Het Europese geïnformatiseerde accijnsstelsel (excise movement control system, EMCS) Luc Gheysens Advocaat te Wevelgem / Leuven Professor aan de Fiscale Hogeschool in Brussel
De nieuwe algemene regeling inzake de communautaire accijnzen (d.w.z. energieproducten en elektriciteit, alcohol en alcoholische dranken, tabaksfabricaten) 1) Korte historiek De Wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop heeft de bepalingen, opgenomen in Richtlijn 92/12/EEG van 25 februari 1992 betreffende hetzelfde onderwerp zoals vermeld in de titel van voornoemde wet, omgezet naar Belgisch recht. De Richtlijn bevatte de nieuwe regeling inzake communautaire accijnsproducten met het oog op het opengaan van de Europese interne markt op 1 januari 1993. In feite bekrachtigde de Wet van 10 juni 1997 de bepalingen, inderhaast getroffen bij de KB‟s van 29 december 1992 e.a. Artikel 11 van de algemene wet inzake douane en accijnzen (hierna „AWDA‟), laat de Koning toe, door middel van een koninklijk besluit waarover door de in de Raad vergaderende ministers is beraadslaagd, accijnsbepalingen uit te vaardigen die in afwachting van een bekrachtigingwet reeds kracht van wet hebben. Deze wet heeft voorzien in enerzijds een systeem van koppeling van belastingentrepots en anderzijds in een systeem van bewegingen van accijnsproducten onder schorsing van de accijnzen, aan de hand van papieren administratieve geleidedocumenten, „AGD‟. De nieuwe Europese Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 (PB L 9, 14 januari 2009) voorziet in een elektronisch systeem voor deze accijnsbewegingen en dit vanaf 1 april 2010, datum waarop de accijnsspelers van de 27 landen van de Europese Unie in de mogelijkheid moeten zijn om tot het Europees Geïnformatiseerd Systeem - EMCS toegang te kunnen krijgen In België werd de 2de Bezemrichtlijn omgezet door: - Algemene accijnswet dd. 22 december 2009 (B.S., 31/12/09) - KB dd. 17 maart 2010 betreffende de algemene regeling (B.S., 26/03/2010) - MB dd. 18 maart 2010 betreffende de algemene regeling (B.S., 26/03/2010) Vanaf 1 april 2010 is de eerste Bezemrichtlijn 92/12/EEG ingetrokken, en zijn de Wet van 10 juni 1997, het KB van 11 oktober 1997 betreffende de accijnzen en het KB van 11 mei 2004 betreffende de zekerheden inzake accijnzen voor de erkende entrepothouder en het geregistreerde bedrijf, evenals het MB dd. 14 mei 2004 betreffende de algemene accijnsregeling, opgeheven. 2) Omzettingswet De omzettingswet (van de EU Richtlijn) kwam er op 22 december 2009 (Wet betreffende de algemene regeling inzake accijnzen) en verscheen in het Belgisch Staatblad op 31 december 2009.
2 Deze wet trad in werking op 1 april 2010. Artikelen 49 tot en met 52 regelen de werking van deze wet in de tijd. Artikel 49 § 1. De wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop wordt opgeheven. § 2. Verwijzingen naar de wet van 10.6.1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop , worden geacht verwijzingen naar onderhavige wet te zijn Artikel 50 Tot 31.12.2010 is het toegestaan om overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling aan te vangen onder dekking van de formaliteiten vastgesteld in artikel 15 § 5 en artikel 23 van de wet van 10.6.1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Ter zake van dergelijke overbrengingen en de zuivering ervan, gelden de in het eerste lid bedoelde bepalingen, alsook artikel 15 §§ 3 en 4, en artikel 24 van de wet van 10.6.1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Artikel 15 § 3 van die wet is van toepassing op alle overeenkomstig de artikelen 19 § 2, 1° en 20 § 3, 1° van onderhavige wet aangewezen borgstellers. De artikelen 26 tot en met 32 zijn niet van toepassing op bovenbedoelde overbrengingen. Artikel 51 Overbrengingen van accijnsgoederen die vóór 1 april 2010 zijn aangevangen, worden beheerst door de bepalingen van de wet van 10.6.1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Die wet is niet van toepassing op deze overbrengingen. Artikel 52 Deze wet treedt in werking op 1 april 2010 3) De Wet van 22 december 2009 De Wet van 22 december 2009 stelt de algemene bepalingen vast betreffende: 1. het geografisch gebied voor het voorhanden hebben en het verkeer van accijnsgoederen teneinde de uniforme toepassing te verzekeren van de Europese bepalingen en deze specifiek eigen aan de tarieven en aan de structuur van deze goederen; 2. de op communautair vlak aan accijnzen onderworpen soorten accijnsgoederen; 3. het “communautair” belastbaar feit van de accijns dat zich voordoet bij de fabricage in de Gemeenschap alsook bij de invoer in de Gemeenschap vanuit derde landen; 4. de opeisbaarheid van de accijnzen die ontstaat bij het in verbruik stellen van accijnsgoederen;
