel. En de hele geschiedenis begint met de bouw van een houten toren! EEN HOUTEN TOREN Het graafschap Vlaanderen, zoals we weten, werd gesticht door graaf Boudewijn II in of kort na 883 (zie jaargang 1984 blz. 79). Die graaf of een van zijn opvolgers gaf aan een ridder een grote partij gronden in leen, waartoe de omgeving Barsele behoorde. Deze omgeving werd zo genaamd naar een grote schuur die daar in de 7de eeuw was gebouwd door enkele ingeweken Germanen, een schuur waarin mens en vee samenhuisden. Want Barsele betekent niets anders dan : huis of schuur die op barre, woeste grond staat. Wij zouden het nu zo kunnen vertalen : Huis ten Barre. De ridder die de gronden in leen kreeg, kreeg ook de macht om in naam van de graaf het gebied te besturen en er recht te spreken. Hij werd daarom de heer van die leengronden genoemd en zijn leen werd een heerlijkheid, de heerlijkheid Barsele. Dat alles moet gebeurd zijn tussen het jaar 900 en het jaar 1000, mogelijk iets later. De ridder, de heer van Barsele, was dus een leenman van de graaf van Vlaanderen. Hij was de graaf trouw verschuldigd en als de graaf ergens in oorlog geraakt, moest hij voor de graaf gaan vechten. Ook stond hij in voor de verdediging van zijn heerlijkheid en haar bewoners. Daarom deed hij zich een burcht bouwen, die niets meer was dan een houten toren. Die toren stond op een verhoogde grond, een "mote", die omgeven was met een palissade en een gracht. De ridder bewoonde die burcht of houten toren. In tijden van gevaar konden ook de schaarse bewoners van de omgeving er gaan schuilen met hun vee en andere have. Die bewoners waren toen allen horigen of lijfeigenen, op een paar na misschien. Wat ze bezaten was zeker niet veel. Mogelijk heeft de houten toren gestaan aan de westelijke kant van het huidige kasteel. In de vijver ligt daar nog een "motke" dat mogelijk een overblijfsel is van de oorspronkelijke grote mote. We kennen enkelen van de vroege ridders van Barsele. Ze noemden zich eenvoudig naar hun heerlijkheid, want familienamen bestonden nog niet. Zo kennen we ridder Boidinus van Barsele, die in 1178 optrad als getuige toen graaf Filips van de Elzas de Antwerpse abdij Sint-Michiel in haar goederen en rechten bevestigde. In 1214 streed "de ridder van Barsele" met graaf Ferrand tegen de Franse koning Filips August II in de slag bij Bouvines (Noord-Frankrijk). Hij werd daar met vele andere Vlaamse ridders en met de graaf zelf gevangengenomen.
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
1
In 1221 stond ridder Boudewijn van Barsele aan de bisschop van Doornik de tienden af die hij op Bazel mocht heffen. In 1260 veroorzaakte ridder Adam van Barsele de rechten die hij meende te hebben op de nalatenschap van ridder Alexander van Hemessem; en in hetzelfde jaar nog was hij getuige toen ridder Bertram van Bordebure (die het Oudhof bewoonde) landerijen verkocht aan de Sint-Bernaardsabdij.
