21 april. Naar Karistos. Links en rechts op onze steiger verschijnen mensen met rijdende reistassen. Het wordt tijd om te vertrekken. We willen al die charters voor zijn in de komende havens. Met een bezwaard gemoed gaan we op weg. Weg van het drukke, rommelige Lavrion. Weg van Helena. We hebben de disco’s doorstaan tot diep in de nacht. We hebben twee keer de markt bezocht op donderdagmorgen. We hebben de hele stad weer doorlopen toen we een tip kregen van twee Griekse dames die er zeker van waren Helena gezien te hebben, naar aanleiding van haar foto. Geen succes. Gelukkig knapt Karel een beetje op. De plekken in zijn kale nek lijken minder te worden en hij lijkt weer wat vrolijker. Hij zoekt in ieder geval weer gekke ‘plekkies’ op. Maar Lavrion blijft in onze herinnering een trieste plaats. Zelfs wegvaren geeft problemen: er ligt een anker op dat van ons. Gelukkig niet zo’n zware. Als we samen het anker klaren verliezen we onze beste bootshaak… Het houdt niet op! Maar de diesel in de Olympic Marina vlakbij is een meevaller: we betalen 1euro 37 per liter, tot nu toe het goedkoopste. Het wordt een mooie tocht, naar Karistos. Eerst hebben we nog wat deining maar aan het eind van de reis is het spiegelglad. Er is te weinig wind voor het grootzeil maar met de fok, bezaan en de motor zachtjes bij glijden we langs een groen landschap. De zon heeft nog geen invloed op de natuur. We meren af aan de eerste steiger in de haven, vlakbij het strand. Ver weg van de boulevard. We hebben genoeg drukte gehad de laatste tijd. De visser die verderop ligt, is erg vriendelijk en we mogen wat hem betreft blijven liggen, ondanks dat het de steiger is voor de vissers. We lopen toch even naar de boulevard. Weer allemaal cafés en restaurantjes naast elkaar. Dat zien we in Griekenland veel. Dat die allemaal een nering hebben is mij een raadsel. Het moet wel heel druk zijn met toeristen om al die terrassen vol te krijgen! We gaan na een drankje snel terug aan boord. De zon schijnt nog even in de kuip, dat nemen we nog even mee. We zullen lekker slapen vannacht, denken we. De rust in de kuip wordt verstoord door een politieautootje dat naast ons stopt. Frans staat beneden te koken. Of we naar de Port Police willen komen. Hé, dat hebben we nog niet meegemaakt. En het is ook nog eens zondag! Frans zet de pitten uit en met de scheepspapieren onder zijn arm vertrekt hij naar het kantoor. Hij wordt allervriendelijkst ontvangen door twee jonge ambtenaren. Na een dik half uur is hij een tientje lichter, maar een hele speciale ervaring rijker. Zou het nieuwe Griekenland dan toch zijn intrede doen? Na het eten gaan we met Karel nog even het strand op. Hij is weer in zijn sas met die grote bak!
