DE TOELATINGSREGELING VOOR VERMOGENDE VREEMDELINGEN VANUIT EEN RECHTSVERGELIJKEND PERSPECTIEF
HET IUS PECUNIAE EN DE GENUINE LINK
L.J. van der Baaren (I6003592) Master Nederlands recht (vrij profiel) 20.823 woorden
Onder supervisie van prof. dr. G.R. de Groot
VOORWOORD
In an unsettled, ever-changing world, acquiring a second citizenship is a wise decision and an investment for the future - Henley & Partners, The Firm of Global Citizens
Toen ik besloten had om een masterthesis te schrijven over de mogelijkheid om een verblijfsrecht of de nationaliteit te verkrijgen middels het verrichten van investeringen, kon ik nog niet bevroeden dat dit onderwerp een grote actualiteitswaarde zou krijgen. Deze zogenaamde ‘investeerdersregelingen’ leidden een bestaan in de luwte, totdat de aandacht voor het Maltese investeerdersprogramma daaraan abrupt een einde maakte. Ik heb veel belangstelling voor het nationaliteitsrecht en het vreemdelingenrecht en de bestudering van de regelingen voor investeerders heeft mijn belangstelling alleen maar verder aangewakkerd. Ik heb met name veel plezier beleefd aan het verrichten van het rechtsvergelijkend onderzoek. Al het speurwerk naar de investeerdersregelingen was zeker de moeite waard. Bij dezen wil ik prof. dr. G.R. de Groot hartelijk danken voor zijn stimulerende begeleiding, ondersteuning en betrokkenheid. Tot slot wil ik graag mijn familie bedanken voor hun stimulering en steun.
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. De totstandkomingsgeschiedenis van de regeling voor vermogende vreemdelingen 2.1 Blauwdruk Modern Migratiebeleid: de wortels van de regeling 2.2 Van renteniersregeling naar investeerdersregeling 2.3 De verschaffing van een geprivilegieerde positie aan de vermogende vreemdeling 2.4 Conclusie 3. De verstrekking en verlenging van de verblijfsvergunning voor vermogende vreemdelingen en de verkrijging van een permanente verblijfsvergunning of het Nederlanderschap 3.1 Verstrekking van de verblijfsvergunning: investeringsvereisten 3.1.1 Het puntenstelsel 3.1.2 Bewijsmiddelen 3.2 Verstrekking van de verblijfsvergunning: algemene vereisten 3.3 De verlenging van de verblijfsvergunning onder de beperking ‘vermogende vreemdelingen’ 3.4 De verkrijging van een permanente verblijfsvergunning 3.5 De verkrijging van een EU-verblijfsvergunning 3.6 De verkrijging van het Nederlanderschap 3.7Conclusie Schematisch overzicht wet- en regelgeving 4. Investeerdersregelingen in de lidstaten van de Europese Unie 4.1 Inleiding 4.2 Bulgarije 4.3 Cyprus 4.4 Frankrijk 4.5 Griekenland 4.6 Hongarije 4.7 Ierland 4.8 Letland 4.9 Malta 4.10 Oostenrijk 4.11 Portugal 4.12 Roemenie 5.13 Spanje 5.14 Verenigd Koninkrijk 5.15 Analyse 5.16 Conclusie 5. Het standpunt van de Europese Commissie inzake investeerdersprogramma’s 5.1 De Maltese casus 5.2 Het beginsel van loyale samenwerking 5.3 Het genuine link-criterium 5.4 Het beginsel van loyale samenwerking en het genuine linkcriterium 5.5 De goede trouw
1 5 5 6 9 11 13 13 14 15 16 17 17 18 18 20 21 22 22 23 26 29 32 34 36 39 42 46 48 50 52 54 57 59 61 61 61 62 63 64
5.6 Het genuine link-criterium: de juiste weg? 5.7 Twee alternatieven 5.8 Conclusie 6. Eindconclusie Bijlage I Bijlage II
64 66 68 69 74 77
1. INLEIDING Joseph Musat, de president van Malta, lanceerde in november 2013 het plan om naturalisatie mogelijk te maken voor goedbedeelde vreemdelingen. Zij zouden voortaan in aanmerking komen voor de verkrijging van de Maltese nationaliteit als zij 650.000 euro doneerden aan een Maltees overheidsfonds. Het voorstel leidde tot grote politieke onrust op het eiland, hetgeen ertoe leidde dat het voorstel geamendeerd werd. Het minimale investeringsbedrag werd blijkens Legal Notice 47/2013 verhoogd naar 1.150.000 euro, bestaande uit een donatie aan een overheidsfonds van 650.000 euro, het kopen van onroerend goed ter waarde van 350.000 euro en een investering van 150.000 euro in Maltese staatsobligaties, aandelen, een buitenbalansvehikel of een ander beleggingsinstrument. Ingevolge art. 10 lid 7 sub a Maltese Citizenship Act is voor naturalisatie vereist dat een vreemdeling vijf jaren voorafgaand aan de naturalisatie woonachtig is geweest op Malta. Wie gebruik zou maken van het bovenstaande aanbod, zou opvallend genoeg niet aan dit verblijfsvereiste hoeven te voldoen. Het wetsvoorstel deed niet alleen op Maltese bodem veel stof opwaaien, maar ook binnen de andere lidstaten van de Europese Unie. De Maltese regering stuurde daarop een position paper naar de andere lidstaten, waarin zij stelt dat het haar ‘ exclusieve recht’ is om aan personen de Maltese nationaliteit te verlenen. Ook stelt zij enigszins brutaal dat ‘[…] indien een lidstaat dat graag wil, het haar vrijstaat om te laten vaststellen dat de naturalisatie niet een exclusief recht is van de Europese lidstaten, maar dat lidstaten op dit gebied hun wil kunnen opleggen aan andere lidstaten’.1 Dit standpunt werd op zijn zachtst gezegd niet door iedereen gedeeld. Er volgde een debat in het Europees Parlement, waarin een motie werd aangenomen over de verkoop van staatsburgerschap.2 Het Parlement overweegt dat de waarden en verworvenheden van de Europese Unie ‘niet in geld [zijn] uit te drukken’, dat het bestaan van dergelijke programma het onderlinge vertrouwen tussen lidstaten ondermijnt en verzoekt de Europese Commissie duidelijk te maken of dergelijke programma’s in strijd zijn met de Europese verdragen. Eurocommissaris Viviane Reding gaat vervolgens in op dit verzoek. Zij stelt dat staatsburgerschap niet te koop zou mogen zijn; lidstaten zouden volgens het internationale recht een vreemdeling uitsluitend mogen naturaliseren als er een ‘genuine link’ bestaat tussen de staat en de persoon in kwestie.3 Reding doelt hiermee hoogstwaarschijnlijk op de befaamde Nottebohm-zaak, maar het is de vraag of deze conclusie daadwerkelijk uit de Nottebohm-zaak
Bijlage bij Kamerstukken II 2013/14, 30 573, 123 Ontwerpresolutie 2013/2995(RSP) 3 Toespraak 14/18 1 2
1
kan worden afgeleid.4 De Europese Commissie treedt na het debat in overleg met de Maltese regering. Op 29 januari 2014 lijkt de aanvaring te zijn opgelost; de Commissie distribueert samen met de Maltese regering een persbulletin, waarin wederom een belangrijke rol is weggelegd voor het genuine link-criterium.5 De Maltese regering heeft toegezegd een wijziging in het wetsvoorstel te implementeren die ervoor zorgt dat een vreemdeling tenminste een jaar op Malta moet hebben verbleven voordat hij kan worden genaturaliseerd. Middels dit verblijfsvereiste zou het bestaan van een genuine link met Malta worden verzekerd. Als de lotgevallen van het Maltese wetsvoorstel één ding duidelijk maken, is het wel dat dergelijke regelingen bijzonder controversieel zijn. Hierbij moet niet worden vergeten dat Malta bij lange na niet de enige EU-lidstaat is die een dergelijke regeling heeft geïmplementeerd. Ook Nederland biedt middels de zogenaamde ‘toelatingsregeling voor vermogende vreemdelingen’ de kans om in ruil voor een forse investering een tijdelijke verblijfsvergunning te ontvangen. De verkrijging van een verblijfsvergunning is weliswaar niet gelijk aan de verkrijging van een nationaliteit, maar kan in het Nederlandse geval leiden tot de verkrijging van een permanente verblijfsvergunning en naturalisatie tot Nederlander. Dit leidt tot de vraag hoe de Nederlandse regeling is gepositioneerd ten opzichte van de Maltese regeling, maar ook ten opzichte van de andere EU-lidstaten. Het centrale element is daarbij uiteraard de ‘prijs’. Welk bedrag vragen de EU-lidstaten voor toegang tot hun grondgebied? Is de verkrijging van een nationaliteit duurder dan de verkrijging van een verblijfsvergunning? Is een versoepeling van de criteria voor naturalisatie goedkoper dan een directe naturalisatie? Ook blijkt uit het door de Europese Commissie ingenomen standpunt dat veel belang wordt gehecht aan het verblijfsvereiste. Dat gegeven maakt het interessant om uit te zoeken welke EUlidstaten het verblijfsvereiste uit hun nationaliteitswetgeving versoepelen of zelfs geheel laten vervallen. Tenslotte rest de vraag of de verkoop van een nationaliteit wel door de beugel kan. De Europese Commissie heeft duidelijk stelling genomen tegen deze praktijk, maar het is de vraag of de juridische onderbouwing van haar stellingname juist is. De probleemstelling van deze masterthesis luidt: hoe verhoudt de Nederlandse regeling voor vermogende vreemdelingen zich tot investeerdersregelingen in andere lidstaten van de Europese Unie wat betreft het investeringsbedrag en het verblijfsvereiste en welke rol speelt de Europese Unie hierbij?
4 5
De Groot 2003, p. 70 Memo 14/70
2
Aan de hand van de volgende deelvragen zal ik deze probleemstelling trachten te beantwoorden: 1. Wat is de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse regeling voor vermogende vreemdelingen? 2. Wat is de structuur van de Nederlandse regeling voor vermogende vreemdelingen? 2. Wat is de hoogte van het te investeren bedrag in de investeerdersregelingen van lidstaten van de Europese Unie en welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verlening van een verblijfsvergunning of nationaliteit aan een investeerder? 4. Wat is het standpunt van de Europese Commissie inzake investeerdersregelingen en is haar juridische onderbouwing juist? De materie is behoorlijk ondoorzichtig omdat veel investeerdersregelingen gedetailleerde vereisten bevatten. Ik heb er om die reden voor gekozen om de regelingen schematisch te behandelen. Ik zal de te bespreken wetgeving en regelgeving aanduiden met de term ‘investeerdersregeling’. In Kamerstukken over de regeling voor vermogende vreemdelingen wordt deze term eveneens gebruikt.6 Voor een vreemdeling die gebruik maakt of wenst te maken van de te bespreken regelingen, zal ik de term ‘investeerder’ gebruiken. Op deze manier onderscheid ik de te bespreken regeling van vergelijkbare regelingen voor ondernemers, die ik in deze masterthesis niet behandel.7 Regelingen die bestemd zijn voor renteniers, ofwel vermogenden die geen ‘wederprestatie’ hoeven te verrichten voor de verkrijging van hun verblijfsrecht, laat ik eveneens buiten beschouwing. Bij de uiteenzetting van de minimaal te investeren bedragen en de overige vereisten, ga ik uit van een meerderjarige, ongehuwde investeerder die geen kinderen heeft. Voor de naturalisatie van echtgenoot of echtgenote en een kind of meerdere kinderen wordt geregeld een extra investering vereist. Ik hoop dat mijn masterthesis een overzicht kan bieden van Europese investeerdersregelingen en de rol die het verblijfsvereiste daarin speelt. Daarbij wil ik ook ingaan op de belangrijke vraag of het hanteren van een prijsmechanisme op deze markt wel wenselijk is. Voor lidstaten van de Europese Unie, waar de verkrijging van een nationaliteit gekoppeld is aan de verkrijging van het Europese burgerschap, is deze vraag bijzonder relevant.
6 7
Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2013/14, 30 573, 123 Zie bijvoorbeeld het Duitse art. 21 Aufenthaltsgesetz
3
4
2. DE TOTSTANDKOMINGSGESCHIEDENIS VAN DE REGELING VOOR VERMOGENDE VREEMDELINGEN 2.1 BLAUWDRUK MODERN MIGRATIEBELEID: DE WORTELS VAN DE REGELING De term ‘vermogende vreemdeling’ duikt voor het eerst op in de in 2008 verschenen Blauwdruk Modern Migratiebeleid.8 In dit beleidsdocument wordt het voornemen geuit om alle toenmalige verblijfsdoelen in acht verblijfskolommen te ordenen. Doel hiervan is de migratieprocedure sneller te laten verlopen. De ‘vermogende vreemdelingen’ zullen, samen met economisch nietactieve EU-burgers, onder de categorie ‘Bijzonder Verblijf’ vallen.9 Hoe de term ‘vermogende vreemdelingen’ gedefinieerd zal worden, blijft onvermeld. Op 7 december 2009 verschijnt het Ontwerpbesluit Modern Migratiebeleid, waarin is uitgewerkt in hoeverre de bestaande regelgeving moet worden gewijzigd teneinde de doelstellingen van de blauwdruk Modern Migratiebeleid te kunnen implementeren.10 Hiertoe behoort ook de nieuwe toelatingsregeling voor vermogende vreemdelingen. In de Nota van Toelichting wordt uiteengezet dat Nederland voorheen geen toelatingsbeleid kende ten aanzien van vermogende vreemdelingen, maar dat de economische situatie aanleiding geeft om verblijf toe te staan aan deze groep. Men verwacht dat vermogende vreemdelingen een economische stimulans kunnen bieden. Zij moeten in Nederland kunnen “rentenieren” en hoeven verder geen specifiek verblijfsdoel op te geven.11 Vereist is wel dat de vreemdeling moet kunnen rentenieren in de letterlijke betekenis van het woord; bij een fictief rendement van 4% dient minimaal jaarlijks 50.000 euro aan renteopbrengsten te ontstaan. Dit bedrag is mogelijk gebaseerd op het inkomensvereiste dat voor kennismigranten ex par. B6 Vreemdelingencirculaire B (hierna: Vc) wordt aangehouden. Het vereiste komt neer op een vereist minimumvermogen van 1.250.000 euro.12 De Raad van State brengt vervolgens op 18 juni 2010 advies uit over het Ontwerpbesluit.13 Hij gaat daarbij niet in op de toelatingsregeling voor vermogende vreemdelingen. Op 24 juli 2010 wordt de regeling in het Staatsblad gepubliceerd.14 De regeling is op de volgende wijze opgebouwd. In artikel 3.4 Vreemdelingenbesluit (hierna: Vb) wordt in het eerste lid, sub b, bepaald dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voortaan kan worden verleend
Kamerstukken II, 2007/08, 30 573, nr. 10, p. 4 Kamerstukken II, 2007/08, 30 573, nr. 10, p. 4 10 Kamerstukken II, 2009/10, 32 052, nr. 6 11 Kamerstukken II, 2009/10, 32 052, nr. 6, p. 47 12 Kamerstukken II, 2009/10, 32 052, nr. 6, p. 48 13 Advies van de Raad van State, Stcrt 2010, 12229 14 Koninklijk besluit van 24 juli 2010, Stb 2010, 307 8 9
5
onder beperkingen die verband houden met verblijf als vermogende vreemdeling. In artikel 3.29 lid 1 Vb worden de voorwaarden voor toelating gespecificeerd. Hiertoe wordt aansluiting gezocht bij de bestaande voorwaarden voor toelating van een economisch niet-actieve langdurig ingezetene; hij moet beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding, beschikken over voldoende middelen van bestaan, geen gevaar vormen voor de openbare orde en geen gevaar vormen voor de nationale veiligheid. In het toegevoegde tweede lid wordt bepaald dat de Minister nadere regels kan stellen omtrent de hoogte van het inkomen van een vermogende vreemdeling. In artikel 3.58 lid 8 Vb wordt vervolgens bepaald dat de verblijfsvergunning voor een vermogende vreemdeling ten hoogste wordt verleend voor de duur van vijf jaren. Men kan concluderen dat de regering een open migratiebeleid voor vermogende vreemdelingen voorstond; het enkele feit dat een vreemdeling over voldoende vermogen beschikt om middelen van bestaan beschikte, was voldoende. Desondanks is het voorgestelde beleid niet schriftelijk of mondeling aan bod gekomen tijdens de behandeling. De media laten het voorstel eveneens aan zich voorbij gaan. 2.2 VAN RENTENIERSREGELING NAAR INVESTEERDERSREGELING De stilte rond het onderwerp wordt pas doorbroken op 16 januari 2013 tijdens een algemeen overleg van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ). Het lid Gesthuizen (SP) verzoekt staatssecretaris Teeven (VVD) te reageren op het bericht dat Portugal en Spanje van plan zouden zijn verblijfsvergunning te verstrekken in ruil voor een investering in onroerend goed.15 Later voegt zij hier het Hongaarse voorstel om een verblijfsvergunning te verlenen aan kopers van staatsobligaties aan toe.16 De staatssecretaris antwoordt dat Spanje inderdaad een regeling met een dergelijke strekking wil invoeren, maar dat hem niets bekend is over het bestaan van een soortgelijke regeling in Portugal of Hongarije.17 In een later verslag van een overleg van de Europese Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken komt de staatssecretaris terug op de kwestie. Hongarije blijkt inderdaad recentelijk regelgeving van voornoemde strekking te hebben aangenomen, terwijl Spanje en Portugal een investeerdersregeling in ontwikkeling hebben.18 In een algemeen overleg van de JBZ-raad op 7 maart 2013 verzoekt Gesthuizen de staatssecretaris nogmaals op de kwestie in te gaan. Zij stelt dat de investeerdersregeling in haar ogen kunnen worden geclassificeerd als de verkoop van verblijfsvergunningen.19 Het lid Helder
Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 155, p. 4 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 155, p.12 17 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 155, p.12 18 Kamerstukken I, 2012/13, 32 317, nr. CO, p. 4 19 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 24 15 16
6
(PVV) verzoekt de staatssecretaris om stelling te nemen tegen deze “ongewenste ontwikkeling”.20 Ook worden er zorgen geuit over de mogelijkheid dat zwart geld wordt witgewassen middels een dergelijke regeling.21 Beide leden komen echter van een koude kermis thuis. De staatssecretaris stelt dat er een verschil is tussen het toewijzen van een verblijfsvergunning bij het kopen van een huis en bij het doen van investeringen. Tegenover het eerste staat hij uitgesproken negatief. 22 Het tweede kan volgens de staatssecretaris juist “heel positieve ontwikkelingen […] opleveren”.23 Hij wijst op het feit dat de Nederlandse regelgeving al een grondslag bevat voor de toewijzing van een verblijfsvergunning aan vermogende vreemdelingen, welke volgens hem is goedgekeurd door beide Kamers.24 Dit laatste is overigens niet juist, aangezien het toelatingsbeleid voor vermogende vreemdelingen is uitgewerkt in besluiten, regelingen en circulaires. De gepikeerde reacties van de SP- en PVV-fractie doen de staatssecretaris niet van mening veranderen, maar hij zegt wel toe om de Kamer een overzicht te verschaffen van de landen die een investeerdersregeling hanteren.25 Op 20 september 2013 komt de staatssecretaris zijn toezegging na; per brief informeert hij de kamer over de in EU-lidstaten bestaande investeerdersregelingen.26 In dezelfde brief zet hij uiteen dat hij van zins is om in Nederland een soortgelijke regeling in te voeren.27 Dit wordt bereikt door de bestaande regeling voor vermogende vreemdelingen om te vormen tot een investeerdersregeling. Het oude vereiste dat de vreemdeling over een vermogen van 1.250.000 euro dient te beschikken, doet hij af als “te mager”.28 Volgens de nieuwe regeling dient de vreemdeling 1.250.000 euro te investeren in het Nederlandse bedrijfsleven. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dient vervolgens na te gaan of de investering voldoende positief effect heeft op de Nederlandse economie.29 Indien er twijfels bestaan over de herkomst van het vermogen, kan de IND advies inwinnen bij de Financial Intelligence Unit. Daarnaast dient de vreemdeling te beschikken over een accountantsverklaring waarin staat dat niet is gebleken dat het vermogen waarmee wordt geïnvesteerd een malafide herkomst heeft.30 Het is opvallend dat zonder verdere duiding wordt vastgehouden aan het bedrag van 1.250.000 euro. De eerder uiteengezette argumentatie volstaat immers niet meer; het bedrag wordt niet meer aangewend om een fictief rendement van 50.000 euro te kunnen behalen. Ook blijft art.
Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 26 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 35 22 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 35 23 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 35 24 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 35 25 Kamerstukken II, 2012/13, 32 317, nr. 171, p. 43 26 Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 4 27 Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 1 28 Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 1 29 Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 1 30 Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 2 20 21
7
3.29a lid 2 Vb ongewijzigd, waardoor in dit lid nog altijd wordt bepaald dat er regels kunnen worden gesteld omtrent het inkomen van de vermogende vreemdeling. Het is eveneens opvallend dat de huidige regeling veel aandacht besteedt aan de mogelijkheid dat het vermogen van criminele herkomst is. In de oude regeling werd hier met geen woord over gerept. Wellicht is deze wijziging te herleiden tot de hierboven genoemde in de JBZ-raad geuite zorgen over mogelijk misbruik van investeerdersregeling elders in Europa. Het doel van de nieuwe regeling is ten eerste het bewerkstelligen van investering die een positief effect hebben op de economie. Daarnaast is de bedoeling dat de vreemdeling meer betrokken raakt bij Nederlandse economie en het Nederlandse bedrijfsleven zijn voordeel kan doen met de kennis en het netwerk van de vreemdeling.31 Het nieuwe beleid wordt vervolgens geïmplementeerd middels een wijziging van de Vc.32 Hierna volgt een wijziging van Voorschrift Vreemdelingen die betrekking heeft op de leges voor vermogende vreemdelingen33 en een wijziging van het besluit Uitvoering Wet Arbeid Vreemdelingen omtrent het toestaan van arbeid door de vermogende vreemdeling en zijn familieleden.34 Op 1 oktober 2013 treedt de regeling vervolgens in werking.35 Later volgt nog een tweede wijziging van de Vc die tot doel heeft de toelating van de familieleden van vermogende vreemdelingen te regelen, welke blijkens de toelichting ‘per abuis’ niet eerder geregeld was.36 Op 1 juni 2014 wordt de regeling voor vermogende vreemdelingen uitgebreid. Vanaf die datum mag ook worden geïnvesteerd middels een contractueel samenwerkingsverband dat investeert in een of meerdere innovatieve ondernemingen, in een door het Ministerie van Ecomische Zaken erkend seedfonds37 of een participatiefonds38 dat deel uitmaakt van de Nederlandse Vereniging voor Participatiefondsen.39
Kamerstukken II, 2012/13, 30 573, nr. 120, p. 1 Besluit Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt, 2013, 26270 33 Regeling Wijziging Voorschrift Vreemdelingen 2000, Stcrt 2013, 442319 34 Besluit tot Wijziging Besluit Arbeid Vreemdelingen, Stb 2013, 360 35 Besluit tot vaststelling van het tijdstip tot inwerkingtreding van het Besluit Modern Migratiebeleid, Stb 2013, 363 36 Besluit wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt 2013, nr. 35617, p. 11 37 De zgn. Seed-Capital regeling dient ertoe om investeringen van ondernemers in de technologische en creatieve sector te ondersteunen. De risico’s die een seedfonds aangaat worden deels gedragen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Zie ook de Subsidieregeling starten, groeien en overdragen van ondernemingen 38 Een participatiefonds verstrekt achtergestelde leningen aan ondernemingen in ruil voor een aandeel in de onderneming. Zie ook <www.nvp.nl> 39 Besluit Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt 2014, 15297 31 32
8
2.3 DE VERSCHAFFING VAN EEN GEPRIVILEGIEERDE POSITIE AAN DE VERMOGENDE VREEMDELING De vermogende vreemdeling wordt stelselmatig in dezelfde categorie geschaard als de economisch niet-actieve langdurig ingezetene. Zo worden deze groepen gezamenlijk behandeld in art. 3.29a Vb en B11 Vc. Ook worden economisch niet-actieve langdurig ingezetenen en vermogende vreemdelingen gezamenlijk behandeld in Bijlage 3 bij art. 8 lid 1 sub b Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003. Daarnaast verkrijgt de vermogende vreemdeling ingevolge art. 3.29a lid 1 Vb een verblijfsvergunning onder de beperking ‘verblijf als economisch niet-actieve langdurig ingezetene of vermogende vreemdeling’. Deze keuze van de wetgever wekt bevreemding. De twee categorieen hebben weinig met elkaar van doen. De categorie ‘economisch niet-actieve langdurig ingezetenen’ dient ertoe om langdurig ingezeten onderdanen van andere EU-lidstaten een uniforme rechtspositie te verschaffen.40 De categorie ‘economisch niet-actieve langdurig ingezetenen’ is gecreeerd ter implementatie van een richtlijn van de Europese Unie.41 Deze richtlijn verplicht de lidstaten om een dergelijke vreemdeling een permanent verblijfsrecht te verschaffen na een verblijf van vijf jaar.42 Het spreekt voor zich dat het verblijfsrecht voor vermogende vreemdelingen niet is gebaseerd op deze richtlijn. Blijkens par. B1/6.2.1 Vc wordt ervan uitgegaan dat een vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft indien hij meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van deze zes maanden te wijten is aan omstandigheden die buiten zijn schuld zijn gelegen. Een verplaatsing van het hoofdverblijf wordt eveneens aangenomen wanneer de vreemdeling voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan vier achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het ‘centrum van zijn activiteiten’ nog steeds in Nederland ligt. Voor vermogende vreemdelingen geldt blijkens par. B1/6.2.1 Vc een uitzonderingsbepaling. Er wordt aangenomen dat een vermogende vreemdeling zijn hoofdverblijf niet heeft verplaatst, wanneer hij maximaal acht maanden buiten Nederland heeft verbleven. Dat is een opmerkelijke keuze van de wetgever. In de andere gevallen waarin een afwijking van de hierboven beschreven hoofdregel wordt gehanteerd is er sprake van een gegronde reden voor een langdurige afwezigheid, zoals detentie in het buitenland of de vervulling van militaire dienstplicht. Het enkele bezit van een status als vermogende vreemdeling kan moeilijk worden aangemerkt als een gegronde reden. Het lijkt mij evident dat deze uitzonderingsbepaling is bedoeld als een privilege.
Kamerstukken II, 2005/06, 30567, nr. 8, p. 2 Richtlijn 2003/109/EG 42 Art. 4 lid 1 Richtlijn 2003/109/EG 40 41
9
In maart 2014 verschijnt een wijziging van het Besluit inburgering. Door toevoeging van art. 2.1 lid 1 sub q Besluit Inburgering wordt bepaald dat het verblijfsrecht van een vermogende vreemdeling als een tijdelijk verblijfsrecht moet worden aangemerkt. Het gevolg hiervan is dat de vermogende vreemdeling ingevolge art. 3 lid 1 sub a Wet inburgering niet langer inburgeringsplichtig is. In de Memorie van Toelichting wordt vermeld dat de vermogende vreemdeling “[…] wordt verondersteld een positieve bijdrage te leveren aan de Nederlandse economie/samenleving”. 43 Om de komst van vermogende vreemdelingen te stimuleren, zijn zij vrijgesteld van de inburgeringplicht. Het is enigszins merkwaardig dat het verblijfsrecht als ‘tijdelijk’ wordt aangemerkt louter om een geprivilegieerde behandeling zeker te stellen voor vermogende vreemdelingen, zonder dat daarbij wordt ingegaan op de vraag of het verblijfsrecht een tijdelijk karakter heeft. In art. 3.5 Vb, waarin de tijdelijke verblijfsrechten worden opgesomd, is het verblijfsrecht van de vermogende vreemdeling niet opgenomen. Dat is opvallend, aangezien in de Memorie van Toelichting van dit artikel staat dat uitsluitend artikel 3.5 Vb kan bepalen of een verblijfsrecht tijdelijk is.44 Tot 1 juni 2014 vermeldde par. B11/3 Vc dat het verblijfsrecht van de vermogende vreemdeling tijdelijk van aard is. Op 1 juni 2014 treedt een wijziging van dit artikel in werking. De Memorie van Toelichting vermeldt dat het Besluit Inburgering onlangs is gewijzigd, waardoor vermogende vreemdelingen niet langer inburgeringsplichtig zijn. De wijziging van de Vreemdelingencirculaire zou hierbij aansluiten door de aard van het verblijfsrecht te wijzigen van tijdelijk naar niet-tijdelijk.45 Deze redenering is onbegrijpelijk. In het Besluit Inburgering is juist vastgesteld dat het verblijfsrecht van de vermogende vreemdeling als tijdelijk moet worden aangemerkt. Blijkens de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 bestaan er in het geval van een vermogende vreemdeling geen bedenkingen tegen toelating voor onbepaalde tijd.46 Indien het een verblijfsrecht van tijdelijke aard zou betreffen, zouden er bedenkingen tegen toelating voor onbepaalde tijd moeten bestaan.47 Ook op dit punt worden vermogende vreemdelingen en economisch niet-actieve langdurig ingezetenen overigens gezamenlijk behandeld. De conclusie is dat het verblijfsrecht van de vermogende vreemdeling volgens het Besluit Inburgering tijdelijk van aard is, terwijl het volgens het Vreemdelingenbesluit, de Vreemdelingencirculaire en de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 niet-
Besluit Wijziging Besluit Inburgering, Stb 2014, 122, p. 4 Besluit van 23 november 2000 tot uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 (Vreemdelingenbesluit 2000), Stb 2000, 497, p. 97 45 Besluit Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt 2014, 15297 46 Bijlage 3 bij Toelichting ad artikel 8 eerste lid aanhef en onder b, par. 3, Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 47 Toelichting ad artikel 8 eerste lid aanhef en onder b, par. 3, Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 43 44
10
tijdelijk van aard is. Het gevolg is dat de vermogende vreemdeling niet aan het inburgeringsvereiste hoeft te voldoen, maar tegelijkertijd in aanmerking komt voor de verkrijging van een permanente verblijfsvergunning en het Nederlanderschap. De stilte waarmee de oude regeling werd onthaald, staat in schril contrast met de aandacht die de nieuwe regeling ten deel valt. De investeerdersregeling komt in de landelijke dagbladen aan bod.48 In de media uitten de oppositiepartijen zich zeer kritisch over de nieuwe regeling; er zou sprake zijn van ‘klasseburgerschap’.49 In het eerstvolgende JBZ-overleg worden wederom kritische vragen gesteld over het nieuwe beleid. De staatssecretaris doet hierop de toezegging om bij de begroting van 2015 de resultaten van het beleid, waaronder eventuele fraudegevallen, te evalueren.50 2.4 CONCLUSIE: WAT IS DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE REGELING VOOR VERMOGENDE VREEMDELINGEN? Waar de oorspronkelijke regeling de poort wagenwijd openzette voor vermogende vreemdelingen, heeft de huidige regeling enkele horden voor diezelfde poort geplaatst. In de nieuwe regeling staat het Nederlandse economische belang centraal; het enkele feit dat een vreemdeling voldoende middelen heeft om zich zonder een beroep op de algemene middelen te kunnen redden, is niet langer voldoende. De vreemdeling zal een investering moeten doen die een positief effect heeft op de Nederlandse economische situatie en is daarbij aan een aantal voorwaarden gebonden. Het verschil in ontvangst blijft opmerkelijk. De oude regeling blijft – zowel in de media als in de Kamerstukken – onbesproken, terwijl de nieuwe regeling volop aandacht krijgt. Voornamelijk het idee dat een vreemdeling een verblijfsvergunning krijgt in ruil voor een tegenprestatie, leidt tot felle kritiek. De regeling voor vermogende vreemdeling was oorspronkelijk een verblijfsregeling met een geheel ander doel en strekking. De oorspronkelijke regeling heeft vervolgens een spoedverbouwing ondergaan, en dat is te merken ook. Zo ontbreekt voor de hoogte van het investeringsbedrag iedere onderbouwing. Daarnaast heeft het verblijfsrecht in het kader van het Besluit Inburgering een tijdelijke aard, terwijl dat in andere relevante wetten en regelingen niet het geval is. Dat is zeer onzorgvuldig. De wetgever heeft deze keuze gemaakt om de vermogende vreemdeling vrij te kunnen stellen van het inburgeringsvereiste en de mogelijkheid voor de
Zie bijvoorbeeld: Van Toor, ‘Investeer 1,25 miljoen euro en krijg een verblijfsvergunning’, de Volkskrant, 21 september 2013 49 < http://www.nrc.nl/nieuws/2013/09/20/plan-teeven-verblijfsvergunning-voor-rijken-is-zuur-en-vorm-vanklasseburgerschap/> laatst bezocht op 7-7-2014 50 Kamerstukken II, 2012/13,32 319, nr. 195, p. 23 48
11
verkrijging van een permanente verblijfsvergunning tegelijkertijd open te houden. Verder is het verblijfsvereiste voor vermogende vreemdelingen aanmerkelijk verlaagd, omdat er niet wordt uitgegaan van een verplaatsing van het hoofdverblijf als de investeerder niet meer dan acht maanden in het buitenland verblijft. De vermogende vreemdeling wordt categorisch op dezelfde manier behandeld als de economisch niet-actieve langdurig ingezetene. Deze laatste groep heeft op grond van een Europese richtlijn echter een bijzondere status, hetgeen onder meer betekent dat zij na een legaal en ononderbroken verblijf van vijf jaar een permanente verblijfsvergunning moet kunnen krijgen. Het was om die reden passender geweest om de vermogende vreemdeling zelfstandig te behandelen in de regeling.
12
3. DE VERSTREKKING EN VERLENGING VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING VOOR VERMOGENDE VREEEMDELINGEN EN DE VERKRIJGING VAN EEN PERMANENTE VERBLIJFSVERGUNNING OF HET NEDERLANDERSCHAP 3.1. VERSTREKKING VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING: INVESTERINGSVEREISTEN Achter dit hoofdstuk is een schematisch overzicht opgenomen van relevante bepalingen uit de wet- en regelgeving. Op grond van art. 14 lid 1 Vw jo. art. 3.29a lid 1 Vb kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd worden verstrekt aan een vermogende vreemdeling. De minimale investering bedraagt op grond van art. 3.29a lid 2 Vb jo. B11/2 Vc 1.250.000 euro. Het bedrag moet worden geïnvesteerd in een onderneming die gevestigd is in Nederland en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Sinds 1 juni 2014 is het blijkens par. B11/2 Vc ook mogelijk te investeren in een door het Ministerie van Economische Zaken goedgekeurd seedfonds, een participatiefonds dat is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Participatiefondsen of middels een investerend contractueel samenwerkingsverband. In dat laatste geval moet blijkens par. B11/2.2 het contractueel samenwerkingsverband zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en moet de arbeidscreatie worden beoordeeld naar rato van de inbreng van de investeerder in kwestie.