3 5. het principe van de fiscale territorialiteit waarop het intracommunautair handelsverkeer van accijnsgoederen is gesteund, namelijk de betaling van de accijns in het land waar de goederen werkelijk worden verbruikt. Dit principe is eveneens van toepassing voor het intracommunautair handelsverkeer van goederen die reeds in het verbruik werden gesteld in een andere lidstaat ; 6. de regeling voor accijnsgoederen, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop. Daarbij dient opgemerkt dat in het algemeen het intracommunautair handelsverkeer zal gebeuren onder een accijnsschorsingsregeling door gebruikmaking van belastingentrepots waarvan de oprichting aanvaard moet zijn door de nationale fiscale autoriteiten. Het intracommunautair handelsverkeer van accijnsgoederen die reeds in het verbruik werden gesteld, moet evenwel mogelijk blijven. Om een dubbele belasting te vermijden, die kan ontstaan uit een verplichting tot in verbruikstelling in een andere lidstaat terwijl de accijnzen op de goederen hier te lande reeds werden voldaan, is in een terugbetalingprocedure voorzien. Dit maakt het mogelijk dat marktdeelnemers, andere dan de erkende entrepothouders, niet worden uitgesloten van de intracommunautaire handel van accijnsgoederen die zodoende niet gemonopoliseerd kan worden door enkele gespecialiseerde marktdeelnemers. Het verkeer van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling geschiedt onder dekking van een elektronisch administratief document dat door de nationale autoriteit wordt geldig gemaakt met behulp van een geautomatiseerd systeem van de bewegingen en de controles op accijnsgoederen. 7. strafbepalingen Om een einde te stellen aan de ongrondwettelijkheid van de strafbepalingen inzake douane en accijnzen (uitgesproken door het Grondwettelijk Hof in een aantal arresten1) worden in de wet, houdende fiscale en diverse bepalingen alle strafbepalingen inzake douane en accijnzen waar de boete is bepaald op tienmaal de in het spel zijn belastingen, vervangen door een vork gaande van vijfmaal tot tienmaal de belastingen. In diezelfde wet wordt tevens de mogelijkheid gecreëerd om rekening te houden met verzachtende omstandigheden door het van toepassing maken van artikel 85 van het Eerste boek van het Strafwetboek. Daardoor kan de rechtbank, bij het aannemen 1
Het betreft de volgende arresten : 140/2008 van 30.10.2008 betreffende artikel 39, eerste lid, van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling van accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, dat het desbetreffende artikel heeft vernietigd; 111/2009 van 9 juli 2009 betreffende de artikelen 395 en 396 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur; 81/2007 van 7 juni 2007 betreffende artikel 23, eerste lid, van de wet van 22.10.1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (vervangen door artikel 442 van de programmawet van 22.12.2004); 8/2007 van, 11.1.2007 betreffende artikel 221 § 1 van de ADWA en artikel 39, eerste lid van de wet van 10.6.1997 betreffende algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarop en de controles daarop; 165/2006 van 8 november 2006 betreffende artikel 39, eerste lid, van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop; 138/2006 van 14 september 2006 betreffende artikel 23, eerste lid,van de wet van 22.10.1997 betreffende de structuur en de accijnstarieven inzake minerale olie (vervangen door artikel 442 van de programmawet van 22.12.2004);
4 van verzachtende omstandigheden, een boete opleggen die lager is dan de minimumboete. Aangezien de minimumboete in alle gevallen werd bepaald op vijfmaal de in het spel zijnde belastingen en om te komen tot een uniforme bestraffing voor de inbreuken inzake accijnzen, was het noodzakelijk om de minimumboete in de accijnswet eveneens te bepalen op vijfmaal de belastingen. Om fraude te voorkomen, moet deze minimumboete voldoende afschrikwekkend zijn maar ze kan, bij het aannemen van verzachtende omstandigheden door de rechtbank, verminderd worden tot een lager berdrag. 3bis) De uitvoeringsbepalingen in het KB van 17 maart 2010 en het MB van 18 maart 2010 Vanaf 1 april 2010 moet het verkeer van accijnsproducten onder schorsing van accijnzen gebeuren via het nieuwe elektronische E.M.C.S.