Net als ik mijn bedje in wil duiken, stomen er vier grote vistrawlers achter elkaar de haven binnen. Weg rust. Ze leggen rondom ons aan, spannend om mee te maken. We mogen blijven liggen,
gelukkig. Ik zie me niet in mijn ponnetje in het donker het schip verleggen. We kunnen er trouwens niet eens meer uit! Op de kade stond al een (gifgroene) koelvrachtwagen, maar wij dachten in onze onschuld dat de chauffeur hier kwam overnachten! Nou nee, hij rijdt als een razende Roeland van het ene schip naar het andere. De vis wordt in grote dozen over een loopplank gelost. Na een uurtje is het weer helemaal stil. Ze hebben geen generator aan, die jongens. We kunnen rustig gaan slapen. De volgende ochtend zijn ze allemaal vertrokken als we wakker worden. Niets gehoord! 22 april. Naar Néa Marmari. We vertrekken vroeg, er is wind! We gaan het grootzeil voor het eerst weer hijsen. Dat wordt even hard werken. Zoals elke keer na de winter zitten ook hier de touwtjes behoorlijk in de war. We hijsen en strijken een aantal keren. Zo, nu zit alles wel weer op zijn plek. Maar er zit toch nog een val tussen de lazyjacks aan de mast: het touw om het zeil te hijsen zit achter een van de touwtjes, waar het zeil tussen valt met strijken. De zee is rustig en dat helpt wel, want het gaat niet allemaal van een leien dakje. Dit grootzeil is een stuk onhandelbaarder dan dat van de Doler, ons oude schip. Voornamelijk omdat we een gaffeltuig hebben i.p.v. een torentuig. We hebben nu een (bijna) vierkant zeil en vroeger hing er een driehoek aan de mast. Maar alles zit goed als we weer gehesen hebben. We kunnen zowaar tot aan de smalle ingang van de baai voor Néa Marmari zeilen. Heerlijk, zo hoort het! We meren af aan een grote betonnen kade, die gebruikt wordt door de vissers. Er is nog plaats achter een groot werkschip. Aan de andere kade, een 500 meter voor ons, komt de veerpont naar Athene tweemaal per dag aan, daar moet je niet willen zijn! Als we net in de kuip zitten, zien we een 10 meterjacht aankomen. We gaan een beetje naar voren. Zo kunnen ze net achter ons liggen. Aan boord zijn een Duitser en een Belgische. Ze begint meteen met ons te kletsen in mooi Vlaams, wat een heerlijke taal toch! Haar meneer roept: ‘Bla, bla bla,’ want er moet nog wel goed afgemeerd worden. Later vragen we ze voor een versnapering aan boord. Karel krijgt ook visite. Ze komen niet uit onze branche: Jochen was systeemanalist en bouwde netwerken voor grote firma’s en Nannie bloemist. Ze hebben een appartement gehuurd en zeilen in de zomer en wonen hier in de winter. We spreken met elkaar af om de voetbalwedstrijd Munchen Gladbag tegen Barcelona in de kroeg te bekijken. Het wordt een gezellige avond, vooral omdat Duitsland wint. De volgende avond bekijken we de andere halve finale, Dortmunt tegen Real Madrid in hun comfortabele woning. We eten heerlijke hapjes van Nannie en de stemming zit er goed in, vooral omdat Duitsland weer wint. We krijgen zo langzamerhand ons eigen facebook: weer een vriend erbij!
25 april. Naar Panayia. We blijven langer dan gepland. Dat komt vooral door de gastvrijheid van Jochen en Nannie. Frans kan elektriciteit van een paal verderop versieren. We hebben wel 60 meter kabel uit, maar geen lege accu’s! De dag dat we vertrekken belt Jochen zijn vriend Anasis, die een klein restaurantje heeft aan de kade van Panayia. Daar moeten we zeker gaan eten: lekker. Als we aankomen staat Anasis ons al op te wachten. In de korte tijd dat we ‘s avonds in zijn restaurant vertoeven heeft hij zijn hele (prachtige) leven aan ons blootgelegd. Compleet met drie huwelijken en twee zonen. Hij heeft overal in de wereld als kok gewerkt en gaat er prat op dat hij niet Grieks kookt. En het is inderdaad heel lekker. We zijn de enige klanten. Gelukkig heeft hij geen mailadres. Eigenlijk heb ik medelijden met de eenzame man. Hij pendelt tussen zijn huisje in de bergen en de kade, waar zijn moeder hem het restaurantje heeft nagelaten en wacht op klanten en telefoontjes van al zijn exen. 26 april. Naar Chalkida. We worden uitgezwaaid door Anasis. Hij komt speciaal uit zijn bergdorp om ons los te gooien. De koffie slaan we af, ik zit niet te wachten op nog meer opgedofte verhalen…. Er is helaas geen wind, dus vriend motor doet zijn best weer. Het is een beetje nevelig, we varen door pastel blauwe tinten, heerlijk rustig. Pas op het laatst opent zich de nauwe doorgang naar de baai van Chalkidi. Er staat behoorlijk stroom en we moeten om een landtong heen. Gelukkig staan er boeien, die ons het vaarwater wijzen. Buiten de boeien is het meteen ondiep. Dan nog een hoge brug en we vinden de haven.
