ontbinding
Het Nederlandse ontbindings verzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank mw. Mr. A. Dreesen
Als de Nederlandse werkgever één van zijn in Nederland werkende werknemers wil ontslaan, kan hij daartoe een ontbindingsverzoek inleiden bij de Nederlandse kantonrechter bevoegd voor de werkplaats, op grond van art. 7:685 BW. De kantonrechter neemt binnen acht weken een definitieve beschikking die niet voor hoger beroep vatbaar is. Maar wat als de werknemer, hoewel hij in Nederland werkt, in België woont? Niet de kantonrechter is dan bevoegd, maar de Belgische Arbeidsrechtbank van de woonplaats van de werknemer. In deze bijdrage evalueren wij of het vatten van de Belgische Arbeidsrechtbank voor een Nederlands ontbindingsverzoek een onoverkomelijke hinderpaal is of niet.
1. Probleemschets Conform het Nederlands recht heeft de werkgever twee mogelijkheden om de arbeidsovereenkomst eenzijdig te beëindigen 1.1 Een Nederlandse werkgever kan op twee manieren zijn arbeidsovereenkomst met een werknemer eenzijdig en met onmiddellijke ingang1 beëindigen. a Hij kan de werknemer ontslaan op staande voet wegens een dringende reden conform art. 7:678 BW. In dat geval eindigt de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang. b Hij kan de kantonrechter verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van gewichtige redenen, bestaande uit hetzij een dringende reden, hetzij een verandering in de omstandigheden, op basis van art. 7:685 BW. 1.2 Het nadeel van ontslag op staande voet is dat de werknemer zijn aanspraken op een WW-uitkering verliest en het ontslag dan ook meestal zal betwisten bij de kantonrechter via (i) een kortgedingprocedure waarin hij wedertewerkstelling vraagt en (ii) een bodemprocedure waarin hij doorbetaling van het loon vraagt. De werkgever zal in dat geval genoodzaakt zijn om bij diezelfde kantonrechter een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in te stellen, voor het 1 Deze bijdrage betreft enkel de hypothese waarin de werkgever de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang wenst te beëindigen. Wij zijn dan ook niet ingegaan op de mogelijkheid van de werkgever om de arbeidsovereenkomst met de werknemer na toestemming van het UWV WERKbedrijf op te zeggen met inachtneming van een te presteren opzeggingstermijn. Het UWV mag immers toestemming geven voor het opzeggen van een arbeidsovereenkomst met een in België wonende werknemer, aangezien het UWV niet beschouwd wordt als rechter en de aanvraag van de ontslagvergunning niet als een vordering maar als een administratieve handeling.
336
geval deze de dringende reden niet aanvaardt. Hij dient de kantonrechter dan te vragen om de arbeidsovereenkomst in elk geval te ontbinden omwille van een verandering in de omstandigheden en de loondoorbetaling te beperken tot de periode tussen het (onterechte) ontslag om dringende reden en de ontbinding door de kantonrechter. 1.3 Aangezien de werkgever die overgaat tot ontslag om dringende reden bijgevolg het risico loopt op drie procedures, zal hij meestal omwille van proceseconomische redenen rechtstreeks naar de kantonrechter stappen met het ontbindingsverzoek. De Belgische rechter is bevoegd indien de werknemer in België woont 1.4 De ontbindingsprocedure bij de kantonrechter wordt echter problematisch zodra een werknemer in België woont. De Nederlandse werkgever kan een ontbindingsverzoek immers enkel brengen voor het gerecht van het woonland van de werknemer, namelijk het Belgische gerecht. Dit vloeit voort uit de EEX Verordening, die de rechterlijke bevoegdheid regelt in geschillen met een internationaal element.2 De werkgever heeft geen enkel alternatief, ook niet de plaats van tewerkstelling zoals vroeger op grond van het EEX Verdrag.3 2 Art. 20, 1 EEX Verordening. 3 De Nederlandse regering diende eind 2002 een voorstel in om deze regel aan te passen en de werkgever opnieuw toe te laten de rechter van de gewoonlijke werkplaats aan te zoeken (PB 2002, C 311/16). Dit voorstel werd niet aanvaard nadat het Europees Economisch en Sociaal Comité hierover een negatief advies gaf (PB 2004, C 32/88). Volgens het Comité zou dergelijke wijziging immers afbreuk doen aan de bescherming van de werknemer, de sociaal zwakkere partij binnen de arbeidsovereen-
SDU uitgevers / nummer 8, december 2010 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK
Het Nederlandse ontbindingsverzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank
1.5 De nationaliteit van de werknemer speelt voor de bevoegdheid van de Belgische rechter geen enkele rol: de Belgische rechter is bevoegd, ook als de werknemer Nederlander is. Ook het feit dat de werknemer altijd 100% in Nederland gewerkt heeft en niet één dag in België, doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Belgische rechter. Het werkland is inderdaad enkel bepalend voor het recht dat op het geschil moet toegepast worden (zie hierna), niet voor de bevoegde rechter. De werknemer die in België woont, kan enkel geldig instemmen met de bevoegdheid van de Nederlandse kantonrechter na het ontstaan van het geschil 1.6 Ook al is de Belgische rechter in principe bevoegd om het ontbindingsverzoek te behandelen, de Nederlandse werkgever mag met de in België wonende werknemer overeenkomen om toch de Nederlandse kantonrechter te vatten. Dergelijke afspraak mag echter maar gemaakt worden na het ontstaan van het geschil4, dus nadat de werkgever heeft aangekondigd dat hij de ontbindingsprocedure zal inleiden. Partijen kunnen dus wel in de arbeidsovereenkomst voorzien dat de Nederlandse kantonrechter bevoegd is, maar dergelijk beding zal juridisch niet ingeroepen kunnen worden tegen de werknemer.5 1.7 Anderzijds hoeft de werknemer de bevoegdheid van de Nederlandse kantonrechter niet schriftelijk of expliciet te aanvaarden: als de werknemer bijvoorbeeld opgeroepen wordt voor de Nederlandse kantonrechter, op de zitting verschijnt en niet de onbevoegdheid opwerpt, wordt hij geacht stilzwijgend in te stemmen met de bevoegdheid van de kantonrechter.6
2. Opties van de werkgever indien de werkne mer in België woont 2.1 Uit punt 1 volgt dat een Nederlandse werkgever die de arbeidsovereenkomst met een in België wonende werknemer eenzijdig wenst te ontbinden met onmiddellijke ingang dit kan aanpakken op vier manieren. Optie 1: ontslag op staande voet omwille van een dringende reden 2.2 De werkgever kan de werknemer ontslaan op staande voet omwille van een dringende reden. De werknemer start vervolgens de bovenvermelde kortgeding- en bodemprocedure op bij de (Nederlandse) kantonrechter bevoegd voor de plaats van tewerkstelling. Hierop kan de werkgever de voorwaardelijke ontbindingsprocedure als tegenvordering opstarten bij dezelfde Nederlandse kantonrechter. 2.3 Deze procedure wordt in de praktijk wel vaker toege-
4 5
6
komst (Overweging (13) EEX Verordening). Art. 21 EEX Verordening. Art. 23,5 EEX Verordening. Dergelijk forumbeding dat dateert van voor het geschil is wel geldig als de werknemer zich erop beroept (art. 21 en overweging nr. 9 EEX Verordening). Dit werd bevestigd door de Arbeidsrechtbank van Hasselt in haar vonnis van 14 januari 2008 (A.R. 2071120, ongepubl.). Art. 24 EEX Verordening.
TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2010 / SDU uitgevers
past en door kantonrechters aanvaard. De redenering hierachter is dat de werkgever op grond van art. 20, 2e lid van de EEX Verordening het recht heeft om een tegenvordering in te stellen bij een gerecht waarvoor de werknemer zijn oorspronkelijke vordering heeft gebracht. 2.4 Volgens bepaalde rechtsleer echter is deze benadering onjuist en doet deze afbreuk aan de principiële bevoegdheid van de Belgische rechter. Een ander nadeel van optie 1 is dat deze niet geschikt is als de werkgever de arbeidsovereenkomst wenst te laten ontbinden wegens gewijzigde omstandigheden. Optie 2: schriftelijk akkoord met de werknemer na het ontstaan van het geschil 2.5 De werkgever kan de werknemer openlijk meedelen dat hij een ontbindingsverzoek zal indienen en hem vragen schriftelijk zijn akkoord te bevestigen met de bevoegdheid van de Nederlandse kantonrechter, om discussies achteraf te vermijden. Vervolgens kan hij de zaak bij de Nederlandse kantonrechter inleiden. 2.6 Het nadeel van deze tweede optie is dat de werknemer, gezien een ontbinding wordt aangekondigd, wellicht niet zo happig zal zijn om hieraan mee te werken en in te stemmen met de bevoegdheid van de kantonrechter. Hij zal integendeel eerder geneigd zijn om de werkgever te dwarsbomen en de procedure (en zijn recht op loondoorbetaling) zo lang mogelijk te rekken, door de werkgever de procedure in België te laten voeren. 2.7 Toch zijn er enkele motieven die de werknemer zouden kunnen overtuigen dat de tussenkomst van de Nederlandse kantonrechter ook in zijn belang is. Vooreerst is de kantonrechter het best vertrouwd met het Nederlandse recht en valt dus beter te voorspellen wat hij zal oordelen. Een tweede reden is dat een procedure in België ook de werknemer meer zal kosten aangezien ook hij wellicht beroep zal moeten doen op een Belgische én een Nederlandse advocaat, wat ook voor hem de kosten verhoogt. Optie 3: de kantonrechter vatten zonder voorafgaand overleg met de werknemer 2.8 De werkgever kan ervoor kiezen om het ontbindingsverzoek voor de Nederlandse kantonrechter te brengen zonder de bevoegdheidsproblematiek ter sprake te brengen, in de hoop dat de werknemer hier ook niet aan denkt. 2.9 Als de werknemer vervolgens voor de kantonrechter verschijnt en diens bevoegdheid niet betwist, wordt hij geacht impliciet met deze bevoegdheid in te stemmen en kan de kantonrechter de zaak gewoon behandelen. Als de werknemer de bevoegdheid van de kantonrechter betwist, zal deze zich onbevoegd verklaren en rest enkel nog optie 4. Optie 4: het ontbindingsverzoek brengen voor de Belgische rechter 2.10 De laatste mogelijkheid die de werkgever heeft is om het ontbindingsverzoek in te leiden bij de gerechten van het woonland van de werknemer, hetzij de Belgische rechter. De werkgever kan dit ofwel rechtstreeks doen, ofwel na een 337
ontbinding
mislukte poging om een bevoegdheidsovereenkomst te sluiten conform optie 2, of de kantonrechter te vatten conform optie 3. Het is deze procedure voor de Belgische rechter die wij hierna bespreken in punt 3.
