Het menselijk brein Werking en Bewustzijn
Paula Felix - 5V4 Levo paper ‘Verwondering’
‘Verwondering is het begin van wijsheid’ - Aristoteles
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
Het menselijk brein intrigeert. Als mens kun je niet zonder je hersenen: door hen zijn we ons bewust van alles om ons heen, zijn we in staat logisch te redeneren en kennis op te slaan. Maar hoe werkt ons brein? Wat is ‘bewustzijn’ eigenlijk, waar ligt de link tussen lichaam en geest? Die vragen zullen, bekeken vanuit zowel wetenschappelijk als filosofisch perspectief, in dit paper aan bod komen. Na jaren van neurologisch onderzoek zijn wetenschappers er nog steeds niet in geslaagd om alle geheimen van ons brein te ontrafelen, maar wat al bekend is over het brein tot nu toe is naar mijn mening indrukwekkend. Juist het brein is zo’n interessant onderzoeksobject omdat iedereen een paar hersenen heeft. Het brein is het centrum van het zenuwstelsel en daarvandaan worden dus alle onderdelen van het lichaam bestuurd, in zo’n mate dat alles perfect in balans is: het lichaam is in homeostase. Al lang geleden begonnen neurowetenschappers met het lokaliseren van bepaalde functies tot bepaalde gebieden in het brein. Ook verscheidene filosofen hebben zich, al sinds de Oudheid, verwonderd over ons brein. Daarbij kwamen ze allemaal tot verschillende theorieën over onder andere bewustzijn. De relatie tussen lichaam en geest is nog steeds een belangrijk onderwerp in de filosofie.
Hoe werkt ons brein? We weten nu dat hersenen van de mens zijn opgebouwd uit zenuwcellen of neuronen. De hersenen zijn ongeveer anderhalve kilo en ze bevatten 100 miljard neuronen. Ze bevatten nog tien keer meer gliacellen, waarvan eerst gedacht werd dat ze de neuronen bij elkaar moesten houden (‘glia’ is ‘lijm’ in het Grieks), maar het blijkt dat die cruciaal zijn voor de overdracht van chemische boodschappen en dus voor alle hersenprocessen. De hersenen bestaan uit verschillende onderdelen: de grote hersenen (cerebrum), de kleine hersenen (cerebellum) en de hersenstam (truncus cerebri).Tussen de grote en de kleine hersenen zitten de tussenhersenen (diencephalon). Iedereen heeft een linker- en rechter hersenhelft. De Duitse hersenonderzoeker Franz Joseph Gall (1758-1828) was de grondlegger van de frenologie. In zijn tijd was nog lang niet zoveel bekend over de hersenen. Hij beweerde dat de hersenen uit 27 gebieden bestonden die samen iemands persoonlijkheid bepaalden. Ieder van die 27 gebieden zou volgens hem verschillen in functie en op een ander plekje in de hersenen gelokaliseerd zijn. Op afbeelding 1 is de ‘schedelkaart’ van de frenologisten te zien, waarop voor ieder gebied is aangeduid welke functie het zou hebben. Naarmate de Frenologie verder ontwikkelde, kwamen er steeds meer hersengebieden bij. Frenologisten voelden aan iemands schedel om zijn of haar karakter te bepalen: een deukje in de schedel betekende dat het onderliggende gebied onderontwikkeld was, een hobbeltje betekende dat het gebied direct daaronder juist sterk ontwikkeld was. Met deze techniek
2
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
3
beweerden ze te kunnen voorzien met wat voor relaties en gedrag de persoon te maken zou hebben en konden ze het toekomstige leven van kinderen voorspellen. Gall’s theorie werd niet zo goed ontvangen. De katholieke kerk vond namelijk dat zijn theorie inging tegen het geloof. Religieuze leiders beweerden namelijk dat de geest door God gemaakt was en dus niet fysiek gelokaliseerd kon worden in de hersenen. Napoleon Bonaparte verklaarde Gall’s theorie onjuist. In Engeland werd zijn theorie wel geaccepteerd, maar daar werd er misbruik van zijn theorie gemaakt: de heersende klasse gebruikte het namelijk om aan te tonen dat zij superieur waren aan de gekoloniseerde bevolking. Dit misbruik kwam ook voor in de Verenigde Staten, waar frenologie erg populair was tussen 1820 en 1850.