Het bedrag moet op een bankrekening worden gestort die wordt aangehouden bij een Nederlandse bank of een bank van een EU-lidstaat met een vestiging in Nederland die onder toezicht staat van De Nederlandsche Bank. Uit B11/4 Vc blijkt dat de investering geen garantstelling, lening of aankoop van aandelen mag betreffen, tenzij de aandelen worden verstrekt in ruil voor risicodragende kapitaalverstrekking. De investeerder dient als bewijs een bankverklaring en een accountantsverklaring aan te leveren. In de bankverklaring dient te worden bevestigd dat het bedrag van 1.250.000 euro daadwerkelijk is gestort. De accountantsverklaring betreft een ‘verklaring over de vermogensopstelling’. De accountantsverklaring moest zijn afgegeven door een Nederlands accountantskantoor dat lid is van accountantsberoepsvereniging NBA. Ook moest het kantoor tot 1 juni 2014 een vestiging heeft in het land van herkomst of verblijf van de vreemdeling. Het is aannemelijk dat dit vereiste problemen kon opleveren, aangezien het niet waarschijnlijk is dat in ieder land een dergelijk kantoor gevestigd is. Sinds 1 juni 2014 is dit vereiste dan ook geschrapt.51 De accountantsverklaring dient duidelijkheid te geven over de identiteit van de
51
Besluit Wijziging Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt 2014, 15297
13
vreemdeling, de herkomst en grootte van zijn vermogen en de mogelijkheid om het vereiste bedrag te investeren. Ook moet uit de accountant verklaren dat niet is gebleken is dat het te investeren vermogen een malafide herkomst heeft. Deze vereisten worden vervolgens gespecificeerd: uit de verklaring moet de opbouw van het vermogen blijken, dat de herkomst niet aantoonbaar malafide is en dat het vermogen daadwerkelijk beschikbaar is voor investeringen. Ook moet uit de verklaring blijken dat de investeerder in staat zal zijn om gedurende ten minste 15 maanden een bedrag van 1.250.000 euro te investeren. Deze ‘specificatie’ is deels een herhaling van eerder genoemde criteria en vergroot daarmee de onduidelijkheid alleen maar. De intentieverklaring of overeenkomst moet zijn ondertekend door de investeerder en de onderneming die de investering ontvangt en moet eveneens het doel van de investering duidelijk maken. In aanvulling op de accountantsverklaring zal de Financial Intelligence Unit (FIU)52 nagaan of de vermogende vreemdeling betrokken is bij een verdachte transactie. Als blijkt dat hij betrokken is bij een dergelijke transactie of daarvan verdacht wordt, wordt de verblijfsvergunning niet verstrekt. Overigens is een accountantsverklaring noch een onderzoek door de FIU vereist bij het reguliere inkomensvereiste, waaraan blijkens art. 3.73 lid 1 sub d Vreemdelingenbesluit eveneens kan worden voldaan met het beschikken over voldoende inkomsten uit eigen vermogen. 3.1.1 HET PUNTENSTELSEL De investering moet blijkens par. B11/4 Vc een ‘toegevoegde waarde’ hebben voor de Nederlandse economie. Dit vereiste wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland53 getoetst. Hiervoor wordt een puntensysteem gehanteerd. De investeerder dient minimaal 25 punten dient te behalen. De investeerder kan punten behalen op de deelgebieden ‘arbeidscreatie’ (maximaal 15 punten), innovativiteit (maximaal 30 punten) en ‘niet-financiele inbreng van de vreemdeling’ (maximaal 5 punten). Financiele inbreng alleen volstaat dus niet. Opvallend is dat arbeidscreatie en niet-financiele inbreng nooit voldoende zijn. Een investering zal dus altijd punten moeten behalen in de categorie ‘innovativiteit’. Het creeren van banen wordt bovendien niet al te hoog gewaardeerd; wie tussen de 1 en de 5 fulltime banen creeert, verkrijgt 5 punten. Voor 5 tot 10 fulltime banen worden 10 punten verstrekt. Wie meer dan tien fulltime banen creeert, verkrijgt het maximum van 15 punten. Het verrichten van een investering waarmee De FIU is een organisatie die meldingen van ongebruikelijke transacties van meldplichtige instellingen verwerkt en analyseert. De organisatie maakt deel uit van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Zie ook < http://www.fiu-nederland.nl/> 53 De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is een uitvoerende dienst van het Ministerie van Economische Zaken en heeft als taak om ondernemers te ondersteunen bij duurzaam, agrarisch, innovatief en internationaal ondernemen. Zie ook <www.rvo.nl> 52
14
tientallen banen worden gecreeerd loont dus niet. Op het deelgebied ‘innovativiteit’ zijn de punten eenvoudiger te behalen; voor ‘inbreng of aanschaf van een octrooi’, ‘investering in innovatie’ of ‘investering in topsector’54 wordt telkens 10 punten verstrekt. Bij een investering in een seedfonds of een participatiefonds speelt het puntentstelsel geen rol. Indien het een investering in een contractueel samenwerkingsverband betreft, kan blijkens par. B11/2 ad 2 Vc het puntensysteem worden gebruikt bij de beoordeling. Ook is blijkens par. B11/4 Vc vereist dat de aard van de investering ‘positief is voor de Nederlandse economie’ en moet de ‘continuïteit van de investering zijn aangetoond’. Hoe deze vereisten wordt getoetst, is niet nader uitgewerkt. 3.1.2 BEWIJSMIDDELEN Indien het een investering in een ondernemer betreft, kan een intentieverklaring, een ondernemingsplan, een jaarrekening, een investeringsplan, gegevens omtrent de effecten van het investeringsplan en bewijsstukken omtrent de inbreng en actieve betrokkenheid van de ondernemer als bewijsmiddel dienen. De intentieverklaring of overeenkomst moet zijn ondertekend door investeerder en de onderneming die de investering ontvangt en moet eveneens het doel van de investering duidelijk maken. Het ondernemingsplan moet een uitgebreid aantal – voornamelijk financiele – gegevens bevatten, welke zijn opgesomd in par. B11/4 Vc. Het ondernemingsplan mag blijkens dezelfde paragraaf achterwege blijven indien de onderneming al langer dan drie jaar bestaat. Er moeten jaarrekeningen van de afgelopen drie jaar worden ingediend, tenzij de onderneming minder dan drie jaar geleden is opgericht. De jaarrekeningen moeten door externe partij zijn geverifieerd. Het investeringsplan moet duidelijk maken wat het doel van de investering is en mag ook worden geïntegreerd in de het ondernemingsplan of het investeringsplan. Indien het een investering in een investerend contractueel samenwerkingsverband betreft, kan een overeenkomst tussen de deelnemers van het samenwerkingsverband waaruit het doel en de voorwaarden duidelijk worden dienen als bewijsmiddel, evenals een een fondsplan dat duidelijk maakt wat de aard van de te verrichten investeringen en de organisatie is en waaruit de daaraan gekoppelde voorwaarden duidelijk worden, een bewijs van continuïteit van het samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een jaarrekening), gegevens omtrent de effecten van het investeringsplan en bewijsstukken omtrent de inbreng en actieve betrokkenheid van de ondernemer. Indien het een investering in een seedfonds betreft, hoeft alleen een verklaring te worden
Met ‘topsector’ wordt gedoeld op het zogenaamde ‘topsectorenbeleid’, waarmee de regering bepaalde sectoren wil ondersteunen wat betreft kennis en innovatie. Zie ook < http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ondernemersklimaat-en-innovatie/investeren-in-topsectoren> 54
15
overhandigd waaruit blijkt dat het fonds is erkend door het Ministerie van Economische Zaken. Indien het een investering in een participatiefonds betreft, kan worden volstaan met een bewijs van deelname waaruit aan een participatiefonds dat is aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Participatiefondsen en een bewijs van lidmaatschap van het participatiefonds bij dezelfde vereniging. 3.2 VERSTREKKING VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING: ALGEMENE VEREISTEN De investeerder kan ingevolge art. 3.58 lid 8 Vb jo. 3/B11 Vc een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verkrijgen met een geldigheid van een jaar. Hiervoor moet een vermogende vreemdeling wel voldoen aan alle vereisten die gelden voor de verstrekking van een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, te weten het zelfstandig en duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan (art. 16 lid 1 sub c jo. art. 26 lid 1 Vw), geen gevaar voor de openbare orde te vormen(art. 16 lid 1 sub d Vw), het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (art. 16 lid 1 sub a Vw jo. 3.71 lid 1 Vb) en een bezit van een geldig document voor grensoverschrijding (art. 16 lid 1 sub b Vw). Het voert te ver om in dit kader alle algemene vereisten uit te werken. Ik zal hier ingaan op twee opvallende aspecten van deze algemene vereisten. Wat het inkomensvereiste betreft, is relevant dat in art. 3.75 lid 2 Vb is bepaald dat een deel van het vermogen niet wordt meegenomen in de berekening van het eigen vermogen indien vaststaat dat het desbetreffende deel niet meer beschikbaar zal zijn over een jaar. Het te investeren bedrag van € 1.250.000 zal dus niet worden meegenomen bij de berekening van het inkomen, aangezien vaststaat dat dit bedrag niet meer beschikbaar zal zijn. Artikel 2L verduidelijkt dat de vreemdeling leges dient te betalen voor de aanvraag. De hoogte van de leges voor een aanvraag voor Toegang en Verblijf is gespecificeerd in het Voorschrift Vreemdelingen en de Regeling op de consulaire tarieven. Blijkens art. 1, onderdeel s, onder 6° van het genoemde voorschrift bedragen deze leges in het geval van een vermogende vreemdeling 2.026 euro. Dit is fors hoger dan de leges die worden gehanteerd bij andere verblijfsbeperkingen; alleen de verblijfsbeperking ‘arbeid als zelfstandige’ komt met 1.266 euro enigszins in de buurt. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat het legesbedrag als onevenredig hoog moet worden beschouwd. Het Europese Hof van Justitie heeft op 26 april 2012 weliswaar geoordeeld dat de toenmalige Nederlandse leges voor gezinshereniging onevenredig hoog waren, maar deze uitspraak is in het kader van vermogende vreemdelingen niet van toepassing. De uitspraak ziet immers op leges die een belemmering kunnen vormen voor de uitoefening van
16
de middels de richtlijn over gezinshereniging toegekende rechten.55 Op basis van een uitspraak van de Raad van State van 9 oktober 2012 zou nog kunnen worden beargumenteerd dat de uitspraak van het Hof van Justitie op een bredere groep ziet dan gezinsherenigingsmigranten, maar feit blijft dat de leges niet onevenredig hoog voor vermogende vreemdelingen gezien de aanzienlijke financiële gevolgen ervan, zoals in de uitspraak bepaald.56 3.3 DE VERLENGING VAN DE VERBLIJFSVERGUNNING ONDER DE BEPERKING ‘VERMOGENDE VREEMDELINGEN’ De verblijfsvergunning wordt ingevolge art. 14 lid 1 Vw jo. art. 3.29a lid 1 Vb jo. par. B11/3 Vc verleend voor de duur van een jaar verleend. De verblijfsvergunning kan vervolgens blijkens par. B11/5 Vc worden verlengd voor de duur van maar liefst vijf jaren. De gronden waarop een verlengingsaanvraag kan worden afgewezen zijn limitatief opgesomd in art 18 Vw. Blijkens art. 18 lid 1 sub f Vw kan de aanvraag worden afgewezen indien de vreemdeling niet meer aan de beperking voldoet waaronder de verblijfsvergunning was verleend. Voor vermogende vreemdelingen is dit vereiste verder uitgewerkt in B11/5.1 Vc. De aanvraag wordt afgewezen indien de investering is teruggetrokken, wanneer de vermogende vreemdeling betrokken is geraakt bij transacties die volgens de FIU verdacht zijn of wanneer de investering volgens de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland geen toegevoegde waarde meer heeft. Dit laatste vereiste is verder uitgewerkt voor het geval het een investering in een onderneming betreft. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zal een positief advies uitbrengen, wanneer de onderneming nog staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, de investering conform het ondernemingsplan is uitgevoerd en de beoogde arbeidscreatie voor tenminste 20% is gerealiseerd en het aannemelijk is dat de overige 80% in de komende vier jaar zal volgen. Voor gevallen waarin sprake is van een investering in een seedfonds of een participatiefonds betreft, is het vereiste niet verder uitgewerkt. Dit brengt dus een onzekerheid voor de investeerder in kwestie met zich. Ingevolge art. 19 jo. art. 18 lid 1 Vw gelden de gronden voor de weigering van een verlengingsaanvraag ook als gronden voor de intrekking van een verblijfsvergunning. Indien de investeerder tijdens de geldigheidsduur niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet, kan de verblijfsvergunning worden ingetrokken. 3.4 DE VERKRIJGING VAN EEN PERMANENTE VERBLIJFSVERGUNNING Op grond van art. 20 lid 1 Vw kan de investeerder een permanente verblijfsvergunning verkrijgen. Blijkens art. 21 lid 1 Vw kan de aanvraag daartoe van een vreemdeling die gedurende
55 56
HvJ EU 26 april 2012, nr. C-508/10, (EC vs. Koninkrijk der Nederlanden) RvS 9 oktober 2012, nr. 201008782/1/V1, par. 74
17
vijf jaren rechtmatig verblijf heeft genoten alleen worden afgewezen op de in hetzelfde lid opgesomde gronden. Blijkens art. 21 lid 1 sub f Vw kan de aanvraag worden afgewezen als de vreemdeling op de dag van de aanvraag een tijdelijk verblijfsrecht heeft. Blijkens par. B12/2.2 Vc worden alleen de in art. 3.5 Vb opgesomde verblijfsrechten aangemerkt als een tijdelijk verblijfsrecht. Aangezien de ‘vermogende vreemdeling’ niet wordt genoemd in dit artikel, is deze weigeringsgrond niet van toepassing. De weigeringsgrond van art. 21 lid 1 sub g Vw is wel relevant. Blijkens deze bepaling kan de verstrekking van een permanente verblijfsvergunning worden geweigerd indien de vreemdeling het inburgeringsexamen niet heeft behaald. De investeerder zal dus alsnog het inburgeringsexamen moeten behalen wanneer hij een permanente verblijfsvergunning wenst aan te vragen. 3.5 DE VERKRIJGING VAN EEN EU-VERBLIJFSVERGUNNING Als de investeerders op grond van art. 45a lid 1 Vw een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wenst te ontvangen zijn er meer beren op de weg. Blijkens Art 45b lid 2 sub b Vw kan de aanvraag worden afgewezen indien de vreemdeling zes of meer achtereenvolgende maanden of tien maanden in totaal gedurende de vijf voorafgaande jaren in het buitenland heeft verbleven. De uitzondering van 6/2.1 Vc, op basis waarvan de vermogende vreemdeling acht maanden buiten Nederland mag verblijven, biedt hier geen soelaas. De investeerder zal hier rekening mee moeten houden, wil hij in aanmerking komen voor een EU-verblijfsvergunning. Een dergelijke verblijfsvergunning biedt de investeerder de mogelijkheid om zich in de gehele EU te vestigen. 3.6 DE VERKRIJGING VAN HET NEDERLANDERSCHAP Een artikel uit de Volkskrant vermeldt dat vermogende vreemdelingen nooit in aanmerking kunnen komen voor het Nederlanderschap.57 Dat is niet juist; wanneer de investeerder aan alle voorwaarden voldoet, kan ingevolge art. 7 lid 1 RWN 2003 aan hem het Nederlanderschap worden verleend. Wellicht heeft de onduidelijkheid over de aard van het verblijfsrecht voor vermogende vreemdelingen twijfel gezaaid. Blijkens art. 8 lid 1 sub b RWN 2003 mogen tegen het verblijf voor onbepaalde tijd van de verzoeker immers geen bedenkingen bestaan. Zoals eerder gezegd blijkt uit de Handleiding Rijkswet voor het Nederlanderschap 2003 dat er in het geval van een vermogende vreemdeling geen bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd.58 Blijkens art. 8 lid sub c RWN 2003 dient de verzoeker tenminste sinds vijf jaren in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen
Speksnijder, ‘Te koop: een Maltees paspoort’, de Volkskrant, 9 januari 2014 Bijlage 3 bij Toelichting ad artikel 8 eerste lid aanhef en onder b, par. 3, Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 57 58
18
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, toelating en hoofdverblijf te hebben. De vraag is hoe het begrip ‘hoofdverblijf’ wordt ingevuld. Blijkens art. 1 lid 1 sub h RWN 2003 wordt met ‘hoofdverblijf’ gedoeld op de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft. Bij een verlengingsaanvraag van het verblijfsrecht hoeft een vermogende vreemdeling blijkens par. B1/6.2.1 Vc slechts vier maanden per jaar zijn hoofdverblijf te hebben op Nederlands gebied. Dat wil echter nog niet zeggen dat aan het nationaliteitsrechtelijke hoofdverblijfsvereiste eenzelfde invulling wordt gegeven. Blijkens de Handleiding Rijkswet van het Nederlanderschap 2003 wordt primair getoetst of er sprake is van hoofdverblijf aan de hand van gegevens uit de gemeentelijke voorziening van de Basis Registratie Personen (BRP).59 Blijkens art. 2.4 lid 1 Wet BRP wordt een persoon ingeschreven in de BPR indien aannemelijk is dat hij meer dan tweederde deel van een half jaar in Nederland zal verblijven. Blijkens art. 2.43 lid 1 Wet BRP dient een persoon schriftelijk aangifte te doen indien hij meer dan tweederde deel van een jaar in het buitenland zal gebruiken, hetgeen zal leiden tot uitschrijving uit de BRP. De conclusie is dat een investeerder die naar redelijke verwachting tenminste vier maanden gedurende het eerste half jaar van zijn verblijfsrecht in Nederland verblijf zal houden in de BRP zal worden ingeschreven en zal worden uitgeschreven wanneer hij aangeeft dat hij meer dan acht maanden in het buitenland zal verblijven. Let wel: er wordt ‘primair getoetst’ aan de hand van gegevens uit de gemeentelijke voorziening van de BRP, maar het begrip hoofdverblijf heeft een ‘strikt feitelijke betekenis’.60 De Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 bevat een niet-limitatieve opsomming van indicaties die op een hoofdverblijf buiten Nederland kunnen wijzen.61 Aan de hand van feitelijke omstandigheden zal worden beoordeeld of sprake is van hoofdverblijf. Er wordt in ieder geval aangenomen dat er sprake is van hoofdverblijf buiten Nederland, indien een persoon meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat een overschrijding van deze termijn is veroorzaakt door buiten zijn schuld liggende omstandigheden.62 Vestiging van hoofdverblijf buiten Nederland wordt ook aangenomen indien een persoon voor het derde achtereenvolgende jaar buiten Nederland verblijft, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten nog in Nederland ligt.63 Een investeerder die vier maanden per jaar in Nederland verblijft, voldoet bij lange na niet aan dit criterium. Een investeerder die de Nederlandse nationaliteit wenst te verkrijgen dient hier rekening mee te houden. Ook zal hij op grond van art. 8 lid 1 sub d RWN 2003 de taal- en maatschappijtoets moeten afleggen. De vermogende vreemdeling is immers niet van dit vereiste vrijgesteld.64 8-1-c. Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder c, Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 1-1-h. Toelichting ad artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 61 Idem 62 Idem 63 Idem 64 Zie voor een overzicht van de geldende vrijstellingen 8-1-d. Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, 59 60
19
3.7 CONCLUSIE: WAT IS DE STRUCTUUR VAN DE NEDERLANDSE REGELING VOOR VERMOGENDE VREEMDELINGEN? Blijkens art. 14 lid 1 Vw jo. art. 3.29a lid 1 Vb jo. par. B11/3 Vc kan een investeerder een verblijfsvergunning verkrijgen indien hij 1.250.000 euro investeert in een innovatieve onderneming, een investerend samenwerkingsverband,, een seedfonds of een participatiefonds. De keuze voor een investering in een innovatieve onderneming brengt een aanzienlijke hoeveelheid rompslomp met zich. Een investering in een seedfonds of een participatiefonds brengt nauwelijks administratieve verplichtingen met zich, waardoor deze investeringsopties aantrekkelijker zijn. De verblijfsvergunning wordt ingevolge art. 14 lid 1 Vw jo. art. 3.29a lid 1 Vb jo. B11/3 Vc voor de duur van een jaar verleend en kan ingevolge worden verlengd voor de duur van vijf jaar. De investering kan een permanente verblijfsvergunning verkrijgen onder de reguliere vereisten. De investeerder zal daarvoor blijkens art. 21 lid 1 sub g Vw alsnog aan het inburgeringsvereiste moeten voldoen. De investeerder kan eveneens een EU-verblijfsvergunning verkrijgen onder de reguliere voorwaarden. Daarbij geldt een strikter verblijfsvereiste dan voor de verlenging van de verblijfsvergunning of de verkrijging van een reguliere permanente verblijfsvergunning. Blijkens Art 45b lid 2 sub b Vw kan de aanvraag worden afgewezen indien de vreemdeling zes of meer achtereenvolgende maanden of tien maanden in totaal gedurende de vijf voorafgaande jaren in het buitenland heeft verbleven. De investeerder kan eveneens in aanmerking komen voor verkrijging van het Nederlanderschap op grond van art. 7 lid 1 RWN 2003 indien hij aan de reguliere vereisten voldoet. Hij dient hierbij aan het vereiste van art. 8 lid 1 sub c RWN 2003 te voldoen. Er zal dus sprake moeten zijn van ‘toelating en hoofdverblijf’ gedurende de vijf jaren die direct aan de aanvraag vooraf gingen. Het begrip ‘hoofdverblijf’ heeft hier een andere invulling dan het verblijfsvereiste dat voor de verlenging van de verblijfsvergunning of de verkrijging van een reguliere permanente verblijfsvergunning geldt. Daarnaast is aan de vermogende vreemdeling geen vrijstelling verleend van de verplichting om ingevolge art. 8 lid 1 sub d RWN 2003 de taal- en maatschappijtoets af te leggen.
par. 2.2 Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
20
SCHEMATISCH OVERZICHT VAN RELEVANTE WET- EN REGELGEVING Grondslag: Vereisten:
Verlenging:
art. 14 Vreemdelingenwet art. 3.29a lid 1 Vreemdelingenbesluit (verlening) art. 3.29a lid 2 Vreemdelingenbesluit (stellen verhoogd inkomensvereiste) Vereisten regulier o Art. 16 lid 1 Vreemdelingenwet Vereisten bijzonder o Investering: par. B11/2 Vreemdelingencirculaire o Bewijsmiddelen: par. B11/4 Vreemdelingencirculaire o Verblijf en afwezigheid: par. B1/6.2.1 Vreemdelingencirculaire o Leges: art. 1, onderdeel s, onder 6 Voorschrift Vreemdelingen o Inburgering: art. 2.1 lid 1 sub q Besluit Inburgering Grondslag: art. 14 lid 1 Vreemdelingenwet
Permanente verblijfsvergunning: Grondslag: art. 20 lid 1 Vreemdelingenwet EU-verblijfsvergunning: Grondslag: art. 45a lid 1 Vreemdelingenwet Nederlanderschap: Grondslag: art. 7 lid 1 Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
21
4. INVESTEERDERSREGELINGEN IN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE 4.1 INLEIDING Nederland is bij lange na niet het enige land met een investeerdersregeling. In andere Europese lidstaten bestaan investeerdersregelingen die de mogelijkheid bieden om een tijdelijke verblijfsvergunning, permanente verblijfsvergunning of de nationaliteit te verkrijgen. De vraag is hoe de Nederlandse regeling gepositioneerd is ten opzichte van de regelingen die in andere EUlidstaten worden gehanteerd. In dit hoofdstuk zijn deze investeerdersregelingen schematisch weergegeven. Ten eerste bevatten de schema’s een overzicht van de ‘kostprijs’; het vereiste investeringsbedrag, de wettelijke grondslag, de datum van inwerkingtreding en hetgeen waarin moet worden geïnvesteerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de wijze waarop een verblijfsvergunning kan worden verkregen en de wijze waarop de nationaliteit kan worden verkregen. Daarnaast wordt het verblijfsvereiste genoemd. Hierbij wordt zowel het verblijfsvereiste beschreven dat voor investeerders geldt als het verblijfsvereiste dat voor reguliere vreemdelingen geldt. Ook bij dit onderdeel wordt de verkrijging van een verblijfsvergunning en de verkrijging van de nationaliteit apart behandeld. Tenslotte wordt bij enkele lidstaten een bijzonderheid vermeld. Indien een EU-lidstaat niet is opgenomen in dit hoofdstuk, hanteert de lidstaat in kwestie geen investeerdersregeling. Dat wil overigens niet zeggen dat het in die lidstaat onmogelijk is om middels een investering een verblijfsvergunning of de nationaliteit te verkrijgen. Zolang er geen informatie is vrijgegeven over de wijze waarop een discretionaire bevoegdheid wordt gebruikt, kan niet worden beoordeeld of deze bevoegdheid wordt aangewend voor het verlenen van de nationaliteit aan investeerders. Daar komt nog bij dat een aantal lidstaten weinig openheid betracht op het gebied van investeerdersregelingen. Daardoor bevat de enquete over dit onderwerp van het European Migration Network lacunes. Cyprus verzwijgt bijvoorbeeld het feit dat zij de Cypriotische nationaliteit aan investeerders verleent.65 Ik hanteer als uitgangspunt een ongehuwde investeerder die geen kinderen heeft. Bijlage I en II bieden tezamen een handzaam overzicht van de investeerdersregelingen. Bijlage I bevat een overzicht van alle investeerdersregelingen en de daaraan gekoppelde verblijfsvereisten. Bijlage II bevat een overzicht van alle investeringsbedragen.
