Veerdiensten en btw In ons waterrijke Nederland houden diverse gemeenten, provincies en/of waterschappen veerdiensten in stand dan wel ondersteunen zij deze door aan de exploitant een subsidie te verstrekken. Tot voor kort vielen de exploitanten van de veerdiensten onder de btw-heffing, tenzij zij gebruik maken van een besluit uit 1972. De staatssecretaris heeft kenbaar gemaakt dat ook nieuwe exploitanten gebruik mogen maken van de oude btw-vrijstelling. Een (nieuw) bedrijf dat veerdiensten in het Waddengebied aanbiedt heeft bij de Nationale ombudsman geklaagd dat zij fiscaal anders wordt behandeld dan de bestaande exploitant. Het nieuwe bedrijf dient btw af te dragen over de veergelden, terwijl het bestaande bedrijf gebruik maakt van een oude goedkeuring waardoor haar dienstverlening btw-vrijgesteld mag plaatsvinden. De nationale ombudsman heeft de staatssecretaris opgeroepen aan deze ongelijkheid een einde te maken. De bewindsman heeft in zijn brief aan de Tweede Kamer (voor brief:
) kenbaar gemaakt dat hij niet heeft gekozen voor het (op termijn) beëindigen van de oude goedkeuring, maar de mogelijkheid te bieden ook gebruik te maken van de oude goedkeuring. Gemeentelijke praktijk Of een veerdienst in de heffing van btw wordt betrokken dan wel gebruik maakt van een btwvrijstelling zal afhankelijk zijn van de uitkomst van een te maken rekensommetje. Immers een btwbelaste exploitatie biedt de exploitant ook recht op aftrek van btw, terwijl dit recht op aftrek wordt onthouden aan een exploitant die de veerdiensten vrijgesteld van btw-heffing aanbiedt. Een belangrijke factor in dit kader is de aanschaf van het vaartuig. Wij kunnen ons voorstellen dat de levering van een schip dat een veerdienst onderhoud in het Waddengebied, met name zeewaardig dient te zijn en daardoor - naast het voldoen aan andere voorwaarden - kan worden aangeschaft met 0% btw. Een btw-vrijstelling heeft dan geen directe invloed op het te plegen investeringsniveau. Voor het onderhouden van veerdiensten op rivieren en kanalen zal veelal geen sprake zijn van zeewaardigheid en zal de aanschaf van het vaartuig onderworpen zijn aan het algemene btw-tarief. Als daarnaast van overheidszijde subsidies worden verstrekt om de veerdiensten in stand te houden, ligt een btw-belaste exploitatie eerder voor de hand. De brief laat onbesproken of ondernemers tussentijds hun btw-regime mogen wijzigen. Daardoor is het voor subsidie verstrekkende overheden van belang te weten dat als een exploitant vanuit commercieel oogpunt het fiscaal regime van btw-belast gaat wijzigen in btw-vrijgesteld, in beginsel geen aanleiding is de btw-druk op uitgaven subsidiabel te stellen. Immers tegenover deze extra btwuitgaven staat dan een besparing in de vorm van het niet (meer) afdragen van btw over de ontvangen veergelden.
