Het Nationaal Museumfonds voor het behoud van lokale musea in Nederland
NMF Tel 033 299 8181 Fax 033 299 8180
Postbus 1513 3800 BM Amersfoort
[email protected]
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 01
Inhoud Voorwoord ............................................................................................................................... 2 De noodzaak van een museumfonds ...................................................................................... 3 Wat het NMF te bieden heeft................................................................................................... 7 Opzet en werking van het NMF ............................................................................................. 13 Organisatie en bestuur .......................................................................................................... 19 Financiën ............................................................................................................................... 24 Samenvatting ......................................................................................................................... 25 Bijlage 1. De gezichten achter het NMF ................................................................................ 26 Bijlage 2. Informatiebulletins .................................................................................................. 28 Bijlage 3. Kengetallen Musea ................................................................................................ 33 Bijlage 4. De partners van het NMF ...................................................................................... 36
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 02
De gedachte achter het Museumfonds is eenvoudig: het capaciteitsprobleem waar vrijwel alle middelgrote musea in ons land tegenaan lopen, wordt opgelost door de krachten van deze musea te bundelen.’
Voorwoord Middelgrote cultuurmusea zijn dé aangewezen instellingen voor de promotie van de stad of de regio waarin zij gevestigd zijn en dit met de inzet van het verleden. Geschiedenis is immers ‘in’. Het lokale verleden verheugt zich al jaren in een hernieuwde belangstelling. Veel gemeentebesturen zijn zich sterk bewust van de potentie van ‘hun’ museum’ maar raken gefrustreerd van de grote kloof die gaapt tussen de ambities en verwachtingen aan de ene kant en de werkelijke mogelijkheden van een museumstaf van te geringe omvang aan de andere kant. De kans is groot dat gemeentebesturen in deze tijd van bezuinigingen hun musea niet zullen sparen.Veel middelgrote cultuurmusea zullen hun deuren moeten sluiten met als gevolg een verschraling van het museale aanbod in ons land tot dat van een beperkt aantal ‘topmusea’. Het Nationaal Museumfonds is opgericht om hier een dijk tegen op te werpen. Er is niets op tegen om in deze tijd van bezuinigingen te pleiten voor nog uitgebreider ondersteuning van de Nederlandse ‘topmusea’ dan reeds het geval is, zoals Joop 1 van den Ende dat onlangs in zijn Mandeville-lezing heeft gedaan . Op den duur kunnen topmusea echter niet bloeien, indien er naast de prestigieuze grote instellingen geen kleine lokale en middelgrote musea bestaan. Niemand springt van lokaal naar nationaal niveau zonder enige vorm van bemiddeling: niet de museumconservator, en ook niet het publiek dat van tentoonstellingen wil genieten. Een volwaardig veld is noodzakelijk; een uitgebreid netwerk dient overeind te worden gehouden met voldoende lokale kleine en middelgrote, goed in hun vestigingsplaats verankerde instellingen. Het Museumfonds wil in Nederland zoveel mogelijk middelgrote cultuurmusea in stand helpen houden, en zo de volle breedte van het museumveld mee verzekeren. De gedachte achter het NMF is eenvoudig: het capaciteitsprobleem waar vrijwel alle middelgrote musea in ons land tegenaan lopen, wordt opgelost door de krachten van deze musea te bundelen. Deelnemende gemeenen dragen in ruil voor een meerjarige subsidiegarantie de zorg voor museumpand, -collectie en –personeel aan het NMF over. Het Museumfonds brengt vervolgens de promotie van stad en streek door middel van geschiedenis op een hoger plan met garanties voor een blijvende lokale inbedding van het museum, alsmede voor de kwaliteit en frequentie van tentoonstellingen. Als initiatiefnemers van het Nationaal Museumfonds leggen we in dit document ons plan nader uit.
1
Een samenvatting van de lezing is te vinden op http://www.eur.nl/mandeville/lezingen/zeventiende_mandeville_lezing/lezing/ .
Pg. 03
Het Nationaal Museumfonds
Middelgrote musea, tussen de grote nationale topmusea en de kleine museale instellingen in.
De noodzaak van een museumfonds
Als er niets wordt gedaan, zullen alleen de grote en hele kleine musea overleven.
Het is anno 2013 nog niet zo eenvoudig om het Nederlandse museumlandschap in 2 één eenduidige schets te vangen. Een rooskleurig beeld is mogelijk, waarin het museumbezoek in Nederland al jaren licht stijgt, museumpersoneel steeds professioneler optreedt, presentatietechnieken sterk zijn verbeterd, publieksgerichter wordt gewerkt, en steeds meer aan educatie wordt gedaan. Daar tegenover staat een somber beeld, waarin overheden op alle bestuursniveaus dreigen over te gaan tot drastische beperking van subsidies, terwijl marktpartijen en particuliere weldoeners nog bij lange na niet in staat zijn om de daardoor veroorzaakte gaten in de financiering te dichten. Als er niets wordt gedaan, zo lijkt het, zullen alleen de grote en hele kleine musea overleven.
1. Inleiding: middelgrote cultuurmusea bedreigd
Grote en kleine musea redden het wel, in Nederland. In grote, kostbare maar ook succesvolle en prestigieuze musea wil iedereen wel investeren. De overheid, sponsoren en particulieren verdringen zich als het ware om er mee geassocieerd te worden. Kleine, lokaal goed verankerde musea kunnen toe met het enthousiasme van vrijwilligers en relatief kleine investeringen, die door de plaatselijke gemeenschap makkelijk worden opgebracht, zonder al te veel overheidssteun. Zorgen moeten we ons maken over de middelgrote cultuurmusea. Zij hebben een grote potentie voor de promotie van plaatsen of regio’s en ontvangen daarom van plaatselijke overheden tot op heden behoorlijke subsidies. Helaas zijn deze instellingen door een plaatselijk nauwelijks oplosbaar capaciteitsprobleem vaak onvoldoende in staat zijn om de ambities waar te maken die gemeentebesturen met goed recht aan hun investeringen verbinden. Nu gemeenten fors moeten bezuinigen, is het waarschijnlijk dat veel middelgrote cultuurmusea de komende jaren hun deuren zullen moeten sluiten, ten minste: als er niets wordt ondernomen om te komen tot een geloofwaardige oplossing voor het capaciteitsprobleem. Het Museumfonds biedt die oplossing.
2. Kleine typologie: de relatieve positie van ‘middelgrote cultuurmusea’ Voordat in detail uiteengezet wordt wat het Museumfonds precies beoogt, is het allicht goed om de plaats te schetsen van middelgrote musea, tussen grote nationale en kleine lokale museale instellingen in. In de ogen van de oprichters van het Museumfonds is een typologie mogelijk waarin vier typen cultuurmusea worden onder-
2
Zie de Sectoranalyse Musea van de Raad voor Cultuur http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/RvC_advies_bijlagen5.pdf, p. 78.
Pg. 04
Het Nationaal Museumfonds scheiden, uitgaande van de gedachte dat ieder type museum op geheel eigen wijze een verhaal te vertellen heeft. 1. Er bestaan enkele topmusea, die met gemak veel nationaal en internationaal publiek trekken. Vanuit een collectie die gevormd is rond een aantal zeer tot de verbeelding sprekende thema’s, rond populaire historische periodes of rond een unieke eigen locatie, vertelt het topmuseum met zijn permanente tentoonstelling veelal iets van het verhaal van de Nederlandse natie aan trotse landgenoten en aan toeristen uit de hele wereld. In een aantal gevallen vertelt een topmuseum iets over de wereld aan ons Nederlanders. Met tijdelijke tentoonstellingen laat het topmuseum van tijd tot tijd zien wat Nederland voor Europa of de wereld heeft betekend, dan wel haalt het ‘Europa’ of ‘de wereld’ naar ons land. Topmusea werken meestal met begrotingen van vele miljoenen euro’s en hebben doorgaans veel personeel in dienst. Vrijwel alle topmusea worden door het Rijk gefinancierd. 2. Nederland kent een ‘subtop’ van grote musea, die net als de topmusea functioneren, maar in alles op een net iets kleinere schaal. Musea in de subtop trekken met gemak nationaal, en met iets meer moeite ook internationaal publiek. Een museum in de subtop werkt in de regel met een collectie die is gevormd rond thema’s en tijdsperiodes die geringer in getal of minder aansprekend zijn dan die van de topmusea; soms ook staat het museum op een locatie die moeilijker bereikbaar is, dan wel minder te bieden heeft dan die van een topmuseum. Toch zijn musea in de subtop onmisbaar voor het vertellen van het verhaal van de natie aan belangstellenden in binnen- of buitenland, dan wel voor het vertellen van iets over de wereld aan Nederlanders. Musea van de subtop worden vrijwel zonder uitzondering door het Rijk gefinancierd. Begrotingen van musea in de subtop lopen vaak nog in de miljoenen euro’s, en hebben behoorlijk veel personeel in dienst.
3. Middelgrote musea zijn al die instellingen die gericht nationaal en, in mindere mate, ook internationaal publiek van enige omvang willen trekken. Een middelgroot museum vertelt met zijn permanente collectie het verhaal van een bepaalde plaats of regio aan trotse inwoners en aan alle overige belangstellenden. Met tijdelijke tentoonstellingen rond een aansprekend thema, rond een aansprekende gebeurtenis of rond een topstuk uit de eigen collectie kan een middelgroot museum voor nationaal of zelfs internationaal publiek van tijd tot tijd de betekenis markeren die de eigen plaats of regio in het grotere verhaal van de Nederlandse natie, van Europa of zelfs van de wereld heeft gehad, waarbij dat grotere verhaal tegelijkertijd aan inwoners van de eigen plaats wordt uitgelegd. Middelgrote musea werken doorgaans met begrotingen die tussen de 100.000 en de 600.000 euro liggen, en hebben een kleine betaalde staf. In de meeste gevallen zijn middelgrote musea volledig of overwegend afhankelijk van door gemeenten verstrekte subsidies.
Pg. 05
Het Nationaal Museumfonds 4. Kleine musea vertellen door middel van permanente tentoonstellingen het verhaal van de eigen plaats aan trotse plaatsgenoten en passerende toeristen. Tijdelijke tentoonstellingen, zo zij al georganiseerd worden, zijn in lokale musea vooral gericht op plaatsgenoten, en hebben niet noodzakelijk iets met de museumcollectie van doen; in veel gevallen wordt in de museumruimte bijvoorbeeld amateurkunst ten toon gesteld. Kleine lokale musea draaien vooral op vrijwilligers en hebben doorgaans niet meer dan een enkele parttime kracht op de loonlijst staan. Zij werken met begrotingen van onder de 100.000, niet zelden zelfs van onder de 50.000 euro. Lokale musea worden door gemeenten in veel gevallen door middel van een onderkomen en/of een minimale exploitatiesubsidie ondersteund, en draaien verder op bijdragen uit de lokale gemeenschap in de vorm van giften en legaten, sponsoring door het lokale bedrijfsleven en bijdragen uit vriendenkringen.
