Het tegengaan van ABC-terrorisme Een sleutelrol voor inlichtingendiensten Danny Pronk
Hoewel de nucleaire dreiging na het einde van de Koude Oorlog lijkt te zijn afgenomen, blijft er een gerede kans bestaan dat atoomwapens of biologische en chemische wapens (vanaf nu ABC-wapens te noemen) in handen vallen van instabiele regimes en terroristische groeperingen. Vooral de dreiging van de laatste twee categorieën wapens wordt onderschat. Als de proliferatie van ABC-wapens zich in het huidige tempo voortzet kan dat voor zowel de strijdkrachten als voor de maatschappij als geheel in de volgende eeuw een groot probleem worden. De chemische aanvallen van de Aum Shinrikyo-cultus hebben aangetoond dat er in de toekomst terdege rekening moet worden gehouden met dergelijke niet-conventionele vormen van terrorisme.1 Daarnaast bestaat er het gevaar dat rogue states terroristische groeperingen gaan ondersteunen bij het verkrijgen van massavernietigingswapens. De strijd tegen mogelijk ABC-terrorisme is een van de belangrijkste onderwerpen voor beleidsmakers en wetenschappers de komende jaren. Het goed en tijdig verzamelen van inlichtingen is dus van essentieel belang voor het tegengaan van de proliferatie en het mogelijk gebruik van massavernietigingswapens. Nieuwe geopolitieke omgeving Ideaal gezien zouden de dramatische politieke veranderingen van de afgelopen jaren hebben moeten leiden tot een daling van het internationaal terrorisme. De ineenstorting van de Sovjetunie en haar Oost-Europese satellieten heeft terroristen waardevolle operationele hulp en toevluchtsoorden ontnomen. Toch blijft in verschillende gebieden het risico van terrorisme aanzienlijk. Ten eerste komen er lang verborgen etnische spanningen naar boven - vooral in het explosieve zuidelijke deel van de voormalige Sovjetunie. Daarnaast heeft het extremistische islamisme, dat zich eerder beperkte tot Iran, zich verspreid naar Afghanistan, Pakistan en Tadzjikistan. Bovendien steunen landen als Iran, Irak, Syrië en Libië nog steeds terrorisme of houden zich er actief mee bezig. De Golfoorlog toonde al aan dat het einde van de Koude Oorlog niet zou leiden tot een tijdperk van rust en vrede tussen staten. Het maakte aankomende regionale machten ook duidelijk dat zelfs een buitensporig goed uitgerust conventioneel leger geen partij is voor het conventionele leger van een supermacht. In de toekomst kunnen dergelijke landen in de verleiding komen hun conventionele zwakheid te compenseren door hun toevlucht te zoeken tot massavernietigingswapens. ABC-terrorisme Nucleaire, biologische en chemische wapens hebben elk hun eigen voor- en nadelen voor terroristen. Nucleair terrorisme omvat de dreiging met of het daadwerkelijk gebruik van atoomwapens of het moedwillig blootstellen van mensen aan radioactieve straling. Een dergelijke dreiging in een dichtbevolkt gebied leidt tot grote publiciteit voor de terroristische groepering en zet een regering onder grote druk om toe te geven aan hun eisen. Nucleair materiaal heeft echter ook nadelen voor de terrorist. Er is moeilijk aan te komen en waarschijnlijk heeft geen enkele terroristische groepering de mogelijkheid zelf nucleair materiaal te maken. Sommige staten hebben dat wel en dus zouden terroristen het moeten stelen. Ook dit is echter niet makkelijk en bovendien zeer riskant. Biologisch en chemisch terrorisme omvat de dreiging met of het gebruik van biologische of chemische middelen die er op gericht zijn mensen bloot te stellen aan dodelijke giftige stoffen of bacteriën en virussen. De interesse die terroristen hebben voor dergelijke wapens is niet verwonderlijk, gezien het relatieve gemak waarmee sommige kunnen worden geproduceerd in simpele laboratoria, het grote aantal potentiële slachtoffers en de infrastructurele ontwrichting die het teweegbrengt. In tegenstelling tot de productie van
1
