Het stadhuis van Antwerpen 450 jaar geschiedenis M. Beyen, I. Schoups, B. Timmermans & H. Van Goethem (eds.)
Pandora Publishers
Een stadhuis voor een een autonome stadsrepubliek? De politieke, economische en religieuze context ten tijde van de bouw Guido Marnef
Het nieuwe stadhuis kwam tot stand in 1561–1565, in een politiek, sociaal en religieus bewogen periode. De Gouden Eeuw van Antwerpen bereikte een hoogtepunt, maar zware politieke en religieuze spanningen kondigden zich aan. Ze zouden weldra een einde maken aan de glorieperiode van de stad. In 1576 stond het gloednieuwe gebouw al in lichterlaaie. En even later, in 1585, volgde de Val van Antwerpen.
o Christus door Pilatus aan het volk
getoond, op de pui van het oude stadhuis aan de Grote Markt in Antwerpen. Zo beeldde Gillis Mostaert (1528–1598) het gebouw af dat in 1561–1565 wijken zou voor het nieuwe stadhuis.
9
Op 27 februari 1561 legden de markgraaf, de amman en de Antwerpse binnen- en buitenburgemeester de eerste steen van het nieuwe stadhuis van Antwerpen. Dat nieuwe stadhuis moest een ondubbelzinnig politiek statement maken en aan de Antwerpenaren en de buitenwereld de enorme politieke en economische macht van de Scheldestad tonen. In een periode van toenemende vorstelijke centralisatie stond de machtige handelsmetropool immers op haar autonomie en vrijheden. Een informant van kardinaal Granvelle begreep dat heel goed wanneer hij enkele jaren later het vrijheidsstreven van de Antwerpenaren in niet mis te verstane bewoordingen kapittelde: ‘En het zou goed zijn als men de Antwerpenaren het s.p.q.a. dat ze overal aanbrengen op hun gebouwen deed verwijderen. Op die manier pretenderen ze immers een vrije republiek te zijn en geven ze aan dat de vorst hen niets kan bevelen zonder hun toestemming.’ Ook in de voorgevel van het stadhuis was het Senatus Populusque Antverpiensis (Het Bestuur en het Volk van Antwerpen) prominent aanwezig.
bestuurders deden in ieder geval hun best om het de vreemde kooplieden zoveel mogelijk naar hun zin te maken. Ze beseften immers dat zij een belangrijk fundament vormden van de welvaart van Antwerpen. De enorme commerciële bloei stimuleerde bovendien bestaande nijverheidstakken en trok nieuwe aan. De boekdrukkunst, de diamantbewerking, de zijdeweverij en de suikerraffinaderij groeiden op die manier uit tot belangrijke sectoren.
Een machtige en volkrijke handelsmetropool
o Stadhuis, het middenrisaliet
vanaf de eerste verdieping.
k Stadhuis, het s.p.q.a. op de
schouw in de Gemeenteraadzaal.
m Pp. 12–13: Jan Baptist Bonnecroy,
Gezicht op de rede van Antwerpen vanop het Vlaams Hoofd, 1658. Op de achtergrond onder meer de molens van Kattendijk, het Oostershuis, de SintPauluskerk, het Kranenhoofd aan de Werfpoort, de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de Sint-Andrieskerk en de Sint-Michielsabdij. Het schilderij dat in 1658 werd aangekocht voor het stadhuis, bevindt zich thans in het mas.
Dat de Antwerpse stadsbestuurders in het begin van de jaren 1560 een nieuw stadhuis lieten bouwen was allerminst toevallig. Antwerpen kende in de zestiende eeuw een enorme economische expansie en groeide uit tot dé handelsmetropool van het Westen. Door het samentreffen van een aantal belangrijke internationale handelsstromen, met name de handel in Portugese specerijen, Zuid-Duits koper en zilver en Engels laken, werd de Scheldestad de centrale transitomarkt in Europa en het brandpunt van de kapitalistische wereldeconomie. Op enkele decennia tijd groeide Antwerpen uit van een stad waarvan de handel geschraagd werd door jaarmarkten van beperkte duur tot een permanente internationale warenmarkt. Talrijke buitenlandse kooplieden vestigden zich voor lange tijd in Antwerpen en verschillende groepen verenigden er zich in naties. Omstreeks het midden van de zestiende eeuw liep het aantal Italiaanse, Spaanse, Portugese, Franse, Duitse en Engelse kooplieden in Antwerpen op tot wellicht ongeveer 1500. Het aandeel van de kooplieden uit de Nederlanden, Antwerpenaren inbegrepen, lag een stuk lager, maar was sedert het begin van de zestiende eeuw wel aanzienlijk toegenomen. Het constant komen en gaan van goederen en kooplieden gaf de Scheldestad een kosmopolitisch karakter en de Antwerpse stads-
11
De Eretrapzaal en de vestibules De monumentale Eretrapzaal kwam tot stand in 1880– 1885. De opdracht werd toegewezen aan de Antwerpse aannemer Emile De Villers. De Koninklijke Commissie had er op aangedrongen uitsluitend inheemse marmers te gebruiken. Enkel voor de treden werd graniet uit Schotland ingevoerd. Voor het overige is de aankleding als het ware een staalkaart van Belgisch marmer en natuursteen met namen die tot de verbeelding spreken. Zo is voor trapwanden, zuilen en deuromlijstingen, friezen en banden flamboyante Griotte Rouge gekozen, voor sokkels en kapitelen donkere, ongepolijste Comblenchien en witte Echaillon, voor fijnere onderdelen witte Lignerolles, voor bogen Liais de Brauvilliers, voor opschriftplaten naast Griotte rouge ook gepolijste Bleu Turquin, voor plinten zwart marmer, voor panelen en pilasters Blanc Veiné. Vanaf 1881 plaatste aannemer J.J. Rousseaux zeven stenen en marmeren deuromlijstingen alsook het gigantische stadswapen met klok. Dens’ tekeningen illustreren de beoogde kleurigheid. Bernard Jonckheer vervaardigde de deuromlijsting van het Secretariaat en kopergieter Alfons Bogaerts zorgde voor de kapitelen en basementen van de pilasters. Het beeldhouwwerk van de Eretrapzaal en de zalen van het Schoon Verdiep kwam er in 1881–1882. De acht paar schraagbeelden die de deuromlijstingen verfraaiden waren toevertrouwd aan Antwerpse beeldhouwers
i Ontwerp van Dens voor de
Eretrapzaal met de toegangen daartoe, 1880.
