Denken over democratie (4)
Het stelsel op de schop: minder partijen, méér keuze ed van thijn ‘Herfsttij der democratie’, zo luidt de titel van de briljante analyse die de godfather van de Nederlandse sociologie, J. A. A. van Doorn, schreef pal voor zijn dood in 2008. De ondertitel luidde: ‘Over de huidige malaise in de Nederlandse politiek.’1 Het is maar goed dat Van Doorn de verkiezingsavond van 9 juni jl. niet heeft meegemaakt. Waar de camera ook maar keek zag je juichende mensen. vvd’ers waren blij omdat zij voor het eerst de grootste partij werden. PvdA’ers omdat Job Cohen op een haar na het gat met Mark Rutte had gedicht. d66’ers omdat hun partij zich had verdrievoudigd. sp’ers omdat ze minder verloren hadden dan zich lange tijd had laten aanzien. Femke Halsema ¬ en wie gunt het haar niet? ¬ omdat GroenLinks voor de eerste keer een handvol zetels had gewonnen. pvv’ers omdat zij met 24 zetels alle opiniepeilingen hadden gelogenstraft. Alleen bij de Christen Unie en het cda zag je bedrukte gezichten. Jan Peter Balkenende had geworsteld, maar ging toch kopje onder. De christen-democratie trof het lot dat Van Doorn al in 2008 had voorspeld, toen hij schreef dat de hoofdstromingen in de Nederlandse politiek te midden van de individualisering geen bestaansreden meer hebben. Dat de PvdA niet gedecimeerd uit de bus kwam Over de auteur Ed van Thijn was namens de PvdA minister van Binnenlandse Zaken, lid van de Tweede Kamer en lid van de Eerste Kamer. Noten zie pagina 49 s & d 7 / 8 | 20 10
was te danken aan het feit dat Cohen, the new kid in town, als oud-burgemeester, dwars door de armetierige debatten heen, vertrouwenwekkend overkwam. Mensen stemmen op personen. Het was jammer dat Cohen op de eindstreep net tekortkwam om Rutte te kloppen, maar zoveel is zeker: als de PvdA de grootste was geworden, doordat nog meer kiezers ‘strategisch’ hadden gestemd dan er nu al deden, dan nog had hij op het premierschap geen garantie gehad. Het predicaat ‘grootste’ biedt in ons versplinterde veelpartijensysteem geen zekerheid ¬ en dat is maar goed ook. Want wat te doen als de pvv op verkiezingsdag de hoofdprijs had binnengesleept, zoals ik in mijn laatste boek, De formatie, als worst-case scenario heb geschilderd?2 Het is die versplintering van ons partijensysteem die ons de meeste zorgen zou moeten baren. Deels is dit fenomeen een afspiegeling van de horizontalisering c.q. fragmentarisering van onze samenleving, die weer samenhangt met de snelle opkomst van de nieuwe media en de bijbehorende zapcultuur. De helft van het electoraat heeft in 2010 anders gestemd dan in 2006. Maar de versplintering is ook een gevolg van de institutionele zwakte van ons democratisch systeem, dat tegen deze uitholling overdwars niet bestand is. ‘Het ontbreekt onze democratie aan populistische nooduitgangen,’ schrijft Van Doorn. De onvrede met de gevestigde orde stapelt zich op, maar de kiezer kan één ding niet: het establish-
45
Denken over democratie Ed van Thijn Het stelsel op de schop: minder partijen, méér keuze ment naar huis sturen. Hoezeer ook bij deze verkiezingen tijdens de zogenaamde nek-aannekrace de suggestie is gewekt dat het premierschap op het spel stond (er was zelfs een heus ‘premierdebat’), in werkelijkheid ging het ook nu weer ‘alleen maar’ over de samenstelling van het parlement. Een premier wordt enkel aangewezen tijdens een al of niet langdurige en in ieder geval weinig transparante kabinetsformatie waarop de kiezer geen enkele invloed heeft. Het is al zo vaak gezegd, maar het probleem is nu dwingender dan ooit tevoren: de kabinetsformatie is de fundamentele zwakte van onze democratie. Deze zwakte is uitgegroeid tot een gapende wond. Wie, eenmaal uitgedanst, de uitslag van 9 juni op zich laat inwerken, ziet dat er deze keer geen normaal meerderheidskabinet valt te vormen, laat staan de sterke, stabiele, homogene regering die in deze tijd van economische crisis zo broodnodig is. Een regering ook die over een breed maatschappelijk draagvlak beschikt. Ik zal mij hier niet wagen aan het grote combina-