3. Een kans, een bedreiging en een probleem voor de middelgroten
Een gemeente die zichzelf wil promoten, heeft met een middelgroot museum goud in handen.
Voor middelgrote musea ligt er een uitgelezen kans om de eigen plaats of regio door middel van het verleden te promoten. De inbedding van dat verleden in de nationale geschiedenis is van oudsher een gegeven. Door de steeds grotere rol van de Europese Unie en de zogeheten ‘globalisering’ in ons leven, is het gewenst om, over de grenzen van de nationale staat heen, de inbedding van de eigen plaats of regio in de geschiedenis van Europa en in die van de wereld zichtbaar te maken. Een gemeente die zichzelf wil promoten, heeft met een middelgroot museum goud in handen, ten minste: als dat museum voldoende plaatselijk verankerd is, en niet exorbitant veel kost. Daarmee is meteen de grootste bedreiging voor middelgrote musea gesignaleerd, namelijk het geheel of gedeeltelijk wegvallen van de gemeentesubsidie indien de plaatselijke verankering van het museum in de ogen van het gemeentebestuur structureel te wensen over laat, of de gevraagde jaarlijkse exploitatiebijdrage als buitenproportioneel hoog wordt gezien. Aangenomen dat een middelgroot museum inderdaad met ondersteuning van de gemeente de kans wil grijpen om de eigen plaats of regio door middel van geschiedenis te promoten, dan is nog niet gezegd dat dit ook daadwerkelijk lukken zal. Vrijwel alle middelgrote musea kampen met een groot capaciteitsprobleem. Het is niet gering namelijk, wat van de relatief kleine staf van een museum tegenwoordig allemaal gevraagd wordt: de collectie moet worden beheerd, gecatalogiseerd en geconserveerd, nieuwe aanwinsten moeten worden verworven, bezoekers worden rondgeleid, educatie moet in samenwerking met de plaatselijke scholen worden verzorgd, vrijwilligers worden geworven en ingezet, het museum dient verbonden te worden gehouden met alle mogelijke historische gebouwen en verenigingen, er dient sponsorgeld te worden gevonden bij bedrijven en in een vriendenkring, en last but not least: er dienen met de nodige regelmaat tijdelijke tentoonstellingen te worden georganiseerd, met alles wat dat meebrengt aan research, selectie van objecten, het schrijven van toelichtende teksten en catalogi, aanpassing van belichting, vitrines en ruimtes, het regelen van bruiklenen, en natuurlijk inspanningen op het gebied van marketing en communicatie. Daar
Pg. 06
Het Nationaal Museumfonds bovenop komt de tijd die ook een kleine staf kwijt is aan vergaderingen, correspondentie, werkoverleggen, functioneringsgesprekken en wat dies meer zij. Met de paar formatieplaatsen die een middelgroot museum doorgaans tot zijn beschikking heeft, is het nauwelijks doenlijk om de op zo veel terreinen gevraagde inspanningen allemaal naar behoren te leveren.
4. Het Museumfonds lost het capaciteitsprobleem van middelgrote musea op
Het Museumfonds wil een oplossing bieden voor het capaciteitsprobleem.
Het Museumfonds wil het middelgrote musea mogelijk maken om hun kans te grijpen, door een oplossing te bieden voor het capaciteitsprobleem waar zij mee kampen. Uitgaande van de bereidheid van een gemeente om aan een middelgroot museum in de eigen plaats voldoende subsidie te blijven verstrekken, is het de vraag hoe er voor gezorgd kan worden dat deze subsidie het hoogste rendement oplevert, rekening houdend met het gesignaleerde capaciteitsprobleem. Het antwoord is eenvoudig: door in een Museumfonds de krachten van meerdere middelgrote musea te bundelen.
5. Het Museumfonds ‘ontzorgt’, ook als het om gebouw en collectie gaat
Het Museumfonds ontzorgt.
In veel plaatsen draagt de gemeente de zorg voor een museumpand, terwijl vastgoedbeheer niet langer als gemeentelijke kerntaak wordt gezien. Ook het beheer, de beschrijving en het onderhoud van een museumcollectie worden niet zelden ervaren als lasten die een gemeentelijk apparaat beter niet draagt. Ook ten aanzien van museumpand- en collectie kan en wil het Museumfonds ‘ontzorgen’.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 07
Wat het NMF te bieden heeft 1. De propositie van het Fonds op hoofdlijnen
Voor besturen
Het Museumfonds biedt een propositie voor alle betrokkenen, de gemeente, het museumbestuur, het personeel en de vrijwilligers .
Als een gemeentebestuur bereid is om voor meerdere jaren de gemeentelijke subsidie voor het plaatselijk museum te garanderen, kan het Museumfonds de zorg voor museumpand, -collectie en –personeel op zich nemen. Het Museumfonds brengt vervolgens de promotie van stad en/of streek door middel van geschiedenis op een hoger plan, met garanties voor een blijvende lokale inbedding van het museum, alsmede voor de kwaliteit en frequentie van tentoonstellingen. In ruil voor een langjarige subsidiegarantie maakt het Fonds het mogelijk om de met het plaatselijk museum gekoesterde ambities waar te maken. Daartoe zet het Museumfonds vooral in op het trekken van meer publiek door het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen die in alle opzichten op een hoger plan staan dan voorheen, er van uitgaande dat de permanente tentoonstelling van het museum en de verankering van de instelling in plaats en regio op orde zijn. Mocht het nodig zijn, dan kan het Museumfonds ook de permanente tentoonstelling en de maatschappelijke verankering van het museum op zich nemen; ook de zorg daarvoor neemt het Fonds een bestuur graag uit handen. Kort en goed: het Museumfonds wil een plaatselijk bestuur bovenal ‘ontzorgen’. Daartoe neemt het Fonds in ieder geval de zorg voor personeel en tentoonstellingen weg, en desgewenst ook de zorg voor beheer, onderhoud en restauratie van museumpand en –collectie. Bij participatie in het Museumfonds wordt een plaatselijk bestuur bijgestaan door een locatieverantwoordelijke van het Fonds, en mag het rekenen op onder meer secretariële ondersteuning vanuit het Fondsapparaat.
Voor iedereen die ter plaatse het eigen museum steunen wil Het Museumfonds wil nadrukkelijk voortbouwen op het enthousiasme dat de plaatselijke bevolking voor haar museum heeft, en op de inspanningen die zij zich er voor getroost. In veel gevallen wordt een plaatselijk museum van harte ondersteund door bedrijven en welmenende particulieren, met bijdragen die variëren van giften, legaten en sponsorbijdragen tot vele uren, ja dagen vrijwilligerswerk. Het Fonds wil al deze mensen in hun rol en waarde laten. Het Museumfonds wordt, welbeschouwd, opgericht om er voor te zorgen dat de bijdragen die mensen in de plaatselijke gemeenschap aan het eigen museum leveren, maximaal vrucht dragen. Sponsoren, leden van vriendenkringen, vrijwilligers en particulieren die door middel van bruiklenen, giften en legaten hun museum willen steunen: al deze mensen wil het Fonds helpen om invulling te geven aan de
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 08
gepaste trots die zij koesteren voor het eigen verleden, een verleden dat door het plaatselijke museale instituut mede zichtbaar wordt gemaakt.
Het Museumfonds zet in: - het personeel, - het pand - en de collectie ten behoeve van de realisatie van een publieksgerichte tentoonstellingskalender.
De propositie puntsgewijs Uitgaande van een goede plaatselijke of regionale verankering van een museum, een verankering die blijkt uit een directe ondersteuning van het museum door enthousiaste bestuurders, vrijwilligers, sponsoren en goedgeefse particulieren, en bovenal ook uit de bereidheid van het gemeentebestuur om zich blijvend met subsidies aan het museum te committeren, luidt de propositie van het Museumfonds puntsgewijs als volgt: het Museumfonds neemt in ieder geval de zorg voor het personeel, en desgewenst ook de zorg voor het beheer van pand en collectie weg, waarbij personeel wordt ondergebracht bij NMF Personeel en het beheer van panden bij Fondsenbeheer Nederland; het Museumfonds organiseert voortaan de tijdelijke tentoonstellingen in het museum, tentoonstellingen die mede ten doel hebben om voor nationaal of zelfs internationaal publiek de betekenis te markeren van de plaats of regio waarin het museum gevestigd is; daarbij wordt de hoogst mogelijke kwaliteit van tentoonstellingen gegarandeerd doordat het Museumfonds schaalvoordelen boekt door (a) tentoonstellingen geheel of gedeeltelijk voor andere musea van het Fonds herbruikbaar te maken en (b) personeel, ingezet vanuit diverse bij het Fonds aangesloten musea, onafhankelijk van hun oorspronkelijk lokale dienstverband in te zetten, zodat op alle terreinen die voor het maken en promoten van de tentoonstellingen bestreken moeten worden, de hoogst gekwalificeerde medewerkers kunnen worden ingezet.
Daarbij dient te worden aangetekend, dat het Museumfonds: borg staat voor een goede verankering van het museum in de plaats of regio waarin het gevestigd is, een verankering die het Fonds desgewenst kan helpen verstevigen; zorgt voor een goede afstemming van tijdelijke tentoonstellingen op de permanente tentoonstelling van het museum, waarbij een als niet adequaat genoeg ervaren permanente tentoonstelling desgewenst op een hoger plan kan worden gebracht; bij de inzet van personeelsleden zoveel mogelijk rekening houdt met hun bijzondere talenten en expertises; goed onderhoud van museumpand en –collectie garandeert, mochten deze bij het Fonds worden ondergebracht.
2. De propositie nader uitgewerkt
Een museum is, grofweg gesteld, een instelling die een collectie met een gebouw en personeel als zogeheten ‘input’ samenbrengt, om te komen tot een ‘output’ van tentoonstellingen en educatieprogramma’s. Educatieprogramma’s leveren, als ‘outcome’, daadwerkelijk educatie. Tentoonstellingen leiden, eveneens als ‘outcome’, bij bezoekers tot kennis van het verleden van plaats of regio, alsmede tot enige betrok-
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 09
kenheid bij dit verleden, en, als het goed is, ook tot enige identificatie met plaats en regio. Waar inderdaad betrokkenheid en identificatie tot stand komen, draagt het resultaat van tentoonstellingen bij aan effectieve promotie van stad of streek via het verleden. Schematisch ziet dit alles er als volgt uit:
Collectie
Personeel
Gebouw
Tentoonstellingen
Educatieprogramma’s
Identificatie met stad of streek
Betrokkenheid bij het verleden Educatie Kennis van het verleden van stad of streek
Het Museumfonds heeft zowel voor de input als de output van musea iets te bieden, waarbij de output uiteraard steeds wordt georganiseerd met het oog op de gewenste outcome.