3. De Belgische rechter past het Nederlandse recht toe Principe: het Nederlandse recht is van toepassing 3.1 Indien de werkgever zijn ontbindingsverzoek voor de Belgische rechter moet brengen hoeft hij niet te wanhopen. De bevoegdheid van de Belgische rechter is niet noodzake-
Ook het feit dat de werknemer altijd 100% in Nederland gewerkt heeft en niet één dag in België, doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Belgische Arbeidsrechtbank lijk een probleem. 3.2 De Belgische rechter moet de ontbinding van de arbeidsovereenkomst immers uitspreken in overeenstemming met het Nederlandse recht. Het Nederlandse recht is overeenkomstig de Rome I Verordening7, inderdaad van toepassing wanneer Nederland het gewone werkland is.8 3.3 Art. 15 van het Wetboek IPR9 bepaalt dat de Belgische rechter die buitenlands recht dient toe te passen, dit moet doen ‘volgens de in het buitenland gevolgde interpretatie’. Dit werd door het Belgische Hof van Cassatie meermaals bevestigd.10 3.4 Hierna gaan wij na wat deze regel concreet inhoudt voor de beoordeling van het Nederlandse ontbindingsverzoek door de Belgische rechter. Hierbij maken wij een onderscheid tussen enerzijds het materieel recht, dit is het recht dat direct de betrokken belangen regelt en de inhoud van de rechten en plichten van de rechtsonderhorigen vaststelt, en anderzijds het formeel of procedureel recht, dat het hulprecht levert en aangeeft op welke wijze men zijn (materiële) rechten kan realiseren. 3.5 Wij baseren ons op een analyse van recente rechtspraak die wij ontvingen van de Arbeidsrechtbanken van Antwerpen, Tongeren, Turnhout en Hasselt, en het Arbeidshof van Antwerpen, die al een paar jaar ervaring hebben met Nederlandse ontbindingsverzoeken. 7
Verordening nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, P.B. 4 juli 2008, L 177/6 (hierna Rome I Verordening). De Rome I Verordening is van toepassing op overeenkomsten gesloten vanaf 17 december 2009. Overeenkomsten gesloten voor die datum worden beheerst door het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht van toepassing op verbintenissen uit overeenkomst (hierna EVO). De principes in het EVO en de Rome I Verordening zijn evenwel dezelfde. 8 Art. 8, 2e lid van de Rome I Verordening. 9 Art. 15, 1 van de Wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht, B.S. 27 juli 2004 (hierna Wetboek IPR). 10 Cass. 12 januari 2009, J.T.T. 31 maart 2009, 129; Cass. 18 april 2005, NjW 2005, 1167, m.nt. Storme, Cass. 7 oktober 2004, Pas. 1492; Cass. 13 mei 1996, Pas. 455; Cass. 9 oktober 1980, Pas. 1981, 159.
338
Het Nederlandse materieel recht is van toepassing 3.6 Het staat buiten kijf dat de Belgische rechter een ontbindingsverzoek moet beoordelen op grond van de toepasselijke materieelrechtelijke principes namelijk de gewichtige redenen bedoeld in art. 7:685 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek zoals in Nederland geïnterpreteerd (dringende reden/verandering van omstandigheden). Op basis hiervan spreekt de rechter de ontbinding al dan niet uit op een door hem bepaalde datum. Hij moet ook de kantonrechtersformule gebruiken voor het vaststellen van de (eventuele) vergoeding. 3.7 In alle rechtspraak die ons werd toegestuurd werd de ontbinding uitgesproken, al dan niet met toekenning van een ontbindingsvergoeding met behulp van de kantonrechtersformule. Sommige Nederlandse werkgevers deelden ons mee dat het in hun ervaring soms zelfs in hun voordeel is om een beroep te doen op de Belgische rechter omdat deze minder goed vertrouwd is met de Nederlandse wetgeving en dus eerder terughoudend is om van de algemene Nederlandse principes af te wijken. Zo zal de Belgische rechter enerzijds terughoudend zijn om op basis van de reflexwerking van het opzegverbod in geval van ziekte de ontbinding te weigeren, en zal hij anderzijds ook niet snel geneigd zijn om hogere correctiefactoren dan 1 te gaan toepassen bij de begroting van de ontbindingsvergoeding. 3.8 In het schema als bijlage wordt een overzicht gegeven van diverse gevallen en de ontbindingsvergoedingen. Het Belgische procesrecht is van toepassing, tenzij hiervan wordt afgeweken door specifieke Nederlandse procesregels 3.9 Op dit moment lijken de Belgische rechters het er over eens te zijn dat het Belgische procesrecht maar kan toegepast worden in de mate de specifieke processuele aspecten van de Nederlandse ontbindingsprocedure hier niet van afwijken. Dit was evenwel gedurende enige tijd voorwerp van controverse. Beschrijving van de kenmerken van de Nederlandse ontbindingsprocedure en verschil met Belgische principes 3.10 De Nederlandse procedure voorzien in art. 7:685 BW is een niet contentieuze, ‘extrajudiciële’ verzoekschriftprocedure11, niet zozeer gericht op het beslechten van een rechtsstrijd als wel op het snel vaststellen van een billijke regeling. De arbeidsovereenkomst blijft bestaan tot de rechter beslist of hij deze ontbindt, op welke datum en (eventueel) met welke vergoeding. Dit brengt een aantal kenmerken met zich mee. a De procedure verloopt snel zodat de partijen zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over hun positie. De zaak wordt ten laatste behandeld in de vierde week na de indiening van het verzoekschrift (art. 7:685, 6e lid) en neemt idealiter in totaal acht weken in beslag (Aanbeveling 1.1 van de Kring van Kantonrechters). b Voor de rechter de ontbinding uitspreekt stelt hij de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn waarbinnen de verzoeker zijn verzoek kan intrekken (art.7:685,9e lid). 11 Afdelingen 3 en 4 van Boek 1 Titel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; art. 7:685 BW, lid 1.
