Het kwalificatiedossier van de docent in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (basisdeel). Taak: Belangrijk deel van de beroepsuitoefening, bestaande uit samenhangende deeltaken die kenmerkend zijn voor de beroepsuitoefening. Alle taken samen beschrijven de essentie van de docent bve. Een taak bestaat uit een serie handelingen die samenhangen, een begin en een eind kennen en tot een resultaat leiden. Daarnaast worden de benodigde vakkennis en vaardigheden beschreven. Deeltaak: Afgebakend geheel van beroepshandelingen binnen een taak. De deeltaak kent een begin en een eind, heeft een resultaat en wordt als kenmerkend herkend in de beroepspraktijk. Het gaat altijd om meerdere samenhangende handelingen die een afgebakend geheel vormen en geen overlap hebben met handelingen in andere deeltaken. Bij een deeltaak worden het resultaat geformuleerd. Dat resultaat is uiteraard een logisch gevolg van de beschreven handelingen. Profiel: In het basisdeel staan de taken beschreven die voor alle docenten bve belangrijk zijn. Daarnaast zijn er profieldelen beschreven. Het profieldeel van de docent die beroepstaken moet aanleren, met alles wat daar mee samenhangt ziet er anders uit dan het profieldeel van een docent die taal of rekenen als vakgebied heeft. Dat betekent dat er naast het basisdeel verschillende profielen beschreven kunnen worden voor de verschillende “soorten” docenten. Basis en profiel worden geïntegreerd beschreven. Hieronder is het profiel ‘beroepsgericht’ uitgewerkt in het basisdeel. Initieel opleiden (nieuwe docenten) en post-initiële scholing (register): Nieuwe docenten volgen een programma waarin het basisdeel en het profieldeel geïntegreerd zijn. Ervaren docenten scholen zich verder in het basisdeel en het profieldeel in overleg met leidinggevende. Zij kunnen zich via het keuzedeel ook nog extra specialiseren, bijvoorbeeld op het gebied van examinering of bpv- begeleiding in het beroepsonderwijs bijvoorbeeld, of als docent NT2 of intaker van laaggeletterden of begeleider van vrijwilligers voor die doelgroep bij educatie. Niet iedere docent is gespecialiseerd op alle terreinen. Dat hoeft niet en zorgt ervoor dat je als docent een uitdagingen houdt. Elke docent heeft wel een profieldeel (beroepsgerichte vakken, taal, rekenen, NT2, laaggeletterden). Men kan zich ook laten omscholen naar andere profieldelen, bijv. van NT2 naar taal in het beroepsonderwijs.
1
TITEL: Het kwalificatiedossier van de docent in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (basisdeel). B1. De docent ontwikkelt een onderwijsprogramma Vakkennis Kent de wettelijke kaders waarbinnen moet worden gewerkt, het instellingsbeleid en de teamafspraken daarbinnen Beheerst de gevraagde leerstof (kennis en vaardigheden) en kent de theoretische en praktische achtergronden daarvan, met name gericht op de doelsituatie Heeft een actuele kennis van de beroepen in de branche(s) waarvoor wordt opgeleid en legt verband tussen leerstof en kwalificatiedossiers van die branche(s) Overziet de opbouw van het curriculum en de doorlopende leerlijnen en de samenhang met andere programmaonderdelen en met wat elders en anders geleerd wordt. Kan specifieke taal- en rekenaspecten binnen zijn eigen vakgebied identificeren 1 Weet dat zijn of haar studenten de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren en kan zijn onderwijs daarop afstemmen Kent op hoofdlijnen de leerinhoud van andere vakken van docenten met wie hij binnen de opleiding samenwerkt, inclusief taal en rekenen Kan zijn deelnemers duidelijk maken wat de relevantie is van en samenhang met zijn leerstof voor de beroepspraktijk Is vertrouwd met de verschillende onderwijs- en leertheorieën en weet wat deze voor zijn of haar praktijk kunnen betekenen Kent de relevante literatuur m.b.t. loopbaanbegeleiding en past de methodieken systematisch toe, aansluitend bij de visie van zijn instelling (B) Kent de theorie rond begeleidingsvormen als modelling, guiding, scaffolding, coaching, monitoring heeft kennis van digitale leermaterialen en -middelen. Hij kent de technische en pedagogisch-didactische mogelijkheden en beperkingen daarvan 1
