Jaarboek 45-2010
Hendrik van Horn, Heer van Geel (1447-1483) door Paul Jans In het kader van de reeks ‘Geschiedenis van de heren en vrouwen van Geel’ die Paul Jans enkele jaren geleden in de jaarboeken van het Geels Geschiedkundig Genootschap aansneed, vestigt hij nu de aandacht op de familie Horn. Hij geeft enkele algemene gegevens over die familie en een biografische notitie over Hendrik van Horn, heer van Geel (1447-1483). Deze tekst, en de daarbij horende korte beschrijving van de toestand in de heerlijkheid Geel in de tweede helft van de vijftiende eeuw, is ook bedoeld als achtergrondinformatie bij de uitgave, verder in dit jaarboek, van de oudst gekende beschrijving van de lenen en achterlenen in het Land van Geel. De Bourgondische hertog Karel de Stoute (1467- †1477) besliste bij de aanvang van de jaren zeventig een algemene beschrijving, een denombrement, van zijn lenen en achterlenen in het Land van Mechelen te laten opstellen. Deze beschrijving was anno 1473 klaar. Het gedeelte hiervan over het Land van Geel wordt dus elders in dit jaarboek gepubliceerd.
Hoghen en Verdieren, door Jos Cuyvers Stamboomonderzoekers en andere geschiedenisliefhebbers bestuderen vaak oude notarisprotocollen. Daarbij ontdekken zij geregeld akten over openbare verkopingen van vastgoed waarin de notaris in de verkoopsvoorwaarden aankondigde dat de verkoop met hoghen en verdieren zou plaatsvinden. Sommige onderzoekers trekken dan een bedrukt gezicht, want dat ‘hoghen en verdieren’ lijkt hun een eigenaardige bedoening te zijn. Dat is het echter niet. Het is eerder een eenvoudige en ingenieuze werkwijze die onze voorouders eeuwen geleden hebben uitgedacht om tot de best mogelijke prijs voor een te verkopen goed te komen. Niemand kan juist zeggen wanneer dat systeem voor het eerst is toegepast. Wanneer het werd afgeschaft, is daarentegen wel precies gekend, namelijk op 15 mei 2009 en wel door middel van een wet.
In zijn bijdrage getiteld Hoghen en Verdieren, de Vrijheid koopt en verkoopt een huis (16811698), neemt Jos Cuyvers het oude procédé van verkoop met hoghen en verdieren onder de loep. Meer in het bijzonder gaat hij aan de hand van een concreet voorbeeld na hoe de Gelenaars die methode eind zeventiende eeuw toepasten. In 1681 hadden de gemeenteautoriteiten namelijk beslist een huis te kopen. Het was hun bedoeling het te bestemmen voor de secretaris. Zo zou die functionaris met zijn paperassen en zijn archieven over een behoorlijke werkomgeving beschikken. De secretarissen van de Vrijheid hadden tot dan toe altijd hun werkstek bij hen thuis ingericht. Daar hielden zij, zoals men het toen uitdrukte, hun comptoir of hun greffie. Ze bewaarden er zelfs een deel van de waardevolste stukken van het gemeentearchief. Maar de ervaring wees uit dat het om meerdere redenen efficiënter zou zijn indien de secretaris in of nabij het Raadhuis (of: de Halle) kon werken. In het eeuwenoude Geelse Raadhuis was echter geen plaats meer vrij en er kon er daar ook geen gecreëerd worden, want het gebouw zat bij manier van spreken al eivol. En toen, in 1681, kwam het huisje dat zuidelijk tegen de Halle was aangebouwd te koop. Die gelegenheid wilden de wethouders niet aan hun neus laten voorbijgaan, het koste wat het kost, zo zou blijken.