Pg. 10
Het Nationaal Museumfonds Het Fonds stelt aan het bestuur dat verantwoordelijk is voor een in een bepaalde plaats gevestigd middelgroot museum het volgende voor: 1. De overname van personeel (uitgangspunt) Voor deelname in het Museumfonds is de overname van personeel een conditio sine qua non. Het schaalvoordeel dat het mogelijk maakt om het capaciteitsprobleem van meerdere middelgrote musea tegelijk op te lossen, is namelijk alleen te realiseren als alle personeelsleden van deze musea, onafhankelijk van hun oorspronkelijke lokale dienstverband, door het Fonds kunnen worden ingezet op de plaats waar zij op zeker moment, gezien hun expertise en talenten en de totale werklast binnen het Fonds, het effectiefst tot hun recht komen. Personeel komt in dienst van NMF Personeel (zie verder III.4). 2. Overname van het museumpand (facultatief) Het Museumfonds kan er voor zorgen dat het pand waar het museum in gevestigd is – voor zover al niet in bezit van de museumstichting - van de gemeente overgenomen en als museumpand in stand gehouden wordt. De partner die het Fonds daarvoor in de arm neemt is Fondsenbeheer Nederland (zie verder III.6) Overdracht van het pand is voor deelname aan het Fonds geen voorwaarde. Mocht het pand, om wat voor reden dan ook, in het bezit van bijvoorbeeld de gemeente blijven, dan is het wel noodzakelijk dat het Fonds de vertrekken van het pand vrijelijk kan inzetten, niet alleen voor tentoonstellingen, maar ook voor de verankering van het museum in de plaatselijke en regionale gemeenschap. 3. Centraal beheer van de museumcollectie (facultatief) Het Museumfonds kan er voor zorgen dat de collectie van het museum voortaan centraal wordt beheerd, geconserveerd, beschreven en gerestaureerd. Dit is beslist geen conditio sine qua non. Wel is het noodzakelijk dat het Fonds vrij over de collectie van een deelnemend museum kan beschikken, niet alleen voor de permanente tentoonstelling van het museum in kwestie alsmede voor de diverse tijdelijke tentoonstellingen die het Fonds organiseert, maar, in voorkomende gevallen, ook voor de permanente tentoonstellingen van andere bij het Fonds aangesloten musea, in de vorm van bruiklenen. De collectie vormt in feite het hart, de kernwaarde, van elk museum – zonder collectie geen museum. De collectie bestaat uit voorwerpen en uit de neergeslagen kennis (= archief: documentatie, foto’s etc), de ‘body of knowledge’, die onlosmakelijk met de voorwerpen is verbonden. Het beleid omtrent behoud en beheer van de collecties van het NMF is gebaseerd op een collectiebeleidsplan. In het collectiebeleidsplan worden geformuleerd het verzamelbeleid (doelen, criteria, kaders en procedures), het beleid omtrent ontzamelen & afstoten (criteria en werkwijze), de omgang met de collectie als kennisbron (ontsluiting, registratie, digitalisering en onderzoek), behoud en beheer (werkwijze en doelen) en de financiering (bekostiging werkzaamheden). Het NMF brengt alle collecties zowel fysiek als administratief/virtueel zo veel mogelijk samen. De voordelen hiervan zijn zowel beheersmatig (standplaatsregistratie, monitoring van condities en veiligheid) als financieel (depothuisvesting en -voorzieningen, toegangscontrole, verzekeringen) en kwalitatief: collectie(onderdelen) kunnen onder betere condities worden bewaard en door de bundeling van voorwerpen op één plek ontstaan nieuwe mogelijkheden voor studie van de samenhang tussen objecten en collecties. Voor het fysieke en administratieve beheer van de collectie wordt een collectiebeheerder/-registrator ingezet. Deze zorgt voor de juiste (klimaat)condities, handelt in- en uitgaand bruikleenverkeer (met conditierapporten) af, signa-
Pg. 11
Het Nationaal Museumfonds leert tekortkomingen, etc . De administratie wordt gedaan met behulp van in Nederlandse musea gangbare software (zoals Adlib). Het kennisbeheer en de algehele conditie van de collectie berust bij de conservator. Aankoop en afstoting van collectiestukken gebeurt uitsluitend gehoord hebbende de conservator. Als om welke reden dan ook collecties of collectieonderdelen niet onder het NMF worden gebracht, zal een beheersovereenkomst worden opgesteld.
4. Het Fonds regelt de organisatie van tentoonstellingen (uitgangspunt) In het museum moet het Fonds zo vrij mogelijk tijdelijke tentoonstellingen kunnen organiseren. Dit is, net als de overname van personeel, een conditio sine qua non voor deelname aan het Fonds. De vrijheid om het tentoonstellingsbeleid van alle in het Fonds opgenomen musea in hun onderlinge samenhang te kunnen bepalen, is immers nodig voor de realisatie van het schaalvoordeel dat voor alle aangesloten musea het capaciteitsprobleem helpt oplossen. Uiteraard wordt bij iedere tijdelijke tentoonstelling zo veel mogelijk rekening gehouden met het plaatselijke museum; een locatieverantwoordelijke van het Fonds draagt hier zorg voor, in samenwerking met het bevoegde plaatselijke bestuur. Bij het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen is steeds mede leidend de gewenste outcome van geslaagde promotie van stad en streek door middel van het verleden; het Fonds is en blijft er op gericht om door middel van succesvolle tentoonstellingen de betekenis van de plaats of regio waarin het museum is gevestigd te markeren voor nationaal of zelfs internationaal publiek. Zo nodig dient, mede met het oog op de centrale Fondsdoelstelling, een eventueel in het museum aanwezige permanente tentoonstelling door het Fonds te kunnen worden verplaatst, vergroot, verkleind, of anderszins gereorganiseerd. Het kan niet zo zijn, namelijk, dat de permanente tentoonstelling, op welke manier dan ook, afbreuk doet aan het succes van de tijdelijke tentoonstellingen waarop het Fonds moet draaien. 5. Het Fonds spreekt mee bij de samenstelling van educatieve programma’s Voor zover educatieve programma’s direct raken aan de tentoonstellingen in het museum, of die nu een tijdelijk of permanent karakter dragen, zal het Museumfonds gezien het onder punt (4) gestelde noodzakelijkerwijs meepraten over de samenstelling ervan. De verankering van de educatieve functie van het museum in plaatselijke en regionale onderwijsinstellingen is uiteraard een gegeven; lijnen die door deze instellingen, al dan niet in overleg met bevoegde overheden, zijn uitgezet, zullen zoveel mogelijk worden gevolgd. 6. Het Museumfonds regelt bovenlokale contacten in de museumwereld 3 De Raad voor Cultuur heeft in haar meest recente Sectoranalyse Musea gepleit voor nadere verknoping van de grotere, rijksgesubsidieerde musea met de regio
3
Zie de Sectoranalyse Musea van de Raad voor Cultuur http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/RvC_advies_bijlagen5.pdf, p. 81-82.
Pg. 12
Het Nationaal Museumfonds waarin zij functioneren. Een rijksgesubsidieerd museum zou als ‘moedermuseum’ in de regio kunnen gaan functioneren, zo stelt de Raad voor, met een heldere voortrekkersrol in onder meer de collectiefunctie en de wetenschappelijke functie. Het Museumfonds kan, juist als het om deze beide functies gaat, de gedachte van het ‘moedermuseum’ helpen verwezenlijken, en wel door gericht samenwerking met verschillende ‘dochters’ tegelijk mede vorm te geven. Aangezien het Fonds de inzet van personeel en de organisatie van tentoonstellingen voor alle aangesloten musea regelt, en daartoe verregaand over museumruimtes en collecties mag beschikken, kan het als volwaardig partner met musea van de (sub)top samenwerkingen aangaan. 7. Het Museumfonds werft landelijk subsidies Veel landelijk opererende grote fondsen zijn de afgelopen jaren terughoudend geworden in het verstrekken van gelden aan eindeloos veel musea, terwijl zij op zich nog altijd graag steun zouden willen verlenen aan de museale sector. Het Museumfonds is een uitgelezen partner voor dergelijke grote fondsen: zij krijgen immers te maken met één enkele partner die verstrekte gelden op diverse plaatsen in het land laat renderen. 8. Het plaatselijk bestuur borgt lokale verankering Het Museumfonds wordt opgericht om op zoveel mogelijk plaatsen in Nederland zo efficiënt mogelijk middelgrote musea te laten voortbestaan. Essentieel is daarbij de verankering van alle bij het Fonds aangesloten musea in de plaatsen en streken waarin ze gevestigd zijn. Ook al heeft het Fonds de nodige armslag nodig, met name waar het gaat om de inzet van personeel en de organisatie van tentoonstellingen, teneinde de noodzakelijke efficiencyslag te kunnen maken, steeds moet ter plaatse nauwkeurig worden toegezien op de verankering van een museum in stad en streek. Het Fonds wil de eindverantwoordelijkheid voor de exploitatie van alle aangesloten musea dragen, maar ziet graag plaatselijke besturen op de lokale verankering toezicht houden. Bij de samenstelling van tentoonstellingen en educatieve programma’s, bij de inzet van museumruimtes en de museumcollectie: op al deze punten mag het plaatselijk bestuur achteraf controle uitoefenen. Contactpersonen van de plaatselijke besturen worden bij belangrijke beslissingen bovendien steeds in de loop van het jaar, door een locatieverantwoordelijke van het Fonds, gevraagd om mee te praten, of ten minste adequaat op de hoogte gehouden van alle belangrijke aan het museum rakende beslissingen.
Pg. 13
Het Nationaal Museumfonds is een netwerkorganisatie met een sterke lokale verankering, met groeikansen voor het personeel.
Het Nationaal Museumfonds
Opzet en werking van het NMF 1. De keuze voor een netwerkorganisatie Om zowel lokale verankering als schaalvoordeel te kunnen waarmaken, wordt het Fonds niet opgezet als een logge, hiërarchisch gestructureerde organisatie maar als een zo plat mogelijk opgezet netwerk. De keuze voor een netwerkorganisatie past ook in de geest van deze tijd, waarin steeds meer mensen steeds zelfstandiger aan hun professionaliteit invulling kunnen en willen geven. Verder biedt een netwerkstructuur veel ruimte voor de flexibele inzet van derden, onder meer op het gebied van fondsenwerving, tentoonstellingsbouw en specifieke marketing. 2. Lokale verankering: plaatselijke besturen en ‘locatieverantwoordelijken’ Het Fonds bouwt graag met een plaatselijk bestuur verder aan de verankering van een museum in de lokale gemeenschap en, waar dat past, ook in de regio. Ieder middelgroot museum dat in het Fonds stapt, zal vanuit het Fonds een lokatieverantwoordelijke krijgen: een man of vrouw die plaats en regio goed kent, en het op zich neemt om de contacten van het museum met het museum- en gemeentebestuur te onderhouden, alsook met scholen, beheerders van historische gebouwen, kunstkringen, historische verenigingen en wat al niet meer, en met sponsoren, donateurs, vriendenkringen en particuliere weldoeners. De locatieverantwoordelijke is nadrukkelijk geen ‘manager’ die iets ‘gedaan’ wil krijgen. Het gaat bij deze persoon echt om een dienaar, een bemiddelaar: iemand die helpt om het netwerk dat het museum draagt bijeen te houden, en bovendien van alle verschillende partijen input verzamelt teneinde, onder meer, vanuit het lokale perspectief mee te kunnen spreken in de planning en uitvoering van de tijdelijke tentoonstellingen van het Fonds, voor zover die aan het museum raken. 3. Fondsmedewerkers worden ingezet op hun expertise en krijgen kansen De staf van een middelgroot museum heeft het niet makkelijk. Er is ongelooflijk veel werk te doen, en niet iedere medewerker kan in iedere gevraagde expertise evenzeer uitblinken. Het probleem van een kleine staf is vaak dat er echt te veel aan expertise wordt gevraagd. Op sommige terreinen ontbreekt simpelweg voldoende kennis en ervaring, en zelfs al zou op alle mogelijke gebieden wél voldoende ervaring en kennis aanwezig zijn, dan nog ontbreekt het aan tijd om werkelijk al het gevraagde naar behoren uit te voeren. Het Fonds brengt juist bij dit knellende capaciteitsprobleem verlichting. Zoveel mogelijk museummedewerkers worden opgenomen in een netwerk dat recht kan doen aan ieders bijzondere capaciteiten en talenten. Effectiever inzet van menskracht vergroot de werkingssfeer van iedere medewerker op het specialisme waarin hij uitblinkt. Iedere werknemer van het Fonds kan van locatie tot locatie worden ingezet, al naar gelang plaatselijke omstandigheden en de tentoonstellingsagenda van het Fonds hier om vragen. Musea die zich bepaalde specialismen voorheen niet konden veroorloven, krijgen daar via het Fonds alsnog de beschikking over.
