Het slanke schoonheidsideaal en verstoring van het lichaamsbeeld Een literatuuronderzoek naar de invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes en de rol die zelfbeeld hierin speelt.
Bachelorthesis Afstudeerseminar: Media-entertainment en het gedrag van kinderen en jongeren. Dr. Mariëtte Huizinga & Sanne Nikkelen, MsC.
Charline Jansen 6164110 30 mei 2012 6.202 woorden
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
SAMENVATTING Geïdealiseerde mediabeelden hebben invloed op het lichaamsbeeld van adolescente meisjes en kunnen aanzetten tot ongezonde manieren om aan het slanke schoonheidsideaal te voldoen. In dit literatuuronderzoek wordt getracht een overzicht te geven van de huidige stand van zaken binnen de wetenschappelijke literatuur met betrekking tot geïdealiseerde mediabeelden en lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes. Tevens is gekeken naar de rol die zelfbeeld hierin speelt. Dit wordt gedaan middels een analytisch review van 15 empirisch wetenschappelijke artikelen. Uit de resultaten is gebleken dat geïdealiseerde mediabeelden invloed hebben op het lichaamsbeeld van adolescente meisjes. Hieruit kan geconcludeerd worden dat na blootstelling lichaamsontevredenheid toeneemt. Zelfbeeld kan binnen deze relatie verschillende posities aannemen.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
2
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding
p. 4
2. Theoretisch kader
p. 7
2.1 Cultivatie Theorie
p. 7
2.2 Social Comparison Theory
p. 8
2.3 Objectification Theory
p. 8
3. Methode
p. 10
4. Resultaten 4.1 De invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes.
p. 11
4.2 De invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes; welke rol van speelt zelfbeeld hierin?
p. 15
5. Conclusie en Discussie
p. 19
6. Referenties
p. 22
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
3
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
1. INLEIDING Meisjes worden al op zeer jonge leeftijd geconfronteerd met allerlei onrealistische schoonheidsidealen. Een goed voorbeeld hiervan is Barbie, een zeer populaire speelpop onder jonge meisjes, uitgebracht in 1959 (Wikipedia, 2012). Sinds de geboorte van de eerste Barbiepop, met haar lange dunne benen, slanke taille en platte buik, is het schoonheidsideaal enorm veranderd en een stuk slanker geworden. Met name de laatste decennia wordt in de Westerse cultuur steeds meer de nadruk gelegd slankheid en wordt dit als aantrekkelijk beoordeeld (Sypeck, Gray & Ahrens, 2004). Het ontstaan van fotobewerkingsprogramma’s draagt hier grotendeels aan bij. Met de komst van fotobewerkingsprogramma’s als Photoshop, kunnen niet alleen oneffenheden zoals moedervlekken en pukkels worden weggewerkt, maar is het mogelijk om het gehele lichaam naar wens te bewerken. Afbeeldingen worden zo gemanipuleerd dat de modellen een perfect, slank lichaam hebben, pas dan zijn de beelden klaar om in de media te verschijnen. Hierdoor nemen geïdealiseerde beelden, afbeeldingen van zeer slanke modellen met perfecte lichamen, op televisie en in tijdschriften de overhand (Kim & Lennon, 2007). Dit zeer slanke schoonheidsideaal wordt beoordeeld als aantrekkelijk en wordt gezien als de standaard waaraan voldaan moet worden. Algemeen bekend is dat de massamedia zeer grote invloed hebben op hoe in onze cultuur de idealen en standaarden van het perfecte lichaam worden gevormd (Andrist, 2003). Daarnaast is het overgrote deel van de bevolking van de Westerse wereld in het bezit van een televisie, waardoor adolescenten dagelijks wordt geconfronteerd met het heersende slanke schoonheidsideaal. In Nederland kijkt maarliefst 17% van de kinderen tussen de 7 en 12 jaar meer dan twee uur televisie per dag (Van Strien, Van Niekerk, & Ouwens, 2009), met een piek van vier uur tijdens de adolescentie (Liebert & Sprafkin, 1988). In dit literatuuronderzoek ligt de focus op blootstelling aan geïdealiseerde beelden op televisie en in tijdschriften, een tweede medium dat veel ideaalbeelden bevat en waaraan adolescenten met enige regelmaat worden blootgesteld. De ontwikkeling van het heersende slanke schoonheidsideaal en de continue confrontatie hiermee gaat niet zonder gevolgen. Tijdens de adolescentie, wanneer meisjes tussen de 10 en 20 jaar oud zijn, bevinden zij zich in de overgangsperiode van de kindertijd naar volwassenheid bevinden en kan blootstelling aan het slanke schoonheidsideaal vervelende gevolgen hebben (Het Puberende Brein, 2011). De adolescentie is volgens Holsen, Kraft & Roysamb (2001) een zeer uitdagende tijd voor meisjes, omdat deze periode is geassocieerd met de start van de puberteit, veranderingen van het lichaam en een groter vermogen om zichzelf te CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
4
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
reflecteren. Adolescenten zijn daarom tijdens deze periode extra gevoelig voor invloeden van buitenaf, zoals van familie, klasgenoten, vrienden en de massamedia. Doordat zij het slanke schoonheidsideaal overal om zich heen zien, zijn zij zich er zeer van bewust en nemen ze er een voorbeeld aan. Echter, door de onrealistische aard van deze standaard lukt het de meerderheid van de adolescenten niet om hier aan te voldoen (Andrist, 2003; Hargreaves & Tiggemann, 2004; Bell, Lawton & Ditmarr, 2007). Blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden en het niet kunnen voldoen aan het slanke schoonheidsideaal, leidt volgens Hargreaves & Tiggemann (2004) in grote mate tot lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes. Lichaamsontevredenheid is een psychologische discrepantie tussen het waargenomen lichaamsbeeld en het ideale lichaam.
