Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
1
Het Europese voetbal: een economische benadering en analyse Lagae W. & Dejonghe T. 1. Inleiding Professionele sport is een belangrijke en groeiende “industrie” geworden maar werd tot aan het einde van de jaren negentig door Europese economisten niet als een volwaardig onderzoeksdomein beschouwd. Sporteconomie was een discipline die voornamelijk in Noord-Amerikaanse economische tijdschriften aan bod kwam. Aan het begin van de 21ste eeuw is het fenomeen sport en maatschappij in zijn diverse geledingen een vlug groeiend studiedomein. Sport als centraal studieobject komt recent onder andere tot uiting in de wetenschappelijk tijdschriften “Journal of Sports Economics” , “Journal of Sportmanagement”, “European SportManagement Quarterly” en het online tijdschrift “Sport Economics Perspective” dat terug te vinden is via www.sportseconomics.com. Sport wordt omwille van de toenemende geldstromen plotseling als een economische sector gecatalogeerd. De correlatie tussen vrije tijd – koopkracht en de vraag naar passieve en actieve sport resulteert in een exponentiële groei van de sportsector. Een van de belangrijkste redenen voor de toenemende interesse voor sporteconomie was de eis aan meetbaarheid van de opbrengst/return van de door de commerciële en in bepaalde gevallen de publieke sector geïnvesteerde middelen in de sport in het algemeen, maar meer specifiek in de professionele sport. Deze bijdrage heeft als doelstelling een link te leggen tussen de populaire professionele sport voetbal en de economische terminologie en wetmatigheden die als voorbeelden kunnen gebruikt worden in het vak economie. 2. De groeiende kloof in het Europese voetbal De Europese voetbalsuccessen van de Belgische clubs situeren zich in een ver verleden. De zogenaamde Belgische grootheden, SC Anderlecht en FC Brugge1 kijken met heimwee terug naar hun glorieperiode in de jaren 70-80, een tijdperk waar het groot kapitaal de weg naar de Europese professionele sporten nog niet had gevonden. België situeerde zich toen in de top vijf van de UEFA-ranking, een rangschikking die opgesteld werd aan de hand van de prestaties van de clubs in de Europese competities. Het Bosmanarrest uit 1995 resulteerde in het opheffen van de 1
SC Anderlecht haalde in 1970 (verloor van Arsenal), 1976 (won van West Ham United), 1977 (verloor van Hamburg SV), 1978 (won van Austria Wien),1983 (won van Benfica), 1984 (verloor van Tottenham) en 1990 (verloor van Sampdoria Genua) de finale van een Europese Beker; FC Brugge in 1976 (verloor van Liverpool) en 1978 (verloor van Liverpool).
2
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
door de diverse nationale bonden opgelegde mobiliteitsbeperkingen2. Dit leidde tot een verschuiving van de betere spelers van de minder winstgevende, zoals de Belgische, naar de rijkere competities. Deze drastische en onverwachte verandering in de omkadering van het professionele voetbal leidde in België tot een ware exodus van de betere spelers en de komst van “tweederangs” en goedkope buitenlanders om de vrijgekomen plaatsen in te vullen. Het gevolg was een degradatie van België van een vierde plaats in het seizoen 1995-96 naar een twintigste plaats in 1999-2000 om sindsdien een licht herstel naar een plaats tussen de nummer tien en de nummer vijftien te kennen. De glorieperiode van de jaren 70-80 zal echter waarschijnlijk nooit meer terugkomen. De ongelijkheid tussen de grote en de kleine Europese voetballanden wordt geïllustreerd aan de hand van de totale inkomsten van de nationale competities en van de Europese sportieve resultaten 2002-2003. Deloitte & Touche, één van de belangrijkste consultingbureaus in de wereld, houdt zich al geruime tijd bezig met de voetbalmarkt. Ze schatte voor het seizoen 2000-2001 de waarde van de vijftien belangrijkste hoogste divisies in Europa op €6,4 miljard. De waarde van de overige 36 UEFA-landen bedroeg amper €200 miljoen. Tabel 1: Waarde van alle Europese voetballanden en UEFA ranking Positie Voetballand 1.
Engeland
Relatieve UEFA ranking** marktwaarde* 2 24%
2.
Italië
17%
3
3.
Spanje
14%
1
4.
Duitsland
13%
4
5.
Frankrijk
10%
5
6.
