Het Hof te Schoonbergen
Ligging Het oostelijk deel van Lubbeek bestaat uit een golvend, hooggelegen plateau. De hoogte ervan varieert tussen zeventig en negentig meter boven de zeespiegel. Daar liggen Goorbroek, tegen de grens met St.Joris-Winge, het vroegere Goetrode, waaraan St.-Geertruidendries herinnert, en het Leenberg bos, beide langs de grens met Binkom. Vooraan op dit plateau ligt de Grote dries, beter bekend als de Potberg. Een paar honderd meter noordwaarts van de Grote dries stond vroeger het Schoonbergen hof. Een landhuis is op de plaats van de hoeve gekomen. Het uitzicht dat men van daar geniet is prachtig. Lubbeek ligt er aan uw voeten. De berg verdient ten volle zijn predicaat “schoon”.
Eigenaars We kennen ze vanaf het einde van de dertiende eeuw.
1. Van Schoonbergen Reeds in 1266 wordt er te Lubbeek een “van Schoonbergen” als grondheer vermeld. In 1297 komt Geldolf van Schoonbergen tussen bij de overdracht van een rente op het Pismoleken te Lubbeek aan de Parkabdij. In 1308 staat zelfde Geldolf borg voor de weduwe van Hendrik van Liebroek, voor een goed
Figuur 1: panorama (foto Betty Depret)
vanuit
Cyriel Wolfs
Schoonbergen
te Dutsel (Kortrijk-Dutsel) dat belast was met een cijns aan het klooster van Gemp. De familie van Schoonbergen moet in de veertiende eeuw goede betrekkingen gehad hebben met dit klooster, want nog vijfmaal worden ze vernoemd in hun oorkonden. In 1317 deed Yda, de weduwe van de ondertussen overleden Geldolf van Schoonbergen, een schenking aan het klooster. Het betrof een bunder weide (1,32 ha) gelegen in de Spicht te Lubbeek. Hetzelfde jaar wordt genoemde weduwe vernoemd als zijnde jaarlijks een korenrente schuldig aan het klooster. Bij die vermelding wordt ze “vrouwe” van Schoonbergen genoemd (domina). In 1330 verpacht Renerus van Schoonbergen, zoon van Geldolf en van Yda, een bunder land te Lubbeek, op de Werfakker (Dunberg-Ledigheid). Later werd dit perceel eigendom van het klooster van Gemp. In 1350 was Renerus van Schoonbergen, schildknaap (armiger), getuige bij een schenking aan Gemp klooster. Een oorkonde van 1352 tenslotte vermeldt hem als grondheer van vier bunder land te Lubbeek, bij Herendaal.
Het Hof te Schoonbergen Het hof te Schoonbergen is dus oorspronkelijk niet alleen een hoeve geweest, maar tevens de zit van een adellijke familie. Verdere gegevens zullen dat bevestigen. Dat is ook het geval voor vier andere hoven te Lubbeek: het hof te Kraaiwinkel, het hof ter Neten, het hof te Voorde en het hof te Heurbeek. Niet toevallig werden ze alle vijf te leen gehouden van het leenhof van Heverlee.1
2. de Pape - Absoloens Figuur 2: ligging van Schoonbergen Maar ook parochiaal had deze Renerus van Schoonbergen een woordje mee te spreken te Lubbeek. Zo verzette hij zich in 1339 tegen de aanstelling van Joannes van Cortbeke als koster te Lubbeek. Nadien gaf hij dit verzet op en erkende de bevoegdheid van de abt van Park en van de pastoor van Lubbeek in deze aangelegenheid. In de tweede helft van de veertiende eeuw ontbreken verdere vermeldingen over de van Schoonbergen’s te Lubbeek. Uitgestorven was de familie echter niet. In 1439 staat een Joannes van Schoonbergen rechten af aan de abdij van Park. Die rechten had hij geërfd van zijn voorzaten. De goederen waarop ze betrekking hadden waren gelegen te Lubbeek, bij Herendaal en bij het Pismoleken. We vermoeden dat het hier de glazenier Joannes van Schoonbergen betreft, die rond die tijd in de Ooievaar te Leuven woonde. Het huis de Ooievaar was gelegen in de Hoelstrate te Leuven, nu de Tiense straat. Glazenier van Schoonbergen mengde zich in 1442 in een eigenaardige aangelegenheid. Samen met Willem van Schibbeke, kuiper, ging hij met Jacob Bout, koordeken van Lier en landdeken van Antwerpen, akkoord om een zekere Janne van Hoene, toen gevangen gehouden te Antwerpen, binnen dertien nachten na Sinksen 1442, in het hof van de bisschop van Kamerijk te Brussel af te leveren. Uit het voorgaande kunnen we afleiden dat de familie van Schoonbergen tot de adel behoorde (in de in het Latijn geschreven akte: dominus, domina, armiger).