-systeem. Het KB van 17 maart 2010 legt de maatregelen vast ter uitvoering van een aantal bepalingen van de Wet van 22 december 2009. Deze maatregelen worden hierna besproken. In zijn besluit van 18 maart 2010 legde de Minister van Financiën bijkomende uitvoeringsbepalingen vast in uitvoering van de Wet van 22 december 2009 en het KB van 17 maart 2010. Dit MB bevat als bijlage ook de modelformulieren die bij de nieuwe accijnsregeling horen. Zowel het KB als het MB zijn in werking getreden op 1 april 2010. Het KB van 17 maart 2010 heft volgende KB‟s op: - het KB van 11 oktober 1997 betreffende de accijnzen; - het KB van 11 mei 2004 betreffende de zekerheden die inzake accijnzen worden opgelegd aan de erkende entrepothouder en het geregistreerd bedrijf. Het MB van 18 maart 2010 heft het MB van 14 mei 2004 op betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, het verkeer daarvan en de controles daarop. Het MB van 14 mei 2004 blijft echter van toepassing tot 31 december 2010 voor de overbrenging van accijnsgoederen, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 50 (zie hiervoor) van de Wet van 22 december 2009. Alle schorsingsbewegingen vertrekkende vanuit België, moesten tot en met 30 juni 2010 gebeuren onder dekking van het oude schriftelijke AGD-document, conform artikel 23 en 24 van de Wet van 10 juni 1997. De erkende entrepothouder en de erkende afzender hebben tussen 1 april 2010 en 31 december 2010 de keuze tussen het gebruik van het e-AD (elektronisch document) of het papieren AGD-document, met dien verstande dat alle verzendingen die gebeuren met bestemming Denemarken, Griekenland of Polen, verplicht onder het oude AGD (schriftelijk document) dienen te gebeuren tot en met 31 december 2010. Toch raadt de administratieve circulaire (C.D.) 720.04, D.A. 246.199 van 26 maart 2010 de afzenders aan om toch het AGD vergezeld te laten gaan van een gedrukte kopie van het e-AD document. M.b.t. het KB van 17 maart 2010 wensen wij melding te maken van het Verslag aan de Koning: Het KB dat ter ondertekening van Uwe Majesteit wordt voorgelegd, strekt ertoe om maatregelen vast te stellen ter uitvoering van sommige bepalingen van de wet van 22.12.2009 betreffende de algemene regeling inzake de accijnzen. Wanneer het
5 uitvoeringsbepalingen betreft van ondergeschikt belang wordt delegatie verleend aan de Minister van Financiën. Ingevolge de op- en aanmerkingen geformuleerd door de Raad van State en het advies 47.818/1 van 25.2.2010 werd de tekst van het oorspronkelijk ontwerp aangepast teneinde rekening te houden met de genoemde op- en aanmerkingen. Zo zijn maatregelen die oorspronkelijk voorzien waren in het ontwerp van het M.B thans opgenomen in het KB. In dit geval betreft het bepalingen betreffende delegatie waar de Raad van State naar heeft verwezen op bladzijde 5 van het bovenbedoeld Advies. 3 ter) Administratieve circulaire De Administratie van Douane en Accijnzen heeft op zijn internetsite een circulaire geplaatst die gewijd is aan de nieuwe wetgeving (Wet, KB, MB). Deze circulaire is ook uitgegeven onder het volgend document: C.D.720.04, D.A. 246.199 van 26 maart 2010. In deze circulaire geeft de Administratie commentaar op de voornaamste wijzigingen die tussengekomen zijn ten overstaan van de oude wet van 10 juni 1997, het KB van 11 oktober 1997, het KB van 11 mei 2004 en het MB van 14 mei 2004 ter uitvoering van de Wet van 10 juni 1997. 4. Artikelsgewijze bespreking van de Wet van 22 december 2009 (met verwerking van het KB van 17 maart 2010 en het MB van 18 maart 2010) 4.1. Ratione materiae et loci Artikel 2 regelt de draagwijdte van het wetsontwerp en laat op het stuk van de accijnzen het bepaalde in de algemene Wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen onverlet, onder meer m.b.t. de toepasselijke regels bij in- en uitvoer, de bevoegdheden van de ambtenaren en de strafprocedures. De wet slaat op de communautaire accijnsgoederen, d.w.z. de energieproducten en elektriciteit (Wet 27 december 2004), alcohol en alcoholhoudende dranken (Wet 7 januari 1998) en tabaksfabricaten (Wet 3 april 1997). Deze algemene wet moet echter rekening houden met de AWDA dd. 18 juli 1977 voor zover hij betrekking heeft op de accijnzen en met de nationale wetten m.b.t.: - energieproducten en elektriciteit: Programmawet van 27 december 2004 - alcohol en alcoholhoudende producten: Wet van 7 januaria 1998 - tabaksfabricaten: Wet van 3 april 1997. Op 27 februari 2010 is een nieuwe Richtlijn betreffende de accijnzen op de tabaksfabricaten in werking getreden, die een weloverwogen stijging van de tarieven inhoudt (met nieuwe minimatarieven, nl. Richtlijn 2010/12/EU van de Raad van 16 februari 2010 tot wijziging van Richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59/EEG wat betreft de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabricaten en Richtlijn 2008/118/EEG (PB L 50, 27 februari 2010) In België worden daarenboven ook accijnzen geheven op koffie en niet-alcoholische dranken. Ook deze wetgeving is vernieuwd n.a.v. de Wet van 21 december 2009 (B.S., 15/01/2010) en de Wet van 19 mei 2010 – artikel 26 (B.S., 28/05/2010), die de nieuwe regeling van toepassing maken in België vanaf 1 juli 2010. Artikel 3 stelt het belastbaar feit vast van de accijnzen voor accijnsgoederen, nl. hun productie en hun invoer, en vermijdt dat het belastbaar feit verbonden zou zijn aan het overschrijden van de binnengrens.