Nederland
4%
7
7.
Schotland
4%
11
8.
Griekenland
2%
6
9.
België
2%
10
10.
Portugal
2%
8
11.
Oostenrijk
1%
16
12.
Zwitserland
1%
13
13.
Zweden
1%
23
14.
Noorwegen
1%
20
15.
Denemarken
1%
24
Overige 36 UEFA-landen Totale waarde (miljoen EUR)
3% 6600
*op basis van eersteklassevoetbalclubs; einde seizoen 2000-2001 ** op 18/11/2002 (www.xs4all.nl/~kassiesa/bert/uefa/crank03.html) 2
De bonden hadden een nationaliteitsclausule, de 3+2 regel, waardoor slechts 3 buitenlanders en 2 buitenlanders die reeds langer dan 5 jaar in het land speelden of voor hun 18de verjaardag aangesloten waren per ploeg mochten aantreden. Ook eisten de bonden voor eindecontractspelers een transfersom bij een overgang naar een andere club.
3
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
De voetballanden in Europa tonen op deze wijze een duidelijke classificatie. De top vijf vertegenwoordigt, zoals in tabel 1 te zien is, 78% van het totale Europese budget. De kloof met de vijf grote voetballanden is opmerkelijk en wordt weerspiegeld in de UEFA ranking waar een bijkomende kloof tussen de top 4 en de nummer 5 Frankrijk aan het ontstaan is. Deze divergentie wordt weergeven is de Champions League waar voor de tweede ronde 13 clubs uit de top vier en één uit Rusland, Nederland en Zwitserland gekwalificeerd zijn. De Franse clubs zijn allemaal verwezen naar de UEFA- competitie waar ze samen met de top vier vijftien van de 32 clubs leveren de
voor de 1/16 finale. Het is enkel in deze “tweederangscompetitie” dat de clubs uit de secundaire landen een overlevingskans hebben. De ongelijkheid tussen de voetballanden wordt eveneens weerspiegeld in de clubrangschikking naar omzet. Opvallend is terug de sterke correlatie tussen omzet en UEFA ranking of met andere woorden de sportieve prestaties van de clubs. De Belgische club met het hoogste budget voor de competitie 2002-2003 is Anderlecht met €25 miljoen en alle achttien eersteklassers samen ongeveer €133 miljoen. In tabel 2 constateren we dat de omzet van de top vijf in Europa meer bedraagt dan het budget van de volledige Belgische eerste klasse. Tabel 2: De omzet in van de Europese voetbalclubs 1999/2000 en de UEFA ranking 2002 Positie
Voetbalclub
Omzet
UEFA club
(in € miljoenen)
rangschikking 2002
1.
Manchester United
184,8
3
2.
Real Madrid
163,6
1
3.
Bayern München
144,7
2
4.
AC Milaan
141,7
23
5.
Juventus Turijn
139,7
7
6.
SS Lazio Roma
125,4
5
7.
Chelsea
121,1
11
8.
Barcelona
118,7
4
9.
Inter Milaan
108,8
10
10.
AS Roma
101,2
16
Bron: www.xs4all.nl
3. De zoektocht naar verklaringen 3.1.
Algemeen
Het Europees sportbestel wordt gekenmerkt door een vorm van extreem liberalisme waarbij de “wet van de sterkste” of het darwinisme domineert. Dit staat in een schril contrast met het dirigisme in de VS. Het land van het liberalisme heeft een sportbestel met sterke reglementeringen en beperkingen. Enkele van de door de grote professionele competities genomen maatregelen zijn het installeren van een
4
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
“salary cap” met andere woorden het beperken van de salarissen van de atleten tot een bepaald percentage van het totale uitgaven van de club; de “player’s draft”, een selectiesysteem voor nieuwe beloftevolle spelers waarbij de zwakste teams de eerste keuze hebben; “revenue sharing” waarbij de een solidariteitsprincipe bestaat tussen de rijkere en de armere clubs; een “gesloten competitie” betekent geen degradatie waardoor de clubs tijd hebben om een team te bouwen en geen concurrent uit de directe ruimtelijke omgeving toegelaten zal worden. Nieuwe clubs kunnen enkel toetreden na een grondige analyse van een ingediend rapport of clubs kunnen reloceren naar een economische meer rendabelere markt3. De Europese professionele competities daarentegen kennen geen enkele beperking en de boekhouding van vele professionele clubs is ondoorzichtig. Het ontbreken van een consistente omkadering en het ontbreken van enige vorm van herverdeling resulteert in een toenemende kloof tussen de rijkere en de armere clubs in Europa en in de diverse nationale competities. 3.2.
