Take Home Examen Manet en Baudelaire in Parijs
i444049 Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1E Vraag I
Om de werken van Edouard Manet te analyseren, is het handig om een goed beeld te hebben van het Parijs in de tijd dat deze man werkzaam was. Hij kwam namelijk uit de Franse hoofdstad en hij werd ook beïnvloed door deze stad. Wat vooral van belang is, zijn de transformaties die Parijs heeft ondergaan in de jaren vijftig en zestig van de negentiende eeuw. Deze veranderingen stonden onder leiding van baron Georges Haussmann, die van 1809 tot 1891 heeft geleefd. Het doel van deze verbouwingen was Parijs tot een moderne stad te transformeren. Zo werden er brede boulevards aangelegd, zodat de verkeersverbindingen verbeterd werden. Deze boulevards zouden het aanzicht van de stad compleet veranderen. Ook de sanering van oude volkswijken was één van de belangrijkste doelstellingen van de verbouwingen. Er werden waterleidingen en riolering aangelegd, evenals nieuwe parken en pleinen, en tolmuren werden afgebroken. (Choay, 1969) Dit alles leidde ertoe dat Parijs meer één geheel werd. De handel werd gemakkelijker en de verschillende stadsdelen vormden nu een organisch geheel. Deze modernisering had ook als gevolg dat de verschillende bevolkingsgroepen niet meer echt gescheiden van elkaar leefden. Nu trof je op de boulevards mensen uit alle lagen van de bevolking aan. De schilder Manet wordt wel gezien als kunstenaar van het moderne leven. Hij kwam uit een Frans bourgeois gezin uit Parijs en leefde van 1832 tot 1883. Manet schilderde geen historische onderwerpen, zoals de neoclassicistische en romantische schilders wel deden. Zijn schilderijen bevatten nieuwe moderne thema’s en hij werd daarbij geïnspireerd door het moderne Parijs. In zijn werken zijn onder andere afbeeldingen van verschillende typetjes en dagelijkse, stedelijke scènes terug te vinden. Het stadsleven staat bij Manet centraal en hij probeerde de tegenstrijdigheden van de moderne maatschappij weer te geven. In een groot deel van zijn werk staan de helden en de voddenrapers uit de kunstgeschiedenis afgebeeld. Vooral het schilderij Le Vieux Musicien uit 1862 is een goed voorbeeld van hoe Manet verschillende typetjes uit verschillende sociale lagen van de moderne samenleving samen op een schilderij afbeeldde. Op dit schilderij zie je bedelaarskinderen, bohémiens, zigeuners, een violist, een voddenraper, een wandelende Jood en een absintdrinker. Deze figuren stonden allen centraal in het gemoderniseerde Parijs uit de tweede helft van de negentiende eeuw. (Blake, & Frascina, 1993) Manet brak met de traditionele verwachtingen en creëerde zo zijn eigen stijl, waarin hij gebruik maakte van vlakke composities met grote kleurvlakken en scherpe contouren. Een duidelijk contrast tussen licht en donker was ook kenmerkend voor zijn werk. Omdat zijn schilderijen zo anders waren dan de werken die in zijn tijd vooral gewaardeerd werden,
ontstond er veel kritiek op Manet. De conservatieve Salon weigerde dan ook veel van zijn schilderijen.
Ook de Franse dichter Charles Baudelaire werd beïnvloed door het moderne Parijs. Hij wordt wel gezien als de eerste modernist, omdat hij zijn tijdgenoten bewust maakte van de moderne tijd waarin zij leefden. En doordat hij ook de donkere aspecten van de modernisering besprak, gaf hij daar een zekere schoonheid aan. In zijn werk De schilder van het moderne leven legt Baudelaire uit waar de moderne kunstenaar aan moet voldoen. Dit beschrijft hij onder andere in het derde hoofdstuk ‘De kunstenaar, man van de wereld, man van de menigte en kind’. Volgens Baudelaire is de moderne kunstenaar een man van de wereld en nieuwsgierigheid is zijn belangrijkste drijfveer. Ook moet hij kunnen observeren met de bezieling van een kind. Verder dient hij één te worden met de menigte, dat is zijn hartstocht en zijn beroep. Aan het einde van de dag, als het donker begint te worden en iedereen op huis aan gaat, zal de kunstenaar alles uitwerken wat hij die dag in zich heeft opgenomen: “Uit de natuur is een toverwereld gedistilleerd. Al het materiaal waarmee het geheugen was volgepropt wordt gerangschikt, geordend en geharmoniseerd, het verkrijgt die moeizaam verworven idealisering die het resultaat is van een kinderlijke waarneming, dat wil zeggen van een waarneming die scherp en magisch is, want onbevangen” (Baudelaire, 1992, p. 26). In het daaropvolgende hoofdstuk bespreekt Baudelaire het begrip ‘moderniteit’. Moderniteit is volgens hem datgene waarnaar de moderne kunstenaar voortdurend op