De oudste beschrijving van de heerlijkheid Barsele dateert van omstreeks 1320 : "Min vrouwe van Risinghen houdt van minen here van Vlandren CCCC ende L bunre lants te lene... ende es sculdech ridderlicken dienst; ende hier af es se houdende selve xxiiij bunre ende hier af heeft se hof ende dingt met mannen ende met scepenen" (RAG, Oorkonden van de graven van Vlaanderen, nr. 1148). De heerlijkheid Barsele had dus een oppervlakte van 450 bunders of ongeveer 600 hectaren. Maar die gronden lagen niet allen op het huidige grondgebied van Bazel. In 1365 schreef men dat de gronden van de heerlijkheid "in diversche prochien" lagen. Er lagen er inderdaad op Vrasene, Melsele (Gaverland) en in het ' s-Gravenbroek van Rupelmonde. Van Bazel behoorden tot de heerlijkheid hoofdzakelijk de volgende oude wijken : de Dorpswijk (het noordelijk deel daarvan uitgezonderd), de Bergkouter, ongeveer de helft van de Molenkouter, de Wijnakkerhoek, de Weyspoel en de noordelijke helft van de Teerling. De heer van Barsele was de graaf van Vlaanderen ridderlijke dienst verschuldigd, d.w.z. dat hij altijd bereid moest zijn, geharnast en te paard, op eigen kosten voor de graaf te strijden waar en zolang het deze beliefde. Hij moest daarbij, ook op eigen kosten, een schildknaap meebrengen die zoals hij geharnast en te paard streed. Zo zijn de heren van Barsele altijd ridders geweest. Vrouwe van Risinghen die in 1320 de heerlijk hield, heette Clarissie met haar voornaam. Zij was de weduwe van ridder Raas van Borselen die tusser 1309 en 1312 was overleden Van vrouwe van Risinghen zegt de tekst van omstreeks 1320 nog dat ze van de 450 bunders er zelf 24 hield. Dat wil zeggen dat ze 24 bunders of ongeveer 32 hectaren in eigendom bezat. De overige 426 bunders waren toen al in leen (= eigendom) bij een groot aantal boeren. Dezen waren de mannen, de leenmannen van de heer of de vrouwe van Barsele. De lijfeigenschap er de horigheid waren in 1320 al lang afgeschaft. De heer of de vrouwe bestuurde de heerlijkheid niet zelf. Ze werd bestuurd door de voornaamste leenmannen, die samen met vier schepenen en een baljuw het hof uitmaakten. Dat hof fungeerde ook als vierschaar ("dingt") voor gerechtszaken die de gronden van de heerlijkheid betroffen. EEN STENEN BURCHT Hoelang de vroege ridders van Barsele in hun houten burcht of toren hebben gewoond, weten we niet. We weten wel dat ridders kort na 1200 stenen burchten begonnen te bouwen, niet alleen in steden zoals Gent, maar ook op het platteland. Een ridder van Barsele ging met zijn tijd mee.
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
2
Rond het jaar 1265 gaf graaf Gwijde van Dampierre de heerlijkheid Barsele in leen aan de Zeeuwse ridder Raas van Borselen. Deze had in Zeeland altijd de partij van de graaf gekozen in diens politieke twisten met de graaf van Holland. In 1298 kreeg hij van de Vlaamse graaf nog een ander leen : elk jaar 50 pond groten Vlaamse munt, die hem moesten betaald worden uit de inkomsten die de graaf had in de Vier Ambachten. Vijftig pond groten waren 12.000 zilverstukjes. Het was niet voor niets dat twee zonen van Raas in 1302 voor de graaf meevochten in de Slag der Gulden Sporen (zie jaargang 1983, blz. 101). Die Zeeuwse ridder Raas van Borselen gaf aan de heerlijkheid Barsele een nieuwe naam. Hij noemde haar de heerlijkheid Wissekerke. Zo kon zijn heerlijkheid niet meer verward worden met de parochie Barsele, die niet alleen ouder maar ook groter was dan zijn heerlijkheid. Met die nieuwe naam verwees Raas meteen naar Zeeland, het land van zijn herkomst (zie : Bazel in Waas, blz. 55). Raas van Borselen gaf aan zijn heerlijkheid niet alleen een nieuwe naam, hij bouwde er ook een nieuwe burcht, een stenen burcht die de voorname rang van zijn heerlijkheid waardig was. Die heerlijkheid was immers een van de vier groten in het Land van Waas, met Cauwerburg (Temse), Eksaarde en het Land van Beveren. De gewelfde kelders van die burcht liggen nog altijd onder het huidige kasteel. We kijken bewonderend naar hun sterkte en architectuur en zeggen bij onszelf : de man die ze liet bouwen heeft op geld niet moeten zien !