Op de plotter is het heel ondiep in de haven, maar aan de steigers liggen behoorlijke zeilboten. Daar klopt iets niet…Ik paai een zeilboot en dan horen we dat er overal minstens drie meter diepgang is. Uitgebaggerd. Een heel stuk relaxter om aan te leggen! We vinden een plekje aan een van de steigers. Er staan meteen een paar mannen klaar die ons goed helpen: we kunnen een boeitje oppikken en hoeven ons anker niet te gebruiken. Ze zijn van de jachtclub en heten ons welkom. Een jachtclub! De eerste die we tegenkomen in Griekenland. Als we een biertje gaan halen denken we dat we in Engeland zijn beland: de leden zitten aan een lange tafel vis te eten. Later horen we dat het bij de traditie van Pasen hoort. In de weken voor Pasen wordt er gevast: alleen vis en schaaldieren en natuurlijke producten op het menu, er wordt wel overvloedig wijn geschonken. Ons pilsje mogen we zelf uit de koelkast halen en we hoeven geen geld in het doosje te deponeren: de eerste dag is het gratis. Ze spreken Engels en Frans en we worden binnen no-time opgenomen in hun midden. Dat eindigt in het meemaken van Grieks Pasen: op Goede Vrijdag gaan we ’s avonds naar de binnenstad
waar van alle kerken de Epitafios, een soort troon die het graf van Christus symboliseert, wordt rondgedragen. Het is een drukte van jewelste, de politie moet erbij komen om alle processies te begeleiden.
Van internet geplukt, nadat we zaterdag een levendige discussie hierover hadden op het terras. Op de zaterdag voor Pasen, 's middags, gaat de Orthodoxe Patriarch binnen in het Heilige Graf in Jeruzalem. Niemand anders mag mee naar binnen. Binnen zal hij de Heilige Vlam ontvangen uit de hemel. De patriarch draagt speciale gebeden voor en blijft wachten. Op een bepaald moment zal het Heilige Licht op bovennatuurlijke wijze een olielampje doen ontbranden. De Patriarch steekt hiermee de kaarsen aan. Daarna verdeelt hij het Heilige Licht onder de vertegenwoordigers van de andere Orthodoxe kerken. De heilige vlam komt naar Athene met een vliegtuig van Olympic Airlines en vandaar gaat het naar alle kerken in alle uithoeken van Griekenland. Tegen middernacht heeft elke kerk de Heilige Vlam ontvangen….. Er zijn allerlei experimenten naar gedaan, maar de Grieks Orthodoxe Patriarch in Jeruzalem schijnt het voorrecht te hebben van de Heilige Vlam. Wat een geloof! We hebben om middernacht de vlam zien binnenkomen in de kerk. Alles donker, doodstil en dan die vlam, heel speciaal om mee te maken. Verder is het niet zo gewijd in de kerk. Er wordt uitgebreid ontmoet en er klinkt alras een gezoem van stemmen als het licht wordt verdeeld onder de gelovigen. We hebben geprobeerd ons kaarsje brandend te houden tot aan onze deur en met de vlam een askruisje te maken voor geluk, volgens de traditie. Niet gelukt, we zijn ook maar ongelovigen.
We hebben net de traditionele soep gegeten en dan‘eitje tik’. Dat kennen we ook! Met onze Duitse buren worden we uitgenodigd voor het traditionele maal die avond. Ze zijn een van de vier eigenaren van een Moody, gekocht van een wereldreiziger. Ze maken hun eigen wereldreis samen want het einddoel is New York! Vanavond wisselen ze van crew. De nieuwe gasten vallen met hun neus in de boter aan de fraai gedekte tafel na een vermoeiende vliegreis. De volgende dagen trekken we met ze op. We kunnen niet door de brug vanwege de Paasdagen. Op Grieks Paaszondag zitten we weer met zijn allen te lunchen. Nu het traditionele lammetje aan het spit. In de tijd dat we bij de jachtclub liggen horen we veel verhalen over de ellende in Griekenland. Pensioenen voor de helft gekort en veel van de leden wonen op hun boot en verhuren hun huis.