De inkomstenbronnen
De inkomstenbronnen van voetbalclubs kunnen opgedeeld worden in: -
ticketinkomsten (seizoenkaarten en dagopbrengsten) media en tv-inkomsten (tv-rechten) sponsoring (stadion, uitrusting en overige communicatiedragers) verhuur stadion (bijvoorbeeld popconcerten of andere sporten) catering merchandising beursgang
Onderstaande tabel geeft het relatieve aandeel van de vier inkomstenbronnen weer. Tabel 3: inkomstenbronnen van 1ste klasseclubs in Europa(2000-2001) (in %)
3
Voetballand
Ticketting tv-rechten
Engeland Italië Spanje Duitsland Frankrijk
31% 16% 25% 18% 16%
39% 54% 51% 45% 51%
Sponsoring Merchandising, catering en stadionverhuur 30% 13% 17% 9% 15% 22% 14% 18% 15%
Gemiddelde
21%
48%
18%
12%
Portugal Nederland Schotland Denemarken Noorwegen
42% 34% 42% 17% 40%
20% 12% 23% 4% 4%
18% 41% 35% 43% 43%
20% 12% 36% 13%
Zo reloceerden vorig seizoen in de NBA(Amerikaanse basketcompetitie) de Grizzlies van Vancouver naar Memphis en dit jaar de Hornets van Charlotte naar New Orleans.
5
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
Zweden
33%
14%
28%
25%
Gemiddelde
35%
13%
35%
18%
Bron: Deloitte & Touche(2002) Annual review of Football Finance
* Gegevens voor Portugal en Schotland(1999/2000) en Spanje(1997/98); in Engeland worden de inkomsten uit merchandising, catering en stadionverhuur samen met de sponsoring als commercial income geboekt.
a) De tv-inkomsten De tv-inkomsten zijn voor de toplanden met een gemiddelde van 48% zeer belangrijk voor de toplanden. Daar tegenover is de ticketting in de andere landen de voornaamste bron van inkomsten. Het aantal toeschouwers in de toplanden is, zoals in tabel 4 te noteren valt, veel hoger dan in de andere landen en toch is het relatief belang van deze inkomsten kleiner. Tabel 4: Het gemiddeld toeschouwersaantal in de hoogste afdeling in enkele Europese competities(2001-2002) Land Gemiddeld toeschouwersaantal Duitsland
33032
Italië
30747
Engeland
29619
Spanje
24691
Frankrijk
22688
Nederland
15564
België
9567
Bron: www.allesoverstadions.nl en eigen verwerking
De oorzaak van de hoge tv-rechten in de toplanden is te verklaren door de aanwezigheid van een grote binnenlandse, en door de kwaliteit van het voetbal, buitenlandse markt en een concurrentiestrijd tussen de diverse tv-zenders. Het gevolg is een economische wetmatigheid waarbij veel vragers voor één aanbieder zijn en de voetbalbond en/of de clubs zich in een monopoliepositie bevinden. De Engelse Premier League werd bijvoorbeeld voor de duur 2001-2004 verkocht voor €831 miljoen. De bedragen in de andere toplanden bevinden zich op een iets lager niveau en zijn momenteel één van de belangrijkste kopzorgen4. Deze cijfers vergelijken met Nederland (€50 miljoen voor 2001-2004) en België( €15 miljoen voor 2002-2003) toont de discrepantie aan. 4
Dit relatief hoog aandeel van de tv-rechten zorgt momenteel voor een financieringsprobleem in de toplanden. Het faillissement van KirchMedia die meer dan €380 miljoen betaalde aan de Bundesligaclubs(1ste en 2de afdeling) leidde tot het uitstellen van dure transfers. Uiteindelijk werden de rechten voor de seizoenen 2002-03 en 2003-04 voor €580 miljoen doorverkocht aan Bundesliga Gmbh. In Italië en Spaanse zitten de tv-bedrijven op zwart zaad en proberen ze de uitzendrechten terug te schroeven waardoor een interne schoonmaak van het Italiaanse en Spaanse voetbal is op til. De problemen in
6
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