Twee schepenen, Gielis Van Tongerloo en Christiaan Lauwen, kregen een mandaat om het huis voor de gemeente te verwerven. Het gemeentecorpus, zowat de gemeenteraad van toen, had hun qua kostprijs waarschijnlijk geen beperkingen opgelegd, want op de openbare koopdag lieten de mannen hun spierballen goed rollen wanneer het eropaan kwam hoger te bieden. Door straffe hoghen bij te zetten hoopten ze de concurrenten snel af te schudden. Daar lukten ze grotendeels ook wel in, maar dat had zo zijn prijs, want één man liet zich niet van de wijs brengen en ontpopte zich als een lepe verdierepikker. Om die gokker te overtroeven waren de schepenen verplicht diep in de geldbuidel te grijpen, nu ja, niet in hun eigen buidel natuurlijk, maar in de gemeentekas. Tot daar ging alles nog redelijk vlotjes met het plan om de secretaris een nieuwe werkomgeving te bezorgen, maar nadien draaide alles in de soep. Om meteen naar het einde van het hele avontuur te gaan: de secretarissen Godfried en Frans Van Gemen zouden nooit hun intrek nemen in het aangekochte huis. Beide broers waren daar trouwens allesbehalve rouwig om. Nadat de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en zovele andere gebeurtenissen er waren overheen gegaan gedurende de zeventien nerveuze jaren die op de aankoop volgden, beslisten de bestuurders van de Vrijheid, moegestreden als ze waren, om het fameuze quaethuysken, dat ondertussen verkrot en compleet onbewoonbaar was geworden, maar weer te verkopen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot en het kostte hun nog aardig wat moeite om die ruïne, waarvan ze zelf zeiden dat het schandalig was dat soo een vervallen huysken is staende int schoonste van de merckt, ‘kwijt’ te geraken. Dat er een serieus verlies werd geboekt, laat zich gemakkelijk raden. Jos Cuyvers beperkt zich in zijn bijdrage niet tot het zuivere relaas van de aan- en de verkoop van de woning, maar plaatst die gebeurtenissen tegen een achtergrond die hij inkleurt met pertinente feiten uit het reilen en zeilen van de Geelse beleidmakers in die jaren. Zo tekenen zich gaandeweg ook de duistere, bedenkelijke redenen voor het mislukken van het mooie plan van 1681 alsmaar scherper af.
Het oud gemeentehuis
Het lager onderwijs in Geel tijdens de Hollandse periode door Guido Landuyt
In deze bijdrage wordt de klemtoon gelegd op de periode dat de Zuidelijke Nederlanden met het Noorden werden verenigd onder koning Willem I. In 1821 werd een provinciale Commissie van onderwijs opgericht. De provincie werd ingedeeld in acht schooldistricten met telkens een schoolopziener met ruime bevoegdheden. Geel werd ingedeeld in het achtste schooldistrict. Schoolopziener werd Willem Juliaan Avontroodt. Door de verslagen die Avontroodt maakte voor de Commissie, de gouverneur of de minister is men redelijk goed ingelicht over de situatie in de verschillende Geelse (door de overheid ingerichte) scholen. Zo bespreekt de auteur kort de scholen in het centrum, Bel, Larum, Stelen-Liessel, Oosterlo en Zammel. Verder belicht hij ook kort het bijzonder onderwijs en de evolutie van de schoolbevolking in die periode.
Studentenperikelen te Geel in de 18de eeuw door Paul Jans In dit artikel volgen we de perikelen van twee studenten aan de Latijnse School. De eerste is Jan Schoemans uit Breda, die een zware aanvaring had met rector Vennekens. Er kwam zelfs een proces van wegens opzettelijke slagen en verwondingen. De tweede student is Philippus Josephus Straetmans, die in 1748 naar Geel afzakte voor zijn laatste jaar humaniora, maar het einde van het schooljaar niet haalde. Hij presteerde het namelijk om een zestienjarige lokale schone zwanger te maken. Het vervolg lees je in het artikel… Beknopte inventaris van de archieven van de Landbouwschool en de Handelsschool te Geel (20ste eeuw) door Paul Jans De geschiedenis van de Landbouwschool, opgericht in 1922, en van de Handelsschool, opgericht in 1937, werd vroeger reeds geschreven. Bij de inventarisatie van het collegearchief in 1980-1981 werden ook al een aantal documenten betreffende deze twee scholen opgenomen. Maar gezien de Landbouwschool en de Handelsschool administratief gezien aparte scholen zijn, hebben ze ook een eigen archief. Paul Jans maakte hiervan een inventaris. De archieven werd gedeponeerd in het stadsarchief en zijn daar in te kijken. De Geelse Centrumharmonie bestaat 200 jaar!, door Gorik Goris Het GGG en het stadsarchief hebben de Centrumharmonie geholpen bij het opzetten van een tentoonstelling over haar tweehonderdjarig bestaan. De tentoonstelling had plaats in de Schrijnwerkerij van 20 tot 28 februari 2010. Zij werd geopend met een academische zitting op 19 februari. Namens het GGG heeft Gorik Goris daar een korte uiteenzetting gegeven die de belangrijkste gebeurtenissen uit de geschiedenis van de harmonie in hun historische context plaatst. Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op die uiteenzetting. Gorik schrijft over de stichting van de harmonie, de spanning tussen katholieken en liberalen en de uiteindelijke verzoening.