Pg. 14
Het Nationaal Museumfonds In elk museum zal een vaste loktieverantwoordelijke worden benoemd voor de dagelijkse gang van zaken en de lokale contacten. Conservatoren worden verantwoordelijk voor verschillende musea en tentoonstellingen, stafmedewerkers voor personeelszaken en financiën. Fondsenwervers, educatieve-, marketing-, en communicatiemedewerkers: zij allen zullen worden ingezet voor verschillende musea, net als medewerkers gespecialiseerd in beheer en onderhoud van gebouwen, presentaties, vormgeving, tentoonstellingsbouw en –inrichting en het beheer, het onderhoud, de restauratie en de beschrijving van collecties. 4. Personeel komt in dienst bij NMF Personeel Personeel van een museum dat in het Museumfonds gaat participeren in dienst van NMF Personeel (nader toegelicht in het hoofdstuk inzake Organisatie en Bestuur). NMF Personeel draagt het personeelsrisico en tracht het rendement te genereren dat nodig is om de nodige continuïteit te verzekeren. Als een museum in het Museumfonds gaat participeren, zal NMF Personeel bepalen, via de inzet van daartoe geëigende personeelsinstrumenten, welke plaats de medewerkers van het museum in de Fondsorganisatie het best kunnen innemen. Alle medewerkers die via NMF Personeel voor het Fonds gaan werken, profiteren daarvan: zij zullen zo veel mogelijk worden ingezet op hun eigen expertise en zich daar ook verder in kunnen ontwikkelen. NMF Personeel trekt meer tijd en geld voor de professionalisering en begeleiding van iedere medewerker uit, dan in één enkel op zichzelf staand museum het geval zou kunnen zijn. Kansen genoeg dus, voor museummedewerkers die willen groeien in hun vak. Omdat NMF Personeel, net als het Museumfonds in het algemeen, niet wil werken als een logge hiërarchische moloch, maar als een netwerk van enthousiaste en goed gekwalificeerde professionals, wordt de tijd die aan interne vergaderingen, overleggen en dergelijke moet worden besteed, beperkt tot een verantwoord minimum. Regelmatig overleg is en blijft wel belangrijk natuurlijk. Zo zullen onder meer regelmatig per functiegroep bijeenkomsten worden georganiseerd waarin de koers wordt uitgezet, ideeën en ervaringen worden uitgewisseld en waarin ook, naar behoefte, trainingen kunnen worden genoten. 5. Voorzieningen voor beheer, behoud en beschrijving van collecties In de afgelopen twee decennia is er binnen de museale wereld veel tijd en aandacht besteed aan de (digitale) documentatie van collecties. Om als museum geregistreerd te worden is een goede collectiedocumentatie vereist. Een groot aantal middelgrote musea beschikt vanwege deze eis inmiddels over een adequate documentatie van de collectie. Uniformering van de collectiedocumentaties, gekoppeld aan een brede (digitale) ontsluiting voor alle deelnemende musea in het Fonds, maakt optimaal gebruik van elkaars collectie mogelijk. Concentratie van de collecties van diverse musea op één of enkele locaties, alsmede de inzet van eigen personeel op beheer, onderhoud en kleinschalige conservering en restauratiewerkzaamheden, kan allicht tot enige aanvullende efficiency leiden. Het collectiebeleid zal in nauw overleg met het Instituut Collectie Nederland (ICN), onderdeel van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE), worden ontwikkeld en
Pg. 15
Het Nationaal Museumfonds gerealiseerd, waarmee zowel kwaliteit als integriteit van de collectie wordt gewaarborgd. 6. Gebouwen kunnen aan Fondsenbeheer Nederland worden toevertrouwd Voor de verwerving, het beheer en het onderhoud van de museale panden kan het Museumfonds teruggevallen op de langjarige ervaring die hiermee is opgebouwd bij Fondsenbeheer Nederland, onderdeel van RABO Vastgoed (nader toegelicht in Bijlage 4). Bij de verwerving van de museale panden voor het Museumfonds draagt Fondsenbeheer zorg voor een gedegen financiële structuur. Nadrukkelijk wordt daarbij gekeken naar de mogelijkheid om bij die financiering ook derden te betrekken. Of het eigendom van het museumgebouw door een plaatselijk bestuur nu wel of niet aan het Museumfonds wordt overgedragen, Fondsenbeheer Nederland kan zo’n bestuur altijd de zorg voor het beheer en onderhoud van het pand uit handen nemen. Fondsenbeheer levert besturen beter inzicht in de kosten van beheer, onderhoud en restauratie, en kan zo onaangename tegenvallers op begrotingen voorkomen. Omdat Fondsenbeheer niet alleen voor het Museumfonds maar ook voor diverse andere Fondsen werkt, zal het van tijd tot tijd aan een bestuur een alternatief pand voor kunnen stellen: een pand dat geschikter is voor museale doeleinden dan het momenteel gebruikte. 7. De aard en opzet van tijdelijke tentoonstellingen: ‘connectie’ als sleutelwoord Leidend voor het tentoonstellingenbeleid van het Museumfonds zijn: de lokale collecties van de aangesloten musea, en de inspraak, via de locatieverantwoordelijke, van lokale belanghebbenden in de totstandkoming van de tentoonstellingsagenda van het Fonds; de wens om de betekenis die een plaats of regio in breder (nationaal of internationaal) verband in het verleden heeft gehad zichtbaar te maken, waarbij zonder meer van promotie van plaats of regio sprake mag zijn, zo lang historische feiten maar geen geweld worden aangedaan; de wens om voor plaatselijk, landelijk en internationaal publiek de bredere, plaatsoverschrijdende verbanden die in de historie een rol hebben gespeeld beter dan ooit zichtbaar te maken. Alle drie deze punten zouden onder het steekwoord ‘connectie’ kunnen worden samengevat. Om verbindingen die in het verleden bestonden zichtbaar te maken door middel van tijdelijke tentoonstellingen, zal veel met geografisch-thematische eenheden worden gewerkt: ‘ruiters op de limes’ kan een tentoonstelling worden bijvoorbeeld, net als e ‘werk aan de Atlantikwall’, ‘de Hollandse Waterlinie in de 17 eeuw’, of ‘de verspreiding van goederen, ziektes en ideeën in het Hanze-gebied’. Tijdelijke tentoonstellingen zijn er in grofweg drie modellen. 1. De parallel-tentoonstelling Een geografisch-thematische tentoonstelling wordt tegelijkertijd op verschillende locaties ingevuld, op iedere locatie vanuit de eigen collectie. ‘Hongerwinter in Holland’ zou een voorbeeld van een tentoonstelling naar dit model
Pg. 16
Het Nationaal Museumfonds kunnen zijn. Bij dit model haalt ieder deelnemend museum uit de depots die objecten naar boven die zelden of nooit aan het publiek getoond worden. De gedachte is dat het publiek tijdens de looptijd van de parallelle tentoonstelling een aantal deelnemende musea aandoet, om zich zo een goed beeld te vormen van de verbanden die indertijd bestonden. De bedoelde verbanden worden in ieder participerend museum benadrukt door middel van een aantal gestandaardiseerde verwijsmodules, die ter plaatse in de eigen tentoonstelling worden geïntegreerd. Dit tentoonstellingsmodel voorziet in optimale aandacht voor het eigene van een plaats of regio, maar is relatief kostbaar om uit te voeren. Wel kan er een centrale catalogus worden gemaakt, en niet alleen plaatselijk maar ook landelijk publiek worden geworven. 2. De verplaatsbare kerntentoonstelling Een geografisch-thematische tentoonstelling, bestaande uit een vaste, verplaatsbare kern, doet achtereenvolgens verschillende locaties aan, waarbij op iedere locatie de vaste kern met (top-)stukken uit de eigen collectie wordt aangevuld. Een tentoonstelling in deze zin zou kunnen zijn ‘Een reis over de Limes in het jaar Nul.’ In dit model kan het plaatselijk museum de eigen plaats of regio prima promoten, en is door de inzet van een vaste kerntentoonstelling bovendien veel schaalvoordeel te behalen. 3. De verplaatsbare totaaltentoonstelling Eén en dezelfde tentoonstelling wordt op verschillende locaties in het land getoond, waarbij wel, indien ruimtelijke beperkingen dit nodig maken, in bepaalde musea onderdelen van de tentoonstelling achterwege kunnen worden gelaten. Dit model is eigenlijk alleen interessant voor echt landelijke thema’s, en veronderstelt dat vooral musea die ver van elkaar af liggen participeren, om ieder in het eigen verzorgingsgebied zoveel mogelijk bezoek binnen te halen. Een voorbeeld van een tentoonstelling in deze zin zou kunnen zijn: ‘Winter in Nederland – landschapsschilderijen door de eeuwen heen.’