Naast bovenstaande schaalvoordelen kunnen de clubs in de topcompetities, en dit in tegenstelling tot de Belgische waar alles in “groep” verkocht moet worden, individueel onderhandelen en eventueel zoals Manchester United een eigen zender opstarten. Real Madrid en FC Barcelona tekenden afzonderlijke contracten voor €51.3 miljoen per seizoen met Canal+ Satellite en Via Digital. Het Belgische systeem is in het nadeel van de topclubs omdat 50% van het geld evenredig verdeeld wordt over de achttien eersteklassers. b) De beursgang De toegang tot de kapitaalmarkt voor de continentaal-Europese clubs is beperkt. Hieronder wordt het aanbieden van aandelenpakketten aan institutionele en particulieren beleggers verstaan om op deze wijze het eigen vermogen van de club te verstevigen. Dit eigen vermogen wordt als referentiekader genomen bij het aangaan van leningen en kan bij verlies gebruikt worden als buffer. De beursnoteringen zijn grotendeels een Angelsaksisch fenomeen. Tottenham Hotspurs was in 1983 de eerste beursgenoteerde club. De beursintroductie van Tottenham wordt als een belangrijke stap naar een verdere professionalisering van het voetbal beschouwd. Het aantal toetredingen was tot 1996-97 beperkt maar in dat jaar trokken twaalf Engelse clubs naar de beurs. De beursintroducties situeerden zich in de periode van de grote tv-deals, internetboom en de gevolgen van het Bosmanarrest. Op het Europese vasteland zijn zoals in onderstaande tabel te noteren valt het aantal beursgenoteerde clubs beperkt. Tabel 5: Evolutie van het aantal beursgenoteerde voetbalclubs Engeland Schotland Duitsland Italië Nederland Zwitserland Denemarke n Portugal Totaal
Nov '98 23 3 1 1 4
Nov '99 23 3 1 1 1 4
Nov '00 24 4 2 1 1 4
Nov '01 23 4 1 2 1 1 6
Jul '02 19 4 1 3 1 1 6
2 34
2 35
2 38
2 40
2 37
Bron: Vandeweghe (2001:93), “
Het aantal aandelen vermenigvuldigd met de beurskoers resulteert in de “financiële merkwaarde” van de clubs. De gemiddelde merkwaarde eind juli 2002 bedroeg €77,42 miljoen met als positieve uitschieters Manchester United (€408,62 miljoen) en Juventus (€214,01 miljoen) terwijl het Schotse Celtic Glasgow ( €20,7 miljoen) en het Deense Brondbyernes IF FO(€20,76 miljoen) de onderste regionen
Engeland door het faillissement van ITVDigital situeren zich momenteel enkel vanaf de First Division, de tweede voetbalklasse.
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
7
vertegenwoordigen. De financiële merkwaarde van Ajax Amsterdam, de enige Nederlandse beursgenoteerde club, werd op €65,36 miljoen bepaald maar het verlies in het boekjaar 2001-2002 van €25,8 miljoen zorgde voor een daling van het eigen vermogen met eenderde. De kleine belegger (supporter?) tekende vlot in op de aangeboden aandelen maar de institutionele beleggers bleven grotendeels afwezig. De reden voor deze desinteresse was de door overnameangst ingegeven beperking van het relatief aantal aangeboden aandelen wat resulteerde in het ontstaan van illiquide aandelen en het noteren van de aandelen op minder strikt gereglementeerde aandelenmarkten zoals de Alternative Investment Market (AIM) en de nog minder gereglementeerde OFEX. De dalende beurskoersen, geassocieerd met de strengere licentievoorwaarden, brengen met zich mee dat het aantal beursgenoteerde clubs niet meer toeneemt en deze financieringsbron niet meer als een “deux ex machina” beschouwd wordt. c) De Europese competities Een derde belangrijke divergerende factor zijn de Europese competities. De Champions League werd de belangrijkste voetbalcompetitie en de te verdelen geldbedragen stegen met de jaren. De verdeelsleutel van de gelden was tot het seizoen 1998/99 gebaseerd op de sportieve prestaties van de deelnemende clubs. Sindsdien geldt dat alleen nog voor de startgelden en de prestatielonen5, maar 50% van het geld werd ondergebracht in een market pool. Dit bedrag wordt verdeeld naargelang de grootte van de tv-markt en de waarde van de tv-contracten in hun land. Zo kon het dat in het seizoen 2000-2001 Lazio Roma €26,5 miljoen ontving terwijl SC Anderlecht voor een ongeveer analoge sportieve prestatie slechts €9,2 miljoen incasseerde. Die ongelijke verdeling en de toename van het te verdelen bedrag van €28,63 miljoen in 1992 naar €524,54 miljoen in 2002 resulteert zoals de gegevens in tabel 6 aantonen dat de financiële kloof tussen de clubs uit de grote en die uit de kleine landen steeds groter wordt. Het kwalificeren van dertien clubs op een totaal van zestien uit de vier toplanden voor de tweede ronde van de Champions League dit seizoen is hier een exponent van en resulteert in een terugwijzing van de clubs uit de kleinere landen naar voorrondes.
