OUDERENRAAD VOOR ADVIES EN OVERLEG DE BILT
Groenekan, 6 juni 2009
Het hierna volgende advies van de Ouderenraad inzake uitgangspunten voor de aanbesteding van de thuishulp 2009 is als volgt opgebouwd: A. Het advies puntsgewijs, of zoals u wilt de conclusies van de Ouderenraad met betrekking tot de verschillende onderwerpen. B. De onderbouwing van de conclusies bovengenoemd.
A. Het advies puntsgewijs 1. Het belangrijkste punt: koppel niet de aanbesteding van de thuishulp voor de hele gemeente aan het opzetten van wijkteams. Helderheid is noodzakelijk over het niet slagen van de wijkteams alvorens verder te gaan op deze weg. 2. De notitie Evaluatie en Uitgangspunten/voorstel aanbestedingsmodel is vooral aanbodsgericht en niet vraaggericht. 3. Ga niet werken met onderaannemers. De gemeente heeft geen enkel zicht op kwaliteit van de ingehuurde onderaannemer en ook weinig of geen mogelijkheden van sancties op eventueel niet functionerende onderaannemers. 4. Verplicht de thuiszorginstellingen niet tot het kunnen leveren (zelf of door onderaannemers) van AWBZ zorg. AWBZ zorg is geen verantwoordelijkheid van de gemeente en heeft derhalve geen plaats in deze aanbestedingsronde. Wil de gemeente integrale zorg in een team kunnen verankeren, dan is juist ketenzorg de aangewezen vorm. Dat is namelijk een samenwerking tussen elkaar in de keten aanvullende organisaties, van welzijn tot aan verpleeghuiszorg. 5. Keuzevrijheid is in de wet verankerd en zal dus altijd voor de burger gewaarborgd moeten blijven. Inhuur- dan wel onderaannemers varianten moeten derhalve afgewezen worden. 6. Wat betreft de problemen rond herindicaties moet gekeken naar mogelijkheden om zorgloket en Factum efficiënter in te zetten. 7. Overname van personeel kan niet verplicht gesteld worden. 8. Telefonisch inlichtingen inwinnen bij de thuiszorginstellingen over de hoogte van de vergoeding is een dubieuze manier van werken. De VNG zal alle relevante informatie m.b.t. tariefhoogte kunnen leveren. 9. Onderzoek vooraf wat de eventuele consequenties zijn van het hanteren van 1 tarief voor HH1 en HH2 zorg. Wordt er dan ook geen indicatie voor HH1 of HH2 afgegeven? Hoe valt te controleren of er niet HH1 hulp gegeven wordt terwijl er eigenlijk HH2 geleverd moet worden? Of andersom? En maakt dat verschil voor de hoogte van de eigen bijdrage? 10. Formuleer sancties voor die situaties waarin instellingen zich niet houden aan wettelijke verplichtingen (lengte van wachttijd, levering juiste hulp, verplichte rapportage). 1
11. Staat de gemeente toe dat instellingen die zich de afgelopen periode niet aan de wettelijke verplichtingen hebben gehouden toch mee doen bij deze ronde van aanbesteding? 12. Geef geen extra vergoeding voor reistijd of kilometervergoeding in de buitenregio’s. Ook binnen de bebouwde kom kan men de nodige reistijd kwijt zijn. De instellingen zullen ongetwijfeld dergelijke extra kosten mee laten wegen in hun prijsopbouw. Extra vergoedingen kunnen leiden tot extra bureaucratie en mogelijkheden tot frauderen. 13. Bij het aanvragen van offertes is het van het grootste belang duidelijkheid te verschaffen over het gevraagde: Een zo goed mogelijke omschrijving van de gevraagde hoeveelheid huishoudelijke hulp voor de contractperiode, in uren en per gemeente of delen daarvan. Een duidelijke omschrijving van het format van de offerte opdat na ontvangst de verschillende aanbiedingen makkelijk vergeleken kunnen worden.
B. De onderbouwing van bovengenoemde punten. De Notitie vangt aan met een uiteenzetting m.b.t. de uitgangspunten aangaande aanbesteding en levering van Thuishulp sedert 2007. Weliswaar stelt de openingszin dat de gemeente verantwoordelijk is voor de hulp bij het huishouden, maar dat blijkt niet uit de uitwerking: de notitie is sterk aanbodsgericht en concentreert zich op ervaringen met de uitvoering vanaf 2007. Hieruit worden dan opnieuw uitgangspunten en een voorstel voor een aanbestedingsmodel geconcludeerd, terwijl het uitgangspunt de vraagkant zou moeten zijn. De notitie gaat vooral weer over de structuren en niet over “Mevrouw Willemse”. Het navolgende commentaar zal in hoofdlijn het stramien volgen van evaluatie zoals in de Notitie (par. III, uitgangspunten bij de aanbesteding van de lopende contracten.)