Afbeelding 1: Frenologische schedelkaart met indeling van de hersengebieden. Bron: webpages.ttu.edu/phrenology (Texas Tech University)
De speurtocht naar de gebieden waar verschillende functies en gedrag in het brein zijn gelokaliseerd begon pas echt op gang te komen na het ongeluk van Phineas Gage in 1848. Bij een explosie had deze spoorwegwerker een staaf door zijn hoofd gekregen, maar hij genas en leefde nog twaalf jaar. Hij leek nog redelijk te kunnen functioneren, maar de voorste delen van zijn hersenen waren verwoest en zijn karakter was totaal veranderd: hij was nu een asociale, impulsieve en lastige man en zijn familieleden zeiden dat ‘hij Phineas Gage niet meer was’. Toen zag men in dat bepaalde regio’s in het brein verantwoordelijk zijn
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
4
voor duidelijk omschreven functies (bijvoorbeeld ‘zien’, ‘horen’, ‘gebruiken van taal’ en voor bepaalde emoties). In die tijd was men echter nog aangewezen op anatomisch en biochemisch onderzoek van de hersenen van overledenen en experimenten met proefdieren of op experimenteel psychologisch onderzoek. Rond 1970 werd de techniek beter: de CT-scan (computerized tomography) werd ontwikkeld. In 1977 werden de eerste opnames van de hersenen van een mens gemaakt met MRI (Magnetic Resonance Imaging), waarmee zowel structuren als functionele aspecten zoals doorbloeding kunnen worden weergeven. Met deze nieuwe technieken konden neurowetenschappers onze hersenen op een betere manier in kaart brengen. Met de hedendaagse kennis van de anatomie van de hersenen heeft de frenologie geen waarde meer. De grote hersenen, bestaande uit een ‘schil’ genaamd de cortex en oudere dieper gelegen structuren verwerken impulsen van zenuwcellen van overal in het lichaam en reguleren vrijwillige beweging. Ook vinden hier de cognitieve en emotionele processen plaats: hier wordt ons bewuste gedrag bestuurd. Voorin zit de frontaalkwab, waarmee de mens beslist, plant en problemen oplost. Bij de slapen zit de temporaalkwab waar geheugen, emotie, gehoor en taal zetelen. Zo bevinden zich in de linkerhersenhelft van de meeste rechtshandigen het centrum van Broca, dat verantwoordelijk is voor het spreken, en het centrum van Wernicke, dat zorgt voor het begrijpen van taal (zie afbeelding 2). Bovenop zit de pariëtaalkwab waar ontvangst en verwerking van sensorische informatie uit het lichaam plaatsvindt. Achterop, bij de occipitaalkwab zetelt het zien. In de kleine hersenen worden onze willekeurige bewegingen gecoördineerd. De tussenhersenen bestaan uit de thalamus, die informatie van het ruggenmerg doorgeeft aan de cortex en het cerebellum, en de hypothalamus, welke de scheiding is tussen het autonoom zenuwstelsel en de hersenen en een groot aantal lichaamsfuncties bestuurt. De hersenstam is de verbinding tussen het ruggenmerg en de grote hersenen. Groepen zenuwcellen in de hersenstam reguleren veel vitale functies zoals hartslag, bloeddruk en ademhaling. Ook begint de verwerking van informatie over gevoel in het gezicht en smaak en gehoor in de hersenstam. Een goed functionerende hersenstam is dus van groot belang bij het handhaven van ons bewustzijn. Afbeelding 2: Weergave van de hersenfuncties. De gebieden van Broca en Wernicke staan hierop ook aangegeven. Bron: Essentials of Anatomy & Physiology, Seely et al.
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
De term ‘bewustzijn’ Bewustzijn wordt omschreven als de ‘subjectieve reflectie op indrukken uit de buitenwereld of op eigen mentale processen’, oftewel weet hebben van wat je ziet, hoort, voelt en denkt. Het is dus een toestand van de geest, gekenmerkt door besef van het eigen ik en de omgeving. Er zijn verschillende soorten bewustzijn, bijvoorbeeld pijn, emotie, zelfbewustzijn, visueel bewustzijn en motorisch bewustzijn. In de filosofie, psychologie en cognitieve neurowetenschap wordt er veel onderzoek gedaan naar het bewustzijn. Want wat is nu de relatie tussen het lichaam en de geest? Zijn onze hersenen de reden van ons bewustzijn?