Wanneer
feitelijke
lichaamsmaten
afwijken
van
het
standaard
slanke
schoonheidsideaal, is er sprake van een verhoogde kans op lichaamsontevredenheid (Bell et al. 2007). Op lange termijn kan dit resulteren in geremd eetgedrag en negatieve gevoelens, wat is geassocieerd met een verhoogde kans op de ontwikkeling van eetstoornissen (Botta, 1999; Thomson & Stice, 2001; Stice, 2002). In verscheidene onderzoeken wordt persoonlijke acceptatie van dit onhaalbare schoonheidsideaal als grote risicofactor gezien voor de ontwikkeling van eetstoornissen en eetpathologieën (Botta, 1999; Thompson & Stice, 2001; Stice, 2002). Dit houdt in dat adolescenten na blootstelling aan een medium dit slanke schoonheidsideaal accepteren en zien als de standaard hoe het lichaam er uit hoort te zien. Zij nemen hier een voorbeeld aan en streven naar een lichaam net zo dun als de lichamen die worden afgebeeld op televisie en in tijdschriften. Gezien de onrealistische standaard is dit streven niet gemakkelijk en is de kans groot dat dit resulteert in de ontwikkeling van ongezonde manieren om het doel, om aan het slanke schoonheidsideaal te voldoen, te bereiken. Daarbij komt dat eetstoornissen op lange termijn ernstige lichamelijke en/of psychische gevolgen kunnen hebben (Lew, Mann, Myers, Taylor & Bower, 2007). Tijdens de puberteit, wanneer meisjes zeer gevoelig zijn voor invloeden van de massamedia,
heeft
lichaamsontevredenheid
naast
de
mogelijke
ontwikkeling
van
eetstoornissen, ook invloed op het gevoel van eigenwaarde, oftewel het zelfbeeld van adolescente meisjes (Hargreaves & Tiggemann, 2004). Zelfbeeld is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dus de mate waarin iemand zichzelf als goed, bekwaam en fatsoenlijk ziet. Iedereen heeft een sterke behoefte aan een goed gevoel over zichzelf en aan een hoog gevoel van eigenwaarde (Aronson, Wilson & Akert, 2007). Volgens Abell & Richards (1996) is de kans groot dat het zelfbeeld wordt verlaagd wanneer lichaamsontevredenheid als gevolg van verstoring van het lichaamsbeeld optreedt. Onderzoek van Dohnt & Tiggemann (2006) bevestigt dit en toont aan dat lichaamsontevredenheid vooraf gaat aan een verlaagd zelfbeeld. CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
5
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Andersom is volgens Van den Berg, Paxton, Keery, Wall, Guo & Neumark-Sztainer (2007) een laag zelfbeeld geassocieerd met meer lichaamsvergelijking met geïdealiseerde mediabeelden, wat volgens de Social Comparison Theory van Festinger (1954) kan leiden tot een toename van lichaamsontevredenheid. In dit literatuuronderzoek wordt met het oog op het welzijn van adolescente meisjes, getracht een actueel overzicht te geven van de huidige stand van zaken op het gebied van empirisch onderzoek naar de invloed van geïdealiseerde beelden op televisie en in tijdschriften op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes en de rol die zelfbeeld hierin speelt. Tevens worden de belangrijkste theorieën op dit gebied besproken, te noemen: de Cultivatie Theorie, de Social Comparison Theory en de Objectification Theory. Waarbij de Cultivatie Theorie de nadruk legt op de invloed van de massamedia en de Social Comparison Theory en de Objectification Theory meer de nadruk leggen op de manier hoe adolescente meisjes door de massamedia worden beïnvloedt en welke gevolgen dit kan hebben.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
6
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
2. THEORETISCH KADER Om de vraagstelling te kunnen beantwoorden en de relatie tussen geïdealiseerde mediabeelden en lichaamsontevredenheid en de rol die zelfbeeld hierin speelt te begrijpen, is het noodzakelijk om theoretisch inzicht te verkrijgen in theorieën die bij dit onderwerp van belang zijn. De drie voornaamste theorieën die in onderzoek naar de invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid naar voren komen zijn de Cultivatie theorie van Gerbner (1976), de Social Comparison Theory van Festinger (1954) en de Objectification Theory van Frederickson en Roberts (1997). 2.1 Cultivatie Theorie Volgens de Cultivatie Theorie van Gerbner (1976) hebben massamedia een cultiverende en socialiserende functie. Dit houdt in dat door de continue herhaling van mediabeelden verwachtingen en opvattingen ontstaan met betrekking tot de werkelijkheid. De media hebben tegenwoordig zo veel macht dat zij kunnen bepalen wat er wordt getoond en laten daarom slechts een klein deel van de echte werkelijkheid zien (Gerbner, 1998). Zo kan aan de hand van de Cultivatie Theorie worden aangenomen dat de massamedia, in dit literatuuronderzoek televisie en tijdschriften, voor een groot deel bepalen hoe in onze cultuur idealen en standaarden worden gevormd en vervolgens worden verspreid. De macht van de massamedia heeft invloed op de vorming van het ideaalbeeld van het perfecte lichaam. Hierdoor kan verstoring van het lichaamsbeeld en ontwikkeling van lichaamsontevredenheid bij adolescenten ontstaan (Andrist, 2003). Nog nooit eerder hebben massamedia zoveel invloed gehad en worden adolescenten zo vaak met mediabeelden geconfronteerd als nu (Gerbner, 1998). Dit betekent dat adolescente meisjes zeer vaak aan het slanke schoonheidsideaal worden blootgesteld. Wanneer zij keer op keer dezelfde geïdealiseerde mediabeelden op televisie en in tijdschriften zien, zullen zij geloven dat dit de werkelijkheid is, waardoor zij dit slanke schoonheidsideaal accepteren. Zij zullen dit slanke schoonheidsideaal internaliseren (verinnerlijken) en als realistisch ervaren, waardoor het verlangen en streven ontstaat er ook zo uit te zien. In onderzoek van Stice (2002) wordt gesuggereerd dat internalisering van het schoonheidsideaal verschillende negatieve uitwerkingen heeft en een risicofactor is voor lichaamsontevredenheid. Hoe langer en vaker meisjes worden blootgesteld aan ideaalbeelden in de media, des te meer zij deze idealen internaliseren en hoe sterker het verlangen is er ook zo uit te zien (Grabe, Hyde & Ward, 2008).