SDU uitgevers / nummer 8, december 2010 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK
Het Nederlandse ontbindingsverzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank
c De beschikking van de rechter is niet vatbaar voor hoger beroep (art. 7:685, 11e lid). 3.11 Het Belgische recht kent geen vergelijkbare procedure. In België kan de werkgever te allen tijde eenzijdig de arbeidsovereenkomst beëindigen met betaling van een opzeggingsvergoeding en komt het de werknemer toe naar de rechtbank te gaan, indien hij niet akkoord is met het betaalde bedrag. De procesduur bedraagt gemiddeld één jaar, en er kan tegen het vonnis hoger beroep ingesteld worden. Evolutie van rechtsleer en rechtspraak 3.12 Rekening houdende met de moeilijke verzoenbaarheid van de Nederlandse ontbindingsprocedure met het Belgische procesrecht, heeft er lange tijd een controverse geheerst over de procesregeling die de Belgische rechter in acht moet nemen bij het beoordelen van een Nederlandse ontbindingsvordering. 3.13 De Arbeidsrechtbank van Turnhout heeft in haar vonnissen van 8 oktober 200812, 26 mei 200813 en 8 mei 200614 uitdrukkelijk geoordeeld dat de Belgische procedureregels, met uitsluiting van de Nederlandse, van toepassing waren: ‘Tenslotte wenst de rechtbank te bevestigen [...] dat op het voeren van de procedure de regels van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek van toepassing blijven, wat onder andere betekent dat de rechtbank enkel met medewerking van alle partijen, zoals in casu, kan streven naar een zo kort mogelijke doorlooptijd van de procedure, dat enkel rekening gehouden kan worden met conclusies in de zin van het Belgische Ger.W. en niet met zgn. pleitnota’s, dat de vordering ter zitting mondeling wordt toegelicht (gepleit), dat het vonnis niet enkel uitspraak doet over de vordering tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst maar evenzeer over een eventueel toe te kennen vergoeding, en dat het vonnis vatbaar is voor hoger beroep. [...] Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat zij niet gebonden meent te zijn door het voorschrift van artikel 7:685, 9 Ned. B.W. daar dit een regel van rechtsvordering naar Nederlands recht is en de procedure gevoerd dient te worden naar Belgisch gerechtelijk recht.’15 3.14 Daarentegen verdedigde sommige rechtsleer het standpunt dat de processuele en de materiële rechtsregels van de Nederlandse ontbindingsprocedure onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en dat art. 7:685 Nederlands BW integraal toegepast moet worden door de Belgische rechter, die als het ware in de huid moet kruipen van de kantonrechter. De snelheid van de procedure en het gebrek aan beroepsmogelijkheid zijn volgens deze rechtsleer eigen aan de Nederlandse ontbindingsprocedure aangezien de arbeidsovereenkomst gedurende de hele procedure tussen de partijen blijft bestaan. De Belgische procesregels zomaar zonder meer toepassen op de Nederlandse ontbindingsvordering zou dan ook een am-
12 13 14 15
K. Ged. Arbrb. Turnhout, 8 oktober 2008, A.R. 08/4/C, ongepubl. Arbrb. Turnhout 26 mei 2008, A.R. 08/12/A, ongepubl. Arbrb. Turnhout 8 mei 2006, A.R. 83.160, ongepubl. Arbrb. Turnhout 8 mei 2006, A.R. 83.160, 2e blad en 5e blad, ongepubl.; zie ook: Arbrb. Turnhout 26 mei 2008, A.R. 08/12/A, 5e blad, ongepubl. en K. Ged. Arbrb. Turnhout, 8 oktober 2008, A.R. 08/4/C, 3e blad, ongepubl.
TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2010 / SDU uitgevers
putatie uitmaken van de Nederlandse rechtsfiguur.16 3.15 Het lijkt erop dat bovenvermelde rechtsleer uiteindelijk het pleit heeft gewonnen. Het Arbeidshof van Antwerpen heeft in haar arresten van 21 oktober 200817 en 9 december 200818 immers in overeenstemming met art. 7:685, 11e lid Nederlands BW een hoger beroep ontoelaatbaar verklaard dat werd ingesteld tegen een ontbindingsbeslissing. Het Arbeidshof overwoog eerst dat een Belgische rechter het ontbindingsverzoek moet behandelen met inachtneming van het Belgische procesrecht, maar ‘daarbij dan zoveel als mogelijk rekening houdend met de specificiteit en de eigenheid van de buitenlandse rechtsfiguur waarover uitspraak moet worden verleend’. Het Arbeidshof ging niet akkoord met de stelling dat ‘het Belgische procesrecht aan de partijen een onaantastbaar recht op een dubbele aanleg verschaft’. Het Arbeidshof wees erop dat art. 616 van het Belgische Gerechtelijk Wetboek voorziet dat hoger beroep ingesteld kan worden tegen elk vonnis, ‘tenzij de wet het anders bepaalt’. Volgens het hof moest art. 7:685, 11° van het Nederlands BW beschouwd worden als zo'n wet ‘die anders bepaalt’. Het Arbeidshof overwoog hierbij uitdrukkelijk: ‘Dat deze bepaling vervat ligt in het Nederlandse B.W. en als zodanig een processueel aspect regelt waar het juridisch eigenlijk in een materieelrechtelijke regeling kadert, staat daaraan niet in de weg.’ In het laatste deel van beide arresten stelde het Arbeidshof dat het niet toegelaten is om art. 7:685 Nederlands BW te ‘ontrafelen’ in ‘enerzijds materiële bepalingen en anderzijds formele Nederlandse procesrechtelijke bepalingen’ waarbij de procesrechtelijke bepalingen niet van toepassing zijn indien de procedure in België wordt gevoerd. Het hof stelt dat er geen enkele rechtsgrond is die dergelijk onderscheid toelaat: ‘[D]e Belgische rechter [moet] bij de beoordeling van de Nederlandse [...] ontbinding [...] omwille van gewichtige redenen, de rechtsfiguur in zijn geheel toepassen, hierbij inbegrepen de bepaling waarbij tegen de gewezen beschikking geen hoger beroep (en/of geen cassatieberoep) mogelijk is. Deze laatste bepaling maakt namelijk integraal deel uit van de vermelde rechtsfiguur, volgens de tekst en interpretatie ervan in het land van herkomst. [...] In Nederland is de ontbinding van de arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 7:685 Nederlands B.W. een zeer frequent voorkomende beëindigingswijze van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter, op grond van de brede categorie gewichtige redenen (vaak met toekenning van een vergoeding aan de werknemer). De ontbindingsprocedure is niet zozeer gericht op de beslechting van een rechtsstrijd, maar eerder op de vaststelling van een billijke regeling, in het kader van een snelle procedure, waarbij de rechter niet gebonden is aan de wettelijke bewijsregels, en
16 W. Rauws, l.c., p. 79-86. 17 Arbh. Antwerpen 21 oktober 2008, Tijdschrift @ipr.be 2008, 3, 35 – hoger beroep tegen Arbrb. Tongeren, 1 juni 2006, A.R. 1820/2005, ongepubl. 18 Arbh. Antwerpen 9 december 2008, A.R. 2060205, ongepubl. – hoger beroep tegen Arbrb. Tongeren 1 juni 2006, A.R. 1391/2005, ongepubl.