De bovenbouw van de burcht werd opgetrokken in het materiaal dat in die tijd veelal gebruikt werd : onregelmatige brokken en scherven arduin die verbonden werden met tras. Daarvan getuigt het ronde torentje aan de zuidkant, waarin een uitgesleten witstenen wenteltrap staat en dat bij latere verbouwingen onveranderd behouden bleef. We schatten dat de burcht gebouwd werd rond,. 1275, niet veel vroeger of later. De kelders onder het huidige kasteel zijn dus ruim 700 jaar oud (zie jaargang 1984, blz. 8586).
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
3
In zijn burcht stichtte Raas een kapelanij onder de titel Onze-Lieve-Vrouw van Wissekerke. De jaarlijkse opbrengst van een aantal gronden werd bestemd om een priester te vergoeden die dagelijks in de burcht een mis moest lezen. Die kapelanij kreeg van de graaf van Vlaanderen het recht de totale vrijheid te waarborgen van de vrijverklaarden en hun afstammelingen voor altijd. Zij die zich daarvoor bij de kapelanij lieten inschrijven, moesten dan wel jaarlijks per hoofd aan de kapelanij 2 déniers betalen, bij een huwelijk moesten ze er 6 betalen en bij een overlijden moesten de erfgenamen er 12 betalen. Dat bracht de kapelanij wel een aardig centje op. Voegen we hier nog bij dat er in 1368 door afstammelingen van Raas var Borselen een kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw gesticht werd in de parochiekerk van Bazel (zie : Bazel in Waas, blz. 177-181) EEN NIEUWE BURCHT In 1516 werd de heerlijkheid Wissekerke gekocht door Lieven van Pottelsberghe. Hij kocht meteen de heerlijkheid Ten Dorent op Bazel en betaalde voor beide samen 1000 pond groten Vlaamse munt. Dat waren 240.000 zilverstukjes. Kort daarop kocht hij nog de heerlijkheic Beaufort op Bazel en een paar heerlijkheden buiten Bazel (Wie Lieven var Pottelsberghe was hebben we vroeger verteld in de jaargang 1980, blz. 3-9). In 1520 en 1521 werd Lieven door keizer Karel gemachtigd om alle aangekochte heerlijkheden te verenigen met de heerlijkheid Wissekerke, die ze een oppervlakte kreeg van 637 bunders of 847 hectaren. Vergelijk die oppervlakte met die van Rupelmonde, die maar 188 ha bedraagt. Uit een officieel document van 1626 weten we hoeveel bunders van Wissekerke op de parochie Bazel lagen : "Wissekercke... groot omtrent 190 bunderen, bestreckende hem deur de geheele prochie". Van die 190 bunders lagen er ongeveer 10 op het huidige Steendorp en 180 of 240 ha op het huidige Bazel, dat een oppervlakte heeft van 1.694 ha. Eén zevende van het Bazels grondgebied behoorde dus tot de heerlijkheid Wissekerke, en niet het hele Bazel zoals dikwijls wordt gedacht. Tot Wissekerke behoorde nu wel de hele Dorpswijk en al de oude wijken die eraan paalden, plus de Eerste Kraakwijk. Al in 1521 schonk Lieven van Pottelsberghe dat hele vergrote Wissekerke aan zijn zoon Frans van Pottelsberghe, die Jacquemine de Bonnières de Suastre trouwde. Blijkbaar vonden vader en zoon dat de stenen burcht van Raas van Borselen te ouderwets, te koud en te somber was om er een jonge bruid onder te brengen, En omdat ze schatrijk waren aarzelden ze niet een nieuwe burcht te bouwen, Ze moeten daarmee begonnen zijn rond 1520. De burcht van Raas van Borselen werd gesloopt, op het ronde uitkijktorentje na, dat nu noq aan de zuidkant staat. Ook de kelders bleven behouden Die konden niet verbeterd worden. Op die kelders werd een nieuwe burcht gebouwd in de stijl die toen in de mode was, de zogenaamde traditionele stijl. Het meest karakteristieke van die stijl is dat baksteen en witte natuursteen samen worden verwerkt tot een harmonisch geheel. Die stijl is nog goed merkbaar in de vierkante toren die aan de zuidkant naast het middeleeuwse torentje staat. Ook die toren bleef bij een latere verbouwing vrijwel onveranderd. In
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
4
1590 echter kreeg hij een achthoekige bovenbouw die overtopt werd met een naaldspits.