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
7
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
2.2 Social Comparison Theory In Westerse landen, waar een slank lichaam als aantrekkelijk wordt beoordeeld, gaat internalisering van het schoonheidsideaal vaak gepaard met sociale vergelijking. De percepties over de wenselijkheid van het slanke en aantrekkelijke vrouwenlichaam worden versterkt doordat meisjes zich, vaak onbewust, vergelijken met familie, klasgenoten, vrienden, of met beelden vanuit de massamedia. Dit vergelijkingsproces kan worden uitgelegd aan de hand van de Social Comparison Theory van Festinger (1954). De originele theorie betreft vergelijkingen in groepen en individuele vergelijkingen. Tegenwoordig vergelijken individuen zichzelf met grotere sociale groepen (categorieën), zoals modellen in advertenties (Knoblauch – Westerwick & Crane, 2012). Volgens de Social Comparison Theory van Festinger (1954) is blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden gerelateerd aan sociale vergelijking. Het kijken van televisie en het lezen van tijdschriften bepaalt voor adolescente meisjes hoe zij er uit moeten zien, omdat zij continue worden geconfronteerd met het slanke schoonheidsideaal, wat door de massamedia als de standaard van het lichaam wordt uitgedragen. Aan de hand van deze theorie kan voorspeld worden dat continue blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden ervoor zorgt dat adolescente meisjes, om hun eigen uiterlijk te evalueren, zichzelf vergelijken met de vaak prominent aanwezige slanke en aantrekkelijke modellen. Deze upward vergelijking leidt veelal tot negatieve evaluaties van het eigen lichamelijke uiterlijk omdat, vanwege de onrealistische aard, niet wordt voldaan aan het slanke schoonheidsideaal. Hierdoor raakt het lichaamsbeeld verstoord en zullen adolescente meisjes denken dat zij te dik zijn, waardoor ontevredenheid met het lichaam toeneemt. (Hagreaves & Tiggemann, 2004). Des te frequenter meisjes zichzelf met geïdealiseerde mediabeelden vergelijken, des te meer zij ernaar streven om ook zo slank te zijn, en des te sterker hun lichaamsbeeld wordt verstoord wanneer het niet lukt om dit doel te behalen. Wanneer het lichaamsbeeld wordt verstoord, ontstaan er negatieve gevoelens over het lichaam, en neemt lichaamsontevredenheid toe. Dit kan vervolgens leiden tot nog meer negatieve gevoelens, een verlaagd zelfbeeld of nog ernstiger, tot eetstoornissen (Botta, 1999; Thomson & Stice, 2001; Stice, 2002). 2.3 Objectification Theory Het slanker worden van het schoonheidsideaal gaat gepaard met de groeiende focus op de vrouw en het vrouwelijk lichaam als seksueel object voor het gebruik en plezier van anderen. Vrouwen en meisjes worden tegenwoordig eerder beoordeeld aan de hand van hun uiterlijk, waardoor de focus op het eigen lichaam en hoe zij er uit moeten zien toeneemt. Volgens de
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
8
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Objectification Theory van Frederickson en Roberts (1997) zorgt objectivering -het gezien worden of behandeld worden enkel als lichaam of lichaamsdeel- ervoor dat vrouwen een bepaald beeld van zichzelf ontwikkelen waarin enkel het uiterlijk van belang is. Deze theorie suggereert dat self-objectification leidt tot schaamte voor het eigen lichaam doordat individuen zichzelf vergelijken met de geïdealiseerde standaarden, waaraan zij niet kunnen voldoen. Dit falen schrijven zij uiteindelijk toe aan zichzelf (vb. ‘I did something bad’ becomes ‘I am a bad person’.) (Andrist, 2003). Naast schaamte kan self-objectification de oorzaak zijn van ontevredenheid met het lichaam en leiden tot verschillende gezondheidsrisico’s, seksuele disfunctie en eetstoornissen (Frederickson & Roberts, 1997). Vanwege de toegenomen focus op het vrouwelijk lichaam en lichaamsdelen, kan aan de hand van deze theorie voorspeld worden dat bij adolescente meisjes deze focus ook toeneemt, waardoor zij gevoeliger worden voor (negatieve) invloeden van geïdealiseerde mediabeelden.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
9
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
3. METHODE Het doel van dit literatuuronderzoek is een zo volledig mogelijk antwoord te geven op de gestelde vraagstelling. Om kwaliteit en betrouwbaarheid na te streven wordt dit gedaan aan de hand van empirisch wetenschappelijke artikelen. Daarnaast is gezocht naar enkele theoretische artikelen, die verschillende rolspelende theorieën uitleggen en het literatuuronderzoek ondersteunen. Om een zo recent mogelijk overzicht van de bestaande literatuur te verkrijgen is ervoor gekozen alleen publicaties mee te nemen die maximaal 20 jaar geleden geschreven zijn. Voor een aantal theoretische artikelen is hierop een uitzondering gemaakt, omdat deze artikelen theorieën bespreken die relevant zijn voor dit literatuuronderzoek. Tot slot was het een vereiste dat de publicatie kinderen en/of jongeren tussen 8 en 20 jaar betrof en dat het onderzoek in het Nederlands of in het Engels is geschreven. Om een zo gestructureerd mogelijk beschrijving te geven van de bestaande empirische wetenschappelijke literatuur, betreft de methode in dit literatuuronderzoek een analytisch review. Middels deze methode wordt er naar gestreefd om de geselecteerde literatuur zo overzichtelijk mogelijk te analyseren om vervolgens een antwoord te kunnen formuleren op de vraagstelling. De literatuur voor dit literatuuronderzoek is in de maanden februari, maart en deels in april 2012, gevonden met behulp van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (UBA), waarin verschillende databanken, zoals ‘Web of Science’, ‘Academic search Premier’ en ‘PiCarta’ zijn doorzocht. Om de zoekresultaten te vergroten is ook ‘Google Scholar’ geraadpleegd en is gebruik gemaakt van de sneeuwbalmethode, wat veel bruikbare literatuur heeft opgeleverd. Gezocht is naar 15 empirisch wetenschappelijke artikelen die ten behoeve van dit literatuuronderzoek uitvoerig worden behandeld en die uiteindelijk een antwoord op de vraagstelling moeten geven. De overige artikelen die gebruikt zijn in dit onderzoek dienen ter (theoretische) ondersteuning van de empirische literatuur. Zoektermen die zijn gebruikt zijn ‘thin ideal’, ‘self-esteem’, ‘body dissatisfaction’ en ‘media’. Deze zoektermen zijn los gebruikt, maar ook in combinatie met elkaar. De combinatie van ‘thin ideal’, ‘self-esteem’ en ‘media’ en de combinatie van ‘thin ideal’, ‘media’ en ‘body dissatisfaction’ leverden voor dit literatuuronderzoek de meeste resultaten op.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
10
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
3. RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van 15 empirisch wetenschappelijke onderzoeken geanalyseerd en wordt een overzicht gegeven van de huidige stand van zaken aan de hand van de geselecteerde wetenschappelijke literatuur met betrekking tot invloed die geïdealiseerde mediabeelden hebben op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes en de rol die zelfbeeld hierin speelt. In het eerste deel wordt gekeken naar de relatie tussen geïdealiseerde beelden in de massamedia en lichaamsontevredenheid, vervolgens wordt in het tweede deel besproken worden welke rol zelfbeeld hierin speelt. 3.1 De invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid De massamedia zijn zeer invloedrijk en spelen een grote rol in het verspreiden van het heersende slanke schoonheidsideaal. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat dit prominent aanwezige slanke schoonheidsideaal kan leiden tot ongewenste effecten. Verscheidene onderzoeken tonen aan dat continue blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden leidt tot lichaamsvergelijking en resulteert in lichaamsontevredenheid bij adolescenten. Zo menen Hargreaves & Tiggemann (2003) dat meisjes al op jonge leeftijd beïnvloedt worden door geïdealiseerde mediabeelden. Hargreaves & Tiggemann (2003) hebben onderzoek gedaan naar het effect van blootstelling aan televisiebeelden waarin aantrekkelijke vrouwen werden afgebeeld op lichaamsontevredenheid bij meisjes en jongens tussen de 8 en 15 jaar oud. Tijdens een experiment werden de 160 meisjes en 197 jongens random toegewezen aan een conditie waarin zij 20 geïdealiseerde reclamebeelden kregen te zien of aan een conditie waarin zij neutrale reclamebeelden kregen te zien. Vervolgens hebben de adolescenten op drie verschillende momenten een vragenlijst ingevuld. Zoals Hargreaves & Tiggemann (2003) hadden voorspeld, rapporteerden de meisjes die aan geïdealiseerde reclamebeelden waren blootgesteld significant meer lichaamsontevredenheid dan meisjes die aan neutrale reclamebeelden waren blootgesteld. Voor de leeftijd van de meisjes werd geen significant effect gevonden. Meisjes van 8 jaar worden dus in dezelfde mate beïnvloed door geïdealiseerde mediabeelden als meisjes van 15 jaar. Dit betekent dat meisjes zich al op zeer jonge leeftijd bewust zijn van het heersende schoonheidsideaal en gevoelig zijn voor invloeden van de media. Opvallend in het onderzoek van Hargreaves & Tiggemann (2003) is dat het gevoel van lichaamsontevredenheid voor tenminste 15 minuten aanhield en daarna weer verminderde. Dit kan betekenen dat het zien van beelden van het slanke schoonheidsideaal direct effect heeft op lichaamsontevredenheid, maar dat dit gevoel van korte duur is en na verloop van tijd weer
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
11
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
wegzakt. Anschutz et al. (2011) hebben eveneens onderzoek gedaan naar het directe effect van blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid bij jonge adolescente meisjes. Zij suggereren echter dat meisjes zich vanaf 10 en 11 jaar beginnen bezig te houden met hun lichaam en gevoelig zijn voor geïdealiseerde mediabeelden, maar dat bij meisjes van 9 tot 10 jaar lichaamsontevredenheid nog niet wordt beïnvloed door blootstelling aan ideaalbeelden. Tijdens het experiment kregen de 60 participanten drie verschillende filmpjes te zien: met indirecte focus op het slanke schoonheidsideaal, met expliciete focus op het slanke schoonheidsideaal of zonder focus op het slanke schoonheidsideaal. De resultaten toonden aan dat meisjes van 11 tot 12 jaar meer lichaamsontevredenheid rapporteerden na het zien van een van de filmpjes met de focus op het slanke schoonheidideaal, dan na het zien van het neutrale filmpje. Meisjes van 10 tot 11 jaar rapporteerden ook een toename in lichaamsontevredenheid, maar minder dan de meisjes van 11 tot 12 en bij meisjes van 9 tot 10 was de lichaamsontevredenheid in alle condities gelijk. Onderzoek van Hargereaves & Tiggemann (2004) bevestigt de resultaten van hun onderzoek in 2003 en toont aan dat onrealistische schoonheidsidealen in de media een belangrijke aanleiding zijn tot lichaamsvergelijking en indirect de oorzaak zijn van lichaamsontevredenheid. Zij hebben een experiment uitgevoerd waarin 310 meisjes en 285 jongens met een gemiddelde leeftijd van 14,3 jaar werden blootgesteld aan televisiereclames met daarin het slanke schoonheidsideaal of aan televisiereclames met neutrale beelden. Uit dit experiment is gebleken dat blootstelling aan geïdealiseerde beelden leidt tot een significante toename van lichaamsontevredenheid bij meisjes, maar niet bij jongens. Dit verschil kan worden toegeschreven aan het feit dat meisjes zich meer lijken aan te trekken van dit soort mediabeelden dan jongens, waardoor zij zich eerder met de geïdealiseerde beelden zullen vergelijken (Hargreaves & Tiggemann, 2004). Blootstelling aan afbeeldingen van het slanke schoonheidsideaal in tijdschriften heeft evenals aan geïdealiseerde beelden op televisie invloed op lichaamsontevredenheid. Tucci & Peters (2008) hebben aan de hand van een experiment met herhaalde metingen onderzoek gedaan bij 42 meisjes naar de invloed van geïdealiseerde afbeeldingen in tijdschriften en kunnen constateren dat blootstelling aan het slanke schoonheidsideaal significant verband houdt met lichaamsontevredenheid. Zoals Tucci & Peters (2008) hadden voorspeld, laten de resultaten zien dat er een significante stijging is te zien in het streven naar een slank lichaam en lichaamsontevredenheid bij meisjes tussen 18 en 25 jaar na blootstelling aan tijdschriften waarin slanke modellen waren afgebeeld in vergelijking tot meisjes die werden blootgesteld aan tijdschriften waarin dikke modellen waren afgebeeld. Het zien van afbeeldingen met slanke CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
12
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
modellen in tijdschriften heeft dus direct effect op gedrag, attitudes en opvattingen. Of dit ook voor jongere adolescente meisjes geldt is onduidelijk. Zoals ook in het onderzoek van Dohnt & Tiggemann (2006) wordt aangenomen, zijn geïdealiseerde afbeeldingen in tijdschriften in veel mindere mate van invloed op meisjes tijdens de vroege adolescentie, omdat zij nog niet tot de doelgroep van dit soort tijdschriften behoren. Volgens Botta (1999) zijn het niet enkel geïdealiseerde mediabeelden die lichaamsontevredenheid veroorzaken, maar gaat het om de mate waarin meisjes deze beelden accepteren en zien als realistische doelen om te bereiken. 214 meisjes tussen de 14 en 18 jaar hebben anoniem een vragenlijst ingevuld. De resultaten tonen aan dat hoe sterker de acceptatie van het slanke schoonheidsideaal is, dus hoe meer zij instemmen met het slanke schoonheidsideaal, hoe meer meisjes zichzelf vergelijken met de geïdealiseerde, slanke lichamen die op televisie worden afgebeeld. Hoe meer meisjes zich met deze beelden vergelijken, leidt volgens de Social Comparison Theory (1954) tot een toename van lichaamsontevredenheid. Een bevestiging van deze resultaten wordt gegeven door Polce-Lynch, Myers, Kliewer & Kilmartin (2001). Polce-Lynch et al. (2001) hebben onderzoek gedaan naar hedendaagse sociale invloeden op het zelfbeeld van adolescenten en of leeftijd verschil maakt in de mate waarin het zelfbeeld wordt beïnvloed. Zij suggereren dat acceptatie van mediabeelden en berichten die het slanke schoonheidsideaal bevatten negatief gerelateerd is aan de algemene gevoelens die adolescente meisjes en jongens hebben over zichzelf. 