VOS 2000 FASE III
Eindrapport Fase III
Introductie Het project VOS 2000 (Verf Op Staal) richt zich op het inventariseren van ervaringen met en het beoordelen van de duurzaamheid van toegepaste minder milieubelastende verfsystemen ten behoeve van de staalconservering. Voorts wordt aandacht besteed aan het opsporen van knelpunten en het peilen van beleidsvoornemens aan de hand van opgedane ervaringen en bewezen duurzaamheid van bepaalde systemen. Het project dat op advies van de P.R. commissie van de vroegere “Maatregelgroep Staalconservering” KWS 2000 is ontwikkeld, wordt momenteel begeleid door de “Kennisgroep Staalconservering”. Het project, dat is gestart in ’96 bestaat uit drie fasen, te weten: Fase 1: zaak nr. 96.22.0236 Fase 2: zaak nr. 97.22.0090 Fase 3: zaak nr. 99.22.0065 Opdrachtgever: Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, DirectoraatGeneraal Milieubeheer. Opdrachtnemer: Stichting Samenwerking Metaalconserveringsbedrijven (SSM) Hanzeweg17 2800 AR GOUDA De SSM voert dit project uit met de volgende partners: Bedrijfschap Schildersbedrijf Postbus 377 2280 MA RIJSWIJK Adviescentrum VOM Jan van Eycklaan 2 3723 BC BILTHOVEN Het secretariaat wordt gevoerd door: InfoMil Postbus 93144 2509 AC DEN HAAG Projectcoördinator namens het Ministerie van VROM is de heer mr. S.W. Josephus Jitta. Sedert medio ’02 de heer ir. M.P.E. Janssens
1
Eindrapport Fase III
Projectgroep VOS 2000 Aan het project wordt vorm en inhoud gegeven door de projectgroep, bestaande uit leden van de kennisgroep staalconservering, te weten: Mevr. L.M.J. van Berkel Dhr. E. Meeuwsen Dhr. T. Nonhof Dhr. J.R. Sjoer
InfoMil Bedrijfschap Schilders Adviescentrum VOM SSM
De projectgroep VOS 2000 dankt alle functionarissen, bedrijven en instanties die medewerking hebben verleend aan de totstandkoming van het project, voor hun bereidwillige deelname en bijdrage. Datum: 3 april 2003
2
Eindrapport Fase III
Inhoudsopgave Introductie
1
Samenvatting
5
Deel 1 Hoofdlijnen van het project VOS 2000
7
Deel 2 Beschijving van fase 3
9
Deel 3 Objectinformatie
10
Deel 4 Bevindingen, resultaten en beoordelingen
13
Deel 5 Economische aspecten
15
Deel 6 Opinie in de markt
18
Deel 7 Conclusies
20
Deel 8 Beschouwingen vanuit de gesignaleerde knelpunten
23
Bijlagen
27
Bijlage 1 Overzicht objecten fases 1 tot en met 3 Bijlage 2 Codering van verfsystemen Bijlage 3 Duurzaamheidstabel Bijlage 4 Gegevens en resultaten per object Bijlage 5 Inspectieformulier Bijlage 6 Grafiek voor puntentelling
3
Eindrapport Fase III
4
Eindrapport Fase III
Samenvatting Het project VOS 2000 richt zich op de beoordeling van de duurzaamheid van toegepaste minder milieubelastende verven in de staalconservering, alsmede het signaleren van mogelijke knelpunten die toekomstige toepassingen in de weg zouden staan. Voorts wordt aandacht besteed aan bijzondere aspecten zoals immersiebelasting en toekomstig onderhoud. Belangrijke doelstelling van het project is om de duurzaamheid van minder milieubelastende verfsystemen in de praktijk aan te tonen en weer te geven in een duurzaamheidverwachting. De selectie van objecten omvat een breed toepassingsgebied waarin ook een aantal vroegere haalbaarheid- en demoprojecten uit het KWS 2000 programma zijn opgenomen. Het project VOS 2000 is onder de verantwoordelijkheid van de toenmalige “Maatregelgroep staalconservering” in 1995 geïnitieerd en is medio 1996 formeel van start gegaan. Het project is eind 2002 afgerond. Het project kent een drietal uitvoeringsfases te weten: Fase 1, omvat de inventarisatie en selectie van objecten, alsmede de enquêtering van betrokken partijen. Voorts wordt aandacht geschonken aan een aantal economische aspecten die bij de toepassing van minder milieubelastende verven een rol spelen. Het verslag “Eindrapport fase 1” is gedateerd 29 oktober 1998. Fase 2, betreft de doorgaande duurzaamheidbeoordelingen en verslaggeving van de bevindingen, alsmede het aangeven van een duurzaamheidverwachting van de beoordeelde systemen. Het verslag “Eindrapport fase 2” is gedateerd april 2000. Fase 3, omvat het volgen en beoordelen van een herziene selectie van objecten, het autoriseren van bewezen duurzaamheid en ervaring met de beoordeelde systemen. Enkele voorbehandelingproeven in verband met toekomstig onderhoud en voorts het aanleveren van informatie ten behoeve van publiciteit en toekomstig beleid. In de verslagen wordt met betrekking tot het bepalen van de belastingcategorieën en het vaststellen van de duurzaamheid, uitgegaan van de NPR 7452 / EN-ISO 12944. Uitgangspunt bij het vaststellen van de duurzaamheid, d.w.z. het tijdstip waarop groot onderhoud noodzakelijk wordt, is het behouden van de mogelijkheid tot het uitvoeren van preventief onderhoud. Belangrijkste conclusies zijn:
De potentiële duurzaamheid van het merendeel van de beoordeelde minder milieubelastende systemen bij atmosferische belasting overtreft de verwachting; Meer in het bijzonder geldt dit voor de z.g. high solid systemen op basis van oplosmiddel gedragen tweecomponenten epoxies afgewerkt met een polyurethaan;
5
Eindrapport Fase III
Ook een aantal watergedragen systemen presteren boven verwachting, waarbij de voorkeur bij deze systemen tendeert naar een toepassing over een oplosmiddelhoudende primer; Eéncomponentige watergedragen coatings zijn goed toepasbaar gebleken in de belastingsklassen C2 en C3 vlg. NPR 7452 / EN-ISO 12944; Tweecomponenten watergedragen epoxycoating goed toepasbaar t/m belastingsklasse C4; De acrylaatdispersies zijn niet geschikt in langdurig contact met vloeibaar water; Drogingscondities en met name het conditioneren van de omgevingslucht, zijn bij de toepassing van watergedragen coatings een belangrijk aandachtspunt; Oppervlaktereinheid is in relatie met de duurzaamheid en in het bijzonder het behouden van de optie voor preventief onderhoud van groot belang; Overdikte van verflagen levert geen bijdrage aan een langere levensduur, is economisch ongunstig en kan onder omstandigheden leiden tot gebreken.
6
Eindrapport Fase III
Deel 1 Hoofdlijnen van het project VOS 2000 1.1 Algemeen Het VOS 2000 project bestaat uit drie fasen te weten: Fase 1: Inventarisatie, selectie en enquêtering. Fase 2: Duurzaamheidbeoordelingen en prognoses met betrekking tot levensduurverwachting. Fase 3: Doorgaande duurzaamheidbeoordelingen van een selectie van objecten uit de voorgaande fasen, alsmede enkele vroegere KWS 2000 projecten, het autoriseren van bewezen duurzaamheid en ervaringen met beoordeelde systemen. Voorts het aanleveren van informatie ten behoeve van publiciteit en toekomstig beleid. 1.2 Rapportages en eindverslagen Van alle inspectiebezoeken alsmede van de nader te beschrijven voorbehandelingproef zijn rapporten opgesteld welke desgewenst kunnen worden opgevraagd bij Adviescentrum VOM. Per kwartaal zijn de zogenaamde voortgangsrapportages ingediend bij de opdrachtgever. Het eindverslag Fase 1 is gedateerd: 29 oktober 1998. Het eindverslag Fase 2 is verschenen in april 2000. De eindverslagen zijn op zichzelfstaand, dat geldt ook voor het eindverslag fase 3. Het verdient evenwel aanbeveling de verslagen in samenhang te lezen. Het eindverslag Fase 3 beoogt de afronding te zijn van het VOS 2000 project. 1.3 Doelstellingen Het project richt zich op: Het opsporen van knelpunten die de keuze voor toepassing van minder milieubelastende verven zouden kunnen blokkeren; Het opdoen van praktijkervaring ten aanzien van het duurzaamheidgedrag van toegepaste minder milieubelastende verven in de staalconservering; Het vaststellen (autoriseren) van de bewezen duurzaamheid, alsmede het prognotiseren van de levensduurverwachting van de in dit kader toegepaste systemen; Het signaleren en aangeven van relevante economische aspecten; Het aanleveren van informatie ten behoeve van publiciteit en toekomstig beleid.
7
Eindrapport Fase III
1.4 Probleemstelling In de praktijk blijkt nog steeds aanzienlijke weerstand te bestaan tegen de keuze voor minder milieubelastende verfproducten, met name ten aanzien van watergedragen verven. Onvoldoende bewezen ervaringen, wantrouwen met betrekking tot duurzaamheid, de perceptie in het veld, alsmede het gevoelsaspect ten aanzien van water op staal kunnen als knelpunten worden aangegeven. Belangrijk blijkt daarbij het ontbreken van representatieve referentieobjecten, die bij de systeemkeuze tot voorbeeld zouden kunnen dienen. Ook economische aspecten (terecht of onterecht) dragen bij tot de stagnatie. 1.5 Normstellingen
Bij het bepalen van de belastingcategorieën en het vaststellen van de duurzaamheid wordt uitgegaan van de NPR 7452 / EN-ISO 12944 De hechtingen en de intercoathechtingen worden bepaald volgens de beschreven methode in de norm ISO 2409 “Ruitjesproef”. Bij laagdikten boven de 250 micrometer is de X snedeproef volgens AST M3359A toegepast Voor zover van toepassing worden de visuele beoordelingen uitgevoerd volgens de norm ISO 4628
1.6 Toepassingsgebieden Het project richt zich in hoofdzaak op het vaststellen van het duurzaamheidgedrag van minder milieubelastende verfsystemen tegen atmosferische aantasting, inclusief de weerstand tegen lokaal heersende chemische invloeden en eventuele immersiebelasting. De uitkomsten zijn niet zonder meer representatief voor toepassingen aan schepen, offshore installaties, alsmede voor het inwendige van tanks.
8
Eindrapport Fase III
Deel 2 Beschrijving van fase 3 2.1 Algemeen Uitgaande van het project VOS 2000, waarbij het accent onverminderd ligt op het vaststellen van de duurzaamheid van minder milieubelastende verfsystemen, zijn er in fase 3 na herziene selectie van objecten enkele aspecten toegevoegd die voor toekomstig beleid van groot belang zijn. Welbeschouwd is fase 3 evenwel een voortzetting van fase 1 en 2 alsook een uitbreiding van aandachtsgebieden. In bijlage 1 is een overzicht te vinden van de objecten die in fase 1,2,en 3 zijn beoordeeld. In de volgende paragrafen zijn een aantal onderwerpen beschreven waarover in fase 3 objecten zijn toegevoegd. 2.2 De E-wereld Er zijn in dit kader enkele vroegere KWS 2000 projecten aan het VOS 2000 project toegevoegd te weten:
SEP (TENNET) hoogspanningsmasten Delta Nuts 150 kV Station Ellewoudsdijk
2.3 Gemetalliseerde ondergronden Toegevoegd is het Hoogovens (Corus) demoproject “Systemen op gemetalliseerde ondergronden”. 2.4 Voorbehandelen bij onderhoud Met dank aan Rijkswaterstaat is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om een deugdelijk gebleken watergedragen systeem (Spijkenissebrug), op de traditionele wijze door middel van “spotstralen en wapperen” voor te behandelen in het kader van preventief onderhoud. 2.5 Immersiebelasting Tevens wordt in fase 3 extra aandacht besteed aan immersiebelaste toepassingen die gezien moeten worden als vervangers van de teerepoxysystemen. 2.6 Opinie in de markt Omdat het merendeel van de objecten een beter dan verwacht duurzaamheidgedrag vertoont, en de degeneratie van de systemen dus uitermate langzaam verloopt, is besloten om het accent van inspecties deels te verleggen naar het voeren van overleg met enkele leveranciers van goed presterende systemen, alsmede overleg met beheerders/opdrachtgevers. Dit om vast te stellen of de producten nog leverbaar zijn c.q. mogelijk nog verbeterd zijn, en met opdrachtgevers om een indruk te krijgen welke invloed de resultaten hebben op toekomstig beleid.
