Postbus 239 5060 AE Oisterwijk Tel: 013 – 76 20 607
[email protected]
Ascert
Rabobank NL79RABO0397031564 KvK Arnhem 09112654 BTW NL808450153B01
Op grond van de door de auditor gedane constatering en de door de medewerkers van [bezwaarmaker] tijdens de audit afgelegde verklaringen moet worden geconcludeerd dat de bezems en/of trekkers bij de asbestsanering zijn gebruikt en daardoor met asbeststof in aanraking (kunnen) zijn geweest en als asbestbesmet moeten worden aangemerkt. Op grond van artikel 7.15.11 van SC-530 dienen de gebruikte gereedschappen na afloop van de sanering luchtdicht te worden verpakt in een deugdelijke stoot- en scheurvaste verpakking voorzien van een asbestgevarensticker (A-label Productenbesluit Asbest). BCA 15013 Advies van de Bezwaarschriftencommissie Ascert inzake het bezwaar van [bezwaarmaker] Het bezwaar [Bezwaarmaker] maakt bij brief van 3 juni 2015 bezwaar tegen het besluit van 21 mei 2015 van [de CKI]. Bij het bestreden besluit heeft [de CKI] de geconstateerde afwijking projectlocatie toetspunt nr. 40 in bijlage H van SC-530 vastgesteld op een categorie II-afwijking en het certificaat van [bezwaarmaker] per 11 juni 2015 geschorst. De procedure Naar aanleiding van het bezwaar heeft [de CKI] bij brief van 24 juni 2015 een verweerschrift ingebracht. Betrokken partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord tijdens een op 17 juli 2015 gehouden hoorzitting. Het van deze zitting gemaakte verslag is bij dit advies gevoegd. De ontvankelijkheid Het bezwaarschrift voldoet aan de eisen die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van de ontvankelijkheid stelt, zodat het bezwaar ontvankelijk is. Anders dan namens [bezwaarmaker] op de hoorzitting is betoogd, gaat de commissie ervan uit dat hier sprake is van een besluit, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De commissie verwijst naar haar advies BCA 14004 waarin zij heeft overwogen: “Zoals de commissie eerder bij haar advies inzake BCA 14003 heeft overwogen, dient de vaststelling van categorie-afwijkingen (niet categorie IV-afwijkingen) als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
blad 2
(Awb) te worden aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat. De commissie overwoog daarbij: “Op grond van artikel 5.5 van het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering (SC-530) dient de CKI bij de constatering van de afwijkingen en de toepassing van sancties dwingend tabel 5.5.3 (Bijlage H) toe te passen. In Bijlage H van SC-530 wordt aan afwijking van toetspunten nrs. 13 en 23 dwingend een categorie III gekoppeld. Op grond van artikel 5.5.2.3 van SC-530 geldt onder meer dat indien binnen een periode van één jaar zesmaal een afwijking van categorie II, III, of IV is vastgesteld, dan de zesde afwijking wordt beschouwd als zijnde een afwijking uit de naastgelegen, hogere (zwaardere) categorie. Dit betekent dat bij elke afwijking van categorie II, III, of IV bepaald dient te worden of er in het jaar voorafgaand aan deze afwijking vijfmaal een afwijking van categorie II, III, of IV is vastgesteld. Uit deze bepalingen volgt dat iedere vaststelling van een categorie IIIafwijking - in combinatie met meerdere categorie III-afwijkingen - kan leiden tot een categorie II-afwijking, in welk geval de CKI tot schorsing van het certificaat dient over te gaan. Aldus is de vaststelling van een categorie IIIafwijking onderdeel van de voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de bevoegdheid het certificaat te schorsen. Bij gebruik van de bevoegdheid tot schorsing wordt de eerdere vaststelling van categorie-afwijkingen die onherroepelijk zijn geworden, als een gegeven aangenomen. Gelet op het vorenstaande is de commissie van oordeel dat er in dit geval sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb waartegen bezwaar openstaat.” Hetgeen de commissie in haar advies inzake BCA 14003 heeft overwogen over de vaststelling van categorie III-afwijkingen, geldt mutatis mutandis ook voor de vaststelling van categorie II-afwijkingen. Bij gebruik van de bevoegdheid tot schorsing of intrekking worden de eerdere vaststellingen van categorie-afwijkingen als een gegeven aangenomen. Een andere opvatting zou er toe leiden dat iedere keer de dreiging van een sanctie boven het hoofd hangt en achteraf - bij schorsing of intrekking - pas zekerheid kan worden verkregen over de kwalificatie daarvan. Dit is te meer reden om de vaststelling van een categorie-afwijking als een besluit te kwalificeren. De commissie volgt hierin dus niet de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 mei 2014, zaaknummer AWB 13/7709.” Overigens heeft [de CKI] bij het bestreden besluit niet alleen een afwijking vastgesteld, maar ook het certificaat van [bezwaarmaker] geschorst. Het feit dat de schorsing uiteindelijk niet is geëffectueerd, doet er niet aan af dat de sanctie van schorsing is opgelegd. Daardoor is zeker sprake van een besluit, gericht op rechtgevolg. Dat volgt ook uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 mei 2014.