116 meisjes en 93 jongens van 10 tot 11 jaar, 13 tot 14 jaar en van 17 tot 18 jaar hebben verschillende vragenlijsten ingevuld. Hieruit is gebleken dat enkel blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden geen significante voorspeller van lichaamsontevredenheid is, maar dat de mate waarin meisjes deze beelden accepteren en zien als realistische doelen om te bereiken bepalend is voor de invloed die geïdealiseerde mediabeelden heeft op lichaamsontevredenheid. Daarnaast speelt sociale druk een steeds grotere rol. Door de prominent aanwezige beelden van het slanke schoonheidsideaal in de massamedia is een sterke groei in de sociale druk om slank te zijn te zien, wat lichaamsvergelijking doet toenemen. Dit blijkt uit onderzoek van Stice, Spangler & Agras (2001). In dit onderzoek wordt aangetoond dat wanneer meisjes tijdens het eerste meetmoment de druk ervoeren om dun te zijn, gevoeliger zijn voor geïdealiseerde mediabeelden. Stice et al. (2001) vonden door middel van een experiment van 20 maanden onder 219 meisjes van 13 tot 17 jaar dat wanneer meisjes tijdens het eerste meetmoment de druk ervoeren om dun te zijn en ontevreden waren met hun lichaam, dit een modererend effect had op de relatie tussen blootstelling aan modetijdschriften en de groei van CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
13
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
negatieve gevoelens. Zij menen dat langdurige blootstelling aan modetijdschriften resulteert in toename van negatieve gevoelens bij kwetsbare meisjes. Hieronder vallen meisjes die er naar streven om slank te zijn, ontevreden zijn met hun lichaam en onvoldoende sociale steun krijgen. Van den Berg, Paxton, Keery, Wall, Guo & Neumark-Sztainer (2007) hebben onderzoek gedaan onder 1386 meisjes en 1130 jongens met een gemiddelde leeftijd van 19 jaar naar de rol van lichaamsvergelijking bij lichaamsontevredenheid. Dit onderzoek, waarin de adolescenten zelfrapporterende vragenlijsten in hebben gevuld, laat zien dat er tijdens blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden sprake is van lichaamsvergelijking. Alleen voor meisjes is lichaamsvergelijking met geïdealiseerde mediabeelden vervolgens positief gerelateerd aan lichaamsontevredenheid. Waarom dit niet voor jongens geldt, is wellicht, net zoals in het onderzoek van Hargreaves & Tiggemann (2004), toe te schrijven aan het feit dat meisjes zich meer lijken aan te trekken van ideaalbeelden en zich eerder hiermee zullen vergelijken. Daarnaast is het aannemelijk dat meisjes een grotere druk voelen vanuit hun sociale omgeving dan jongens. Dit vergelijkingsproces, waarbij vrouwen zich vaak upward vergelijken wanneer het model van het zelfde geslacht is, kan verklaard worden aan de hand van de Social Comparison Theory (Festinger, 1954). In tegenstelling tot de meeste onderzoeken die aantonen dat blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden resulteert in lichaamsontevredenheid, suggereren de resultaten van het onderzoek van Knoblauch-Westerwick & Crane (2012) dat langdurige blootstelling aan geïdealiseerde afbeeldingen in tijdschriften juist leidt tot toename van lichaamstevredenheid. Knoblauch-Westerwick & Crane (2012) hebben zich gericht op de effecten van langdurige blootstelling aan ideaalbeelden in tijdschriften op lichaamstevredenheid. In een tien dagen durend experiment waaraan 140 vrouwen tussen de 18 en 30 jaar mee hebben gedaan, werden twee experimentele groepen blootgesteld aan tijdschriften waarop het dunheidideaal was te zien, daarvan werd in één groep sociale vergelijking opgewekt. Dat langdurige blootstelling aan geïdealiseerde afbeeldingen in tijdschriften juist lichaamstevredenheid doet toenemen, kan worden toegeschreven aan het feit dat de experimentele groepen op den duur gedragsverandering lieten zien, waaronder meer dieet gedrag, waardoor zij op lange termijn meer tevreden met hun lichaam zijn. Blootstelling aan afbeeldingen die het slanke schoonheidsideaal laten zien leidt dus wellicht eerst tot lichaamsontevredenheid (direct effect), wat het significante effect op dieetgedrag kan verklaren, met als resultaat een toename van lichaamstevredenheid.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
14
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
3.2 De rol van zelfbeeld in de relatie tussen geïdealiseerde mediabeelden en lichaamsontevredenheid Tijdens de puberteit is niet alleen het lichaamsbeeld onderhevig aan veranderingen en gevoelig voor invloeden van buitenaf, maar is ook het zelfbeeld van adolescente meisjes in ontwikkeling. Zelfbeeld is het beeld dat iemand van zichzelf heeft. De mate waarin iemand zichzelf als goed, bekwaam en fatsoenlijk ziet (Aronson, Wilson & Akert, 2007). Het is aannemelijk dat het zelfbeeld wordt aangetast wanneer sprake is van verstoring van het lichaamsbeeld en meisjes niet tevreden zijn met hun lichaam. Het is echter ook mogelijk dat een verlaagd zelfbeeld meisjes gevoeliger maakt voor lichaamsvergelijking met geïdealiseerde mediabeelden waardoor lichaamsontevredenheid toeneemt. Hawkins, Richards, Granley & Stein (2004) hebben experimenteel onderzoek gedaan naar de effecten van blootstelling aan ideaalbeelden in tijdschriften op de gevoelens van vrouwen met betrekking tot het zelfbeeld, lichaamstevredenheid, symptomen van eetstoornissen en de mate van internalisering van het slanke schoonheidsideaal. In het experiment kregen 145 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 20 jaar 40 geïdealiseerde of 40 neutrale tijdschriftartikelen te zien. Aan de hand van de resultaten kunnen Hawkins et al. (2004) constateren dat hun verwachting wordt ondersteund. Meisjes die zijn blootgesteld aan de geïdealiseerde afbeeldingen rapporteerden meer lichaamsontevredenheid en een lager zelfbeeld dan de meisjes in de controle groep. Hieruit kan geconcludeerd worden dat geïdealiseerde mediabeelden invloed hebben op lichaamsontevredenheid, maar ook op het zelfbeeld. Onduidelijk is echter of mediabeelden directe invloed hebben op het zelfbeeld of dat lichaamsontevredenheid hieraan vooraf gaat. Volgens Van den Berg et al. (2007) bevindt zelfbeeld
zich
juist
tussen
de
invloed
van
geïdealiseerde
mediabeelden
en
lichaamsontevredenheid. Van den Berg et al. (2007) zeggen dat zelfbeeld een bescheiden rol speelt in de mate waarin meisjes, met een gemiddelde leeftijd van 19 jaar, zichzelf vergelijken met ideaalbeelden in de media, en gaat een verlaagd zelfbeeld dus vooraf aan lichaamsontevredenheid. Dit stelt dat er bij meisjes met een laag zelfbeeld vaker sprake is van vergelijking met de onrealistische geïdealiseerde mediabeelden waardoor de kans op lichaamsontevredenheid toeneemt. Dit vergelijkingsproces kan verklaard worden aan de hand van de Social Comparison Theory, waarin gesteld wordt dat vrouwen zich vaak upward vergelijken wanneer het model van het zelfde geslacht is. Deze upward vergelijking leidt vaak tot negatieve evaluatie van het eigen lichamelijk uiterlijk met lichaamsontevredenheid als gevolg (Hargeaves & Tiggemann, 2004).