9
Eindrapport Fase III
Deel 3 Objectinformatie 3.1 Algemeen Bijlage 1 geeft een overzicht van alle objecten die gedurende de looptijd van het totale project VOS 2000 zijn beoordeeld. Tevens bevat deze bijlage informatie over de systeemcode, jaar van uitvoering en belastingsklasse. In totaal zijn 33 objecten gedurende 2-5 jaar gevolgd. Deze objecten tonen het beeld van meer dan 40 verschillende verfsystemen, geleverd door ca. 15 leveranciers. Soms is het verschil bepaald door een nuance in de systeemopbouw of in het type primer. Maar voor het merendeel is er toch sprake van belangrijke principiële verschillen in het type coating. 3.2 Onderhoud of nieuwbouw De actuele verdeling in fase 3 is: 20 onderhoudsobjecten 15 nieuwbouwtoepassingen De onderhoudsobjecten zijn voor 24% handontroest, voor 12% d.m.v. spotstralen en wapperen voorbehandeld, de overige 64% is volledig gestraald op locatie. De nieuwbouwobjecten zijn allen in de shop gestraald. 3.3 Verfsystemen Bij de selectie van verfproducten is uitgegaan van een maximaal percentage van 250 gr/liter Vos. Enkele toegepaste primers en enkele polyurethaan-afwerkingen bevatten noodgedwongen een hoger percentage. Circa 60% van de producten is oplosmiddelgedragen, de overige 40% is watergedragen of oplosmiddelvrij. Op basis van het bindmiddel en op grond van de formulering zijn de volgende typen producten in het project beoordeeld: 2 componenten epoxy high solid 2 componenten epoxy high solid glass flake 2 componenten epoxy solvent free 2 componenten epoxy surface tolerant 2 componenten epoxy watergedragen 2 componenten epoxy siloxaan 2 componenten epoxy-phenolic 2 componenten polyurethaan high solid als topcoat 1 component polyurethaan watergedragen acrylaatdispersies vinyl-acrylaat copolimeer dispersies Naast de bekende primers zoals epoxyzinkfosfaat en epoxyzinkstofcompound, zijn bij enkele systemen alkali- en ethylzinksilicaatprimers toegepast. Zie ook bijlage 2 “systeemcodering”.
10
Eindrapport Fase III
3.4 Applicatie De gevolgde systemen zijn door een twintigtal bedrijven aangebracht. Alle werken zijn aan de hand van een bestek en/of een verftechnisch advies onder toezicht c.q. begeleiding uitgevoerd. Bij een aantal toepassingen hebben zich tijdens of direct na de uitvoering bepaalde problemen voorgedaan (zie resultaten en bevindingen) die deels systeemaanpassingen vereisten en in enkele gevallen hebben geleid tot een minder deugdelijk resultaat en/of voortijdig verval. 3.5 Toepassingsgebieden en referenties Het project kent een grote verscheidenheid aan toepassingsgebieden. Alhoewel de systemen, als er geen esthetische eisen worden gesteld, goed toepasbaar zijn gebleken in situaties waarbij sprake is van atmosferische belasting, blijkt evenwel dat wanneer er sprake is van maritieme-, chemische-, industriële- en/of immersiebelasting de keuze zeer beperkt is. Bij een aantal toepassingen waren referentiesystemen aanwezig, in enkele gevallen zijn deze in het kader van het onderzoek aangebracht. 3.6 Duurzaamheid Begrippen en definities Onder duurzaamheid wordt volgens de NPR 7452 / EN-ISO 12944 verstaan: De verwachte levensduur in jaren van een beschermend verfsysteem tot het eerste grote schildersonderhoud; Buiten beschouwing blijven het plaatselijk bijwerken van kleine gebreken, bijvoorbeeld als gevolg van beschadigingen, incidentele applicatiefouten etc.; Het eerstkomende grote onderhoud wordt gerelateerd aan roestgraad Ri3 (volgens ISO 4628/3) over de hele constructie bezien; De duurzaamheidbepaling in jaren gaat uit van een keuze voor preventief onderhoud, waarbij na de nodige bewerkingen, het bestaande systeem grotendeels intact zal worden overgeschilderd; Kleur- en glansbehoud zijn geen hoofddoelstellingen; De in het verslag weergegeven conclusies van inspecties, zijn gebaseerd op de geïnspecteerde delen c.q. onderdelen van het betreffende object en hebben derhalve uitsluitend betrekking op dat gedeelte. Het vaststellen van de duurzaamheid Belastingscategorieën Overeenkomstig de EN-ISO 12944 worden atmosferische milieus ingedeeld in zes belastingscategorieën: C1- zeer laag C2- laag C3- gemiddeld C4- hoog C5-I- zeer hoog (industrie) C5-M- zeer hoog (zee)
11
Eindrapport Fase III
Im 1- immersiebelasting zoetwater Im 2- immersiebelasting zoutwater
Vastgestelde levensduur De duurzaamheid of levensduur van een verfsysteem is sterk afhankelijk van de aard en mate van belasting. In de norm wordt de duurzaamheid per categorie aangegeven als: laag: enkele jaren middel: 5-15 jaar hoog: langer dan 15 jaar Het merendeel van de VOS 2000 selectie bevindt zich in de belastingscategorieën C4, C5-I en C5-M (zie bijlage), wat neerkomt op zware tot zeer zware belasting. Los van het feit dat er zich onder de selectie een aantal proefprojecten bevinden die bewust met de doelstelling van VOS-reductie zijn toegepast, zijn de beoordeelde systemen vrijwel allen geformuleerd tegen de achtergrond van een toekomstige blootstelling. Dit heeft er mogelijk toe geleid dat er bij een aantal objecten extreme laagdikten zijn toegepast, waarvan het zeer twijfelachtig is of deze systemen de gevonden laagdikten ook zullen vertalen naar een langere levensduur (zie ook conclusies). De op basis van de inspecties vastgestelde staat van onderhoud geeft de situatie weer waarin het beschermingssysteem zich op het moment van de laatste beoordeling bevindt.
12
Eindrapport Fase III
Deel 4 Bevindingen, resultaten en beoordelingen 4.1 Algemeen In dit deel worden de beoordelingsresultaten van de individuele objecten weergegeven. Hierbij worden de systemen beoordeeld op een aantal aspecten volgens de inspectiemethodiek van Advies Centrum VOM (zie bijlage 5) te weten: oppervlaktedefecten hechting intercoatonthechting erosie/ verkrijting barstvorming, blaarvorming randdefecten roestvorming vlakken onderroest Door aan deze fenomenen een factor toe te kennen, ontstaat een score op grond waarvan onder invloed van een specifieke belasting een waardeoordeel kan worden gegeven aan een betreffend systeem. Deze score kan in een tijdsgrafiek worden gezet waaruit een scoreverloop in de tijd kan worden afgelezen. (Zie ook bijlage 6) In de bijlagen 4.2.1 t/m 4.2.33 beschreven overzichten van bevindingen, resultaten en gesignaleerde knelpunten van de objecten worden onder meer aangegeven: beschrijving van het object, met het volgnummer jaar van uitvoering belastingcategorie soort werk type systeem (zie bijlage 2) gemiddelde laagdikte ondergrond Voorts wordt onder “bevindingen” beknopt verslag gedaan van relevante inspectiegegevens en eventueel geconstateerde gebreken. Onder “resultaten en beoordelingen” wordt o.m. aangegeven of een systeem volgens de inspectiegegevens geschikt is gebleken en voldoende duurzaam is voor de betreffende toepassing, dit aan de hand van: de score de performance de optie voor preventief onderhoud de geschiktheid van het systeem in het toepassingsgebied de duurzaamheid volgens EN-ISO 12944 Deel 1 het oordeel van de opdrachtgever “Gesignaleerde knelpunten” geeft bepaalde onvolkomenheden weer die of vanuit de producten/het systeem, of vanuit de applicatie, mede onder invloed van de expositie, zijn waargenomen. Volledigheidshalve worden alle beoordeelde objecten in dit verslag weergegeven, dus ook de objecten waarvan de inspecties na fase 2 beëindigd zijn.
13
Eindrapport Fase III
4.2 Gegevens en resultaten per object Gegevens en resultaten per object worden weergegeven in de bijlagen 4.2.1 t/m 4.2.33. Een twintigtal aansprekende resultaten zijn onder vermelding van het “aantal jaren bewezen duurzaamheid” opgenomen in een duurzaamheidstabel (bijlage 3). Deze zijn geselecteerd op basis van inspectieresultaten en dubbel voorkomende verfsysystemen. 4.3 Toelichting op de duurzaamheidwaardering De norm EN-ISO 12944 kent in het duurzaamheidgebied van 5-15 jaar de waardering “middel” en bij een duurzaamheid langer dan 15 jaar, de waardering “hoog” toe. Waar in de voorgaande beoordelingen t.a.v. de duurzaamheid “middel” wordt aangegeven, kan worden uitgegaan van een vastgestelde duurzaamheid van ten minste 8 jaar of langer. Voor een prognose van de te verwachten levensduur van de systemen, zie bijlage 3 en het eindverslag van VOS 2000 fase 2, onder 2.3.2. 4.4 Straalproef Zoals onder 2.4 wordt aangegeven, is een watergedragen systeem (object 12 Spijkenissebrug) onderworpen aan een traditionele voorbehandeling, als proef om vast te stellen of het mogelijk is om watergedragen systemen in het kader van preventief onderhoud, plaatselijk te ontroesten en op te ruwen door middel van spotstralen en wapperen.
14
Eindrapport Fase III
Deel 5 Economische aspecten De enquêtes in Fase I hebben vrijwel geen concrete informatie ten aanzien van kostprijzen et cetera opgeleverd. Teneinde ook de economische kant van het project te kunnen belichten, zijn er met dit doel een aantal meningen gehoord, en bevindingen geregistreerd van gesprekken met personen die bij de staalconservering zijn betrokken. 5.1 Inleiding De economie van de staalbescherming is in dit verband het best te benaderen door de totale kosten die gepaard gaan met het conserveringsproces te definiëren en te toetsen aan de levensduur. Op deze wijze kunnen per situatie de kosten per eenheid (m2) worden gedeeld door de levensduur (in jaren tot de eerste onderhoudsbehandeling), waardoor de kosten per m2/jaar kunnen worden vastgesteld. In het traject van de staalbescherming zijn een aantal partijen betrokken die ieder vanuit de eigen economische positie in het proces participeren te weten enerzijds de toeleveranciers (bijv. verfindustrie), de aannemers (applicateurs) en de externe adviseurs. Deze partijen leveren goederen en/of diensten, nemen verantwoordelijkheid en zijn (vaak) aansprakelijk voor het geleverde resultaat, zulks tegen overeengekomen kosten en vergoedingen. Anderzijds zijn de opdrachtgevers betrokken die in principe belang hebben bij lage kosten en een lange levensduur. Zo lopen er duidelijk een aantal belangen niet parallel en kent iedere partij zijn belang en kwetsbaarheid. Zo is het vrijwel onmogelijk om objectief de feitelijke kosten vast te stellen, mede omdat de kostprijs lang niet altijd in een gezonde verhouding staat met de opbrengstprijs. Ook is het vooraf vaststellen van de feitelijke levensduur slechts dan mogelijk indien jaren van vergelijkbare ervaring is opgedaan. In het voorgaande liggen voor een belangrijk deel de knelpunten besloten met betrekking tot het realiseren van de milieudoelstellingen. 5.2 De kosten nader bekeken De verf De belangrijkste toelevering bestaat uit verfmaterialen. De soort verf is in het kader van KWS2000 doelstellingen de bepalende factor, waarbij er in dit verband een viertal basisprincipes zijn te onderkennen, te weten: Relatief VOS-rijk: conventionele of traditionele producten; VOS reducerend: high solid producten; VOS vervangend: watergedragen; VOS vervangend: oplosmiddelvrije producten. Omstandigheden die invloed hebben op de kostprijs van de verf Uitgaande van vergelijkbare basiscomponenten zal de prijs beïnvloed worden door: Onderzoek-, ontwikkelings- en promotiekosten kunnen, versterkt door (te) lage omzet van een product, leiden tot relatief hoge prijzen;
15
Eindrapport Fase III
Advies-begeleidingskosten en risicodekking zijn factoren die invloed hebben op de kostprijs; Marktwerking.