6 Artikel 4: de douanevoorschriften bij invoer/uitvoer in/uit het douanegebied van de EU zijn van overeenkomstige toepassing op de accijnsgoederen die binnenkomen/buitengaan alsmede op de accijnsgoederen die binnenkomen uit/buitengaan naar de zogenaamde derdelandsgebieden opgesomd in artikel 5, § 1, 4°. Aangezien de schorsingsregelingen van het communautair Douanewetboek (hierna „CDW‟) een passend toezicht garanderen, hoeft voor de accijnzen geen afzonderlijk toezichtsysteem te worden toegepast gedurende de tijd dat op de accijnsgoederen een douaneschorsingsregeling van toepassing is. Artikel 5 beschrijft het geografisch gebied waarin de wet moet worden toegepast en somt ook de derdelandsgebieden op, d.w.z. de gebieden die niet tot het accijnsgebied van de EU behoren. De derdelandsgebieden zijn: de gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: de Canarische eilanden (Spanje) de Franse Overzeese Departementen (Réunion, Guadeloupe, Martinique en Frans Guyana) de Älandeilanden (Finland) de Kanaaleilanden (Verenigd Koninkrijk) de gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: het eiland Helgoland (Duitsland) het gebied Büsingen (Duitsland) Ceuta (Spanje) Melilla (Spanje) Livigno (Italië) Campione d‟Italia de Italiaanse wateren van het Luganomeer Met het EU-accijnsgebied gelijkgestelde gebieden De overbrenging van accijnsgoederen met als herkomst of bestemming: a) het Vorstendom Monaco wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming Frankrijk behandeld; b) Jungholz en Mittelberg (Kleines Walsertal) wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming de Bondsrepubliek Duitsland behandeld; c) het eiland Man wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming het Verenigd Koninkrijk behandeld; d) San Marino wordt als een overbrenging met als herkomst of bestemming Italië behandeld; e) de zones te Akrotiri en Dhekelia die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen, worden als overbrenging met als herkomst of bestemming Cyprus behandeld. De wet omschrijft tevens een aantal cruciale definities 1° lidstaat en grondgebied van een lidstaat Het grondgebied van een lidstaat van de Gemeenschap waarop het Verdrag overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is – met uitzondering van de hierboven genoemde derdelandsgebieden. 2° gemeenschap en grondgebied van gemeenschap:
7 Het geheel van de grondgebieden van de lidstaten. 3° derde land: elke staat of elk grondgebied waarop het Verdrag niet van toepassing is. 4° derdelandsgebieden de gebieden die deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: de Canarische eilanden (Spanje) de Franse Overzeese Departementen (Réunion, Guadeloupe, Martinique en Frans Guyana) de Älandeilanden (Finland) de Kanaaleilanden (Verenigd Koninkrijk) de gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: het eiland Helgoland (Duitsland) het gebied Büsingen (Duitsland) Ceuta (Spanje) Melilla (Spanje) Livigno (Italië) Campione d‟Italia de Italiaanse wateren van het Luganomeer 5° douaneschorsingsregeling: iedere in het CDW vastgestelde bijzondere procedure inzake douanetoezicht ter zake van niet-communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, tijdelijke opslag, vrije zones of vrije entrepots en andere schorsingsregelingen. 6° accijnsschorsingsregeling is de belastingregeling die geldt voor het onder schorsing van accijnzen produceren, verwerken, voorhanden hebben en overbrengen van niet onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen. 7° invoer van accijnsgoederen: het hier te lande binnenbrengen van accijnsgoederen die bij hun binnenkomst niet onder een douaneschorsingsregeling worden geplaatst, alsmede het vrijgeven van onder een douaneschorsingsregeling geplaatste accijnsgoederen; 8° erkend entrepothouder: de natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, werd gemachtigd om in het kader van zijn bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een schorsingsregeling in een belastingentrepot te produceren, te verwerken, voorhanden te hebben, te ontvangen of te verzenden. 9° belastingentrepot: iedere plaats waar de erkend entrepothouder bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling produceert, verwerkt, voorhanden heeft, ontvangt of verzendt, zulks onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden. 10° geregistreerde geadresseerde: een natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, gemachtigd is om bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen in ontvangst te nemen die vanuit een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht. PS/ deze persoon komt in de plaats van het geregistreerde bedrijf onder de Wet van 10 juni 1997 11° geregistreerde afzender: een natuurlijke of rechtspersoon die door de ambtenaar, die door de Koning werd aangewezen, onder de door deze laatste gestelde voorwaarden, gemachtigd is om, bij de bedrijfsuitoefening accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling te verzenden wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht.
8 Deze “speler” is nieuw in het schorsingsverkeer. Deze figuur bestond niet onder de oude Wet van 10 juni 1997. Het in het vrije verkeer brengen veronderstelt invoer vanuit een derde land of derdelandsgebied dat niet tot het douanegebied van de EU behoort. 4.2. Tijdstip en plaats van verschuldigdheid – accijnsschuldenaars – bevoegdheid tot invordering Artikel 6 en 7: de verschuldigdheid van de accijnzen is gebonden aan het in verbruik stellen; onderhavige bepalingen verduidelijken wanneer accijnsgoederen in het verbruik worden gesteld en wie alsdan tot voldoening van de accijnzen gehouden is. Gelet op het feit dat de accijnzen belastingen zijn op het verbruik van bepaalde goederen, worden geen accijnzen geheven op accijnsgoederen die in bepaalde omstandigheden worden vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan. Onder “uitslag tot verbruik” wordt verstaan: a) het indienen van een aangifte van uitslag tot verbruik (ACC 4); b) het onttrekken met inbegrip van het onregelmatig onttrekken, van accijnsgoederen aan een accijnsschorsingsregeling; c) het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over die goederen geen accijnzen zijn geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het gemeenschapsrecht en de nationale wetgeving; d) de productie met inbegrip van onregelmatige productie, van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling; e) de invoer met inbegrip van onregelmatige invoer in het accijnsgrondgebied van de EU, behoudens indien de accijnsgoederen bij invoer onmiddellijk onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst. Het tijdstip van de uitslag tot verbruik is: - het moment van de uitslag tot verbruik in het land / het tijdstip waarop de gevallen zich voordoen die gelijkgeschakeld zijn met “uitslag tot verbruik”; - het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geregistreerde geadresseerde (die de accijnsgoederen ontvangt dewelke hem werden verzonden vanuit een andere lidstaat); - het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde (die de goederen verkrijgt verzonden vanuit een andere lidstaat); - het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering (de Koning kan de voorwaarden vaststellen waaronder accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht vanuit een andere lidstaat naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier te lande, wanneer die plaats is aangewezen door een in België gevestigde erkend entrepothouder of geregistreerde geadresseerde). Wij verwijzen in dit verband o.a. naar de figuur van de geregistreerde afzender; - het tijdstip waarop door de douane de algehele vernietiging/het onherstelbaar verlies van de accijnsgoederen werd vastgesteld, als een en ander niet veroorzaakt is door een oorzaak die verband houdt met de aard van de goederen/het gevolg is van niet te voorziene omstandigheden of overmacht; PS/ als de algehele vernietiging/het onherstelbaar verlies van accijnsgoederen, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, te wijten is aan een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel het gevolg is van niet te voorziene omstandigheden of overmacht, wordt dit niet aangemerkt als uitslag tot verbruik; - het tijdstip waarop een onregelmatigheid of inbreuk wordt gepleegd die door de wet gekwalificeerd wordt als een “onttrekking”, die gelijkstaat met een uitslag in het verbruik.