7 mei. Door de brug. We moeten toch een keer weg. We kunnen alleen ’s nachts door de brug die het eiland met het vasteland verbindt. Het is de enige plek in Griekenland met veel tij: zo’n 7 knoop bij vol tij. De brug gaat alleen ’s avonds open en met doodtij, dan is er geen stroom. Er gaat veel verkeer over de brug, vandaar. Wij hebben pech: we kunnen er pas om half drie ’s nachts doorheen samen met onze Duitse buren. Dat is wel weer een belevenis om midden in de nacht de brug te passeren. Maar alles gaat goed. We hebben eerst uitgebreid afscheid genomen van onze vrienden van de jachtclub. Behalve verhalen over de ellende in Griekenland hebben we ook veel informatie gekregen over mooie plekken. Die gaan we zeker bezoeken. We meren af aan de andere kant aan de kade waar een mooi gerestaureerde boulevard ligt. Er is nog volop drukte van cafébezoekers. Leuk om dat in de kuip met een drankje te bekijken. Dan duiken we in bed, morgen willen we door. 8 mei. Naar Limni. Limni is een van de haventjes die ons is aangeraden. We komen in een piepklein haventje en kunnen aan de breakwater afmeren. Draaien lukt niet. Dus achteruit terug. Het is inderdaad een prachtig klein dorpje aan een grote baai. Er is maar een streepje strand, maar de prijzen van een consumptie zijn afgesteld op de toeristen! Als we teruglopen komen onze Duitse buren er al aan. We helpen
afmeren en krijgen de uitnodiging om morgen bij ze te komen eten. Nu moeten we wel weg. Ik had nog met gemak een dag kunnen dwalen in de kleine schilderachtige straatjes.
9 mei. Naar Loutra. Het is maar een klein stukje varen naar deze vissersplaats en het is regenachtig. We gaan op de motor en zitten lekker binnen. Deze haven is veel groter, maar het ligt vol met kleine vissersbootjes en toevallig zijn er ook drie grote vissersboten in de haven. We kunnen alleen in de mond van de haven afmeren en worden geholpen door de bemanning van de grote vissersboot achter ons, allemaal Egyptenaren. Dat hebben we al vaker meegemaakt: Griekse eigenaar, vooral Egyptische bemanning. Loutra is niet geweldig om te bekijken. Behalve de lange kade waar weer veel restaurants aan liggen, is het verder een sombere stad. We gaan maar weer snel aan boord. Er is geen plek voor ons varend restaurant. Ze kunnen alleen aan de overkant liggen waar ook de ferry afvaart. Ik moet helemaal om de haven lopen als ik ze wil helpen met afmeren. “Dat wordt een behoorlijke wandeling vanavond,” zegt de kok. Een uitkomst blijkt later, want we hebben ons buikje vol. De kok heeft zich uitgesloofd. We eten ‘vis in zoutkorst’ uit de oven, heerlijk!
De lamskoteletjes laat hij maar in de koelkast, tot genoegen van ons, want deze gang was al meer dan genoeg. Het wordt een onrustige avond en nacht. De vloed komt hier met veel water binnen en
de ferries geven ook nog de nodige onrust. Onze buren verkassen in de nacht naar binnen: te veel deining. Ze liggen op de plek van een van de grote vissersboten die is vertrokken. Ik word ook twee keer wakker en inspecteer onze lijnen want we gaan behoorlijk tekeer. Frans is in een tomeloze slaap gevallen, niet wakker te krijgen! 10 mei. Naar Orei. Orei is ook een haven die ons werd aangeraden en aan de andere kant van de kade is weer een mooi strand. Karel ook gelukkig. Het plaatsje is vriendelijk. Het weer is onbestendig: donderwolken, tropische regenbuien en zonneschijn wisselen elkaar af.
We blijven acht dagen. Dit haventje is ook ontdekt door de charters: elke dag proberen Bavaria’s naast ons te ankeren om met de kont naar de kade te komen. Gratis entertainment! Elektriciteit kunnen we halen bij de supermarkt: een muntje met 5 euro deposito, dat we tegen een paal houden en dan hebben we weer voor zo’n 30 uur prik en water! De baas van onze supermarkt neemt ons mee naar Istiea, een grote plaats in de buurt. Er is in Orei geen flappentap. We bekijken het centrum en ontdekken dat er veel Grieken toch nog een drankje drinken op de markt. We trekken extra geld uit de muur. Het zal wel vaker gebeuren in deze omgeving dat er geen geld te halen is en van een pinbetaling hebben ze hier aan de kust nog nooit gehoord. Met de taxi en boodschappen komen we terug voor 7 euro!