blad 3
Verder gaat de commissie ervan uit dat [bezwaarmaker] nog procesbelang heeft bij haar bezwaar, omdat in het systeem van SC-530 de vaststelling van een afwijking op grond van artikel 5.5.2.3 van SC-530 tot toepassing van een verzwaring (zwaardere sanctie) leidt of kan leiden. De gronden van bezwaar [Bezwaarmaker] voert - kort weergegeven - de volgende gronden van bezwaar aan. - De verpakte bezemstelen waren niet aanwezig op de beoordeelde asbestsanering, maar opgeslagen in een materiaalcontainer van [zusterbedrijf van bezwaarmaker]. op een afstand van zo’n 100 meter van het project verwijderd. - De betreffende bezems en/of trekkers waren, zo werd achteraf door medewerkers van [zusterbedrijf van bezwaarmaker] toegelicht, gebruikt bij het schoonmaken van een calamiteit die was ontstaan bij het doorhalen van een installatiedeel waaruit olie liep. - De medewerkers van [zusterbedrijf van bezwaarmaker] hebben om verdere olieverontreiniging te voorkomen, voor de verpakking van de met olie verontreinigde bezems en/of trekkers een zak gebruikt die voorzien was van een asbestlogo. Als er al sprake is van een afwijking, dan dient deze aan [zusterbedrijf van bezwaarmaker] te worden toegerekend, dient deze te behelzen het foutief gebruik van een zak met asbestlogo voor nietasbestbesmette middelen en dient deze niet te worden gebaseerd op SC-530, omdat [zusterbedrijf van bezwaarmaker] daarmee niets van doen heeft. - Er is geen sprake van een afwijking van toetspunt projectlocatie nr. 40, omdat op geen enkele wijze is aangetoond noch aannemelijk is gemaakt dat de middelen zijn gebruikt bij het saneren van asbest en aldus als asbestbesmet kunnen worden beschouwd. Alleen materialen die met asbest in aanraking zijn geweest, moeten dubbel en lucht- en vezeldicht worden verpakt. Het wettelijk kader Het wettelijk kader wordt gevormd door de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit, de Arbeidsomstandighedenregeling en het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering (SC-530). In paragraaf 5.5 van SC-530 is bepaald dat, indien blijkt dat een certificaathouder en de onder zijn verantwoordelijkheid voor te bereiden en uit te voeren processen niet of niet meer voldoen aan de eisen of normen in het werkveldspecifieke certificatie-schema, de CKI de sancties die zijn voorgeschreven in dit schema dient op te leggen. Bij de constatering van de afwijkingen en de toepassing van sancties dient de CKI dwingend tabel 5.5.3 (bijlage H) toe te passen. Artikel 5.5.3 van SC-530 bepaalt dat de vier categorieën waarop bij initiële en/of periodieke beoordeling van de (kandidaat-)certificaathouder sancties worden opgelegd, inclusief de onderverdeling in de afwijkingen zijn uitgewerkt en opgenomen in tabel 5.5.3 (bijlage H). In bijlage H van SC-530 wordt onder toetspunt nr. 40 als een afwijking projectlocatie genoemd: Gereedschappen, machines, klimmaterieel, uitrustingsstukken, etc., die met asbeststof in aanraking zijn geweest, zijn niet doeltreffend gereinigd, dan wel niet volgens de eisen minimaal dubbel én lucht- en
blad 4
vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige verpakking (0,2 mm dikke of hi-tec pe-folie) verpakt t.b.v. het vervoer en de opslag buiten de werkplek. Op grond van de tabel in bijlage H is een afwijking projectlocatie toetspunt nr. 40 een categorie-II afwijking. In bijlage I van SC-530 is aan een categorie II-afwijking de herstelsanctie van schorsing van het certificaat verbonden. De beoordeling 1. Tijdens de audit op 9 april 2015 heeft de auditor van [de CKI] bij de asbestverwijdering door [bezwaarmaker] op de projectlocatie aan de Zwaanstraat 1 te Eindhoven in een container, waarin het aggregaat stond, een asbestafvalzak en een aantal afvalzakken met asbestopdruk waarin meerdere stelen van vermoedelijk bezems bij elkaar gestoken zaten, aangetroffen. De afvalzakken zaten alleen aan de onderkant (in de afvalzakken), de bezemstelen tezamen maken een luchtdichte afsluiting op deze wijze onmogelijk. Vezelemissie kan daarom niet uitgesloten worden. Vervolgens heeft [de CKI] dit feit als een afwijking projectlocatie toetspunt nr. 40 in bijlage H van SC-530 gekwalificeerd. 