De mogelijkheid om via dit soort tentoonstellingen de eigen plaats en regio te promoten zijn niet zo groot; ze dienen vooral om de tentoonstellingsagenda op relatief eenvoudige wijze ‘vol’ te maken, mocht dat eens nodig zijn. 8. Het financieringsmodel van het Fonds Bij toetreding tot het Museumfonds blijft de oorspronkelijke subsidierelatie met de gemeente of andere subsidieverstrekker in stand. Gestreefd wordt naar een jaarlijkse, inflatiebestendige subsidietoekenning. Bijdragen die de subsidiegever tot op heden in natura verstrekte aan het museum – gebruik van het pand, personele inzet van ondersteunende aard, opslagruimte voor de collectie, etc. – worden bij voorkeur op geld gewaardeerd en aan de subsidie toegevoegd. Het Museumfonds op haar beurt zet bij ieder museum in op een verhoging van de overige opbrengsten tot minimaal 17,5% van de ontvangen subsidie, een norm die ook door het ministerie wordt gehanteerd. Overige opbrengsten zijn te
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 17
vinden in entreegelden, zaalverhuur, workshops, merchandising, verkoop van catalogi, horecavoorzieningen, etc. De werving van aanvullende subsidiegelden bij landelijke fondsen wordt door het Museumfonds geregeld. De grote Nederlandse fondsen, die over het algemeen weinig zin meer hebben in de behandeling van talloze losse subsidieaanvragen van plaatselijke musea, vinden in het Museumfonds een ideale partner: het Fonds immers is één enkel aanspreekpunt, dat subsidiegelden voor meerdere plaatselijke musea laat renderen. De werving van aanvullende subsidiegelden bij lokale fondsen, in de vorm van onder meer giften en legaten, sponsoring door het lokale bedrijfsleven en bijdragen uit vriendenkringen, is en blijft in handen van het plaatselijk bestuur. Bij de werving van lokale fondsen kan dit bestuur zich laten bijstaan door de locatieverantwoordelijke van het Museumfonds, en desgewenst ook enige secretariële ondersteuning van het Fondsapparaat vragen. De belangrijkste kostenposten betreffen: -
personeelskosten huurlasten overige huisvestingskosten kosten ten behoeve van tentoonstellingen kosten voor behoud, beheer en beschrijving van de collectie algemene kosten
Bij toetreding tot het Museumfonds zullen zoveel mogelijk betaalde krachten van het betreffend museum worden ondergebracht bij NMF Personeel, om van daaruit ingezet te worden voor alle musea die tot Fonds behoren. Specialisatie maakt het mogelijk op het vlak van personele inzet nog veel efficiency te behalen. Bij overname van het museum geniet eigendomsoverdracht van het museaal pand de voorkeur. Met Fondsenbeheer Nederland wordt getracht om de overname zo in te richten dat tot een verregaande reductie van de huur- of kapitaallasten gekomen kan worden. Als het beheer en onderhoud van een museumpand door het Museumfonds aan Fondsenbeheer worden overgedragen vindt, even los van de vraag of het pand tevens van eigenaar wisselt, altijd een nulmeting plaats op de actuele stand van het onderhoud. Een op basis van deze nulmeting opgesteld meerjaren onderhoudsplan wordt vervolgens van financiering voorzien. Dit gebeurt zo veel mogelijk los van de reguliere museale exploitatie, teneinde oneigenlijke druk op het onderhoudsbudget te voorkomen en het niveau van onderhoud te waarborgen. Het onderhoudsplan wordt vervolgens systematisch uitgevoerd. Doordat meerdere museumpanden in beheer en onderhoud worden genomen, kan hierbij mogelijk enige efficiency worden bereikt. In de sfeer van overige huisvestingslasten kan enige efficiency worden bereikt, mede omdat het Fonds met een groter inkoopvolume kan werken. De tweede belangrijke efficiencyslag – naast die met betrekking tot de personele inzet – wordt bereikt bij de organisatie van tijdelijke tentoonstellingen. Het gezamen-
Pg. 18
Het Nationaal Museumfonds lijk ontwikkelen van tentoonstellingen, waarbij uit alle collecties van aangesloten musea kan worden geput, en het meermalig inzetten van eenzelfde tentoonstelling of tentoonstellingsconcept, kan leiden tot kostenreducties van maar liefst 50%. Een deel van de geboekte winst uit efficiency kan gebruikt worden ter verhoging van zowel de kwaliteit als de frequentie van de tijdelijke tentoonstellingen. De kosten voor behoud en beheer van de collectie zullen – zeker bij concentratie van de collectie op één of enkele lokaties – nog enigszins beperkt kunnen worden ten opzichte van een situatie waarin ieder museum opslag, beheer en behoud apart moet verzorgen. Op het gebied van de algemene kosten zal geen efficiency te behalen zijn; naarmate meer musea aan het Fonds gaan deelnemen, zullen de kosten van coördinatie groeien. In het hoofdstuk inzake de financiën is een globaal overzicht opgenomen van de inkomsten en uitgaven van het Museumfonds.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 19
Organisatie en bestuur Organisatie van het NMF Het Nationaal Museumfonds bestaat uit enkele separate juridische entiteiten: een vastgoedentiteit, een personele entiteit en de museumexploitatie-entiteit. Elk van deze entiteiten heeft een specifieke functie in het geheel van het Nationaal Museumfonds en heeft daartoe (exclusieve) contractrelaties met daartoe geëigende partijen, c.q. dienstverleners. Onderstaand wordt dit grafisch weergegeven. Deze tekst gaat op hoofdlijnen in op de entiteiten en de juridische relaties daartussen.
Subsidierelatie Met de huidige subsidiegever van elk - tot het Nationaal Museumfonds toe te treden - museum worden contractuele afspraken gemaakt over de continuering van subsidierelatie. Uitgangspunt hierbij is een 10-jarige prestatieovereenkomst betreffende de exploitatie van het museum tegen een jaarlijks geïndexeerde subsidie, met de optie tot verlenging. Tevens omvat de overeenkomst enige garanties bij het niet nakomen van de verplichtingen wederzijds.
Pg. 20
Het Nationaal Museumfonds De stichting heeft geen winstoogmerk. Wel streeft zij – met het oog op de continuïteit en groei – een positief jaarresultaat na van 5% van respectievelijk het eigen vermogen en/of de omzet. Bij een resultaat hoger dan 5% wordt het meerdere naar rato van de subsidieomvang teruggevoerd naar de subsidieverstrekker. De Stichting Nationaal Museumfonds De Stichting Nationaal Museumfonds exploiteert de in het fonds opgenomen musea. Dit doet zij door met de inzet van personeel met de daartoe verkregen collectie en panden vaste tentoonstellingen en wisseltentoonstellingen te organiseren, evenals alle aanvullende activiteiten die daartoe dienstig zijn. Hierbij kan gedacht worden aan PR, marketing, educatieve programma’s, zaalverhuur, werving sponsoren, horecavoorzieningen, museumwinkel, etc. Kortom, alles om de exploitatie van de musea financieel mogelijk te maken. De activiteiten binnen de stichting zullen worden aangestuurd door een directie. Bij aanvang wordt de directie gevormd door D. Fröling en J. Hendriks, beiden tevens directeur van het ADC. In later instantie zal de directie worden overgedragen aan een daartoe nog aan te trekken directeur. De stichting streeft de ANBI-status na. Stichtingsbestuur Het stichtingsbestuur draagt de verantwoordelijkheid over het reilen en zeilen binnen de stichting. Het stichtingsbestuur bestaat uit H. van Zandvoort, voormalig directeur bij het Bouwfonds, J. van der Net, initiatiefnemer van het NMF, D. Fröling en J. Hendriks, beiden directeur van het ADC en tevens initiatiefnemers, en nog een vijfde bestuurslid. Dit laatste bestuurslid dient nog aangetrokken te worden, waarbij het profiel zich richt op ruime bestuurlijke en politieke ervaring en een duidelijke affiniteit met erfgoed. NMF Holding bv Onder de NMF Holding bv komen twee entiteiten te ressorteren, één ten behoeve van het personeel en één ten behoeve van de panden. Het management, de financieringswijze, maar vooral ook de risico’s zijn ten aanzien van beide componenten dermate verschillend, dat er voor wordt gekozen om ze in separate juridische entiteiten onder te brengen. De holding heeft uitsluitend als taak het houden van de aandelen van de onderliggende functionele entiteiten. Mogelijkerwijze worden in de toekomst nog entiteiten toegevoegd met functies voor het NMF die zich moeilijk laten verenigen met de taken van de stichting of de twee bij aanvang opgerichte besloten vennootschappen. Daarnaast zal de holding een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aangaan met de functionele entiteiten, zodat maximaal gebruik kan worden gemaakt van de fiscale faciliteiten tot winst- en verliessaldering binnen het boekjaar. In NMF Vastgoed bv wordt het vastgoed ondergebracht dat de musea inbrengen die toetreden tot het Nationaal museumfonds. Voor het beheer en onderhoud van de panden wordt een exclusief contract gesloten met Nationaal Fondsenbeheer / BOEI bv, die deze activiteit ten aanzien van historische panden tot haar kernkwaliteiten mag rekenen. Tevens wordt gebruik gemaakt van de kennis en het netwerk van deze partij inzake de verwerving en financiering van de museale panden. Statutair directeur van NMF Vastgoed BV is J. Hendriks. In NMF Personeel bv wordt het personeel ondergebracht dat werkzaam is bij de aansluitende musea. Dit wordt door het Nationaal Museumfonds ingezet bij de aangesloten musea op basis van kwaliteit, affiniteit en benodigde capaciteit. Het Nationaal Museumfonds draagt zorg voor de kwalitatieve ontwikkeling en het management van dit personeel. Ten behoeve van de personele administratie wordt een exclusief contract gesloten met een gespecialiseerd uitzendbureau in de erfgoedsector, Alef bv. Statutair directeur van NMF Personeel BV is D. Froling.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 21
De exploitatie van een museum is BTW-plichtig. De ontvangen subsidie is vrij van BTW, maar over de entreeprijs, en de omzet van overige activiteiten dient BTW in rekening gebracht te worden en te worden afgedragen. In vooraftrek kan worden gebracht – en door de fiscus dus worden vergoed - de BTW op de aan de musea geleverde diensten, als daar is de huur van de panden (te betalen aan en vervolgens af te dragen door NMF Vastgoed) en de inzet van personeel vanuit NMF personeel Op deze manier is de werkwijze tussen de verschillende entiteiten van het Nationaal Museumfonds BTW-neutraal. De holding van het NMF kent aandeelhouders, te weten een groep van ondernemers en investeerders in de sector van cultureel erfgoed. Bestuur van het NMF Het doel van het Nationaal Museumfonds is het waarborgen van de continuïteit van en het creëren van nieuw élan bij lokale en regionale musea. Dit doel wordt bereikt door nieuwe vormen van samenhang te creëren op de componenten personeel, gebouw en collectie, door het samenbrengen van 30 tot 50 lokale en regionale musea in één centrale organisatie. Het resultaat is een museum dat een nieuwe koers vaart, een nieuwe uitstraling heeft, en stevig verankerd is in de lokale/regionale samenleving. Het NMF opereert daar bij als een centrale back-office. Het NMF en zijn staf & medewerkers onderschrijven de Code Cultural Governance (“Pas toe of leg uit”) en de Code of Ethics van ICOM / NMV Het NMF zal haar bestuursmodel stapsgewijs ontwikkelen. In fase 1, de opstartfase, is directe aansturing en volledige zeggenschap door en van het bestuur gewenst: de ‘hands-on fase’. Structuren & processen krijgen in deze fase vorm, en op alle fronten wordt ervaring opgebouwd. Het bestuur beschikt over alle bevoegdheden en verantwoordelijkheden om zijn taak naar behoren uit te kunnen voeren. Het bestuur bestaat uit vier personen die ieder een eigen taakveld krijgen toegewezen. Te onderscheiden taakvelden zijn ‘collectie’, ‘gebouwen’, ‘personeel en organisatie’, ‘financiën’, ‘lobby/marketing/PR’, ‘communicatie, afstemming, relatiebeheer’. De operationele activiteiten zullen worden getrokken door een programmamanager.