339
ontbinding
in principe zonder de mogelijkheid van een hoger beroep of cassatieberoep [...]. Hoewel het ontbreken van de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep meermaals als onbevredigend wordt ervaren door de (Nederlandse) rechtspraktizijn, heeft de Nederlandse werkgever tot op heden nog geen wetswijziging aan het bestaande systeem [...] aangebracht. Het hof weerhoudt hier dat het ontbreken van de mogelijkheid tot [...] hoger beroep [...] conform artikel 7:685 Nederlands B.W. een door de Nederlandse regelgever gewenst aspect vormt van bedoelde rechtsfiguur, er onlosmakelijk mee verbonden is en er integrerend deel van uitmaakt.’ Het Arbeidshof merkte ten slotte ook nog op dat de Europese wetgever wellicht niet de bedoeling had om ongelijkheden tussen EU-onderdanen in het leven te roepen met de invoering van art. 20 van de EEX Verordening. Bijgevolg was het volgens het Arbeidshof niet verzoenbaar met het gelijkheidsbeginsel als eenzelfde procedure in België wel en in Nederland geen aanleiding kon geven tot hoger beroep. 3.16 De draagwijdte van de bovenvermelde arresten van het Arbeidshof van Antwerpen is niet te onderschatten, ook al is het hof geen instantie met nationale bevoegdheid. Het Arbeidshof van Antwerpen is namelijk bevoegd voor alle beroepen die worden ingesteld tegen vonnissen van de Arbeidsrechtbanken van Antwerpen, Hasselt en Tongeren, uitgerekend die arrondissementen die het meest te maken krijgen met Nederlandse ontbindingsverzoeken. Werknemers die hoger beroep wensen aan te tekenen tegen een beschikking van een van deze rechtbanken zullen dus bij het Arbeidshof van Antwerpen terechtkomen. Hoewel het Arbeidshof in principe niet gebonden is aan de eigen rechtspraak, kan aangenomen worden dat het hof dit standpunt in de toekomst niet zomaar zal wijzigen. Er zijn ons overigens geen andersluidende arresten van andere hoven bekend. 3.17 De Arbeidsrechtbanken lijken in hun rechtspraak van na de arresten van het Arbeidshof van Antwerpen inderdaad het standpunt van het Arbeidshof over te nemen. In een recent vonnis van 28 juni 2010 hernam de Arbeidsrechtbank van Tongeren integraal en expliciet de overwegingen van het Arbeidshof die de eigenheid van de Nederlandse ontbindingsprocedure onderstrepen, inclusief de verwijzing naar de snelle procedure en de onmogelijkheid van hoger beroep.19 In eerdere vonnissen had de Arbeidsrechtbank al erkend dat de Nederlandse procedure ‘in principe aan korte termijnen gebonden is’, en dat de doorlooptijd in principe acht weken is.20 Voorts moet ook vastgesteld worden dat de Arbeidsrechtbank in het begin een procesduur kende van tien à dertien maanden21, wat in de meest recente vonnissen geëvolueerd is tot zes weken à drie maanden.22 19 Arbrb. Tongeren 28 juni 2010, A.R. 10/888/A, 4e blad, ongepubl. 20 Arbrb. Tongeren 16 januari 2008, A.R. 932/2007, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 22 september 2008, A.R. 08/338/A, ongepubl. 21 Arbrb. Tongeren 21 december 2006, A.R. 1820/2005, ongepubl. en Arbrb. Tongeren 1 juni 2006, A.R. 1391/2005, ongepubl. 22 Arbrb. Tongeren 27 juni 2008, A.R. 08/899/A, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 28 juni 2010, A.R. 10/888/A, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 18 juni 2010, A.R. 10/600/A, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 29 oktober 2010, A.R. 10/633/A,
340
De Arbeidsrechtbank van Hasselt heeft zich tot op heden (in de ons bekende vonnissen) nog niet expliciet aangesloten bij het standpunt van het Arbeidshof van Antwerpen. Een impliciet bewijs van het feit dat ook de Arbeidsrechtbank van Hasselt de Nederlandse eigenheid van de ontbindingsprocedure respecteert, is dat zij, in overeenstemming met art. 7:685, 9e lid van het Nederlands Burgerlijk Wetboek de ontbinding in twee stappen uitspreekt indien zij een vergoeding toekent. Eerst deelt zij in een tussenvonnis de partijen haar voornemen mee om de arbeidsovereenkomst met ingang van een bepaalde datum en toekenning van een bepaalde vergoeding te ontbinden, tenzij de werkgever het ontbindingsverzoek intrekt. Indien de werkgever dit niet doet, stelt de Arbeidsrechtbank in een eindvonnis definitief vast dat de arbeidsovereenkomst werd ontbonden.23 Ook hier kan opgemerkt worden dat de doorlooptijd mettertijd verminderd is van zes maanden24 tot drie maanden.25 Ook hebben de Arbeidsrechtbanken van Hasselt en Tongeren de negatieve effecten van de langere procedure in België, namelijk de langere verplichting tot loondoorbetaling, al ooit tenietgedaan door (een gedeelte van) het loon betaald tijdens de procedure te verrekenen met de ontbindingsvergoeding in gevallen waarin de procedure opmerkelijk lang had geduurd.26 Gerechtskosten worden wel nog door het Belgische recht beheerst 3.18 In Nederland is het gebruikelijk dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen, al is het mogelijk dat één partij in de kosten wordt veroordeeld. De proceskostenregeling wordt in elk geval niet expliciet door art. 7:685 geregeld. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat wat dit punt betreft, de Belgische rechters wel nog steeds toepassing maken van en verwijzen naar het Belgische Gerechtelijk Wetboek. Wel moet opgemerkt worden dat hun interpretatie daarvan varieert. 3.19 De volgende tendenzen doen zich voor. • De Arbeidsrechtbank van Hasselt en meestal die van Tongeren laten in geval van ontbinding met toekenning van een vergoeding elke partij zijn eigen kosten dragen.27
ongepubl. 23 Zie alle vonnissen van de Arbeidsrechtbank van Hasselt geciteerd in bijgaand schema, behoudens het vonnis van 18 mei 2004, A.R. 2033575, ongepubl., aangezien daar geen ontbindingsvergoeding werd toegekend. 24 Arbrb. Hasselt 22 april 2003, Limb. Rechtsl. 2003, 279; Arbrb. Hasselt 15 juli, 8 en 19 september 2005, A.R. 2050956, ongepubl.; Arbrb. Hasselt 13 november en 4 december 2006, A.R. 2061863, ongepubl. en Arbrb. Hasselt 9 en 30 december 2008, A.R. 2082194, ongepubl. 25 Arbrb. Hasselt 28 juni 2010, A.R. 2100808, ongepubl. 26 Arbrb. Hasselt 13 november 2006 en 4 december 2006, A.R. 2061863, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 22 september 2008, A.R. 08/338/A, ongepubl. 27 Arbrb. Tongeren 21 december 2006, A.R. 1820/2005, ongepubl. en Arbrb. Tongeren 1 juni 2006, A.R. 1391/2005, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 22 september 2008, A.R. 08/338/A, ongepubl.; Arbrb. Hasselt 19 september 2005, A.R. 2050956, ongepubl.; Arbrb. Hasselt 4 december 2006, A.R. 2061863, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 28 juni 2010, A.R. 10/888/A, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 18 juni 2010, A.R. 10/600/A, ongepubl. en Arbrb. Tongeren 29 oktober 2010, A.R. 10/633/A, ongepubl.