9
De personen die gehouden zijn tot het betalen van de verschuldigde accijnzen zijn: a) de persoon die de aangifte tot uitslag in het verbruik opstelt / ondertekent / indient als vertegenwoordiger van de opsteller / ondertekenaar; b) in geval van onttrekking aan een accijnsschorsingsregeling: in voorkomend geval de erkend entrepothouder, de geregistreerde geadresseerde of enig ander persoon die de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling onttrekt of voor wiens rekening de accijnsgoederen aan de accijnsschorsingsregeling worden onttrokken of, in geval van onregelmatige uitslag uit het belastingentrepot, elke persoon die bij de uitslag betrokken is geweest; bij een onregelmatigheid tijdens een overbrenging van accijnsgoederen die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst: in voorkomend geval de erkend entrepothouder, de geregistreerde afzender of de persoon die zekerheid heeft gesteld; alsmede alle personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest, op voorwaarde dat de administratie kan bewijzen dat deze personen wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze is geschied; c) in geval van het voorhanden hebben van accijnsgoederen buiten een accijnsschorsingsregeling (wanneer over die goederen nog geen accijnzen zijn geheven): de persoon die de accijnsgoederen voorhanden heeft of enig ander persoon die bij dergelijk voorhanden hebben, betrokken is geweest; d) in geval van een productie van accijnsgoederen, inclusief een onregelmatige productie, buiten een accijnsschorsingsregeling: de persoon die de accijnsgoederen produceert of, in geval van onregelmatige productie, enig ander persoon die bij dergelijke productie betrokken is geweest; e) in geval van invoer, inclusief onregelmatige invoer: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft, of, voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven, of, in geval van onregelmatige invoer, enig ander persoon die bij dergelijke invoer betrokken was. Alhoewel de wet (artikel 7, § 1, a) alleen in het geval van een onregelmatige overbrenging van accijnsgoederen, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, het weten of het redelijkerwijze hebben moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze is geschied, als voorwaarde stelt om de personen die bij de onregelmatige onttrekking betrokken zijn geweest, te kunnen aanspreken in betaling van een accijnsschuld, is de auteur van deze commentaar van oordeel dat ook deze voorwaarde dient vervuld te worden in de andere gevallen nl. in de gevallen van onttrekking aan de accijnsschorsingsregeling , het onregelmatig voorhanden hebben, onregelmatige productie, onregelmatige invoer. O.i. moet in elk geval waarin de douane personen die betrokken geweest zijn bij de onregelmatigheid en die zij betaling aanspreekt, kunnen aantonen dat deze personen op de hoogte waren / op de hoogte moesten zijn van de gepleegde onregelmatigheid. Deze voorwaarde geldt “in de regel” niet voor de erkende entrepothouder die principieel instaat voor de zuivering van het accijnsgeleidedocument en de correcte beëindiging van het schorsingsstelsel. Er zijn evenwel, zelfs dan, mogelijkheden voor deze entrepothouder om te ontkomen aan deze loodzware verantwoordelijkheid.