Enkele leden van de Liberale Harmonie, 1930?
Tekstuitgave van het oudste leenregister van het Leenhof van Mechelen (1473), door Paul Jans en Michel Oosterbosch De auteurs beschrijven de feodale situatie in het Land van Geel in 1473. Zij doen dat aan de hand van het oudst bewaarde leenregister van het Leenhof van Mechelen, waarvan zij de passages met betrekking tot Geel – samen zowat 48 folia – voor het eerst op wetenschappelijke wijze uitgeven. De editie wordt voorafgegaan door een uitvoerige inleiding, waarin niet alleen de juridische achtergrond van het leenstelsel wordt geschetst, maar ook een overzicht wordt gegeven van de toenmalige politiek-feodale situatie van de opeenvolgende heren van Geel uit die periode. In 1473 was Hendrik van Horn, heer van Perwijs, leenman van het Land van Geel, een heerlijkheid die samen met het Land van Duffel één leen vormde dat gehouden werd van de Brabantse hertog. Hij bezat als heer van het Land van Geel de lage, middelbare en hoge justitie. Het Mechelse leenboek vermeldt niet alleen de personen die direct een leen hielden van de heer van Perwijs, maar somt ook diens achterleenmannen op (die dus achter-achterleenmannen waren van de Brabantse hertog). Zo blijkt onder andere dat Jan van Oostvorst te Geel het Hof van Maloes in leen hield, “een heerlijk hoff met bedrive van mannen” oftewel een leenhof met op zijn beurt enkele tientallen leenmannen. Deze bron illustreert aldus overduidelijk de feodale versnippering op lokaal vlak, maar blijft jammer genoeg veelal te vaag in de aanduiding van de geografische ligging van de goederen in kwestie. Plaatsnamen komen in de tekst niet systematisch voor, zodat vaak niet eens goed uit te maken is of het gaat om stukken grond in Geel zelf dan wel in bijvoorbeeld Oevel, Zoerle of Retie, die immers ook tot het Land van Geel behoorden. Dat doet evenwel weinig af van de waarde van deze bron voor de geschiedenis van Geel op het einde van de vijftiende eeuw. Geelse cijnzen in de vijftiende eeuw door de Werkgroep Oud Schrift Uit een cursus oud schrift, die in het najaar van 2009 van start ging in het Geelse stadsarchief, kristalliseerde zich een werkgroep van een zevental personen, die zich tot doel stelt interessante bronnen voor de geschiedenis van Geel op een wetenschappelijk verantwoorde wijze uit te geven. De eerste keuze viel op enkele cijnsregisters uit de vijftiende eeuw, op de eerste plaats omdat dit ongemeen belangwekkende bronnen zijn voor de genealogie en de naamkunde – zowel van personen als plaatsen – maar ook voor bijvoorbeeld onderzoek naar het bezit en gebruik van de grond. De cijnsregisters of cijnsboeken bevinden zich in het archief van de adellijke familie de Merode-Westerloo, die
van 1483 tot 1601 de heerlijkheid Geel in bezit had. De werkgroep heeft de oude teksten getranscribeerd en voorzien van een index op persoons- en plaatsnamen.
Het jaarboek 45-2010 aankopen kan vanaf nu door storting van 20 euro op bankrekening 414-4031211-24 van het Geels Geschiedkundig Genootschap vzw, p.a. Jos Cuyvers, Kanunnikenblok 10, 2440 Geel. IBAN-nummer: BE81 4144 0312 1124 en BIC-code: KREDBEBB. Als u het jaarboek wenst toegestuurd te krijgen, dient u 3,50 euro extra te storten voor verzendingskosten binnen België en 10 euro extra voor verzending naar het buitenland. Indien u het jaarboek 45 aankoopt, bent u meteen ook lid van het GGG en blijft u dus ook de nieuwsbrieven ontvangen. Wie niet het jaarboek 45 wenst aan te kopen, maar toch op de hoogte wil blijven van onze activiteiten, kan net als vorig jaar 5 euro storten op bovenstaande bankrekening, met de vermelding ‘lidgeld 2011’. Deze leden ontvangen dan ook de nieuwsbrieven. U kunt het jaarboek komen afhalen vanaf donderdag 22 december.