De applicatie De uitvoerende activiteiten zijn in principe tweeledig, te weten: Stationaire applicaties, uitgevoerd in daartoe ingerichte werkruimten; Mobiele uitvoering, waarbij de werkzaamheden worden verricht op locatie, eventueel met tijdelijke voorzieningen maar onder wisselende omstandigheden. Omstandigheden en situaties die invloed hebben op de kostprijs van het geappliceerde resultaat Uitgaande van het feit dat de kosten van het voorbehandelen, stellingen, afscherming en overige voorzieningen in dit kader buiten beschouwing blijven, worden de applicatiekosten beïnvloed door: Type verf en de vereiste laagdikte; Als laagdikte-eis gesteld wordt, is het gehalte vaste stof van belang. Verdunningsmiddelen zijn hulpstoffen die na verdamping geen bijdrage leveren en dus te beschouwen zijn als een (noodzakelijke) kostenpost; Overdikte of overspray; te beoordelen in het licht van de optimaal noodzakelijke hoeveelheid verf. Onnodig geappliceerde verf is altijd als verliespost te beschouwen; Aantal arbeidsgangen; high solid en oplosmiddelvrije producten openen de mogelijkheden om de gewenste laagdikte in minder arbeidsgangen aan te brengen. Watergedragen producten daarentegen hebben voor het merendeel beperkingen in laagdiktebereik, op grond waarvan vaak extra lagen nodig zijn om de gewenste laagdikte te realiseren; Laagdiktebeheersing: waarbij zowel overschrijding- als onderschrijdingen een rol kunnen spelen. Bepaalde producten vergroten de risico’s hierop als gevolg van in dit verband minder gunstige reologische eigenschappen; Drogingcondities: klimatiseren van de werkruimte zal een goede niet verstoorde procesgang mogelijk moeten maken. Indien watergedragen producten worden verwerkt zal in dit verband beheersing van de luchtvochtigheid en ventilatie noodzakelijk zijn. Buitentoepassing van watergedragen producten zonder voorzieningen is des te meer risicovol, zal moeizaam verlopen en in beperkte periodes uitvoerbaar zijn; Droogtijden: vooral van belang bij stationaire toepassing in verband met doorlooptijd (productiecapaciteit); Afdekken dan wel reserveren voor aansprakelijkheidsrisico’s; Marktwerking. 5.3 Resumé De kostenfactoren die mede in samenhang met de toepassing van minder milieubelastende verven uit de voorgaande beschouwing kunnen worden opgemaakt, zijn vrijwel niet in concrete cijfers weer te geven en zullen ook per bedrijf en situatie verschillen. De navolgende samenvatting van hoofdpunten wil slechts een indruk geven van een aantal factoren die in het economische spanningsveld en in het bijzonder in relatie met de toepassing van minder milieubelastende verven een rol spelen, in een mogelijke bijdrage aan toekomstig beleid.
16
Eindrapport Fase III
Overdikte en overspray zijn directe verliesposten. Elimineer deze kwaliteitskosten en investeer in procesbeheersing; Vluchtige organische stoffen dragen niet bij tot laagdikte en zijn een vorm van weggegooid geld. Terugdringen van VOS is ook een economisch belang; Klimaatregeling daar waar mogelijk is van groot belang. Het is echter een kostenpost die zich snel laat terugverdienen door verkorting van doorlooptijden; Marktvergroting voor bewezen producten zal prijsverlagend werken Meer kritisch instellen van de max. haalbare laagdikte van bepaalde high solids en oplosmiddelvrije producten zal de risico’s van overdikte verlagen. Indien een bepaalde (hoge) laagdikte gewenst is, kan een extra arbeidsgang een zinvolle investering zijn; Bij de toepassing van watergedragen systemen zal in relatie met de gewenste laagdikte rekening moeten worden gehouden met een extra arbeidsgang; Doorlooptijd, dus productiesnelheid binnen de mogelijkheden van de droogtijden, is een niet te onderschatten factor bij met name stationaire toepassingen; Realistische laagdikte-eisen waaruit kennis en ervaring blijkt ten aanzien van de feitelijk noodzakelijke laagdikte die moet worden aangebracht om de gewenste levensduur zeker te stellen; Verantwoorde laagdikteonderschrijdingen dan wel overschrijdingen toestaan en helder omschrijven; Aandacht voor ontwerpeisen en detailleringen in relatie met duurzaamheid en toekomstig onderhoud; Aandacht voor handeling, opslag, montage en samenbouw. Beschadigingen en/of onvoldoende bijgewerkte delen zijn vaak aanleiding tot vervroegd onderhoud of verval; Investeren in scholing en vorming van personeel dient een hoge prioriteit te hebben.
17
Eindrapport Fase III
Deel 6 Opinie in de markt 6.1 Algemeen Het is niet verwonderlijk dat de eisen met betrekking tot de staalconservering zich in toenemende mate richten op duurzaamheid en levensduurverlenging van conserveringssystemen. De kosten zijn hoog, vaak mede als gevolg van milieuvoorzieningen, op grond waarvan vooral de opdrachtgevers kiezen voor de in hun ogen grootst mogelijke zekerheid, wat meestal zal leiden tot een keuze voor beproefde systemen. De huidige marktsituatie biedt ook geen ruimte voor experimenten. In dat opzicht voorzien de uitkomsten van het VOS 2000 project duidelijk in een behoefte, omdat daarin een grote verscheidenheid aan toegepaste systemen inzicht geeft in de specifieke duurzaamheid. Beleidsbepalers en adviseurs kunnen bij toekomstige systeemkeuze gebruik maken van deze uitkomsten, en kunnen mede op grond van de projectresultaten worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden. 6.2 Gesprekken met marktpartijen Tegen de achtergrond van de huidige marktsituatie zijn een aantal opdrachtgevers en verfleveranciers op grond van hun betrokkenheid bij het project VOS 2000 gekoppeld aan een brede ervaring op het gebied van verftoepassing in de staalconservering, gevraagd hun voordeel te geven over de resultaten van VOS 2000, alsmede toekomstige ontwikkelingen. Relevante punten waren daarbij: Informatie over het leverbaar zijn van het type producten als toegepast in het project De mening over het in hun gezichtveld toegepaste systemen Een visie op het toekomstige beleid Eventueel gesignaleerde knelpunten 6.3 De opdrachtgevers Deskundigen namens opdrachtgevers geven aan dat zij: a) in enkele gevallen positief verrast zijn over de resultaten in het project; b) In meerderheid positief zijn ten opzichte van de uitkomsten; c) Bij enkele ervaringen op basis van de resultaten negatief oordelen; d) Los van hun individuele ervaring in het project, van mening zijn dat de high solid epoxies de beste mogelijkheden geven voor staalbescherming met een hoge duurzaamheid e) Als nadeel van H.S. epoxy werden een aantal keren het risico van dikke lagen genoemd, waardoor scheur- en barstvorming het gevolg zouden zijn f) Een opdrachtgever gaf aan de toepassing van acrylaatdispersie aangebracht over een epoxyprimer met interesse te volgen
18
Eindrapport Fase III
g) Onder de knelpunten werd o.m. aangegeven: laagdiktebeheersing matige kwaliteit van de applicatie esthetische problemen door verkleuring en vuilaanhang 6.4 De verfleveranciers a) Geven vrijwel unaniem aan dat de leverbaarheid van de (type) producten als toegepast in het project, geen problemen oplevert; b) Enkele verfleveranciers geven als beleidslijn aan: toepassing van ééncomponentige watergedragen producten aan te bevelen tot belastingsklasse C3 vlg. EN-ISO 12944 toepassing van tweecomponenten watergedragen producten tot belastingsklasse C4; c) Eén leverancier geeft aan de watergedragen producten niet geschikt te achten voor toepassingen in de categorie C4 en hoger; d) Voorts geven de onder b) en c) aangehaalde leveranciers aan dat de duurzaamheid van de watergedragen producten sterk worden bepaald door lokale expositieomstandigheden; e) Het merendeel van de ondervraagde leveranciers geeft aan dat in het toekomstige beleid voor de staalconservering, de H.S. epoxies de beste mogelijkheden bieden; f) Als ervaring met watergedragen producten wordt door het merendeel van de ondervraagden aangegeven dat: aanvullende eisen moeten worden gesteld aan de klimatisering bij de applicatie, zowel met de spuit als met handgereedschap, voldoende ervaring is opgedaan met de te verwerken materialen. 6.5 Resumerend kan gesteld worden dat:
De tweecomponenten epoxies high solid al dan niet afgewerkt met polyurethaan, in de opinie van de markt beschouwd kan worden als de beste beschermingssystemen in de staalconservering De opdrachtgevers in het project VOS 2000 in de meerderheid tevreden zijn over de resultaten van de minder milieubelastende verfsystemen Met uitzondering van de high solid epoxies die al jarenlang in toenemende mate worden toegepast, zullen de ervaringen met de overige minder milieubelastende verfsystemen niet direct leiden tot een omwenteling in een gevestigde trend. Wel zal het op basis van de ervaringen in het project en met name op het gebied van de bewezen duurzaamheid, de selectieve toepassing van deze producten bevorderen Enkele verfleveranciers geven aan de watergedragen tweecomponentencoatings verantwoord toepasbaar te vinden t/m belastingsklasse C4. Voor de ééncomponentige watergedragen coatings beperkt zich dat tot de klassen C2 en C3 De leveranciers van succesvolle systemen in het project, geven aan dat dit type producten zonder problemen leverbaar zijn.
19
Eindrapport Fase III
Deel 7 Conclusies 7.1 Algemeen Het VOS 2000 project verschaft veel inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de beoordeelde minder milieubelastende verfsystemen. Teneinde de conclusies uit dit brede onderzoek beknopt weer te kunnen geven, wordt in deel 8 “Beschouwingen vanuit de gesignaleerde knelpunten”, dieper ingegaan op een aantal specifieke aspecten die bij de diverse toepassingen zijn waargenomen. Los van de eigenschappen van de verf alsmede de systeemopbouw die primair bepalend zijn voor de geschiktheid van de betreffende toepassing blijkt uit de inspecties des te meer dat de aard en de kwaliteit van de voorbehandeling alsmede de beheersing van het applicatieproces, van grote invloed zijn op de uiteindelijke duurzaamheid. Concluderend kunnen vanuit het project de navolgende bevindingen worden gemeld: 7.2 Conclusies ten aanzien van de producttypen: 1) Tweecomponenten epoxyproducten blijken in alle belastingcategorieën universeel toepasbaar te zijn, zowel als volledig epoxysysteem als ook in de systeemopbouw. a) De high solid epoxycoatings geven een aanzienlijke VOS reductie te zien in vergelijking met conventionele systemen. Deze producten danken hun geschiktheid aan een zeer goede hechting, mechanische- en chemische resistentie, hoge diffusiedichtheid en het universeel overschilderbaar zijn. b) De oplosmiddelvrije epoxies (S.F.) zoals toegepast in project 34 lijken voor toepassing in het gebied van de atmosferische belasting nog niet voldoende ontwikkeld te zijn. c) De onder a) en b) beschreven producten hebben laagdiktebeheersing als belangrijk probleem. d) De optimale laagdikte van een epoxysysteem ligt bij een belasting in categorie C4, op ca. 300 micrometer. Belangrijk hogere laagdikten zullen zich niet vertalen naar een meetbare en verantwoord langere levensduur. 2) Indien glans- en kleurbehoud een eis is, kan een epoxyopbouw worden afgewerkt met een polyurethaan toplaag, wat mede door het visuele aspect zal bijdragen aan een hoogwaardige toepassing. a) Polyurethanen, ook de H.S. varianten bevatten aanzienlijk meer VOS dan de selectie-eis van 250 gr/ltr. b) Er blijken aanzienlijke verschillen te bestaan ten aanzien van kleurbehoud en weerstand tegen verkrijten tussen de verschillende fabrikanten PUR. 3) De watergedragen tweecomponenten epoxycoatings toegepast bij nieuwbouw op gestraald werk, geven in belastingcategorie C4 een zeer goede duurzaamheid te zien. 4) De tweecomponenten siloxaancoating blijkt de eigenschappen van epoxy en polyurethaan in zich te verenigen. 5) De tweecomponenten epoxy-acrylaat is geschikt gebleken als onderhoudsverf over oude chloorrubber. Of dit op korte termijn zal bijdragen aan het oplossen van
20
Eindrapport Fase III
6)
7) 8) 9)
de chloorrubberproblematiek in de E-wereld, is gezien de praktische probelemen bij toepassen van 2K. producten vooralsnog twijfelachtig. De acrylaatdispersies blijken te voldoen bij selectieve toepassing t.w.: a) Over oude intacte ondergronden b.v. gevelbeplating b) Als topcoat over een opbouw van shopcoating c) Over een conventionele primer d) Uitgaande van a) t/m c) zijn de acrylaatdispersies geschikt gebleken in de belastingcategorieën C2 t/m C4 Niet toepassen in situaties waar langdurig contact met vloeibaar water optreedt. Copolymeerdispersies zijn in twee varianten beoordeeld en voldoen met inachtname van een aantal beperkingen, éénmaal redelijk en éénmaal zeer goed. Watergedragen polyurethaan toegepast op intacte gevelbeplating voldoet goed, maar is nog te kort blootgesteld om een waardeoordeel te kunnen geven. Watergedragen epoxyprimer afgewerkt met een acrylaatdispersie voldoet verrassend goed als systeem op thermische verzinkte- en zinkgespoten ondergronden.