Vaardigheden Kernmethodieken generieke kennisbasis (2.4.2), specifiek te maken voor het mbo: Ontwerpen van leermiddelen Plannen van inzet van leermiddelen Afstemmen van leermiddelen op het gekozen model didactische analyse Afstemmen van leermiddelen op het beoogde taal- en rekenniveau Afstemmen op de doelgroep inclusief differentiatie van onderwijsactiviteiten binnen en buiten groepsverband; binnen en buiten de school , theorie en werkplekleren Vak- en beroepsgericht taal- en rekenonderwijs Daarenboven Kan – samen met collega’s - de wettelijke kaders t.a.v. het beroepsgerichte deel (kwalificatiedossiers) en de referentiekaders Meijerink taal en rekenen vertalen naar een onderwijsprogramma, rekening houdend met het instellingsbeleid en de teamafspraken. Kan met collega’s in het team samenwerken opdat voor studenten een samenhangend curriculum ontstaat Kan in overleg met taal- en rekencollega’s de didactiek voor beroepsgerelateerde taal- en rekenaspecten afstemmen op de doelgroep Kan maatwerk leveren op studentniveau ten aanzien van inhoud en begeleidingsvorm Kan in specifieke situaties doorverwijzen naar collega’s taal en rekenen
Waar studenten staat kan ook leerlingen of deelnemers worden gelezen. Waar hij of zijn staat kan ook zij of haar gelezen worden.
2
Deeltaken bij taak 1 B1.1 De docent ontwikkelt (een onderdeel van) het onderwijsprogramma op basis van de wettelijke kaders (kd’s, Meijerink), in samenspraak en afstemming met het onderwijsteam en binnen de beleidskaders van de instelling.
B1.2 ontwerpt vanuit zijn individuele opdracht, in afstemming tot c.q. samenwerking met het team, leerarrangementen vanuit het beroepsprofiel van de toekomstige beroepsbeoefenaar in een daartoe passende (krachtige, beroepscontextrijke) leeromgeving en gebruikt daarbij actuele kennis en ervaring uit de hele breedte van het werkveld en beschrijft de daarbij benodigde algemene kennis.
B1.3 De docent stelt het ontwikkelde programma continu bij op basis van ervaringen en resultaten.
2
Resultaten Een vanuit de wettelijke kaders (kwalificatiedossier en referentiekaders Meijerink) vormgegeven onderwijsprogramma met leerinhouden, gerelateerd aan de eindkwalificaties. Een onderwijsprogramma waarin de onderwijsvisie van de instelling herkenbaar is uitgewerkt Een door het team gedragen onderwijsprogramma, waarin zichtbaar is wie wat doet, wie waarvoor verantwoordelijk is, hoe onderlinge afstemming plaatsvindt Een programma met structurele aandacht voor taal- en rekengericht vakonderwijs, vakgericht taal- en rekenonderwijs en remediërend taal2 en rekenonderwijs, in afstemming op de studenten en gekoppeld aan de ontwikkeling van beroeps-, loopbaan- en burgerschapscompetenties. Een programma, waarin vakonderwijs, vakgericht taal- en rekenonderwijs, en moderne vreemde talen in het programma op zo’n manier verwerkt zijn, dat er een natuurlijke eenheid mee ontstaat in het beroepsgericht opleiden Leerarrangementen in het perspectief van het beroepsprofiel van de toekomstige beroepsbeoefenaar. leerarrangementen waarin samenhang met en afstemming tussen theorie en praktijk en tussen het theoretische leren en werkplekleren leeractiviteiten (lessen, trainingen, workshops) waarbij de deelnemers - theoretische concepten in concrete taken toepassen; - specifieke ervaringen koppelen aan theoretisch concepten; - kennis, vaardigheden en attitudes aan - beroepstaken verbinden - een relatie leren zien tussen detail en groter geheel. Een onderwijsprogramma dat structureel is ingebed in een pdca-cyclus om de effectiviteit van het onderwijs in kaart te brengen en om desgewenst (didactische) keuzes te heroverwegen ter verbetering van de leeropbrengst van de studenten
De docent werkt vanuit de generieke taal- en rekeneisen conform de referentieniveaus en vanuit de beroepsgeoperationaliseerde taal- en rekeneisen uit de kwalificatiedossiers