nucleaire wapens is er voor de productie van chemische en biologische wapens slechts een kleine hoeveelheid gereedschap en onderdelen nodig en een beperkte wetenschappelijke opleiding. Daarnaast zijn ze ook relatief goedkoop en makkelijk te verbergen en te vervoeren. Onderzoek en productie kunnen in het geheim en op verschillende plaatsen gebeuren en informatie over dergelijke middelen is verontrustend wijdverspreid en voor iedereen beschikbaar op Internet. Zelfs zeer kleine hoeveelheden biologische en chemische wapens kunnen leiden tot enorme aantallen slachtoffers. Hoewel er bij de aanval in de ondergrondse van Tokyo slechts twaalf Japanners overleden waren er niet minder dan 5.500 mensen die behandeld moesten worden in het ziekenhuis. Een dergelijke stroom (ernstig) gewonden kan leiden tot overbelasting van medische noodvoorzieningen, zelfs in grote stedelijke gebieden. Het terroristisch gebruik van deze wapens maakt ze ook tot massaontwrichtingswapens vanwege de noodzaak de getroffen gebieden te ontsmetten en de tijd die het duurt voordat mensen zich weer veilig kunnen voelen. Hoewel de Aum Shinrikyo-zaak laat zien dat terroristen zelf chemische wapens kunnen produceren, kunnen ze deze wapens ook op andere manieren direct verkrijgen, bijvoorbeeld door het stelen van ingrediënten uit onderzoekslaboratoria, het kopen van commercieel verkrijgbare giftige stoffen, diefstal van militaire chemische munitie of het krijgen van complete wapens van een staat. Beperkingen? Hoewel terroristen al lang de mogelijkheid hebben ABC-wapens te gebruiken gebeurt dat relatief zelden.2 De meeste terroristen gebruiken nog steeds dezelfde conventionele technologieën en wapens. Hier zouden vier redenen voor zijn te geven: Ten eerste is het moeilijk aan te geven hoe groeperingen baat kunnen hebben bij het gebruik van ABC-terrorisme. Er bestaat een grote asymmetrie tussen de dreiging en de eisen waaraan een regering volgens de terroristen moet voldoen. Daarnaast weten regeringen niet zeker of een groepering de middelen heeft om de dreiging uit te voeren en of de dreiging zou verdwijnen als ze aan de eisen tegemoet komen. Ten tweede is de kans groot dat terroristische groeperingen meer verliezen dan dat ze winnen bij het dreigen met of gebruiken van ABC-wapens. Hun activiteiten zijn erop gericht publieke aandacht te vragen voor hun politieke agenda. Hun bredere doel is die publiciteit te gebruiken om steun voor hun doelstellingen te krijgen. Door het gebruik van ABC-terrorisme bestaat het risico dat ze het publiek vervreemden van hun zaak. Ten derde maakt de groeiende dodelijkheid van ABC-wapens ze ook gevaarlijker voor de terroristen zelf. Iedereen die omgaat met nucleair, chemisch of biologisch giftig materiaal loopt aanzienlijke risico’s er zelf mee besmet te worden. Tenslotte is er geen enkele terroristische groepering die de twijfelachtige eer wil hebben de eerste te zijn geweest die ABC-wapens heeft gebruikt. De waarde van deze psychologische barrière is echter moeilijk in te schatten. Bovenstaande leidt tot de vraag of deze argumenten nog steeds geldig zijn. Helaas lijkt het erop dat dit steeds minder het geval is. De gedachte dat er conceptuele beperkingen zijn, is gebaseerd op de veronderstelling dat terroristische groeperingen iets terug willen krijgen voor het niet uitvoeren van een aanval. Dit geldt natuurlijk alleen voor een groepering met een concrete agenda die iets te verliezen hebben. Recent opgekomen groeperingen lijken echter meer gedreven door haat- en wraakgevoelens. Zij gebruiken hun aanvallen om uitdrukking te geven aan een algemeen gevoel van woede gericht op de maatschappij of op de autoriteiten. Anderen, zoals Aum Shinrikyo in Japan, zien zichzelf als vechters tegen duistere krachten. Massamoorden versterken de apocalyptische visie van hun leiders. De politieke beperkingen met betrekking tot ABC-terrorisme worden ook minder. Ten eerste kunnen successen bij de bestrijding van conventioneel terrorisme onbedoeld de drempel voor ABC-terrorisme verlagen. Groeperingen zouden kunnen concluderen dat ‘traditionele’ aanvallen niet tot de gewenste resultaten leiden, en aanvallen met
2
massavernietigingswapens misschien wel. Veranderingen in de structuur van terroristische organisaties kunnen ook van belang zijn. In het verleden werden we geconfronteerd met strak georganiseerde terroristen met duidelijk omschreven politieke doelen. Dergelijke groeperingen met vaste sponsors blijven waarschijnlijk aarzelend staan tegenover het gebruik van ABC-wapens, uit angst dat ze zich vervreemden van hun aanhangers. Hiertegenover staat een nieuwe soort multinationale terroristen, bijvoorbeeld de Islamitische extremisten die betrokken waren bij de aanslag op het World Trade Center in New York, die eerder naar dit soort wapens zullen grijpen als die beschikbaar zijn. Deze groeperingen maken deel uit van een los verbond van fanatieke Islamitische militanten uit verschillende landen die blijkbaar worden gedreven door wraak, religieuze