Pg. 22
Het Nationaal Museumfonds Het ‘gezicht’ van het NMF is de voorzitter van het bestuur. Bij de start van fase 1 wordt een Comité van Aanbeveling ingericht. De leden van het Comité ondersteunen het doel van het NMF. Doel van de inrichting van een Comité van Aanbeveling : onderstreping van de professionaliteit en betrouwbaarheid van NMF als speler in het museale veld. Rol van de leden van het Comité is het lenen van haar/zijn naam, en zo mogelijk actief optreden als ambassadeur van NMF. Uit het zitting nemen in het Comité voert geen verdere verplichting voort dan de naamsvermelding. Leden krijgen geen vergoeding. Wel worden zij regelmatig op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen. Door zijn samenstelling is het comité een keurmerk en waarborg voor de professionaliteit van het NMF. In fase 2 wordt de organisatie verder uitgebouwd tot een optimale omvang. Het bestuur kan op enige afstand komen te staan: een directeur wordt verantwoordelijk om het door het bestuur uitgestippelde beleid in de dagelijkse praktijk uit te voeren en het bestuur van haar/zijn kant te voeden met suggesties. De eindverantwoordelijkheid voor het geheel berust bij het bestuur. Het ‘gezicht’ van het NMF is de voorzitter van het bestuur. Het Comité van Aanbeveling blijft gehandhaafd.
In fase 3 heeft de organisatie volledig vorm gekregen en kan worden overgegaan tot een Raad van Toezicht model zoals dat bijvoorbeeld in vrijwel alle Rijksmusea wordt toegepast. Het bestuur van de stichting wordt gevormd door de directie.
Pg. 23
Het Nationaal Museumfonds
De Raad van Toezicht benoemt en schorst of ontslaat de directie. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden instelling(en). Hij staat de directie met raad terzijde. Samenstelling Raad van Toezicht: oneven aantal leden, 5, liefst 7. Profiel voorzitter : generalist, groot netwerk, overwicht, financieel deskundig. Profiel leden (meerder in één persoon gecombineerd): a. Nationaal / collectie / inhoudelijk b. HRM / organisatie / inhoudelijk c. PR / sponsoring / verankering d. Financieel / economisch e. Juridisch deskundig f. Bouwtechnisch deskundig g. Museaal deskundige h. Museaal deskundig / ondernemer i. Regionale verankering Het ‘gezicht’ van het NMF is de directeur. Het Comité van Aanbeveling kan ontbonden worden.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 24
Financiën De exploitatielasten van de in het NMF opgenomen musea worden hoofdzakelijk gedekt uit de lokale subsidierelaties van elk van deze musea. Daarnaast worden er bestaande verdienmodellen benut en nieuwe verdienmodellen uitgewerkt en toegepast om in afnemende mate afhankelijk te zijn van deze subsidiestromen. Bij deze verdienmodellen moet worden gedacht aan financiële ondersteuning van tentoonstellingen door derden, aan verhuur van ruimte, het bieden van vergaderfaciliteiten, het exploiteren van een museumwinkel en lichte horeca-activiteiten, etc. etc. De totstandbrenging van het NMF brengt ook kosten met zich mee. Aanvankelijke pogingen om hiertoe publieke gelden te verwerven zijn op niets uitgelopen. Gelukkig is naast de inzet van de initiatiefnemers een groep van ondernemers en investeerders in de culturele sector bereid gevonden tot een inbreng van een kleine vijfhonderdduizend euro, verspreid over de jaren 2013 en 2014. Een deel van deze inbreng bestaat uit personele inzet en een deel van de inbreng bestaat uit pecunia. De belangrijkste kostenpost zal bestaan uit de inzet van een programmamanager. Voor de komende twee jaar worden de kosten hiervan geraamd op € 60.000,- per jaar. De oprichtings- en verwervingskosten worden geraamd op ongeveer € 10.000,-, en de kosten voor public relations op eveneens dit bedrag. Daarnaast is er nog eenzelfde bedrag geraamd voor de kosten van extern advies, administratie en diversen. Zoals gezegd, de kosten voor de eerste twee jaar zijn gedekt uit de oorspronkelijke inbreng. Daarna dient het NMF de omvang bereikt te hebben dat het deze kosten zelf uit de reguliere exploitatie kan dekken.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 25
Samenvatting Middelgrote cultuurmusea zijn de aangewezen instellingen voor de promotie, door middel van het verleden, van de plaatsen of regio’s waarin zij zijn gevestigd. Veel gemeentebesturen zien de grote potentie van hun museum, maar ervaren niet zelden een grote kloof die gaapt tussen aan de subsidiestroom verbonden ambities en verwachtingen en de werkelijke mogelijkheden van een museumstaf van te geringe omvang. Daarbij komt dat de gemeente in veel gevallen nog de zorg draagt voor een museumpand, terwijl vastgoedbeheer niet langer als gemeentelijke kerntaak wordt gezien. Als een gemeentebestuur bereid is om voor meerdere jaren de gemeentelijke subsidie voor het plaatselijk museum te garanderen, kan het Museumfonds de zorg voor museumpand, -collectie en –personeel op zich nemen, teneinde de met het plaatselijk museum gekoesterde ambities eindelijk waar te maken. Daartoe zet het Museumfonds vooral in op het trekken van meer publiek door het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen die in alle opzichten op een hoger plan staan dan voorheen. Het Museumfonds wil een plaatselijk bestuur bovenal ‘ontzorgen’. Bij participatie in het Museumfonds wordt een plaatselijk bestuur bijgestaan door een locatieverantwoordelijke van het Fonds, en mag het rekenen op onder meer secretariële ondersteuning vanuit het Fondsapparaat. Puntsgewijs luidt de propositie van het Museumfonds als volgt: het Museumfonds neemt in ieder geval de zorg voor het personeel, en desgewenst ook de zorg voor pand en collectie weg, waarbij personeel wordt ondergebracht bij NMF Personeel en het beheer van panden bij Fondsenbeheer Nederland; het Museumfonds organiseert voortaan de tijdelijke tentoonstellingen in het museum, tentoonstellingen die mede ten doel hebben om voor (inter-)nationaal publiek de betekenis te markeren van de plaats waarin het museum gevestigd is; daarbij wordt de hoogst mogelijke kwaliteit van tentoonstellingen gegarandeerd doordat het Museumfonds schaalvoordelen boekt door (a) tentoonstellingen geheel of gedeeltelijk voor andere musea van het Fonds herbruikbaar te maken en (b) personeel, gerekruteerd uit diverse bij het Fonds aangesloten musea, onafhankelijk van hun oorspronkelijk lokale dienstverband in te zetten, zodat op alle terreinen de hoogst gekwalificeerde medewerkers kunnen worden ingezet.
Daarbij dient te worden aangetekend, dat het Museumfonds: borg staat voor een goede verankering van het museum in de plaats of regio waarin het gevestigd is, een verankering die het Fonds desgewenst kan helpen verstevigen; zorgt voor een goede afstemming van tijdelijke tentoonstellingen op de permanente tentoonstelling van het museum, waarbij een als niet adequaat genoeg ervaren permanente tentoonstelling desgewenst op een hoger plan kan worden gebracht; bij de inzet van personeelsleden zoveel mogelijk rekening houdt met hun bijzondere talenten en expertises; goed onderhoud van museumpand en –collectie garandeert, mochten deze bij het Fonds worden ondergebracht.
Pg. 26
Het Nationaal Museumfonds
Bijlage 1. De gezichten achter het NMF Wie zijn de mensen van het Nationaal Museum Fonds? Dorien Fröling (1967), bestuurslid en initiatiefnemer.
TiasNimbas Businessschool NCD business leadership (2007 – 2008) Radboud Universiteit Nijmegen., doctoraal geschiedenis (1988 – 1994) Dorien startte als hoofd Verkoop bij het Archeologisch Diensten Centrum te Amersfoort) en is oprichter van ALEF. Nu verzorgt zij als directeur het algemeen management van het ADC. Ze is een uitstekend netwerker en met haar achtergrond als historicus is ze sterk verbonden met de inhoudelijke kant van het bedrijf.
Jan Hendriks (1962), bestuurslid en initiatiefnemer was in 2000 als interim-manager via Twijnstra Gudde voor een eerste maal betrokken bij het Archeologisch Dienstencentrum. Vervolgens is hij een aantal jaar als commissaris verbonden geweest aan het ADC. Sinds 2006 is hij directeur van het ADC, een organisatie die verbreding van haar dienstverlening als strategisch uitgangspunt hanteert. De huidige bezuinigingsgolf raakt het museaal erfgoed keihard, met name bij de kleine en middelgrote musea. Hier moet een dijk tegen worden opgeworpen! Het NMF is hiertoe in staat. Ruim tien jaar ervaring in de bedrijfsvoering van het ADC legt een prima basis voor een bedrijfseconomisch gezond initiatief als het Nationaal Museumfonds. Als telg uit een echte ondernemersfamilie en met de studies economie en sociale wetenschappen op zak, heeft hij met zijn ruime kennis en ervaring het financiële beheer van het ADC onder zijn hoede.
Joost van der Net (1969) , bestuurslid en initiatiefnemer
Joost van der Net promoveerde in 2012 op het proefschrift “Een filosofie van het meedenken.” Hij is Directeur Stichting Thomas More, ’s-Hertogenbosch Hoofd Internet & Nieuwe Media RVU J (2007 – 2010)
Pg. 27
Het Nationaal Museumfonds Eindredacteur online nieuws- en videodienst KRO (2001 – 2007) Adjunct Uitgever Uitgeverij Bosch & Keuning NV (1999 – 2001) Docent Geschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen (1997 – 1999) Radboud Universiteit Nijmegen Dr, Filosofie 2006 – 2012 Radboud Universiteit Nijmegen Ethiek 1998 – 1999 Drs, Geschiedenis (1988 – 1994)
Directeur Nationaal Onderwijsmuseum, Dordrecht (2006 – heden) Renée Magendans (1949) , adviseur. “Het NMF ervaar ik als een vernieuwend, creatief en ondernemend initiatief waar vooral musea in de midden sector een gezond en uitdagend perspectief wordt geboden in een economisch moeilijke periode. Met mijn museale en bestuurlijke ervaring wil ik graag een bijdrage leveren om het NMF in de museumwereld een eigen en gewaardeerde plaats te bezorgen’. Renée begon haar carrière als de eerste gemeentelijk archeologe van Breda, waarna ze in 1982 de overstap naar Den Haag maakte om ook daar deze nieuwe dienst vorm te gaan geven. Veel aandacht werd daarbij besteed aan de presentatie van onderzoeksresultaten aan een breed publiek. Van 1995 tot 2006 was zij directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Zij profileerde het museum nadrukkelijker als een publieksgerichte instelling. Het Rijksmuseum van Oudheden werd in 2003 door The European Museum Forum met een ' special commendation' genoemd bij de beste Europese musea van dat jaar. Renée is een ervaren bestuurder en was o.a. voorzitter van de Raad van Toezicht Museum Groep Leiden, vice-voorzitter van de Stichting voor de Nederlandse Archeologie, voorzitter van het Convent van Gemeentelijke Archeologen, en lid van de commissie ASMAL (Architectuur, Stedenbouw, Monumenten, Archeologie en Landschap) van de Raad voor Cultuur, en (duo-) voorzitter van de Stichting Archeologie en Publiek. Momenteel is zij lid van de Raad van Toezicht van het Maritiem Museum Rotterdam en lid van de Adviescommissie Cultuurhistorie Leiden. Sinds 2007 is zij als algemeen directeur ADC Heritage BV .