3
B2. De docent voert een onderwijsprogramma uit Vakkennis Weet een samenhangend geheel te maken van theorielessen, trainingen, workshops en integrale opdrachten vanuit de beroepscontext, rekening houdend met verschillen tussen leerlingen en met taal- en rekenaspecten in de context van het beroep Weet voldoende van het programma van zijn teamgenoten om voor de leerlingen een samenhangend geheel te maken Beheerst de gevraagde leerstof (kennis en vaardigheden) en kent de theoretische en praktische achtergronden daarvan, met name gericht op de doelsituatie Heeft een actuele kennis van de beroepen in de branche(s) waarvoor wordt opgeleid (P) Kan zijn deelnemers duidelijk maken wat de relevantie is van en samenhang met zijn leerstof voor de beroepspraktijk Weet dat zijn studenten de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren en kan zijn onderwijs daarop afstemmen Kent de relevante literatuur m.b.t. de didactiek van het beroepsonderwijs en past die methodieken systematisch toe, aansluitend bij de visie van zijn instelling Kent de theorie rond begeleidingsvormen als modelling, guiding, scaffolding, 3 coaching, monitoring
3
Vaardigheden Kernmethodieken Generieke kennisbasis), specifiek te maken voor het mbo: beheerst manieren om verschillende soorten leren tot stand te brengen, zowel in een schoolse als in een niet-schoolse setting (werkplekleren) (1.1.2) kan aspecten van taal- en rekengericht vakonderwijs, beroepsgericht taalen rekenonderwijs identificeren en toepassen kan bijdragen aan taal- en rekenontwikkeling en aan de verwerving van taal- en rekenvaardigheid in beroepsgerichte situaties (2.3) kan bijdragen aan de inrichting van een competentiegerichte leeromgeving (1.2.2) Kunnen omgaan met heterogene groepen, rekening houdend met verschillen in niveau, zelfbeeld, cultuur, belangstelling, leerstijl en voorkennis (1.4.2) Kan het leren in en van de authentieke beroepspraktijk concreet vormgeven (2.1.2) Kan studenten ondersteunen bij het integreren van kennis, vaardigheden en attitudes in het beroepsgericht handelen (2.3) Kan uitvoering geven aan proces- en taakgerichte begeleiding in verschillende leercontexten (2.5.2) Kan een verscheidenheid aan vraag-, coachings- en gesprekstechnieken hanteren, bijv. responsief reageren, vragend helpen (2.5.2) Kan samenwerken vanuit meer dan één basisrol (6.3.2) Kan samenwerken met betrokkenen uit verschillende settings (6.3.2) Kan planmatig werken (product- en procesgericht (6.3.2) Kan bijdragen aan kwaliteitszorg en innovatie (6.3.2) Daarenboven:
Modelling: de docent denkt en doet voor en de deelnemer zit daar dicht op om „de kunst af te kijken‟.
Guiding: piketten slaan waar naar toegewerkt kan worden, overzicht aanbrengen, structureren. Scaffolding: eerst een taak uitvoeren met veel hulp en begeleiding en daarna een soortgelijke taak met minder begeleiding. Coaching: de deelnemer volgen en door middel van vragen zelf tot oplossingen laten komen.
4
-
Deeltaken bij taak 2 B2.1 De docent biedt het onderwijsprogramma aan via bijeenkomsten van verschillende aard.
B2.2 De docent kiest werkvormen die passen bij doel, doelgroep, leerstijlen van studenten en context van de leeractiviteit B2. 3 De docent herkent de taal- en rekenaspecten in zijn onderwijs en kan deficiënties bij zijn studenten signaleren en remediëren, dan wel adresseren naar een expert collega taal of rekenen B 2.4 De docent benut de beroepspraktijkervaringen als leerervaringen en verbindt deze aan kennis, vaardigheden en houdingen die in schoolse situaties worden geleerd en stimuleert dat de student de kennis, vaardigheden en houdingen geleerd in schoolse situaties toepast in de praktijk
B 2.5 De docent begeleidt en monitort de studenten bij het uitvoeren van de leeractiviteiten
Kan werken vanuit een holistische benadering, vanuit de beroepspraktijk Kan verschillende rollen in een team vervullen en is zich ervan bewust Kan in authentieke (beroeps-)situaties functioneel gebruik van taal en rekenen herkennen en bevorderen.
