Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 11
Hij gaat erheen zoals een dier zou doen, een trekvogel die geen keus heeft. Het is geen weloverwogen vertrek en het is ook niet heel verstandig wat hij doet, en dat is nou net het mooie d’r van. Hij heeft de halve nacht naar het oosten gevlogen en geen mens die ’m gezien heeft – als je zelf niet kijkt zien ze jou ook niet. Hij heeft door aan flarden getrokken luchten gereisd, door spookachtige luchthavens gelopen, en nou zit-ie achter in een ouwe Mercedes. Zijn kop voelt aan als het centrum van een metropool en er trekt een vreemde tinteling door zijn apenpoten. Kan hem niet schelen. Hij laat zich niet afschrikken. De weg ontrolt zich als een zwarte tong en likt aan de nacht. Ze hebben toch iets aapachtigs, zijn voeten? Z’n tandvlees bloedt ook nog. Maar daar gaat hij nou niet mee zitten – daar gaat hij straks wel naar kijken. Niet alles tegelijk. Bomen en velden vliegen aan hem voorbij in de gruizige nacht. Apen op de weg de laatste tijd. Apen en beren. Angst? Hij hoort een bluestoon ergens vandaan, een droefgeestige toon van verre, of komt hij van binnen? De duistere ogen van de chauffeur duiken op in het achteruitkijkspiegeltje – Het is voor mekaar, zegt hij. Het zou geen problemen moeten geven. Maar het is denk ik nog wel een uur rijden naar het hotel. De stem van de chauffeur heeft een aangenaam timbre, diep en vertrouwenwekkend als de stem van een nieuwslezer, met bastonen van bruin fluweel, ribfluweel, en de geweldige, massieve ouwe Mercedes snijdt geruisloos als een bankbiljet door de nacht.
11
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 12
John is moe, en niet van slaaptekort. Geen persratten, zegt hij. En geen fucking fotografen. In het bijna donker is hij zich vaag bewust van bomen en velden en heuvels die zich verenigen. Zo’n gevoel alsof zich een wereld om hem heen vormt, zoals je soms hebt in een voorjaarsnacht, met een beetje geluk. Hij heeft behoefte aan een opkikker, draait het raam een eindje open en zuigt zijn longen vol koel sterrenlicht. Blauw en gassen. Lekker. Hij is zo moe als een hond maar kan zich er niet toe zetten het hoofd te rusten te leggen. Het is mei – de lucht is er zwanger van, alles smaakt ernaar – en hij is rusteloos. Waar zijn we ergens, chauffeur? Da’s nog niet zo makkelijk te zeggen. Hij mag deze chauffeur. Hij rekt zijn apentenen. Het is midden in de nacht en midden in de fucking rimboe. Hij slaakt een zware zucht – die best goed begint, maar al snel omslaat in een dof gekreun. Geen fraaie ontwikkeling. De chauffeur weer, in het spiegeltje. Alsof hij zeggen wil: kom op, wees een vent. Een ogenblik nemen ze elkaar ernstig op; de nacht beweegt. De chauffeur heeft een intens paarse kleur – krankzinnigheid of eczeem – en zijn neus lijkt wel dood, en hij spreekt op een toon die half sussend, half berispend is: Daar kom je d’r niet mee, hoor. De chauffeur geeft een tikje tegen het stuur, nauwelijks merkbaar; de weg heeft ook een draai gemaakt. Ze rijden met hoge snelheid naar het westen. Bergen bestormen de nachtelijke hemel. De koude sterren reizen mee. Ze komen hoger. De lucht is telkens anders. Bij een verzameling bomen hangt een
12
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 13
middeleeuwse geur. Bij een verlaten huis in een plotselinge bocht hangt iets occults in de lucht. Hoe moet je zulke dingen in godsnaam uitleggen? Ze komen eindelijk bij de zwarte, glanzende zee aan en die plek is zo beladen althans voor mij en er hangt ook treurnis in de lucht, heel dicht, als een vochtige, tweede huid. De bomen hier zijn door de wind verdraaid en vervormd tot vreemde nieuwe gedaantes – hij ziet heksen, monsters, bosgeesten, pruilende sirenen, kakelende aardmannetjes. Echt zo’n nacht om maanziek van te worden, zegt hij. Pardon? Wat ik bedoel is dat ik ze godverdomme zie vliegen hier achterin. sorry? Ja, ik heb ook met jou te doen. Hij hangt achterover op de bank, bleek en waakzaam, krijtwitte komiek; zere botten, lange jaren. Geen rust, geen slaap, geen betekenis. En de zee is daar buiten en beweegt. Hij hoort hem aan zijn kabels trekken – een zacht, roestig kwijnen. Wat poëtisch is, voor een man in de donkere uren, in spijkerpak, en eenzaam – het grijpt hem aan. De chauffeur draait zich om en glimlacht ietwat droevig – Je ziet eruit alsof je ik weet niet wat aan je hoofd hebt.