Tabel 6: Champions League verdiensten per land (periode 92-99 en 99-01 in miljoen€) Land 1992-99 1999-2002 Duitsland
5
74,64
243,37
Startgeld krijg je bij kwalificatie voor de diverse rondes, prestatielonen bij gelijkspel en overwinningen
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
Spanje Italië Engeland Frankrijk Nederland België
58,65 85,35 46,50 56,35 44,32 9,87
8
254,32 189,90 203,64 166,07 53,15 14,15
Bron: Hauspie(2001:83) Sportmagazine-voetbal(2002:100)
d) Ticket- en abonnementenverkoop De clubs uit de kleinere landen zijn relatief gezien afhankelijker van de reële toeschouwers. In tabel 4 constateerden we reeds dat niettegenstaande het relatief aandeel van deze inkomsten voor de toplanden minder groot is het nominale bedrag vele malen deze in de kleinere landen overstijgt. De verklaring hiervoor situeert zich in het fenomeen van een “ruimtelijke markt” met andere woorden de aanwezigheid van een bevolking in de locatie zelf en in zijn hinterland. Deze factor zal in de toekomst een steeds grotere rol spelen daar tv rechten sponsoring, merchandising,… gerelateerd zijn aan potentiële consumenten of met andere woorden de markt. De Belgische markt bijvoorbeeld bestaat uit maximaal 10 miljoen potentiële consumenten voor 18 clubs of ongeveer 550.000 per club, in werkelijkheid is dit met uitzondering van Anderlecht, FC Brugge, Standard Luik en recent RC Genk veel kleiner en in een Europese context onleefbaar. e) Inkomsten uit sponsoring Het aantrekken van sponsoring is gerelateerd aan “uitstraling” en “imago” en hoe meer uitstraling een club heeft hoe interessanter ze voor potentiële sponsors is. Op Europees niveau constateren we dat de belangrijkste clubs grote sponsors aantrekken. Zo is Vodafone, de sponsor van Manchester United, de belangrijkste speler op de telecommunicatiemarkt in Europa, anderen zoals Real Madrid verkopen zichzelf als merknaam daar iedere speler zijn portretrecht moet afstaan aan de club en de inkomsten op deze wijze binnenkomen. Op Belgisch niveau constateren we eveneens een onderscheid tussen de sponsors van de topclubs met nationale uitstraling zoals Fortis bij Anderlecht en Dexia bij FC Brugge, terwijl de kleinere clubs, zoals VDKBank bij AA Gent en Bandencentrale Lambrechts bij SC Lokeren een exponent zijn van de beperkte uitstraling van de club. f) Inkomsten uit merchandising Merchandising is het ten gelde maken van het “merk” door de merknaam en het logo op allerhande producten te plaatsen en te verkopen. Aanvankelijk bleef dit item beperkt tot voetbaltruitjes, sokken, ballen en sjaals maar tegenwoordig kan je het zo gek niet bedenken of het bestaat met een logo van een sportclub op. West Ham
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
9
United bijvoorbeeld, een modale Premier Leagueclub, verkoopt dure babyflessen, gordijnen, sleutelhangers, pennen, dassen, onderleggers,… met het logo van de club op. Deze markt is bijzonder lucratief6. Het logo van een club is hun eigendom en mag enkel onder toezicht of na toestemming gebruikt worden. Een op het merkenrecht gebaseerd arrest van het Europees Hof van Justitie op 12 november 2002 stelt dat voetbalclubs de exclusieve eigenaars zijn van hun naam en verkopers van producten met de clubnaam moeten de toestemming vragen van de club. Een belangrijk verkoopargument voor merchandising is dat het niet gebonden is aan de landsgrenzen. Het gevolg is dat het terug de clubs zijn met een grote ruimtelijke uitstraling die de meeste inkomsten verwerven en de markten in het Verre Oosten kunnen inpalmen. 