Pg. 28
Het Nationaal Museumfonds
Bijlage 2. Informatiebulletins Email 6 juli 2012 Weer even een korte update van de ontwikkelingen rond het Nationaal Museumfonds. Oprichting juridische entiteiten De pogingen om op basis van subsidies de startfinanciering van het Nationaal Museumfonds rond te krijgen hebben wel tijd en energie gekost, maar helaas niet tot enig resultaat geleid. Een ronde langs de aandeelhouders van het ADC heeft de bereidheid opgeleverd om - in termen van persoonlijke inzet en in termen van geld - tot een tegenwaarde van maximaal € 400.000,- startkapitaal te fourneren. Dit biedt de gelegenheid om sterk uit de startblokken te komen. Ook zijn nu de middelen beschikbaar om de juridische entiteiten notarieel op te richten, onderliggend aan het Nationaal Museumfonds. De opdracht is inmiddels bij de notaris neerglegd op basis van bijgaande notitie. De opdracht zal worden verstrekt, zodra er inzicht is in de kosten die de oprichting met zich meebrengt. Bestuurssamenstelling Daarnaast is inmiddels opdracht verstrekt aan Renee Magendans, om de bestuurlijke structuur verder uit te werken: bestuur van de stichting, directie van de stichting, een raad van advies of toch een raad van toezicht, wel of niet een separate adviesraad op de collectie, etc.. Renee is directeur van ADC Heritage, maar nog belangrijker dan dat, voormalig directeur van het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, en tevens lid (geweest) van vele raden en commissies in het museaal werkveld. Begroting Nu voorzien van ruimere middelen, wordt de aanpak van het Nationaal Museumfonds geïntensifieerd. Dit leidt onherroepelijk tot hogere kosten. Op korte termijn zal de begroting hierop worden herzien. In augustus is de verspreiding van een aangepaste begroting gepland. Werving programma manager Om de intensivering vorm te geven en uit te voeren wordt - aanvullend op de toegezegde inzet van de initiatiefnemers van het Nationaal Museumfonds - gezocht naar een programmamanager in loondienst voor een dag of drie in de week. Een profiel is voorhanden, enkele namen zijn geïnventariseerd, en gesprekken worden inmiddels gevoerd. Ook hier is de verwachting dat in augustus duidelijk wordt wie deze rol voor zijn of haar rekening gaat nemen. Overleg beheerders kunstbezit Rabo/Bouwfonds Met Ella van Zanten (Rabobank Kunstbezit) en Sharon Oldenkotte Vrolijk (Bouwfonds Kunstbezit) is inmiddels al weer enige tijd geleden - een goed gesprek gevoerd. Zodra het NMF een concreter beeld heeft ten aanzien van haar collectie en collectiebeleid is een tweede gesprek zonder mee zinvol. Sharon heeft aangegeven hierin te willen meedenken. Vergelijkbare initiatieven Inmiddels komen we, veelal op lokaal niveau, vergelijkbare initiatieven tegen als het NMF. Zo is daar 'Amersfoort in C', een samengaan van vier musea in Amsterdam, en Optisport (commercieel beheerde
Pg. 29
Het Nationaal Museumfonds
gemeentelijke zwembaden (65) en sporthallen (150). We nemen met belangstelling kennis van deze initiatieven, en leren er zo veel als mogelijk van.
Woerden Op 4 juli is er overleg geweest met de wethouder over de overname van het pand van het Stadsmuseum Woerden. Insteek is nog steeds dit te verwerven voor € 1,- tegen het tegelijkertijd wegvallen van een deel van de gemeentelijke subsidie voor de huursom. De wethouder heeft het NMF gevraagd de Raad van nut en noodzaak van de overdracht te overtuigen. Eerst is op ambtelijk niveau geoefend, recentelijk op de wethouder. Daarna is het college van B&W aan de beurt (tweede helft september) , om te eindigen bij de gemeenteraad. Gevoerde argumentatie is overigens nog niet gewijzigd ten opzichte van de argumenten die we hier in februari al voor aanvoerden. Wel is duidelijk dat bij het tempo dat gemaakt wordt bij de pilot Woerden, er parallel ook met andere musea gestart moet worden, wil het NMF succesvol worden.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 30 Jan Hendriks 4 november 2012 Nationaal Museumfonds Een korte updat Inleiding Hoewel op geen van de vlakken al sprake is van een echte doorbraak, is er de afgelopen tijd wel veel gebeurd. Tijd voor een korte update. Woerden Al weer een maand geleden heeft Joost een presentatie verzorgd voor het college van B&W van Woerden over het NMF. Daar het museum reeds is ondergebracht in een separate stichting, en het stichtingsbestuur al eerder heeft aangegeven aan te willen sluiten bij het NMF, lag de nadruk bij B&W op de overname van het museumpand, dat nu nog bij de gemeente in eigendom is. B&W schaarde zich unaniem achter ons voorstel, en is bereid om het pand tegen € 1,- over te dragen. Daartegenover staat dat de jaarlijkse subsidie van de gemeente aan het museum wordt verlaagd ter hoogte van het bedrag dat ziet op de kapitaalslasten van het pand. Een goede deal. Het college wil de overdracht van het pand nog wel voorleggen aan de betreffende raadscommissie. Ons is verzocht een presentatie te verzorgen voor deze commissie, zo mogelijk nog voor het einde van het jaar. Daarmee zal het Stadsmuseum Woerden het eerste museum worden dat toetreedt tot het NMF. Oprichting De notariële oprichting van de juridische entiteiten rond het NMF nadert zijn voltooiing. Het betreft de stichting waarin de museale exploitatieactiviteiten en de collecties worden ondergebracht, alsmede twee besloten vennootschappen die de panden en het personeel herbergen, ondergebracht in een holding. Al eerder heb ik me optimistisch getoond rond de afronding van de oprichting, maar een drietal oorzaken heeft voor nogal wat vertraging gezorgd: de gewijzigde wetgeving rond de oprichting van besloten vennootschappen, het verkrijgen van de benodigde bankrekeningen (zeker als er vastgoed bij betrokken is), en vertraging bij één van de oprichters. Het hoeft nu echter niet lang meer te duren alvorens de handtekeningen gezet kunnen worden bij de notaris. Advies Bestuursstructuur Renee Magendans heeft een advies uitgebracht rond de bestuursstructuur van het NMF. Hiertoe heeft zij rondgekeken naar wat gebruikelijk is binnen de museale sector en is in een zestal gesprekken met deskundigen bijgepraat over ontwikkelingen rond, en over de voor- en nadelen van de diverse structuren en structuurelementen zoals daar zijn een stichtingsbestuur, een directie, een raad van advies, een raad van aanbeveling, en een raad van toezicht.
Kort weergegeven wordt geadviseerd de bestuursstructuur gefaseerd vorm te geven, te beginnen met een ‘hands -on’ stichtingsbestuur, kort daarop ondersteund door een Comité van aanbeveling. In een volgende fase past het om een professionele directie aan te trekken, en het bestuur meer op afstand te plaatsen. In een latere fase zou de bestuursverantwoordelijkheid bij de directie gelegd kunnen worden, en worden overgegaan tot de instelling van een raad van Toezicht. Het advies vindt bij de initiatiefnemers veel herkenning. Programmamanager Met de oprichting van juridische entiteiten komen er vanuit de initiatiefnemers middelden beschikbaar om aanvullende personele inzet mogelijk te maken. Gedurende de zomer heeft werving en selectie plaatsgehad voor een programmamanager voor het NMF. Afgelopen week zijn we rond gekomen met een zeer geschikte kandidaat voor deze rol: goed ingevoerd in het museaal werkveld en aantoonbaar ondernemend ingesteld. Binnenkort zal hij ook kennismaken met enkele andere initiatiefnemers rond het NMF. Zoals nu voorzien zal hij in dienst blijven bij zijn huidig museum als directeur, en zal twee tot drie dagen per week beschikbaar komen voor het NMF, tegen vergoeding van de werkgeverslasten aan zijn huidige werkgever. Zijn naam kan ik nog niet geven, omdat juist deze constructie nog met zijn bestuur besproken moet worden. Binnenkort komt met zijn aanstelling de capaciteit beschikbaar om een reeks van musea actief te gaan benaderen om deel te nemen aan het NMF. We hebben er reeds een groot aantal op het oog. Optisport In de afgelopen maanden zijn we drie keer op bezoek geweest bij Optisport. We spraken daar met Erwin van Iersel, CEO, en Michel Kouwenhoven, CFO, beiden - samen met de Rabobank - eigenaren van Optisport. Dit waren zeer open en alleraardigste gesprekken. Veel herkenning over en weer. Optisport verzorgt het beheer van zestig gemeentelijke zwembaden, 170 sporthallen en 3 ijsbanen met een personeelsaantal van 1700 en een omzet van 70 miljoen op jaarbasis. Vergelijkbaar met ons museuminitiatief is: het overnemen van een maatschappelijke functie (zwemmen, sporten) van een gemeentelijke overheid, het aanvullen met eigen verdienmodellen (m.n. Horeca), het streven naar grotere bezoekersaantallen, - mede door het verhogen van de kwaliteit van dienstverlening - het versterken van de locale binding, en het vergaand versterken van het commercieel gedrag van de betrokken medewerkers (avond- en weekendopenstelling, genereren groepsbezoek, etc.). Nadrukkelijk afwijkend van het NMF is het niet overnemen van het vastgoed (zwembad wordt gehuurd), en het in concurrentie met anderen moeten verwerven van de beheeropdracht. Meer over Optisport vind je op hun website: www.optisport.nl
Pg. 31 Optisport - in samenwerking met de Rabobank - is nadrukkelijk op zoek naar uitbreiding naar andere werkvelden dan sport alleen, en gedacht werd aan bibliotheken, theaters, etc. Musea vinden zij een aantrekkelijk alternatief, maar hebben daar zelf geen ervaring mee. Een initiatief als het NMF achten zij nog te vroeg om in te stappen. Wel zou het NMF met haar aangesloten musea gebruik kunnen maken van de kortingen op hun bulkcontracten op het gebied van Horeca, van energie, drukwerk, etc. Ook hun kennis op gebied van kassasystemen, het beheer en onderhoud van installaties, etc. kan zinvol zijn voor het NMF. Hier zullen we in de toekomst nader naar kijken. Gesprekken In de afgelopen periode zijn er diverse zinvolle contacten gelegd en gesprekken gevoerd, waarvan onderstaand de belangrijkste en meest perspectiefvolle. Jan Riezenkamp, voormalig directeur Cultureel Erfgoed, min OCW Een positief, maar kritisch oor vonden we bij deze gesprekspartner. Hij kon ons een reeks van zinvolle contacten aanbevelen. Eric de Groot, hoofd afdeling Cultureel Erfgoed, gemeente Delft Voortkomend uit contacten van Marc Udink als ereburgen van Delft met de burgemeester en wethouder voerden wij een gesprek met een zeer ondernemend hoofd Cultureel Erfgoed. Idee: maak van het vrijkomend Arsenaal (tot de jaarwisseling is het legermuseum gehuisvest in dit Delfts rijksgebouw) een museumverzamelgebouw voor de huisvesting van drie operationele Delftse musea, twee recentelijk gesloten Delftse musea en de bedrijfscollectie Delftsblauw van de Porceleyne Fles, samen met een luxe ingerichte tijdelijke verkoopruimte voor kunstenaars, kunsthandelaren en veilin-
Het Nationaal Museumfonds gen. Een goed idee, maar voor zowel Delft als het NMF in dit stadium een stap te groot. Amersfoort in C Al een keer eerder op dit spoor gezet door Peter Bouwman kwam het er na het bedrijfsbezoek bij het ADC door de burgemeester van Amersfoort, de heer Lucas Bolsius, dan eindelijk van: een gesprek met Marco van Vulpen, directeur van Amersfoort in C, een fusieorganisatie van zes musea in Amersfoort. Naast zijn rol in Amersfoort is hij overigens ook nog twee dagen per week senior adviseur bij BMC. In Amersfoort bestaat het dus al, een klein NMF. Ook in Amsterdam zijn op deze wijze al vier musea met elkaar gefuseerd. Verschil met het NMF is het lokaal karakter, en het feit dat het stadsbestuur deze fusie aan de organisaties op kan leggen, al dan niet met het oog op lokale bezuinigingen. Van deze fusieorganisatie kunnen we veel leren. Met Marco afgesproken om over een aantal maanden weer aan tafel te gaan om meer concreet informatie over aanpak uit te wisselen. Rijksdienst voor Cultuureel Erfgoed, Cees van t Veen De directeur van de RCE heeft een museaal verleden, en dat komt in het gesprek goed naar voren. Hij herkent de problematiek waar het NMF een antwoord op wil geven uit eigen praktijk, maar herkent de vraagstukken die hiervoor lokaal moeten worden opgelost ook zeer goed. Hij heeft toegezegd beschikbaar te zijn als klankbord en gesprekspartner in het vervolg. Voorwaar, een zeer zinvolle supporter van het initiatief. Doreen van Elst, directeur Cultureel Erfgoed, ministerie OCW Dit gesprek zal de volgende week plaatshebben. Belangrijkst doel van het gesprek is het ministerie kennis te geven van ons initiatief, en te bezien waar zij mogelijk het NMF kunnen ondersteunen.