7.3 Conclusies ten aanzien van de primers 1) Hechting en ondergrondbevochtiging als primereigenschap, blijken bij systemen die een grote cohesie koppelen aan een hoge mate van de diffusiedichtheid, van groter belang te zijn dan actieve roestwering door bepaalde pigmenten. 2) Bij toepassing van acrylaatdispersies gaat de voorkeur uit naar toepassing over oplosmiddelgedragen goed bevochtigende primers, waarbij actieve roestwering wel een positieve invloed blijkt te hebben. 3) Zinksilikaten in een laagdikte van 75 micrometer of hoger, behoeven een tiecoat in verband met de intercoathechting. 7.4 Conclusies ten aanzien van de ondergrond 1) Stralen Sa 2 ½ is in de performance van de systemen gebleken de beste methode van voorbehandelen te zijn om de gewenste oppervlaktereinheid en ankerprofiel te verkrijgen. 2) Handontroesten zal altijd een beperkende invloed hebben op de potentiële levensduur van een systeem. 3) Reinigen, ontvetten en zonodig opruwen hebben mede afhankelijk van de ondergrond en het toe te passen systeem een hoge prioriteit. 4) Acrylaatdispersies zijn kwetsbaar gebleken voor de abrassieve invloeden van het z.g. spotstralen en wapperen. 5) Onvoldoende hechtende, ondefinieerbare en/of anderszins ondeugdelijke oude lagen zijn geen goede basis gebleken voor een duurzame onderhoudsbehandeling. 7.5 Conclusies ten aanzien van de duurzaamheid 1) Een belangrijk winstpunt van een deel van de beoordeelde systemen, zeker ook met betrekking tot de milieubelasting, is de veel langere potentiële levensduur van deze systemen ten opzichte van de conventionele toepassingen. Uit systeem-LCA’s is gebleken dat de levensduur van verfsystemen bij uitstek dominant zijn voor de milieubelasting gedurende de levensduur van een object.
21
Eindrapport Fase III
2) Op Sa 2 ½ gestraald werk zijn bij de zwaarste belastingen in de categorie C4 en C5, levensduurverwachtingen van 15-25 jaar haalbaar. 3) Steken die in de uitvoering vallen zullen deze periode bekorten. 4) Preventief onderhoud van een degelijke conserveringsbasis zal het toekomstige volledige stralen brengen op een periode van 40-50 jaar. 5) Epoxycoatings van het type high solid of solventfree blijken bij een immersiebelasting een acceptabel alternatief te zijn voor epoxy-teer, zonder te kunnen stellen dat deze onder de gegeven omstandigheden gelijkwaardig zijn aan epoxy-teer. 7.6 Ten aanzien van de economische aspecten Mede aan de hand van en in aanvulling op hetgeen onder deel 5 is weergegeven, kunnen de volgende conclusies worden getrokken. (Daar waar bedragen zijn genoemd, moeten die worden gezien als een indicatie.) 1) VOS reductie van 25 volume %, voorzover zich dat vertaald naar de kostprijs van het product, levert bij een gemiddelde droge laagdikte van 300 micrometer een besparing op van €0,15/ 0,20 per m2. 2) Het werken volgens de richtlijnen van milieuzorg en “good housekeeping” levert een besparing van tenminste €3800,- per manjaar-spuiten. 3) Uitgaande van de gemiddelde gemeten laagdikte in het project en op basis van de gemiddeld vastgestelde overdikte, levert het verlagen van de overdikte met 25%, een besparing op verfkosten van tenminste €10.000,- per manjaar spuiten. 4) Investeren in procesbeheersing en bestrijden van kwaliteitskosten kunnen overall een besparing van 10-15% van de kostprijs opleveren. 5) De facilitaire kosten die bij stationaire toepassingen 15-20% van de kostprijs kunnen bedragen, nemen globaal per eenheid product met tenminste 30% toe indien de droogtijden verdubbelen en/of luchtdroging vereist is. 6) De toepassing van bepaalde minder milieubelastende verven en met name de watergedragen producten, zullen bij stationaire uitvoering als gevolg van hogere verf- arbeids- en facilitaire kosten een 5 tot 10% hogere kostprijs te zien geven. 7) Toepassingen waarvan op basis van bewezen duurzaamheid de geschiktheid onder de heersende omstandigheden niet is vastgesteld, leveren een onverantwoord risico-element in de garantieverlening op. 8) In een terugblik op de technologische ontwikkeling van de verfproducten en hun toepassing, blijkt dat autonome ontwikkeling van de stand der techniek een onomkeerbaar proces van VOS reductie en levensduurverlenging heeft bewerkstelligd, die naar de toekomst bezien de zekerheid verschaft van een verdere VOS reductie. (Zie voor berekeningen de bijlagen 5-6 van Eindrapport Fase I.) 7.7 Ten aanzien van de VOS reductie 1) Gerealiseerde VOS reductie in het project VOS 2000 zie Eindrapport Fase I, pag. 8-19-25.
22
Eindrapport Fase III
Deel 8 Beschouwingen vanuit de gesignaleerde knelpunten 8.1 Laagdikte Uit het onderzoek is gebleken dat er in de begrippen “afdoende bescherming” en “gewenste duurzaamheid”, sprake is van een optimale laagdikte. Deze laagdikte zal per type systeem en in het bijzonder per type product (bindmiddel) verschillen, en in principe bepaald worden door de diffusiedichtheid van een product/systeem. Voorts zijn de oppervlaktereinheid van de ondergrond, het type primer, c.q. de bevochtigende eigenschappen van de primers of de eerste laag van het systeem van groot belang voor de relatie “optimale laagdikte” en “gewenste duurzaamheid”. (zie ook lid 8.6). Een gesloten- en gevloeide laag, zeker in de systeemopbouw, blijkt tevens een factor te zijn die filmdichtheid van de laagdikte beïnvloed. Uit de inspecties blijkt dat globaal gezien de optimale laagdikte van een corrosiewerend systeem bij atmosferische belasting in de categorie C4, ligt in het laagdiktegebied tussen 250-350 micrometer. 8.2 Laagdiktebeheersing Bij een aantal objecten zijn grote over- en onderschrijdingen van de gespecificeerde laagdikte geconstateerd. Overdikte is niet alleen uit economisch oogpunt ongewenst, maar heeft ook onnodige milieubelasting tot gevolg, en is bij een aantal objecten mede oorzaak van optredende gebreken gebleken. Onderschrijding van de laagdikte, vaak als gevolg van applicatiefouten in de laagopbouw, geven bij laagdikten beneden de ongeveer 120 micrometer roestdoorslag te zien. Ook bij objecten met extreme laagdikten van 3 tot 4 x de gespecificeerde laagdikte komen deze dunne plekken voor. Scherpe kanten blijken een apart probleem te zijn, vaak als gevolg van onvoldoende afronding. De risico’s van het ontstaan van een extreem onregelmatige laagdikten nemen toe naarmate het aantal lagen (arbeidsgangen) afneemt. De extreem hoge laagdikten nemen toe indien een systeem wordt opgebouwd uit 3 of meer lagen highsolid coating. De maatregelen om deze ongewenste situatie te verbeteren zouden naast een training van de spuiter kunnen liggen in: 1) Aanpassen van de productreologie van de highsolid producten waardoor de spuiter uit het spuitbeeld sneller wordt geattendeerd op het bereiken van de kritische natte laagdikte.
23
Eindrapport Fase III
2) Voorzetten afgestemd op de constructie, uitvoeren met op kwastverwerking afgestemde verf zonder klodders en heilige dagen. In sommige situaties verdient voorspuiten de voorkeur. 3) De totaallaagdikte in de specificatie naar reële laagdikte-eisen verlagen (zie ook NPR 7452 / EN-ISO 12944 deel 7 lid 5). 4) Inzetten van nieuwe spuittechnieken zoals airmix en elektrostatisch airmix 5) Bij nieuwbouw dient bij het ontwerp aandacht te worden besteed aan de conservering (zie NPR 7452 / EN-ISO 12944 deel 3). 8.3 Reologie van de producten Een belangrijk deel van de high solid epoxycoatings laat zich (te) makkelijk in dikke lagen aanbrengen. Kritischer instellen van de maximale natte laagdikte naar een gesloten- gevloeid resultaat verdient aanbeveling. Bij de watergedragen epoxies en acrylaatdispersies doet zich vaak het tegenovergestelde fenomeen voor dat de producten vaak niet op de gespecificeerde laagdikte kunnen worden aangebracht. Neiging tot zakken, laag vaste stof gehalte en geringe weerstand van het materiaal bij kwast- en rolborstelverwerking zijn gesignaleerde problemen. De temperatuur van het te verwerken product dient in overeenstemming te zijn met de productvoorschriften om te voorkomen dat extra verdunning of water moet worden toegevoegd teneinde de gewenste verwerkingsviscositeit te bereiken. Bij high solidproducten zal dit leiden tot o.a. ongewenst VOS gebruik waardoor het productprincipe wordt aangetast, bij watergedragen producten kan extra verdunnen leiden tot een vergrootte neiging tot zakken, instabiliteit tot gevolg hebben alsmede een ongewenste verlaging van het vaste stofgehalte. 8.4 Ondergronden In het project komt een grote verscheidenheid aan ondergronden voor. Bij enkele objecten is er sprake van ondefinieerbare oude lagen. Ook blijkt in enkele gevallen de aanhechting van het oude systeem op de ondergrond onvoldoende te zijn. Indien dergelijke ondergronden worden overgeschilderd, kan door een toename van de cohesie in het systeem, zoals incidenteel is gebleken, verdere teruggang van de aanhechting het gevolg zijn. Dergelijke oude lagen zijn geen geschikte ondergrond voor een duurzame conservering. Fabriekmatig gecoate gevelbeplating is daarentegen wel een zeer goede ondergrond gebleken. Met name de acrylaatdispersies kunnen in dit segment een waardevolle bijdrage leveren aan de VOS-reductie. 8.5 Voorbehandelen van de ondergrond Reinigen en opruwen zijn algemeen erkende voorbehandelingsmethoden voor het prepareren van intacte oude lagen. Dat als gevolg van de toepassing van andere typen producten in de toekomst het voorbehandelen meer dan kritisch moet worden
24
Eindrapport Fase III