13
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 14
O? Waar zit je over in? Da’s niet zo makkelijk te zeggen. Liefde, bloed, het noodlot, de dood, seks, de leegte, moeder, vader, kut en lul – dat zijn de dingen waar hij over inzit. En – Hoe vaak gaan ze me nou nog voor die fucking Muppet show vragen? Ik wil gewoon naar m’n eiland, zegt hij. Hij gaat drie dagen alleen op zijn eiland zitten. Dat is het enige wat hij wil. Dat hij zich de longen uit zijn lijf kan schreeuwen, dat hij elke dag kan schreeuwen tot de nacht valt, dat hij de godganse nacht tegen de sterren kan schreeuwen – als er sterren zijn tenminste, en als ze zich laten zien. * De maan snuffelt aan de velden en voort rijden ze door de nacht – de maan hangt boven de velden en de bomen in naam van het kwaad maar hij kan nog geen kreet in die richting slaken. Radio? Toe maar. Zullen we Luxemburg proberen?
14
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 15
Ja, laten we Luxy ’s een kansje geven. Maar ze draaien Kate fucking Bush op haar wiley, windy moors. Vraagje, zegt hij. Ja? Wat is godverdomme wiley? Zegt ze niet winding? Ze zegt wiley. Nou… Zet maar uit. Dat gekrijs van die heks. De heuvels vallen weg en de duisternis tolt. In de verte ligt een stadje in zijn eigen licht te weken – een klein koninkrijk – en na een lange, vage tijd – hij ademt wel maar veel leven zit er niet in – komen ze bij een ouwe brug aan en vraagt hij of ze even bij de rivier kunnen stoppen om te luisteren. Hier? Ja, hier. Het is vier uur ’s ochtends – de motor laat een zacht gebrom horen – en de bomen hebben stemmen, en de rivier heeft stemmen, en die stemmen zijn heel oud. De chauffeur draait zich om –
15
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 16
Het hotel is aan de andere kant van de stad, een paar kilometer nog. Maar John kijkt naar buiten en luistert aandachtig en neemt een besluit. Je kunt me hier wel achterlaten, zegt hij. * Ooit was hij van plan een tijdje op zijn eiland te gaan wonen, maar daar was het nooit van gekomen. Hij kocht het toen hij zevenentwintig was en in een droom leefde. Maar het is weer mei en hij is weer aan het doordraaien – de luiken naar de onderwereld zijn zich aan het openen – en hij moet weer even een tijdje op zijn eiland zitten, in z’n eentje, en naar de baai en de dikke knokkel van de heilige berg aan de overkant kijken en een beetje beuzelen met de konijnen en onderduiken met de zeesterren en het zout van zijn lippen likken en zijn kop schudden als een verregende hond en schreeuwen en voor iedereen onvindbaar zijn. De zwarte Mercedes staat met draaiende motor en brandende koplampen bij de brug die de pratende rivier overspant. John loopt met langzame, afgemeten stappen achteruit bij de auto vandaan – ene voet naar achteren, andere voet naar achteren. Hij is zo ver van huis nu, en van alles wat hem lief is. Dit is het verhaal van zijn vreemdste trip. *
1
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 17