Tot hiertoe ging het alleen over de familie van Schoonbergen. Vermeldingen over het hof van Schoonbergen ontbreken uit hun tijd. Met de vijftiende eeuw komt daarin verandering. In het jaar 1424 overleed te St.-Joris-Winge Hendrik de Pape. In de vroege morgen van de vierentwintigste februari waren de pastoors van St.-Joris-Winge en van Lubbeek aan zijn sterfbed geroepen geworden. De zieke de Pape dicteerde aan hen zijn uiterste wilsbeschikking. Daarbij was een legaat van een half mud rogge jaarlijks voorzien ten gunste van de O.L.Vrouwkapel te Lubbeek (80 à 100 kg rogge). Dat half mud rogge was te nemen uit de opbrengst van het goed te Schoonbergen. Het testament spreekt over “honorabiliter vir Hendrik de Pape, de Winge, armiger”. Zoals Renerus van Schoonbergen was hij dus ook schildknaap. Uit verschillende akten van die tijd blijkt dat hij een invloedrijk en bezittend man was in de streek. De minste titel onder de edellieden was die van schildknaap. Oorspronkelijk was hij de nog niet tot ridder geslagen zoon van een ridder. Omdat weinigen zich tot ridder lieten slaan, wegens de hoge kosten, bleven vele edellieden hun leven lang schildknaap. Zo was het ook het geval met Renerus van Schoonbergen en Hendrik de Pape. We sluiten niet uit dat het goed van Schoonbergen en van de familie van die naam is overgegaan op de de Pape’s. In 1347 wordt namelijk te Lubbeek een Hendrik de Pape vermeld en in 1370 een Jan de Pape, beide in hoedanigheid van eigenaar en grondheer.
Figuur 3: Schoonbergen nu (foto Betty Depret) De in 1424 overleden Hendrik de Pape was een natuurlijke zoon van deze laatste. Hendrik was gehuwd met Matilde Absoloens. Het vruchtgebruik over zijn nagelaten goederen kwam haar toe. Zo verpachtte ze in 1438 het hof te Schoonbergen. Matilde Absloloens woonde toen te Leuven. Ze stamde uit het Leuvens patriciaat met zijn zeven geslachten. Het was een bezittende familie, met veel goederen in de streek. Ook het hof ter Neten te Lubbeek was rond die tijd eigendom van Matilde Absoloens.
3. Van Pulle Jan van Pulle en zijn vrouw Margriet Van de Poorte erfden Schoonbergen in 1424 van Hendrik de Pape. Doch diens weduwe, Matilde Absoloens, behield zoals gezegd het vruchtgebruik ervan, haar leven lang.
De Van Pulle’s behoorden evenals de Absoloens tot de Leuvense adellijke geslachten. Meer dan drie eeuwen zullen ze in het bezit van Schoonbergen blijven, naar onze bevindingen gespreid over zes generaties. De eerste hiervan was dus Jan Van Pulle en zijn vrouw Margriet Van de Poorte. Na hen kwam hun zoon, Hendrik, gehuwd met een Van Hornicke 2 . In 1491 waren Hendrik en zijn vrouw overleden. Hun kinderen : Jan, Marien en Christien wilden de nalatenschap van hun ouders delen. Dat liep van geen leien dakje. Pas in 1526 was de zaak eindelijk uit de voeten. Schoonbergen kwam toe aan zoon Jan. De Van Pulle’s woonden te Leuven. Ze verbleven echter veel te Lubbeek. Een paar leden van de
Het Hof te Schoonbergen familie zijn er zelfs geboren. De familie heeft er zich niet toe beperkt jaarlijks de pacht van de hoeve te Lubbeek op te strijken en er ‘s zomers van de goede lucht en het mooie uitzicht te komen genieten. Hoe ook bedoeld, ze maakten het beleid van Lubbeek mee tot hun zaak. Jan Van Pulle, zoon van Jan en kleinzoon van Hendrik, was reeds vóór 1550 meier van Lubbeek. Hij is het gebleven tot aan zijn dood in 1574. Zijn zoon Richard volgde hem op. Deze Richard was wel de opmerkelijkste uit de stam. Hij alleen droeg de titel van ridder. Die was hem door de prins zelf toegekend geworden naar aanleiding van de Blijde Inkomst te Leuven in 1599, waar hij ook