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
15
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Paxton, Neumark-Sztainer, Hannan & Eisenberg (2006) en Van den Berg, Mond, Eisenberg, Ackard & Neumark-Sztainer (2010) hebben beiden longitudinaal onderzoek gedaan naar relatie tussen lichaamsontevredenheid en zelfbeeld, en kunnen beiden constateren dat lichaamsontevredenheid en zelfbeeld met elkaar verband houden. Uit het onderzoek van Paxton et al. (2006), waarbij 440 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 12,7 jaar en 946 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 15,8 jaar een vragenlijst hebben ingevuld, blijkt dat lichaamsontevredenheid een unieke voorspeller is van een verlaagd zelfbeeld vijf jaar later. Dit geldt echter alleen tijdens de vroege adolescentie. Dit verschil is wellicht te verklaren aan de leeftijd die de meisjes vijf jaar later hebben bereikt. Van den Berg et al. (2010) tonen eveneens aan dat lichaamsontevredenheid en zelfbeeld sterk aan elkaar gerelateerd zijn. Zij hebben hun onderzoek uitgevoerd onder 2561 adolescenten van 11 tot 18 jaar, waarbij de adolescenten twee keer een vragenlijst in hebben gevuld met een tussenperiode van vijf jaar. Resultaten laten zien dat er een significante relatie bestaat tussen lichaamsontevredenheid en zelfbeeld. In tegenstelling tot het onderzoek van Paxton et al. (2006) verandert deze relatie niet significant naarmate de meisjes ouder worden, en is de relatie even sterk voor de jongere en oudere adolescente meisjes. Het is echter aannemelijk dat lichaamsontevredenheid en zelfbeeld niet voor alle meisjes even sterk aan elkaar gerelateerd zijn en verschilt de relatie significant tussen gewicht, etniciteit en sociaal economische status. Onderzoek van Dohtn & Tiggemann (2006) toont aan dat zelfs meisjes tussen de 5 en 8 jaar worden beïnvloed door geïdealiseerde mediabeelden. In hun onderzoek hebben zij 97 meisjes tussen de 5 en 8 jaar twee keer, met een tussenperiode van een jaar, geïnterviewd. De resultaten toonden aan dat meisjes die televisieprogramma’s kijken waarin de nadruk op het uiterlijk wordt gelegd minder tevreden zijn met hun uiterlijk. Meisjes die tijdens de eerste en tweede meting aangaven dat zij streven naar een dunner figuur en ontevreden zijn met hun lichaam hadden tijdens de tweede meting een lager zelfbeeld. Dit ondersteunt de veronderstelling dat lichaamsontevredenheid een significante voorspeller is van een verlaging van het zelfbeeld. Andersom werden streven naar het slanke schoonheidsideaal en lichaamontevredenheid niet voorspeld door een verlaagd zelfbeeld. In het onderzoek van Dohnt &
Tiggemann
(2006)
blijken
ideaalbeelden
in
tijdschriften
niet
gerelateerd
aan
lichaamsontevredenheid, waarschijnlijk doordat meisjes in de leeftijd van 5 tot 8 jaar nog niet tot de doelgroep van dit soort tijdschriften behoren. Polce-Lynch, Myers, Kliewer & Kilmartin (2001) hebben onderzoek gedaan onder 116 meisjes en 93 jongens van 10 tot 11 jaar, 13 tot 14 jaar en van 17 tot 18 jaar. Zij hebben gekeken naar de hedendaagse sociale invloeden op het zelfbeeld van adolescenten en of leeftijd CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
16
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
verschil maakt in de mate waarin het zelfbeeld wordt beïnvloed. De resultaten, die zij hebben verkregen door middel van verschillende vragenlijsten, suggereren dat acceptatie van mediaberichten en beelden met betrekking tot het uiterlijk negatief gerelateerd is aan de algemene gevoelens die meisjes over zichzelf hebben. Dit betekent dat het lichaamsbeeld negatief wordt beïnvloed door ideaalbeelden in de massamedia, wat negatieve gevolgen heeft voor het algemene zelfbeeld van meisjes. Voor leeftijd wordt geen verschil gevonden. Dit betekent dat het zelfbeeld van de meisjes in alle drie de groepen even sterk wordt beïnvloed. Gesuggereerd wordt dat lichaamsbeeld de filter is tussen media-invloed en het zelfbeeld van meisjes. Dit houdt in dat hoe lager het lichaamsbeeld, hoe groter de lichaamsontevredenheid, hoe sterker de negatieve invloed van geïdealiseerde mediabeelden is op het zelfbeeld. Overeenkomstig met de resultaten uit het onderzoek van Polce-Lynch et al. (2001) zeggen Stice, Spangler & Agras (2001) dat wanneer meisjes al lichaamsontevredenheid ervaren zij gevoeliger zijn voor mediabeelden met het slanke schoonheidsideaal in de massamedia, waardoor negatieve gevoelens toenemen en verlaging van het zelfbeeld kan ontstaan. Stice et al. (2001) vonden door middel van een experiment dat wanneer meisjes tussen de 13 en 17 jaar tijdens het eerste meetmoment de druk ervoeren om dun te zijn en ontevreden waren met hun lichaam, dit een modererend effect had op de relatie tussen blootstelling aan modetijdschriften en de toename van negatieve gevoelens. Zij menen dat langdurige blootstelling aan modetijdschriften resulteert in toename van negatieve gevoelens bij kwetsbare meisjes, meisjes die streven naar het slanke schoonheidsideaal, ontevreden zijn met hun lichaam en onvoldoende sociale steun krijgen. Deze bevindingen suggereren dus dat wanneer meisjes al lichaamsontevredenheid ervaren zij gevoeliger zijn voor invloeden van massamedia, met als gevolg dat negatieve gevoelens toenemen, wat kan resulteren in verlaging van het zelfbeeld. Bell, Lawton & Dittmar (2007) hebben gekeken naar de invloed van dunne modellen in videoclips op lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes. In vergelijking tot de meeste onderzoeken laat het onderzoek van Bell et al. (2007) tegenstrijdige resultaten zien. Hun verwachting dat bij meisjes met een laag zelfbeeld lichaamsontevredenheid eerder zal toenemen na blootstelling aan videoclips waarin slanke modellen zijn te zien dan bij meisjes met een hoog zelfbeeld werd niet ondersteund. Uit de resultaten van hun experiment met 87 meisjes tussen 16 en 19 jaar blijkt dat bij zowel meisjes met een laag zelfbeeld als bij meisjes met een hoog zelfbeeld een toename van lichaamsontevredenheid werd gerapporteerd na blootstelling aan videoclips met daarin slanke modellen, in vergelijking met de twee controle groepen waarin de meisjes geen beelden kregen te zien. Een tweede onderzoek met opvallende resultaten is het onderzoek van Kim & Lennon CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
17
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