En het seizoen is aan het kantelen. Nog even en het moment laat zijn gewicht naar de zomer zakken. De rivier is een stroom van stemmen die zich door gleuven en tunnels een weg baant in het zachte zwarte vlees van de nacht en de bossen, en de chauffeur staat ontspannen tegen de motorkap geleund – nonchalant, zorgeloos, armen over elkaar, zo al iets, dan geamuseerd – en aangezien het portier openstaat is de auto verlicht tegen de duisternis en de gestapelde stenen van de ouwe brug en het stadje dat erachter oprijst langs puntgevels en schoorstenen. John zet nog een stap naar achteren, en nog een, en hij lacht hardop maar niet sarcastisch – de chauffeur wordt kleiner; nog altijd staat hij geamuseerd te kijken – en het stadje en de rivier en de brug en de Mercedes trekken zich staps- en trapsgewijs terug stel dat ik blijf lopen zonder te kijken waarheen stel dat ik blijf lopen, het eind van de nacht en de bomen in en hij stapt van de weg af in een sloot en verliest zijn evenwicht en tuimelt ruggelings in de kille shock van het zwarte water. Hij lacht weer en hijst zich overeind en hij draait zich nu om en loopt het veld in en versnelt zijn pas. Hij reageert niet op zijn naam die de nachtelijke hemel beklimt. * Het is een hele heldere nacht, en warm. Hij loopt de velden in tot hij de weg een aardig eindje achter zich heeft gelaten. Hier kan hij haar naam de lucht in slingeren. Hij voelt het lichte van haar naam in zijn mond. Godverdomme. Hij is zo moe, hij voelt zich zo bedonderd, hij is zo’n ongelooflijke scouse – sentimenteel tot-en-met. De zachte grond onder z’n voeten heeft iets zinnelijks. Hij wil gaan liggen in die zachte, weelde-
17
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 18
rige cake en dat doet hij ook. Meer heeft hij niet nodig. Hij draait zich op z’n buik en ligt met z’n gezicht in de modder en dringt z’n nagels diep in de grond… Hou je godverdomme vast, John. De koepel van de nacht schuift langzaam over de horizon. Het laatste beetje nacht draait langs het hemelgewelf en maakt plaats voor een grauw licht. Hij kan alles doen wat hij wil. Hij kan in een spaans kasteel gaan wonen; hij kan meerennen met de getijden van de maan. Hij draait zijn gezicht zo dat hij met zijn wang op de aarde rust en blijft een tijdje liggen. Mars is een dof vuur aan de oostelijke hemel. Hij blijft een hele tijd rustig liggen tot de heuvels wakker zijn en de vogels komen flirten en fluiten en hij zich helderziend voelt, en een ander mens. John ligt op de warme aarde als op een zadel en luistert naar haar botten. * Z’n kop is al vanaf begin dit voorjaar aan het malen. Hij kent de symptomen. Het ene moment zit hij tot aan z’n nek in het verleden, het volgende moment vliegt hij terug naar het heden. Van een toekomst is geen sprake. De lente begint op dreef te komen, de wereld wordt almaar groener en het hele kankerleven barst weer uit z’n voegen. En hij wordt al zo lang gekweld door z’n eigen zelf, al die tijd is hij eindeloos gefascineerd geweest door zijn eigen zwarte zelf – hij heeft pijn, hij is god, hij is godverdomme een monster – maar nou is hij zevenendertig – ik bedoel zeven en fucking dertig? –
18
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 19
– en hij wil nou eindelijk wel eens een keer klaar zijn met zichzelf – hij is een grote vent – en hij kijkt naar buiten, naar de wereld, en hij ziet maar al te goed dat het een klotestad is en dat het een kutstad is en dat het een paradijs is – een lustoord – van liefde en seks en slaap, of kan zijn, en hij is scabreus (dat is nog ’s een woord) en hij is teder – hij is allebei – en er is godverdomme een overvloed aan moederliefde – nog altijd – je bent een sentimentele scouse of je bent het niet – de glans van haar dood zijn donkere ster – en de oude stad die zwart als roet was en majestueus – toch? – als-ie