10 Artikel 7 § 2 stelt wettelijke hoofdelijkheid in tussen de diverse accijnsschuldenaren voor eenzelfde accijnsschuld. Artikel 8 hangt samen met artikel 39 en bespreekt de fiscale behandeling en de bevoegdheidsregeling bij onregelmatigheden, vastgesteld bij een overbrenging van accijnsgoederen onder de schorsingsregeling. Zo wordt verduidelijkt dat de accijnzen verschuldigd zijn in de lidstaat waar de in de uitslag tot verbruik resulterende onregelmatigheid werd begaan, of, indien niet is vast te stellen waar de onregelmatigheid werd begaan, in de lidstaat waar zij is vastgesteld. Indien de accijnsgoederen niet op hun plaats van bestemming zijn aangekomen en de plaats van de onregelmatigheid alsdan niet is vastgesteld, wordt ervan uitgegaan dat de onregelmatigheid werd begaan in de lidstaat van waar de accijnsgoederen werden verzonden. Dit artikel legt een aantal wettelijke vermoedens vast. De vraag die zich stelt is of het laatste vermoeden geen weerlegbaar vermoeden inhoudt (juris tantum), aangezien de afzender in de mogelijkheid moet worden gesteld door het kantoor van vertrek om vooralsnog de plaats van de gepleegde onregelmatigheid aan te duiden – zie verder punt 5. Artikel 8 onderscheidt een aantal gevallen, namelijk: a) indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, in België een onregelmatigheid plaatsvond, die resulteerde in (of krachtens de wet aanzien wordt als) een uitslag tot verbruik, vindt de uitslag tot verbruik in België plaats; b) indien tijdens een overbrenging van accijnsgoederen, die geplaatst zijn onder een accijnsschorsingsregeling in België, een onregelmatigheid plaatsvond die resulteerde in (of door de wet wordt aanzien als) een uitslag tot verbruik en, indien niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, wordt de onregelmatigheid geacht in België te hebben plaatsgevonden op het tijdstip waarop de onregelmatigheid in België werd vastgesteld; c) indien de accijnsgoederen die werden overgebracht onder een accijnsschorsingsregeling niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid kon worden vastgesteld / gelokaliseerd, die resulteerde in (of door de wet wordt aanzien als) een uitslag tot verbruik, wordt de onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat van verzending en op het tijdstip van de aanvang van de overbrenging. In artikel 8 zijn enkel de onregelmatigheden geviseerd die zich voordoen tijdens een overbrenging van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling. In § 6 van artikel 8 omschrijft de wet wat men dient te verstaan onder “onregelmatigheid”. Een onregelmatigheid in de zin van de wet is elke situatie die zich tijdens een overbrenging van accijnsgoederen, die onder een accijnsschorsingsregeling zijn geplaatst, voordoet en die tot gevolg heeft dat die overbrenging geheel of gedeeltelijk niet regelmatig kan worden beëindigd. Bedoeld zijn de gevallen waarin de accijnsschorsingsregeling niet regelmatig kan worden beëindigd, d.w.z. in de gevallen waarin de geadresseerde de accijnsgoederen niet regelmatig in ontvangst heeft kunnen nemen of de accijnsgoederen, die bestemd waren voor uitvoer, het grondgebied van de Gemeenschap niet hebben verlaten.
11 Artikel 39 handelt enkel over de onregelmatigheden die gebeurd zijn tijdens de overbrenging van accijnsgoederen die reeds in een andere lidstaat tot verbruik zijn uitgeslagen. Artikel 39 onderscheidt volgende gevallen : a) in geval in België een onregelmatigheid plaatsvond tijdens de overbrenging van accijnsgoederen die reeds in een andere lidstaat tot verbruik waren uitgeslagen en die gekocht waren door een persoon die in België is gevestigd, die geen erkend entrepothouder noch een geregistreerde geadresseerde is en die door de verkoper of voor diens rekening rechtstreeks of onrechtstreeks naar België waren gezonden: de accijnzen zijn in België verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die voor de betaling van de accijnzen zekerheid heeft gesteld, of door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest. PS/ dergelijke levering in België (ook al verloopt deze normaal) geeft in België aanleiding tot verschuldigdheid van de Belgische accijnzen. b) in geval in België een onregelmatigheid plaatsvond tijdens een overbrenging van accijnsgoederen die verzonden zijn vanuit een andere lidstaat alwaar die goederen tot verbruik zijn uitgeslagen en die hier in België voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden om hier te worden geleverd / verbruikt: de Belgische accijnzen zijn verschuldigd door de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die voor de betaling van de accijnzen zekerheid heeft gesteld of door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest. PS/ ook indien er zich in dergelijk geval geen onregelmatigheid voordeed, zijn de Belgische accijnzen verschuldigd in hoofde van de persoon die de levering verricht heeft, de persoon die de voor de levering bestemde goederen voorhanden heeft en door de persoon aan wie de goederen werden geleverd. c) indien in België een onregelmatigheid werd vastgesteld tijdens een overbrenging van accijnsgoederen (in de gevallen zoals bedoeld in a) of b) hierboven), en die goederen zijn verzonden vanuit een andere lidstaat alwaar zij tot verbruik werden uitgeslagen en niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, worden deze onregelmatigheden krachtens de wet geacht te hebben plaatsgevonden in België en zijn de Belgische accijnzen verschuldigd door de natuurlijke of de rechtspersoon die voor de betaling van de accijnzen zekerheid heeft gesteld of door eenieder die bij de onregelmatigheid betrokken is geweest; d) indien een onregelmatigheid werd begaan in een andere lidstaat dan die waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen en de onregelmatigheid is gebeurd tijdens de overbrenging in de gevallen geciteerd onder a) en b) hierboven, en die goederen zijn verzonden ter bestemming van België, zijn de accijnzen verschuldigd in de lidstaat waar de onregelmatigheid plaatsvond. De accijnzen moeten in dergelijk geval in de lidstaat waar de onregelmatigheid plaatsvond, worden ingevorderd en na invordering wordt de aanvankelijk gestelde zekerheid vrijgegeven. e) indien een onregelmatigheid werd vastgesteld in een andere lidstaat dan die waar de accijnsgoederen tot verbruik zijn uitgeslagen en de onregelmatigheid is gebeurd tijdens een overbrenging van de accijnsgoederen in de gevallen bedoeld in a) en b) hierboven, en die accijnsgoederen zijn verzonden ter bestemming van België, maar niet kan worden vastgesteld waar de onregelmatigheid plaatsvond, wordt deze onregelmatigheid geacht te hebben plaatsgevonden in de lidstaat waar de onregelmatigheid werd vastgesteld. Het zijn de accijnzen van deze lidstaat die verschuldigd zijn.
