Hoe historisch wordt het Nationaal Historisch Museum? Maria Grever Center for Historical Culture Erasmus Universiteit Rotterdam Lezing t.b.v. het debat over het NHM in Theater LUX Nijmegen 22 juni 2009
Hoe historisch wordt het NHM? Het is al historisch door het gekissebis over de locatie. Fokke en Sukke hebben zelfs een 51ste canonvenster gemaakt: de nationaal historisch museale twisten in 2009. Maar even serieus. Er bestaat enige zorg naar aanleiding van alle discussies of het NHM geen art house gaat worden. Mijn bijdrage draait om de vraag of het visiedocument met de nadruk op BEELD een goede leidraad is om inzicht te krijgen in de geschiedenis van Nederland. Daartoe ga ik eerst in op de begrippen beeld en verbeelding, waarbij ik onder anderen verwijs naar het werk van Johan Huizinga. Vervolgens leg ik uit waarom context en chronologie zo belangrijk zijn. Tenslotte kom ik uit op het punt waar alles om draait bij het NHM: de bezoekers. Voordat ik hierop inga, wil ik nog wel dit kwijt. Een NHM kan nooit aanslaan als jongeren weinig weten van geschiedenis. Historisch besef wordt niet door een bezoekje aan het NHM bijgebracht. Dat vereist begeleiding op school. Een museum heeft de meerwaarde om het verleden aanschouwelijk te maken. Dat je er verschillende verhalen kunt verkennen en dat je weggaat met het gevoel: hier wil ik meer van weten! De reserves die ik bij een canon en een NHM heb, komen onder meer voort uit het feit dat in deze initiatieven veel geld en energie wordt gestoken terwijl stilletjes aan het geschiedenisonderwijs erodeert qua lesuren en vakdeskundigheid van docenten.
1 Historische verbeelding van Nederland Het is opvallend dat we in Nederland spreken over een Nationaal Historisch Museum. Misschien is het typerend voor Nederland om het bijvoeglijk naamwoord Nederlands niet te gebruiken. Je moet nu in het buitenland uitleggen dat het om het Dutch National Historical Museum gaat. Uit angst voor politieke propaganda wezen historici in Duitsland de naam Nationalmuseum van de hand. Het museum mocht geen nationale identiteitsfabriek worden. Vandaar de naam Deutsches Historisches Museum. Mijn advies: verander de naam in Nederlands Historisch Museum.
1
Maar de term nationaal is in het huidige tijdsgewricht waarin grote onzekerheid bestaat over de Nederlandse identiteit wel belangrijk. Natiestaten zijn politieke gemeenschappen die twee eeuwen geleden ontstonden en zich steeds hebben aangepast. Ze berusten enerzijds op 'objectieve' elementen zoals taal en etnische kenmerken, anderzijds op afspraken van mensen. De Franse filosoof Ernest Renan concludeerde in 1882 dat een natie steunt op het gedeelde besef dat er in het verleden offers zijn gebracht en op de instemming van mensen in het heden om samen een toekomst op te bouwen. De term nationaal drukt zodoende de wens uit om bij elkaar te horen. De kwestie is wel: wie horen erbij en wie niet? Processen van in- en uitsluiting ten aanzien van religie, taal en regio hebben de vorming van natiestaten altijd begeleid. Zo kregen Nederlandse katholieken lang het verwijt te horen meer loyaal te zijn aan de Kerk dan aan het vaderland.