z’n dag had tenminste, en duizelingwekkend als-ie z’n nacht had – walmen van bier en van peuken, een galmende klok – en een nummertje in een steegje – ja toch? – de klok sloeg twaalf en het rook naar kut – o mijn lieve mijn blanke mijn zachtlippig meisje – en nou heeft-ie een enorme paal in z’n broek en hij loopt door Bold street, hij is in Liverpool en hij is zeventien, een bleekscheet uit Noord-Engeland met Ierse aardappelpap in z’n bloed en dat is wat hij is en dat is het enige wat hij is en in hem, diep vanbinnen – moet je horen – hoe die dronken tonen tekeergaan. * Hij gaat rechtop in het gras zitten. Hij kijkt behoedzaam om zich heen. Jezus fucking christus. Hij zit in rauw grijs licht en een kille vochtige lucht. Het is duidelijk, hij heeft zich godverdomme weer in Ierse nesten gewerkt. Hij gaat daar eens even over zitten nadenken en steekt er een peuk bij op. Een kille wind komt aansnellen over het veld en het hoge gras buigt en wiegt – hij niest. Ze zeggen toch dat je ziel d’r dan tussenuit knijpt? In elk geval voor even. Hij gaat staan en zet zich schrap voor een hoestaanval. Zijn arme longen, vermoeide soldaten. Hij begint aan zijn tocht, over de zingende aarde.
19
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 20
Luister maar, misschien hoor je wel een riffje uit de grond komen. Er lijkt tenminste nergens anders nog ene fuck vandaan te komen. Hij loopt weer de kant van de weg op. Paniekerig, ja, maar je moet gewoon blijven lopen. Misschien, John, dat je op die manier het verleden achter je kunt laten. * Hij volgt zijn spoor terug door het lange gras. Hij steekt de brug over in een nattig licht. Een zwaarmoedige vriend, een reiger, staat grijs en roerloos en als een hoe-heet-het-ook-maarweer aan de oever van de rivier en de rand van het stadje. Hij loopt door, het stadje in. schildwacht is het woord. Zijn woorden liggen allemaal door mekaar, het is een chaos. Weken van halfslaap. Weken van nachtzweet en hilariteit. Alleen deze keer zonder ook maar één song op sleeptouw. Het stadje is verlaten als een strand in oorlogstijd. Hij gaat op een bankje op het lege plein zitten. Ja, ga maar even lekker zitten, mevrouwtje. Hij kijkt om zich heen. Oké. Hij zal er wel uitzien als de helft van een Pete en Dudley-duo. Waarom is hij eigenlijk hier, in dit niksige stadje in deze niksige contreien en aan de verkeerde kant van de oceaan en zo ver van hen die hij liefheeft en van huis? Misschien weet hij dat hij hier alleen kan zijn. Het is het vroegst van de morgen en stil op de blaadjes na. Hij loopt een rondje om het plein onder het ruisende gebladerte. Hij loopt langs de slapende kruidenierswinkel en de slapende kerk en er is ook een heel zelfvoldaan ziekenhuisje – hij denkt, daar heb je mij weer. Zijn empathie – oud en ziek zijn, hoe zou dat zijn? Kloeke zustersgeuren van talk en jamtaartjes. Een laatste opflakkering van het liefdesleven? Ah maar eenzaam, zeker. Oké. Doorlopen, John. Laten we het goddomme een beetje vrolijk houden, oké? Willekeurige woorden verschijnen op zijn lippen terwijl hij door de weinige en lege straten van het ochtendstadje loopt. Daar heb je een nieuw tref-
20
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 21