Het kasteel van Wissekerke in 1644. Gravure ontleend aan Flandria Illustrata van Antonius Sanderus.
Hoe de nieuwe burcht er honderd jaar later uitzag, weten we precies door de gravure die Antonius Sanderus ervan plaatste in zijn "Flandria Illustrata". Bekijk even die afbeelding. Het hele kasteel lag omgeven met water. Een brug die op houten pijlers rustte, gaf toegang tot de mote. Ze liep uit op een plein dat tussen de drie vleugels van het kasteel lag. Oorspronkelijk was die brug een ophaalbrug. De vaste brug kwam er pas in 1590. Voor het kasteel lag het neerhof. Links in de omheiningsmuur zien we de nog bestaande duiventoren , die destijds ook diende als uitkijkpost over de polder. Rechts zien we het woonhuis en de schuur van de man die het land van de heer bewerkte. De schuur hebben wijzelf in onze kinderjaren nog gekend.
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
5
Wie de gravure bij Sanderus aandachtig bekijkt zal bemerken dat de twee zijvleugels van het kasteel zeer van elkaar verschillen. Dit is een gevolg van de brand die in 1583 de linkervleugel vernielde. De heer van Wissekerke was toen Servaas van Steelant die sedert 1562 baljuw van Waas was. Op 29 oktober 1583 had hij het Land van Waas opengesteld voor de Spaanse troepen van Alexander Farnese, hertog van Parma. Nog diezelfde dag werd het kasteel van Rupelmonde door Spanjaards bezet. Toen de Antwerpse burgemeester Filips Marnix van Sint-Aldegonde dat vernam, zond hij twee vendels soldaten naar Rupelmonde om het kasteel te heroveren. Die slaagden niet in hun opzet en keerden de dag daarna over Bazel terug naar Antwerpen. Uit wraak tegen van Steelant staken ze zijn kasteel in brand, waarvan de hele linkervleugel in de as werd gelegd. Ook de vierschaar van Bazel die maar net was heropgebouwd, werd toen in brand gestoken. Van Steelant herbouwde de vernielde linkervleugel van zijn kasteel in 1590. De nieuwe vleugel is hoger dan de oude rechtervleugel en daardoor ook minder log. Hij heeft ruimere vensters en een opschietend dak zonder kantelen. De vierkante toren aan de zuidkant kreeg toen ook een achthoekige bovenbouw, zoals we hiervoor al schreven. Die toren had ook onder de brand van 1583 geleden. Intussen had Servaas van Steelant meer dan een jaar met Farnese meegewerkt aan het beleg van Antwerpen. Deze stad kapituleerde op 17 augustus 1585 en tien dagen later, op 27 augustus, deed Farnese er zijn intrede. Hij reisde over Bazel en stapte even af voor een kort bezoek aan het geteisterde kasteel van zijn medewerker. Hij moet dan wel ontvangen zijn geweest in de rechtervleugel, de westelijke vleugel. In het kasteel hangt een schilderij van Constant Cap (geboren te Sint-Niklaas 1842, overleden te Antwerpen 1915), die dat historisch bezoek voorstelt. Over Servaas van Steelant meer in de jaargang 1980, blz. 73-88. Een afbeelding van hem in de jaargang 1985, blz, 102. EEN HERENKASTEEL Op 17 december 1778 werd te Gent een Filip Louis Vilain XIIII geboren. Zijn vader Filip Mathias was hoogbaljuw van Gent. Zijn moeder Anna Maria Coleta van Ghellinck stierf kort na zijn geboorte. Zo werd de pasgeboren Filip Louis de enige rechtstreekse erfgenaam van zijn overgrootmoeder Anna Francisca van de Kethulle die toen barones van Wissekerke en gravin van Rupelmonde was. Deze schonk hem bij akte van 14 juli 1779 beide heerlijkheden. De nieuwe heer van Wissekerke was toen nog geen volle zeven