Resultaten Een uitvoeringspraktijk met mogelijkheden voor flexibilisering en maatwerk naar doel, doelgroep, leerstijlen en context. Een uitvoeringspraktijk waarin – afhankelijk van doel en doelgroep – een balans gevonden is voor theoretisch, methodisch en praktisch leren, waarbij de benodigde kennis expliciet is gemaakt Een evenwichtig aanbod van verschillende leeractiviteiten, zoals theorielessen, trainingen en workshops, met theoretische, praktische en integrale opdrachten Samenwerking en afstemming in die zin dat de docent weet wat zijn collega taal of rekenen kan bijdragen. De docent maakt daar efficiënt gebruik van Een integrale onderwijspraktijk waarbij de vakken dienend zijn aan het beroep waarvoor wordt opgeleid, waarbij studenten voortdurend worden uitgenodigd hun actuele beroepservaringen te verbinden met het leren in school en het in school geleerde met de praktijk te verbinden. Een onderwijspraktijk, waarbij een integrale manier van begeleiding wordt gepraktiseerd: begeleiding naar een beroepsidentiteit, die parallel loopt met een persoonlijke begeleiding en begeleiding bij de (studie)loopbaanstappen Een onlosmakelijk met de onderwijsuitvoering verbonden set van begeleidingshandelingen bestaande uit Observeren van studenten tijdens hun leeractiviteiten
5
-
B2.6 De docent evalueert de uitvoering van het programma en de effectiviteit van de ingezette activiteiten en begeleidingsvormen met de direct betrokkenen (in afstemming tot en samenwerking met het team) en trekt daaruit lessen voor verbetering van de leeropbrengst van studenten -
handelen en interventies afstemmen op het leerproces (leren leren, leren attribueren, leren reguleren) en leerresultaten van de studenten met de student registreren van de voortgang met collega’s de voortgang en gewenste interventies en communicatie bespreken het leerproces evalueren om vast te stellen of het tot de gewenste resultaten leidt Een jaarcyclus pdca waarin evaluatie van leeractiviteiten – ondersteund door evaluatie-instrumenten met inzet van de studenten - worden geëvalueerd, in het team besproken en bijgesteld. Richtinggevend bij de evaluatie zijn Leerbaarheid Verbetering van de leerresultaten van studenten Relevantie voor de beroepspraktijk Performance docenten Een jaarlijkse evaluatie in relatie tot instrumentarium voor kwaliteitszorg en rendementsgegevens
B3 De docent volgt de lerende vanaf de intake en bij zijn verschillende leeractiviteiten en begeleidt bij de te nemen vervolgstappen (loopbaanbegeleiding). Vakkennis Weet voldoende van het programma van zijn teamgenoten om zijn studenten te ondersteunen in het zien van de samenhang in het programma Heeft actuele kennis van de beroepen in de branche(s) waarvoor wordt opgeleid (P) Weet dat zijn deelnemers de leerstof op verschillende manieren kunnen opvatten, interpreteren en leren en kan zijn onderwijs daarop afstemmen Kent de relevante literatuur m.b.t. loopbaanbegeleiding en past de methodieken systematisch toe, aansluitend bij de visie van zijn instelling Kent de theorie rond begeleidingsvormen als modelling, guiding, scaffolding, coaching en monitoring.
Vaardigheden Kernmethodieken (Generieke kennisbasis), specifiek te maken voor het mbo: -
Kan deelnemers leren reflecteren gericht op het opbouwen van zelfregulatievaardigheden voor verder leren in opleiding of beroep Kan uitvoering geven aan proces- en taakgerichte begeleiding in verschillende leercontexten(2.5.2) Beheerst verschillende coachings- en gesprekstechnieken (2.5.2) Kan actief luisteren (3.2.2.) Kan samenvatten / parafraseren (3.2.2.) Kan open en gesloten vragen stellen (3.2.2.) Kan feedback geven en ontvangen (3.2.2.) Kan confronteren e.a. eenvoudige gespreksinterventies(3.2.2.) Kan uitleggen, adviseren, informeren (3.2.2.)