65
EMN Ad-Hoc Query: Wealthy Immigrants, p. 2
22
4.2 Bulgarije 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Een investeerder kan een permanente verblijfsvergunning verkrijgen. De investering bedraagt minimaal:
508.527, 45euro66 (art. 25 lid 6 jo. lid 7 Закон за Чужденците в Република България) o
De regeling is gepubliceerd in het Staatsblad op 15 mei 2009 en in werking getreden op 18 mei 2009.67
o
Het betreft verhandelbare aandelen van Bulgaarse bedrijven, obligaties met een looptijd van langer dan 6 maanden, aandelen in een bedrijf dat voor meer dan 50% eigendom is van de Bulgaarse overheid, een investering op het gebied van intellectueel eigendom of een investering in rechten uit concessieovereenkomsten. Het bedrag kan eveneens worden ondergebracht bij een Bulgaarse geaccrediteerde financiële instelling. Of,
3.067.811, 93 euro68 (art. 25 lid 8 Закон за Чужденците в Република България) o
De regeling is gepubliceerd in het Staatsblad op 15 mei 2009 en in werking getreden op 18 mei 2009.69
o
Het betreft niet-verhandelbare aandelen, of
306.781, 19euro70 (art. 24 lid 19 Закон за Чужденците в Република България) o
De regeling is gepubliceerd in het Staatsblad op 19 februari 2013 en in werking getreden op 22 februari 2013.71
o
Het betreft een investering in onroerend goed, of
Het betreft een investering in een project dat een bijzondere status heeft onder de Wet ter bevordering van de investeringen (ofwel Закон за насърчаване на инвестициите) (art. 25 lid 13 Закон за Чужденците в Република България) o
De regeling is gepubliceerd in het Staatsblad op 28 januari 2011 en in werking getreden op 31 januari 2011.72
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie?
1.000.000 lev, wisselkoers 1-6-2014 SG 2009, nr. 36 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=20344) 68 6.000.000 lev, wisselkoers 1-6-2014 69 SG 2009, nr. 36 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=20344) 70 600.000 lev, wisselkoers 1-6-2014 71 SG 2013, nr. 16 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=73301) 72 SG 2011, nr. 9 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=43355) 66 67
23
De investering kan leiden tot naturalisatie. Hiervoor geldt het vereiste dat de investeerder eerst een verblijfsvergunning heeft verkregen in ruil voor investeringen. Voor de naturalisatie gelden uit hoofde van art. 12a Закон за българското гражданство gunstige voorwaarden. De investeerder hoeft geen taaltoets af te leggen en hoeft geen afstand te doen van zijn andere nationaliteit. De investeerder moet wel aan het reguliere verblijfsvereiste voldoen. Als de investeerder een extra hoog bedrag investeert, wordt het verblijfsvereiste ingekort. De minimale investering bedraagt in dat geval:
508.527, 45 euro73 (art. 25 lid 13 Закон за Чужденците в Република България jo. art. 12 lid 1 jo. Art. 14a lid 1 Закон за българското гражданство) o
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 17 december 2013 en in werking getreden op 20 december 2013.74
o
Het betreft een investering in een project dat een bijzondere status heeft onder de Wet ter bevordering van de investeringen, of
1.022.603, 98euro75 (artt. 25 lid 6 jo. lid 7) jo. artt. 12 lid 1 jo. 14a lid 1 Закон за българското гражданство) o
Het betreft een investering in een van de investeringsdoelen die onder het eerstgenoemde bedrag bij de eerste vraag worden opgesomd, of
De investeerder heeft bijzondere verdiensten verricht voor de republiek Bulgarije op het economisch vlak. (art. 16 Закон за българското гражданство) o
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 17 december 2013 en in werking getreden op 20 december 2013.76
o
Dit vereiste is niet verder uitgewerkt in (lagere) regelgeving. Uit een rapport blijkt dat twee ondernemers in 2013 zijn genaturaliseerd op grond van hun sociale en verantwoordelijke bedrijfsvoering en hun inzet voor het behoud van werkgelegenheid.77
3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt direct een
Een reguliere vreemdeling kan een
permanente verblijfsvergunning (art.
permanente verblijfsvergunning verkrijgen:
1.000.000 lev, wisselkoers 1-6-2014 SG 2013, nr. 108 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=81164) 75 2.000.000 lev, wisselkoers 1-6-2014 76 SG 2013, nr. 108 (http://dv.parliament.bg/DVWeb/showMaterialDV.jsp?idMat=81164) 77 Rapport Commissie Bulgaars Staatsburgerschap periode 23 januari 2013-22 januari 2014 (ДОКЛАД ЗА ДЕЙНОСТТА НА КОМЙСЙЯТА ПО БЪЛГАРСКО ГРАЖДАНСТВО Й БЪЛГАРЙ В ЧУЖБЙНА ЗА ПЕРЙОДА 23 ЯНУАРЙ 2013 – 22 ЯНУАРЙ 2014)., p. 10 73 74
24
24 lid 1 jo. 25 lid 1 Закон за
Чужденците в Република България).
Verblijf: minimaal vijf jaar (art. 25 lid 5 Закон за Чужденците в Република България)
Afwezigheid: maximaal 30 maanden buiten Bulgarije gedurende de afgelopen vijf jaren.
De permanente verblijfsvergunning wordt ingetrokken indien hij een heel jaar buiten de EU heeft verbleven (art. 40 lid 6 5 Закон за Чужденците в Република България). Investeerder zijn hiervan uitgezonderd.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Op grond van art. 14a lid 1 Закон за
Volgens art. 12 lid 2 Закон за българското
българското гражданство kan een
гражданство kan een verzoeker worden
investeerder worden genaturaliseerd:
genaturaliseerd:
Verblijf: de investeerder dient
Verblijf: hij dient gedurende minstens
gedurende een jaar in het bezit te zijn
vijf jaar direct voorafgaand aan zijn
geweest van een permanente
aanvraag permanent in Bulgarije te
verblijfsvergunning.
hebben verbleven.
Afwezigheid: uit de bewoordingen van de bepaling blijkt dat een permanent verblijf niet vereist is; het bezit van een permanente verblijfsvergunning is al voldoende.
Bijzonderheden Blijkens art. 22 lid 3 Закон за българското гражданство kan de investeerder de Bulgaarse nationaliteit worden ontnomen indien hij op grond van art. 14a is genaturaliseerd en hij de investeringen niet tenminste twee jaar gehandhaafd heeft. Blijkens art. 14 lid 1 jo. art. 12 lid 1 Закон за българското гражданство hoeft de investeerder geen afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Een reguliere verzoeker is daartoe wel verplicht.
25
4.3 Cyprus 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Een investeerder kan een permanente verblijfsvergunning verkrijgen.
330.000 euro (art. 2.2 jo. art. 2.378) o
De regeling is in werking getreden op 24 mei 2013.
o
bestaande uit 30.000 euro aangehouden op een rekening bij een Cypriotische financiële instelling voor de duur van minimaal drie jaar en de koop van onroerend goed met een minimale waarde van 300.000 euro.
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Blijkens art. 111A lid 2 N. 141(I)2002 kan de Cypriotische nationaliteit worden verleend aan een investeerder. De vereisten die hieraan worden gesteld kunnen van geval tot geval verschillen. In een Ministerieel Besluit zijn hiertoe richtlijnen uiteengezet.79
2.500.000 euro (art. A8) (let op: indien het een gezamenlijke investering van 12.500.000 euro betreft) o
De regeling is in werking getreden op 19 maart 2014.
o
Het betreft een investering in Cypriotische staatsobligaties, onroerend goed, landontwikkeling of infrastructuur, een investering in het vermogen van een Cypriotisch bedrijf of in aandelen van een Cypriotisch bedrijf die de investeerder minimaal drie jaar aanhoudt. Dit bedrag geldt alleen voor investeerders die gezamenlijk een investering verrichten van minimaal 12.5000.000 euro.
5.000.000 euro (artt. A1 jo. A2 jo. A3 jo. A4) o
De regeling is in werking getreden op 7 mei 2013.
o
Bestaande uit een investering in Cypriotische staatsobligaties, onroerend goed, landontwikkeling of infrastructuur, een investering in het vermogen van een Cypriotisch bedrijf of in aandelen van een Cypriotisch bedrijf die de investeerder minimaal drie jaar aanhoudt. Ingevolge art. 3 kan hij ook 5.000.000 euro aanhouden op een rekening bij een Cypriotische financiële
Ministerieel besluit Herziening criteria versnelde procedure voor de toekenning van verblijfsvergunningen aan investeerders, (Αναθεώρηση κριτηριών που αφορουν στη νεα, ταχεια διαδικασια χορηγησης Άδειας Μεταναστευσης σε αιτητες που ειναι υπηκοοι τριτών χώρών και επενδυουν στην Κυπρο) (http://www.moi.gov.cy/moi/crmd/crmd.nsf/All/AE07D8F347BFA4AEC2257A69001EE7BD?OpenDocument), laatst bezocht op 3-7-2014 79 Kabinetsbesluit van 19.05.2014 Naturalisatie Beleggers (ΣΧΕΔΙΟ ΓΙΑ ΤΗΝ ΚΑΤ’ ΕΞΑΙΡΕΣΗ ΠΟΛΙΤΟΓΡΑΦΗΣΗ ΕΠΕΝΔΥΤΩΝ ΣΤΗΝ ΚΥΠΡΟ) (http://www.moi.gov.cy/moi/crmd/crmd.nsf/All/13271D0BFDDA4DA0C2257B81001BC07C?OpenDocument), laatst bezocht op 3-7-2014 78
26
instelling voor de duur van minimaal drie jaar of gebruik maken van een combinatie van een donatie aan het genoemde overheidsfonds, een directe investering als hierboven beschreven en een deposito bij een Cypriotische bank. De investeerder dient in alle gevallen te beschikken over een woning op Cypriotisch grondgebied met een minimale waarde van 500.000 euro (art. B1). Het mag dus ook een woning betreffen die de investeerder reeds in zijn bezit heeft. Dit vereiste vervalt indien de investeerder reeds minstens 5.000.000 euro heeft geïnvesteerd in onroerend goed. 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt direct een
Op grond van art. 18H lid 1 jo. lid 2 Ο περι
permanente verblijfsvergunning.
Αλλοδαπών και Μεταναστευσεώς Νομος kan
De investeerder dient Cyprus minimaal
een vreemdeling een permanente
eenmaal per twee jaar te bezoeken (art. 3.3
verblijfsvergunning verkrijgen:
van het Ministerieel Besluit).
Verblijf: gedurende minimaal vijf jaar direct voorafgaand aan de aanvraag (art. 18H lid 1 jo. lid 2 Ο περι Αλλοδαπών και Μεταναστευσεώς Νομος)
Afwezigheid: het verblijf dient legaal en ononderbroken te zijn. Hij mag gedurende de periode in totaal maximaal tien maanden buiten Cyprus hebben gewoond. Het buitenlandse verblijf mag per keer maximaal zes maanden hebben geduurd.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling De investeerder hoeft blijkens het
Regulier
Verblijf: blijkens Schedule 2 N.
kabinetsbesluit niet op Cyprus te hebben
141(I)2002 dient een vreemdeling
verbleven alvorens hij wordt genaturaliseerd.
tenminste direct voorafgaand aan zijn verzoek tot naturalisatie een volledig
27
jaar op Cyprus te hebben verbleven. Gedurende de zeven jaar die aan die periode voorafgingen dient hij in totaal minstens vier jaar op Cyprus te hebben verbleven. Bijzonderheden Ingevolge art. B lid 3 van het genoemde ministerieel besluit kan de naturalisatie worden herroepen als bij een periodieke controle blijkt dat de investeerder niet heeft voldaan aan een van de vereisten. De investeerder moet de investeringen minimaal drie jaar aanhouden. Blijkens het genoemde besluit dienen de investeringen te zijn verricht gedurende de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag tot naturalisatie. Het Cypriotische nationaliteitsrecht staat het bezit van een dubbele nationaliteit toe.
28
4.4 Frankrijk 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Op grond van art. L315-1 Code de l’entrée et du séjour des étrangers et du droit d’asile kan een investeerder een tijdelijke verblijfsvergunning verkrijgen (Carte ‘Compétences et talents’):
300.000 euro (art. L315-1 jo. Circulaire NOR IMIG0800017C Annexe 2 punt 7) o
Blijkens de genoemde circulaire mag het zowel een investering in materiele doelen (bijvoorbeeld de aankoop van grond of machines) als immateriele doelen (bijvoorbeeld patenten, licenties en kennis) betreffen.
Het creeren of het behouden van minstens 2 banen (idem)
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 25 juli 2006 en in werking getreden op 26 juli 2006. Art. L314-15 Code de l’entrée et du séjour des étrangers et du droit d’asile biedt de investeerder drie mogelijkheden voor de verkrijging van een tijdelijke verblijfsvergunning (Carte ‘Contribution economique exceptionelle’):
10.000.000 euro (art. R314-5 lid 2) o
te investeren in een bedrijf dat gevestigd is binnen het gebied van de Franse Republiek, of
Het creeren of het behouden van minstens 50 banen (art. R314-5 lid 1), of
de prefect bezit de discretionaire bevoegdheid om bij een investering van een kleinere omvang toch zijn goedkeuring te verlenen, indien de economische situatie daartoe noopt (art. R314-5 lid 3)
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 15 september 2009 en in werking getreden op 16 september 2009. 2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
Carte ‘Compétences et talents’:
Een reguliere vreemdeling kan alleen onder
De investeerder verkrijgt een tijdelijke
bijzondere omstandigheden een verblijfstitel
verblijfsvergunning met een geldigheidsduur
met een geldigheidsduur van tien jaar
29
van drie jaren (art. L315-1).
Verlenging: de verblijfsvergunning
verkrijgen (art. 314-8).
Verkrijging: een vreemdeling dient
kan worden verlengd voor de duur van
vijf jaar ononderbroken in Frankrijk te
drie jaren (art. L315-1). Indien de
hebben verbleven.
investeerder uit een zogenaamde
Afwezigheid: op grond van art. 314-3
‘prioriteitszone’ (ofwel een
mag de vreemdeling gedurende de
ontwikkelingsland) afkomstig is en op
afgelopen tien jaar niet meer dan drie
grond van een partnerovereenkomst
achtereenvolgende jaren in het
de verblijfsvergunning heeft
buitenland hebben verbleven.
verkregen, kan de vergunning slechts
Alleen bijzondere categorieen,
eenmalig worden verlengd. Op deze
waaronder de investeerder, kunnen
manier wordt cirkelmigratie
direct aanspraak maken op deze
bevorderd.
verblijfsvergunning.
Carte ‘Contribution economique exceptionelle’: De investeerder verkrijgt een tijdelijke verblijfsvergunning met een geldigheidsduur van 10 jaar (art. L314-1).
Verlenging: de investeerder kan de verblijfsvergunning laten verlengen voor de duur van 10 jaar of een permanente verblijfsvergunning aanvragen indien hij nog steeds aan de voorwaarden van de investeringsregeling voldoet (Circulaire NOR IMIM1000117C).
Beide groepen dienen eveneens aan de reguliere voorwaarden te voldoen. 3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling Investeerders die gebruik maken van het bovenstaande investeringsprogramma moeten aan de reguliere naturalisatievoorschriften
Regulier Een verzoeker kan worden genaturaliseerd:
Verblijf: er dient sprake te zijn van ‘gewoonlijk verblijf’ gedurende een
voldoen.
30
Verblijf: de vereiste verblijfsperiode
periode van vijf jaar voorafgaand aan
kan op grond van art. 21-28 Code Civil
de aanvraag.
echter worden verlaagd naar twee jaar
Afwezigheid: volgens Circulaire DPM
indien de vreemdeling ‘exceptionele
n° 2000-254 du 12 mai 2000 zal een
activiteiten’ heeft verricht op
verblijf buiten het Franse gebied dat
economisch gebied. Uit de
minder dan een jaar bedraagt niet
bijbehorende Circulaire NOR
worden aangemerkt als een
IOCN1207269C blijkt niet of een
onderbreking van het verblijf, indien
investering als beschreven in de
de verzoeker goede redenen kan
hierboven besproken regeling als
aangeven voor dit verblijf. Het feit dat
‘exceptionele activiteit’ kan worden
een verzoeker zeer regelmatig
aangemerkt.
terugkeert naar het land van herkomst kan wel worden aangemerkt als een onderbreking van het verblijf (art. 2117 Code Civil).
Bijzonderheden Een investeerder kan alleen voor een verblijfsvergunning uit hoofde van exceptionele economische activiteiten (art. 314-15) in aanmerking komen indien hij reeds in Frankrijk verblijft. Blijkens de genoemde circulaire (Circulaire NOR IMIM1000117) houdt dit in dat hij aan de voorwaarden voor de verkrijging van een visum moet voldoen, maar dat het niet noodzakelijk is dat hij ook daadwerkelijk over dit visum beschikt. Hij hoeft geen woning te bezitten in Frankrijk; een adres van een kantoor kan eveneens volstaan.
31
4.5 Griekenland 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Ingevolge art. 26 lid 8 Wet 3386/2005 jo. art. 1 lid 1 Wet 4146/2013 dient de vermogende vreemdelingen een investering te doen in een van de volgende sectoren: industrie, energie, toerisme, vervoer en communicatie , gezondheidszorg, afvalbeheer, hoogwaardige technologie en innovatie, onderwijssector, cultuur, landbouw en bijbehorende consumptiegoederen of de tertiaire sector. Er bestaan verschillende investeringsmogelijkheden:
300.000 euro (art. 26 lid 1 Wet 3386/2005) o
De regeling is in werking getreden op 1 januari 2006 blijkens art. 98 Wet 3386/2005
100.000.000 euro (art. 1 lid 1 sub a Wet 4146/2013), o
Er gelden geen verdere investeringsvereisten. Of,
3.000.000 euro (art. 1 lid 1 sub b Wet 4146/2013) o
Het betreft een project dat valt onder het JESSICA-kapitaalfonds (art. 1 lid 1 sub b Wet 4146/2013). Het JESSICA-fonds is een onderdeel van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en verleent subsidies voor stadsontwikkelingsprojecten. Of,
40.000.000 euro en de creatie van 120 nieuwe banen (art. 1 lid 1 sub c Wet 4146/2013), of,
De creatie van 150 nieuwe banen (art. 1 lid 1 sub d Wet 4146/2013) o
Het behouden van 600 bestaande banen (Art. 1 lid 1 sub d Wet 4146/2013) o
Indien het ‘levensvatbare en duurzame’ banen betreffen, of Indien dit op een ‘levensvatbare en duurzame’ wijze gebeurd, of
5.000.000 euro (art. 1 lid 1 sub e Wet 4146/2013) o
Indien het een investering betreft in – kort gezegd – de ontwikkeling van industriegebieden.
Alle regelingen zijn gepubliceerd op 18 april 2013 en blijkens art. 79 Wet 4146/2013 op dezelfde dag in werking getreden. Ingevolge art. 36A Wet 3386/2005 kan de investeerder ook opteren voor een investering in onroerend goed. Koop, het verkrijgen van een timeshare of een tienjarige huurovereenkomst van een object met onderstaande marktwaarde volstaat.
32
250.000 euro (art. 36A Wet 3386/2005) o
De regeling is in werking getreden op 1 januari 2006 blijkens art. 98 Wet 3386/2005
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder kan een verblijfsvergunning
Een verblijfsvergunning met een
verkrijgen met een geldigheidsduur van
geldigheidsduur van 10 jaar wordt ingevolge
maximaal 10 jaar. Wanneer de investeerder in
art. 91 lid 2 Wet 3386/05 pas verstrekt indien
onroerend goed investeert, verkrijgt hij een
de vreemdeling:
verblijfsvergunning met een geldigheidsduur
van maximaal 5 jaar.
minimaal tien jaar in Griekenland heeft
Verlenging: De investeerder hoeft niet in Griekenland te verblijven om in aanmerking te komen voor verlenging.
Verblijf: voorafgaand aan de aanvraag verbleven.
Afwezigheid: De vreemdeling mag in dat geval ingevolge Circulaire 28/2009 maximaal twee opeenvolgende jaren buiten Griekenland hebben verbleven.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling Niet van toepassing
Regulier Niet van toepassing
Het is niet mogelijk om de Griekse nationaliteit te verkrijgen middels de bovengenoemde regeling, aangezien daarvoor een van de in art. 5 lid 1 sub e van de Griekse nationaliteitswet genoemde verblijfsdocumenten voor nodig is. Deze verblijfsdocumenten kunnen niet worden verkregen door investeerders die gebruik hebben gemaakt van de hierboven omschreven regeling.
33
4.6 Hongarije 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? De investeerder kan een verblijfsvergunning verkrijgen.
250.000 euro (art. 28 lid 4 sub a 2007 évi II. Törvé a harmadik országbeli állampolgárok beutazásáról és tartózkodásáról) o
De investeerder dient Hongaarse nulcouponobligaties aan te schaffen met een looptijd van minimaal vijf jaar. De investeerder verkrijgt geen rendement gedurende de looptijd. Na afloop van de looptijd wordt een rendement uitbetaald dat lager ligt dan het rendement van reguliere nulcouponobligaties.
o
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 27 december 2012 en in werking getreden op 28 december 2012.80
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt een tijdelijke
Ingevolge art. 35 lid 2 sub a kan de
verblijfsvergunning met een geldigheidsduur
vreemdeling een permanente
van maximaal vijf jaar (art. 28 lid 1).
verblijfsvergunning aanvragen:
Verlenging: voor de duur van
maximaal vijf jaar (art. 28 lid 1)
Permanent: de investeerder kan al na
Verblijf: minimaal drie jaar voorafgaand aan de aanvraag.