Het lente-akkoord: btw-tarief van 19% naar 21%
In onze vorige nieuwsbrief hebben wij u op de hoogte gebracht van de mogelijke financiële gevolgen van het Lente-akkoord, in het bijzonder de stijging van het algemene btw-tarief van 19% naar 21% per 1 oktober 2012. Uit reacties blijkt dat sommige lezers vermoeden dat het nog niet zo’n vaart gaat lopen, omdat menig onderdeel van het akkoord na 12 september 2012 weer onderdeel van discussie gaat worden in de nieuwe politieke werkelijkheid. Wij denken dat dit zeker niet gaat gelden voor de stijging van het btw-percentage. Op 4 juni 2012 heeft de staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer het wetsvoorstel Uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 aangeboden. Het wetsvoorstel is voorzien van het advies Raad van State alsmede een uitgebreide Memorie van Toelichting. Het wetsvoorstel (artikel XIX) maakt duidelijk dat het toepasselijke tarief wordt bepaald op basis van het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht. Ook bij alle eerdere tariefswijzigingen is dit het wettelijke uitgangspunt geweest. Voor de ondernemer die een levering van een onroerende zaak verricht of werken in onroerende staat opleveren, is een (bekende) overgangsregeling opgenomen. De vervallen termijnen (c.q. de vooruitbetalingen) vóór 1 oktober blijven vallen onder het lagere 19% tarief. Voor alle overige termijnbetalingen voor leveringen of diensten die na 1 oktober 2012 worden verricht, wordt het meerdere aan btw verschuldigd op 1 oktober 2012. Gelet op de huidige economische tijden zullen de ondernemers deze extra verschuldigde btw zo snel mogelijk in rekening willen brengen aan de afnemers, zodat de liquiditeitspositie niet te sterk onder druk komt te staan. Als echter het voltooien van de prestatie nog enige tijd op zich laat wachten, kunnen wij ons de situatie voorstellen dat afnemers - gelet op het contractueel afgesproken betalingsschema - de extra factuur voor de btw niet betaalbaar zullen stellen. Met deze overgangsmaatregel lijkt de wens van de politieke partijen zo snel mogelijk geld binnen te halen om het begrotingstekort te dichten, het te hebben gewonnen van de btw-systematiek. Immers bij het afronden van de prestatie dient de ondernemer de (eind)factuur op te stellen en uit te reiken. Op dat moment kan de inhaalslag wordt gemaakt.
Lenteakkoord: herintroductie laag btw-tarief voor podiumkunsten
Eén van de afspraken uit het lenteakkoord is dat op 1 juli 2012 het lage btw-tarief weer van toepassing is op (het verlenen van toegang tot) podiumkunsten en kunstvoorwerpen. Omdat 1 juli dichtbij is en het wetsvoorstel ongetwijfeld van kracht zal worden na 1 juli, heeft de staatssecretaris een apart (buitenwettelijk) besluit afgegeven.
Door het besluit herleven oude btw-tijden (van vóór 2011) voor theaters, schouwburgen, concertzalen en andere aanbieders van podiumkunsten. Vanaf 1 juli 2012 geldt het lage btw-tarief op de prestatie bestaande uit het verlenen van toegang tot de podiumkunsten. Tevens is het lage btw-tarief ook weer van toepassing op optredens van de uitvoerende kunstenaars. Hierdoor blijft het btw-tarief op de directe exploitatie-inkomsten en de belangrijkste exploitatie-uitgaven in evenwicht. De Raad van State heeft in haar advies van 12 mei 2012 het navolgende opgemerkt. Daarbij komt de vraag op hoe wordt omgegaan met vóór 1 juli 2012 ontvangen vooruitbetalingen waarbij nog het algemene BTW-tarief is toegepast, terwijl de podiumkunst plaatsvindt na 1 juli 2012. De memorie van toelichting biedt hier geen duidelijkheid over. De opmerking van de Raad heeft in ieder geval uitwerking gekregen in het besluit. In het besluit wordt goedgekeurd dat vanaf 25 mei 2012 ontvangen vooruitbetalingen voor uitvoeringen die ná 1 juli plaatsvinden, al onder het lage btw-tarief mogen worden verwerkt. Hiermee heeft de bewindsman adequaat gereageerd op het adviescollege en daardoor een dreigend administratief probleem voorkomen en vervelende discussies aan de kassa vermeden.
