Het totalitarisme
Docent:
Jelle de Bont
I. Raaijmakers
444049 Postvak 53 8 april 2011 Blok BA CW PC 3.4 Take home exam 1a Aantal woorden 1493
Totalitarisme is een controversiële term, waarvan de betekenis niet bij voorbaat vaststaat. Er bestaan verschillende visies op het totalitarisme en zodoende is het lastig een alomvattende definitie van het begrip te geven. Als voorlopige definitie gebruik ik die van Schapiro (1983): Het totalitarisme is een nieuwe vorm van dictatuur die opkwam door de massademocratie na de Eerste Wereldoorlog. Karakteriserend voor een totalitair regime is de heerschappij van een leider, die met behulp van een ondergeschikte elite en een gemanipuleerde ideologie de totale controle over de staat, de samenleving en het individu wil bereiken (pp. 118-119). Om deze totale controle te bereiken, zijn propaganda en terreur belangrijke factoren. Wat essentieel is bij het omschrijven van het totalitarisme, is het onderscheid tussen theorie en praktijk. In de praktijk worden vaak het communisme en het fascisme als totalitaire regimes omschreven, al bestaat er veel kritiek op deze veronderstelling. Hierover volgt later meer. Waar ik nu allereerst de aandacht op zal vestigen, is het totalitarisme als theoretisch begrip. Het totalitarisme kan bovenal omschreven worden als een modern verschijnsel. De term is pas ontstaan in de jaren 20 van de vorige eeuw en werd aanvankelijk door Benito Mussolini en de Italiaanse fascisten gebruikt om zichzelf te beschrijven. In deze context was het gebruik van de term uitsluitend positief en verwees het naar de perfecte wereld, waarin de staat alles controleert. De totalitaire staat was in de ogen van Mussolini dus een ideaal waarnaar gestreefd moest worden. Pas later kreeg het begrip een negatieve betekenis doordat de term werd gebruikt om naar het nationaalsocialistische regime van Adolf Hitler te verwijzen. Na de Tweede Wereldoorlog werden naast de Italiaanse fascisten en de Duitse nationaalsocialisten, ook de communisten omschreven als totalitair (Kershaw, 1993, pp. 2326). Waar het totalitarisme dus een modern politiek verschijnsel is, zijn de achterliggende ideeën al eeuwenoud. Al in de geschriften van Plato, Aristoteles en Heraclitus zijn kenmerken te vinden van het totalitarisme. In latere eeuwen hebben de opvattingen van onder andere Machiavelli, Hobbes en Hegel bijgedragen aan de theorie van het totalitarisme. Het is hier niet van belang al die ideeën uitvoerig te beschrijven. Het is echter wel goed om dit onderscheid, dat wil zeggen het onderscheid tussen de eeuwenoude ideeën die ten grondslag liggen aan de theorie van het totalitarisme en het totalitarisme als modern politiek fenomeen, altijd in het achterhoofd te houden. Terwijl het dus gebaseerd is op eeuwenoude ideeën, is het totalitarisme een modern fenomeen, dat wil zeggen dat moderne middelen van controle en communicatie hebben bijgedragen aan de opkomst van het totalitarisme als politiek verschijnsel (Hayes, 1973).
Naast het gebruik van moderne communicatie- en controlemiddelen, zijn er nog een aantal kenmerken van het totalitarisme te onderscheiden. Zo baseert het totalitarisme zich altijd op een sterke ideologie, is de rol van de leider uiterst belangrijk en spelen propaganda en terreur een voorname rol. Al deze aspecten dragen bij aan het creëren van een maatschappij onder totale controle van de staat. Het staat hiermee lijnrecht tegenover de waarden van de liberale democratie, aldus Tzvetan Todorov. In zijn boek Mémoire du mal, tentation du bien. Enquête sur le siècle zegt Todorov dat de liberale democratie gebaseerd is op het samengaan van twee grondbeginselen, namelijk de ‘autonomie van het collectief’ en de ‘autonomie van het individu’. De autonomie van het collectief houdt in dat iedereen gelijk is en dus onderworpen is aan dezelfde wetten en bovendien dezelfde rechten heeft. De autonomie van het individu wordt gewaarborgd door het pluralisme. Conservatieve kritiek op de liberale democratie is dat deze te individualistisch en nihilistisch is: In een democratische samenleving is geen plaats meer voor gemeenschappelijke waarden. Deze kritiek vormt de basis voor het totalitarisme. Het totalitarisme verwerpt daarom het beginsel van de individuele autonomie en stelt collectieve autonomie op de voorgrond. Hiermee wordt automatisch het pluralisme verworpen en komt er monisme voor in de plaats. Er is aldus maar één waarheid; er is geen plaats voor verschillende opvattingen. Deze ene volmaakte waarheid moet worden nagestreefd en het totalitarisme bevat hiermee een belofte van vervulling, van een harmonieus leven en geluk. In deze utopische visie speelt het sciëntisme een voorname rol. Het uitgangspunt van het sciëntisme is dat de wereld als het ware doorzichtig is en door de menselijke rede kan worden gekend. Die kennis kan door middel van de wetenschap verkregen worden. Wanneer de wetenschap alle geheimen van de natuur heeft ontdekt, moet het in staat kunnen zijn de natuurlijke processen te veranderen en in de gewenste richting te sturen. In de wetenschap bestaat slechts één waarheid en is er dus geen plaats voor verscheidene opvattingen. In theorie wordt in een totalitaire staat het beginsel van de collectieve autonomie gehandhaafd. In de praktijk echter, wordt dit beginsel volkomen uitgehold. In plaats van gelijkheid ontstaan er talloze hiërarchieën en privileges, waarbij de leidinggevende groep boven de wet komt te staan en de tegenstanders van het regime niet kunnen rekenen op het gelijkheidsbeginsel. De humanisten, die als denkers van de democratie kunnen worden beschouwd, staan hier fel tegenover en betwisten dat de werkelijkheid volkomen transparant is. Waar het sciëntisme gebaseerd is op universaliteit van de rede, staat bij de humanisten de menselijkheid centraal. Er is volgens hen niet één waarheid die voor iedereen geldt en iedereen is, hoe verschillend in opvattingen ook, gelijk voor de wet. In die zin staan het