6
Mening geven, oordelen, opleggen (3.2.2.) Portfolio-ontwikkeling inclusief beoordelingscriteria (2.6.2) Daarenboven: Kan samenwerken en afstemmen in een heterogeen team Kan verschillende rollen in een team vervullen en is zich ervan bewust wanneer hij welke rol vervult Kan zijn studenten leren in te zien wat de relevantie is van de leerstof voor de beroepspraktijk en de samenhang van de leerstof met de beroepspraktijk -
Deeltaken bij taak 3 B.3.1 De docent begeleidt de student in de ontwikkeling van loopbaancompetenties: wat wil ik, wat kan ik, wat doe ik en wat maak ik waar, zodat de student zichzelf vanaf het intakeproces, tijdens en na de opleiding leert sturen in zijn beroepsontwikkeling of vervolgopleiding B.3.2 De docent ondersteunt en stimuleert studenten bij het reflecteren op studievoortgang, beroeps- en loopbaanvaardigheden, en beroepsidentiteit (bij middenkader niveau 4 opleidingen op leidinggevende vaardigheden)
B.3.3 De docent begeleidt student in keuzes wat waar (school of praktijk) wanneer geleerd wordt (in afnemende sturing) B.3.4 De docent brengt met de deelnemer gedurende het leerproces op passende wijze zijn/haar voortgang in beeld, als input voor de loopbaanbegeleider en ondersteunt de student in het zelf opbouwen van zijn dossier voor het leergebied van betreffende docent. B.3.5 De docent signaleert verzuim en andere belemmerende factoren voor het leerproces en studievoortgang en onderneemt actie
Resultaten Een met het team afgestemd doorlopend en samenhangend begeleidingsproces, waarin de student stap voor stap leert in het perspectief van zijn beroepsprofiel, de doorstroom en zijn persoonlijke ontwikkeling, steeds een logische volgende stap in zijn leerproces te zetten Een met het team afgestemd begeleidingsproces met vaste gespreksmomenten, waarbij de student zichzelf leert beoordelen in het perspectief van zijn beroepsprofiel De student heeft geleerd – voortbouwend op de intakegegevens - te formuleren wat hij of zij wil leren en hoe hij of zij kan laten zien of zij het geformuleerde heeft bereikt Een met het team afgestemd begeleidingsproces waarin de student stap voor stap de samenhang leert zien tussen wat waar geleerd wordt en kan worden Een met het team afgestemde systematiek voor het vastleggen van de voortgang dat gebruikt kan worden voor reflectie en keuzes door de student, begeleidingsactiviteit, door de loopbaanbegeleider en uiteindelijk voor(portfolio)beoordeling door examinatoren/assessoren. Systematisch noteren in een met het team afgestemd (digitaal) systeem om elkaar te informeren over belemmerende factoren voor het leerproces en studievoortgang en om acties daarop te communiceren. Voor de verzuimregistratie dient het afgesproken systeem ook in het kader van de verantwoording
7
B.3.6 De docent onderhoudt contacten met alle functionarissen (binnen en buiten de school) die rond het leerproces van de student een rol spelen
Een met het team afgestemd communicatiesysteem omtrent de contacten met anderen: wie communiceert waarover met wie over het leerproces van studenten en hoe wordt er teruggekoppeld?