(2007). Zij hebben onderzocht of de mate van blootstelling aan massamedia is gerelateerd aan zelfbeeld, lichaamsbeeld en symptomen van de ontwikkeling van eetstoornissen, gebaseerd op de Social Comparison Theory van Festinger (1954). 114 meisjes tussen 18 en 24 jaar hebben in een non-experimentele setting eenmalig een vragenlijst ingevuld. De resultaten laten geen significant verband zien tussen blootstelling aan geïdealiseerde beelden op televisie en het lichaamsbeeld. Ook werd geen verband gevonden tussen blootstelling aan modetijdschriften en zelfbeeld, en is geen significante relatie gevonden tussen lichaamsontevredenheid en zelfbeeld. Het is aannemelijk dat er geen verbanden zijn gevonden, omdat de meisjes zich bevinden aan het einde van de adolescentie of zich zelfs al in een volgende levensfase bevinden. Wel lijken totale ontevredenheid en zelfbeeld met elkaar samen te hangen, maar hier kunnen ook andere redenen en factoren aan bijdragen.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
18
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE In dit literatuuronderzoek is onderzocht wat de relatie is tussen geïdealiseerde beelden op televisie en in tijdschriften en lichaamsontevredenheid bij adolescente meisjes. Daarnaast is gekeken naar de rol die zelfbeeld hierin speelt. Aan de hand van het theoretisch kader en de resultaten zijn de conclusie en discussie geschreven. Op basis van de resultaten uit de verschillende wetenschappelijke onderzoeken die in dit literatuuronderzoek aan de orde zijn gekomen, kan worden geconcludeerd dat blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden op televisie en in tijdschriften, bij zowel jongere als oudere adolescente meisjes, aanzet tot lichaamsvergelijking en leidt tot lichaamsontevredenheid. De media hebben een cultiverende werking en zijn zeer prominent aanwezig in het leven van adolescente meisjes. Hierdoor wordt het slanke schoonheidsideaal dat in de media wordt afgebeeld gezien als de standaard waaraan voldaan moet worden, waardoor adolescente meisjes hier een voorbeeld aan nemen. Echter kunnen de meisjes vaak niet aan dit slanke schoonheidsideaal voldoen vanwege de onrealistische aard en leidt lichaamsvergelijking, aan de hand van de Social Comparison Theory, in de meeste gevallen tot lichaamsontevredenheid. Voor meisjes tijdens de midden en late adolescentie geldt dat zowel blootstelling aan geïdealiseerde afbeeldingen in tijdschriften als aan beelden op televisie van invloed is op lichaamsvergelijking en lichaamsontevredenheid. Bij meisjes tijdens de vroege adolescentie zijn het vooral geïdealiseerde televisiebeelden die van invloed zijn, omdat zij vanwege hun leeftijd nog niet tot de doelgroep behoren die tijdschriften leest. De resultaten laten zien dat er een verband bestaat tussen blootstelling aan het slanke schoonheidsideaal, lichaamsontevredenheid en zelfbeeld. Zelfbeeld speelt echter geen eenduidige rol in deze relatie. Zelfbeeld wordt zowel direct door geïdealiseerde mediabeelden beïnvloed (Hawkins et al., 2004), als door lichaamsontevredenheid als gevolg van blootstelling aan geïdealiseerde mediabeelden (Paxton et al., 2006; Van den Berg et al., 2010; Dohtn & Tiggemann, 2006; Polce-Lynch et al., 2001 & Stice et al., 2001). Aan de andere kant is een laag zelfbeeld een reden voor meer lichaamsvergelijking. Meisjes met een laag zelfbeeld zijn gevoeliger voor geïdealiseerde mediabeelden waardoor zij zich meer vergelijken en ontevredener zijn met hun lichaam (Van den Berg et al., 2007). Er kunnen in dit literatuuronderzoek meerdere kanttekeningen worden geplaatst. Er zijn veel meer factoren die de invloed van geïdealiseerde mediabeelden op lichaamsontevredenheid bepalen, die in dit literatuuronderzoek niet aan bod komen. Uit verscheidene onderzoeken blijkt
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
19
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
bijvoorbeeld dat acceptatie, het instemmen met het schoonheidsideaal, bepaald in welke mate adolescente meisjes zich met deze beelden vergelijken. En hoe meer vergelijkingen meisjes maken, hoe groter de kans op lichaamsontevredenheid is (Botta, 1999; Polce-Lynch et al., 2001). Daarnaast is de één gevoeliger voor invloeden van buitenaf dan de ander, waardoor blootstelling aan ideaalbeelden niet bij alle meisjes zal leiden tot lichaamsontevredenheid of verlaagd zelfbeeld. Tevens toont onderzoek van Van den Berg et al. (2010) aan dat de relatie tussen lichaamsontevredenheid en zelfbeeld significant verschilt tussen gewicht, etniciteit en sociaal-economische status. In toekomstig onderzoek is het daarom van belang dat er rekening wordt gehouden met het feit dat er verschillende factoren van invloed zijn op de relatie tussen geïdealiseerde mediabeelden, lichaamsontevredenheid en zelfbeeld. Een mogelijke beperking van dit literatuuronderzoek is dat de leeftijden wellicht te veel uiteen lopen. Zo zijn de adolescenten in de onderzoeken van Hargreaves & Tiggemann (2003), Dohnt & Tiggemann (2006) en Anschutz et al. (2011) erg jong, beginnend bij acht jaar in het onderzoek van Hargreaves & Tiggemann (2003). En zijn de adolescenten in de onderzoeken van Hawkins et al. (2004), Kim & Lennon (2007), Tucci & Peters (2008) en KnoblauchWesterwick & Crane (2012) een stuk ouder. Uit de resultaten blijkt echter wel dat zowel jongere als oudere adolescenten worden beïnvloed door geïdealiseerde mediabeelden, maar aannemelijk is dat er wel verschil bestaat tussen een meisje van tien en een meisje van twintig. Zoals wordt aangetoond in het onderzoek van Knoblauch-Westerwick & Crane (2012), waaruit blijkt dat langdurige blootstelling aan geïdealiseerde beelden juist leidt tot een toename van lichaamstevredenheid. Aan het einde van de adolescentie, rond het twintigste levensjaar, hebben de meeste meisjes zich ontwikkeld tot wie ze zijn en zijn zij minder gevoelig voor invloeden van buitenaf dan wanneer zij zich aan het begin of midden van de adolescentie bevinden. Een ander discussiepunt is het feit dat veel onderzoekers gebruik maken van een eenmalig experiment waarin adolescenten worden blootgesteld aan een reeks geïdealiseerde beelden of filmpjes. Na het zien van deze beelden rapporteren de meeste meisjes toename van lichaamsontevredenheid. Echter worden de meisjes, ondanks dat de massamedia overal zijn, in het dagelijks leven niet in én keer aan dezelfde hoeveel ideaalbeelden blootgesteld als tijdens een experiment , waardoor blootstelling tijdens een experiment een ander effect kan hebben dan blootstelling in natuurlijke omgeving, waarin tussendoor ook neutrale beelden worden gezien. Uit onderzoek van Hargreaves en Tiggemann (2003) blijkt bijvoorbeeld dat na blootstelling een toename in het gevoel van lichaamsontevredenheid word gerapporteerd, maar dat dit gevoel na verloop van tijd weer verminderde. Aan de hand hiervan kan gesuggereerd worden dat CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