2. In het verweerschrift heeft [de CKI] uiteengezet dat de auditor op de locatie van de asbestsanering de stroomkabels vanaf de decontaminatie-unit heeft gevolgd. De stroomkabels leidden naar de container waarin een aggregaat ten behoeve van de sanering stond opgesteld. Namens [bezwaarmaker] waren de heer [naam 1] (uitvoerder) en de heer [naam 2] (DTA), beiden medewerkers van [bezwaarmaker], daarbij aanwezig. De vraag van de auditor of de container met inhoud bij de sanering hoorde, heeft de heer [naam 1] bevestigend beantwoord. Op de vraag van de auditor waar de bezems vandaan kwamen, antwoordde de heer [naam 1] dat deze waren gebruikt ‘om de locatie wat op te ruimen’. Op de vraag van de auditor waarom de bezems op deze wijze waren verpakt, kon de heer [naam 1] geen antwoord geven. De auditor vervolgde met de vraag waarom men de bezemstelen op deze wijze zou verpakken als deze niet in het asbest zouden zijn gebruikt. Op deze vraag kon eveneens geen antwoord worden gegeven. Anders dan [bezwaarmaker] in bezwaar stelt, moet op grond van de vaststelling van de auditor dat in de container een aggregaat stond dat was aangesloten aan de decontaminatie-unit en de door de medewerkers van [bezwaarmaker] afgelegde verklaring dat de container bij de asbestsanering behoorde, worden aangenomen dat de betreffende container ten behoeve de asbestsanering werd gebruikt. De asbestzakken waarin de bezems en/of trekkers waren verpakt, behoorden toe aan [bezwaarmaker]. Verder heeft de medewerker van [bezwaarmaker] verklaard dat de bezems waren gebruikt ‘om de locatie wat op te ruimen’. De bezems waren verpakt in een zak voorzien van het asbestpictogram. Hieruit moet worden geconcludeerd dat de bezems en/of trekkers voor de asbestsanering zijn gebruikt. De door [bezwaarmaker] eerst in bezwaar gegeven verklaring dat de bezems door [zusterbedrijf van bezwaarmaker] zouden zijn gebruikt bij het schoonmaken van een calamiteit om olie op te ruimen, strookt niet met de door de auditor gedane constatering en de door de medewerkers van [bezwaarmaker] tijdens de audit afgelegde verklaringen. De door [bezwaarmaker] in bezwaar afgelegde verklaring, die verder niet is onderbouwd, is de commissie niet aannemelijk geworden.
blad 5
Op grond van de door de auditor gedane constatering en de door de medewerkers van [bezwaarmaker] tijdens de audit afgelegde verklaringen moet tevens worden geconcludeerd dat de bezems en/of trekkers bij de asbestsanering zijn gebruikt en daardoor met asbeststof in aanraking (kunnen) zijn geweest en als asbestbesmet moeten worden aangemerkt. Op grond van artikel 7.15.11 van SC-530 dienen de gebruikte gereedschappen na afloop van de sanering luchtdicht te worden verpakt in een deugdelijke stoot- en scheurvaste verpakking voorzien van een asbestgevarensticker (A-label Productenbesluit Asbest). Nu de bezems en/of trekkers niet volgens de eisen minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht in een deugdelijke, stoot- en scheurbestendige verpakking waren verpakt, heeft (de auditor van) [de CKI] de in dit geval geconstateerde feiten terecht als een afwijking projectlocatie nr. 40 in bijlage H van SC-530 gekwalificeerd. 3. Op grond van artikel 5.5 van SC-530 dient de CKI bij de constatering van de afwijkingen en de toepassing van sancties dwingend tabel 5.5.3 (Bijlage H) toe te passen. In bijlage H van SC-530 wordt aan een afwijking projectlocatie toetspunt nr. 40 dwingend een categorie II gekoppeld. Op grond van bijlage J van SC-540 kan in geval van bijzondere omstandigheden van de lijsten in bijlage H worden afgeweken, als toepassing van de lijst in een concreet geval tot onevenredige gevolgen leidt. In hetgeen [bezwaarmaker] heeft aangevoerd en ook overigens ziet de commissie geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan [de CKI] de afwijking van toetspunt nr. 40 zou moeten terugschalen en een lagere of geen sanctie zou moeten opleggen. De commissie komt tot de conclusie dat [de CKI] terecht het geconstateerde feit als een afwijking vestigingslocatie toetspunt nr. 40 in bijlage H van SC-530 en als categorie II-afwijking heeft gekwalificeerd en het certificaat heeft geschorst. Het advies De commissie adviseert [de CKI] het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Dit advies is gegeven door Oisterwijk, 24 juli 2015. De Bezwaarschriftencommissie Ascert de secretaris de voorzitter