Vennootschapsbelasting (Vpb); Notitie Belastingplicht Overheidsbedrijven Op 11 mei 2012 heeft de staatssecretaris het parlement de notitie Belastingplicht Overheidsbedrijven aangeboden. In deze notitie wordt ingegaan op verruiming van de vennootschapsbelastingplicht (hierna: Vpb-plicht) voor (directe en indirecte) overheidsbedrijven. Enkele jaren geleden heeft het parlement aangegeven dat de ondernemingsvariant de meest geschikte basis vormt voor verruiming van de Vpb-plicht. In de notitie word de ondernemingsvariant verder uitgewerkt. Huidige regeling: Volgens de nu geldende bepalingen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt alleen een limitatief aantal opgesomde ondernemingsactiviteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen in de heffing betrokken. Ook de door publiekrechtelijke rechtspersonen beheerste lichamen (indirecte overheidsbedrijven) genieten belastingvrijdom, zolang zij zich niet bezighouden met deze gemelde activiteiten. Voor een aantal door publiekrechtelijke rechtspersonen beheerste lichamen is expliciet geregeld dat zij wel Vpb-plichtig zijn. Voorbeelden daarvan zijn De Koninklijke Nederlandse Munt N.V. en de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij. Het gevolg van dit wettelijke systeem is dat overheidsbedrijven niet Vpb-plichtig zijn voor bijvoorbeeld grondexploitaties, havenbedrijven, exploitatie van parkeergelegenheden, inzamelen huisvuil en afvoeren bedrijfsafval, vervoersbedrijven en contract research. Het in stand laten van de huidige regeling geeft op meerdere vlakken frictie. Het bedrijfsleven dringt aan op eerlijke concurrentieverhoudingen, de Europese Commissie onderzoekt in hoeverre de belastingvrijdom voor overheidsbedrijven kan worden aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun en de huidige regeling staat op gespannen voet met de uitgangspunten van de in 2011 aangenomen Wet Markt en Overheid. De ondernemingsvariant: De ondernemingsvariant kan zowel op directe overheidsbedrijven als indirecte overheidsbedrijven worden toegepast. Een direct overheidsbedrijf is een rechtstreeks voor rekening van een publiekrechtelijk lichaam gedreven onderneming, zoals het gemeentelijk vervoerbedrijf of het gemeentelijk havenbedrijf (een dienstonderdeel). Een indirect overheidsbedrijf is een onderneming die wordt gedreven voor rekening van een door een publiekrechtelijke rechtspersoon beheerst lichaam. De ondernemingsvariant is een variant te beoordelen of overheidsbedrijven Vpb-plichtig zijn. In deze variant worden de gangbare criteria toegepast om te beoordelen of sprake is van Vpb-plicht toegepast op de bedrijfsactiviteit. Gemeentelijke B.V.’s en N.V.’s zullen per definitie integraal Vpb-plichtig zijn. Gemeentelijke stichtingen en verenigingen zijn Vpb-plichtig voor zover zij een onderneming drijven, dan wel een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid verrichten waardoor in concurrentie wordt getreden met ondernemingen die wel Vpb-plichtig zijn en winst maken. In de notitie geeft de staatssecretaris voorbeeldsituaties van Vpb-plicht weer, vanwege de ondernemingsvariant voor overheidsbedrijven. Voorkeur staatssecretaris: De staatssecretaris geeft te kennen geen voorstander te zijn van ongeclausuleerd invoering van de ondernemingsvariant. Hij meent dat invoering van Vpb-plicht voor directe overheidsbedrijven zal leiden tot substantiële additionele administratieve lastendruk voor de overheid. Met name de toerekeningsproblematiek en de openingsbalans zullen veel tijd vergen. De Vpb-onderneming zal boekhoudkundig moeten worden geïsoleerd van de rest van de door de overheidsinstelling verrichte activiteiten. Daarom zal de staatssecretaris in zijn vervolgstudie naar verruiming van de Vpb-plicht voorlopig richten op belastingplicht voor indirecte overheidsbedrijven. Daarbij wil hij mede regels opstellen voor bedrijfsactiviteiten die verplicht zouden moeten worden ondergebracht in een indirect overheidsbedrijf. De staatssecretaris noemt dit de indirecte ondernemingsvariant. Hij is voornemens in overleg te treden met de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen over de vraag welke activiteiten in een afzonderlijke rechtspersoon zouden moeten worden ondergebracht. Verder stelt de staatssecretaris aanvullend onderzoek in het vooruitzicht naar de financiële gevolgen, administratieve lasten en de extra uitvoeringslasten bij de Belastingdienst.
Conclusie: De nu uitgebrachte notitie is al op 20 mei 2008 door de staatssecretaris aan de Tweede Kamer toegezegd. Eigenlijk is nog steeds sprake van een gedachtenvormende notitie. De staatssecretaris bepaalt zijn gedachten richting een indirecte ondernemingsvariant. Nader overleg met belangenorganisaties wordt in het vooruitzicht gesteld. Nadere studies naar de gevolgen van de indirecte ondernemingsvariant zullen nodig zijn. Al met al lijkt het op dit moment moeilijk tot onmogelijk om iets te zeggen over de contouren van een toekomstig wetsvoorstel. Wij menen daarom dat gemeenten en overheidslichamen op dit moment de ontwikkelingen op het Ministerie maar gewoon even laten voor wat ze zijn. Zelf nader onderzoek instellen naar mogelijke gevolgen, is op dit moment eigenlijk zonde van het geld. Dit neemt niet weg dat gemeenten verantwoordelijk blijven voor het voldoen aan bestaande wettelijke verplichtingen en de (aanvullende) verplichtingen die zij op zich hebben genomen in het kader van het Horizontaal Toezicht. Het uitvoering blijven geven aan het ‘in control’ willen zijn, blijft nog steeds belangrijk.