1. “Wat we willen”. Vanuit het perspectief van de Ouderenraad zou in par. I “Wat we willen” een nadrukkelijk accent op waar het in de WMO en zeker in de Thuishulp om gaat zeker niet misstaan: Het gaat om de best mogelijke thuishulp voor mensen. Het gaat niet om eer en glorie van gemeentelijk beleid. Het beleid en de uitvoering door instellingen is voor de zorg van mensen en niet andersom. Staatssecretaris Bussemaker wordt niet moe om keer op keer te benadrukken dat een dergelijke “Kanteling in het denken”, van aanbodsgericht naar vraaggericht en zorg op maat het hart vormt van wetgeving en uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Juist dit uitgangspunt moet expliciet verwoord worden in de uitgangspunten voor aanbesteding. In paragraaf Financieringsvorm (II) wordt gesteld dat ketenzorg moet worden geleverd, d.w.z. Wmo zorg tot aan allerlei vormen van ABWZ zorg. Wij vragen ons af of de verschillende consequenties zijn overwogen. Wij menen dat noch de gemeente noch de beoogde instellingen dit waar kunnen maken, zeker niet met vormen van onderaannemerschap, wat daar dan ook onder verstaan mag worden. 2
2. “Onrust” Er wordt in de Notitie gesproken over wijkteams die in de afgelopen tijd in de beide pilots gevormd hadden moeten worden. Deze teams zijn niet van de grond gekomen. In de Notitie wordt deelname aan wijkteams van de aanbieders “geëist”, als men overeenkomsten met de gemeente wil afsluiten. Dergelijk woordgebruik duidt op een wonderlijke visie op de wijze waarop men met particulier initiatief en ondernemingen om denkt te gaan. Wel kan de gemeente bereidheid tot deelname aan wijkteams als voorwaarde stellen voor gunning van een perceel. Een kanttekening betreft het feit dat wijkteams nog in het geheel niet bestaan is hier zeker op zijn plaats. Gezien het gebrek aan ervaring met de uitvoering van dit idee vragen wij ons af hoe men dienstverleners tot iets kan verplichten wat niet tot stand is gekomen en waarvan de effecten zakelijk niet gewogen zijn. Tot slot is de vraag wat deze interne organisatieproblematiek nu allemaal voor burgers oplevert. Daarover is al helemaal geen duidelijkheid.
3. “Keuzevrijheid” In de Notitie wordt aangegeven dat ca. 93% van de thuiszorg werd geleverd door 6 instellingen. Volgens de Notitie is van keuzevrijheid relatief weinig gebruik gemaakt. Naar onze mening is deze conclusie tendentieus. Zes instellingen van de 13 is een redelijk aantal, in ieder geval meer dan één aanbieder per wijk zoals nu in de planning zit (in een wijkteam). In de Notitie wordt gesproken over “percelen”. Voor zover wij de aanduiding begrijpen is een “perceel” het verzorgingsgebied dat hoort bij één van de 4 wijkcentra, t.w. Maartensdijk, De Bilt Oost/West, De Leyen en Bilthoven Noord+ ZW. Is er sprake van vrees voor monopolievorming daar een beperking in de inschrijving wordt aangebracht tot max. 2 percelen per aanbieder (III.7) en in het voorgestelde aanbestedingsmodel zelfs een beperking tot 1 perceel (IV.2)? En heeft men daar redenen toe? Stelt men zich nu een soort marktwerking door de uitruil van zorgvragers voor? Voorts is het voorstel om de voorwaarde te stellen dat aanbieders in staat zullen zijn ketenbrede zorg (HH1+HH2+AWBZ) te leveren eventueel via onderaanneming. In hoeverre is hier sprake van keuzevrijheid voor burgers, bijv. Mevrouw Jansen? Moet zij nu bijv. bij Vitras vragen om Curadomi in huis te krijgen, of andersom? In paragraaf Contractbeheer (III.5) wordt opgemerkt dat relaties met instellingen problemen met zich brengen, zoals het zich niet houden aan termijnen, kwartaalrapportages en tevredenheidsonderzoeken.. Het gaat hier om in de wet omschreven verplichtingen. Hoe gaat de gemeente nu om met het handhaven van deze vereisten? Gaat men gewoon voort, “business as usual”? Of worden sancties geformuleerd tegen dit type gedrag? Kunnen de instellingen die zich niet gehouden hebben aan de wettelijke verplichtingen weer opnieuw inschrijven in deze ronde?
3
4. “Kwaliteit”. Op grond van de laatste wetswijziging WMO wordt de inzet van de zgn. Alphahulpen per 01.01.2010 niet meer toegestaan. De klacht geuit in de Notitie dat onvoldoende personeel beschikbaar is voor werkzaamheden HH1 is derhalve niet ter zake doende voor de situatie in de toekomst. Wij merken op dat niet zoals beweerd dit vooral te maken heeft met een krappe arbeidsmarkt, als wel dat het een resultaat is van een bewust gekozen personeelsbeleid, waarbij instellingen er van uitgingen dat 80% van de thuishulp viel in categorie HH2, dus meer opgeleid personeel vergt. Het eenvoudige HH1 moest maar gedaan worden door ZZPers/Alphahulpen. Als oplossing voor de klemsituatie wordt door VWS aanbevolen dat mensen die hun alphahulp willen behouden dit kunnen regelen via pgb. Een optie voor de instellingen ligt voor de hand door Alphahulpen regulier in dienst te nemen. Het is overigens ons inziens een onhoudbare bewering dat een “Alphahulp niet snel zal melden dat een cliënt een zwaardere vorm van hulp bij het huishouden nodig heeft, aangezien dat verlies van werk voor hem/haar tot gevolg zou kunnen hebben” . Een dergelijke opmerking kan alleen gemaakt worden als hij vergezeld wordt van een bewijs voor deze uitspraak.