4. Besluit De divergentie tussen de kleinere en grotere voetballanden neemt sterk toe en zal in de toekomst verder toenemen. De impact van het fenomeen “merk” zorgt voor een steeds grotere bron van inkomsten voor de topclubs. De tv-rechten, merchandising, sponsoring en ticketinkomsten zijn gerelateerd aan de uitstraling van een club en resulteren in een zichzelf versterkend effect. Het toenemend professionalisme in de sportsector zorgt voor een onderscheid waarbij de grote clubs uitgebouwd zullen worden als multinationale ondernemingen en de kleinere clubs als lokale KMO’s zullen achterblijven. Het arrest Bosman was maar een katalysator tot de divergentie van de op de markt gebaseerde divergentiekrachten. De Belgische clubs kunnen hopen op beterschap maar spelen slechts een secundaire rol in het op economische principes geënte Europees voetbalbestel. De glorieperiode, waar velen nog van dromen, situeerde zich in een periode waar de economische mechanismen een beperkte invloed hadden en deze tijden komen nooit meer terug. Het behalen van Europese successen zal in de toekomst geconcentreerd voorkomen in de vier toplanden en de Belgische voetbalsupporter zal moeten verder leven in een nostalgisch verleden.
Bronnen Boon, G. (2001), ‘Rich list. The money league of the world's topclubs’, Football business International, december 2001, p. 2-9 6
Het WK voetbal in Japan en Zuid-Korea zorgde voor inkomsten via merchandising van €1,67 miljard. Het marktpotentieel van de merchandising van de Engelse Premier League wordt jaarlijks op ongeveer €80 miljoen geschat.
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
10
Deloitte & Touche (2002), Annual Review of Football Finance, Londen: Deloitte&Touche. Dejonghe, T. (2001), De noodzaak aan endogeen opgelegde economischgeografische principes bij het professionaliseren van het door endogene factoren ontstane wereldsportstelsel. Gevalstudie: het lokalisatievraagstuk van het topvoetbal in België (doctoraal proefschrift), Gent: Universiteit Gent. De Morgen (2002) Kirchmedia klaar voor nieuwe aftrap, mei 2002, p16 Economist, The (2002), ‘For love or money’, vol. 363 (n° 8275), 7/1/2002. Fieremans, B. (2002), ‘Een een-tweetje tussen VTM en Canal+’, De Morgen, 9/1/2002 Gerlis, S. (2002), ‘Football faces broadband future’, Football Business International; juni 2002, blz. 42 Hauspie J. (2001) ‘De Champions League is oneerlijk’, Sport Magazine-Voetbal, 19/09/01, p.83 Lagae, W. (2000), ‘Europese voetbalclubs bekampen elkaar met ongelijke wapens: een beknopt overzicht’, Losbladig tijdschrift sportmanagement, n° 20, p. 119-128 Lagae, W. (2003), Marketingcommunicatie in de sport, Amsterdam: Pearson Education Benelux (voorziene publicatiedatum februari 2003). Sportmagazine -voetbal 2002) ‘Grootverdieners’,18/09/02, p.100 Van Maldegem, P. (2001), ‘Manchester United ook naast het veld de beste’, De Financieel-Economische Tijd, 2/11/2001 Vandenbussche, N. (2002), Analyse van beursgenoteerde Europese voetbalclubs, Licentiaatverhandeling, Antwerpen: Lessius Hogeschool. Vandeweghe, H. (2001), ‘Voetbalaandelen: drama in veel bedrijven’, Sport International, december 2001, blz. 93 Vandeweghe, H. (2002), ‘Tien jaar Champions League’, Sport International, september 2002, p. 93 Veyt, R. (2000), Een doorlichting van voorstellen voor grensoverschrijdende voetbalcompetities, Eindwerk Master of Sports Management, Vlekho Business School: Brussel. Wallace, T. (2002), ‘Expanding the branding’, Football Business International, maart 2002, p. 21-31 www.x4usall.nl “UEFA European cup football, 18/11/02
Het Europese voetbal:een economische benadering en analyse
11