De historicus Benedict Anderson beschouwt de natiestaat als een verbeelde politieke gemeenschap. Verbeeld, omdat de meeste mensen zelfs in de kleinste nationale gemeenschappen elkaar nooit zullen leren kennen, maar in de geest van een ieder leeft het beeld van de gemeenschap. Die verbeelding kreeg volgens Anderson in de 19e eeuw een krachtige impuls door het fenomeen van de krant, doordat burgers elke ochtend lazen over nationale gebeurtenissen. Later kwamen daar geïllustreerde bladen bij zodat mensen portretten zagen van de hoofdfiguren in de nationale cultuur. Beelden en beeldvorming zijn bij de creatie van natiestaten altijd heel belangrijk geweest, en dat is nog steeds zo. In die zin is het uitgangspunt van de directeuren om grote nadruk te leggen op BEELD een gelukkige keuze. Het NHM visualiseert, het mag geen Museaal Boek worden. De directeuren geven ook aan dat zij niet willen dat bezoekers eerst tekst lezen en dan pas gaan kijken. Maar historici voelen zich dan ongemakkelijk. Prachtig die beelden, maar bevordert die insteek het doel van het NHM: het bevorderen van historisch besef en kennis van de Nederlandse geschiedenis? Waar blijven chronologie en context? Steunt deze visie niet te veel op kunst en te weinig op wetenschap? Het NHM is immers een pedagogische onderneming en geen esthetische. Het interessante aan deze kwestie is dat in de populaire cultuur de visualisering en beleving van het verleden via games, re-enactments en themaparken grote aantrekkingskracht uitoefenen op het brede publiek. Tegelijkertijd zien we in de wetenschap interesse voor concepten als authenticiteit en het esthetisch karakter
van de historische ervaring. Dé grote inspiratiebron van deze benadering is Johan Huizinga.
2
In 1905 sprak Huizinga over het belang van beeld en verbeelding in zijn denken over geschiedenis. Met de term verbeelding doelde hij op het vatten van de betekenis en de samenhang van historische feiten door historici. De uitkomst is het opgeroepen beeld dat het verleden tastbaar en invoelbaar moet maken. Het ging Huizinga om het vinden van vormen die de eigenheid van het verleden konden vatten. Later, in 1920, werkte hij deze gedachte uit aan de hand van het concept historische sensatie. Daarmee wees hij op het belang van zintuiglijke waarneming van een historisch detail of authentiek voorwerp waardoor het overrompelende gevoel van een direct contact met het voorbije verleden kan ontstaan. Het NHM gebruikt objecten voor de versterking van historische beleving (p. 29), om een gevoel van authenticiteit bij bezoekers te bewerkstelligen, maar heeft geen eigen collectie. Ze leent van andere musea. Dit is een beproefd concept, zoals blijkt uit de succesvolle exposities van de Rotterdamse Kunsthal die geen enkel schilderij bezit.
2 Context en chronologie Toch zijn woordloze beelden onvoldoende voor inzicht in geschiedenis. Uitleg van context en chronologie zijn noodzakelijk. Ook Huizinga waarschuwde voor het loslaten van historische kritiek en voor een anachronistische omgang met het verleden. Vanuit deze visie verzette hij zich in een artikel in De Gids in 1912 tegen het determinisme van de nationale geschiedschrijving destijds. Het moderne nationale kader wordt dan als raster geprojecteerd op het verleden en elke politieke gebeurtenis als onvermijdelijk geïnterpreteerd in de richting van de hedendaagse natie. Hij pleitte voor een open benadering van de geschiedenis waarin plaats is voor toeval en onvervulde mogelijkheden. Ook daarin voorziet het visiedocument (p. 25): het NHM creëert een ruimte met alternatieve Nederlandse geschiedenissen, een Land van Als .
Maar ik pleit er nadrukkelijk wel voor dat er ergens in het NHM een beknopt, inleefbaar en overzichtelijk verhaal van Nederland komt in een permanente ruimte, een verhaal dat becommentarieerd kan worden met andere verhalen en perspectieven. Misschien kan dat via de vijf werelden verteld worden, dat kan ik zo niet beoordelen. Als het er maar komt. In het Duitse historisch museum in Berlijn werd na 20 jaar discussie de permanente tentoonstelling over de Duitse geschiedenis geopend. Daar heeft men lang stilgestaan bij de vraag wanneer deze geschiedenis begint. In het jaar 0 woonden er geen Duitsers, werd er geen Duits gesproken, en was er ook geen Duits nationaal bewustzijn. De permanente tentoonstelling begint met de slag van Arminius in het jaar 9 toen de Romeinse legioenen van Varus verslagen werden en de rol die deze slag later in de Duitse cultuur heeft gespeeld.