SDU uitgevers / nummer 8, december 2010 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK
Het Nederlandse ontbindingsverzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank
• De Arbeidsrechtbank van Turnhout en soms die van Tongeren veroordelen meestal de verliezende partij tot de kosten, zijnde de werkgever als hij een ontbindingsvergoeding moet betalen28, en de werknemer bij ontbinding om dringende reden.29 Dit is geïnspireerd op de Belgische regeling, op grond waarvan de verliezende partij veroordeeld wordt tot de gerechtskosten, zijnde de dagvaardingskosten (beperkt tot € 100 à € 200), en de rechtsplegingsvergoeding (RPV), een forfaitaire vergoeding van de advocatenkosten van de winnende partij. Het bedrag van de RPV hangt af van de totale vordering en varieert tussen € 150 en € 15.000. • Ten slotte maken andere rechtbanken, namelijk die van Antwerpen en in een recent vonnis ook die van Hasselt, een onderscheid tussen twee situaties, afhankelijk van de intrekking van het ontbindingsverzoek door de werkgever (enkel indien een ontbindingsvergoeding wordt toegekend). Als de werkgever het ontbindingsverzoek nadien niet intrekt betaalt elke partij haar eigen kosten. Als de werkgever het ontbindingsverzoek intrekt, betaalt hij de kosten.30 3.20 Ook de RPV – indien toegekend – wordt niet altijd op dezelfde manier begroot. De meeste rechtbanken kennen het basisbedrag toe dat overeenkomt met de gevorderde vergoeding. De Arbeidsrechtbank van Hasselt stelde dit bedrag echter recent vast op dat voor ‘niet in geld waardeerbare vorderingen’, hetzij € 1200.31
4. Praktisch: hoe verloopt de procedure in Bel gië? Beschrijving van de Nederlandse procedure 4.1 De Nederlandse procedure wordt, gelet op haar niet contentieuze karakter zoals hiervoor beschreven, niet ingeleid met een dagvaarding maar met een aan de rechtbank (sector kanton) gericht verzoekschrift. Vervolgens nodigt de griffie van de rechtbank de wederpartij uit om een verweerschrift in te dienen en wordt een datum vastgesteld voor de mondelinge behandeling (de zitting). Wie is de bevoegde rechter in België (materieel en territoriaal)? 4.2 Materieel is de Arbeidsrechtbank bevoegd om kennis te nemen van het ontbindingsverzoek, gelet op haar algemene bevoegdheid voor geschillen inzake arbeidsovereenkomsten.32 De Arbeidsrechtbank is samengesteld uit één beroepsmagistraat, die voorzitter is van de rechtbank, en twee lekenrechters, één vertegenwoordiger van de werkne28 Arbrb. Turnhout 8 mei 2006, A.R. 83.160, ongepubl. en 26 mei 2008, A.R. 08/12/A, ongepubl. 29 Arbrb. Tongeren 22 september 2008, A.R. 932/2007, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 1 juni 2006, A.R. 1391/2005, ongepubl.; Arbrb. Tongeren 18 juni 2010, A.R. 10/1371/A, ongepubl. 30 Arbrb. Antwerpen, 27 oktober 2003, A.R. 358.164, ongepubl.; Arbrb. Hasselt 28 juni 2010, A.R. 2100808, ongepubl. 31 Arbrb. Hasselt 28 juni 2010, A.R. 2100808, ongepubl. 32 Art. 578, 1° van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be.
TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2010 / SDU uitgevers
mers, en één vertegenwoordiger van de werkgevers. 4.3 Welke Arbeidsrechtbank territoriaal bevoegd is, wordt in principe bepaald door de werkplaats van de werknemer.33 Deze regel kan evenwel niet toegepast worden op Nederlandse ontbindingsverzoeken aangezien de werkplaats per definitie in Nederland is gelegen. Daarom wordt in die gevallen de woonplaats van de werknemer als aanknopingspunt gehanteerd. Aangezien de meeste werknemers die in Nederland werken en in België wonen niet zo ver van de Nederlandse grens wonen, zijn het vaak de Arbeidsrechtbanken van Tongeren en Hasselt, beide met bevoegdheidsgebied grenzend aan Nederland, die uitspraak moeten doen over Nederlandse ontbindingsverzoeken. Hoe verloopt de procedure – welke stappen moeten ondernomen worden? 4.4 De procedure kan naar keuze van de eiser ingeleid worden (1) via dagvaarding, die betekend wordt door een Belgische gerechtsdeurwaarder, en (2) via verzoekschrift ‘op tegenspraak’34. Het verzoekschrift op tegenspraak moet op straffe van nietigheid een aantal vermeldingen bevatten35,
In België kan de werkgever te allen tijde eenzijdig de arbeidsovereenkomst beëindigen met betaling van een opzeggingsvergoeding en komt het de werknemer toe naar de rechtbank te gaan, indien hij niet akkoord is met het betaalde bedrag en vergezeld gaan van een getuigschrift van woonplaats van de op te roepen persoon36. Het verzoekschrift en het getuigschrift worden in evenveel exemplaren als er partijen zijn neergelegd ter griffie of per aangetekende brief aan de griffier gezonden.37 Het verzoekschrift moet een beschrijving bevatten van de ingeroepen gewichtige reden en de eventueel voorgestelde ontbindingsvergoeding, net zoals in Nederland. Bijkomende toelichting in verband met de Nederlandse procedure is uiteraard aangewezen. 4.5 Vervolgens roept de griffier de partijen bij gerechtsbrief op om te verschijnen op de inleidingszitting die de rechter bepaalt.38 33 Art. 627, 9° van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be. 34 Art. 704 van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be. 35 Datum, gegevens inzake verzoeker en op te roepen persoon, onderwerp en korte samenvatting van de middelen van de vordering, rechter en handtekening van verzoeker of advocaat (art. 1034ter van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be). 36 Art. 1034quater van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be. Dergelijk getuigschrift, dat door het gemeentebestuur wordt afgegeven, mag niet vroeger gedateerd zijn dan vijftien dagen voor het verzoekschrift. 37 Art. 1034quinquies van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be. 38 Art. 1034sexies van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be.
341
ontbinding
4.6 Op deze inleidingszitting is het in principe niet de bedoeling dat de zaak gepleit wordt. In de praktijk zullen de partijen voorafgaandelijk aan de inleidingszitting aan de Arbeidsrechtbank schriftelijk verzocht hebben om bij beschikking een dwingende kalender vast te leggen waarbinnen zij conclusies moeten opstellen (de schriftelijke ontwikkeling van hun middelen met verwijzing naar de stukken), en om een zitting te bepalen waarop de zaak gepleit wordt.39 4.7 De partijen stellen conclusies op in overeenstemming met de opgelegde kalender. Deze conclusies, evenals de stukken, moeten zij neerleggen ter griffie en overmaken aan de tegenpartij om tegenpartij toe te laten hierop te antwoorden. 4.8 De zaak wordt dan uiteindelijk gepleit op de zitting die de Arbeidsrechtbank heeft bepaald. Meestal wordt er geen vast pleituur gegeven en dienen de partijen en advocaten aanwezig te zijn aan het begin van de zitting waarop ook nog andere zaken gepleit worden. Het is afhankelijk van de individuele rechter of deze de zaken laat pleiten volgens de volgorde op de zittingsrol (die vooraf kan opgevraagd worden bij de griffier), dan wel op basis van de anciënniteit van de advocaten. 4.9 De zitting is openbaar en voor iedereen toegankelijk; de partijen mogen zelf ook aanwezig zijn al zullen zij meestal niet aan het woord gelaten worden. In de praktijk laten beide partijen zich meestal vertegenwoordigen door een Belgische en een Nederlandse advocaat. Opnieuw hangt af van de individuele rechter of deze lijdelijk de pleidooien volgt of daarentegen gerichte vragen stelt aan de partijen. Soms vraagt hij de arbeidsauditeur om een (al dan niet schriftelijk) advies te geven waarop de partijen dan nog mondeling kunnen antwoorden. 4.10 Na het einde van de pleidooien neemt de Arbeidsrechtbank de zaak in beraad en deelt een datum mee waarop het vonnis zal uitgesproken worden. 4.11 Op de vooropgestelde datum spreekt de Arbeidsrechtbank haar vonnis uit. Dit vonnis wordt per post overgemaakt aan beide partijen. Om de Nederlandse procedure zo goed mogelijk te benaderen, heeft de Arbeidsrechtbank van Hasselt de gewoonte aangenomen om, indien zij de ontbinding wil uitspreken met toekenning van een vergoeding, dit in een tussenvonnis mee te delen aan de partijen, en een termijn te stellen waarbinnen de verzoeker die de vergoeding dient te betalen het verzoek kan intrekken, gaande van één tot twee weken. 4.12 Indien de verzoeker het verzoek niet intrekt binnen de vooropgestelde termijn, stelt de Arbeidsrechtbank in een eindvonnis de ontbinding definitief vast.
5. Conclusie 5.1 Nederlandse werkgevers die een in België wonende werknemer wensen te ontslaan, hoeven niet te wanhopen. Zij beschikken over een aantal opties om te vermijden dat zij de Belgische rechter moeten vatten. Indien de zaak uiteindelijk toch door de Belgische rechter behandeld moet worden, wordt het verzoek gebracht voor de Belgische Arbeidsrechtbank bevoegd voor de woonplaats van de werknemer, meestal de Arbeidsrechtbanken van Hasselt, Tongeren of Turnhout. Deze rechtbanken zijn intussen redelijk goed vertrouwd met de Nederlandse ontbindingsprocedure, en vellen doorgaans op relatief korte termijn een vonnis in toepassing van het Nederlandse recht, dat in principe niet vatbaar is voor hoger beroep.
TAP-2010-08-005
Over de auteur Mw. mr. A. Dreesen is advocaat bij Lydian Advocaten te Brussel.