Fiscale kennisbank : vinden, delen en samenwerken Zoals u in eerdere berichtgeving heeft kunnen lezen, bieden wij onze cliënten in aanvulling op de Fiscale VragenService een fiscale tabletoplossing, de EFK Tabonnee. Een oplossing om op eenvoudige wijze fiscale kennis op uw bureau te hebben met een directe link naar uw persoonlijke adviseur. Deze maand breiden wij deze dienstverlening uit en introduceren de multi-user Fiscale Kennisbank. Hierin vindt u niet alleen de meest actuele fiscale informatie, maar kunt u daarnaast ook alle informatie en fiscale processen specifiek voor uw gemeente terugvinden. Deze informatie kunt u zelf aanvullen, delen met gebruikers of inzetten in werkprocessen. Het borgen van het fiscale proces binnen uw gemeente is geen sinecure. Naast het hebben van de juiste fiscale kennis en bewustzijn, is het relevant dat medewerkers of beleidsbepalers beslissingen nemen op basis van de meest actuele fiscale kennis of processtatus binnen uw organisatie. En of u nu bezig bent met het inrichten van een Tax Control Framework, het afsluiten van een HT convenant, een audit uitvoert of omdat u zeker wilt zijn dat alle fiscale risico’s fiscaal zijn afgedekt, aandacht binnen uw gemeente voor het proces en de informatievoorziening is essentieel. Door middel van kennisborging, kennisdeling en samenwerking bouwt u aan een lerende organisatie. De EFK Fiscale Kennisbank voorziet en ondersteunt hierin. Middels de fiscale kennisbank hebt u niet alleen op eenvoudige wijze toegang tot actuele wet- en regelgeving, rechtspraak, procedures of actualiteiten, maar kunt u ook specifiek voor uw eigen gemeente de fiscale informatiehuishouding regelen. Hierbij kunt u denken aan de beschikbaarheid van alle aan uw gemeente uitgebrachte adviezen, het fiscale dossier, het kunnen ondersteunen van project- of werkgroepen of het voeren van interne discussies. U kunt documenten delen met uw collega's, samenwerken in projecten met andere gemeenten en informatie publiceren voor specifieke gebruikers. Dit alles onder begeleiding van een fiscaal kantoor dat de actuele wet- en regelgeving binnen de kennisbank beheert en alles toegankelijk maakt via een tablet, mobiele telefoon of pc. Binnen het ‘generieke’ deel van de fiscale kennisbank beheert EFK Belastingadviseurs alle informatie, nieuwsitems en aankondigingen. Binnen uw gemeente-specifieke deel bent u geheel vrij zelf of samen met ons documenten en processen te beheren. De fiscale kennisbank biedt een onafhankelijke plek voor versiebeheer en teamsamenwerking. Daarbij speelt de fysieke locatie van de gebruikers geen rol. U wordt automatisch door middel van 'alert' e-mails op de hoogte gebracht van wisselingen in de voor u belangrijke documenten of aankondigingen. Andere functionaliteiten die binnen de fiscale kennisbank bestaan, zijn onder andere fora, enquêtes, taken of agenda’s. In het kader van het stroomlijnen van uw fiscale proces, jaaragenda of TCF kunt u werkstromen creëren, regelen en monitoren en starten op het moment dat u een document plaatst of aanpast.
Natuurlijk is de vertrouwelijkheid en beveiliging van alle informatie gegarandeerd en kunt u dat, inclusief versiebeheer, tot op documentniveau laten instellen. Met de Fiscale Kennisbank maakt u een belangrijke stap uw organisatie nog meer te borgen tegen fiscale risico’s of daar waar mogelijk, fiscale voordelen te benutten. Het spreekt voor zich dat uw persoonlijke fiscaal adviseur voor u paraat staat u met raad en daad te ondersteunen. Mocht u meer willen weten over hoe de fiscale kennisbank ook voor uw gemeente kan werken, dan verstrekken wij graag aanvullende informatie of verzorgen een vrijblijvende demonstratie.