burgemeester was. De overige Van Pulle’s werden steeds met de titel van jonker vermeld. Tweeënveertig jaar, van 1574 tot 1616, was Richard Van Pulle meier van Lubbeek. Bovendien was hij tussen 1586 en 1608 twaalf jaar burgemeester van Leuven. Als men bedenkt dat zijn ambtstijd te Lubbeek midden de godsdienstoorlog viel, is het voor hem zeker geen gemakkelijke tijd geweest. Menig doodvonnis, in die periode te Lubbeek uitgevoerd, getuigt van een ruwe tijd. In 1617 verzaakte Richard Van Pulle aan het meierschap. Zijn zoon, jonker Jan, schildknaap, volgde hem op. Hij was gehuwd met Isabella Van Erps. Jan Van Pulle moet reeds vóór 1649 overleden zijn. Zijn vrouw, Isabella Van Erps, stierf in 1685, in haar woning te Leuven. Haar kinderen, een zoon en vier dochters, deelden hetzelfde jaar de nalatenschap. De hoeve Schoonbergen viel aan zoon Jan-Michiel. Jan-Michiel Van Pulle was vaandrig (afferis) in het regiment van kolonel d’Orsonwael. Is hij op het slagveld gebleven? Alleszins verkochten in 1752 de erfgenamen van zijn twee zusters, Agnes-Christien en MariaLouise, aanzienlijke delen van het grondbezit te Lubbeek. Die erfgenamen waren de twee dochters van Agnes-Christien, die gehuwd was met Filip de Massiet, luitenant-kolonel van de ruiterij, en de
gravinnen Anne-Philippine en Justinne-Philippine uten Lieminge, dochters van graaf Philip uten Lieminge en van Maria-Louise Van Pulle. Het waren deze laatste afstammelingen van de Van Pulle’s die in 1764 de hoeve hebben verkocht aan professor Nelis.
4. Nelis Domien, Jozef, Hyacint Nelis werd geboren te Mechelen in 1738. Na zijn humaniora ging hij in 1752 te Leuven rechten studeren. In 1766 promoveerde hij tot doctor in de rechten. Hij was gehuwd met Isabella De Greve. Het echtpaar was zeer vermogend. In 1764 kochten ze Schoonbergen van de efgenamen Van Pulle. In 1770 erfden ze het hof te Laar, te Pellenberg, van Isabelle De Pauw, bloedverwant van de echtgenote Nelis. Isabelle De Pauw was weduwe van de baron te Korbeek-Lo, Semetrius Brenaert 3. In 1773 kochten ze het kasteel Blijdenberg te Wilsele, van de familie Van der Noot. Nelis stierf in 1828. Zijn enige dochter was gehuwd met baron de Fromenteau uit Henrichapelle. Het is vermoedelijk van hen dat Martinus Van den Bossche, griffier, wonende te Mechelen, Schoonbergen heeft gekocht. A. Wauters vermeldt M. Lonty als eigenaar van de hoeve rond 1880. Dit is onjuist. Lonty was de pachter van Martinus Van den Bossche en niet de eigenaar. Gravin de ‘t Serclaes de Wommersom verwierf de hoeve na de brand van 1890 van de familie Van den Bossche. Ze liet ze helemaal heropbouwen. In 1964 hebben graaf en gravin H. de Liedekerke - Beaufort ze terug opgebouwd in landelijke stijl. Tot na de 2de W. O. is Schoonbergen een belangrijk landbouwbedrijf gebleven. De laatste pachter was Louis Goen.
De hofstede De pachtcontracten uit de vijftiende eeuw brengen geen gegevens met betrekking op de hofstede. Doch Schoonbergen was leenroerig van de hertog van Aarschot. Zo werd het, op initiatief van Karel van Croy, tussen 1596 en 1601 gedetailleerd in kaart gebracht. Dank zij die figuratieve kaart krijgen we een uitzonderlijk beeld van de toestand uit die tijd. We krijgen eigenlijk een stuk middeleeuwen te zien: een ridderwoonst, deels nog versterkt,met een boerderij erbij. Bij een verpachting in 1620 reserveerde Jan Van Pulle voor zich “een koecken (keuken) metten salet met twee camers boven en het nieuw werk met een duifhuis, staende in het water”. We vinden het salet (zaaltje) met de twee kamers boven en het nieuw werk met het duifhuis, in het water staande, op de kaart terug.