39 Art. 747, §1 van het Belgisch Gerechtelijk Wetboek, te raadplegen via www.juridat.be.
342
SDU uitgevers / nummer 8, december 2010 TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK
TIJDSCHRIFT ARBEIDSRECHTPRAKTIJK nummer 8, december 2010 / SDU uitgevers
ongepubl., A.R. 1820/2005
ongepubl., A.R. 932/2007
ongepubl., A.R. 08/899/A
ongepubl., A.R. 08/338/A.
ongepubl., A.R. 10/633/A.
ongepubl., A.R. 10/600/A.
ongepubl., A.R. 10/888/A.
ongepubl., A.R. 10/1371/A
*01 06 2006 *21 12 2006
16 01 2008
27 06 2008
22 09 2008
18.06.2010
18.06.2010
28.06.2010
29.10.2010
Hasselt
Turnhout
ongepubl., A.R. 1391/2005
01 06 2006
Tongeren
ongepubl. A.R. 2082194
*09 12 2008 *30 12 2008
ongepubl. A.R. 2100808
ongepubl. A.R. 2061863
*13 11 2006 *04 12 2006
28 06 2010
ongepubl. A.R. 2050956
*15 07 2005 *08 09 2005 *19 09 2005
3 maanden
3 maanden
6 maanden tot eindvonnis
Ja; correctiefactor 1,25
Ontbindingsvergoeding
Ja (overeenkomst partijen)
Nee (dringende reden)
Ja: correctiefactor 1
Ja: correctiefactor 1
Ja; correctiefactor 1
Reorganisatie; geen ontbindingsvergoeding want bediende ten onrechte alternatief job aanbod geweigerd
Conflict: Account manager werd ziek nadat hem aantal tekortkomingen werden verweten tijdens functioneringsgesprek.
Reorganisatie: toekenning premie voorzien in Employability CAO
Conflict: Commercieel medewerker werd ziek toen hij vaststelde dat hij niet voorkwam op bedrijfsbrochure voor cliënteel.
Ja; correctiefactor 1
Ja; correctiefactor 1,5
Conflict: Een Hoofd Verkoop werd ziek nadat hij vernomen had dat Ja; correctiefactor 1 algemeen directeur denigrerend over hem gesproken had t.a.v. cliënteel.
Reorganisatie: functie van werkneemster verviel
Conflict: Senior Scientist functioneerde niet meer goed na 32 jaar, was veel ziek en had conflicten met werkgever over uitvoering werkzaamheden.
Ja; correctiefactor 1
Nee (geen verwijtbaarheid bij werkgever)
Ja; correctiefactor 1,5
Ja; Employability CAO
Ja; correctiefactor 1
Dringende reden: Grove beledigingen t.a.v. collega’s en hiërarchi- Nee (dringende reden) sche oversten gepaard gaande met gooien van een prop papier en een flesje water
Conflict: Hoog ziekteverzuimpercentage van operator zonder aanwijsbare medische redenen; weigering van ontslagvergunning door UWV Werkbedrijf
Conflict: Trompettist in dienst van symfonieorkest kreeg samenwerkingsproblemen met collega’s en meerderen.
Conflict: Gedragstherapeute in dienst van centrum voor geestelijke gezondheidszorg kreeg samenwerkingsproblemen met collega’s en teamleden
NVT
Nee
Verrekening loon ontbindingsvergoeding
Nee
Nee
Ja
Nee
NVT
Nee
Nee
Nee
NVT
Nee
Nee
Nee
Ja
Nee (overeenkomst partijen)
NVT
Ja (26.386,15 EUR) maar Nee correctiefactor niet duidelijk
Conflict: Productiearbeider werd ziek en bleef thuis. Na 8 maanden Ja; correctiefactor 1 verzocht werkgever ontbinding.
Dringende reden: productiearbeider verscheen 4e keer dronken op het werk ondanks waarschuwingen
Conflict: Arbeider gedroeg zich negatief t.a.v. ploegleider (ongepaste opmerkingen en dreigementen) ondanks waarschuwingen. Op non-actief geplaatst.
Dringende reden: directeur verzekeringsonderneming regelmatig- Nee (dringende reden ) heden gepleegd i.k.v. financiële transacties
Conflict: bankdirecteur 3 jaar naar België gedetacheerd. Functie i.k.v. reorganisatie aan andere WN toegekend. Directeur werd ziek en bleef thuis. Onderhandelingen over nieuwe functie in Nederland sprongen af.
Reden van ontbinding
*6 maanden tot ontbinding (uitge- Conflict: ICT verantwoordelijke laat zich tijdens buitenlandse missproken in 2e tussenvonnis) sie laatdunkend uit over project werkgever *6,5 maanden tot eindvonnis
5 maanden
ongepubl. A.R. 2033575
18 05 2004
5 maanden
Limb. Rechtsl. 2003, 279 *4 maanden tot tussenvonnis * 4,25 maand tot eindvonnis
ongepubl. A.R. 08/12/A.
26 05 2008
2 maanden
3 maanden
6 weken
3 maanden
2,5 maand
7 maanden maar deels t.g.v. afspraken tussen partijen
6 weken
7 maanden maar louter t.g.v. afspraken tussen partijen
*10 maanden tot tussenvonnis *18 maanden tot eindvonnis
13 maanden
5 maanden
Tijd tussen dagvaarding en tussen- en/of eindvonnis
*22 04 2003 * 28 04 2003
ongepubl. A.R. 83.160.
08 05 2006
ongepubl., A.R. 358.164.
27 10 2003
Antwerpen
Referentie
Datum vonnis
Arbeids Recht bank
- Intrekking: werkgever betaalt kosten - Geen intrekking: beide partijen eigen kosten
Elke partij eigen kosten
Elke partij eigen kosten
Elke partij eigen kosten
Werkgever
Werkgever
Werkgever betaalt normale kosten
Werkgever betaalt normale kosten
Werknemer betaalt RPV voor niet in geld waardeerbare vorderingen (1.200 EUR)
Elke partij eigen kosten maar werknemer moet ½ van dagvaardingskosten vergoeden
Elke partij eigen kosten
Elke partij eigen kosten
Elke partij eigen kosten
Elke partij eigen kosten (overeenkomst partijen)
Werknemer betaalt normale kosten
Elke partij eigen kosten
Werknemer betaalt
- Intrekking: werkgever betaalt - Geen intrekking: beide partijen eigen kosten
Gerechtskosten
Het Nederlandse ontbindingsverzoek voor de Belgische arbeidsrechtbank
343