woord – naargeestig. Maar dat is heel leuk eigenlijk. Hij keert terug op zijn schreden. Voelt een vage beweging ergens beneden: de reiger, die zijn kop draait als de wijzer van een uurwerk, en die naar hem kijkt vanaf zijn plek bij de rivier. Dreigende blik van de een naar de ander. Is er nieuws voor mij? Vast geen goed nieuws. De metalige glans van zijn grijze verenkleed in de kille zon. Hij heeft iets vaag bovennatuurlijks – iets bepaald vreemds. Doorlopen jij. Hij ziet een dikke ouwe hond die een dutje ligt te doen in een steegje. Ah wat schattig. Hij blijft even staan kijken en voelt zelfs tranen opkomen, omdat die hond daar met zulke beverige zuchtjes ligt te slapen – hij is ver van huis, in de wijde wereld – en omdat-ie zo’n dikke slaapbuik heeft en hij ziet ze al voor zich, zijn hondendromen over kluiven en katten en flirtende poedels die Gitanes roken en hun strakke poedelkontjes de lucht in steken. De lucht is dik en zoutig. Je zou er een stuk af kunnen bijten. Moet je ruiken, John, die hap zee heeft een vulva-achtig geurtje, een mammiegeurtje. Hij heeft een moeilijke vijf minuten maar hij komt erdoorheen. Hij vindt een vitrinekast met mededelingen voor toeristen. Er hangt ook een kaart in en alle namen van negen jaar geleden – toen hij hier voor het laatst was – komen weer ratelend opzetten. Newport, Mulranny, Achill Island en daar, de grote, grillige baai, Clew Bay, met z’n piepkleine eilandjes.Tientallen, honderden van die eilandjes. Hij leest dat er alles bij elkaar driehonderdvijfenzestig eilandjes liggen; één voor elke dag van het fucking jaar – Hoe moet hij dan weten welk eiland van hem is?! Er ritselt en roert zich van alles. Hij is alleen maar niet heus – hij hoort het geschuifel van de stadsgeesten. De nachtploeg klokt af. Hij knippert drie keer met zijn ogen om ze te laten oprotten. Hij heeft zijn rituele dingen. Hij rookt een peuk en luistert. Hij inhaleert diep, houdt de rook vast, en zijn hart
21
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 22
bonst; hij blaast de rook langzaam uit. Hij wil nu met je communiceren. Hij is zevenendertig jaar op weg – de slow-quick, slow-quick weg – en hij woont in een groot fort, hoog boven de vlakte waar de afschrikwekkende indianen rondzwerven – de dappere Manhatto’s – en als hij het nu fluistert, heel heel zacht – een bepaald woord – en als je luistert of je het kunt horen – heel heel nauwlettend – Denk je dat je hem nog kunt horen? * De dikke ouwe hond komt vanuit zijn steegje aangesukkeld. Het is duidelijk dat er sprake is van mannelijke verbijstering. Je ziet het aan de manier waarop het arme beest loopt; aan zijn houding. Hij kijkt de hele hoofdstraat af en schudt zijn kop. Hij kijkt de andere kant op – hetzelfde. De aanwezigheid van een vreemde lijkt hij nog niet op te merken. Hij ruikt eens aan de goot – niet goed. Hij wrijft een tijdlang traag en met zijn hele lijf langs de muur van de kruidenierswinkel – die is er nog, en die grindstenen weten de vervelende plekjes wel te vinden. Langzaam betreedt hij het plein voor zijn ochtendpatrouille, maar hij ziet eruit alsof ze hem van alle kanten dwarszitten, doodmoe, en zijn vlezige lendenen rollen bij elke stap. Midden op het plein blijft hij staan, nu in een vrome of bespiegelende houding, de bries voert nieuws aan dat de haren van zijn snuit in beweging brengt en hij gromt halfhartig, waarna hij zich omdraait, met zijn blik het spoor van de geur volgt en een slonzige man in spijkerpak op het bankje ziet zitten. Goeiemorgen, zegt John. De hond slaat een waakzaam oog op – hij is voorzichtig, hij heeft vaker met dit bijltje gehakt. Hij loopt op hem toe, zij het