zoek is. Onder moderniteit verstaat Baudelaire (1992): “het vergankelijke, het vluchtige, het toevallige, de ene helft van de kunst, waarvan de wederhelft het eeuwig onveranderlijke is” (p. 27). Moderniteit is dus in elke periode en in elke bevolkingsgroep aanwezig. Het is datgene wat uniek is aan elke periode, waardoor je dus elke tijd modern kunt noemen. De moderne kunstenaar werd geacht de eeuwige, onveranderlijke schoonheid weer te geven, maar tegelijkertijd mag hij het andere aspect van de moderniteit zeker niet negeren: De soberheid, de vluchtigheid en de sociale tegenstrijdigheden die daar bij komen kijken. De nieuwe, brede boulevards in Parijs vormen veelal het decor in de prozagedichten van Baudelaire. Deze boulevards waren immers kenmerkend en symbolisch voor de verbouwingen van de hoofdstad. Een voorbeeld van zo’n gedicht is ‘Loss of a Halo’. Dit gedicht vertelt over een dichter die zijn aureool is verloren in de drukte van de boulevards, waardoor hij nu even net als de ‘gewone sterveling’ over straat kan. En dat lijkt hij helemaal niet erg te vinden. Hier komen de ‘gewone’ wereld en de wereld van de kunstenaar als het
ware samen. Door de aureool heeft het gedicht een zeker spiritueel aspect, maar doordat het plaatsvindt in de moderne stad heeft het tegelijk ook iets alledaags, iets herkenbaars. De dichter mengt zich in de menigte en dat is precies zoals Baudelaire dat graag zag. Een kunstenaar moet zich niet opsluiten in zijn huis en zich verheven voelen boven de ‘normale’ mens alsof hij een heilige is. Hij moet niet wegblijven van de straten, hij moet zich daarentegen juist meer identificeren met de gewone mensen in de stad. (Berman, 1982) Een ander prozagedicht uit Baudelaire’s bundel is ‘The Eyes of the Poor’. Dit gedicht gaat over een stelletje, waarvan de man op dat moment even een hekel heeft aan zijn vriendin. Dit heeft te maken met haar gevoelloosheid toen ze in een café zaten en er een arm gezin vol bewondering naar binnen stond te staren. De vrouw kon niet tegen die starende mensen en vroeg of iemand ze weg kon sturen. Ook in dit gedicht speelt de scène zich af op de boulevards van Parijs en je ziet hier duidelijk dat de verschillende lagen van de bevolking dichter bij elkaar staan dan voorheen. De arme mensen lopen tussen de rijke mensen over de drukke boulevards. In dit gedicht is, naast het tijdelijke, vergankelijke, ook het eeuwige, onvergankelijke terug te vinden. Het is een scène die zich altijd en overal voor kan doen, maar het gebeurt juist in dit moderne Parijs, waarbij de tegenstrijdigheden van de moderniteit aan het licht komen.
Tussen de schilder Manet en de dichter Baudelaire zijn duidelijke overeenkomsten te vinden. De twee mannen waren goede vrienden van elkaar en Manet wordt zelfs door velen gezien als hét voorbeeld van Baudelaire’s ideale kunstenaar. Manet voldeed aan het beeld wat Baudelaire gaf van een flaneur; het blootleggen van de aard en het leven van de verschillende karakters die zich openbaarden in de moderne stad, zoals absintdrinkers, voddenrapers en prostituees. Volgens Baudelaire moest de moderne schilder de twee kanten van de moderniteit belichten in zijn schilderijen. Aan de ene kant het eeuwige en het onveranderlijke en anderzijds het vluchtige en het tijdelijke. (Blake, & Frascina, 1993) In de schilderijen van Manet zie we die eigenschappen allemaal terug en vanzelfsprekend zijn die ook te zien in het werk van Baudelaire. Manet was dus een zogeheten flaneur, omdat hij zich mengde in de menigte op straat en de maatschappij van daaruit observeerde. Toch kan hij ook gezien worden als een voddenraper in de zin dat hij ook de ‘duistere’ kant van de samenleving blootlegde in zijn schilderijen. Dit geldt net zo goed voor Baudelaire. Wat dat betreft waren ze eenzelfde soort kunstenaar, namelijk een kunstenaar van het moderne leven, waarbij het gemoderniseerde Parijs het centrum was van waaruit ze opereerden.
Literatuur
Baudelaire, C. (1992). De schilder van het moderne leven (M. van Buuren, vert.). Amsterdam: Uitgeverij Voetnoot. (Oorspronkelijke uitgave 1863)
Berman, M. (1982). All that is solid melts into air. The experience of modernity. Londen & New York: Verso
Blake, N., & Frascina, F. (1993). Modern Practices of Art and Modernity. In Frascina, F., et al. Modernity and Modernism. French Painting in the Nineteenth Century (pp.80-103). New Haven & London: Yale University Press in association with The Open University. Choay, F. (1969). The Modern City : Planning in the 19th century. New York; George Braziller.