Er komt een zeilboot binnen onder Oostenrijkse vlag. Er zitten vijf Israëliërs op! Dat is zo speciaal dat Frans maar even gaat informeren hoe dat zit. Ze hebben hun boot gecharterd in Ahilio waar een Oostenrijkse chartermaatschappij zit, vandaar. Het zijn aardige mannen, ze nodigen ons uit voor een borrel en we hoeven daarna niet meer te eten, zoveel hapjes komen op tafel. Zij gaan nog wel uit eten en komen daarna bij ons aan boord voor een ‘nightcap’. Ze zijn zeer onder de indruk van onze boot. Vooral omdat we haar zelf hebben gebouwd. Het zijn vrienden met verschillende
achtergronden. Eentje zit in Brussel en werkt bij de diplomatieke dienst. Een ander bouwt huizen, terwijl hij wel een studie achter de rug heeft. De kok is wat ouder, samen met zijn makker een ’ableboddied seaman’ die het zware werk doet. Zij spreken alleen Ivriet helaas, dat bevordert de conversatie niet! Met de anderen kunnen we Engels spreken. Ze denken dat het anders wordt in Israel. Internet maakt de jongeren een stuk wijzer, vooral onder de Orthodoxe Joden. Verder hebben we eigenlijk alleen maar over de boot gepraat. Ik had graag meer gehoord over hun leven. Dat kwam er niet van, op de een of andere manier. 18 mei. Naar Ahillio. Orei zeggen we ook vaarwel. Later in de ochtend dan gepland, want Karel was al verdwenen voordat we de stoelen hadden vastgezet! Hij heeft daar toch een neus voor. We zijn nog aan het uitproberen welke handeling hem doet vertrekken. Deze keer was het al in een vroeg stadium en ik dacht dat hij nog lekker lag te slapen, niet dus! Gelukkig verdwijnt hij niet zo lang en we kunnen weg. Er is weinig wind, een beetje regenachtig en later wind op de kop. Dat achtervolgt ons al een tijdje. We hebben de bezaan niet op en daar krijgen we spijt van. Als we op open zee komen hebben we veel deining en wind op de kop. En dan is Pietje meer een waggelende eend! Weer geleerd: altijd de bezaan op. Het is nog maar kort stukje voordat we de volgende baai induiken, daar is het weer rustig. We laten het maar zo, Karel is niet blij, hij is weer zeeziek. We komen in een Duitse enclave: bezoekers en personeel spreken allemaal Duits. Het is tegen het weekend dus er wordt gewisseld van schepen. We zijn welkom aan de kade van de chartermaatschappij en betalen 5 euro per bemanningslid voor gebruik van water en prik. In het kantoortje is een heerlijke douche, dus we zijn meer dan tevreden. We hoeven geen anker uit te brengen (pendilles) en ze geven ons hun afmeerlijnen met rubberen slangen tegen de golfslag. Hier is ook eb en vloed en als het vloed wordt klotst het behoorlijk in de haven. Die lijnen zijn een uitkomst. Onze eigen lijnen hebben al behoorlijk geleden onder de deining. We drinken een pilsje met Peter de manager, een Duitser die een Nederlandse vriendin heeft. Hij verstaat ons goed. Verder heeft hij het wel gezien: veel drukte in het seizoen en in de winter is er niets te doen. Hij spreekt na drie jaar nog geen woord Grieks, voor hem is het dus een tussenbaan. Elke dag willen we weg maar er zijn veel dingen die ons tegenhouden: de (tegen)wind, de goede service van de chartermaatschappij. En op het laatst nog de was, die wordt op de dag dat we vertrekken netjes gestreken aan boord gebracht! We lenen nog snel het bagagekarretje van de haven en wisselen zo onze gasfles. Dat is zonder kar een hele klus . Ik krijg mijn laatste rozen van een Griekse fan. Hij heeft - net zoals veel oudere Grieken - in Nederland of Duitsland gewerkt. Elke dag kwam hij langs met twee roosjes uit zijn tuin. Die waren voor mij en hij maakte een praatje in zijn steenkolen Duits, Nederlands. Misschien een herinnering aan een verloren liefde?