22
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 23
op zijn hoede, kijkt John diep in de ogen en in zijn ziel, en kreunt. Zeg maar niets meer, zegt John. Dan laat de dikke oude hond zijn kin op zijn knie rusten, en John legt zijn hand op de warm ademende flank van de hond, en even zijn ze één in een zucht van genade. Noem een moment nooit gelukkig of het is alweer voorbij. De hond strijkt neer aan zijn voeten en laat een kin vol kwijl op de punt van een nieuwe paarse sneaker rusten. Die komen net uit de doos, hoor, zegt John. Hij buigt zich voorover en tilt met een vinger de kin van de hond op en wat hij ziet is een geweldig lieve droefheid, en een hele bijzondere schoonheid, een sentimentele schoonheid. Hij heeft meteen een naam voor de hond – Brian Wilson, zegt hij. Waarop de hond even vermoeid kwispelt en lijkt te grinniken, en dan moet John lachen en hij zingt wat met een hoog stemmetje – Oh it’s been buildin’ up inside o’ me For oh, I don’t know, how long… De hond valt zacht en melodieus kreunend in, een perfecte tegenmelodie – het duet van deze ochtend – en John denkt: Deze escapade begint gelijk al gierend uit de klauwen te lopen.
23
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 24
* Een bruine auto komt langzaam naar beneden rollen. John en de hond Brian Wilson draaien elk een snuit en een onderzoekende blik die kant op. Er zit een onnozel ventje achter het stuur. Hij komt er net bovenuit. Hij blijft bij de kruidenier staan maar laat de motor gewoon draaien. Hij stapt uit de schuddende auto. Het kleine, pezige mannetje heeft iets van een jockey, iets Grand National-achtigs. Hij pakt een stapel kranten van de achterbank van de auto en draagt hem naar de stoep voor de winkel. Oké? zegt hij. Gaat wel, zegt John. Hij legt de stapel op de stoep en haalt een zakmes uit zijn kontzak en snijdt het snoer om de stapel door en pakt de bovenste krant en neemt hem vlug door, terwijl de motor al die tijd blijft pruttelen, en Brian Wilson nors toekijkt, en John ineengedoken zit tegen de priemende ochtendkilte die vanaf de rivier het stadje binnendringt. Ik ga je één ding zeggen, gratis en voor niks, zegt het jockeytype. Nou? We worden hier bestuurd door een stel apen. En dat zeg je tegen mij? Hij zucht en legt de krant weer netjes op de stapel. Hij loopt achteruit naar de rand van de stoep en kijkt naar een raam boven de winkel.
24
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 25
Nog geen Martin gezien? zegt hij. En hij schudt het hoofd in weke wanhoop – Die eikel, zal het wel weer bont hebben gemaakt vannacht. Met die woorden stapt hij in en rijdt hij weer weg. John en de hond Brian Wilson kijken hem na. Die jockeytypes zijn niet te vertrouwen, zegt John, dat kan je zien, hun ogen staan raar. * Een breedgeschouderde knul komt over het plein aanlopen, oranje bal onder de arm. Al lopend kijkt hij onderzoekend eerst de ene en dan de andere kant op, oost en west. De knul heeft een onbuigzame uitdrukking op zijn gezicht. Alsof hij op het punt staat Rusland binnen te vallen. Morgen, zegt John. Zo, zegt de knul. De knul blijft staan en laat de bal vallen en stopt hem onder zijn voet – en blijft hem in gepeins verzonken langzaam heen en weer rollen. Ben jij een van de Connellans? vraagt hij dan. Zou kunnen, zegt John. Ben je hier voor de zomer of alleen voor een tijdje?