De kabinetsformatie is de fundamentele zwakte van onze democratie
46
tiespel, maar dit wil ik er wel over kwijt: noch een rechts meerderheidskabinet (door het cda gelukkig al onmogelijk gemaakt, al moet men nooit nooit zeggen in de politiek), noch een paars plus/plus/plus-kabinet, zelfs niet een zogenaamd ‘nationaal’ kabinet van vvd/PvdA/cda (inmiddels ten onrechte een middenkabinet genoemd: sinds wanneer is de PvdA een ‘middenpartij’?) voldoet aan de hierboven genoemde criteria. En wat de derde optie betreft: zo’n nationale reflex zou betekenen dat alle deelnemende partijen over hun schaduw heen moeten springen (aan beeldspraak geen gebrek in deze tijden), hetgeen in eenvoudig Nederlands s & d 7 / 8 | 20 10
betekent dat elk van de drie, ook de PvdA, het eigen verkiezingsprogramma aan de laars moet lappen ¬ met als gevolg dat bij de volgende verkiezingen de anti-establishmentpartijen nog verder zullen groeien. het kiesstelsel Het wordt de hoogste tijd om de bouwstenen van ons democratisch systeem kritisch tegen het licht te houden. Om te beginnen toch maar weer eens ons kiesstelsel, hoeveel weerzin discussies daarover ook telkens weer oproepen. Wij koesteren in Nederland de evenredige vertegenwoordiging als een fundamenteel beginsel dat niet voor niets in onze Grondwet is verankerd. Ik haal het ook niet in mijn hoofd om dat beginsel ter discussie te stellen, zeker niet op het moment dat aan de overzijde van het Kanaal het tegendeel, het enkelvoudige districtenstelsel, op de helling wordt gezet. Maar dat alles neemt niet weg dat de wijze waarop wij aan dit beginsel uitwerking hebben gegeven serieuze vragen oproept die niet langer ontweken kunnen worden: 1. Realiseren wij ons wel dat de toepassing van de evenredige vertegenwoordiging in Nederland dogmatische vormen heeft aangenomen? Dat ons stelsel in de internationale literatuur als ‘extreem’ te boek staat?3 Dat er in heel Europa geen tweede land bestaat zonder enigerlei vorm van kiesdrempel, laat staan een land waarin men al met een kwart van de kiesdeler een zetel kan verwerven? Alleen in Israël is een vergelijkbaar kiesstelsel in zwang en we weten inmiddels tot wat voor absurde en onwerkbare regeringscombinaties dat heeft geleid. 2. Beseffen wij wel dat de fragmentatie van ons partijensysteem door ons kiesstelsel sterk wordt bevorderd? Door het extreme karakter ervan zullen partijen, om te kunnen overleven, zich vooral afzetten tegen die partijen die het sterkst aan hen verwant zijn. Sytze Faber spreekt in zijn boek over de formatie van 2007 van ‘de wet van de koestal’: de grootste concurrent van een koe is de koe die naast hem staat. 4 Het is een
Denken over democratie Ed van Thijn Het stelsel op de schop: minder partijen, méér keuze wet die goed lijkt te passen in het Nederlandse polderland, maar die funeste gevolgen heeft voor ons uitwaaierende partijensysteem, omdat er een premie staat op profilering van eigenheid terwijl samenwerking wordt afgestraft. 3. Mede daardoor is er in Nederland zo’n duidelijke knip tussen de verkiezing van een parlement en de regeringsvorming daarna. Nooit wordt in Nederland de vraag gesteld waartoe verkiezingen eigenlijk dienen. Is het de bedoeling om een parlement samen te stellen dat de perfecte weerspiegeling is van de diversiteit van meningen onder de bevolking? Of zijn de verkiezingen ook ¬ of misschien wel in de eerste plaats ¬ bedoeld om de bevolking een instrument in handen te geven om richting te geven aan toekomstig beleid? het partijstelsel Dat leidt tot vragen over een tweede bouwsteen van ons democratisch systeem: ons partijstelsel. Het is niet erg gebruikelijk om in dit verband van een ‘stelsel’ te spreken. Er is in de loop dat jaren veel gepubliceerd