Het leven op Schoonbergen is zeker veelzijdig geweest. In de tijd dat de Van Pulle’s meier van Lubbeek waren, drie generaties waren dat, verbleven ze er veel. In die periode werden op Schoonbergen gevangenen opgesloten, in afwachting van hun vonnis. Ook de dienaar van de heerlijkheid, later veldwachter genoemd, heeft er gewoond. Een volgende iconografische voorstelling van Schoonbergen brengt ons het kaartboek van Parkabdij, opgesteld rond 1655. Ook aan Parkabdij was het goed Schoonbergen cijns verschuldigd. Drie afzonderlijke gebouwen komen er op de betreffende kaart voor. Het is een heel andere configuratie dan op de kaart van Croy. Landmeter Sibil, die voor de abdij werkte,
Figuur 4: Schoonbergen naar Albums de Croÿ (tekening Cyriel Wolfs)
Het Hof te Schoonbergen
Figuur 5: Schoonbergen in het Kaartboek van de Parkabdij (tekening Cyriel Wolfs) schijnt niet veel aandacht te hebben besteed aan bepaalde bijzonderheden als duifhuizen e.a. . De deling in 1685, tussen de erfgenamen van Jan Van Pulle, omschrijft toen de hoeve alleszins als hebbend “een stenen duifhuis met schaliën gedekt, rondom in zijn wateren”.
Verbouwd werd er na de brand van 1890 en heropgebouwd in landelijke stijl in 1964.
Een derde voorstelling is te vinden op de Ferrariskaart, van de Oostenrijkers, circa 1770 opgesteld. Ook daar komen drie gebouwen voor, geschikt zoals in het kaartboek van Parkabdij. Nu is die kaart voor militaire doeleinden ontworpen geworden. De opstellers ervan hebben vermoedelijk weinig oog gehad voor architecturale bijzonderheden. Ook daar bevestigt een verpachting uit 1784 dat “het pachthof Schoonbergen bestond in huizinge, stallen, schure, duivevleuge”. Het jaartal 1750, weergegeven op Figuur 6: Schoonbergen op de Ferrariskaart. Gepubliceerd met toelating van het Nationaal Geografisch Instituut Brussel tel 02/629 de gevel van de verdwenen woning, 82 82. wijst op bouwwerken toen.
Figuur 7: Kadasterkaart midden 19e eeuw.
Het grondbezit
is drieënvijftig hectare. Een van de belangrijke hoeven van Lubbeek dus.
Zoals de hofstede van Park te Herendaal, het Dievenhof ten Dale en het hof te Rode Poort te Brakom, lag ook het hof te Schoonbergen midden in een gesloten blok landerijen.
Maar aangezien de bossen niet mee werden verpacht, zegt dit niet alles over het grondbezit van de Van Pulle’s.
Voor Schoonbergen betekende dit in het begin van de negentiende eeuw midden een areaal van circa achtendertig hectare, in de oude landmaat ruim achtentwintig bunder. Dat areaal reikte van de Grote dries in het zuiden tot de Wauwerdries in het noorden, het Goorbroekveld in het oosten, het Mispelarenveld in het westen. Ten tijde van de Van Pulle’s kwamen daar nog aanzienlijke goederen bij, elders te Lubbeek. In tegenstelling met het blok rond de hoeve, was weinig daarvan nog afkomstig van de Van Schoonbergen’s. Het merendeel ervan was verkregen geworden door de opeenvolgende generaties van de familie Van Pulle. Vóór de zeventiende eeuw krijgen we geen overzicht van hun grondbezit te Lubbeek. Als Jan Van Pulle in 1620 Schoonbergen verpacht, brengt dit een eerste gegeven over het belang van het bedrijf, namelijk ongeveer veertig bunder, dit
In 1685, na de dood van Isabelle Van Erps, de weduwe van Jan Van Pulle, deelden de erfgenamen haar nalatenschap. Daaruit blijkt dat het hof te Schoonbergen toen binnen een gesloten blok van zevenendertig hectare lag, weinig verschil dus met de toestand begin negentiende eeuw. Daarbij kwamen dan nog een dozijn percelen land, weide en bos verspreid over de gemeente, samen ruim drieënveertig hectare. Dat betekende in 1685 een grondbezit van tachtig hectare te Lubbeek. Daarmee behoorden de Van Pulle’s tot de voornaamste particuliere grondbezitters van het dorp. Ter vergelijking: de abdij van Park bezat in die tijd het dubbele te Lubbeek, namelijk honderdzestig hectare. Met Agnes-Christine Van Pulle ging de era Van Pulle te Lubbeek ten einde. Zij was gehuwd met Philip de Massiet. Als in 1752 haar erfgenamen de erfgoederen beginnen te verkopen, baart het enige verwondering dat sinds 1685 het familiebezit te Lubbeek is toegenomen, niettegenstaande een
Het Hof te Schoonbergen verminderde belangstelling voor hun goed Schoonbergen. Voorzeker had de Massiet aan gunstige voorwaarden ruim twaalf hectare kunnen verwerven van het vroegere hof te Goetrode (bij St.-Gertruidendries) en ruim drie hectare op de Kalenberg, bij het hof ten Berge. Als met verkopen in 1752 en in 1764 de erfgenamen de Massiet hun goed te Lubbeek volledig likwideerden,verliep dat als volgt: Professor Nelis kocht de hoeve met achtenveertig hectare grond. Elf percelen, samen ruim vijfendertig hectare, verspreid over de gemeente, gingen naar diverse kopers.