bekeken, moge blijken uit bijlage 4.2 12a (Mindere geschiktheid van acrylaten voor aanstralen). Voorts dient bij het aanbrengen van watergedragen producten extra aandacht te worden besteed aan het ontvetten van de ondergrond. In meer extreme situaties zou deze eis de toepassing van watergedragen producten in de weg kunnen staan. Lokale gebreken die handmatig worden ontroest en bijgewerkt, blijken in het totale duurzaamheidbeeld van een object de zwakke schakel te zijn en door onderroestvorming minder duurzaam dan het overige werk. De potentiële duurzaamheid van een systeem wordt daardoor bekort. Uit de inspectieresultaten blijkt dat volledig stralen Sa 2 1/2 zowel bij nieuwbouw als onderhoud de basis is voor een duurzaamheid langer dan 15 jaar. De nieuwbouw is de meest optimale situatie om dit te bewerkstelligen. Vroegtijdig onderhoud is doorgaans een gevolg van steken die in het werk zijn gevallen. Wanneer vanuit de nieuwbouw een goede basis is gelegd, zal bij goed onderhoudsbeleid gericht op preventief onderhoud, het eerstvolgende volledige stralen pas na tenminste 40 jaar aan de orde zijn. 8.6 Primerfuncties In situaties waarbij er sprake is van een grote weerstand van het systeem tegen diffusie, zoals bij high solid epoxy, lijkt de wisselwerking primer versus ondergrond en de weerstand tegen onderroest, hoofdzakelijk te berusten op goede ondergrondbevochtiging, hechting en oppervlaktereinheid van de ondergrond. Het is wellicht denkbaar dat bij diffusie/condensatie bij epoxies een licht alkalisch milieu ontstaat op het staaloppervlak. Uit de beoordelingsresultaten is niet gebleken dat actief roestwerende pigmenten alsmede zinkstof, een aantoonbaar effect hebben op een grotere weerstand tegen onderroest bij H.S. systemen. Indien er sprake is van immersiebelasting kan de aanwezigheid van reactieve pigmenten in de primerlaag zelfs leiden tot het ontstaan van gebreken. Een bijzondere primer in het onderzoek vormde de zinksilicaat. Los van andere argumenten is gebleken dat dit type product in laagdikten van 75 micrometer of hoger, een zogenaamde tiecoat behoeft in verband met de intercoathechting. (zie ook objectgegevens 37 en 40). Bij watergedragen systemen en met name de acrylaatdispersies blijkt de ondergrondbevochtiging duidelijk minder te zijn. Dit zou mede kunnen verklaren waarom de succesvolle toepassingen van de acrylaatproducten in het project uitsluitend zijn gebleken in situaties waarbij de acrylaat werd aangebracht over oplosmiddelhoudende primers en/of oude intacte lagen. De watergedragen epoxies laten vanuit nieuwbouwtoepassingen een duidelijk gunstiger beeld zien mogelijk als gevolg van de specifieke geschiktheid van epoxyharsen in corrosiewerende systemen. 8.7 Oppervlakte gedrag Op basis van het feit dat epoxies verkrijten en verkleuren en polyurethanen uitmunten in kleur- en glansbehoud, is het zinvol om het oppervlaktegedrag van de toepassingen in het project aan deze vaststaande feiten te toetsen. Voorts dienen de
25
Eindrapport Fase III
toplagen beoordeeld te worden op andere oppervlaktegebreken, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat het merendeel van de coatings de vaak agressieve invloed van sterke tot zeer sterke vervuiling ondergaan, die het ter plaatse heersende milieu kenmerken. Geconstateerd is o.m.: 2 componenten epoxycoatings verkleuren en verkrijten maar nemen in de tijd bezien door dit euvel nauwelijks meetbaar in laagdikte af; 2 componenten polyurethanen behouden kleur en glans maar er zijn aanzienlijke verschillen in kleurbehoud tussen de verschillende fabrikaten (zie obj. 33-37); 2 componenten epoxy-acrylaat vertoont lichte erosie na 7 jaar expositie belastingsklasse C4; 2 componenten siloxaan pretendeert de pluspunten van epoxy en polyurethaan in zich te verenigen. Ten aanzien van glansbehoud wordt deze stelling blijkens object nr. 8 bevestigd; Acrylaatdispersies vertonen verkleuring en verkrijting en voorts is bij enkele toepassingen erosie geconstateerd. Bij één object is sterke vuilaanhechting en schimmelvorming vastgesteld, terwijl bij één object op horizontale delen algenaangroei voorkomt; 2 componenten watergedragen epoxycoatings zijn in het project onvoldoende U.V. belast om een waardeoordeel te kunnen geven; Eencomponentige polyurethaan is te kort beproefd om te kunnen beoordelen; 2 componenten epoxycoatings vertonen in en in de nabijheid van tidelzone’s aangroei van pokken en algen zonder dat hierdoor schade aan de coating is vastgesteld; 2 componenten epoxycoating solventfree vertoont vergelijkbare omstandigheden met andere toepassingen, sterke vuilaanhang en algenaangroei (zie object nr. 34). 8.8 Applicatieomstandigheden Droging, filmvorming en vernetting eisen geconditioneerde omstandigheden. Ook zal de ondergrond moeten voldoen aan de dauwpuntcondities. Dit blijkt een vanzelfsprekende conclusie, maar deze regel blijkt lang niet bij alle objecten te zijn nageleefd, c.q. kon door omstandigheden niet nageleefd worden. Het is van belang gebleken dat bij de toepassing van watergedragen coatings de eisen met betrekking tot de luchtvochtigheid kritischer zijn i.v.m. aandroging en filmvorming. In z.g. geconditioneerde situaties b.v. shopwerk, zal het nodig blijken om bij een te hoge relatieve vochtigheid, geconditioneerde lucht te suppleren.
26
Eindrapport Fase III
Bijlage 1 Overzicht objecten fases 1 tot en met 3 No
Objectbenaming
1
“Maeslantkering” bovenbouw “Maeslantkering” combiwand VOF Compost Zeeland Deltanuts Hoogspanningsmasten Hoechst sinter p. blok Hoechst SO2 tanks Hoogovens (Corus) Transport A430 Hoogovens (Corus) oxygashouder Kemira spoorbrug (België) Nedalco zeesteiger Gem. D.W.L. Amsterdam Spijkenissebrug VAM Moerdijk Haringvliet Spuisluis Oosterscheldekering Roompot Remu Lantaarnpalen Boven IJ Ziekenhuis Amsterdam DOW Beplating Maint. II Stationsoverkapping Eindhoven DSM NAK 4 Gem. Rotterdam Singelbruggen Gem. Rotterdam Singelbruggen Gem. Rotterdam Singelbruggen Gem. Rotterdam Singelbruggen Gem. Rotterdam Singelbruggen Tennet (Sep) Corus Station Leiden Corus Metal. O Dakopbouw B.Z. NAM Delfzijl Momaro Lith. 150 K.v.Ellew.Dijk
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 46
Omvang in m2
Verfleverancier
Systeemcode A5
jaar van uitv. belastingklasse 1993 C4
A5
1992/1993
C5M/Im 2
- Sigma Coatings
A/B/1
1993
C4
- Schaepman
A/C1 A/C2
1990
C4
840 Carboline
A/st 1
1994
C4
240 Carboline 400 Zandleven
A/st 1 A7
1990 1988
C4 C5I
3500 Ameron
A/X1
1996
C5I
1000 Pentagon Plast.
COP1
1991/1992
C3
1000 Ameron 10.000 Sigma Coatings
A/st 2 Acryl3
1992 1995/1996
C5M C2
Acryl1 A/F1 A3 A/B1
1991 1993 1993 1994
C4 C5I C5M C5M
B1-B2
1996
C3
Acryl2
1996
C4
Acryl2
1989
C4
A7
1993
C2
50 Zandleven 175 Zandleven
A7 A/B2
1992 1996
C4 C4
175 Sigma Coatings
A6
1996
C4
175 Sigma Coatings
A/WB1
1996
C4
175 Akzo Coatings
A4
1996
C4
175 Ameron
A/WB2
1996
C4
Div. Div. A/B 4 Div. D1 A8 A3 Acryl4
1993 1990 1994 1998 1999 1996/1997 1998/1999 1992
C4 C5I C3 C5I C4 C5M/lm2 C4/lm1 C4
> 10.000 Sigma Coatings 25.000 Sigma Coatings
400 8000 5000 3000
Bichemie Sigma Coatings Sigma Coatings Sigma Coatings
50 Fortis Coatings 2500 Sigma Coatings 400 Hasco 6000 Schaepman
120 20 800 12 500 500 Ref.deel 100 200
Div. Div. Int. paint Div. Pent. Plast. Int. Paint Z’leven Bichemie
27
Eindrapport Fase III
Bijlage 2 Codering van verfsystemen A A 1 A 2 A 3 A 4 A 5 A 6 A 7 A 8 A/B A/B 1 A/B 2 A/B 3 A/C A/C 1 A/C 2
2 componenten epoxies Een 2 componenten epoxysysteem, bestaande uit 2 of meer lagen, met een conventionele primer als eerste laag Als A1, met epoxy-zinkstofcompound als eerste laag Primer als A1, afgewerkt met één of meerdere lagen oplosmiddelarme coating (H.S.) Primer als A2, afgewerkt met één of meerdere lagen oplosmiddelarme coating (H.S.) Primer als A1, afgewerkt met één of meerdere lagen oplosmiddelarme glassflake versterkte coating Primer als A1, afgewerkt met een laag oplosmiddelvrije coating (S.F.) Een 2 componenten epoxy systeem bestaande uit twee of meerdere lagen oplosmiddelarme coating Een 2 comp. epoxysysteem type HS één laag Epoxy/ Polyurethaan Primer als A1, gevolgd door één of meerdere lagen epoxy coating, afgewerkt met polyurethaan Als A/B1, met zinkstofcompound als ondergrond Primer als A1, één of meerdere lagen oplosmiddelarme glassflake versterkte coating, afgewerkt met polyurethaan Epoxy-acrylaat Als 2 lagensysteem op handgereinigd verouderd thermisch verzinkt werk Als één laag systeem over verouderde chloorrubber
A/F A/F 1
Epoxy-Phenolic Een uit twee lagen bestaand verfsysteem, waarvan de eerste laag (nieuwwerk) op gestraald werk bestaat uit epoxy-phenolic primercoat
A/st A/st 1 A/st 2 A/st B A/st B 1 A/st B 2
2 component surface tolerante epoxy coating Als twee of meerlagen systeem op handontroest- of licht gestraald werk Als A/st 1 op oude ondergrond o.a. bitumen Surface tolerante 2 component epoxy afgewerkt met polyurethaan Als A/st 1, afgewerkt met polyurethaan Over grotendeels intacte ondergrond, afgewerkt met polyurethaan
28
Eindrapport Fase III
A/WB A/WB 1 A/WB 2 A/WB 3
2 componenten epoxy watergedragen Als 3 lagen systeem op gestraald nieuwwerk Als 2 lagensysteem over ethylzinksilicaat Als 4 lagensysteem over alkalisilicaat afgewerkt watergedragen epoxypur
A/x A/x 1
2 componenten siloxaan Als één laagsysteem over epoxy zinkstofcompound
B B 1 B 2
2 componenten polyurethaan (H.S.) Over een primerlaag op thermisch verzinkt werk Eénlaag systeem, als H.S. topcoat over een verouderde polyurethaan ondergrond
C Acryl 1 Acryl 2
Acrylaat en copolymeer dispersies Als 3 lagensysteem op gestraald werk over conventionele primer Als één of meerlagensysteem over een bestaande ondergrond b.v. plastisol Als topcoat over epoxy basissysteem A1 Als tweelagensysteem over oude chloorrubber Als tweelagensysteem over w.g. primer Als tweelagensysteem op gestraald werk Als tweelagensysteem op gestraald werk Als onderhoudsysteem op oude (copolymeer) ondergrond
Acryl Acryl Acryl Acryl COP COP D D1
3 4 5 6 1 2
één componenten w.g. polyurethaan Bijgewerkt met EP zinkfosfaatprimer en watergedragen polyurethaan, twee lagen watergedragen polyurethaancoating
29
Eindrapport Fase III
Bijlage 3: Duurzaamheidstabel Product/ systeem 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy 2 comp. H.S. Epoxy
Syst.code Belastings Bewezen Duurzaam- Ref. categorie duurzaamheid heids object prognose A3 C5M 9 jaar 20 jaar nr.14 A3 C4/Im1 3 jaar 15 jaar nr.44 A6 C4 6 jaar 20 jaar nr.34 A7 C4 10 jaar 18 jaar nr.20 A4 C4 6 jaar 25 jaar nr.36 A7 C5I 10 jaar 15 jaar nr.7 A8 C5m/Im2 5 jaar 10 jaar nr.43
2 comp. Epoxy Pur 2 comp. Epoxy Pur
A/B1 A/B2
C5M C4
8 jaar 6 jaar
25 jaar 20 jaar
nr.15 nr.33
2 comp. Epoxy/acrylaat A/C2
C4
9 jaar
12 jaar
nr.4
2 comp. Epoxy/surf.tolr.
A/St1
C4
5 jaar
8 jaar
nr.5-6
2 comp. epoxy W.B. 2 comp. epoxy W.B.