Afwezigheid: Vreemdelingen die
zes maanden een permanente
gebruik maken van deze regeling
verblijfsvergunning aanvragen (art. 35
dienen permanent in Hongarije te
lid 2 sub e). De investeerder hoeft
hebben verbleven, met maximale
gedurende deze zes maanden niet in
onderbrekingen van vier maanden.
Hongarije te hebben verbleven, de
Deze mogen gezamenlijk maximaal
verblijfsvergunning dient zes maanden
200 dagen hebben geduurd (art. 35 lid
voor de aanvraag te zijn verstrekt.
1 sub a jo. lid 2).
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
A szabad mozgas es tartozkodas jogaval rendelkezo szemelyek beutazasarol es tartozkodasarol szolo 2007. evi I. torveny, valamint a harmadik orszagbeli allampolgarok beutazasarol es tartozkodasarol szolo 2007. evi II. torveny vegrehajtasarol szolo 25/2007. (V. 31.) IRM rendelet modosïtasarol, magyar közlony 2012, nr. 182 80
34
Niet van toepassing.
Blijkens art. 4 lid 1 sub a Törvény a magyar állampolgárságról dient een verzoeker tenminste acht jaar permanent te hebben verbleven in Hongarije alvorens hij in aanmerking kan komen voor naturalisatie.
Bijzonderheden
35
4.7 Ierland 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? In art. 20 Immigrant Act is bepaald dat de Ierse minister van Justitie de bevoegdheid heeft om regels te stellen ten aanzien van de uitvoering van het immigratiebeleid. In S.I. 258/2012 is bepaald dat de Ierse minister van Justitie deze bevoegdheid zal gebruiken om een ‘immigrant investor programme’ te creeren. Blijkens art. 1 S.I. 258/2012 zullen de richtlijnen van dit programma worden gepubliceerd door de Ierse immigratiedienst.
1.000.000 euro o
De investeerder dient overheidsobligaties met een looptijd van minstens vijf jaar aan te schaffen.81 Of,
500.000 euro o
Het betreft een investering in een bedrijf dat in Ierland is gevestigd. De investering moet gericht zijn op het behoud of de creatie van arbeidsplaatsen.82 Of,
950.000 euro o
Het betreft de aankoop van onroerend goed van minimaal 450.000 euro en een investering in staatsobligaties met een minimale omvang van 500.000 euro.83 Of,
500.000 euro o
Het betreft een donatie aan een project binnen de sector kunst, sport, gezondheid, cultuur of onderwijs. Het project moet een duidelijk maatschappelijk doel dienen.84
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 24 juli 2012 en in werking getreden op 18 juli 2012. De regeling is gewijzigd op 5 juli 2013.85 2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing. 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
Immigrant Investor Programme Guidelines, p. 4 Idem, p. 5 83 Idem, p. 5 84 Idem, p. 5 85 http://www.justice.ie/en/JELR/Pages/PR13000275, laatst bezocht op 5-5-2014 81 82
36
De investeerder verkrijgt een tijdelijke
Het Ierse migratierecht kent een grote
verblijfsvergunning voor de duur van twee
diversiteit aan verblijfsrechten, hetgeen het
jaar.86
moeilijk maakt om het
Verlenging: de verblijfsvergunning
investeerdersprogramma te vergelijken met
kan worden verlengd voor de duur van een ‘reguliere’ regeling. De voorwaarden van
drie jaar, indien de investeerder
het investeerdersprogramma lijken niet
aantoont dat de investering niet is
ongebruikelijk te zijn. Zo kan een migrant die
teruggetrokken en de investering
vijf aaneengesloten jaren arbeid heeft verricht
succesvol is geweest.87
in Ierland in aanmerking komen voor een
Vervolgens kan de verblijfsvergunning
permanente verblijfsvergunning. Hiervoor is
om de vijf jaar worden verlengd.88
het niet noodzakelijk dat hij daadwerkelijk in
Permanent: voor de verkrijging van
Ierland verbleef; alleen een ‘gat’ in het
een permanente verblijfsvergunning
verblijfsrecht van meer dan zes maanden kan
gelden de reguliere vereisten. Hij dient problematisch zijn.90 tenminste vijf jaar ‘legaal verblijf’ in Ierland te hebben gehad.89
Afwezigheid: een daadwerkelijk verblijf in Ierland behoort niet tot de voorwaarden die worden gehanteerd bij de verlenging van de verblijfsvergunning.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Niet van toepassing. De investeerder kan
Een verzoeker kan de Ierse nationaliteit
onder de gebruikelijke voorwaarden
verkrijgen:
genaturaliseerd worden.
Verblijf: de verzoeker dient minimaal gedurende een jaar direct voorafgaand aan zijn aanvraag in Ierland te hebben verbleven. In de acht jaar die daaraan voorafgingen moet de verzoeker
Immigrant Investor Programme Guidelines, p. 4 Idem, p. 14 88 Idem, p. 14 86 87
89
, laatst bezocht op 10-7-2014
90
, laatst bezocht op 1-7-2014
37
minimaal vier jaar in Ierland hebben verbleven (art. 15 lid 1 sub c citizenship and nationality act.)
Afwezigheid: de verzoeker dient gedurende de periode daadwerkelijk aanwezig te zijn geweest in Ierland (art. 15 lid 1 sub c citizenship and nationality act),
Bijzonderheden
38
4.8 Letland 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? De investeerder kan een tijdelijke verblijfsvergunning verkrijgen. De investering bedraagt minimaal:
35.000 euro (art. 23 lid 28 sub a imigrācijas likuma) Indien het investeringsdoel een bedrijf betreft met minder dan 50 werknemers, een maximale jaaromzet van 10 miljoen euro en totale jaarlijkse belastingafdracht van minimaal 40.000 euro, of
150.000 euro (art. 23 lid 28 sub b immigrācijas likuma) Indien het investeringsdoel een bedrijf betreft met meer dan 50 werknemers en een minimale jaaromzet van 10 miljoen euro, of
142.300 euro (art. 23 lid 29 lid a immigrācijas likuma) Bij de aankoop van onroerend goed binnen Riga of andere grote Letse steden, of
71.750 euro (art. 23 lid 29 sub b immigrācijas likuma) Bij de aankoop van onroerend goed in alle andere Letse gebieden, of
208.000 euro (art. 23 lid 30 immigrācijas likuma) Indien de investeerder krediet verschaft binnen de Letse republiek middels een achtergesteld deposito of obligaties.
De regeling is in het Staatsblad gepubliceerd op 12 mei 2010 en in werking getreden op 1 juni 2010.91 2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
Blijkens art. 23 imigrācijas likuma verkrijgt de
Voor reguliere vreemdelingen geldt eenzelfde
investeerder een tijdelijke verblijfsvergunning regime als voor investeerders: voor de duur van maximaal vijf jaar.
91,
Afwezigheid: Voor de verlenging van
Verlenging: de investeerder kan de
een tijdelijke verblijfsvergunning
verblijfsvergunning vernieuwen voor
wordt geen verblijfsvereiste
eenzelfde termijn.
gehanteerd. Voor de verkrijging van
Grozïjumi Imigracijas likuma, Latvijas Vēstnesis 2010, 4266
39
Permanent: de investeerder kan
een permanente verblijfsvergunning is
eveneens een permanente
het blijkens art. 24 lid 1 sub 7
verblijfsvergunning verkrijgen na
imigrācijas likuma noodzakelijk dat de
afloop van de eerste verblijfsperiode
vreemdeling daadwerkelijk in Letland
(art. 24 lid 7).
heeft verbleven. Dit betekent dat hij
Afwezigheid: voor verlenging is geen
zich gedurende vijf jaar permanent
daadwerkelijk verblijf vereist. Voor de
gevestigd moet hebben in Letland.
verkrijging van een permanente
Blijkens dit artikel mag de vreemdeling
verblijfsvergunning moet hij zich
maximaal zes achtereenvolgende
gedurende vijf jaar permanent
maanden buiten Letland hebben
gevestigd hebben in Letland. Hij mag
verbleven en in totaal niet meer dan
maximaal zes achtereenvolgende
een jaar.
maanden buiten Letland hebben verbleven en in totaal niet meer dan een jaar (art. 24 lid 1 sub 7). 3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Niet van toepassing. De investeerder kan
De verzoeker kan de Letse nationaliteit
onder de reguliere voorwaarden
verkrijgen:
genaturaliseerd worden.
Verblijf: De verzoeker dient blijkens art. 12 lid 1 Pilsonības likums niet minder dan vijf jaar permanent in Letland te hebben verbleven. Dit betekent dat hij gedurende de periode in het bezit moest zijn van een permanente verblijfsvergunning. Hij zal dus eerst vijf jaar in Letland moeten verblijven om een permanente verblijfsvergunning te kunnen verkrijgen en vervolgens een tweede periode van vijf jaar in Letland moeten verblijven om de Letse nationaliteit te kunnen verkrijgen.92
92
.Kruma 2013, p. 12
40
Bijzonderheden
41
4.9 Malta 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Middels het Global Residence Programme kan een investeerder een tijdelijke verblijfsvergunning verkrijgen.
220.000 euro (art. 4 lid 1 sub c jo. art. 2 Legal Notice 167/2013) o
Het Global Residence Programme is in werking getreden op 1 juli 2013 (art. 2 Legal Notice 167/2013)
o
Het betreft een investering in Maltees onroerend goed. Indien het onroerend goed in noord-Malta betreft, dient de investering minimaal 275.000 euro te bedragen. Een investeerder kan ook een huurcontract met een minimale looptijd van vijf jaar afsluiten met een minimaal huurbedrag van 8.750 euro (zuid-Malta) respectievelijk 9.600 euro (noord-Malta) per jaar. Daarnaast kan een investeerder ingevolge art. 5 lid 1 alleen deelnemen aan het programma indien hij minimaal jaarlijks 15.000 euro aan belastingen afdraagt.
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Op grond van art. 10 lid 9 Maltese Citizenship Act heeft de Maltese minister van Justitie de bevoegdheid om een vreemdeling te naturaliseren indien deze het deelneemt aan het zogenaamde ‘Individual Investor Programme’. Deze investeerdersregeling is uitgewerkt in lagere regelgeving. De investering bedraagt minimaal:
1.100.000 euro, bestaande uit: o
Het Individual Investor Programme is in het Staatsblad gepubliceerd op 4 februari 2014 en is op diezelfde dag in werking getreden
o
350.000 euro (art. 7 lid 5 sub b Legal Notice 47/2014) te investeren in onroerend goed op Maltees grondgebied. De investeerder mag het onroerend goed niet verkopen of verhuren binnen vijf jaar na aankoop, tenzij hij aantoont dat hij opnieuw onroerend goed heeft verkregen met eenzelfde waarde, en 150.000 euro (art. 7 lid 6 Legal Notice 47/2014)
42
te investeren in a priori goedgekeurde aandelen, obligaties, een buitenbalansvehikel of een ander beleggingsinstrument. Goedgekeurde investeringsdoelen worden gepubliceerd in het Maltese staatsblad. De goedkeuring wordt verricht door het Maltese bestuursorgaan Identity Malta.93 En, 650.000 euro (art. 7 lid 4 sub d jo. lid 8 Legal Notice 47/2014) te doneren aan het Maltees sociaal fonds voor Nationale Ontwikkeling. Dit fonds zal blijkens art. 13 lid 2 de bijdrage besteden aan de bevordering van onderwijs, onderzoek, innovatie, sociale doeleinden, de rechtsstaat, initiatieven op het gebied van werkgelegenheid, milieu of de volksgezondheid. 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt direct een
De vreemdeling kan na een verblijf op Malta in
permanent verblijfsrecht. Voor het
aanmerking komen voor een permanente
continueren van de verblijfsvergunning geldt
verblijfsvergunning.
om die reden geen verblijfsvereiste. Blijkens
Verblijf: De minimale duur van het
art. 6 lid 1 sub f Legal Notice 167/2013
voorafgaand verblijf is afhankelijk van
verliest de investeerder wel zijn fiscaal
de grond voor verstrekking van de
gunstige positie wanneer hij minder dan 183
verblijfsvergunning. Dit
dagen per jaar op Malta verblijft. Deelname
verblijfsvereiste ligt tussen de twee en
aan het Global Residence Programme brengt
de vier jaar.94
namelijk een gunstig belastingtarief met zich.
Afwezigheid: Ingevolge art. 4 lid 3 Immigration Rules mag hij gedurende deze periode maximaal zes aaneensluitende maanden buiten Malta hebben verbleven.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling Individual Investor Programme:
94
Regulier Het voor investeerders geldende beleid wijkt
Verblijf: de investeerder die
sterk af van de reguliere
deelneemt aan het Individual Investor
naturalisatieprocedure.
Zie bijvoorbeeld art. 6 lid 10 Immigration Rules en art. 6 lid 6 Immigration Rules
43
Programme dient gedurende twaalf maanden voorafgaand aan de
Verblijf: een verzoeker dient minimaal
naturalisatie een ingezetene te zijn van
twaalf maanden voorafgaand aan de
Malta (art. 7 lid 12 Legal Notice
indiening van de aanvraag op Malta te
47/2014I).
hebben verbleven. Daarnaast dient hij
Afwezigheid: er dient sprake te zijn
gedurende de daaraan voorafgaande
van ‘functional residence’ of
zes jaar tenminste vier jaar op Malta te
‘functioneel verblijf’. Dit begrip is niet
hebben verbleven (art. 10 lid 1 sub a
verder gedefinieerd in de regeling. Aan
jo. sub b Maltese Citizenship Act). Het
de investeerder zou een vertrouwelijk
Maltese ministerie van Buitenlandse
overzicht van criteria verstrekt zijn
Zaken houdt verzoekers bijzonder
aan de hand waarvan bepaald wordt of
strikt aan dit vereiste; alleen een
hij aan het verblijfsvereiste voldoet.
verzoeker die een substantieel aantal
Voorbeelden van deze criteria zouden
jaren op Malta heeft doorgebracht en
het bezit van een lokaal
een gezin heeft gevormd zou voor
telefoonnummer, een auto of
naturalisatie in aanmerking komen.96
lidmaatschap van een Maltese vereniging zijn.95
Op grond van art. 10 lid 9 Maltese Citizenship Act is het verblijfsvereiste niet van toepassing voor
Global Residence Programme:
vreemdelingen die deelnemen aan het
Een deelnemer van het Global Residence
investeerdersprogramma.
Programma kan onder de reguliere voorwaarden de Maltese nationaliteit verkrijgen, maar het is onwaarschijnlijk dat hij hiervan gebruik zal maken. In dat geval verliest hij namelijk zijn fiscaal gustige positie (art. 6 lid 1 sub a Legal Notice 167/2013).
Bijzonderheden Blijkens art. 10 Legal Notice 47/2014 kan de nationaliteit worden ontnomen indien de investeerder niet heeft voldaan aan de investeringsvereisten of de investeringen niet lang genoeg heeft behouden. Daarnaast kan de investeerder de Maltese nationaliteit verliezen
< http://www.timesofmalta.com/articles/view/20140316/business-news/First-applicants-for-Maltesecitizenship-are-approved.510827>, laatst bezocht op 21-4-2014 96 Baubock e.a 2009, p. 376 95
44
indien hij ‘een bedreiging voor de nationale veiligheid’ is geworden of zijn gedrag ‘ernstig afbreuk doet aan vitale belangen van Malta’. De bepaling is bedoeld als een aanvulling op de reguliere wetgeving omtrent de ontneming van de Maltese nationaliteit (art. 14 Maltese Citizenship Act). Het Maltese nationaliteitsrecht staat het bezit van een dubbele nationaliteit toe.97
97
Sinds 1 februari 2000, zie Maltese Citizenship Act (Amendment Act IV 2000), part IV
45
4.10 Oostenrijk 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Niet van toepassing
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie?
Een investeerder kan in aanmerking komen voor naturalisatie indien hij ‘uitzonderlijke prestaties heeft verricht of zal verrichten’ die in het ‘bijzonder belang zijn van Oostenrijk’. (art. 10 lid 6 Staatsbürgerschaftsgesetz) o
In art. 10 lid 7 Staatsbürgerschaftsgesetz is bepaald dat dit vereiste verder zal worden uitgewerkt in een verordening. In verordening nr. 39/2014 zijn enkele procedurele vereisten gesteld. Ingevolge art. 1 beslist behandelt de minister van Binnenlandse Zaken de aanvraag. De minister dient op grond van art. 2 lid 1 de grond vast te stellen voor de naturalisatie en met argumenten te onderbouwen. Ingevolge art. 2 lid 5 kan de minister hiertoe experts benutten. De dienst of prestatie dient door meerdere ministeries te worden getoetst. Ingevolge art. 3 dient hij vervolgens de regering over de keuze in te lichten. De regering beslist vervolgens of de investeerder al dan niet genaturaliseerd wordt. In beantwoording op Kamervragen heeft de Oostenrijke minister van Binnenlandse Zaken aangegeven dat er een overzicht bestaat van de criteria die voor deze naturalisatieprocedure bestaat, maar dat dit overzicht zich niet leent voor openbaarmaking. Daarnaast geeft zij aan dat de grond voor de verlening van de Oostenrijkse nationaliteit ‘duidelijk en nauwkeurig’ omschreven moet worden.98. Het criterium zelf is niet verder uitgewerkt in gepubliceerde lagere regelgeving. Uit uitspraken van de verantwoordelijke minister blijkt dat een ‘Mann der Wirtschaft’ ook in aanmerking kan komen voor naturalisatie middels de regeling.99 Zij geeft aan dat daarbij zowel het ministerie van economische zaken als het minister van sociale zaken zal worden geraadpleegd, waaruit kan worden opgemaakt dat alleen het doen van een financiele investering niet volstaat.
98 99
Anfragebeantwortung 2010, 4291/AB XXIV. GP (23-03-2010) Zie < http://oe1.orf.at/artikel/367769>, laatst bezocht op 27-6-2014
46
Een investeerder kan eveneens in aanmerking komen voor naturalisatie indien hij ‘diensten heeft verricht of zal verrichten op economisch gebied die in het bijzonder belang zijn van Oostenrijk’ (art. 11a lid 4 sub 4 Staatsbürgerschaftsgesetz)
3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling Niet van toepassing
Regulier Niet van toepassing
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Indien de investeerder gebruik maakt van de
Op grond van art. 10 lid 1
regeling als beschreven in art. 10 lid 6
Staatsbürgerschaftsgesetz dient een verzoeker
Staatsbürgerschaftsgesetz hoeft hij niet aan
minstens tien jaar rechtmatig en
een verblijfsvereiste te hebben voldaan.
ononderbroken in Oostenrijk verbleven, wil hij in aanmerking kunnen komen voor
Indien de investeerder gebruik maakt van de
naturalisatie.
regeling als beschreven art. 11a lid 4 sub 4 dient hij tenminste zes jaar in Oostenrijk te
Op grond van art. 12 lid 1 sub a
hebben verbleven alvorens hij voor
Staatsbürgerschaftsgesetz dient een verzoeker
naturalisatie in aanmerking komt. Dit verblijf
tenminste 30 jaar ononderbroken in
in Oostenrijk dient permanent te zijn.
Oostenrijk zijn hoofdverblijf te hebben gehad, wil hij recht hebben op naturalisatie. Indien hij aantoont dat hij ‘duurzaam’ op ‘persoonlijk en professioneel vlak’ is geïntegreerd, wordt dit verblijfsvereiste ex art. 12 lid 1 sub b verlaagd naar 15 jaar. De verzoeker moet gedurende tenminste vijf jaar een permanent verblijfsrecht hebben gehad en mag gedurende de gehele periode maximaal twintig procent van de tijd in het buitenland hebben verbleven (art. 15 lid 1 sub 3 niederlassungs- und aufenthaltsgesetz).