In 1825 bestond het bezit van professor Nelis te Lubbeek uit drieënvijftig hectare. Er waren dus sedert 1764 een vijftal hectare bijgekomen. Maar nadien ging het bergaf. Als in de tweede helft van de negentiende eeuw de hoeve eigendom was van griffier Van den Bossche lagen rond de hoeve nog eenendertig hectare goed en vier bunder op Hoogbroek veld, tussen Schoonbergen en St.-Geertruidendries, samen vijfendertig hectare. Schoonbergen had merkelijk aan belang verloren, maar bleef toch tot in de negentiende eeuw, zelfs nadien een belangrijk goed.
Grondbezit Schoonbergen einde zeventiende eeuw volgnr dagmaal hectare 1 2
90 22
30 7.33
3
38
12,66
4
7
2,31
5 6
10 3
3,33 0,99
7
18
6
8
9
3
9
10
3,33
10
3
0,99
11
1
0,33
12
2
0,66
13
3
0,99
14
5
1,65
15
5
1,65
16
2
0,66
De hoeve te Schoonbergen in 1764 verkocht aan professor Nelis Bos geheten de Aanhouwer, gelegen tussen de Wauwerdries en Goorbroek. A° 1760 verkocht aan notaris Van Binst. Land, weide en vijver, afkomstig van het vroegere hof te Goetrode, gelegen bij St.-Geertruidendries. A° 1764 verkocht aan Van Nerum. Land op Hobroekveld, boven de Grote dries, afkomstig als vorig. A° 1764 verkocht aan professor Nelis. Weide, vroeger vijver, gelegen bij O.L.Vrouwkapel. Broechem bos, gelegen beneden de Waaiberg. A° 1752 verkocht aan Jacob Scheys, pachter te Schoonbergen. Broekweide, gelegen tussen de Molenbeek en de Broekstraat. A° 1764 verkocht aan professor Nelis. Bos gelegen boven de Diepte, op het Uilenkot. A° 1764 verkocht aan P. Claes - Leuven. Bos op de Kalenberg, bij het hof ten Berge. A° 1752 verkocht aan het College Drutius. Bos te Cousgate, d.i. bij het Heideken en de grens met Kerkom. A° 1752 verkocht. Weide in de Lat bij Intbroek. Tijdstip van verkoop en koper niet gekend. Land op Keizersveld (tussen Broekstraat en Gellenbergstraat). Verkocht A° 1764 aan F. Bruseau. Land op Smisseveld (tussen Bollenbergstraat en Gellenbergstraat). Idem verkocht als vorig. Land op Vijfeickenveld (bij Stakeborg). Tijdstip van verkoop en koper niet gekend. Weide aan de Kwade brugge (bij Stakeborg). Verkocht op een ongekend tijdstip. Bos in de Zijp (Heideken). Verkocht A° 1752.
Het cijnsbezit Als ervaren beleidsmensen hebben de Van Pulle’s zich niet alleen toegelegd op het verwerven van grondbezit. Ook een belangrijk inkomen uit cijnzen hebben ze zich verzekerd. Daarvan getuigt een bewaard gebleven cijnsboek uit 1649. Dat boek slaat op niet minder dan vierhondereenendertig items. Het is wel het belangrijkste cijnsboek dat betrekking heeft op Lubbeek. Met uitzondering van de uiterste noordelijke kant van het dorp: Geestebeek, Rot en Schubbeek, lagen die cijnzen verspreid over heel Lubbeek.