hartstocht en een algemene haat tegen het Westen. De recente groei van ideologisch- en religieus-getint geweld geeft dergelijke groeperingen een morele basis voor hun activiteiten, en zij lijken ook in aantal toe te nemen. Zij zijn niet uit op een verandering van westers beleid, maar op de vernietiging van de westerse maatschappij. Daarom zullen zij zich ook minder zorgen maken om publieke woede over hun aanvallen en dus zullen zij eerder gebruik maken van ABC-terreur. De technische beperkingen zijn waarschijnlijk ook niet zo groot als voorheen. De kennis van biologische en chemische middelen is zo wijdverspreid dat iedereen er wapens mee kan maken - hoewel het gevaarlijk blijft. Sommige terroristische groeperingen rekruteren onder goed opgeleide academici en voormalige Russische wetenschappers. Bovendien zijn gevaarlijke materialen vandaag de dag veel makkelijker te verkrijgen, niet in de laatste plaats door het ineenstorten van het centraal gezag in Rusland. Er zijn al pogingen gedaan hoogverrijkt uranium en andere nucleaire stoffen in Oost-Europa te verkopen. Ook is er een aanzienlijk legaal vervoer van nucleair materiaal. Deze ladingen zijn in theorie kwetsbaar voor overvallen. Tenslotte is ook een bres geslagen in de psychologische barrière voor het gebruik van massavernietigingsmiddelen. Het cruciale moment was in dit verband toen Iran en Irak chemische wapens tegen elkaar gingen gebruiken in de eerste Golfoorlog. De gasaanval in de metro van Tokyo heeft de laatste barrière weggenomen. Antwoorden Zoals hierboven aangegeven zullen terroristen waarvan de kans het grootst is dat ze ABC-terrorisme zullen bedrijven, worden gedreven door haat. Deze nieuwe vorm van religieus-ideologisch terrorisme zal moeilijk te bestrijden zijn. Ze zullen waarschijnlijk ‘spontaner’ opereren dan hun strak georganiseerde voorgangers. Het gebrek aan formele structuur maakt het moeilijker deze groepen op te sporen, binnen te dringen en te controleren. Hier ligt dus een belangrijke taak voor inlichtingendiensten. Zodra de aard van de dreiging duidelijk is, gaat het vooral om goede en tijdige informatie over terroristische groeperingen, hun plannen en hun mogelijkheden. Dit is echter zeer moeilijk te verkrijgen. Om effectieve maatregelen te kunnen nemen hebben regeringen antwoorden nodig op vragen als: • • • • •
Wat zijn de belangrijkste groeperingen en wat zijn hun politieke doelen (als die er al zijn)? Wie zijn de leden, en wat zijn hun nationaliteiten en leeftijden? Hoe en wanneer zijn zij gerekruteerd? Hoe goed zijn zij uitgerust, getraind en opgeleid en van waaruit opereren zij? Van wie krijgen zij (financiële) steun?
Dit betekent dat de intenties en plannen van landen met ABC-wapens moeten worden beoordeeld; ABC-wapenprogramma’s moeten worden geïdentificeerd evenals clandestine transportnetwerken bedoeld om gecontroleerde materialen te verkrijgen of om geld wit te wassen. Daarnaast moeten er op diplomatiek en militair terrein maatregelen worden genomen tegen proliferatie evenals op het gebied van wetshandhaving, en moet er steun worden gegeven aan multilaterale initiatieven en veiligheidsregimes (NAVO). Tenslotte moet
3
rekening worden gehouden met ontkenning en misleidende praktijken door landen die hun programma’s voor massavernietigingswapens verborgen willen houden. Deze informatie is als gezegd zeer moeilijk te verkrijgen. Technische informatie verkregen van spionagesatellieten en geheime waarnemingsapparatuur kunnen enige nuttige data verschaffen, maar de beste inlichtingen over terroristen komen van mensen - agenten die een groepering binnendringen en anderen die rapporteren over hun identiteit, bewegingen en plannen. Het plaatsen van een gecontroleerde agent in een terroristische groepering is niet makkelijk. Dergelijke organisaties doen hun uiterste best hun bewegingen geheim te houden en hun operaties, locaties en wapens onvindbaar te maken. Ze veranderen hun namen, herschikken hun interne organisatie en veranderen hun plannen met frustrerende regelmaat. Sommige groeperingen accepteren alleen leden met een bepaalde etnische of religieuze of andere specifieke achtergrond. Ad hoc-groeperingen zijn nog moeilijker binnen te dringen omdat ze geen formele structuur, commando- en controlemechanismen of planningscellen hebben. Als de agenten op hun plaats zitten, begint het echte inlichtingenwerk pas. De kunst is om van kleine beetjes informatie (een