Bewustzijn en Filosofen uit de Oudheid In de filosofie (van de geest) is bewustzijn een belangrijk onderwerp. De bekendste vertegenwoordigers van de eerste bewustzijnstheorieën in de Griekse Oudheid waren Plato, Aristoteles en de filosofen van de Stoa. Plato (427-347 v.C) beweerde dat de ziel uit drie delen bestond: allereerst was er het rationele deel (logistikon) waarmee men denkt, berekent en beslist. Dan was er een vitaal/impulsief deel (thumoeidos), waarin energie, moed en hogere emoties voorkwamen. Tot slot was er het begerende deel van de ziel (epithumetikon) waarin de lagere emoties voorkwamen, waaronder het verlangen naar bijvoorbeeld voedsel en seks. Plato stelt ook de vergankelijkheid van het lichaam tegenover de onvergankelijkheid van de ziel: bij sterven maakt de ziel zich los van het lichaam. Het lichaam belemmert de ziel om ware kennis te verwerven. Volgens Plato was er buiten onze veranderlijke wereld nog een wereld, van het eeuwige en het onveranderlijke, die bestaat uit ‘eidos’. Hij beweerde dat al het eeuwige en onveranderlijke bestaat uit geestelijke of abstracte modellen waarnaar alle fenomenen gevormd zijn. Alle natuurverschijnselen zijn volgens Plato schaduwen van eeuwige ideeën of vormen. Vormen zijn ideale normen die de concrete dingen slechts kunnen benaderen. Dat waren dus algemene begrippen die samen de transcendente wereld der ideeën vormden. Die ideeën waren dus niet afhankelijk van het menselijk bestaan of de menselijke geest. Zo was de hoogste vorm ‘Het Goede’ en die was verantwoordelijk voor het bestaan van alle andere vormen. Volgens Plato was alleen de filosoof in staat die onveranderlijke wereld te begrijpen en waren alleen filosofen echt gelukkig, omdat zij de perfecte wereld kennen. Nietfilosofen waren tevreden met de zichtbare wereld en wisten niet dat dat slechts verschijningen van de andere wereld waren. Om die reden vond hij dan ook dat alleen filosofen de politieke macht moesten hebben. Bij Plato waren dus al aanwijzingen te vinden voor het toekomstige dualisme. Aristoteles (384-322 v.C) had na Plato’s dood gestudeerd aan de Academie en was een filosoof die onder andere biologisch onderzoek had gedaan op het eiland Lesbos en hij had hele andere vraagstukken dan Plato. Aristoteles ging er niet vanuit dat het ‘ware zijnde’ gelijk was aan het algemene, zoals Plato dat deed, maar aan het individuele, oftewel de
5
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 natuur (physis) rondom ons. Het algemene (de eidos) is volgens hem niet transcendent, maar immanent. Het algemene kan dus niet bestaan zonder het individuele. Hij hechtte ook niet zoveel waarde aan de hersenen, hij schreef in zijn De motu animalium dat de zetel van de ziel, vrijwillige beweging en zenuwfuncties in het algemeen ligt in het hart en dat het brein een orgaan is met minder betekenis. Hippocrates (470-370 v.Chr.) had in de jaren voor Aristoteles altijd het tegendeel beweerd: hij geloofde dat alleen uit het brein alle gevoelens en ziektes voortkwamen. Ook de Stoa (filosofische stroming met o.a. Seneca en Marcus Aurelius) hield zich bezig met bewustzijn. Zij beweerden dat indrukken die door dingen buiten ons gemaakt worden op onze zintuiglijke organen voorstellingen vormen in onze ziel. Het menselijk bewustzijn kan die voorstellingen dan onderzoeken en ermee instemmen of niet. Bij instemming neem je kennis van het object. Die instemming geeft vrijheid: de mens beoordeelt of een indruk op de waarheid berust. De Stoa vond sterke emoties gevaarlijk, wand die zorgden voor verwarring en een onjuist oordeel. Vrijheid wordt dus bepaald door kennis en het volgen van de universele Ratio. Het motto van de Stoa was ‘vivere secundum naturam’, oftewel ‘leven volgens de natuur’. Het handelen volgens de ratio staat gelijk aan deugdzaam handelen. Een wijs mens (‘sapiens’) leeft volgens de Stoa in ‘Apatheia’, een ideale toestand waarin een mens zich helemaal laat leiden door de ratio en zich door geen enkele emotie van de wijs laat brengen.