Hoe geraakten de Van Pulle’s aan dit aanzienlijk cijnspatrimonium? 1. Van oudtijds was aan het hof te Schoonbergen een cijnsboek verbonden. Het waren een zeventigtal items, negentien pagina’s. Dit cijnsboek werd vernieuwd in 1573. Het is bewaard gebleven. 2. In de zeventiende eeuw stond de familie De Witte, eigenaars van het hof ten Berge, er financieel minder goed voor. Ze leenden van de familie Van Pulle. Nadien hadden ze het moeilijk om het geleende kapitaal terug te betalen. Vermoedelijk is zo te verklaren waarom ze hun cijnsboek van ten Berge in 1573 aan de Van Pulle’s verkochten. Dat cijnsboek sloeg in 1458 op tweehonderdnegentien items 4 . 3. Ook de familie Herry, eigenaars van het hof ter Meren te Heurbeek, verkeerden in de tweede helft van de zestiende eeuw in geldnood. Ook zij vonden in de familie Van Pulle een koper voor het cijnsboek aan hun hof verbonden 5 . In 1585 liet Richard Van Pulle die drie cijnsboeken samenvatten tot één cijnsboek. Dit werd vernieuwd in 1603 en nogmaals vernieuwd in 1649. Beide boeken zijn bewaard gebleven. Als in 1752 de erfgenamen Van Pulle, namelijk de families de Massiet en Uten Lieminge, een eerste deel van de erfenis Schoonbergen verkochten, troffen ze ook een akkoord over de verdeling
van het cijnspatrimonium. We citeren uit de notariële akte met betrekking daarop. “Eleonore en Justine de Massiet verkopen aan graaf Philip de Liminghe vier distincte cijns- en leenboeken, hen competerende als erfgenamen van jonker Johan-Michiel Van Pulle, revelerende onder de leenhoven van Heverlee, St.-Geertrui, St.-JorisWinge,... Waarvoor de Liminghe, acceptant, transporteert aan de gezusters de Massiet zijn deel in de goederen te Lubbeek, als erfgenaam van vrouw Agnes-Christien Van Pulle, douairière van de heer Philip de Massiet”. Uten-Lieminge deed toen geen goede zaak. Vijftig jaar later veegde de Franse revolutie het cijns- en leenstelsel van de tafel.
Het Hof te Schoonbergen
Eigenaars van Schoonbergen van de 13e eeuw tot heden 1266
N. van Schoonbergen, grondheer te Lubbeek
1297
Geldolf van Schoonbergen x Yda
1330
Renerus van Schoonbergen, schildknaap, zoon van vorige
1347
Hendrik de Pape, grondbezitter te Lubbeek
1370
Jan de Pape, grondbezitter te Lubbeek
1414
Hendrik de Pape (natuurlijke zoon van vorige) x Mathilde Absoloens
1424
Jan Van Pulle x Margriet Van de Poorte
omstreeks Hendrik Van Pulle x van Hornicke 1436 omstreeks Jan Van Pulle 1491 vóór 1550
Jan Van Pulle, meier van Lubbeek
1574
Richard Van Pulle, ridder, meier van Lubbeek van 1574 tot 1616
1617
Jan Van Pulle, schildknaap, meier van Lubbeek x Isabelle Van Erps
1685
Jan-Michiel Van Pulle vaandrig Eleonore De Massiet
Agnes-Christien Van Pulle x de Massiet Justine De Massiet
1764
Nelis D. J. H. x Degreve Isabella
1828
de Fromenteau x Nelis
18..
Martinus Van den Bossche
1890
Gravin de ‘t Serclaes de Wommersom
1964
Graaf en Gravin de Liedekerke - Beaufort
Marie-Louise Van Pulle x Uten Lieminge
Anne-Philippine Uten Lieminge
Justine-Philippine Uten Lieminge
Pachtcontract A° 1620 Jonker Jan Van Pulle geeft in pachting of huring aan Adriaan De Coninck zeker huis, hof, duifhuis, schuur, stallen, landen, beemden, weiden, groot samen omtrent veertig bunder, gelegen te Lubbeek, geheten het hof van Schoonbergen, waaraf de uitgever aan de pachter zal leveren de specificatie met regenoten, op zijn verzoek. Verpachting voor een termijn van negen jaren, met mogelijkheid uit te scheiden na de eerste zes jaren. Indien geen opzeg, zes maand te voren, zal hij de volle negen jaren moeten uitdoen. De verpachting gebeurt voor de helft van de vruchten, jaarlijks op de landen wassende, te delen op het veld. De pachter moet het graan in de schuur voeren en in ‘t droog leggen. De uitgever zal zijn helft moeten doen dorsen. De pachter zal er het stro, het kaf en de krinsen
Figuur 8: Pachtcontract A° 1620 uittreksel
van hebben. Maar hij zal het gedorsen graan te Leuven moeten brengen. De pachter zal al het zaaigraan zelf moeten bekostigen. Voor de weiden en de beemden zal hij honderdzestig Rijnse gulden, jaarlijks met St.-Merten moeten betalen met erbij een vet varken, waarde twaalf Rijnse gulden. De eerste termijn van betaling zal vallen A° 1620. Los en vrij van bede en andere belastingen. De pachter zal gehouden zijn de landen alle drie jaar eens wel en loffelijk te bemesten, zowel de slechte als de beste en geen stro of mest mogen verkopen, maar het allemaal converteren tot mest. De pachter zal gehouden zijn jaarlijks twee bunder met tarwe te bezaaien. Het fruit staande in de kriekhof en in de warmoeshof zal de uitgever hebben. Alleen de rapeling mag de pachter houden.