Bijzonderheden
47
4.11 Portugal 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Ingevolge art. 90.º -A Lei n. º 29/2012 jo. Lei 23/2007 kan een verblijfsvergunning worden verleend aan een investeerder. De investering bedraagt minimaal:
1.000.000 euro (art. 3 lid D sub I Lei 23/2007) o
De regeling is op grond van art. 9 Lei 23/2007 60 dagen na publicatie in het Staatsblad in werking getreden, oftewel op 11 oktober 2012.100
o
Het betreft een storting op een rekening bij een geaccrediteerde Portugese bank, de verwerving van aandelen of een investering in een onderneming, of
500.000 euro (art. 3 lid D sub III Lei 23/2007) o
De regeling is op grond van art. 9 Lei 23/2007 60 dagen na publicatie in het Staatsblad in werking getreden, oftewel op 11 oktober 2012.101
o
Het betreft de aankoop van onroerend goed op Portugees grondgebied, of
Het creeren of behouden van minimaal 10 banen (art. 3 lid D sub II Lei 23/2007) o
De regeling is een dag na publicatie in het Staatblad in werking getreden, oftewel op 29 januari 2013.102
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt een tijdelijke
Portugal kent een uitgebreid scala aan wetten
verblijfsvergunning met een geldigheidsduur
en lagere regelgeving op het gebied van het
van een jaar.
vreemdelingenrecht, hetgeen het lastig maakt
Verlenging: de verblijfsvergunning kan vervolgens worden verlengd met
om het reguliere migratierecht te beschrijven.
Afwezigheid: blijkens art. 84 lid 2 sub
twee jaar.
a Annex Lei 23/2007 kan een
Afwezigheid: de investeer dient
verblijfsvergunning worden
gedurende het eerste jaar minimaal
ingetrokken wanneer de vreemdeling
zeven dagen in Portugal te verblijven.
meer dan zes achtereenvolgende
Lei n.º 29/2012 de 9 de Agosto Primeira alteraçao a Lei n.º 23/2007, Diário da República, 1.ª serie, 9 augustus 2012, nr. 154 101 Idem 102 Despacho n.º 1661-A/2013, Diário da República, 2.ª serie, 28 januari 2013, nr. 19 100
48
Vanaf het tweede jaar dient de
maanden of meer dan acht maanden in
investeerder minimaal veertien dagen
totaal buiten Portugal verblijft
per twee jaar in Portugal te verblijven
gedurende de termijn waarvoor de
(art. 5 Despacho 11820-A/2012
verblijfsvergunning is verstrekt.
geamendeerd door Despacho 1661
Permanent: De migrant kan na vijf
A/2013).
jaar een permanente
Permanent: De investeerder kan na
verblijfsvergunning verkrijgen indien
vijf jaar een permanente
hij voldoet aan de voorwaarden van
verblijfsvergunning verkrijgen indien
art. 80 Annex Lei 23/2007. Dit houdt in
hij voldoet aan de reguliere
dat hij vijf in het bezit moet zijn
voorwaarden als beschreven in art. 80
geweest van een tijdelijke
Annex Lei 23/2007. Dit houdt in dat hij
verblijfsvergunning. Er wordt dus geen
vijf in het bezit moet zijn geweest van
verblijfsvereiste gehanteerd.
een tijdelijke verblijfsvergunning. Er wordt dus geen verblijfsvereiste gehanteerd. 3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling Niet van toepassing.
Regulier Een verzoeker kan de Portugese nationaliteit verkrijgen:
Verblijf: een verzoeker dient ingevolge art. 6 lid 1 sub b Lei de Nacionalidade minimaal zes jaar in Portugal te hebben verbleven.
Bijzonderheden
49
4.12 Roemenië 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Een investeerder kan in Roemenie een permanente verblijfsvergunning verkrijgen. De investering bedraagt minimaal:
1.000.000 euro (art. 70 lid 4 OUG. nr. 194/2002) o
De regeling is op 5 juni 2008 in het Staatsblad verschenen en in werking getreden op 8 juni 2008 op grond van art. 78 Grondwet.
o
De investeerder dient zelf te bewijzen dat de investering heeft plaatsgevonden. De Roemeense immigratiedienst houdt bij de berekening van het investeringsbedrag rekening met winst- of verliesgevendheid van het bedrijf waarin is geïnvesteerd, of
Het creëren van minimaal 100 arbeidsplaatsen (art. 70 lid 4 OUG. nr. 194/2002) o
De regeling is op 5 juni 2008 in het Staatsblad verschenen en in werking getreden op 8 juni 2008 op grond van art. 78 Grondwet.
o
De investeerder dient zelf te bewijzen dat de investering heeft plaatsgevonden. De Roemeense immigratiedienst houdt bij de berekening van het investeringsbedrag rekening met winst- of verliesgevendheid van het bedrijf waarin is geïnvesteerd.
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Het is voor een investeerder eveneens mogelijk om onder gunstige voorwaarden de Roemeense nationaliteit te verkrijgen. Hij dient hiervoor wel reeds te beschikken over een Roemeense verblijfsvergunning. De investering bedraagt in dat geval minimaal:
1.000.000 euro (art. 8 lid 2 sub d Legea cetăţeniei) o
De regeling is op 14 mei 2009 in het Staatsblad verschenen en in werking getreden op 17 mei 2009 op grond van art. 78 Grondwet.
o
De investeerder dient het bedrag te investeren in Roemenie. Het vereiste is niet verder uitgewerkt in de bovengenoemde wet.
Het is niet duidelijk of een investering op basis waarvan de investeerder een verblijfsvergunning heeft verkregen eveneens kan worden aangewend voor de verkrijging van de nationaliteit of dat er in dat geval een tweede investering dient plaats te vinden. 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een
50
verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt direct een
Een vreemdeling kan een permanente
permanente verblijfsvergunning (art. 71 lid 4
verblijfsvergunning aanvragen:
OUG. nr. 194/2002).
Verblijf: tenminste vijf jaar voorafgaand verblijf in Roemenie (art. 71 lid 1 OUG. nr. 194/2002)
Afwezigheid: De vreemdeling mag Roemenie gedurende deze termijn niet verlaten hebben voor een periode langer dan zes maanden of tien maanden in totaal (art. 71 lid 1 OUG. nr. 194/2002).
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Verblijf: in art. 8 lid 2 Legea cetăţeniei
Regulier
Verblijf: ingevolge art. 8 lid 1 sub a
is bepaald dat voor een investeerder
Legea cetăţeniei dient een verzoeker
het reguliere verblijfsvereiste zal
tenminste acht jaar in Roemenie
worden gehalveerd. De investeerder
woonachtig te zijn geweest alvorens hij
dient dus minimaal vier jaar in
in aanmerking kan komen voor
Roemenie te hebben verbleven.
naturalisatie.
Afwezigheid: de investeerder dient
Afwezigheid: de verzoeker dient
gedurende de periode minimaal zes
gedurende de periode minimaal zes
maanden per jaar in Roemenie te
maanden per jaar in Roemenie te
verblijven en belastingen te hebben
verblijven en belastingen te betalen.104
betaald.103 Bijzonderheden Het Roemeense nationaliteitsrecht staat het bezit van een dubbele nationaliteit toe.
103 104
Baubock e.a 2009, p. 186 Idem
51
4.13 Spanje 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? De investering bedraagt minimaal:
2.000.000 euro (art. 63 lid 2 sub a Ley de Emprendedores) o
De investeerder dient het bedrag te investeren in Spaanse staatsobligaties, of
1.000.000 euro (art. 63 lid 2 sub a Ley de Emprendedores) o
De investeerder dient het bedrag te investeren in aandelen in Spaanse bedrijven of een deposito bij een Spaanse bank, of
500.000 euro (art. 63 lid 2 sub b Ley de Emprendedores) o
Het betreft een investering in Spaans onroerend goed, of
De investering draagt bij aan het Spaans nationaal belang (art. 63 lid 3 Ley de Emprendedores)
Alle regelingen zijn in werking getreden op 29 september 2013.105 2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling De investeerder verkrijgt een tijdelijke
Regulier
Afwezigheid: de reguliere
verblijfsvergunning met een geldigheidsduur
vreemdeling mag op grond van art.
van twee jaar (art. 66 Ley de Emprendedores).
162 lid 1 sub e Real Decreto 557/2011
De investeerder kan via de gebruikelijke weg
maximaal zes maanden per jaar buiten
een permanente verblijfsvergunning
Spanje verblijven.
verkrijgen.
Permanent: om in aanmerking te kunnen komen voor een permanente
Verlenging: de verblijfsvergunning
verblijfsvergunning dient de
kan iedere twee jaar worden verlengd
vreemdeling in Spanje te hebben
(art. 67 Ley de Emprendedores)
gewoond gedurende de afgelopen vijf
Permanent: om een permanente
jaar, waarin hij maximaal zes maanden
verblijfsvergunning te kunnen
per jaar buiten de Spaanse gebieden
verkrijgen, dient de investeerder aan
mag hebben verbleven.
Ley 14/2013, de 27 de septiembre, de apoyo a los emprendedores y su internacionalizacion, Boletín Oficial Del Estado, 28 september 2013, nr. 233 105
52
de reguliere voorwaarden te voldoen.
Afwezigheid: er wordt geen werkelijk verblijfsvereiste gehanteerd; de investeerder hoeft op grond van art. 66 lid 2 sub Ley de Emprendedores slechts een keer per verblijfsperiode Spanje te bezoeken.
3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Niet van toepassing. De investeerder moet aan Een verzoeker kan de Spaanse nationaliteit de reguliere vereisten voldoen, wil hij genaturaliseerd kunnen worden.
verkrijgen:
Verblijf: de verzoeker moet minimaal tien jaar in Spanje hebben verbleven. Dit verblijf moet ononderbroken zijn en voorafgaan aan de aanvraag tot naturalisatie (art. 22 lid 1 Código Civil nacionalidad).
Bijzonderheden
53
4.14 Verenigd Koninkrijk 1. Welke investering is vereist voor de verkrijging van een verblijfsvergunning? Ingevolge par. 245EB (b) Immigration Rules jo. par. 55 jo. tabel 7-9 Appendix A dient de investeerder een investering te doen in staatsobligaties, aandelenkapitaal of vreemd vermogen van een in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde onderneming. Blijkens art. 65 Appendix A mag het geen investering betreffen in een off-shore bedrijf, een investeringsfonds, een leveraged investeringsfonds, een investeringsfonds voor onroerend goed, een storting op een bankrekening of – kort gezegd – enkele spaarfondsen. De investering dient tenminste 75% van het betreffende bedrag te zijn. De overige 25% dient dan te worden geïnvesteerd in de aankoop van activa of het aanhouden van een depositorekening bij een door het Verenigd Koninkrijk gereguleerde financiele instelling.
1.229.402, 59 euro106 (245EB (b) Immigration Rules jo. par. 55 jo. tabel 7 Appendix A), of o
De regeling is in werking getreden op 1 oktober 1994. 107
6.147.012, 95euro108 (245 EF (c) Immigration Rules jo. par. 57 jo. Table 9 2a Appendix A), of o
De regeling is in werking getreden op 6 april 2011.109
12.294.025, 89euro110 (245 EF (c) Immigration Rules jo. par. 57 jo. Table 9 2b Appendix A) o
De regeling is in werking getreden op 6 april 2011.111
2. Welke investering is vereist voor naturalisatie? Niet van toepassing 3.Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd bij de verkrijging van een verblijfsvergunning? Investeerdersregeling
Regulier
De investeerder verkrijgt in eerste instantie
Een vreemdeling kan een permanente
een tijdelijke verblijfsvergunning met een
verblijfsvergunning verkrijgen:
geldigheidsduur van drie jaar en vier maanden (art. 245EC (a) Immigration Rules 6A).
Verblijf: tenminste vijf jaar voorafgaand verblijf in het Verenigd Koninkrijk (art. 128 (a) II Immigration
Verblijf: de verblijfsvergunning kan
Rules 5).
1.000.000 British Pounds, wisselkoers 1-6-2014 Immigration rules (HC 395) 108 5.000.000 British Pounds, wisselkoers 1-6-2014 109 Statement of changes to the Immigration Rules (HC863) 110 10.000.000 British Pounds, wisselkoers 1-6-2014 111 Statement of changes to the Immigration Rules (HC863) 106 107
54
worden verlengd voor de duur van
Afwezigheid: Een vreemdeling mag
twee jaar (art. 345 EE A (I)
gedurende deze vijf jaar niet langer
Immigration Rules 6A).
dan 180 dagen per periode van een
Permanent: na afloop van deze
jaar buiten het Verenigd Koninkrijk
periode kan de investeerder een
verblijven. Blijkens art. 129
permanente verblijfsvergunning
Immigration Rules 5 mag de
verkrijgen. Normaliter dient een
vreemdeling deze periode onder
vreemdeling tenminste vijf jaar in het
bepaalde voorwaarden wel op
Verenigd Koninkrijk te hebben
Guernsey, Jersey of Isle of Man
verbleven alvorens hij een permanente
doorbrengen.
verblijfsvergunning kan verkrijgen.
Blijkens art. 128 (ba) II Immigration Rules 5
Voor een investeerder die 1.214.296,
mag de vreemdeling alleen buiten het
04 euro heeft geïnvesteerd geldt dit
Verenigd Koninkrijk verblijven indien de reden
vereiste blijkens par. 55 jo. Table 9 3
voor dit verblijf strookt met de voor hem
(c) Appendix A eveneens. Voor de twee geldende verblijfsbeperking of indien er laatstgenoemde bedragen geldt een
sprake is van een dringende reden.
ander verblijfsvereiste. Ingevolge par. 55 jo. Table 9 3 (a) Appendix A kan een investeerder die 6.071.480, 20 euro heeft geïnvesteerd na drie jaar een permanente verblijfsvergunning krijgen. Bij een investering van 12.142.960,40 euro is deze termijn twee jaar. Blijkens Tabel 9 Immigration Rules Appendix mag de investeerder gedurende de periode niet langer dan 180 dagen per periode van een jaar buiten het Verenigd Koninkrijk verblijven. De investeerder mag deze periode onder bepaalde voorwaarden wel op Guernsey, Jersey of Isle of Man doorbrengen. Blijkens art. 245AAA (c) Immigration Rules 6A hoeft de reden voor het verblijf buiten het Verenigd Koninkrijk niet te stroken met de voor hem geldende verblijfsbeperking en hoeft er
55
eveneens geen sprake te zijn van een dringende reden. Voor een reguliere vreemdeling gelden deze vereisten wel. 3. Welk verblijfsvereiste wordt gehanteerd in de naturalisatieprocedure? Investeerdersregeling
Regulier
Niet van toepassing. De investeerder kan
De verzoeker moet aan een verblijfsvereiste
volgens de reguliere vereisten worden
voldoen, wil hij kunnen worden
genaturaliseerd.
genaturaliseerd.
Verblijf: de verzoeker dient gedurende vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk te hebben verbleven (par. 6 (1) jo. Schedule 1 (2) British Nationality Act 1984). Tijdens deze periode diende hij te beschikken over een permanente verblijfsvergunning.
Afwezigheid: gedurende deze periode mag hij ingevolge Par. 6 (1) Schedule 1 (2) a jo. b British Nationality Act 1984 in totaal niet meer dan 450 dagen buiten het Verenigd Koninkrijk te hebben verbleven, met een maximum van 90 dagen per jaar.
Bijzonderheden Een investeerder kan in het Verenigd Koninkrijk gebruik maken van een super premium service programma. Dit houdt in dat de aanvraag voor een verlenging of een permanente verblijfsvergunning bij de investeerder thuis wordt afgehandeld. Daarna volgt er binnen 24 uur een besluit op zijn aanvraag. De super premium service kost £ 6000.112
Zie < https://www.gov.uk/ukvi-premium-service-centres/use-the-super-premium-service>, laatst bezocht op 245-2014 112
56
4.15 ANALYSE In totaal hanteren veertien EU-lidstaten een investeerdersprogramma. Negen lidstaten (Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Letland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Nederland) verstrekken tijdelijke verblijfsvergunningen aan investeerders. In vier van deze landen (Griekenland, Ierland, Letland en Spanje) hoeft een investeerder niet aan een verblijfsvereiste te voldoen om in aanmerking te komen voor verlenging van de verblijfsvergunning. Portugal hanteert een verblijfsvereiste van slechts zeven dagen gedurende het eerste verblijfsjaar en veertien dagen in de daaropvolgende jaren. Vier lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Malta en Roemenie) verstrekken direct een permanent verblijfsvergunning aan een investeerder. Daarvoor is uiteraard geen voorafgaand verblijf vereist. Het Verenigd Koninkrijk biedt bij een extra hoge investering een versnelde verkrijging van een permanente verblijfsvergunning. In vijf lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Malta, Oostenrijk en Roemenie) kunnen investeerders worden genaturaliseerd. In vier lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Oostenrijk113, en Malta) is daarvoor geen voorafgaand verblijf van de investeerder vereist. Bulgarije en Malta hanteren een formeel verblijfsvereiste van een jaar, maar de investeerder is niet verplicht om gedurende deze periode daadwerkelijk in het land te verblijven. In drie lidstaten (Bulgarije, Cyprus en Malta) bestaat daarnaast de mogelijkheid om investeerders de nationaliteit te ontnemen wanneer zij de investering niet verrichten of niet lang genoeg aanhouden. Vanuit een internationaalrechtelijk perspectief bezien is het bestaan van deze ontnemingsgrond zorgwekkend. Artikel 7 van het Het Europees Verdrag inzake Nationaliteit geeft een limitatief overzicht van aanvaardbare gronden voor verlies van nationaliteit. Ingevolge art. 7 lid 1 sub b van het Verdrag kan een staat de nationaliteit ontnemen indien sprake is van frauduleuze gedragingen, de verschaffing van foutieve informatie of een aan de aanvrager toe te schrijven verzwijging van enig relevant feit bij de verkrijging van de nationaliteit. Hierbij kan een parallel worden getrokken met de Nederlandse ontnemingsgrond voor genaturaliseerden die niet 'al het mogelijke' gedaan hebben om hun oorspronkelijke nationaliteit te verliezen (art. 15 lid 1 sub d). In beide gevallen is een tijdens het naturalisatieproces gemaakte 'belofte' niet ten uitvoer gebracht. De Groot stelt dat een geschonden belofte niet kan worden geclassificeerd als een frauduleuze gedraging, de verschaffing van foutieve informatie of een aan de aanvrager toe te schrijven verzwijging van enig relevant feit.114 Aangezien de andere beschreven gronden niet relevant zijn, biedt het
113 114
Indien het een naturalisatie op grond van art. 12 lid 6 Staatsbürgerschaftgesetz betreft De Groot 2000, p. 140
57
Verdrag geen ruimte voor ontneming van de nationaliteit wegens het niet verrichten of het terugtrekken van een investering. Hierbij moet worden opgemerkt dat van de genoemde drie lidstaten alleen Bulgarije het Verdrag heeft ondertekend en geratificeerd, overigens zonder een voorbehoud te maken bij art. 7 van het Verdrag. Malta heeft het Verdrag ondertekend, maar niet geratificeerd. Cyprus heeft het Verdrag niet ondertekend. Echter, niet mag worden vergeten dat hier naast het Verdrag ook de Rottmann-uitspraak relevant is. In deze uitspraak is bepaald dat een besluit van een lidstaat tot ontneming van de nationaliteit moet worden onderworpen aan een proportionaliteitstoets.115 Deze ontnemingsgrond kan nooit proportioneel zijn, omdat de lidstaat genoeg alternatieven heeft. De heffing van een boete zou bijvoorbeeld een even effectieve maatregel kunnen zijn. De door Bulgarije, Cyprus en Malta gecreeerde ontnemingsgrond kan dus niet door de beugel. De goedkoopste tijdelijke verblijfsvergunning wordt aangeboden door Letland, namelijk 35.000 euro. Bulgarije biedt met 306.781,19 euro de goedkoopste permanente verblijfsvergunning. Roemenie biedt met 1.000.000 euro de goedkoopste naturalisatiemogelijkheid. De duurste tijdelijke verblijfsvergunning wordt aangeboden voor 10.000.000 euro door Frankrijk. Griekenland biedt weliswaar een tijdelijke verblijfsvergunning aan voor het astronomische bedrag van 100.000.000 euro, maar verschaft dezelfde verblijfsvergunning ook bij een (andersoortige) investering van 300.000 euro. Het Verenigd Koninkrijk biedt met 6.147.012,95 euro de duurste permanente verblijfvergunning. De duurste naturalisatiemogelijkheid is te vinden bij Cyprus, namelijk 5.000.000 euro. Van de veertien lidstaten met een investeerdersprogramma hanteren er dertien, waaronder Nederland, een lager verblijfsvereiste voor investeerders dan voor reguliere vreemdelingen. Frankrijk hanteert weliswaar het reguliere verblijfsvereiste, maar verschaft investeerders direct een tienjarige verblijfsvergunning. Reguliere vreemdelingen komen in de meeste gevallen pas na een meerjarig verblijf in aanmerking voor een dergelijke verblijfsvergunning. Het Verenigd Koninkrijk hanteert een verkort verblijfsvereiste voor de verkrijging van een permanente verblijfsvergunning, indien een extra hoog bedrag is geïnvesteerd. Slechts een lidstaat (Letland) hanteert daadwerkelijk het reguliere verblijfsvereiste voor investeerders. Geconcludeerd kan worden dat investeerders bijzonder vaak gevrijwaard worden van enig verblijfsvereiste. Met name bij de directe verkrijging van een permanente verblijfsvergunning of naturalisatie zou deze praktijk de Europese Commissie zorgen moeten baren. De Commissie
115
HvJ EU 2 maart 2010, nr. C-135/08 (Janko Rottmann v Freistaat of Bayern), par. 55
58
heeft immers meerdere malen beklemtoond veel waarde te hechten aan het genuine linkcriterium. Investeerders krijgen nu in een groot aantal EU-lidstaten een voorkeursbehandeling. Vanuit een economisch perspectief is dat begrijpelijk; lidstaten willen graag een competitieve investeerdersregeling aanbieden. Dat neemt niet weg dat deze praktijk moeilijk te rechtvaardigen is. Waarom zou een investeerder niet aan het reguliere verblijfsvereiste hoeven te voldoen? Men zou kunnen beargumenteren dat de investeerder zijn betrokkenheid al heeft getoond middels het verrichten van een investering. Dit is mijns inziens niet juist. Het gebeurt vaak genoeg dat een investeerder zijn geld steekt in een buitenlands investeringsdoel; daarbij hoeft geen enkele band te ontstaan tussen het land in kwestie en de investeerder. Een aantal lidstaten lijkt het investeerdersprogramma te zien als een vorm van ereburgerschap, waarbij de naturalisatie als een beloning voor een verdienstelijke prestatie wordt toegekend.116 Een essentieel verschil tussen het ereburgerschap en de investeerdersprogramma's is echter dat een investeerder van meet af aan weet dat zijn prestatie zal leiden tot de verkrijging van de nationaliteit. Bij de verkrijging van een ereburgerschap is dit doorgaans niet het geval. Daarmee heeft het ereburgerschap meer weg van een schenking, terwijl de investeerdersprogramma's meer gemeen hebben met koop. Dit verschil wordt eveneens benadrukt door Armstrong.117 4.16 CONCLUSIE: WAT IS DE HOOGTE VAN HET TE INVESTEREN BEDRAG IN DE INVESTEERDERSREGELINGEN VAN LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE EN WELK VERBLIJFSVEREISTE WORDT GEHANTEERD BIJ DE VERLENING VAN EEN VERBLIJFSVERGUNNING OF NATIONALITEIT AAN EEN INVESTEERDER? Nederland biedt investeerders een tijdelijke verblijfsvergunning voor 1.250.000 euro. In vergelijking met de andere lidstaten is dat een flink bedrag; alleen het Verenigd Koninkrijk vraagt meer voor een tijdelijke verblijfsvergunning. Het gehanteerde verblijfsvereiste is al evenmin competitief; alleen het Verenigd Koninkrijk hanteert een strenger verblijfsvereiste dan Nederland. Daarnaast biedt Nederland relatief weinig keuzevrijheid aan de investeerder. Een investering moet aan een uitgebreid aantal voorwaarden voldoen, waardoor maar een select aantal investeringsdoelen over blijft. De Nederlandse wetgever schijnt dit zelf ook beseft te hebben en heeft onlangs de regeling voor vermogende vreemdelingen gewijzigd door het aantal investeringsmogelijkheden uit te breiden en het verblijfsvereiste te verlagen. Het minimale investeringsbedrag verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat. De voor investeerders gehanteerde verblijfsvereisten lopen eveneens behoorlijk uiteen. In een groot aantal gevallen wordt voor investeerders een lager verblijfsvereiste gehanteerd dan voor reguliere vreemdelingen. Deze praktijk valt moeilijk te rechtvaardigen. De ontneming van de nationaliteit
116 117
Zo verleent Oostenrijk de nationaliteit op grond van ‘außerordentliche Leistungen’ Armstrong 2014, p. 13.