Moderne filosofie en bewustzijn In de westerse filosofie zijn verschillende visies op ‘bewustzijn’ en de relatie tussen lichaam en geest. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste van deze visies worden besproken. De Franse filosoof Descartes (1596-1650), bekend van zijn uitspraak ‘cogito ergo sum’ (Latijn voor ‘ik denk dus ik besta’), was de grondlegger van het echte dualisme. Hij ging ervan uit dat er twee soorten bestaanswijzen of substanties waren, waarbij de ene stoffelijk en ruimtelijk is en de andere niet. Stoffelijk en ruimtelijk zijn alle dingen die ruimte innemen. Het lichaam behoort tot die vorm van bestaan, het bestaat uit vlees en bloed en heeft een bepaalde omvang. Gedachten en kennis daarentegen zijn niet stoffelijk en niet ruimtelijk. Tot die bestaanswijze behoort de geest. Descartes zegt dat daarom dat de lichamen onderworpen zijn aan de wetten van de natuur, maar de geest niet. De geest stuurt de vrije wil aan, lichaam en geest zijn verbonden en de een beïnvloedt de ander voortdurend. Maar die dualistische positie van Descartes brengt ook problemen met zich mee. Want hoe kan de geest het lichaam besturen als het lichaam onderworpen is aan de natuurwetten? De oplossing was volgens Descartes dat de geest zich wel in het lichaam bevindt, namelijk in de pijnappelklier (de epifyse), een klein kliertje in de hersenen. Daar komen dan dus lichaam en geest samen. Ook verschillende oosterse filosofen menen dat de ziel zetelt in de epifyse. En als een geest niet lichamelijk zou zijn, is hij ook niet zichtbaar of voelbaar en hoe kunnen we dan weten dat er iets als een ‘geest’ is? Descartes zei daarop dat alles wat bestaat in twijfel kan worden getrokken, maar dat denken of twijfelen doen we met onze geest, dus kunnen
6
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 we daaruit afleiden dat de geest wel moet bestaan. Vandaar Descartes’ woorden ‘cogito ergo sum’. Veel meer dan dat weten we volgens hem niet zeker, omdat alles en iedereen om ons heen ook slechts een product van onze eigen geest zou kunnen zijn: niemand kan ooit zeker weten of er andere geesten bestaan, dus andere mensen zouden ook slechts automaten kunnen zijn die doen alsof ze denken. Veel filosofen vonden de antwoorden van Descartes op dit soort vragen niet bevredigend en ontwikkelden hun eigen theorieën. Zo ontstonden het fysicalisme, de opvatting dat lichaam en geest niet echt verschillen en de geest in feite materieel is; het idealisme, dat inhoudt dat het lichaam eigenlijk een illusie is en dat alleen de geest bestaat; het monisme, dat stelt dat de werkelijkheid zowel mentale als fysieke aspecten heeft en het epifenomenalisme, de opvatting dat het lichaam de geest kan aansturen, maar de geest niet het lichaam. De filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860) noemde dit lichaam-geestprobleem ‘de Wereldknoop’ die nog steeds niet is ontward. Een vertegenwoordiger van het monisme was de Engelsman John Locke (16321704). Hij was filosoof en arts en gaf een nieuwe wending aan het denken over het lichaam. Volgens hem is een lichaam het eigendom van een individu en heeft alleen dat individu recht om te beslissen wat ermee gebeurt en hoe hij of zij het gebruikt. Deze visie beschouwt het lichaam dus als een soort gebruiksvoorwerp. Daar zit filosofisch gezien een probleem aan vast, want dan zou het lichaam een soort machine zijn die door iemand wordt bestuurd. Er wordt gesuggereerd dat er dan in ieder mens een klein mensje zit, de ‘homunculus’. Maar dat roept dan direct de volgende vraag op, want wie bedient die homunculus dan? Ieder antwoord leidt tot een herhaling van de vraag, een regressie ad infinitum (tot in het oneindige). De Nederlandse filosoof Baruch de Spinoza (1632-1677) had een andere monistische benadering. Hij gaat uit van één fundamentele substantie die de basis vormt voor de twee