maanden oud. Hij is niet lang heer van Wissekerke gebleven. In 1794, toen hij nog geen 16 jaar was, trokken de Franse legers ons land binnen en ons land werd bij de Franse Republiek ingelijfd. Alle heerlijkheden, heerlijke rechten en titels werden afgeschaft. De heerlijkheid Wissekerke bestond niet meer. Ze werd opgeslorpt in "de commune" of gemeente Bazel. En Filip Louis Vilain XIIII was geen heer meer van Wissekerke. Hij was nu een burger, een "citoyen", zoals hij zichzelf in officiële brieven noemde. Dat belette hem niet een schitterende loopbaan te maken. Wij hebben die in het kort geschetst in de jaargang 1984, blz. 113-117. Ons interesseert hier nu wat Filip Louis
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
6
deed met de burcht, die de van Pottelsberghen bouwden. Die burcht heeft hij verbouwd tot een imposant herenkasteel. Al in 1803 deed hij de rechthoekige vensters vervangen door vensters met
renaissancebogen. Hij deed de brug wegnemen en de wal voor het kasteel vullen met de aarde van de vergrote vijver en met aarde die gegraven werd in de dreef voor het kasteel. In 1811. volgde de grote verbouwing. Filip Louis deed de oude burcht vergroten met de ruimte die tussen de drie vleugels lag. Hij deed daarvoor de twee zijvleugels verbinden door een rondbogige muur. De ruimte daarbinnen werd een vestibule, waarboven een verdieping werd opgetrokken. Verder werd het hele kasteel aan de buitenkant verbouwd in neogotische stijl. Alles naar een ontwerp van de architect Francois Verly. Het was het eerste gebouw dat in die stijl in onze gewesten werd opgetrokken. Evenals de oude gotische stijl is ook die stijl vooral gekenmerkt door de spitsbogen boven vensters en deuren. In 1850 werd de westelijke vleugel dan nog met een tweede verdieping verhoogd.
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
7
De monumentale poort waardoor men het domein van het kasteel betreedt, werd gebouwd nadat in 1832-1833 het traject van de Lange Gaanweg tot aan de Beekdam was aangelegd (zie : Bazel in Waas, blz. 163). De stalen brug die over de vijver hangt, is de eerste van die soort in België. Ze werd in 1820 ontworpen door ingenieur Vifquin en werd kort daarop geplaatst. Ze meet 28 meter lang, is 2 meter breed en heeft een draagvermogen van 40 ton. Filip Louis Vilain XIIII was beslist een groot bouwheer.
Samenvattende kunnen we zeggen dat het huidige kasteel van Wissekerke tot stand kwam in drie fasen, die in de tijd ver van elkaar lagen. 1. De kelders en het ronde torentje aan de zuidkant dateren van omstreeks 1275 en werden gebouwd door de Zeeuwse ridder Raas van Borselen. 2. De drie vleugels, oost zuid en west, werden rond 1520 in traditionele stijl gebouwd door Lieven en zoon Frans van Pottelsberghe. - De oostelijke vleugel werd evenwel in 1590 herbouwd door Servaas van Steelant, nadat hij in 1583 door een brand was vernield. 3. De drie vleugels werden in 1811 aangevuld met de vestibule en het geheel werd verbouwd in neogotische stijl door Filip Louis Vilain XIIII, die in 1850 de westelijke vleugel nog met een verdieping verhoogde. Het kasteel is zo in zijn geheel een aloud monument dat ons herinnert aan een groot deel van onze plaatselijke en gewestelijke geschiedenis. Het heeft bovendien een grote cultuurhistorische waarde. Het zou spijtig zijn als het aan verval en ondergang prijsgegeven werd. A. Maris.
HK 1986 4 Het kasteel van Wissekerke
8