Pg. 32
Het Nationaal Museumfonds Jan Hendriks Maart 2013
Nationaal Museumfonds Een korte update Inleiding Alweer een derde update; deze keer met een echte doorbraak. Woerden Al eerder konden we vermelden dat Joost van der Net met succes het college van B&W van de gemeente Woerden heeft kunnen overtuigen van de meerwaarde van het NMF. Daar het Stadsmuseum in Woerden reeds is ondergebracht in een separate stichting, en het stichtingsbestuur al eerder heeft aangegeven aan te willen sluiten bij het NMF, lag de nadruk bij B&W op de overname van het museumpand, dat nu nog bij de gemeente in eigendom is. B&W schaarde zich unaniem achter ons voorstel, en is bereid om het pand tegen € 1,over te dragen. Daartegenover staat dat de jaarlijkse subsidie van de gemeente aan het museum wordt verlaagd ter hoogte van het bedrag dat ziet op de kapitaallasten van het pand. Een goede deal voor beide partijen. B&W heeft het NMF verzocht om een presentatie te verzorgen ter informatie aan de raadscommissie. Dit heeft medio februari plaatsgehad. Dit betrof een eerste publieke optreden van het NMF. In bijgaand artikel, ontleend aan het Algemeen Dagblad, treft u een korte weergave van de bespreking van het NMF in de raadscommissie van de gemeente Woerden. De gemeente ziet de toetreding van ook andere (gemeentelijke) musea tot het NMF als het juiste moment om de overgang vorm te geven. Programmamanager Tijs van Ruiten, directeur van het Nationaal Onderwijsmuseum te Dordrecht (voorheen Rotterdam) is van start gegaan als programmamanager voor het NMF. Het NMF is zeer verheugd dat Tijs hiertoe bereid is gevonden.
Tijs heeft jarenlange ervaring in museaal Nederland, is door de wol geverfd als het gaat om de relaties met (gemeentelijke) overheden, heeft een uitgebreid netwerk en heeft zich onderscheiden door zijn ondernemende opstelling. Het zal bij aanvang vooral Tijs zijn taak zijn om de contacten te leggen met een reeks van musea om te bezien of aansluiting bij het NMF voor de betreffende musea een meerwaarde heeft. Musea Een reeks van musea is langs allerlei weg geïdentificeerd als mogelijk belanghebbend bij toetreding tot het NMF. We praten hierbij over kleine tot middelgrote – veelal gemeentelijke – musea, die de behoefte voelen om hun continuïteit een sterker basis te geven door aan te sluiten bij dit museaal initiatief. Met een vijftal musea bestaan inmiddels relaties en worden gespreken gevoerd. Dit alles uiteraard in verschillende stadia van voortgang. Zodra hier over naar buiten te treden valt, zal dat in een van de volgende updates plaatsvinden. Comité van aanbeveling Overal waar het concept achter het Nationaal Museumfonds wordt gepresenteerd ontvangt het veel bijval. In allerlei vorm en aard zeggen mensen steun toe aan het initiatief. Renée Magendans, voormalig directeur van het RMO te Leiden en momenteel directeur van ADC Heritage, is gevraagd om actief bij te dragen aan de totstandkoming van een comité van aanbeveling voor het NMF. Hiertoe is een profiel opgesteld en een longlist samengesteld. In goed overleg heeft dit geleid tot een shortlist , waarvan de verschillende kandidaten momenteel worden benaderd.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 33
Bijlage 3. Kengetallen Musea De term museum is niet beschermd en daarom voor iedereen vrij te gebruiken. Dat leidt soms tot verwarring rond het aantal musea en museumbezoeken in Nederland. De Nederlandse Museumvereniging, als brancheorganisatie voor de Nederlandse musea, ziet het als één van haar taken hier duidelijkheid over te geven. Hieronder de verschillende definities met het aantal bezoeken. Er zijn in Nederland naar schatting 1250 museale instellingen (bron museum.nl). Het Centraal Bureau voor de Statistiek enquêteert voor haar tweejaarlijkse museumstatistiek (*) 773 van deze museale instellingen. Het kwaliteitskeurmerk voor musea is het Museumregister. De eisen hiervoor, gebaseerd op de internationale museumdefinitie van het ICOM, hebben betrekking op enerzijds de collectiebeheerstaken en anderzijds op de publiekstaken. Momenteel zijn er 545 musea geregistreerd. Wil een museum lid worden van de Nederlandse Museumvereniging dan is deze kwaliteitskeur vereist: het moet zijn opgenomen in het Museumregister. Er zijn 464 musea lid van de Nederlandse Museumvereniging (stand per 1 januari 2011). Van deze 464 musea participeren er 382 musea in de Museum(jaar)kaart. Jaarlijks publiceert de Nederlandse Museumvereniging de bezoekaantallen van de top-55 musea. 2010
aantal
bezoeken
bron
Museale instellingen
1254
n.b.
Museum.nl
Museale instellingen
773
20.800.000
CBS statline
Geregistreerde musea (incl. lopende aanvragen)
545
18.450.000
Museumvereniging & Museumregister
Leden Museumvereniging
464
17.600.000
Museumvereniging
Deelnemers Stichting Museumkaart
382
16.500.000
Museumvereniging
Top-55 musea
55
12.500.000
Museumvereniging
(*)De meest recente Museumstatistiek is de publicatie van 2010, met de cijfers van 2007. Zie ook CBS.nl.
Het Nationaal Museumfonds
Pg. 35
Bijlage 4. De partners van het NMF Archeologisch Dienstencentrum (ADC)
ADC, het Archeologisch Diensten Centrum, is toonaangevend in onderzoek en advisering in de archeologie. ADC Archeoprojecten staat al vijftien jaar bedrijven en overheidsinstanties bij met archeologische werkzaamheden, van vooronderzoek tot en met definitieve opgravingen. ADC Heritage helpt erfgoedbeleid vormgeven en verzorgt directievoering en projectmanagement. Het ADC groeit van een archeologisch dienstencentrum uit naar een internationaal erfgoedcentrum. Het ADC manifesteert zich graag als de erfgoedondernemer van Nederland. Daarbij legt de onderneming verbindingen tussen de verschillende disciplines in de branche, nationaal zowel als internationaal. Oriëntatie op het publiek neemt in de strategie van het ADC een belangrijke plaats in. In de groeistrategie van het ADC past de oprichting van het NMF. De kennis en expertise die het ADC heeft verzameld bij, onder meer, de opzet van diverse tentoonstellingen en de organisatie van het Weekend van de Archeologie worden binnen het NMF ingezet voor de realisatie van reizende archeologie-tentoonstellingen die door meerdere musea kunnen worden gebruikt.
Fondsenbeheer Nederland Fondsenbeheer Nederland voert het management van fondsen voor maatschappelijk vastgoed in Nederland. Deze maatschappelijke rol wordt door de publiekprivate fondsen vertaald in actieve (financiële) ondersteuning van maatschappelijke doelen die variëren van volkshuisvesting tot natuurprojecten en het behoud van cultureel en industrieel erfgoed. Fondsenbeheer Nederland faciliteert de fondsen als leverancier van management, mensen en middelen. Zij doet dit voor Nationaal Restauratiefonds, Nationaal Groenfonds, Stimuleringsfonds Volkshuisvesting en BOEi (voor industrieel erfgoed). In het verlengde van deze activiteiten is in 2008 een nieuw initiatief ontstaan waarin verschillende fondsen hun krachten hebben gebundeld: Boerderij en Landschap. De kracht van Fondsenbeheer Nederland ligt in de toepassing van innovatieve financieringsconstructies en private ontwikkelkracht, waarbij overheidsgeld gecombineerd wordt met private geldstromen. Fondsenbeheer Nederland beheert een vermogen van circa € 2,7 miljard (2009) en heeft rond de 90 medewerkers. Fondsenbeheer Nederland maakt onderdeel uit van Rabo Vastgoedgroep. Met Fondsenbeheer Nederland geeft Rabo Vastgoedgroep een eigentijdse invulling aan haar maatschappelijke betrokkenheid.