foto, een afgeluisterde conversatie, valse paspoortnummers, vliegtickets) tijdig een compleet beeld te maken, zodat tegenmaatregelen kunnen worden genomen. Van groot belang is ook het delen van informatie met andere inlichtingenorganisaties op een quid pro quo-basis. Er zou meer samengewerkt moeten worden bijvoorbeeld op het gebied van databases, rapportage en onderzoek en ontwikkeling. Bilaterale uitwisselingen tussen nationale inlichtingendiensten blijven het belangrijkst, hoewel sommige multilaterale instellingen ook een nuttige rol kunnen vervullen. Ook moet er meer onderzoek worden gedaan naar het opsporen en verminderen van chemische en biologische middelen en zouden er zeer gespecialiseerde militaire en civiele eenheden moeten worden ontwikkeld om (de gevolgen van) ABC-terrorisme aan te pakken. Dergelijke eenheden zouden binnen de NAVO kunnen worden ontwikkeld en overwogen zou kunnen worden gezamenlijke oefeningen te houden. Conclusie Inlichtingen zijn van essentieel belang bij het tegengaan van de proliferatie en het mogelijk gebruik van massavernietigingswapens door terroristen. De gasaanval in de metro van Tokyo heeft laten zien dat onze maatschappij niet onkwetsbaar is. Het is niet voldoende de verspreiding en aanschaf van dergelijke wapens en technologie te hinderen en tegen te gaan. Er moet meer aandacht worden besteed aan het beëindigen van ontwikkelingsprogramma’s en aan het afschrikken van het gebruik van dergelijke wapens. Ook moet met alle macht worden geprobeerd ervoor te zorgen dat nucleaire, biologische en chemische wapens niet in handen vallen van potentiële terroristen of rogue states.3 De Iraakse programma’s voor massavernietigingswapens tonen aan dat de bestaande maatregelen waardeloos zijn en drastisch moeten worden aangepast. Tenslotte moet op creatievere wijze worden geprobeerd de handel in chemische basisstoffen te reguleren. Door de aanhoudende bereidheid van landen als Iran, Libië en Syrië om terrorisme te steunen blijft het gevaar bestaan dat staten chemische of biologische wapenprogramma’s van terroristen ondersteunen. Hoewel er vooralsnog geen bewijs is dat staten zich met dergelijke zaken bezighouden, wijst de recente onthulling van het goed verborgen chemische en biologische wapenprogramma van Irak op de moeilijkheid dergelijke nationale programma’s op te sporen. De mogelijke nieuwe fase in de strijd tegen terrorisme vereist politieke wil en leiderschap. Met goede en tijdige inlichtingen en voortdurende pogingen de proliferatie van massavernietigingswapens tegen te gaan kan dergelijk terrorisme worden tegengegaan. TLt. drs. D.G. Pronk is politicoloog en inlichtingenofficier bij de Koninklijke Luchtmacht. Hij dankt ir. J. Medema van TNO/PML Defence Research voor de vele achtergrondgegevens over chemische en biologische oorlogvoering en het gebruik van massavernietigingswapens door
4
terroristen. Ook dankt hij lt.kol. ing. A.R. Mollema en drs. M. Metselaar voor hun commentaar op een eerdere versie van het artikel. Vertaling: Niklaas Hoekstra
Noten 1.
2.
3.
Bij de chemische aanval van de Aum Shinrikyo-cultus in juni 1994 in Matsumoto, Japan, kwamen zeven mensen om het leven en raakten 500 gewond. De aanval in de ondergrondse van Tokyo in maart 1995 kostte twaalf levens en 5.500 gewonden. Dit waren de eerste voorbeelden van grootschalig gebruik van chemische middelen door terroristen. Een voorbeeld is een incident waarbij Tadzjiekse oppositieleden cyanide in de champagne mengden tijdens een nieuwjaarsviering in 1995. Hierbij kwamen zes Russische soldaten om het leven en de vrouw van een andere militair. Ook zijn er berichten in de pers verschenen dat de PKK in Zuidoost Turkije water vergiftigd heeft met cyanide. Voorbeelden van internationale regimes tegen de verspreiding van massavernietigingswapens zijn de Chemische Wapenconventie en de Biologische Wapenconventie. Zie: Daniel Feakes, ‘Building the International Regime against Chemical and Biological Weapons’ Atlantisch Perspectief, 1998 no. 8, p. 21-26.
Literatuur • • •
Ken Alibek, ‘Biological Weapons: Russia May Be the Biggest Threat’, International Herald Tribune, 29 March 1998. Karl-Heinz Kamp, ‘Nuclear Terrorism - Hysterical Concern or Real Risk?’, Aussenpolitik, Vol. 46/3, October 1995, p. 1-8. Gordon C. Oehler, ‘The Continuing Threat from Weapons of Mass Destruction’, 1996 Congressional Hearings on Intelligence and Security, Testimony 3/27/96, p. 1-10.
5