3
Het NHM kan beginnen met de Bataafse opstand tegen de Romeinen in 69 na Chr. die hier in de grensstreek plaatsvond. En al werd Plasterk door de Kamerleden bekritiseerd toen hij met een knipoog pleitte voor de Rijnlocatie met als argument dat de Bataven de Rijn kwamen afzakken, mythische verhalen over de oorsprong van een land zijn juist belangrijk. Ze stimuleren de historische interesse en illustreren de dynamiek van de geschiedenis.
Het verhaal over de fameuze Bataafse opstand staat in Tacitus' Historiën. Julius Civilis organiseerde de opstand die de Bataven hun vrijheid moest teruggeven. Op dat moment had hij zelf 25 jaar in het Romeinse leger gediend. Hij veroverde de Betuwe en verwoestte het legerkamp in Xanten. Na een lange strijd langs de Rijn leden ze de nederlaag en startten de Bataven onderhandelingen met de Romeinen. Achteraf bleek de opstand om een incident te gaan. Bataven en Romeinen onderhielden vierhonderd jaar goede betrekkingen. Tijdens de volksverhuizingen trokken ze westwaarts en vond waarschijnlijk een stamvermenging tussen Bataven en Salische Franken plaats. Daarna raakte de Bataven in de vergetelheid. Vanaf circa 1500 werd Tacitus herontdekt in de Nederlanden. In de Tachtigjarige Oorlog ging het verhaal over de Bataafse opstand als voorbeeld dienen voor de strijd tegen het Spaanse gezag. Toen ontstond de Bataafse mythe over de Bataven als heldhaftige voorvaderen. Aan deze 'oer-Nederlanders' die in beestenvellen de Rijn kwamen afzakken werd vrijheidszin en moed toegeschreven. In de beeldvorming werd de opstandelingenleider vereenzelvigd met Willem van Oranje. De Bataafse mythe was zo sterk dat ook de patriotten er zich door lieten inspireren in hun verzet tegen stadhouder Willem V. Aan het einde van de achttiende eeuw noemden de Nederlandse revolutionairen zich trots 'Bataven'. Toen de Fransen kwamen vluchtte de stadhouder naar Engeland en riepen de patriotten in 1795 de 'Bataafse republiek' uit. Later, in de twintigste eeuw, prijkten de Bataven op de schoolplaten in de klas. Nadat de Bataven tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de nazi's nog een rolletje kregen toebedeeld als 'echte Germanen', raakte de mythe in de vergetelheid. De Bataven bleven in vooral iconisch aanwezig in logo's en namen van brommers, straten en loopwedstrijden.
Wat gaan de directeuren doen met de chronologie? Het historische aan het NHM is namelijk in de kern de oriëntatie in de tijd. Komt er ergens één permanente tentoonstellingen met een chronologie? Welk beginpunt wordt dan gekozen: de Acte van Verlatinghe? Welke tijdvakken en omslagpunten: de Franse tijd, de industrialisatie of de seksuele revolutie met de introductie van de pil? Wat wordt het eindpunt? Het maken van chronologieën is een van de kerntaken van historici. Door ontwikkelingen in de tijd te laten zien, proberen ze greep te krijgen op het immense verleden. Dat gebeurt via een langetermijnperspectief én de uitdieping van tijdvakken. Historici respecteren de chronologie, maar de strikte tijdsvolgorde 4
vanaf het jaar 0 levert geen inzicht op. In dat geval blijven we steken in een inhoudsloze kroniek. Historici maken op basis van hun perspectief op het verleden een zinvolle samenhang tussen in de tijd uiteenlopende gebeurtenissen via flash-backs of thematische uitdiepingen. De combinatie van jaartallen is niet neutraal maar drukt een visie uit.