5. “Budgettair neutraal”. In de paragraaf “Budgettair neutraal” (III.4) wordt vermeld dat het aantal uren thuishulp is gedaald t.o.v. voorgaande jaren: van 130.000 uren (2006) naar 115.000 uren (2008), waarbij het relatieve aandeel HH2 daarin daalde van 93% (2007) naar 85% (2008). In de Notitie wordt niet nader ingegaan op de oorzaken van deze daling. Is deze daling incidenteel of is deze structureel? En wat is er gebeurd met het genoemde overschot? Hier is ook een kanttekening te maken bij “Tarieven en tariefdifferentiatie” (III.9). Onder meer gaat het hier om een onderscheid tussen “duurder “ (HH2) en “goedkoper” (HH1) personeel en daaraan gekoppelde tarieven. Niet ingegaan wordt hoe Mevrouw Willemse tegen het tarieven-gegoochel aankijkt. Krijgt Mevrouw Willemse HH2-hulp voor HH1-werkzaamheden tegen HH2-tarief? Of andersom? Wat zijn eventuele repercussies voor de eigen bijdrage? Het komt ons als merkwaardig voor dat om de tarieven voor de nieuwe aanbesteding te bepalen de gemeente een telefonische ronde zal houden onder de instellingen om na te gaan welk tarief minimaal noodzakelijk is om de thuishulp te leveren. De VNG zal ongetwijfeld een indicatie kunnen geven inzake de situatie in het land in deze, zodat de gemeente een eigen voorstel kan formuleren. Differentiëren in tarieven vanwege mogelijke verschillen in reistijden voor de verschillende gebieden kan leiden tot extra bureaucratie en mogelijkheden tot fraude. Heeft men trouwens aanwijzingen dat die verschillen zo groot zijn? Onderbouwing van een dergelijk standpunt lijkt ons op zijn minst gewenst.
4
6. “Indicatiestelling”. Kennelijk maakt de bureaucratische regelgeving het moeilijk om aanpassingen van zorgzwaarte te flexibiliseren. Het kan zijn dat een cliënt in de loop van de tijd behoefte heeft aan een lichtere of zwaardere vorm van hulp. Dit kan gerealiseerd worden als de indicatiestelling wordt aangepast. Nu wordt voorgesteld dat thuiszorginstellingen, vooruitlopend op een eventuele nieuwe indicatiestelling, hier zelf snel op kunnen inspelen. De indicatiestelling verloopt nu via het Zorgloket of via Factum.. Factum was gecontracteerd om het indicatieproces sneller te laten verlopen. Het komt ons voor dat een indicatieaanpassing “vooruitlopend” op een aanpassing door de zorgaanbieder onnodig verwarrend is. Wat als er geen aanpassing indicatie volgt, wie betaalt de zwaardere inzet gedurende de periode. Moet de cliënt dat betalen? Waarom niet gekozen voor een efficiëntere inzet van Zorgloket of Factum? 7. “ Conclusie” (V) Wat betreft de Uitgangspunten voor de aanbesteding willen wij met nadruk het volgende adviseren: Een gemeente draagt in het kader van de uitvoering van de Wet Suwi verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid in zijn gebied. Het is begrijpelijk dat de gemeente uit medeverantwoordelijkheid voor de gang van zaken op het regionale werkplein zorg heeft voor werkgelegenheid in De Bilt en omstreken. In onze optiek is “overname personeel” echter een zaak van sociale partners. Wij menen dat deze eis niet door de gemeente gesteld kan worden aan werkgevers. Bij het uitbesteden van werk en het daarvoor benodigde aanvragen van offertes is het van het allergrootste belang duidelijkheid te verschaffen over het gevraagde: 1. een zo goed mogelijke omschrijving van de gevraagde hoeveelheid huishoudelijke hulp voor de contractperiode in uren en per gemeente of delen daarvan. 2. duidelijke omschrijving over het format van de offerte, opdat na ontvangst de verschillende aanbiedingen gemakkelijk vergeleken kunnen worden Wat betreft het Voorstel voor aanbestedingsmodel (IV.2) zijn wij in het voorgaande op basis van evaluatie en uitgangspunten ingegaan op een aantal zaken die relevant zijn voor het voorgestelde aanbestedingsmodel. Het gaat in het bijzonder om de elementen: efficiëntie van de aanbieding, percelen en wijkcentra en flexibiliteit bij de ondersteuning/hulp.
H.G. van Schaik-Colijn Voorzitter
5