Het Hof te Schoonbergen De pachter zal de weiden en de beemden loffelijk kuisen en onderhouden en andere doornen en bremen met een bremenheinke en ook alle straten en leibeken aan de goederen liggende op zijn kosten, zodat de uitgever daaraf geen schade ondervindt. De pachter zal hebben al het trunkhout, zowel op de velden als op de weiden en die op de vordelen staande, alle drie jaren een derde deel te trunken. De pachter zal alle jaren driehonderd Tiense walmen leveren, voor reparatie van de huizinge, schuren en stallen. Hij zal ook op zijn kost moeten onderhouden de schuren, stallen en edificiën van de tweede rijkel nederwaarts. De pachter zal geen recht hebben op de bossen van de uitgever noch op de droge trunkeiken. Als aan het hof herstellingen moeten gebeuren zal de pachter de materialen moeten aanhalen. Ook zal hij jaarlijks een voer goed hooi te Leuven moeten leveren. Bovendien jaarlijks een lege beest winter en zomer houden en weiden voor de uitgever. De uitgever reserveert voor zich een keuken met salet met twee kamers boven en het nieuw werk met een duifhuis, staande in het water. Bij absentie van de uitgever mag de pachter de keuken gebruiken. De pachter zal gehouden zijn zes karweiën te doen met wagen en paarden. Alle welke voorwaarden de partijen geloven te onderhouden en in alles te volbrengen. In het eeuwenlange bestaan van het hof van Schoonbergen is de dagelijkse gang van het landelijke leven meer dan eens op dramatische wijze onderbroken geworden. We brengen daarvan een paar getuigenissen.
Moord op Schoonbergen Tot de opdracht van een meier in een heerlijkheid behoorde vroeger tijd het aanklagen van inbreuken en misdaden en daarbij de schuldigen of verdachten voor de schepenbank te brengen. Zo had op 14 juli anno 1414 de meier van leuven, Lodewijk Pinnock, een genaamde Janne van Erembodeghem, alias van Rode,natuurlijke zoon van Gielis, voor de schepenbank van Leuven gedaagd. Die familie van Erembodeghem speelde tot in de vijftiende eeuw een rol te Lubbeek. Ze zullen in de Lubbeekse Historische Tijdingen nog ter sprake komen. We laten meier Pinnock aan het woord. “Dat hij, Janne van Erembodeghem, er bij was te Libbeke, in Henrik’s Papen hof te Scoenenberge, als een zekere Willeken Smeyers, Janne Vanden Berghe ter dood bracht. Hij, Janne van Erembodeghem, had zelfs Vanden Berge vastgehouden toen Smeyers hem doodde. Dat hij daarmee medeplichtig was aan doodslag en zo zijn lijf en goed verbeurd hadde. Strookte de aanklacht niet met de ware toedracht van zaken, was het nu aan hem, aangeklaagde, dit te weerleggen aan de hand van getuigenissen van aanwezig geweeste personen.” Waarop van Erembodeghem, in weerwoord, zijn onschuld betoogde: “dat hij op de dag dat Janne Vanden Berge omgebracht werd deze niets misdeed en dat hij altijd had bejegend als zijn eigen broeder. Dat hij bereid was dit alles onder eed te bevestigen.” Daarop maande de meier de schepenbank uitspraak te doen. Maar de bank vroeg de meier getuigen op te roepen. Na die getuigen gehoord te hebben maande de meier opnieuw de bank. De uitspraak van de schepenen luidde “ dat Janne van Erembodeghem kwijt en ongehouden was van de aanklacht door de meier voorgebracht”. De aangeklaagde was de dans ontsprongen. Lijf en goed verbeurd betekende inderdaad de gevangenis in en bezittingen geconfiskeerd!
Het was een tijd, schrijft Edmond Poullet in zijn werk over Lodewijk Pinnock, dat moord en doodslag legio waren!