12 Enkel deze lidstaat kan die accijnzen invorderen. Na invordering wordt de aanvankelijk gestelde zekerheid vrijgegeven. Artikel 39 hanteert dezelfde definitie van “onregelmatigheid” als artikel 8. Tenslotte weze eraan herinnerd dat de accijnzen zijn verschuldigd aan de voorwaarden en aan het tarief van kracht op de datum van de uitslag tot verbruik c.q. de datum van de onregelmatigheid die door de wet aanzien wordt als een uitslag tot verbruik. 4.3. Terugbetaling en kwijtschelding Van “terugbetaling” kan er enkel sprake zijn als er voordien is betaald. Als de accijnsschuld reeds geboekt is maar nog niet betaald werd, is er sprake van “kwijtschelding”. Het boeken van een accijnsschuld gebeurt volgens een nationaal rechtelijke regeling, die door de Belgische administratie van douane en accijnzen is vastgelegd in de instructie comptabiliteit. In de accijnswet wordt deze materie besproken in artikel 9 tot en met 12, in het MB in artikel 18 e.v. (hoofdstuk XII). Wie een terugbetaling van accijns m.b.t. in België in verbruik gestelde producten wil verkrijgen, moet een schriftelijke aanvraag indienen bij de ambtenaar die het (hulp)kantoor beheert waar de accijns werd voldaan of geboekt. Die aanvraag moet verplichte gegevens bevatten (art. 18, § 1, MB 18 maart 2010). Indien de aanvrager niet zelf de accijns heeft betaald, moet hij bij de aanvraag tot terugbetaling een volmacht voegen uitgaande van de persoon die deze belasting werkelijk heeft betaald, en die hem uitdrukkelijk machtigt het terug te betalen bedrag rechtstreeks te ontvangen. De aanvraag tot terugbetaling van accijns m.b.t. de uit te voeren accijnsgoederen moet minstens 5 werkdagen vóór de voorziene datum van uitvoer worden ingediend. Het MB van 18 maart 2010 bepaalt ook nog de indieningtermijn voor de aanvraag tot terugbetaling van accijns in de gevallen bedoeld in artikel 9, § 1 van de Wet van 22 december 2009. Het betreft hier het geval waarin de accijnzen werden betaald in het land van herkomst door een commerciële operator die deze accijnsgoederen invoert in een andere lidstaat, waar hij nogmaals de accijnzen moet betalen. De accijnzen, betaald in het land van herkomst of vertrek (die eerst betaald werden), kunnen worden terugbetaald als de operator aantoont dat ze in de aankomststaat zijn betaald. Zij kunnen worden kwijtgescholden als de operator aantoont dat zij in de aankomststaat werden geboekt. De administrateur douane en accijnzen bepaalt de modaliteiten voor het onderzoek en de behandeling van de terugbetalingen voorzien in hoofdstuk II, afdeling 2 van de Wet van 22 december 2009. Artikel 9 tot en met 12 behandelen enerzijds de terugbetaling van de accijnzen in de gevallen zoals voorzien in artikel 11 van de Richtlijn, en anderzijds, overeenkomstig het subsidiariteitsprincipe waarvan sprake in voornoemd artikel, de terugbetaling van accijnzen in de gevallen voorzien op nationaal vlak. Zo houden, met het oog op de overeenstemming tussen de douanereglementering inzake terugbetalingen, in de beschreven gevallen van terugbetaling namelijk rekening met de volgende douanebepalingen : - artikel 236 van het CDW - artikelen 878,879 en 898 van het TCDW
13 Tevens werd voorzien dat geen terugbetaling kan worden overwogen indien het desbetreffende bedrag aan accijnzen door belanghebbende opzettelijk (i.e. met frauduleuze bedoeling) werd betaald. Deze bepaling komt overeen met die welke voorkomt in artikel 236, § 1, 3° alinea. Ter zake wordt hier onder “frauduleuze handeling” verstaan het door de betrokkene vrijwillig betalen van een bedrag aan accijnzen dat wettelijk niet verschuldigd was. Van terugbetaling / kwijtschelding kan enkel sprake zijn als de accijnsgoederen voordien werden uitgeslagen tot verbruik. De accijnswet onderscheidt volgende gevallen van terugbetaling en kwijtschelding: a) de gevallen bedoeld in de specifieke wettelijke bepalingen betreffende de energieproducten, elektriciteit, alcohol en alcoholhoudende dranken en tabaksfabricaten. De verkoper zal het bewijs moeten leveren t.a.v. de Administratie dat, voorafgaand aan de verzending, er een voldoende zekerheid is gesteld voor de betaling van de Belgische accijnzen. b) accijnsgoederen waarop in een andere lidstaat de aldaar verschuldigde accijnzen werden gekweten of geboekt en die in België werden geleverd voor commerciële doeleinden: onder bepaalde voorwaarden kunnen de accijnzen (betaald of geboekt) in de verzendingslidstaat worden terugbetaald / kwijtgescholden; c) accijnsgoederen die in België in het verbruik werden uitgeslagen en die voor commerciële doeleinden werden geleverd in een andere lidstaat: onder bepaalde voorwaarden kunnen de Belgische accijnzen worden terugbetaald / kwijtgescholden. Als de Belgische accijnzen werden voldaan via Belgische fiscale merktekens of herkenningstekens (de zogenaamde tabaksbandjes), is de terugbetaling afhankelijk van het overleggen aan de Administratie van het bewijs dat die tekens werden verwijderd of vernietigd. De Belgische verkoper zal aan de Administratie het bewijs moeten leveren dat hij voorafgaand aan het verzenden van die goederen naar de lidstaat van bestemming, zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de accijnzen verschuldigd in de bestemmingslidstaat en dat hij een boekhouding voert van de levering van de accijnsgoederen2. d) accijnzen waarvoor wordt aangetoond dat op het ogenblik van de betaling of boeking, betrekking hebbende op accijnsgoederen waarvoor geen accijnzen verschuldigd zijn, om welke reden dan ook het bedrag dat is betaald of geboekt, hoger is dan hetgeen wettelijk mocht worden geïnd / geboekt; e) accijnsgoederen die op last van de overheid werden vernietigd; f)
accijnsgoederen die bij vergissing ten verbruik werden aangegeven;
g) accijnsgoederen die worden uitgevoerd; in dit geval moet de afzender vóór de verzending aan de douane een verzoek om terugbetaling indienen en aantonen dat de accijnzen werden voldaan. Dergelijke aanvraag moet principieel worden ingediend binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum van de geldigmaking van de aangifte ten verbruik. In uitzonderlijke gevallen en mits gegronde reden mag de Administratie toestaan dat deze termijn wordt overschreden. De uitvoer moet geschieden onder dekking van een elektronisch administratief document en de afzender moet aan de douane het 2
O.i. is de Nederlandstalige tekst van artikel 37 § 5 niet duidelijk. Enkel de Franstalige tekst geeft de nodige verduidelijking.