over het reilen en zeilen van onze politieke partijen: over hun ontstaansgeschiedenis, de functies die zij vervullen, de grote veranderingen die zij hebben doorgemaakt, hun identiteit en de erosie die deze heeft ondergaan, het verminderde draagvlak in de samenleving en wat dies meer zij. Het standaardwerk is natuurlijk Politieke partijen in Nederland van Ruud Koole, uit 1995, dat als ondertitel heeft: Ontstaan en ontwikkeling van partijen en partijstelsel.5 Uitgerekend over dat laatste onderwerp bevat het boek maar weinig vergelijkingsmateriaal. Toch is juist dat aspect het meest onderscheidend als je Nederland met andere landen vergelijkt. Zo maken we graag een onderscheid tussen de tweepartijenstelsels in Angelsaksische landen (Engeland kent inmiddels een driepartijenstelsel) en de meerpartijenstelsels in Europa. Maar dat beeld is bedrieglijk, want er bestaat een fundamenteel verschil tussen meerpartijensystemen zoals dat in Duitsland, waar lang een s & d 7 / 8 | 20 10
vierpartijenstelsel heeft bestaan dat nu is uitgedijd naar een vijfpartijenstelsel, en het meerpartijensysteem in bijvoorbeeld Scandinavië, waar blokvorming binnen links en rechts doodgewoon is. 6 In landen als Nederland en België ¬ dat laatste is een verhaal apart, vanwege de toenemende kloof tussen Vlamingen en Walen ¬ is sprake van een veelpartijenstelsel met weer heel andere wetmatigheden en een immanente neiging tot versplintering waarop geen enkele rem staat, al kent België dan tenminste nog een kiesdrempel van 2%. Voor Nederland werpt deze internationale vergelijking enkele cruciale vragen op, die zeker ook in het kader van het Nationaal Democratisch Akkoord aan de orde zouden moeten komen: 1. Het leidt tot niets als we ons blindstaren op de partijstelsels in Angelsaksische landen, al verschaffen verkiezingen daar wel duidelijkheid over de regeringsvorming (die ook inzet is van de verkiezingsstrijd). Nederland is nu eenmaal een meerstromenland en daarmee ook een coali-
De toepassing van de evenredige vertegenwoordiging heeft dogma tische vormen aangenomen tieland. Maar de vraag is wel gewettigd of het fragmentatieproces ¬ dat vooral ook een funeste uitwerking heeft op lokaal niveau ¬ enigermate kan worden gekanaliseerd. Politieke partijen hebben toch ook ten doel om een bijdrage te leveren aan de bestuurbaarheid van een land? 2. Daarbij is het onvermijdelijk om goed in ogenschouw te nemen wat de verschillen zijn tussen een meerpartijensysteem ¬ waarin coalitievorming een vanzelfsprekendheid is ¬ en een veelpartijensysteem van ‘elk voor zich’, dat vroeg of laat tot een onbeheersbare instabiliteit zal leiden die het aanzien van de politiek op de langere termijn zal schaden.
47
Denken over democratie Ed van Thijn Het stelsel op de schop: minder partijen, méér keuze 3. Op welke manieren kan de samenwerking tussen verwante partijen bevorderd worden, zodat er nieuwe formaties ontstaan, al dan niet via stembusakkoorden c.q. lijstverbindingen? En is dat te bewerkstelligen vóór verkiezingen, zodat kiezers ook werkelijk een keuze krijgen over de richting van toekomstig regeringbeleid? In de slotbeschouwing van zijn boek uit 1995 stelt Koole vast dat er, ondanks het wispelturige gedrag van de kiezer, weinig mis is met ons partijstelsel: van een verharding van de extremen die de democratie in de tang nemen, zoals ik jaren eerder had voorspeld, is geen sprake. 7 Het is de vraag of deze optimistische toonzetting ook in 2010 nog opgeld doet. De grote overwinning van de pvv, in combinatie met het feit dat vrijwel geen enkele partij Geert Wilders als coalitiepartner ziet, maakt de totstandkoming van een normaal kabinet vrijwel onmogelijk. Veel gekker moet het toch niet worden. een dubbele hervorming
48