A/WB1 A/WB2
C4 C4
6 jaar 6 jaar
20 jaar 16 jaar
nr.35 nr.37
2 comp. siloxaan
A/X1
C5I
6 jaar
18 jaar
nr. 8
acrylaatdispersie acrylaatdispersie acrylaatdispersie acrylaatdispersie
Acryl1 Acryl2 Acryl3 Acryl4
C4 C4 C2 C4
10 jaar 10 jaar 6 jaar 10 jaar
15 jaar 12 jaar 25 jaar 12 jaar
nr.12 nr.17 nr.11 nr.46
Copolymeerdispersie Copolymeerdispersie
Cop2 Cop1
C3 C5I
10 jaar 12 jaar
15 jaar 18 jaar
nr.9 nr.39
Bewezen duurzaamheid is de periode vanaf het moment van appliceren tot de laatste inspectie Duurzaamheidsprognose is het aantal jaren vanaf het moment van appliceren. De methode van de prognose is beschreven in het eindrapport fase 2, paragraaf 2.3.2.
30
Eindrapport Fase III
Bijlage 4 gegevens en resultaten per object 4.1 Voorbeeld objectbeschrijving Situering: hier staat informatie over de ligging van het object Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
Volgens EN-ISO 12944 Zoals beschreven in bijlage 2 in micrometer -
* Bevindingen: Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Gesignaleerde knelpunten:
31
Eindrapport Fase III
4.2.1
object nr.1 “Maeslant”kering Hoek van Holland
Situering: Randligger obv Rivierzijde Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C4 Nieuwbouw A5 623 Micrometer Gestraald
Bevindingen: Forse laagdikte Sterke verkrijting en verkleuring Microbarstvorming geconstateerd zonder dat er in de barstjes corrosie is waargenomen Met epoxy H.S. bijgewerkte delen vertonen geen barsten Hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
62 pnt. Behoudens barstvorming redelijk Enigszins twijfelachtig Zie performance/ middel Niet acceptabel
Gesignaleerde knelpunten: Naast de optredende microbarstvorming, is laagdiktebeheersing een knelpunt gebleken.
32
Eindrapport Fase III
4.2.2
Object nr.2 “Maeslant”kering Hoek van Holland
Situering: Combiwand Noord, Wind-waterlijn Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1995 C5-M-lm2 Nieuwbouw A5 715 micrometer Gestraald
Bevindingen: Forse laagdikte Verkrijting en sterke verkleuring Barstvorming en microbarstvorming, de microbarstvorming is waar te nemen met een 10X vergrotende loep en lijkt zich na 2000 te hebben gestabiliseerd Aangroei pokken en algen corrosieschade neemt toe met name uit barsten, sloten, scherpe randen en mechanische beschadigingen Aangroei van pokken etc. veroorzaakt geen zichtbare schade aan de coatinglaag Hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
49 Pnt. Matig Neen Niet t.a.v. immersiebelasting Niet acceptabel
Gesignaleerde knelpunten: Systeem blijkt geen alternatief voor teerepoxy te zijn, voorts probleem met laagdikte beheersing. Corrosie vanuit de sloten is een moeilijk op te lossen probleem.
33
Eindrapport Fase III
4.2.3
Object nr.3 Composteringsbedrijf Zeeland, Vlissingen
Situering: Staalconstructie buiten Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C4 Nieuwbouw A/B 1 275 micrometer Gestraald
Bevindingen: Sterke verkleuring en verkrijting aan de zonzijde Nogal vervuild wat niet heeft geleid tot schade Roestvorming ter plaatse van enkele mech.beschadigingen Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
64 pnt. Goed Ja Ja/Middel Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Sterke verkleuring en verkrijting is onlangs de moeilijke kleur opmerkelijk voor een 2.comp.polyurethaan. Preventief onderhoud teneinde de conserveringsbasis te behouden, zou zeer wenselijk zijn maar is bij dergelijke bedrijven moeilijk te realiseren. In geval van onderhoud dient extra aandacht aan het reinigen en voorbehandelen te worden besteed.
34
Eindrapport Fase III
4.2.4
Object 4 Delta Nuts
Situering: Mast 49, 150 KV VERB, Borssele Vlissingen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1990 C4 Onderhoud A/C 1- A/C 2 253 (81) * Oude chloorrubber
* Tussen haakjes is eindlaag Bevindingen: Doorschijningen van de ondergrond (vooral circuitzwart) Randeffecten met lichte roest en zinkzouten Plaatselijke barstvorming bij bouten en moeren door extreme laagdikte Doorslag zinkcorrosie op condensvlakken Hechting op ondergrond matig tot slecht, INTERCOAT HECHTING GOED Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
41 pnt. Goed Ja Ja/Middel Goede mogelijkheid 1999
Gesignaleerde knelpunten: Doorschijning door onregelmatige applicatie kan te wijten zijn aan verwerkbaarheid van het product. Tevens kan er sprake zijn erosie door aantasting. Hechting op oude chloorrubber wordt toekomstig probleem in de E wereld. Systeem is minimaal gelijkwaardig aan chloorrubber.
35
Eindrapport Fase III
4.2.5
Object nr.5 Hoechst Vlissingen
Situering: Leidingbrug Sinter P Blok Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1994 C4 Onderhoud A4/ ST1 290 * Oude lagen handontroest
* Inclusief oude systeem Bevindingen: Plaatselijk matige tot sterke roestvorming bij aansluitingen staal beton, scherpe randen, condensvlakken en supports Blaarvorming met sterke roest- en onderroest in een immersiebelast U profiel Plaatselijk sterke vervuiling Hechting nieuwe- op oude systeem goed Hechting oude systeem op ondergrond matig Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
47 pnt. Matig tot redelijk Neen Bij de gratie van betere ondergrond; ja Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Een oud systeem met twijfelachtige conditie, waarbij de gebreken handontroest zijn, is geen basis voor duurzame conservering. Ook is er sprake van een constructie waarbij nauwelijks aan conservering is gedacht.
36
Eindrapport Fase III
4.2.6
Object nr.6 Hoechst Vlissingen
Situering: SO2 Tanks V615- 1,2,3 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1990 C4 Onderhoud A/ ST1 485 * (300) Oude verflagen
* Incl. oude verfsysteem tussen haakjes de theoretische laagdikte van het nieuwe systeem Bevindingen: Bovenste deel sterke verkrijting en vervuiling met zwaveldioxide door overlopen tank. Plaatselijk sterke corrosie aan de bodemringen Lichte roestvorming tankvoet ter plaatse van de aansluitingen met de fundatie Bovenste deel van de tanks plaatselijk geringe blaarvorming met sterke roest Hechting oude systeem op ondergrond is slecht Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
49 pnt. Matig tot redelijk Neen Bij een betere ondergrond; ja Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Zie ook object nr.5 Onvoldoende oppervlaktereinheid van de ondergrond zal de levensduur van een potentieel goed verfsysteem aanzienlijk beperken.
37
Eindrapport Fase III
4.2.7
Object nr.7 Corus, IJmuiden
Situering: Onderdeel van Transportbaan A 430 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1988 C5-1 Onderhoud A3 336 Gestraald
Bevindingen: Alle proefvlakken sterk vervuild Plaatselijk lichte tot sterke roest, zowel aan de scherpe randen als uit de vlakken Roest bij voetplaten door vuilophoping Bij laagdikten onder de 200 micrometer neemt de roestvorming sterk toe Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
46 pnt. Gelet op leeftijd; goed Twijfelachtig Ja/middel Positief 1999
Gesignaleerde knelpunten: Tijdsbestek van overstaan zonder onderhoud is onder de heersende zware belasting te zwaar, waardoor de optie voor preventief onderhoud verloren dreigt te gaan. Bevestiging van het begrip ondergrens laagdikte spreekt uit het roestbeeld onder de 200 micrometer.
38
Eindrapport Fase III
4.2.8
Object nr.8 Corus, IJmuiden
Situering: Oxygashouder uitwendig Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C5-1 Onderhoud A/X 1 267 micrometer Gestraald
Bevindingen: Eindlaag zowel airless gespoten als met de rol aangebracht, waardoor structuurverschil is te zien bij overlappingen Plaatselijk lichte- tot matige roestvorming aan of bij verstijvingsringen, lasnaden, schetsplaten, supports e.d. Wandvlakken zijn ondanks sterke vervuiling in een goede staat van onderhoud met een glanzend oppervlak Er is in voorgaande jaren klein onderhoud uitgevoerd De hechting van plaatselijke reparatielagen is matig tot slecht De hechting van het geheel is goed Scheuren bij overdikte Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geachiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
62 pnt. Behoudens kleine gebreken; goed Onder voorwaarden; ja Ja/middel Kritisch positief
Gesignaleerde knelpunten: Voorkomende gebreken zouden kunnen wijzen op applicatiefouten o.a. laagdikteonderschrijding. Overschilderen van oude siloxanelagen zou hechtingsproblemen kunnen geven. Aandachtspunt bij preventief onderhoud.
39
Eindrapport Fase III
4.2.9
Object nr.9 Kemira Terfe (België)
Situering: Staalconstructie Spoorwegviaduct Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1991-1992 C3 Onderhoud COP 1 460 Micrometer Bestaand systeem handontroest *
*Object is in ’82 gestraald en van een COP 1 systeem voorzien. Betreft nu onderhoud Bevindingen: Craquelé in de toplaag voornamelijk op horizontaal werk Plaatselijk doorschijnen van de primer op bijgewerkte plaatsen Toplaag vertoont verkrijting Corrosie komt vrijwel uitsluitend voor aan: scherpe randen, moeilijk bereikbare plaatsen en beschadigingen Hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
48 pnt. Redelijk tot goed Bewerking ’91 herhalen Ja/middel Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Craquelé zou het gevolg kunnen zijn van een te snel achter elkaar aangebrachte (extra) laag. De gemiddelde laagdikte blijkt op die delen 511 micrometer te zijn.
40
Eindrapport Fase III
4.2.10 Object nr.10 Nedalco, Delfzijl Situering: Laad- en Lossteiger Buitendijks Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1992 C5M- lm2 Onderhoud A st 2 479 * (300) Oude bitumenverf
* Laagdikte is inclusief oude laag. Tussen haakjes de theoretische dikte van het nieuwe systeem Bevindingen: Sterke verkleuring en verkrijting Object wordt jaarlijks bijgewerkt waardoor de corrosiegebreken ogenschijnlijk meevallen Door een met aluminiumgepigmenteerde tussenlaag toe te passen geen bitumendoorslag Intercoathechting matig Hechting op oude ondergrond slecht Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
42 pnt. Gegeven de uitgangssituatie; goed Neen Zie performance Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Door milieueisen ter plaatse is een adequate aanpak geheel stralen, maar ook het afdoende cleanen van het bestaande systeem, vrijwel onhaalbaar.
41
Eindrapport Fase III
4.2.11 Object nr. 11 Gem. Drinkwaterleiding Amsterdam Situering: Ozonkoolstoffenfiltergebouw Vogelenzang Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1995-‘96 C2 Nieuwbouw Acryl 3 * 160 micrometer Gestraald*
* De afwerklaag Acryl 3 is aangebracht over epoxy(shop)lagen. Laagdikteverdeling 2/3 EP 1/3 Acryl 3 Bevindingen: Systeem verkeert in een uitstekende staat van onderhoud Mede gelet op de aard- en mate van belasting (geen permanente condens) kan dit systeem nog jaren mee Intercoathechting is goed behoudens de hechting van de watergedragen coating op met de PUR behandelde afsluiters Hechting totale systeem is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
74 pnt. Goed Ja Ja/hoog Tevreden
Gesignaleerde knelpunten: Voorbehandelen van oude ondergronden d.m.v. opruwen en grondig ontvetten dient bij de toepassing van watergedragen producten extra aandacht te krijgen.
42
Eindrapport Fase III
4.2.12a Object nr.12 Spijkenissebrug Situering: Onderbouw Vak 1 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1991 C4 Onderhoud Primer alk.+ Acryl 1 286 micrometer Gestraald
Bevindingen: Plaatselijk geringe roest aan scherpe randen en profielen Plaatselijk roestvorming aan het condensvlak van de hoofddwarsdrager Hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
67 pnt. Goed Ja Ja/middel Verrast door resultaat 1999
Gesignaleerde knelpunten: Resultaat wordt gunstig beïnvloed door de toegepaste alkydprimer zie resultaat VAK 2. Laagdiktebereik per arbeidsgang kan als probleem worden aangemerkt. In vergelijking met de rest van het geconserveerde brugoppervlak als referentie scoort VAK 1 beter. Proef aanstralen: Jaren van uitvoering De oorspronkelijke proefvlakken met een toplaag van acrylaatdispersiecoating zijn aangebracht in 1991. De straalproeven zijn uitgevoerd in de weken 19 en 20 van 2001. (zie ook rapportage 20874-3-12 van Adviescentrum VOM.) Beschrijving van de straalproeven Proefvlak B; aangestraald met Vasil AB. Straaldruk 6 bar. Proefvlak A; aangestraald met Vasil Z 0-0,5 mm. Straaldruk 3-4 bar. Vasil is een merknaam voor smeltslakgrit. Resultaten en beoordelingen Proefvlak B; volledig stuk gestraald. Straalmiddel is veel te grof en de straaldruk te hoog.