4
B4 De docent bereidt het traject BPV c.q. werkplekleren voor, begeleidt bij uitvoering en evalueert de BPV c.q. werkplekleren (P) Vakkennis Heeft een actuele kennis van de (ontwikkelingen in) beroepen in de branche(s) waarvoor wordt opgeleid Kent de relevante literatuur (o.a. van de Kenniscentra) m.b.t. werkplekleren en past de methodieken systematisch toe, aansluitend bij de visie van zijn instelling Kent de theorie rond de begeleidingsvormen modelling, guiding, scaffolding, coaching, monitoring
Deeltaken bij taak 4 B.4.1 bereidt met studenten het werkplekleren voor op basis van het handboek werkplekleren (protocol)
4
Vaardigheden Kernmethodieken (Generieke kennisbasis), specifiek te maken voor het mbo: Kan deelnemers leren reflecteren gericht op het opbouwen van zelf regulatievaardigheden voor verder leren in opleiding of beroep Kan uitvoering geven aan proces- en taakgerichte begeleiding in verschillende leercontexten(2.5.2) Beheerst verschillende coachings- en gesprekstechnieken (2.5.2) Kan actief luisteren (3.2.2.) Kan samenvatten / parafraseren (3.2.2.) Kan open en gesloten vragen stellen (3.2.2.) Kan feedback geven en ontvangen (3.2.2.) Kan confronteren e.a. eenvoudige gespreksinterventies(3.2.2.) Kan uitleggen, adviseren, informeren (3.2.2.) Daarenboven: Kan bijdragen aan een werkbaar evenwicht tussen de belangen van de student, de school en het bedrijf Kan samenwerken in een heterogeen team, in en buiten school Kan verschillende rollen in het team vervullen en is zich ervan bewust Kan zijn deelnemers leren in te zien wat de relevantie is van de leerstof voor de beroepspraktijk en de samenhang van de leerstof met de beroepspraktijk Resultaat Een met het team afgestemd geheel van instructielessen voor ‘solliciteren’, kennismaken met en gedragsregels in het leerbedrijf Studenten zijn in grote lijnen op de hoogte van wat in het leerbedrijf
Waar BPV staat kan in deeltaken ook werkplekleren in een bredere betekenis of in een hybride context binnen de school gelezen worden
8
B.4.2 begeleidt student bij opdracht(en) werkplekleren in en buiten school
B.4.3 Gebruikt praktijkbezoeken om kennis van het beroepenveld te actualiseren (
geleerd kan worden, wat hij van zijn begeleider kan verwachten en hoe hij in het bedrijf zijn leerresultaten kan bijhouden Een bijdrage aan de praktijk van werkplekleren waarin helder is wat in en buiten school geleerd kan worden en hoe dit met team en praktijkopleider is afgestemd Een bijdrage aan de praktijk van werkplekleren met opdrachten, die op basis van actuele kennis van het beroepenveld ontworpen zijn. De opdrachten zijn afgestemd met team en/of met praktijkopleider. Hierbinnen kan specifieke aandacht zijn voor functioneel gebruik van taal en rekenen in de context van het beroep Een met de praktijkopleider afgestemde begeleiding (binnen team- c.q. afdelingsafspraken) Een manier van werken waarbij een basishouding is om te vragen en te kijken naar ontwikkelingen, veranderingen in het beroep of op de werkplek en resultaten daarvan – waar aan de orde - te delen in het team
B5. De docent construeert, hanteert en evalueert competentiegerichte beoordelingsinstrumenten Vakkennis Heeft een actuele basiskennis van de wet- en regelgeving rond examinering in het mbo Heeft een basiskennis van ontwikkelingsgerichte toetsvormen Kent de relevante literatuur m.b.t. examineren en beoordelen en weet welke methodieken in zijn instelling worden toegepast
Deeltaken bij taak 5 B.5.1 De docent bereidt de student voor en informeert de student
5
5
Vaardigheden Kernmethodieken (Generieke kennisbasis), specifiek te maken voor het mbo: Kan deelnemers leren reflecteren gericht op het opbouwen van zelf regulatievaardigheden voor verder leren in opleiding of beroep Portfolio-ontwikkeling inclusief beoordelingscriteria (2.6.2) Daarenboven: De docent moet diverse ontwikkelingsgerichte toetsen kunnen construeren en evalueren, zoals kennistoetsen en praktijktoetsen
Resultaat De student weet goed op welke manier hij beoordeeld zal worden en hoe hij zich daarop moet voorbereiden. Het onderwijs en het examen