Weer moord en Schoonbergen De familie scheys behoort tot de oudsten van Lubbeek. We kennen er weliswaar oudere, maar alleszins was reeds in 1616 een Peter Scheys schepen van Lubbeek. Ze zijn er sindsdien ononderbroken aanwezig geweest. Zo was in 1689 een Peter Scheys pachter op Schoonbergen. In het jaar 1705 brak de Spaanse opvolgingsoorlog uit. De strijd ging tussen de Fransen enerzijds en de Spanjaarden, verbonden met de Engelsen, de Hollanders en de meeste Duitse vorstendommen anderzijds. Die laatste alliantie noemde men de geallieerden. Midden 1705 braken de geallieerden door de Franse linies tussen Zoutleeuw en Heilissem. De Fransen trokken terug op Leuven, op de voet gevolgd door de geallieerden. Doch alvorens Leuven binnen te trekken sloegen die hun kamp op in de dorpen ten oosten van de stad. Het zijn benarde tijden geweest voor die dorpen. Maanden lang is het onrustig geweest door heen en weer trekkende legerbenden. Tijdens een van die moorddadige tochten moet de pachter van Schoonbergen er het leven hebben bij ingeschoten. Zo is in het overlijdensregister van de parochie Lubbeek volgende te lezen: “begraven op zes november 1705 Petrus Scheys, pachter op Schoonbergen, vermoord door de Fransen.” Petrus Scheys was gehuwd met Barbara de Vroye, die in 1730 overleed. Het overlijden van Petrus Scheys betekende echter niet het einde van de relatie tussen deze pachtersfamilie en Schoonbergen. Zo was rond 1750 Jacob Scheys er pachter. Dat was ten tijde dat de familie de Massiet, erfgenamen van de Van Pulle’s, de hoeve in bezit had. Jacob Scheys was geboren te Lubbeek in 1715 en gehuwd met Petronella Coenegras. Hij werd meester van de armentafel te Lubbeek in 1753.
In 1766 overleed hij op negenvijftigjarige ouderdom. Zijn zoon Hendrik volgde hem op als pachter op Schoonbergen. Deze Hendrik was geboren in Lubbeek in 1748 en gehuwd met Joanna Van der Wegen, in 1776. Hij sloot met professor Nelis een pachtovereenkomst af in 1784. Professor Nelis was eigenaar van de hoeve geworden in 1764. Hendrik Scheys was echter vóór 1784 reeds pachter op de hoeve (en betrof het een vernieuwing van de pachtovereenkomst).
Het Hof te Schoonbergen
Bronvermelding Archief abdij Park 1266
N. van Schoonbergen
R IX 26
1297
Geldolf van Schoonbergen
R IX 27
1339
Renerus van Schoonbergen
R IX 26
1347
Hendrik de Pape
R IX 26
1370
Jan de Pape
R IX 26
1439
Jan van Schoonbergen
R IX 26
Archief klooster Gemp (bewaard in abdij Park) 1317
Yda, weduwe van Geldolf van Schoonbergen
de Troostenbergh I p 257
1330
Renerus van Schoonbergen
de Troostenbergh I p 286
1352
Renerus van Schoonbergen
de Troostenbergh I p 358
1424
Hendrik de Pape
R IX 114
Stadsarchief Leuven - Schepenregisters 1414
Hendrik de Pape
7713 F 12
1436
Jan Van Pulle
7730 F 310
1438
Matilde Absoloens
7733 F 294
1440
Joannes van Schoonbergen
8112 F 61
1446
Hendrik Van Pulle
7740 F 140
1526
Jan Van Pulle
7811 F 620
1550
Jan Van Pulle
7835 F 68
1596
Richard Van Pulle
7872
1620
Verpachting Schoonbergen
7510 F 252
1689
Pandstelling Schoonbergen
7575 F 86
Rijksarchief Leuven - Schepengriff ies 1573
Cijnsboek
6906
1603
Cijnsboek
6973
1649
Cijnsboek
13284
1764
Goedenissen
1312
Rijksarchief Leuven - Notariaat 1685
Deling Van Pulle
12278
1752
Verkoop cijnsboeken
15069
Rijksarchief Beveren-Waas - Notariaat 1784
Verpachting Schoonbergen
15579
Voetnoten E. Van Ermen: Feodaal-heerlijke verhoudingen en territoriale patronen i.h. middeleeuws hertogdom Brabant, Deel III p. 522. 2 Van hen is een pachtcontract over Schoonbergenhof uit 1446 bewaard gebleven, wat betekent dat Matilde Absoloens toen reeds overleden was. 3 Van Ridderwoonst tot Universitaire vestiging, pag. 9, Heemkring Libbeke, september 1998. 4 Zie Hof ten Berge 5 zie Hof ter Meren 1