25
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 26
We zullen zien. Ah, ja. De knul trapt de bal tegen de muur van de winkel en stopt hem weer en trapt hem nog een keer tegen de muur. Hoe gaat het met oma? Niet geweldig, zegt John. Ze is natuurlijk wel oud, zegt de knul, en er gaat een huivering door hem heen. En hoe oud ben jij inmiddels? Ik ben tien, zegt hij. Allejezus, zegt John, de tijd staat niet stil. Het kan ook zijn dat je m’n broertje voor je hebt, zegt de knul. Mijn broertje Keith. Die is nog pas zeven. Ah, nou weet ik het weer. De knul loopt door, kortaf, met een zwaai, en trapt de bal al lopend telkens diagonaal voor zich uit, nu eens versnellend, dan weer vertragend om hem op te vangen als hij wordt teruggekaatst, in een ritmisch rijm dat de afdaling van de straat volgt, telkens schietend met de punt, een onbeholpen knul wiens naam nooit van de deinende tribunes zal worden geschreeuwd – en zo stroomt ook de zilveren rivier. En de knul steekt de rivier over en loopt door en de reiger stijgt op, met een traag en gestaag klapwieken, en de knul
2
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 27
wordt opgeslokt door de sportvelden en de rijzende dag. Dat is iets, als je er aanleg voor hebt of in een bepaalde stemming verkeert, dan zou je hart er nog van breken. Als je een fijnbesnaard heerschap bent, zegt John. Brian Wilson kreunt nog eens en rekt zich jankend uit in de ochtendzon. * Daar komt een oud dametje, turend achter het stuur van een hippe roze Mini, die een gerommel laat horen en dan tot stilstand komt, ook weer voor de kruidenierswinkel – middelpunt van het universum, kennelijk. Ze draagt een gebreide muts in een feloranje tint en een bril met jampotglazen. Ze draait het raampje naar beneden en werpt een pessimistische blik door haar indrukwekkende lenzen. Nog geen teken van Martin zeker? Die heeft het vannacht laat gemaakt, zegt John. Ze heeft een beetje een Duits accent – die zorgvuldige inspectie van ieder woord voor het haar lippen verlaat. Heb ik weer, godsamme, nou, dan ga ik maar naar Westport, zegt ze. En daar gaat ze weer. * Een prachtige ouwe trekker slingert een stofwolk van opgedroogde modder en stront de lucht in, er zit een ouwe boer op
27
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 28
met een gelooide kop en heldere ogen, blauw als de eieren van een roodborstje. Ook die blijft even staan, en hij roept, niet zo’n klein beetje streng – Cornelius O’Grady is naar je aan ’t zoeken. En hij rijdt weer door en de ouwe hond verheft zich op zijn poten en hoest een troosteloos blafje op en drentelt terug naar zijn steeg. Je hebt gelijk, zegt John. Dromen is leuker. Hij kijkt weer om zich heen. Dat kleine hotel boven aan het plein. Dat staat daar met een meedogenloos air van onontkoombaarheid. Hij haalt zijn schouders op en komt overeind – Ik bedoel, wat is het allerergste dat er zou kunnen gebeuren? * De receptie is verlaten maar achterin klinkt gekletter van potten en pannen. Een demente brassband. Alleen voor optredens in de ochtend. Hij ruikt ongezouten spek dat uitgebakken wordt. Zwelg in die walm van vet en rook. Eet het varken en gedraag je als een rund. Hij drukt op de bel. Geen reactie. Hij drukt nog een keer en wacht. Nergens iets van haast te bespeuren. Hij drukt nog een keer en een mager oud besje met de neus van een heks komt tevoorschijn. Neemt hem van top tot teen op. Zuur als de melk van afgelopen maandag. Kijkt nog eens naar zijn enkels om te zien of hij daar ergens een koffer verstopt heeft. Nou? zegt ze.