Een basisdocent toetst ontwikkelingsgericht. Het examineren is een rol voor een gespecialiseerde docent
9
B.5.2 . De docent zorgt voor een passende organisatie van de toetsing
sluiten goed op elkaar aan. De student weet goed welke beoordelingen ontwikkelend en welke kwalificerend zijn De student voert de toets uit onder de juiste afnamecondities De student weet wat hij kan verwachten De beoordeling is correct en leidt tot verdere ontwikkeling
B6. De docent handelt vanuit (voortdurend doorontwikkeld) professioneel gedrag. De docent draagt er zorg voor dat hij professional is en blijft Vakkennis Kent de beroepsidentiteit van de docent mbo en weet op welke punten hij zich verder wil professionaliseren, kan zijn eigen leervragen formuleren en zijn leerresultaat aantonen houdt de ontwikkelingen in het onderwijs en in het werkveld van de deelnemers bij en zijn eigen vak- c.q. beroepsinhoudelijke ontwikkeling kent vormen van formeel en informeel leren, vormen van theoretisch leren en leren vanuit de praktijk en kent zijn voorkeuren daarin beheerst methodieken om met en van collega’s te leren binnen en buiten het roc beheerst methodieken om nieuwe collega’s en collega’s in opleiding te begeleiden tot nieuwe c.q. beginnende beroepsbeoefenaren
Deeltaken bij taak 6 B.6.1 De docent draagt bij aan de schoolontwikkeling vanuit een onderzoekende
Vaardigheden Kernmethodieken (Generieke kennisbasis), specifiek te maken voor het mbo: Vormen van (co)coaching , super- en intervisie (6.1.2) Doelstellings-, contracterings-, functionerings- , pop- en beoordelingsgesprekken kunnen voeren om de inhoud van eigen taakuitvoering en de professionele ontwikkeling mee te bepalen (6.1.2) Feedback geven en ontvangen ten behoeve van de eigen professionele ontwikkeling en die van anderen (6.1.2) Reflecteren Werken met digitaal portfolio-ontwikkeling inclusief beoordelingscriteria (2.6.2) Kan methodieken hanteren om te leren van zijn eigen ervaringen vanuit een onderzoekende houding.(6.1.2) Daarenboven: Kan een relevant netwerk in het beroepenveld opbouwen en onderhouden voor het onderhouden van zijn beroepskennis Kan een bijdrage leveren aan de teamontwikkeling Kan vernieuwingen in zijn onderwijs initiëren
Resultaat denkt als teamlid mee hoe instellingsbeleid, wettelijke kaders en
10
houding
B.6.2. De docent werkt planmatig aan zijn eigen (vakinhoudelijke) ontwikkeling in relatie tot het beroepenveld en in afstemming tot het team
B.6.3 houdt de ontwikkelingen rondom taal- en rekenen bij in de context van het beroep B.6.4 De docent begeleidt nieuwe leraren en leraren in opleiding voor het mbo
B.6.5 De mbo-docent begeleidt onderwijsondersteuners (bijv. instructeurs, onderwijsassistenten) en neemt daar eindverantwoordelijkheid voor
actuele vak- en beroepsinhoudelijke ontwikkelingen door te vertalen naar de dagelijkse uitvoering van het onderwijs in de context van het team (= professionele ruimte van de docent) maakt jaarlijks concrete afspraken met zijn leidinggevende over zijn persoonlijke ontwikkeling, waar aan de orde in afstemming tot het teamontwikkelingsplan, voert die afspraken uit, checkt en stelt bij (pdca) maakt keuzes op basis van reflectie op en (systematisch) onderzoek naar eigen handelen en in afstemming in het team staat open voor andere ideeën en werkwijzen en probeert die ook daadwerkelijk uit houdt de ontwikkeling, leerrendement, bij in zijn/haar bekwaamheidsdossier Leerresultaten zijn van die aard dat registratie in het register actueel is en blijft Houdt de eigen taal- en rekenvaardigheid op peil en kan deze aanpassen bij nieuwe ontwikkelingen in de (technologische) maatschappij draagt op teamniveau bij aan het op instellingsniveau afgesproken begeleidingssysteem van opleiden en inwerken begeleidt leraren in opleiding, rekening houdend met teamactiviteitenplan en curriculum lerarenopleiding is (mee)verantwoordelijk voor een duidelijke taaktoedeling aan instructeur of andere ondersteuner en is eindverantwoordelijk begeleidt onderwijsondersteuners vanuit kwaliteitscriteria en wettelijke kaders
11
12