bestaanswijzen van Descartes. Die substantie noemt hij het ‘eeuwig, allesomvattend en noodzakelijk Zijn’, wat ook God genoemd kan worden. Uit God komt alles voort en alles kan ook tot God herleid worden. Dat fundamentele Zijn heeft twee verschijningsvormen: uitgestrektheid en denken. Dus kan van alle mensen gezegd worden dat zij zijn. Het lichamelijke en geestelijke zijn twee verschijningsvormen van dat Zijn. Het ‘ik’ is dus volgens Spinoza zowel een lichamelijk als geestelijk kenmerk van de mens. Ook de behavioristen hadden een monistische visie. De meest invloedrijke behaviorist was de Engelse filosoof Gilbert Ryle (1900-1976). Hij ontkent het bestaan van een geest in het lichaam en hij zegt dat wat men met ‘geest’ of ‘verstand’ bedoelt, slechts een geheel van gedragingen en handelingen is. Een mentale of emotionele toestand is niet meer dan gedrag dat door een lichaam wordt vertoond. Tegen deze visie is veel in te brengen, er zijn namelijk veel momenten waarop mensen geen gedrag vertonen terwijl ze wel van alles denken en voelen. Dat voorbeeld is erg duidelijk bij iemand die verlamd is. Ook hoeft gedrag niet in overeenstemming te zijn met iemands emotionele of mentale toestand: zo kan iemand boos op een ander zijn, maar dat verbergen achter een glimlach.
7
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 Een andere visie is die van de fysicalisten. Zij zijn van mening dat mentale toestanden lichamelijk zijn, het zijn puur manieren waarop onze hersenen werken. In feite is het fysicalisme dus een variatie op het materialisme, toegespitst op het menselijk lichaam. De hersenen van mensen zijn zeer complex werkende systemen, maar volgens fysicalisten zullen wetenschappers ooit zoveel onderzoek gedaan hebben dat ze precies kunnen weten wat iemand zal denken of voelen als hij of zij in een bepaalde situatie komt. Alle gedrag en alle gedachten, opvattingen en gevoelens zijn volgens de fysicalisten berekenbaar: de mens is in feite een ingewikkelde machine en dus zou het menselijk brein kunnen worden nagebouwd in de vorm van computers. De computerdeskundige Alan Turing bedacht in 1951 een proef, waarbij mensen vragen moesten intypen op computers. Wanneer die proefpersonen geen onderscheid konden maken tussen antwoorden die door een mens of een computer gegeven werden, was er sprake van kunstmatige intelligentie. Turing concludeerde daaruit dat een computer functioneert als een mens. De grootste kritiek op de Turing-proef kwam van de Amerikaanse filosoof John Searle (1932). Hij maakt met een voorbeeld duidelijk dat het enige wat een computer doet symbolen manipuleren is. Begrip van iets hebben, iets weten, is heel wat anders dan dat. Bovendien geeft de visie van Turing geen verklaring voor het feit dat iemand zichzelf kent zoals geen ander hem of haar kent. Zo is bijvoorbeeld het gegeven ‘ik ben bang’ subjectief en alleen die ‘ik’ kan zeker weten of het waar is of niet. Deze complexe vorm van zelfkennis hebben machines niet. Er is ook een tussenpositie mogelijk tussen het monisme en het dualisme. De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel is daar een voorbeeld van. Hij lost het probleem van lichaam en geest op door te zeggen dat er helemaal geen probleem is. De vraag naar de relatie tussen lichaam en geest is volgens hem een foutieve vraag. In “What’s it like to be a bat” heeft hij in 1974 proberen aan te tonen dat men wel veel te weten kan komen over de waarneming van de vleermuis, maar dat dat duidelijk verschilt van te weten hoe het is om een vleermuis te zijn. Hij brengt een duidelijke scheiding aan tussen het objectieve derdepersoonsperspectief van een wetenschapper en het subjectieve zelfbeeld. We doen dus wel of we de geest kunnen waarnemen zoals we iets objectiefs in de buitenwereld waarnemen, maar in feite kan dat helemaal niet omdat de geest onze binnenwereld is en dus subjectief.