3 Entrance narratives van bezoekers Ik kom bij mijn derde punt, de bezoekers. Daar draait het toch allemaal om. Welke entrance narratives nemen bezoekers mee en met welke verhalen verlaten ze het museum? Entrance narratives lopen sterk uiteen ten aanzien van sociale achtergrond. Een volgend advies: houd rekening met leeftijdsgroepen bij de inrichting van je museum in verband met voorkennis. De Duitse didacticus Bodo von Borries onderscheidt in het tijdschrift Geschichtsdidaktik (1987) twee leeftijdsgroepen: •
kinderen van 6-12 jaar hebben veel fantasie, behoefte aan identificatie met grote historische figuren en zien geschiedenis als vervanging van eigen handelen;
•
pubers van 12-16 jaar richten zich op 'wij' en de anderen, hebben behoefte aan echte voorbeelden en aan kaders van zingeving voor hun eigen handelen.
Ten aanzien van tijdsbesef blijkt uit studies dat jonge kinderen weinig notie van tijd hebben. Ze beseffen wel dat oma ouder is dan hun ouders, maar hoe lang geleden de stoommachine werd uitgevonden, begrijpen ze niet. Tijdsbesef moet worden aangeleerd, pas dan kan historisch besef ontstaan. Rond hun 14e jaar is het tijdbesef bij jongeren min of meer volledig aanwezig. Dan begrijpen ze hoe lang geleden de Romeinse limes werd gebouwd en hoeveel jaren later de Reformatie begon. De beste plaats om tijdbesef aan te leren is de school. Collectieve rituelen kunnen tijdsbesef ondersteunen, zoals in Nederland de nationaal christelijke herinneringsmomenten: van Prinsjesdag, kerstmis, tot 4 en 5 mei. Laat ik nog een voorbeeld geven over het belang van entrance narratives. We hebben met onze Rotterdamse studenten in het Openlucht Museum het Hollandrama bezocht en kregen na afloop uitleg over dat project. Hollandrama is een apart gebouw waarin je als publiek op bewegende tribunes zit en een caleidoscopisch beeld krijgt van de Nederlandse geschiedenis met muziek. Zo zie je zeventiende-eeuwse kamers, de binnenkant van een negentiende-eeuws naaiatelier en moderne fietsen in een gracht. Ik herkende veel. Maar de studenten hadden er inhoudelijk moeite mee. Hollandrama is esthetisch fantastisch maar voor jongeren biedt deze presentatie weinig inzicht in de Nederlandse geschiedenis.
5
Het lijkt me ook onverstandig om de canon als museale routing te gebruiken. Je raakt als bezoeker verstrikt in vijftig vensters met alle doorkijkjes. Veel beter is om naast een globale chronologie enkele omvattende verhalen met een duidelijk plot te maken waarin bezoekers ondergedompeld kunnen worden. Dat verhaal kan in een andere ruimte voorzien worden van verwijzingen naar de canon en reflexief commentaar. Communiceer over de inrichting goed met docenten en experimenteer met leerlingen. Juist bij VMBO-leerlingen werkt een gelikte esthetiek niet. Maak voor hen gedoseerde exposities met contextinformatie; geef een tijdsvolgorde bij de objecten met identificaties en laat ze niet te veel zoeken in papier. Tenslotte, denk goed na over de laatste ruimte van het NHM, met welk beeld mensen het NHM verlaten. Een tip. Toen het casino aan de Waalkade werd gebouwd verhuisden de stenen van de Romeinse vesting naar Museum Kam. Daar liggen ze nu te bemossen. Ze zijn echt en aanraakbaar. Ze kunnen bezoekers nog even het gevoel van contact met dat verre verleden geven, het besef dat 2000 jaar geleden al mensen op dit Nederlandse stukje grond gewoon en gewerkt hebben. En ze kunnen mooi dienen als de eerste steen voor het NHM. Ik dank u wel.
6