43
Eindrapport Fase III
Proefvlak A; geeft een redelijk resultaat te zien, waarbij evenwel moet worden opgemerkt dat het coatingoppervlak voor meer dan 25% is doorgestraald (straalbederf) wat in relatie met de oorspronkelijke roestgebreken veel te hoog is. Gesignaleerde knelpunten en conclusies: Een coatinglaag bestaande uit een acrylaatdispersie is duidelijk gevoeliger voor abrasieve invloeden dan epoxy en purlagen Doordat de straalafstand altijd zal variëren is de aanstraalmethode moeilijk beheersbaar De korrelgrootte voor deze toepassingen mag nooit groter zijn dan 0-0.5 mm, en de straaldruk max. 2 bar aan de nozzle gemeten Spotroest uitstralen bij voorkeur uitvoeren in een aparte arbeidsgang met aangepaste nozzle Andere vormen van reinigen en voorbehandelen zoals steamcleanen en H.D. waterwassen verdienen aanbeveling, mede omdat de vele kleine beschadigingen in een intacte laag na het overschilderen potentiële roestgebreken kunnen veroorzaken
44
Eindrapport Fase III
4.2.12b Object nr.12 Spijkenissebrug Situering: Onderbouw Vak 2 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1991 C4 Onderhoud Acryl 5 206 micrometer Gestraald
Bevindingen: Over het geheel matige tot sterke roestvorming met name aan de scherpe randen, condensvlakken en klinkverbindingen Roestdoorslag bij laagdikten van 150-200 micrometer Hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
44 pnt. Matig Neen Niet/laag Geen perspectief 1999
Gesignaleerde knelpunten: Opmerkelijk is het verschil met VAK1. Een oplosmiddelhoudende primer zal mogelijk de ondergrond beter bevochtigen, en vervolgens bij diffusie/condensatie een gunstiger gedrag vertonen dan watergedragen primers. Laagdikte bereik per arbeidsgang kan als probleem worden aangemerkt.
45
Eindrapport Fase III
4.2.13 Object nr.13 VAM Moerdijk Situering: Rechterzijde Binnenwand Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C51 Nieuwbouw A-F1 337 micrometer Gestraald
Bevindingen: Mogelijkheid tot inspecteren is door bedrijfsactiviteiten zeer beperkt Zware vervuiling Verkleuring en afname van de glans Geen noemenswaardige corrosie vastgesteld Hechting is goed, behoudens reparatieplekken Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
69 pnt. Goed In principe ja Ja/middel Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: De toegepaste epoxy-fenol kan ten aanzien van arbeidsomstandigheden etc. problemen geven. Bijwerken, ook vanuit nieuwbouw voor de z.g. oplevering, is doorgaans een zwakke schakel. Bijwerken van 2 comp. systemen hebben bij onvoldoende opruwen het risico van hechtingsverlies.
46
Eindrapport Fase III
4.2.14 Object nr.14 Haringvlietkering, Stellendam Situering: Spuisluis 12 RZ Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C5M Onderhoud A3 520 micrometer Gestraald
Bevindingen: Forse laagdikte (hoogstgemeten waarde 2077 mu.) Sterke verkrijting en verkleuring Barstvorming t.p.v. 2d en 3d hoeken en op klinkverbindingen Intercoatonthechting op reparatieplekken en door spanningsverschil in de SFcovercoat Gecompliceerde constructie Hechting van het totale systeem, goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
56 PNT. Redelijk Onder voorwaarden, ja Met beperkingen/hoog Tevreden over systeem A3 2001
Gesignaleerde knelpunten: Complicatie in het systeem door bevestigingsplaten van de armen op de schuif. Veel bijwerkplekken mogelijk als gevolg van milieuvoorzieningen. Laagdiktebeheersing is een groot probleem.
47
Eindrapport Fase III
4.2.15 Object nr.15 Oosterscheldekering Situering: Roompot 30 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1994 C5M Onderhoud A/B 1 800 micrometer Gestraald
Bevindingen: Zeer forse laagdikte Plaatselijk geringe roestvorming vanuit de scherpe kanten en bij klemmen van de bliksemafleidingsinstallatie Corrosiedoorslag ter plaatse van bijwerkplekken (steunpunten van de stelling) als gevolg van onvoldoende voorbehandeling - en laagdikte Plaatselijk barstvorming in 2d hoek van de bracings, waarbij corrosie optreedt Plaatselijk wat pokken- en algenaangroei, aan de condensvlakken van de bracings is schimmelvorming waargenomen De hechting als ook de intercoatinghechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
64 pnt. Goed Ja Ja/hoog Tevreden 2001
Gesignaleerde knelpunten: Bijwerkpunten verdienen meer aandacht bij een dergelijk goudomrande toepassing. Totale laagdikte onnodig hoog, bandbreedte van de laagdikte is veel te groot. Laagdiktebeheersing is een knelpunt gebleken.
48
Eindrapport Fase III
4.2.16 Object nr.16 Remu Lantaarnpalen Situering: Lassusbaan Bilthoven Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C3 Onderhoud B1-B2 Variabel Oude purlagen
Bevindingen: Een negental masten zijn behandeld met een drietal typen high solid Polyurethaancoating naast een referentie met PVC-AK systeem De polyurethanen geven problemen te zien bij de applicatie Blaarvorming, zinkzoutvorming en minder goede hechting zijn de voornaamste problemen Referentiesysteem is duidelijk beter Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
33 pnt.ref.65 pnt Onvoldoende Neen, Ref.Syst. ja Neen/laag Geen optie 1999
Gesignaleerde knelpunten: Slechte verwerkbaarheid mede door korte POTLIFE. Er treed na verloop van tijd krimpspanning op in de H.S. polyurethaan die sterker is dan de aanhechting van het oude systeem op de verzinkte ondergrond, waardoor onthechting van het totale systeem.
49
Eindrapport Fase III
4.2.17 Object nr.17 Boven Y Ziekenhuis Amsterdam Noord Situering: Gevelbeplating Dakopbouw Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 Onderhoud Acryl 2 224* (80) Plastisol
* Inclusief oude ondergrond. Tussen haakjes de theoretische laagdikte van het nieuwe systeem. Bevindingen: Nogal vuilaanhechting Plaatselijk beginnende corrosie aan scherpe randen en vanuit aansluitpunten Op horizontaal werk zoals dorpels en onderranden is plaatselijk intercoatonthechting waargenomen Hechting overige werk is ruim voldoende Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
69 pnt. Acceptabel Ja Ja/middel Niet bekend
Gesignaleerde knelpunten: Onderzocht zal moeten worden of de vuilaanhechting niet voor een deel bestaat uit schimmelvorming. Waterbelasting kan leiden tot onthechting van de Acryl 2 laag tot op de plastisolcoating. De esthetische eisen liggen bij gevelbeplating hoger dan gemiddeld, b.v. kleurbehoud.
50
Eindrapport Fase III
4.2.18 Object nr.18 Dowchemicals Terneuzen Situering: Gevelbeplating Maint.2 Gebouw Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1989 C4 Onderhoud Acryl 2 238* (70) Robbertson PE Coating
* Inclusief oude ondergrond. Tussen haakjes de theoretische laagdikte van het nieuwe systeem. Bevindingen: Verkleuring en verkrijting Condensvlakken Noordgevel is zowel ijzer- als zinkcorrosie waargenomen Hechting, als ook de intercoathechting, is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie
60 pnt. Goed Ja Ja/middel Niet bekend 1999
Gesignaleerde knelpunten: Esthetische eisen liggen bij gevelbeplating gemiddeld hoger, bijv. t.a.v. kleurbehoud.
51
Eindrapport Fase III
4.2.19 Object nr.19 NS Station Eindhoven Situering: Constructie Perronsoverkapping Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C2 Onderhoud A7 478 (180)* Aangestraald
* Tussen haakjes de theoretische laagdikte van het nieuwe systeem Bevindingen: Liggende werk vervuild Geen gebreken geconstateerd Hechting voldoende, intercoathechting goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
60 pnt. Goed Ja Ja/Hoog Tevreden 1999
Gesignaleerde knelpunten: Geen
52
Eindrapport Fase III
4.2.20 Object nr.20 DSM- Geleen Situering: Leidingstraatblok F NAK 4 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1992 C4 Onderhoud A7 415 micrometer Gestraald
Bevindingen: Corrosieschade als gevolg van mechanische beschadigingen Plaatselijk barst- en roestvorming in de coating t.p.v. de aansluiting flens- en boutverbinding waar sprake is van sterke overdikte Sterke verkrijting en verkleuring Plaatselijk wat pinholing in de toplaag Hechting en intercoathechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
57 pnt. Onder voorbehoud goed Ja Zie performance Niet bekend
Gesignaleerde knelpunten: Toegepaste product is niet specifiek voor kwastapplicatie ontwikkeld, waardoor een streperig resultaat is ontstaan en waarschijnlijk omwille van laagdiktebereik op de ondergrens een extra laag is aangebracht.
53
Eindrapport Fase III
4.2.21 Object nr.33 Gem. Rotterdam, deelgemeente Hoogvliet Situering: Singelbruggen wijk Tussen Water Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Testgedeelte Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 nieuwbouw onderzijde tussen de liggers A/B 2 ref. systeem 280 micrometer gestraald
Bevindingen: Systeem verkeert in zeer goede staat van onderhoud Geringe vuilaanhechting Lichte roest aan ronde zijde eerste trog (hijsbeschadiging) Matige roest t.p.v. een dubbeling zesde trog hechting en intercoathechting is goed, klasse 5A Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
70 pnt. Goed Ja Ja/hoog Tevreden
Gesignaleerde knelpunten: Geen
54
Eindrapport Fase III
4.2.22 Object nr.34 Gem. Rotterdam Situering: Singelbruggen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Testgedeelte Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 nieuwbouw onderzijde tussen de liggers A6 599 gestraald
Bevindingen: Staat van onderhoud goed Sterke vervuiling en algenaangroei Hechting en intercoathechting is goed, klasse 5A Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
68 pnt. Redelijk Onder voorwaarden; ja Redelijk/ hoog Kies voor ander systeem uit de proef
Gesignaleerde knelpunten: Sterke spuitstructuur, gevoelig voor algenaangroei, laagdiktebeheersing is een probleem gebleken. (bandbreedte 284-930 micrometer)
55
Eindrapport Fase III
4.2.23 Object nr.35 Gem. Rotterdam Situering: Singelbruggen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Testgedeelte Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 nieuwbouw onderzijde tussen de liggers A/WB1 325 gestraald
Bevindingen: Systeem verkeert in een zeer goede staat van onderhoud Geringe vuilaanhechting Matige roestvorming aan ronde zijde eerste trog (hijsschade) Hechting en intercoathechting is goed, klasse 4A Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
70 pnt. Goed Ja Ja/ hoog Tevreden/verrast
Gesignaleerde knelpunten: Geen
56
Eindrapport Fase III
4.2.24 Object nr.36 Gem. Rotterdam Situering: Singelbruggen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Testgedeelte Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 nieuwbouw onderzijde tussen de liggers A4 528 gestraald
Bevindingen: Systeem verkeert in een zeer goede staat van onderhoud Matige vuilaanhechting Roestvorming aan de ronde zijde eerste trog (hijsbeschadiging) Een roestspot aan ronde zijde eerste trog Hechting en intercoathechting goed, klasse 5A Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
71 pnt. Goed Ja Ja/ hoog Tevreden
Gesignaleerde knelpunten: Laagdiktebeheersing
57
Eindrapport Fase III
4.2.25 Object nr.37 Gem. Rotterdam Situering: Singelbruggen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Testgedeelte Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996 C4 nieuwbouw onderzijde tussen de liggers A/WB 2 264 gestraald
Bevindingen: Goede staat van onderhoud Geringe vuilaanhechting Mechanische beschadiging met roestvorming Hechting is matig, klasse 2A. (Breekt in de zinksilikaat) Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
62 pnt. Behoudens hechting goed Twijfelachtig Zie performance/middel Jammer van de hechting
Gesignaleerde knelpunten: Toepassing van een tiecoat had de hechtingsproblemen mogelijk kunnen voorkomen.