59
van investeerders die de investering niet hebben verricht of hebben teruggetrokken is vanuit Europeesrechtelijk perspectief bezien niet acceptabel.
60
5 HET STANDPUNT VAN DE EUROPESE COMMISSIE INZAKE INVESTEERDERSPROGRAMMA’S 5.1 DE MALTESE CASUS Het besluit een vreemdeling te naturaliseren is volgens Reding 'niet neutraal' ten opzichte van andere lidstaten.118 De verkrijging van de nationaliteit van een lidstaat brengt immers Europees burgerschap met zich, waarmee de genaturaliseerde het recht verkrijgt om zich in een andere lidstaat te vestigen. Omdat de naturalisatie rechten en plichten met zich brengt voor alle andere lidstaten, dient een lidstaat dit recht uit te oefenen in een sfeer van loyale samenwerking met de andere lidstaten. In overeenstemming met het internationale publiekrecht zou een lidstaat alleen over dienen te gaan tot naturalisatie indien er sprake is van een 'genuine link' met de lidstaat in kwestie. In antwoord op een vraag van het Europees Parlement formuleert Reding het anders. Lidstaten 'moeten rekening houden met de normen en verplichtingen waaraan zij gebonden zijn volgens het internationaal recht' en 'de criteria waarop lidstaten van oudsher hun nationaliteitswetgeving plegen te bouwen'.119 Vervolgens koppelt zij het genuine link-criterium aan het beginsel van loyale samenwerking door te stellen dat Malta gehandeld heeft in een sfeer van loyale samenwerking door het genuine link-criterium middels een 'effectief verblijfsvereiste' van 12 maanden toe te voegen aan de investeerdersregeling. Het genuine link-criterium noemt zij een 'minimumvereiste' waaraan de lidstaten dienen te voldoen. In een persbulletin dat de Europese Commissie en Malta gezamenlijk publiceren wordt vermeld dat Malta door middel van de implementatie van een verblijfsvereiste 'te goeder trouw' gehandeld heeft.120 Het antwoord op de vraag van het Europees parlement voegt nog een belangrijk element toe. Reding vermeldt dat de Commissie zal controleren of andere lidstaten met een vergelijkbaar programma voldoen aan het 'minimumvereiste' van de door haar gehanteerde interpretatie van het genuine linkcriterium. Daarnaast is van belang dat de door de Europese Commissie gevolgde lijn zich niet beperkt tot investeerdersregelingen. De Commissie spreekt over naturalisatie in het algemeen. 5.2 BEGINSEL VAN LOYALE SAMENWERKING. Het beginsel van loyale samenwerking is gecodificeerd in art. 4 lid 3 VEU en houdt in dat de Unie en de lidstaten elkaar dienen te respecteren en te steunen bij de vervulling van de taken die uit de Europese verdragen voortvloeien. Lidstaten zijn ertoe verplicht om alle maatregelen in te voeren die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren. Daarnaast moeten zij de vervulling van de taak van De Europese Unie vergemakkelijken en zich onthouden zich van alle
Toespraak 14/18 Antwoord op Parlementaire Vraag, 28 februari 2014, E-013318/2013 120 Memo 14/70 118 119
61
maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen. Het is niet duidelijk of in dit geval een positieve of een negatieve verplichting een rol speelt. Beargumenteerd kan worden dat sprake is van een positieve verplichting, aangezien het naturalisatiebeleid van de lidstaten dient te voldoen aan het 'minimumvereiste' van het genuine link-criterium. Er zou eveneens sprake kunnen zijn van een negatieve verplichting; de lidstaten dienen zich te onthouden van het implementeren van naturalisatiewetgeving die niet voldoet aan het genuine link-criterium. Ik ga uit van dit laatste scenario. 5.3 HET GENUINE LINK-CRITERIUM Reding refereert bij het noemen van het genuine link-criterium expliciet aan het internationaal publiekrecht. Om die reden mag worden verwacht dat haar interpretatie van het criterium aansluit bij de betekenis die in het internationaal recht aan het criterium wordt toegedicht. Om die betekenis te achterhalen is het noodzakelijk om terug te keren naar de wortels van het genuine link-criterium, namelijk de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in de zaak Liechtenstein contra Guatemala ('Re Nottebohm') uit 1955. Liechtenstein had de zaak aanhangig gemaakt, stellende dat zij diplomatieke bescherming mocht verlenen aan Nottebohm, een genaturaliseerd staatsburger van Liechtenstein. Guatemala stelde in deze zaak dat Liechtenstein niet-ontvankelijk was. Interessant is dat Nottebohm de Liechtensteinse nationaliteit heeft verkregen middels een betaling; hij betaalde een donatie van 25.000 Zwitserse Francs aan de gemeente Mauren, 12.500 aan de Liechtensteinse staat en een jaarlijkse belasting van 1000 Zwitserse Francs. Van dit bedrag ging 600 Zwitserse Francs naar de gemeente Mauren en 400 naar de Liechtensteinse staat. Indien Nottebohm ook reguliere belastingen diende te betalen, zou dit bedrag daarmee verrekend worden.121 De naturalisatie van Nottebohm werd als een geldige gezien. Het Hof sprak weliswaar van ‘uitzonderlijke omstandigheden wat betreft snelheid en vergemakkelijking’, maar beslist niet dat de naturalisatie om die reden ongeldig is. Het Gerechtshof bepaalde vervolgens dat de ontvankelijkheid van Liechtenstein afhing van de vraag of Guatemala al dan niet verplicht was om de naturalisatie van Nottebohm te erkennen in het kader van het bieden van diplomatieke bescherming voor het Internationaal Gerechtshof. Deze verplichting zou alleen bestaan als er sprake was van een ‘reële en effectieve band’ tussen Liechtenstein en Nottebohm. Deze genuine link wordt vervolgens nader ingevuld als 'een juridische band gebaseerd op feitelijke sociale gehechtheid, een werkelijke verbinding van bestaan, belangen en gevoelens, samen met het bestaan van wederkerige rechten en plichten'.122 De persoon in kwestie zou met de staat 'meer verbonden moeten zijn met de bevolking van een
121 122
IGH, 6 april 1955, Nottebohm, (Liechtenstein v. Guatemala), p. 16 IGH, 6 april 1955, Nottebohm, (Liechtenstein v. Guatemala), p. 24
62
staat die hem genaturaliseerd heeft dan enig andere staat'.123 Het Gerechtshof constateerde dat een dergelijke band tussen Nottebohm en Liechtenstein ontbrak.124 Over het algemeen wordt aangenomen dat het genuine link-criterium alleen in de context van de Nottenbohm-zaak mag worden toegepast. Het criterium speelt dus uitsluitend een rol bij de vraag of een staat een door een andere staat verrichte naturalisatie moet erkennen en moet aanvaarden dat die staat diplomatieke bescherming verleend. Een aantal auteurs hanteert een bredere interpretatie. Zo stelt Orentlichter dat het criterium door de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen en de Raad van Europa meermalen is toegepast op 'interne' naturalisatievraagstukken, waaruit zij afleidt dat het genuine link-criterium een breder bereik heeft gekregen.125 Baubock en Vink stellen dat in het internationaal privaatrecht een brede interpretatie van het genuine link-criterium gangbaar is geworden.126 Sloane stelt daarentegen dat in dergelijke gevallen een foutieve interpretatie van het genuine link-criterium is gehanteerd en het onjuist zou zijn hieruit af te leiden dat de bredere definitie onderdeel is geworden van het internationaal recht.127 5.4 HET BEGINSEL VAN LOYALE SAMENWERKING EN HET GENUINE LINK CRITERIUM De Commissie lijkt een brede interpretatie van het genuine link-criterium te hanteren en wijkt daarmee op meerdere punten af van de juridische consensus. Zo stelt de Commissie dat een EUlidstaat in de naturalisatieprocedure het genuine link-criterium dient toe te passen. Ten tweede leidt Reding uit het criterium af dat een Europese lidstaat een verblijfsvereiste van minimaal twaalf maanden dient te hanteren. Hiermee geeft zij een nadere invulling aan het genuine link-criterium; een dergelijke interpretatie wordt niet gehanteerd in de Nottebohm-zaak. In dit kader is een recente wijziging van de Cypriotische investeerdersregeling bijzonder interessant. De Cypriotische regeling vereist nu dat de investering gedurende de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag tot naturalisatie moet zijn verricht. De vraag is of de Europese Commissie dit vereiste ziet als een alternatieve invulling van het genuine link-criterium, of dat zij strikt zal vasthouden aan het verblijfsvereiste van 12 maanden. De wijze waarop de Commissie het genuine link-criterium koppelt aan het beginsel van loyale samenwerking roept zo mogelijk nog meer vragen op. Het is bepaald niet evident dat het beginsel van loyale samenwerking wordt geschonden wanneer een lidstaat een persoon naturaliseert zonder dat sprake is van een werkelijke band. Brengt het ontbreken van een genuine link-criterium in naturalisatiewetgeving de verwezenlijking van een Europese doelstelling in gevaar? Dat lijkt mij onwaarschijnlijk. Ten eerste sluit de koppeling van het
Idem IGH, 6 april 1955, Nottebohm, (Liechtenstein v. Guatemala), p. 27 125 Orentlicher 1998, p. 320 126 Baubock ea 2013, p. 631 127 Sloane 2009, p. 26 123 124
63
genuine link-criterium en beginsel van loyale samenwerking sluit niet aan bij de in jurisprudentie en literatuur ontwikkelde lijn. Advocaat-generaal Maduro stelt in zijn conclusie bij de Rottmann-zaak dat er sprake zou kunnen zijn van schending van het beginsel van loyale samenwerking indien een lidstaat zou overgaan tot naturalisatie op zeer grote schaal van burgers van een niet-EU lidstaat zonder voorafgaand in overleg te treden met de Europese Unie.128 Ook door De Groot wordt deze lijn gevolgd.129 Het ontbreken van een genuine linkcriterium in naturalisatiewetgeving kan niet worden aangemerkt als een schending van vergelijkbare aard. Shaw is eveneens van mening dat er geen sprake is van een vergelijkbare situatie.130 Ten tweede hanteren Europese lidstaten wel vaker naturalisatieregelingen waarbij het bestaan van een genuine link niet vereist is. Zo biedt het Hongaarse nationaliteitsrecht de mogelijkheid om versneld genaturaliseerd te worden aan buiten Hongarije woonachtige personen met Hongaarse voorouders. Wie gebruik maakt van deze procedure, hoeft niet aan een verblijfsvereiste te voldoen. Aangezien de reikwijdte van het standpunt van de Commissie niet beperkt is tot investeerdersregelingen, zou ook de Hongaarse regeling in de gevarenzone terecht komen. 5.5 DE GOEDE TROUW De Commissie vermeldt verder dat Malta door middel van de implementatie van een verblijfsvereiste 'te goeder trouw' gehandeld heeft. De vraag is welke rol dit criterium zou moeten spelen. Klamert stelt dat het beginsel van de goede trouw in het Europees recht vaak wordt gebruikt als een ‘semantische extensie’ van het beginsel van de loyale samenwerking en in die context geen zelfstandige betekenis heeft.131 De ‘goede trouw’ zou hier eveneens een vertaling kunnen zijn van ‘bonne foi’, in de zin van subjectieve goede trouw. In de Franstalige literatuur worden de twee begrippen vaak naast elkaar gebruikt, bijvoorbeeld als ‘coóperation loyale et de bonne foi’ of ‘coóperation loyale à la bonne foi’.132 Ik acht het daarom waarschijnlijk dat het begrip op deze manier in het Persbulletin terecht is gekomen. 5.6 HET GENUINE LINK-CRITERIUM: DE JUISTE WEG? Carrera stelt dat de hantering van het genuine link-criterium onwenselijk is, omdat dit een versterking van nationalisme in EU-lidstaten met zich kan brengen.133 Sloane is van mening dat het genuine link-criterium niet meer van deze tijd zou zijn; in een geglobaliseerde wereld waarin
HvJ EU 2 maart 2010, nr. C-135/08 (Janko Rottmann v Freistaat of Bayern), Opinie AG Poiares Maduro, Bayern. 129 De Groot 2012, aant. 99 130 Shaw 2014, p. 33 131 Klamert 2014, p. 42 132 Zie bijvoorbeeld Verhoeven 2001, p. 383 en Lejeune 2003, p. 8 133 Carrera 2014, p. 28 128
64
grenzen zijn vervaagd is het criterium niet meer bruikbaar.134 Ik ben het ten dele eens met dit standpunt. De betekenis van het genuine link-criterium mag dan als rechtsregel beperkt zijn, het biedt wel een nuttig en wenselijk theoretisch kader dat goed aansluit bij de statenpraktijk. In 2013 leefde 98,45% van de wereldbevolking in het land waar hij of zij geboren was.135 Voor een persoon die in een bepaalde staat wordt geboren en daar gedurende zijn leven blijft wonen, is de genuine link-theorie verre van achterhaald. In het reguliere nationaliteitsrecht kan de genuine link wellicht van nut zijn, maar in de strijd tegen het bestaan van investeerdersregelingen zal de genuine link geen zoden aan de dijk zetten, als rechtsregel noch als theoretisch kader. Een essentieel verschil tussen de reguliere naturalisatie en de naturalisatie in ruil voor een investering is namelijk dat het laatste een zogenaamd 'citizenship of convenience' is.136 Daarmee wordt gedoeld op een instrumenteel gebruik van een nationaliteit. Er wordt gebruik gemaakt van bepaalde rechten die de nationaliteit met zich brengt, terwijl een ‘werkelijke band’ met de staat ontbreekt. De zeer vermogende groep waarvoor een citizenship of convenience bereikbaar is, gebruikt de nationaliteit om een internationale levensstijl te kunnen faciliteren.137 De verkrijging van een nationaliteit kan immers de weg vrijmaken naar belastingvoordelen138, reisrechten139 of - in een minder fraai scenario - de mogelijkheid om onder de radar te blijven van de veiligheidsdiensten140. Deze groep zit niet te wachten op een band met de staat die hen heeft genaturaliseerd; vaak zullen de investeerders niet in eens in de staat in kwestie willen wonen. Om die reden is een citizenship of convenience doorgaans de tweede of zelfs de derde nationaliteit van de persoon in kwestie.141 De EU-lidstaten met een investeerdersprogramma weten dat maar al te goed. In EU-lidstaten waar een naturalisatie in ruil voor een investering mogelijk is, is ofwel het bezit van een dubbele nationaliteit toegestaan, ofwel bij uitzondering mogelijk gemaakt voor investeerders. Ook het feit dat 12 van de 14 lidstaten bij de verstrekking van verblijfsvergunningen in ruil voor investeringen een lager verblijfsvereiste hanteert voor investeerders dan voor reguliere vreemdelingen, toont aan dat staten beseffen dat de investeerders niet van plan zijn om zich permanent in het land te vestigen. Investeerders die hebben deelgenomen aan het Britse tier 1-programma geven expliciet aan dat het in het Verenigd Koninkrijk gehanteerde verblijfsvereiste een groot obstakel voor hen vormt.142 Het opleggen van een verplichting aan Europese lidstaten om het genuine link-criterium te
Sloane 2009, p. 31 Zie UN Migration Stock 2013 136 Zie voor de term ‘citizenship of convenience’ bijv. Spiro 2008, p. 76 137 Koh 2010, p. 8 138Koslowski 2003, p. 24 139 Van Fossen 2007, p. 139, 140 Idem 141 Vertovec 2004, p. 32 142 Nathan e.a 2013, p. 40 134 135
65
implementeren heeft een geringe kans van slagen. In dit kader kan lering worden getrokken uit het internationaal zeerecht, waar een vergelijkbare problematiek speelt bij de zogenaamde 'flags of convenience' (ook wel minder eufemistisch vertaald als 'goedkope vlaggen') . In 1958 is in art. 5 van het Verdrag inzake de Volle Zee het genuine link-vereiste met betrekking tot de nationaliteit van schepen gecodificeerd. Waarschijnlijk heeft de drie jaar eerder verschenen Nottebohm-uitspraak hierbij een belangrijke rol gespeeld.143 In 1982 is eveneens in art. 91 Verdrag inzake het recht van de Zee het genuine link-vereiste vastgelegd. Dit houdt in dat er een werkelijke band moet bestaan tussen het schip en de staat onder wiens vlag het schip vaart. Evenals in het nationaliteitsrecht is de verdere invulling van het criterium problematisch. Tijdens de opstelling van het Verdrag inzake de Volle Zee is getracht om het genuine linkcriterium een nadere invulling te geven, maar de deelnemende staten zijn er niet in geslaagd om op dit punt overeenstemming te bereiken.144 De afgelopen decennia is in de jurisprudentie en literatuur evenmin een nadere invulling ontwikkeld; er bestaat nog altijd geen criterium aan de hand waarvan kan worden bepaald of er sprake is van een genuine link tussen schip en vlagstaat.145 De poging om soevereiniteit van staten inzake de registratie van schepen te beperken wordt dan ook omschreven als 'niet erg succesvol'. 146 Een 'flag of convenience' is aantrekkelijk voor rederijen wegens de lage kosten en een vrijwaring van lastige wetgeving. Voor armlastige staten vormt het een gemakkelijke inkomstenbron. Het gebrek aan concreetheid maakt dat het genuine link-criterium ongeschikt is om die lokroep te kunnen overstemmen . Voor citizenship of convenience zal dat niet anders zijn. Zo heeft Malta het vereiste al vakkundig omzeild door alleen een 'functioneel verblijf' verplicht te stellen. Wanneer de naturalisatie is gereduceerd tot een eersteklas ticket naar lagere lasten en een verkorte wachttijd bij de douane, heeft de kunstmatige creatie van een 'werkelijke' band geen zin meer. 5.7 TWEE ALTERNATIEVEN De Europese Commissie heeft mijns inziens verkeerd gehandeld. Haar juridische argumentatie bevat onjuistheden en het van stal gehaalde genuine link-criterium lijdt aan te veel mankementen om een effectief middel te kunnen vormen. Daarnaast heeft de Commissie het bestaan van investeerdersprogramma's indirect goedgekeurd; zolang er maar een 'verblijfsvereiste' van 12 maanden wordt gehanteerd, is er niets aan de hand. Zo vermeldt overheidsorganisatie Individual Investor Programme Malta op haar website dat het Maltese programma ‘erkend’ is door de Europese Commissie.147 Het handelen van de Commissie is niet in
Churchill ea 1967, p. 56 Timmers 2006, p. 154 145 Churchill e.a. 2000, p. 4 146 Treves 2004, p. 189 147 <www.iip.gov.mt>, laatst bezocht op 2-7-2014 143 144