totalitarisme en de liberale democratie lijnrecht tegenover elkaar. Monisme staat tegenover pluralisme, sciëntisme tegenover humanisme (Todorov, 2002, pp. 17-72). Doordat het totalitarisme antidemocratisch is, kan het tegelijkertijd niet los worden gezien van de democratie. Dit geeft wederom het moderne karakter van het totalitarisme weer. Juist door dit moderne karakter kan het totalitarisme worden onderscheiden van oudere vormen van dictatuur. In dit opzicht sluit ik me aan bij C.J. Friedrich en zijn opvattingen over het totalitarisme. Volgens Friedrich is er pas sprake van een totalitaire dictatuur als er aan de volgende zes kenmerken wordt voldaan: “(1) an elaborate ideology which covers all aspects of man’s existence and which contains a powerful chiliastic moment; (2) a single mass party, led by one man, which forms the hard core of the regime and which is typically superior to, or intertwined with the governmental bureaucracy; (3) a system of terror by the party and secret police which is directed against real and imagined enemies of the regime; (4) a monopolistic control of the mass media; (5) a near monopoly of weapons; (6) the central control of the economy” (Kitchen, 1985, p. 27).
Een groot voordeel van deze theorie is dat het gemakkelijk onderscheiden kan worden van oudere vormen van dictatuur. De laatste vier kenmerken zijn namelijk afhankelijk van een ontwikkelde moderne samenleving met een hoge mate van technische vaardigheid. Samen met massademocratie en een krachtige ideologie, geeft dit het specifieke moderne karakter van het totalitarisme weer (Kitchen, 1985, pp. 27-30). Door de jaren heen is er veel kritiek ontstaan op het gebruik van de term totalitarisme. Zo wordt het totalitarisme door critici gezien als een achterhaalde term, die tegenwoordig niet meer toegepast kan worden op de praktijk. Veelgehoorde kritiek is ook dat het totalitarisme een term uit de Koude Oorlog is, die door de Amerikanen gebruikt werd om de tegenstelling tussen het oosten en het westen duidelijk te maken (Schapiro, 1983, pp. 105-106). Door het communisme en het fascisme onder dezelfde noemer te plaatsen kon de antifascistische strijd gemakkelijk worden omgezet naar een anticommunistische strijd. Op deze manier vormde het in het westen natuurlijk een zeer krachtig ideologisch wapen in de Koude Oorlog. Volgens critici wordt er door mensen als Friedrich te veel gehamerd op de overeenkomsten tussen het fascisme en het communisme en wordt er te weinig gekeken naar de onderlinge verschillen. Vooral op sociaaleconomisch gebied verschillen het fascisme en het communisme enorm van elkaar. Zo resulteerde de communistische revolutie in een
radicale verandering van de economische en politieke orde. Fascistische regimes daarentegen, deden niets aan het herverdelen van bezittingen en kwamen niet aan het private eigendom. Door het communisme en het fascisme aan elkaar gelijk te stellen, worden de onderlinge verschillen genegeerd (Kitchen, 1985). De theorie van het totalitarisme is door de jaren heen vooral gebruikt door liberalen, die het communisme en het fascisme als enorme gevaren voor de individuele vrijheid zagen. De liberale democratie vertegenwoordigde het goede en het totalitarisme stond daar lijnrecht tegenover. In plaats van de overeenkomsten tussen het communisme en het fascisme te benadrukken, kunnen we ook zeggen, zoals Herbert Marcuse dat deed, dat het fascisme voortkomt uit het liberalisme: “[F]or all the marked differences between liberalism and fascism (…), both liberalism and fascism were based on the freedom of the economic subject to the full use of private property, and the state guaranteed this freedom” (Kitchen, 1985, p. 33). Op deze manier worden het fascisme en het liberalisme gezien als twee kanten van dezelfde medaille, in plaats van dat het communisme en het fascisme aan elkaar gelijk worden gesteld. Zo is en blijft het gebruik van de term totalitarisme problematisch en gaat het altijd gepaard met kritiek.
Literatuur
Hayes, P.M. (1973). The Concept of the Totalitarian State. In P.M. Hayes, Fascism (pp. 3950). London: George Allen & Unwin.
Kershaw, I. (1993). The essence of Nazism: form of fascism, brand of totalitarianism, or unique phenomenon? In I. Kershaw, The Nazi Dictatorship. Problems and Perspectives of Interpretation (pp. 17-39). London: Edward Arnold.
Kitchen, M. (1985). The Theory of Totalitarianism. In M. Kitchen, Fascism (pp. 25-35). London: Macmillan.
Schapiro, L. (1983). How Useful Is The Concept? In L. Schapiro, Totalitarianism (pp. 99126). London: The Pall Mall Press.
Todorov, T. (2002). Herinnering aan het kwaad, bekoring van het geode (F. de Haan, vert.). Amsterdam, Antwerpen: Atlas. (Oorspronkelijke uitgave 2000)