28
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 29
Ik kom voor een kamer, mevrouwtje. Ze werpt een blik op de klok. Fraai uur om in een hotel aan te komen, zegt ze. En in spijkerpak nog wel, zegt hij. De lucht in de receptie is oud en zwaar, als in een ziekenboeg, en de klok slingert zich door een aaneenschakeling van mistroostige momenten. Hebt u gereserveerd? zegt ze. Oei, zegt hij, helemaal vergeten. Ze maakt een moeilijk geluid. Ze slaat een grootboek open. Ze schuift haar bril voor haar ogen. En gaat uitgebreid het boek staan raadplegen. staat daar iets in over een kamer, mevrouwtje? Ze doorzoekt haar mondholte met het puntje van een groene tong. Gaat het over een kamer? zegt hij. Met een groots gedragen verdriet draait ze zich om en haalt van een haakje aan een houten rek een sleutel – hij heeft het gevoel alsof hij zelf jaren aan dat rek heeft gehangen. Is dat de beste kamer die u voor me hebt? Er zit niet veel verschil in, zegt ze, en ruilt de sleutel om voor een andere – nou krijgt-ie natuurlijk de beroerdste kamer.
29
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 30
Vooruitbetalen, zegt ze. Verbaast me niks. Naam? zegt ze, en hij plukt er een uit de lucht. Ze gaat hem voor op een trap die riekt naar muis en naar het verleden en ze beklimmen nog een trap naar een zolderverdieping waar het dak zich over hen heen buigt alsof het wel een paar geheimen zou kunnen verklappen – pst! Aan het eind van een donkere gang komen ze bij een angstaanjagende stokoude deur. Is dit waar jullie de bultenaar houden? zegt hij. Ze kijkt stuurs en schuift de sleutel in het slot en draait hem om met een geolied klikje. Hij bedankt haar en wringt zich langs haar heen – pst! – en een fractie van een ogenblik klaart ze op. Ze legt een perkamenten hand op de zijne – mottige huid, met aderen alsof ze geregeld een shotje zet – en fluistert – Bent u het echt? zegt ze. U lijkt wel op ’m. Niet meer zoveel als vroeger, zegt hij. * Hij is begonnen met schreeuwen bij Arthur Janov in Californië. Daar werd hij een-op-een opgejut. Echt opgehitst. Daar heeft hij uren gezeten, maanden, en daar is hij heel diep gegaan. Hij was daar niet om zich in te houden. Hij heeft daar gekrijst en geraasd en geschreeuwd. Hij heeft er iedereen vervloekt, hij heeft ze allemaal vervloekt, hij heeft zijn eigen
30
Beatlebone(01)_Opmaak 1 27-10-15 12:01 Pagina 31
bloed vervloekt. Janov zei dat hij zijn ouders moest hebben – en toen heeft hij zich op zijn ouders gestort. Moeder, vader. Kut en lul. Wat hem had gemaakt en geraakt en misvormd. Wat hem al die jaren gek had gemaakt. Hij was fucking kwaad. Ze hadden vier maanden samengewerkt daar aan de kust. Janov droeg een kroon van prachtige witte krullen – glanzend in de zon. Janov sprak over een amorf noodlot, over ondefinieerbare angst en het gekwetste brein. Het was geen theekransje daar. Hij zat in hurkzit op het terras en keek uit over de zee en was intens verdrietig en hij dronk fucking sinaasappelsap en huilde tot hij helemaal verzwakt was. Hij had een schaduw onder zijn huid en hij was zo fucking zwak. Janov zei dat roem je uitholde en zelf hol was – hij zei die kende ik nog niet. Janov zei dat hij zijn roem moest negeren – hij zei en hoe wou je dat ik dat deed? Janov zei dat hij zijn woede in banen moest leiden en dat hij geen hasj moest roken – hij zei ik doe m’n best. Janov zei dat hij moest schreeuwen, en vaak ook, en toen doemde er gelijk een eiland voor hem op. Geranseld door de wind. Geslagen door de zee. West-Ierland – waar zijn bloed vandaan kwam. Een plek om te schreeuwen. *
31