58
Eindrapport Fase III
4.2.26 Object nr. 38 Tennet B.V. Arnhem Situering: Mast 4 150 Kv Verb. Velsen- Oostzaan Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1993 C4 Onderhoud Div. Niet bekend Oude chloorrubber
Toelichting Oorspronkelijk zijn er in dit vroegere demoproject 12 verfsystemen aangebracht. Ten behoeve van het project VOS 2000 fase III is hieruit een selectie gemaakt, en komen een zestal systemen voor vervolgonderzoek in aanmerking, te weten: Systeem Systeem Systeem Systeem Systeem Systeem
3 4 6 8 9 12
H.S. epoxy W.B. acrylaat H.S. polyurethaan chloorrubber H.S. polyurethaan H.S. epoxy
Score 63 66 69 67 72 67
Performance Deze selectie is verrassend goed gebleken. Na acht jaar blootstelling verkeren alle systemen nog in een goede staat van onderhoud. Opmerkelijk is daarbij de prestatie van de W.B. acrylaat. Type systeem Vastgesteld kan worden dat vier van de zes systemen tweecomponentenproducten zijn. Uit de score blijkt dat de producten elkaar niet veel ontlopen, waarbij waarschijnlijk de neiging tot verkrijting het verschil zal maken. De aanhechting is evenwel van alle systemen goed. Specifieke toepassing Bij het schilderen van hoogspanningsmasten is er sprake van een bijzonder toepassingsgebied. Het gebruik van ééncomponentige producten zal uit technischeen uitvoeringstechnische eisen, altijd de voorkeur verdienen. Voorts is stroefheid (beloopbaarheid) van het oppervlak uit veiligheidsoogpunt een primaire eis, en zullen een simpele voorbehandeling alsmede de toekomstige overschilderbaarheid (hechting) absolute voorwaarden zijn. Toekomstige ontwikkeling Als mogelijk alternatief voor de bewezen chloorrubber, verdient systeem nr. 4 W.B. acrylaat nadere beproevingen. (Zie ook object nr.46)
59
Eindrapport Fase III
4.2.27 Object nr.39 Corus IJmuiden Situering: Ondersteuningsconstructie van de goot naar waterreiniging t.b.v. hoogovens 6 en 7 nz. centr.2 Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1990 C5I Onderhoud Div. Niet bekend 1:1 gestraald/ mech. ontr.
Toelichting Uit een vroeger demoproject zijn een drietal type systemen als beste uit een proevenserie van vijf geselecteerd en in het project VOS 2000 fase III opgenomen, te weten: Score H.S. Alkyd 47 Epoxy ester 61 Vinyl- acrylaat copolymeer 64 Performance Gelet op de belasting en de leeftijd van de systemen, hebben deze in het onderzoek bijzonder goed voldaan. De score die is aangegeven betreft de toepassing op gestraald werk. Mechanisch ontroesten geeft in het bijzonder met betrekking tot onderroest minder goede resultaten te zien. Systemen Opmerkelijk is het dat de relatief conventionele systemen als Alkalyd en epoxy ester het goed doen en zelfs beter presteren dan een aantal epoxycoatings in deze proef. Een hoge zuurbelasting ter plaatse zou een mogelijke verklaring kunnen zijn, alsmede een goede bevochtiging. De vinyl-acrylaat blijkt onder de gegeven omstandigheden ook zeer goed te presteren. Dit type product is meer een kunstrubberachtige coating dan een verf en heeft geen goede esthetische eigenschappen. Evenwel voor beschermingsdoeleinden zonder verdere eisen, is een dergelijk product een interessante mogelijkheid. Aandachtspunt is daarbij wel dat aandacht wordt besteed aan de voorbehandeling en roestwerende primers omdat onderroest bij dit systeem minder snel is vast te stellen.
60
Eindrapport Fase III
4.2.28 Object nr.40 Demoproject station Leiden Situering: Geveldelen en overkappingen Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1994 C3 Nieuwbouw A/WB 3 304 Micrometer Gestraald
Bevindingen: Verspreid voorkomende corrosie op o.a. ronde profielconstructie, stalenramen (westgevel), condensvlakken bij laagdikteonderschrijding, voorts op bouten en moeren Plaatselijk barstvorming op kokerprofielen Craquele bijwerklaag Sterke vervuiling met name bij de perrons Hechting is matig, systeem breekt in de zinksilicaat Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever Inspectie beeindigd
53 pnt. matig (veel bijgewerkt) Neen Aanpassen systeem/ laag Is al begonnen met overschilderen 2000
Gesignaleerde knelpunten: De meeste defecten die zijn waargenomen vinden hun oorzaak in de geringe tolerantie van het systeem voor minder gunstige applicatieomstandigheden, in het bijzonder de droging. Twijfelachtig is of bij dergelijke systemen een alkaliesilicaat als primer kan worden toegepast. Een MEK-test is aan te bevelen, terwijl vooralsnog een oplosmiddelhoudende tiecoat noodzakelijk is, zeker bij zinksilicaatlagen van 75 mm of dikker.
61
Eindrapport Fase III
4.2.29 Object nr.41 Corus IJmuiden KWS 2000 Demoproject “systemen opgemetalliseerde ondergronden” Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk
1997 C5I Nieuwbouw/ fantasie object
Toelichting: Het betreffende demoproject is in augustus 1999 afgerond, zie ook het eindrapport Werk/KWS 2000 ref.nr. 101634. In dit rapport wordt al aangegeven dat de expositietijd tenminste tot 2003 zou moeten doorlopen om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over de toepassingsmogelijkheden. Gelet op het belang van dit demoproject, is besloten om het op te nemen in het VOS 2000 project fase III. De kern van het oorspronkelijke project was gelegen in een onderzoek naar de corrosieweerstand van conserveringssystemen over verzinkte- en gealuminiseerde ondergronden, t.w.: staal Sa 2 ½ gestraald (referentie) thermisch verzinkt volgens EN 1275 thermisch gespoten zink thermisch gespoten aluminium Over deze ondergronden zijn vijf verschillende verfsystemen aangebracht, t.w.: volgnr.* 006 2 componenten epoxy H.S., systeemcode A7 (referentie) 014A 2 componenten watergedragen epoxy, over conv. primer 021 2 componenten siloxaan in twee lagen 023 2 componenten watergedragen epoxyprimer, acrylaatdispersie 024 2 componenten epoxyprimer H.S. epoxycoating S.F. * De volgnrs. zijn de oorspronkelijke nrs. in het demoproject * Het referentiesysteem vlg. Hoogovens Technische Richtlijn R3 10 56 01 is het enige systeem dat op alle genoemde ondergronden is aangebracht.
62
Eindrapport Fase III
systeem 006
014A
021
023
024
toetsing hechting gebreken score hechting gebreken score hechting gebreken score hechting gebreken score hechting gebreken score
Sa 2 ½ 5A geen 72 -
Ondergronden therm. verz. gespoten zink 5A 5A barstvorming barstvorming 66 60 4A-3A 5A begin barstv. begin barstv. 60 66 4A-3A 3A-2A geen geen 65 67 5A 5A geen geen 74 74 5A 5A verw.baarheid verw.baarheid 69 69
gespoten aluminium 5A barstvorming 66 -
Gesignaleerde knelpunten: de barstvorming van met name systeem 006 op de gemetalliseerde ondergronden is niet verklaarbaar, of het zou toe te schrijven moeten zijn aan de laagdikte opvallend is de slechte hechting van systeem 021 de S.F. topcoat van 024 heeft mogelijk applicatieproblemen opgeleverd Noot: opvallend goed blijkt het minder milieubelastende systeem 023 te zijn.
63
Eindrapport Fase III
4.2.30 Object nr.42 Ministerie van Buitenlandse Zaken situering: Dakopbouw 10e verdieping E-vleugel Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1999 C4 Onderhoud D1 349/ (158)* Plastisol
* Tussen haakjes de laagdikte op bijgewerkte plaatsen Bevindingen: Lichte verkrijting en glansverlies Lichte scheurvorming t.p.v. bouten en een zakker Plaatselijk corrosie aan scherpe randen en condensvlakken De hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
69 pnt. Tot heden redelijk goed Ja Onvoldoende blootgesteld Niet bekend
Gesignaleerde knelpunten: Geen
64
Eindrapport Fase III
4.2.31 Object nr.43 NAM Delfzijl Situering: Laad- en lossteiger Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1996-1997 C5M- Im2 Onderhoud A8 554 Gestraald
Bevindingen: Verkrijting en erosie van de toplaag Plaatselijk corrosie vanuit mechanische beschadigingen, scherpe kanten o.a. bij de tussenverstijvingen en constructiedelen waar onderroest voorkomt. Voorts ter hoogte van de wind-waterlijn corrosie aan de ladders van de buispalen. Enkele barstjes met corrosiesporen op plaatsen met extreme laagdikte Plaatselijk schimmelvorming, en ter hoogte van de wind-waterlijn is algenaangroei waargenomen De hechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
63 pnt. Goed Ja Ja/middel Kritisch t.a.v. de applicatiekwaliteit
Gesignaleerde knelpunten: Werken vanuit een kofferdam is gecompliceerd. Een deel van de geconstateerde gebreken kan zijn oorsprong vinden in de uitvoeringsfase. Toepassing heeft goede mogelijkheden bij immersie belaste objecten. Is evenwel niet gelijkwaardig aan epoxyteer.
65
Eindrapport Fase III
4.2.32 Object nr.44 Momaro project Situering: remming-werken bovenvoorhaven, LITH Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1998-1999 C4- Im1 Nieuwbouw A3 537 micrometer Gestraald
Bevindingen: Verkrijting en verkleuring Plaatselijk beschadiging met lichte corrosie Algenaangroei op de water/windlijn zonder zichtbare schade aan het systeem Hechting alswel de intercoathechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
72 pnt. Goed Ja Ja/middel Tevreden
Gesignaleerde knelpunten: Geen
66
Eindrapport Fase III
4.2.33 Object nr.46 Deltanuts Ellewoudsdijk Situering: Contr. 150 Kv Station Jaar van uitvoering Belastingscategorie Soort werk Type systeem Gemiddelde laagdikte Ondergrond
1992 C4 Onderhoud Acryl 4 335 (166)* Oude chloorrubber
*Tussen haakjes systeem Acryl 4 Bevindingen: Matige vloei van de eindlaag met plaatselijk kwastaanzetten Plaatselijk doorschijnen van de primers Incidenteel geringe tot matige roest, en onderroest Condensvlakken sterk vervuild Mosaangroei op het horizontale werk Hechting- en intercoathechting is goed Resultaten en beoordelingen Score Performance Optie preventief onderhoud Geschiktheid/duurzaamheid Oordeel opdrachtgever
59 pnt. Redelijk tot goed Ja Ja/middel Tevreden
Gesignaleerde knelpunten: Vloeing en verwerkbaarheid kunnen beter. Doorschijning wijst op aantasting en erosie, merkwaardigerwijs is dan meestal de hechting goed.
67
Eindrapport Fase III
Bijlage 5 inspectieformulier Inventarisatie praktijkobjecten minder milieubelastende verfsystemen Project: Verfsysteem: Ondergrond: Controledatum Beoordeling Statusopname 1e beoordeling 2e beoordeling Oppervlaktedefecten X-factor Hechting X-factor Intercoat onthechting Erosie/verkrijting X-factor Barstvorming Blaarvorming X-factor Randdefecten X-factor Roestvorming vlakken X-factor Onderroest X-factor Score Totaal score
LAAGDIKTE Gemiddeld: Minimaal: Maximaal: Aantal: BEOORDELING 5 = geen aantasting 4 - begin aantasting 3 = geringe aantasting 2 = matige aantasting 1 = sterke aantasting 0 = zeer sterke aantasting
FACTOR Oppervlaktedefecten Hechting Intercoat onthechting Erosie/verkrijting Barstvorming/blaarvorming Randdefecten Roestvorming vlakken Onderroest
1 2 2 1 2 2 2 3
Opmerking algemeen:
68
Eindrapport Fase III
Bijlage 6 grafiek Project: Object: Verfleverancier: Voorbewerking: Verfsysteem
1e laag: 2e laag: 3e laag:
Laagdikte: Inventarisatie praktijkobjecten minder milieubelastende verven U______________________________________________________ 80 U=uitstekend ZG______________________________________________________ 64 ZG=zeer goed G________________________________________________________ 48 G=goed M________________________________________________________ 32 M=matig S_________________________________________________________ 16 S=slecht ZS________________________________________________________ 0 ZS=zeer slecht 0 3 6 12 Inspectie-interval in maanden na de start
18
24
30
Opmerkingen:
69