Filosofie van de geest en Wetenschap Mentale processen bestaan niet onafhankelijk van lichamelijke processen en daarom zijn de beschrijvingen van de wetenschap over menselijke wezens erg belangrijk in de filosofie van de geest. Hoewel bewustzijn iets subjectiefs en persoonlijks lijkt, doen toch veel wetenschappelijke disciplines onderzoeken naar het bewustzijn en het verband tussen lichaam en geest. In de neurobiologie en voor de moderne natuurwetenschappen in het algemeen, gaat men vooral uit van een fundamenteel materialistische theorie. Allerlei processen worden als basis gezien voor mentale activiteiten en gedrag. Hierbij gaat men ervan uit dat er geen
8
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 verandering kan optreden in de mentale toestanden van een persoon zonder dat er een verandering is in de hersentoestanden. Verschillende subdisciplines binnen de neurobiologie houden zich bezig met onderzoek naar de relatie tussen mentale en fysische toestanden en processen, zoals bijvoorbeeld de cognitieve neurowetenschap, de zintuiglijke neurofysiologie en de evolutionaire biologie. Binnen de neurowetenschap zijn de wetenschappers op zoek naar de zogeheten ‘NCC’, oftewel de ‘Neural Correlate of Consciousness’. Dat houdt in dat zij in het brein op zoek zijn naar neurologische processen die verband houden met het bewustzijn. Neurowetenschappers die veel onderzoek hebben gedaan op het gebied van de NCC zijn Francis Crick en Christof Koch. Zij hebben allereerst besloten om afstand te nemen van bepaalde vraagstukken, zoals wat de precieze definitie van bewustzijn is en welke verschillende vormen van bewustzijn zijn (pijn, visueel bewustzijn, zelfbewustzijn, etc.). Zij gaan er van uit dat verschillende vormen van bewustzijn allemaal op eenzelfde basismanier werken. Zij zijn benieuwd of er bij de NCC specifieke neuronen betrokken zijn, die op een eigen manier werken. Ook is er bij dieren veel onderzoek gedaan naar bewustzijn. Op basis daarvan baseerden Milner en Goodale al in 1973 dat primaten twee actiesystemen hebben, waarvan de een bewust is en de ander niet. Veel wetenschappers die onderzoek doen bij mensen besluiten bewustzijn te onderzoeken door gebruik te maken van het visueel bewustzijn, zo ook Crick en Koch. Hierbij kwamen wetenschappers tot bijzondere conclusies. Zo kwam Weiskrantz er in 1997 achter dat mensen die ernstige schade hebben aan de cortex, de richting van een bewegend lichtpuntje kunnen aangeven, terwijl ze ontkennen dat ze het lichtpuntje zien. In de Informatica zijn programmeurs in staat geweest programma’s te ontwikkelen waarbij zij de computer de mogelijkheid gaven om taken uit te voeren waarbij voor andere wezens een geest nodig is (denk aan het oplossen van een simpele rekensom). Zouden computers ooit zover komen dat ze hun eigen geest gaan ontwikkelen? Er wordt veel gefilosofeerd over kunstmatige intelligentie. Alan Turing en John Searle, hierboven al eerder genoemd, deden onderzoek op dit gebied. Ook de psychologie doet onderzoek naar bewustzijn, maar hier worden mentale toestanden op een meer directe wijze benaderd. De psychologie zoekt wetmatigheden die mentale toestanden (zoals angst, plezier of boosheid) te verklaren. De psychologie richt zich dus meer op emotioneel bewustzijn. In de psychologie wordt ook veel waarde gehecht aan de driftentheorie van Sigmund Freud.