20
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
longitudinaal onderzoek standvastigere resultaten biedt wat betreft de invloed van geïdealiseerde mediabeelden en de gevolgen van lichaamsontevredenheid en verlaagd zelfbeeld. Tot slot is het mogelijk nog meer recent onderzoek te gebruiken, gezien de relevantie van het onderwerp en het ruime aanbod aan beschikbare literatuur. Wellicht is het voor volgend onderzoek interessant om de meeste recente literatuur te vergelijken met onderzoek uit de tijd dat het schoonheidsideaal nog niet zo slank was.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
21
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
5. REFERENTIES Abell, S. C. & Richards, M. H. (1996). The Relationship between Body Shape Satisfaction and Self-Esteem: An Investigation of Gender and Class Differences. Journal of Youth and Adolescence, 25, 5, 691-703. Andrist, L. C. (2003). Media Images, Body Dissatisfaction, and Disordered Eating in Adolescent Women. Volume 28, 2, 119-123. Anschutz, D. J., Spruijt-Metz, D., Van Strien, T. & Engels, R. C. M. E. (2011). The direct effect of thin ideal focused adult television on young girls’ ideal body figure. Body Image, 8, 26-33. Aronson, E., Wilson, T. D. & Akert, R. M. (2007). Social Psychology (sixth edition).Upper Saddle River, New Jersey: Pearson International. Barbie. (2012). Opgehaald van http://nl.wikipedia.org/wiki/Barbie_(pop) op 14 april 2012. Bell, B. T., Lawton, R. & Dittmar, H. (2007). The impact of thin models in music videos on adolescent girls’ body dissatisfaction. Body Image, 4, 137-145. Botta, R. A. (1999). Television Images and Adolescent Girls’ Body Image Disturbance. Journal of Communication, 22-42. Crone, E. (2011). Het Puberende Brein. (23ste druk). Amsterdam: Bert Bakker. Dohnt, H. & Tiggemann, M. (2006). The Contribution of Peer and Media Influences to the Development of Body Satisfaction and Self-Esteem in Young Girls: A Prospective Study. Developmental Psychology, 42(5), 929-936.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
22
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Frederickson, B. L., & Roberts, T. (1997). Objectification theory: Toward understanding women’s lived experiences and mental health risks. Psychology of Women Quarterly, 21, 173206. Gerbner, G. (1998). Cultivation Analysis: An Overview, Mass Communication and Society, 1:3-4, 175-194. Grabe, S., Ward, L. M., & Hyde, J. S. (2008). The role of the media in body image concerns among women: A meta-analysis of experimental and correlational studies: Psychological Bulletin, 134, 460-476. Hargreaves, D. & Tiggemann, M. (2003). The Effect of ‘Thin Ideal’ Television Commercials on Body Dissatisfaction and Schema Activation During Early Adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 32(5), 367-373. Hargreaves, D. A. & Tiggemann, M. (2004). Idealized media images and adolescent body image: ‘comparing’ boys and girls. Body Image, 1, 351-361. Hawkins, N., Richards, P. S., Mac Granley, H. & Stein, D. M. (2004). The Impact of Exposure to the Thin-Ideal Media Image On Women. Eating Disorders, 12, 35-50. Holsen, I., Kraft, P., & Roysamb, E. (2001). The relationship between body image and depressed mood in adolescence: A 5-year longitudinal panel study. Journal of Health Psychology, 6, 613-627. Kim, J. H. & Lennon, S. J. (2007). Mass Media and Self-Esteem, Body Image, and Eating Disorder Tendencies. Clothing & Textiles Research Journal, 25(1), 3-23.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
23
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Knobloch-Westerwick, S. & Crane, J. (2012). A Losing Battle: Effects of Prolonged Exposure to Thin-Ideal Images on Dieting and Body Satisfaction. Communication Research, 39(1), 79102. Lew, A. M., Mann, T., Myers, H., Taylor, S. & Bower, J. (2007). Thin-Ideal Media and Women’s Body Dissatisfaction: Prevention using Downward Social Comparisons on NonAppearance Dimensions. Sex Roles, 57, 543-556. Liebert & Sprafkin, 1988). Liebert, R. M., & Sprafkin, J. (1988). The Early Window: Effects of Television on Children and Youth. Pergamon, New York. Paxton, S. J., Neumark-Sztainer, D., Hannan, P. J. & Eisenberg, M. E. (2006). Body Dissatisfaction Prospectively Predicts Depressive Mood and Low Self-Esteem in Adolescent Girls and Boys. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 35(4), 539-549. Polce-Lynch, M., Myers, B. J., Kliewer, W. & Kilmartin, C. (2001). Adolescent Self-Esteem and Gender: Exploring Relations to Sexual Harassment, Body Image, Media Influence, and Emotional Expression. Journal of Youth and Adolescence, 30(2), 225- 242. Stice, E., Spangler, D. & Agras, W. S. (2001). Exposure to media-portrayed thin-ideal images adversely affects vulnerable girls: A longitudinal experiment. Journal of Social and Clinical Psychology, 20(3), 270-288. Stice, E. (2002). Risk and maintenance factors for eating pathology: A meta-analytic review. Psychological Bulletin, 128, 825-848. Sypeck, M. F., Gray, J. J., & Ahrens, A. H. (2004). No longer just a pretty face: Fashion magazines’ descriptions of ideal female beauty from 1959 to 1999. International Journal of Eating Disorders, 36, 342-347.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
24
BACHELORTHESIS AFSTUDEERSEMINAR MEDIA-ENTERTAINMENT EN HET GEDRAG VAN KINDEREN EN JONGEREN
Thompson, J. K., & Stice, E. (2001). Thin-ideal internalization: Mounting evidence for a new risk factor for body-image disturbance and eating pathology. Current Directions in Psychological Science, 10, 181-183. Tucci, S. & Peters, J. (2008). Media influences on body satisfaction in female students. Psicothema, 20(4), 521-524. Van den Berg, P., Paxton, S. J., Keery, H., Wall, M., Guo, J. & Neumark-Sztainer, D. (2007). Body dissatisfaction and body comparison with media images in males and females. Body Image, 4, 257-268. Van den Berg, P. A., Mond, J., Eisenberg, M., Ackard, D., & Neumark-Sztainer, D. (2010). The Link Between Body Dissatisfaction and Self-Esteem in Adolescents: Similarities Across Gender, Age, Weight Status, Race/Ethnicity, and Socioeconomic Status. Journal of Adolescent Health, 47, 290-296. Van Strien, S., Van Niekerk, R. & Ouwens, M. A. (2009). Perceived parental food controlling practices are related to obsogenic or leptogenic child life style behaviors. Appetite, 53, 151-154. Veel jonge kinderen vinden zich onterecht te dik. (2011). VUmc. Opgehaald van http://www.vumc.nl/zorg/nieuws/5552777/ op 14 april 2012.
CHARLINE JANSEN | 6164110 | 30 MEI 2012
25