66
lijn met de moties en vragen van het Europees Parlement, de toespraak van Eurocommissaris Reding en de kritiek van Europese lidstaten. De aanleiding voor het protest waren juist morele bezwaren tegen de verkoop van toegang tot de Europese Unie en de risico's die een investeerdersprogramma met zich kan brengen. De vraag is hoe de Europese Commissie dan wel had moeten handelen. Ik denk dat er twee mogelijkheden zijn. Ten eerste had de Commissie ervoor kunnen kiezen om een juridische argumentatie achterwege te laten. De Commissie heeft immers uitsluitend diplomatieke middelen gebruikt om het conflict met Malta op te kunnen lossen, waardoor er geen strikte noodzaak was om juridische argumenten aan te wenden. Hier kan een parallel worden getrokken met het Chu en Zen arrest. Het Europees Hof bleek niets uit te kunnen richten tegen een aan misbruik grenzend gebruik van de Ierse ius soli-regel. Vervolgens is het met diplomatieke middelen gelukt om Ierland ertoe te bewegen de ongewenste regel aan te passen.148 De Europese Commissie en de Europese lidstaten hadden eveneens diplomatieke middelen kunnen aanwenden om Malta onder druk te zetten om af te zien van de invoering van een investeerdersprogramma. Door de nadruk te leggen op het juridische genuine link-criterium heeft de Commissie zichzelf schaakmat gezet en een inhoudelijk protest tegen het bestaan van investeerdersregelingen onmogelijk gemaakt. Ten tweede had de Commissie het beginsel van sincere cooperation op een andere manier kunnen invullen. Daarvoor zou de Commissie uiteen moeten zetten dat het bestaan van investeerdersprogramma's een werkelijk gevaar met zich brengt dat het bereiken van een Europese doelstelling ondermijnt. Dit werkelijke gevaar zou mijns inziens corruptie kunnen zijn. Investeerdersprogramma's zorgen vaak voor een vermenging van publieke en private belangen omdat private ondernemingen middels concessieverlening worden aangewend om de nationaliteit van de desbetreffende staat aan de man te brengen. In verschillende niet-Europese landen heeft dit geleid tot grove onzorgvuldigheid in de verlening van het staatsburgerschap.149 Malta heeft eveneens een tienjarige concessie heeft verleend aan de onderneming Henley & Partners, waarmee Henley & Partners een deel van het selectieproces en het beheer van de betalingen zal uitvoeren.150 Daarnaast kunnen investeerdersprogramma's aantrekkelijk zijn voor criminelen. Zo zou het investeerdersprogramma van Dominica door Russische criminelen
148De
Groot 2012, aant. 98.4 Zie bijvoorbeeld: Public Report on appointment of Resort Las Vegas Group as agent for Immigration Scheme for Vanuatu, waarin de Ombudsman van Vanuatu een ontluisterend beeld schetst van het bestuurlijk handelen inzake de implementatie van een investeerdersprogramma en Van Fossen 2007, p. 24 waarin wordt uiteengezet dat de onderneming TransPacific Development Cooperation onder concessie paspoorten verkocht op basis van een medische test en een tien minuten durend interview. 150 Zie < https://mhas.gov.mt/en/MHAS-Information/Tenders%20-%20RFQ/Pages/Individual-Investor-Programme(IIP).aspx>, laatst bezocht op 27-6-2014 149
67
worden gebruikt die buiten het zicht van de Russische veiligheidsdiensten willen opereren.151 De paspoorten van Nauru zijn in handen gevallen van terroristen en leden van de Russische en Chinese maffia.152 Nederland verstrekt alleen verblijfsvergunningen in ruil voor investeringen en heeft een controle van de herkomst van de investeringsgelden verplicht gesteld. De vraag is of andere EU-lidstaten ook dergelijke controles uitvoeren. Hierbij moet worden bedacht dat met iedere een afwijzing van een aanvraag een investering van honderdduizenden of miljoenen euro’s verloren gaat. De plicht tot het betrachten van zorgvuldigheid op nationaliteitsrechtelijk gebied en het nastreven van financieel eigenbelang kunnen elkaar in de weg zitten. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de wijze waarop Europese lidstaten de herkomst van investeringsgelden en de achtergrond van investeerders controleren zou hier van grote waarde kunnen zijn. 5.8 CONCLUSIE: WAT IS HET STANDPUNT VAN DE EUROPESE COMMISSIE INZAKE INVESTEERDERSREGELINGEN EN IS HAAR JURIDISCHE ONDERBOUWING JUIST? Er valt behoorlijk wat aan te merken op de argumentatie van de Europese Commissie inzake de Maltese investeerdersregeling. De verplichting om een genuine link in het nationaliteitsrecht te implementeren vloeit niet voort uit de in art. 4 lid 3 VEU gecodificeerde plicht tot loyale samenwerking. Daarnaast is de interpretatie van het genuine link-criterium die de Commissie hanteert te breed. Het genuine link-criterium heeft in het kader van investeerdersregelingen weinig te bieden. De investeerdersregelingen bieden een zogenaamd ‘citizenship of convenience’, hetgeen betekent dat op instrumentele wijze gebruik wordt gemaakt van de nationaliteit. De essentie van een dergelijke nationaliteit is juist dat de ‘werkelijke band’ tussen de staat en de genaturaliseerde ontbreekt. Het vereiste dat op kunstmatige wijze een ‘werkelijke band’ moet worden gecreeerd, zal leiden tot ontduiking. Zo heeft Malta al op eenvoudige wijze de verplichting omzeild. Een investeerdersregeling biedt de staat een eenvoudige weg naar extra inkomsten en het genuine link-criterium is niet concreet genoeg om daar iets tegen uit te kunnen richten. De Commissie had ervoor kunnen kiezen om uitsluitend diplomatieke middelen te gebruiken en daarmee de juridische argumentatie achterwege te laten. Zij had ook het beginsel van loyale samenwerking kunnen invullen door een concrete bedreiging van een Europese doelstelling te benoemen, namelijk corruptie.
151 152
Koslowski 2003, p. 29 Van Fossen 2007, p. 153
68
6. EINDCONCLUSIE: HOE VERHOUDT DE NEDERLANDSE REGELING VOOR VERMOGENDE VREEMDELINGEN ZICH TOT INVESTEERDERSREGELINGEN IN ANDERE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE WAT BETREFT HET INVESTERINGSBEDRAG EN HET VERBLIJFSVEREISTE EN WELKE ROL SPEELT DE EUROPESE UNIE HIERBIJ? In totaal hanteren veertien EU-lidstaten een investeerdersprogramma. Negen lidstaten (Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Letland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Nederland) verstrekken tijdelijke verblijfsvergunningen aan investeerders. Vier lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Malta en Roemenie) verstrekken direct een permanent verblijfsvergunning aan een investeerder. In vijf lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Malta, Oostenrijk en Roemenie) kunnen investeerders worden genaturaliseerd. Het verblijfsvereiste dat voor investeerders wordt gehanteerd is opvallend laag. In vijf landen (Griekenland, Ierland, Letland, Spanje en Portugal) hoeft een investeerder niet of nauwelijks aan een verblijfsvereiste te voldoen om in aanmerking te komen voor verlenging van de verblijfsvergunning. De lidstaten die een permanent verblijf aanbieden aan investeerders, verstrekken deze mogelijkheid normaliter aan vreemdelingen die al een aantal jaren in de lidstaat in kwestie hebben gewoond. In vier lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Oostenrijk en Malta) is geen voorafgaand verblijf voor de naturalisatie van de investeerder vereist. Bulgarije en Malta hanteren een formeel verblijfsvereiste van een jaar, maar de investeerder is niet verplicht om gedurende deze periode daadwerkelijk in het land te verblijven. Van de veertien lidstaten met een investeerdersprogramma hanteren er dertien een lager verblijfsvereiste voor investeerders dan voor reguliere vreemdelingen. Deze praktijk is moeilijk te rechtvaardigen en zou de Europese Commissie zorgen moeten baren, aangezien zij veel waarde lijkt te hechten aan het genuine link-criterium. De goedkoopste tijdelijke verblijfsvergunning wordt aangeboden door Letland, namelijk 35.000 euro. Bulgarije biedt met 306.781,19 euro de goedkoopste permanente verblijfsvergunning. Roemenie biedt met 1.000.000 euro de goedkoopste nationaliteit. De duurste tijdelijke verblijfsvergunning wordt aangeboden voor 1.229.402,59 euro door het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk biedt met 6.147.012,95 euro eveneens de duurste permanente verblijfvergunning. De duurste nationaliteit is te vinden bij Cyprus, namelijk 5.000.000 euro. De nationaliteitswetgeving van drie lidstaten (Bulgarije, Cyprus en Malta) biedt de mogelijkheid om de nationaliteit te ontnemen wanneer de investering wordt teruggetrokken. Op grond van
69
het Europees Verdrag inzake Nationaliteit en de Rottmann-uitspraak van het Europese is deze ontnemingsgrond niet acceptabel. De Europese Commissie heeft zich in felle bewoordingen uitgelaten over het Maltese investeerdersprogramma. De door de Commissie aangehaalde verplichting om een genuine link in het nationaliteitsrecht te implementeren vloeit niet voort uit de in art. 4 lid 3 VEU gecodificeerde plicht tot loyale samenwerking. Ook is de interpretatie van het genuine linkcriterium die de Commissie hanteert te breed. Daarnaast bieden de investeerdersregelingen een zogenaamd ‘citizenship of convenience’, ofwel een nationaliteit die slechts een middel is . Het weinig concrete genuine link-criterium zal waarschijnlijk leiden tot de implementatie van papieren verblijfsvereisten, maar niet meer dan dat. De Commissie had beter haar moeizame juridische argumentatie achterwege kunnen laten of het beginsel van loyale samenwerking op een andere manier kunnen invullen. Zij had daartoe een concrete bedreiging van een Europese doelstelling kunnen benoemen, bijvoorbeeld corruptie. Hoe is de Nederlandse regeling gepositioneerd ten opzichte van de regelingen in andere Europese lidstaten? Nederland biedt investeerders een tijdelijke verblijfsvergunning voor 1.250.000 euro. Dat is voor een tijdelijke verblijfsvergunning een hoog bedrag. Het door Nederland gehanteerde verblijfsvereiste van minimaal vier maanden per jaar is laag in vergelijking met het reguliere Nederlandse vereiste, maar niet competitief in vergelijking met andere lidstaten. De recent geïntroduceerde mogelijkheid om te investeren in een seedfonds of participatiefonds maakt de regeling wel competitiever, aangezien het verrichten van een investering in een onderneming een groot aantal bureaucratische vereisten met zich brengt. De conclusie is dat een vermogende niet-EU ingezetene een brede waaier aan mogelijkheden heeft om een verblijfsrecht of de nationaliteit van een EU-lidstaat te verkrijgen. De minimuminvesteringen, de voorwaarden en verblijfsvereisten lopen sterk uiteen. Daarnaast valt op dat er een spanning bestaat tussen het hanteren van juridische zorgvuldigheid en de wens om een competitieve investeerdersregeling te creeren. Hierdoor ontstaat ook een risico op het gebied van corruptie. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de wijze waarop de achtergrond en het vermogen van de investeerder wordt gecontroleerd zou daarom interessante informatie kunnen opleveren. Of de investeerders in grote getale voor de Nederlandse regeling zullen opteren, waag ik vanwege de geringe competitiviteit te betwijfelen. Blijkens uitlatingen van staatssecretaris Teeven heeft zich tot nog toe een geïnteresseerde gemeld. Wie het ook is, ik hoop dat het verblijf hem bevalt.
70
LITERATUUR Ad-hoc query 2014 Ad-Hoc Query on wealthy immigrants, Brussel: European Migration Network 2014 Armstrong 2014 Armstrong, C. The Price of Selling Citizenship. Should Citizenship be for Sale? In: in Shachar, A. and Baubock, R. (red.) Should Citizenship be for Sale?, EUI Working Papers, RSCAS 2014/01, Robert Schuman Centre for Advanced Studies, EUDO Citizenship Observatory, Florence, Italie 2014. Baubock 2009 Baubock, R. e.a., Citizenship Policies in the New Europe, Amsterdam: AUP 2009, p. 376 Carrera 2014 Carrera, S., How much does EU citizenship cost? The Maltese citizenship-for-sale affair: A breakthrough for sincere cooperation in citizenship of the union?, CEPS Liberty and Security in Europe No. 64, Brussel: CEPS 2014 Churchill 2000 Churchill, R. en Hedley, C.. The Meaning of the “Genuine Link” Requirement in Relation to the Nationality of Ships, Cardif: University of Wales 2000 Churchill 1967 Churchill, R., The Law of the Sea, Manchester: MUP 1967 De Groot 2003 De Groot, G.R., naar een harmonisatie van het nationaliteitsrecht in Europa?, p. 70 in: BoeleWoelki e.a., het plezier van de rechtsvergelijking, Deventer: Kluwer 2003 De Groot De Groot G.R., ‘Nationaliteitsrecht’, in: Curry-Sumner, I. e.a., Groene Serie Personen- en familierecht, Deventer: Kluwer (losbladig en online) De Groot 2000 De Groot, G.R., The European Convention on nationality: a step towards a ius commune in the field of nationality law, Maastricht Journal of European and Comparative Law 7 (2) 2000 p. 117– 157 Klamert 2014 Klamert, M., The Principle of Loyalty in EU Law, Oxford: OUP 2014 Koslowski 2003 Koslowski, Rey., Challenges of international cooperation in a world of increasing dual nationality., p. 157-182 In: Martin. D. en Hailbronner, K.(red.) Rights and Duties of Dual Nationals. Evolution and Prospects. Den Haag: Kluwer Law International 2003 Koh 2010 Koh, S., Towards a Theory of “Skilled Diasporic Citizenship”: Tertiary-Educated ChineseMalaysians in Singapore as Citizens, Diasporas, and Transnational Migrants Negotiating Citizenship and Migration Decisions, London: LSE Migration Studies Unit 2010
71
Kruma 2013 Kruma, K., EUDO Citzenship observatory country report: Latvia, Robert Schuman Centre for Advanced Studies, EUDO Citizenship Observatory, Florence, Italie 2014. Lejeune 2003 Lejeune, Y., L’application et le controle de l’application du droit communautaire par les administrations belges, Gent: Academia Press 2003 Nathan 2013 Nathan, M. e.a., The Economic and Labour Market Impacts of Tier 1 entrepreneur and investor migrants Report to the Migration Advisory Committee, London: National Insitute of Economic and Social Research 2013 Orentlicher 1998 Orentlicher, D. Citizenship and nationality identity, p. 296-325 in: Wippman, D. (red.), International Law and Ethnic Conflict, New York: Cornell University Press 1998 Rapport Commissie Bulgaars Staatsburgerschap 2014 Rapport Commissie Bulgaars Staatsburgerschap periode 23 januari 2013-22 januari 2014 (ДОКЛАД ЗА ДЕЙНОСТТА НА КОМЙСЙЯТА ПО БЪЛГАРСКО ГРАЖДАНСТВО Й БЪЛГАРЙ В ЧУЖБЙНА ЗА ПЕРЙОДА 23 ЯНУАРЙ 2013 – 22 ЯНУАРЙ 2014), Sofia: Kabinet van de President van de Republiek Bulgarije 2014 Shaw 2014 Shaw, J., Citizenship for Sale: Could and Should the EU Intervene? In: in A. Shachar and R. Baubock (red.) Should Citizenship be for Sale?, EUI Working Papers RSCAS 1 2014, Florence: Robert Schuman Centre for Advanced Studies, EUDO Citizenship Observatory 2014. Sloane 2009 Sloane, R. Breaking the genuine link: The contemporary international legal regulation of nationality, Harvard International Law Journal 50 2009, p. 8-27 Spiro 2008 Spiro, P., Beyond Citizenship: American identity after globalization, Oxford: OUP 2008 Timmers 2006 Timmers, W., Nationaliteitseisen in Europees en historisch perspectief, Tijdschrift voor Vervoer en Recht, oktober 2006, p. 151-160 Treves 2004 Treves, T., Flags of Convenience before the Law of the Sea Tribunal, San Diego International Law Journal, 6 2004 p. 179-189 Van Fossen 2007 Van Fossen, A., Citizenship for sale: Passports of convenience from Pacific Island Tax Havens, Commonwealth & Comparative Politics, 45 (2) 2007, p. 138-163 Verhoeven 2001 Verhoeven, J., Droit de la communaute Europeenne, Brussel: De Boeck & Larcier 2001 Vertovec 2004 Vertovec, S., Trends and impacts of migrant transnationalism, Oxford: Centre on Migration, Policy & Society 2004.
72
Vink 2013 Vink, M. en Baubock, R., Citizenship configurations: analyzing the multiple purposes of citizenship regimes in Europe, Comparative European Politics, 11.5 2013, p. 621-648
73
Bijlage I – Schematisch overzicht investeerdersregelingen van de lidstaten van de Europese Unie
74
Bulgarije
Cyprus
Frankrijk
Tijdelijk verblijf Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Verlenging Regulier vereiste verlenging
Na 5/10 jaar, geen
Na 5 jaar, geen
Ierland
Letland
Na 2 jaar, geen
5 jaar, geen
5 jaar, ‘legaal verblijf’
5 jaar, <6 mnd, max. 10 afw.
6 mnd, geen
Regulier vereiste permanent
Nationaliteit Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Verblijfsvereiste 1 jaar, naturalisatie geen
Hongarije
Na 3/10 jaar, max. 3 aansl. jrn buiten Fr.
Tijdelijk>permanent
Permanent verblijf Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Permanent 1 jaar, geen
Griekenland
Geen
Geen
153
153
Bovenstaand schema kan uitsluitend worden gehanteerd in combinatie met de schema’s uit het vierde hoofdstuk.
75
Malta
Tijdelijk verblijf Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Verlenging
Nederland
Oostenrijk
Portugal
Roemenië
Spanje
Verenigd Koninkrijk
Na 1 jaar, <8 mnd afw.
Na 1 jaar, ≥7 dgn, ≥14 dgn
2 jaar, geen
3 jr 4mnd, ≥180 dgn
5 jaar, <8 mnd afw.
5 jaar, geen
5 jaar, <6 mnd afw.
5 jaar, ≥180 dgn
Regulier vereiste verlenging Tijdelijk>permanent Regulier vereiste permanent Permanent verblijf Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Permanent Geen Nationaliteit Bedrijfsfinanciering Onroerend goed Staatsobligaties Creatie banen Verlaagd verblijfsvereiste Verblijfsvereiste 1 jaar, naturalisatie geen
Geen
Geen
2/3 jaar, ≥180 dgn
2,5 jaar, <6 mnd, max 10 afw.
76
Bijlage II – Overzicht van vereiste investeringsbedragen in de investeerdersregelingen van de lidstaten van Europese Unie
77