Het On(der)bewustzijn – ‘The Unconscious Mind’ Met het onderbewuste worden geestelijke processen, dus gedachten en gevoelens bedoeld die plaatsvinden zonder dat wij daar bewust mee bezig zijn. Dit onderbewuste is niet duidelijk meetbaar of waarneembaar en met deze termen worden ingewikkelde processen in de hersenen omschreven. Een van de eersten die sprak over het onderbewuste was Paracelsus (1493-1541), een beroemd maar controversieel arts en theoloog. De Franse psychiater en filosoof Pierre Janet (1859-1947) paste dit toe in de psychologie en psychopathologie (leer
9
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 van de psychische ziekten). De bekende neuroloog Sigmund Freud (1856-1939) werkte dit verder uit: hij is de grondlegger van de psychoanalyse. Hij zag de geest en het lichaam als een geheel van energiestromen, ‘driften’. Die driften werken meestal ongemerkt. Zo was er de levensdrift, de ‘eros’ die de mens ervaart als seksualiteit. Een leuke illustratie hierbij vind ik ‘What’s on a man’s mind?”, zie afbeelding 3. Ook was er een doodsdrift, de ‘thanatos’, die de mens ervaart als agressie. Die driften zijn in het begin ongestuurd en ongeremd, dat noemde Freud het ‘es’, maar de mens leert die te beheersen door zich aan te passen aan wat anderen van hem verwachten, dat gebeurt met het bewuste deel, de ‘ik’. Opvoeding en cultuur kunnen die aanpassing beïnvloeden door de juiste voorbeelden te geven. Het deel van de mens dat deze voorbeelden internaliseert noemde hij het ‘über-ich’. Als de driften te sterk botsen met de eisen van de Über-ich, kan het gebruik maken van een aantal afweermechanismen, bijvoorbeeld verdringing of rationalisatie, waarmee de geest beschermd wordt tegen spanningen die uit dit conflict ontstaan. Freud’s indeling van de menselijke geest heeft ergens wel iets weg van de leer van Plato.
Afbeelding 3: “What’s on a man’s mind?” Volgens Freud was dat dus voornamelijk seksualiteit. Bron: allposters.nl
Freud leidde lichamelijke stoornissen terug tot verstoringen in de psychische energiehuishouding van de mens. Traumatische gebeurtenissen worden door het brein verdrongen en komen terecht in een deel van de geest dat Freud het onbewuste noemde. Deze energie zoekt een uitweg en uit zich in lichamelijke symptomen. Freud ging er vanuit dat psychotrauma’s veroorzaakt worden door seksueel misbruik als kind. Met therapeutische sessies kan men mensen weer bewust maken van deze herinneringen en zo de problemen verhelpen.
10
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
Conclusie Hersenen blijven een bijzonder onderzoeksobject. Nadat lange tijd de frenologie werd geaccepteerd, zijn neurowetenschappers er met verbeterde technieken nu ongeveer achter hoe onze hersenen functioneren. Ook weten we nu grotendeels waar de gebieden liggen voor bepaalde functies, zo zijn bijvoorbeeld de gebieden van Wernicke en Broca ontdekt die te maken hebben met taal en weten we dat ons karakter grotendeels bepaald wordt in de prefrontale cortex. Maar er zijn ook nog zo veel raadsels die nog opgelost moeten worden en een daarvan blijft het bewustzijn, dat was helaas niet een van de functies die gelokaliseerd kon worden tot een bepaald gebied van de hersenen: neurowetenschappers zijn nog steeds op zoek naar de NCC. In de loop der tijd hebben veel filosofen en wetenschappers theorieën gevormd over bewustzijn, maar allemaal lijken ze toch nog tegenstrijdigheden te bevatten. Het bewustzijn is complex. Het dualisme is voor mij inmiddels achterhaald, met de huidige kennis kan men er namelijk wel van uitgaan dat Descartes’ visie niet correct was. Ook is er veel te veel tegen het dualisme in te brengen, verklaart het niets en roept het alleen meer vragen op. Het grootste punt van kritiek op het dualisme vind ik de vraag: “Als de geest en het lichaam compleet gescheiden zijn, hoe zou dan de een de ander kunnen aansturen?” Persoonlijk voel ik mij meer aangetrokken tot de fysicalistische visie op bewustzijn. Ik denk zeker dat het bewustzijn terug