k Ontwerpen van Dens
voor deuromlijstingen in de Eretrapzaal, 1880.
o Eretrapzaal met
muurschilderingen.
o De Eretrapzaal.
m Evocatie in de Eretrapzaal van de
inhuldiging van de nieuwe Handelsbeurs in 1532, door Karel Boom.
onder wie Jef Lambeaux voor het Burgemeesterskabinet en Jozef Ducaju voor de Militie- en Lotingzaal. In 1883 maakte Alfons Peeters het model voor de geelkoperen leeuwen met blazoenen van de acht kantons en het markizaat van Antwerpen. De beelden van het stadswapen, gekapt in Lignerolles, zijn van de hand van Joris Geefs. Vanaf 1884 startte het werk aan de monumentale reeks wandschilderingen en diverse andere decoraties. Karel Verlat zou de komende vijf jaar drie op doek geschilderde taferelen leveren met onderwerpen uit de Antwerpse geschiedenis, zoals de intrede van keizer Karel v in 1520, de gedeeltelijke afbraak van de dwangburcht in 1577, de aanval op de Kipdorppoort en de nederlaag van de troepen van de hertog van Alençon in 1583. Het geheel raakte pas in 1899 klaar en al die jaren stond de magistrale Eretrapzaal erbij met slechts half voltooide wandpanelen. Toen het eerste doek in
1888 voltooid was, liet Verlats huisbaas het confisqueren wegens onbetaalde huur, en in 1890 overleed de kunstenaar zonder de opdracht te hebben volbracht. Op voorstel van schepen Van Kuyck werd in 1897–1899 de opdracht toevertrouwd aan en uitgevoerd door vijf professoren van de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten onder wie Piet Verhaert en Edgard Farasyn. Stadsarchivaris Frans Jos Van den Branden reikte de historiserende thema’s aan. Tegelijk met de Eretrapzaal waren ook de beide bestaande vestibules of zogenoemde Salles des Pas Perdus afgewerkt, waarop meerdere zalen en trappen uitgaven. De nog zestiende-eeuwse plafonds met hun gigantische stenen consoles en zware balken dienden als uitgangspunt voor de verdere aankleding in neo-Vlaamse renaissance, met overvloedig houtwerk, vloeren in zwarte en witte marmeren tegels en behang in imitatie goudleder.
145
De Militiezaal, thans Collegezaal De Militiezaal kwam achteraan rechts op het Schoon Verdiep, waar thans de Collegezaal gesitueerd is. Deze nieuwe Militiezaal kwam tot stand in 1881–1885. Dens’ voorstel om de oude schouw van de Gemeenteraadzaal te hergebruiken werd afgewezen. Hij moest een nieuwe ontwerpen, versierd met een afbeelding van het oude stadhuis en met illustere middeleeuwse soevereinen onder wie Godfried van Bouillon, Maria van Bourgondië en Filips de Goede en verschillende hertogen van Brabant. Om de kleding en attributen van de vorsten zo getrouw mogelijk te kunnen weergeven, kreeg beeldhouwer Alfons Peeters voor enkele weken de maliënkolder te leen die het jaar voordien had gediend in de
historische stoet bij de Brusselse feesten. Ook overal elders in het interieur werden symbolen verwerkt, zoals rozen in het plafond, handjes in de haardplaat, en op de haard ook het ‘verbroken wapen van de hertog van Alva, als zinnebeeld der verachting die hetzelve aan het vuur te prijs geeft’. In de wandpanelen werden bestaande portretten van het Belgische vorstenhuis ingewerkt waaronder Leopold, hertog van Brabant en Filips, graaf van Vlaanderen door Gustaaf Wappers (1803–1874), en Maria Hendrika, aartshertogin van Oostenrijk door Nicaise De Keyser (1813–1887). Wanneer het schepencollege in de Militiezaal is beginnen zetelen weten we niet met zekerheid. Vermoedelijk was het in de jaren 1940-1950.
o De schouw van de voormalige
Militiezaal, thans Collegzaal, detail.
i De voormalige Militiezaal, met
werktafel voor het schepencollege.
147