Dat laatste brengt mij, tot slot, op de cruciale vraag hoe er een rechtstreeks verband kan ontstaan tussen parlementsverkiezingen en de vorming van een nieuw kabinet. Al in de jaren zestig klonk er een roep om een gekozen minister- president. In 1971 hebben de toenmalige progressieve partijen (PvdA, d’66 en de groepAarden, de voorloper van de ppr) een initiatiefwetsvoorstel ingediend om te komen tot een gekozen formateur. De gedachte daarachter was dat verkiezing van de minister-president niet buiten het parlementaire stelsel maar daarbinnen zou moeten worden gerealiseerd. De formateur wordt pas premier als het parlement heeft ingestemd met zijn nieuwe regeringsploeg (een vergelijkbare discussie speelt al jaren rond de gekozen burgemeester). Het initiatiefontwerp strekte zich ook uit tot de hervorming van ons kiesstelsel. De inzet was een zogenaamd gematigd districtenstelsel. Er zouden twaalf à vijftien kiesgebieden worden ingesteld waarbinnen minimaal tien Tweede Kamerleden op basis van evenredige vertegens & d 7 / 8 | 20 10
woordiging zouden kunnen worden gekozen. Nagegaan was dat deze hervorming zonder grondwetswijziging kon worden doorgevoerd. De koppeling van deze beide hervormingsvoorstellen kon bewerkstelligen dat politieke partijen er belang bij zouden krijgen om vóór
Hoe lang laat de kiezer in Neder land zich nog om de tuin leiden? de verkiezingen stembusakkoorden te sluiten en een gemeenschappelijke kandidaat-premier naar voren te schuiven. Kiezers zouden dan een beslissende invloed krijgen op de coalitievorming na de verkiezingen, zonder dat afbreuk werd gedaan aan het beginsel van evenredige vertegenwoordiging. Bij de jongste verkiezingen is opnieuw gebleken dat zo’n stelselwijziging in een grote behoefte zou voorzien. Nu hebben partijen zich in duizend bochten moeten wringen om te veinzen dat er sprake was van een nek-aan-nekrace tussen kandidaat-premiers. Het is immers allang een wet van Meden en Perzen dat mensen het liefst stemmen op personen, liever dan op partijen. Het strategisch stemgedrag dat hiervan het gevolg is bezorgt kleinere partijen (een oneigenlijke term in een tijd dat er geen grote partijen meer zijn) onnodig schade. De voorgestelde stelselwijziging voorkomt bovendien dat er twee verkiezingen tegelijk plaatsvinden, die de uiteindelijke machtsverhoudingen onberoerd laten: één binnen links waarbij ‘groot’ de kleine zusterpartijen leeg eet en één binnen rechts waarbij men in populistische retoriek tegen elkaar opbiedt. Het wordt toch waarachtig eens tijd dat onze democratie volwassen wordt. En dat de PvdA, de erfopvolger van de sdap, die zoveel strijd heeft gevoerd voor de invoering van het algemeen kiesrecht, minder dan honderd jaar geleden, zich nu schrap zet om aan dit kiesrecht echt inhoud te geven. Hoe lang laat de kiezer in Neder-
Denken over democratie Ed van Thijn Het stelsel op de schop: minder partijen, méér keuze land zich nog om de tuin leiden? Krijgen we na Van Agt/Den Uyl, Lubbers/Kok en Balkenende/ Bos nu een kabinet-Rutte/Cohen? En gaan we ons dan weer in s&d-nummer na s&d-nummer afvragen waar toch al die boze burgers vandaan komen? Ik mag toch hopen van niet.
Noten 1 J.A.A. van Doorn, ‘Herfsttij der democratie’, in: Nederlandse democratie, Mets & Schilt, Amsterdam, 2009. 2 Ed van Thijn, De formatie, Augustus, Amsterdam, 2010.
Het zou op zijn minst een aardig bijproduct van de lopende formatie zijn als PvdA, d66 en GroenLinks samen blijven optrekken. Vervroegde verkiezingen zijn dan niet meer zo’n schrikbeeld. Komt er na het herfsttij der democratie dan toch nog een progressieve lente in zicht?
3 Michael Laver en Norman Schofield: Multiparty government, Arbor, Stanford, 1989. 4 Sytze Faber, De wet van de koestal, Balans, Amsterdam, 2007. 5 Ruud Koole, Politieke partijen in Nederland, Spectrum, Utrecht, 1995.
6 Kaare Strom, Minority government and majority rule, Cambridge University Press, 1990. 7 Ed van Thijn, ‘Van partijen naar stembusaccoorden’, in: Partijvernieuwing, Arbeiderspers, Amsterdam, 1967.
49
s & d 7 / 8 | 20 10