moet zijn te vinden in onze hersenen. Onze hersenen regelen namelijk alles in ons lichaam en ik geloof dat zij dus ook voor het bewustzijn zorgen. Ik zou niet zo ver willen gaan als Turing, ik denk namelijk niet dat een computer ooit iets kan voortbrengen dat gelijkwaardig is aan de menselijke geest, maar de neurowetenschap maakt dermate grote sprongen voorwaarts, dat is denk dat het niet lang meer zal duren voordat de NCC is ontdekt. Zelf zie ik wel wat in de hypothese van Crick en Francis, dat de NCC een specifiek soort neuron is dat werkt bij processen waarvoor bewustzijn nodig is. Hersenonderzoek blijft lastig en zeker een uitdaging. Een mooie quote van Santiago Ramon y Cajal (1938) die de complexiteit van het brein weergeeft is: “The brain is a world consisting of a number of unexplored continents and great stretches of unknown territory.” Ik denk dat deze uitspraak neurowetenschappers nog meer stimuleert om juist die onbekende gebieden te gaan verkennen. Er is nu al zo ontzettend veel gepraat over bewustzijn, maar ik denk ook dat vooral niet vergeten moet worden dat met dat bewustzijn onlosmakelijk het onderbewustzijn is verbonden. Mensen denken snel dat het bewustzijn de ‘ik’ is, maar die ‘ik’ zou er helemaal niet zijn zonder het onderbewustzijn. In het onderbewustzijn worden in de hersenen namelijk allerlei processen geregeld. Wij zijn ons niet bewust van de continue terugkoppelingsprocessen in ons lichaam die betrekking hebben op onder andere de hartfunctie, de ademhaling en hormoonproductie, maar als die processen niet plaats zouden vinden, zou het ‘ik’ niet kunnen bestaan, omdat er dan geen lichaam meer overblijft waarin het bewustzijn zetelen kan. In de psycho-analyse wordt hier al meer aandacht aan besteed. Zij gaan vooral in op verdrongen herinneringen die lichamelijke klachten veroorzaken.
11
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4 Deze psychoanalyse roept ook weer interessante nieuwe vragen op: als bepaalde dingen worden veroorzaakt door al aanwezige driften die niet onderdrukt kunnen worden, in hoe verre is er dan bij de mens sprake van vrije wil? Ook neurowetenschappers besteden daar veel aandacht aan en de vraag of de mens nog vrije wil heeft zou een boeiende vraag zijn voor een volgend paper. Misschien is het een idee voor de neurowetenschap om in de hersenen eerst te zoeken naar een NCU (Neural Correlate of Unconsciousness)? Wie weet is dat makkelijker op te sporen en wordt dan de sleutel gevonden om een van de laatste grote geheimen van het brein te ontrafelen: het bewustzijn.
12
Levo Paper – Het menselijk brein – Paula Felix 5V4
Bronvermelding Literatuurlijst: -
‘Wij zijn ons brein’, Dick Swaab, ‘Brein in Beeld’, Cahier 3 (2009), Stichting Biomedische Wetenschappen en Maatschappij ‘Denken doorzien’, Tonja van den Ende, (13-42, 153-167) ‘Het geheim van je brein’, Sandra Aamondt (153-162, 181-187) ‘Filosofie in 30 seconden’, Barry Loewer, (42-77) ‘Het Brein in beweging’, Ronald van Gelder, (7-18, 103-120, 154-171, 202221, 248-255) ‘Synopsis’, Lesboek Klassieke Culturele Vorming, VWO. (Hoofdstuk 11 en 14) ‘Mapping the Mind’, Rita Carter, Christopher D. Frith, University of California Press. (10-28)
Boeken waarachter geen paginanummers staan zijn helemaal gebruikt voor dit paper.
Wetenschappelijke artikelen: -
-
Consciousness & Neuroscience, Francis Crick and Christof Koch, The Salk Institute and Computation and Neural Systems Program, California Institute of Technology, USA. A Framework for Consciousness, Francis Crick and Christof Koch, Nature Neuroscience 2003. An information intergration theory of consciousness, Guilio Tononi, BMC Neuroscience 02 November 2004, 5:42.
Internetsites: -
http://www.historyofphrenology.org.uk http://faculty.washington.edu/chudler/quotes.html http://wetenschap.infonu.nl/diversen/19081 http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_filosofen_en_wetenschappers_en_hun_b ewustzijnstheorie%C3%ABn
(Notitie voor meneer Den Dekker: dit paper bestaat uit 4569 woorden.)
13