14 “bericht van uitvoer” kunnen douanekantoor van uitvoer.
voorleggen,
behoorlijk
geviseerd
door
het
Terugbetaling / kwijtschelding gebeurt slechts op verzoek van de persoon die de accijnzen heeft voldaan of aan de persoon die hem in zijn rechten en verplichtingen heeft opgevolgd of aan hun vertegenwoordiger. Voor 10 EUR en minder wordt geen terugbetaling toegestaan. 4.4. Vrijstellingen Deze materie is bepaald in artikel 13 tot en met 17 van de accijnswet, die volgende gevallen onderscheidt: a) vrijstelling inzake accijnzen op accijnsgoederen die worden geleverd aan diplomaten, consulaire ambtenaren, strijdkrachten en instellingen bedoeld in artikel 20, 7° tot en met 12° van de AWDA. Deze instanties zijn gemachtigd om accijnsgoederen te ontvangen onder een accijnsschorsingsregeling als de accijnsgoederen herkomstig zijn uit andere lidstaten en mits de zending gebeurt onder dekking van hetzij een accijnsgeleidedocument (= begeleidingsdocument van artikel 26 van de accijnswet), hetzij van een document voor een douaneschorsingsregeling, mits dit document vergezeld gaat van een certificaat van vrijstelling. b) de accijnsgoederen die door taxfree shops zijn geleverd en worden meegevoerd in de persoonlijke bagage van reizigers die zich naar een derde land of derdelandsgebied begeven door de lucht of over de zee. Een “taxfree shop” is een belastingentrepot gelegen in een luchthaven of haven. De reiziger die zich naar een derdelandsgebied of derde land begeeft, moet in het bezit zijn van een bewijs van vervoer door de lucht of over zee waarop als eindbestemming een in een derdelandsgebied of derde land gelegen luchthaven of haven is vermeld. c) goederen die aan boord van een luchtvaartuig of een schip worden geleverd tijdens een vlucht / overtocht naar een derdelandsgebied of een derde land. d) er zijn geen accijnzen verschuldigd voor accijnsgoederen die door particulieren werden verkregen voor hun eigen behoeften en die door henzelf worden vervoerd, op voorwaarde dat de accijnzen werden geheven in de lidstaat waar de accijnsgoederen werden verkregen (aangekocht). Om vast te stellen of deze accijnsgoederen bestemd zijn voor de eigen behoeften van de particulier, houdt de wet rekening met een aantal elementen, nl. de commerciële status en de beweegredenen van diegene die de accijnsgoederen voorhanden heeft / de plaats waar de accijnsgoederen zich bevinden / de gebruikte vervoerswijze / elke document betreffende de accijnsgoederen / de aard van de accijnsgoederen / de hoeveelheid accijnsgoederen. Boven bepaalde indicatieve limieten komt het de particulier toe om te bewijzen dat hij deze goederen heeft aangekocht voor eigen behoeften. Deze limieten zijn de volgende: 1. voor tabaksproducten: a. sigaretten: 800 stuks b. cigarillo‟s (sigaren met een maximumgewicht van 3 gram per stuk: 400 stuks) c. sigaren: 200 stuks d. rooktabak: 1 kilogram 2. voor alcoholhoudende dranken: a. gedistilleerde dranken: 10 liter b. tussenproducten: 20 liter c. wijn: 90 liter (waarvan maximum 60 liter mousserende wijn)
15 d. bier: 110 liter O.i. gaat deze vrijstelling verloren als de particulier de aldus verkregen en vervoerde goederen in de bestemmingsstaat (België) verkoopt of gratis afstaat. e) accijnsgoederen die als geschenk door een in een andere lidstaat gevestigde particulier aan een in België gevestigde andere particulier worden gezonden, mits de geschenken bestemd zijn voor de eigen behoeften van de particulier en door de ontvanger geen enkele rechtstreekse of onrechtstreekse tegenprestatie wordt geleverd en deze zending als geheel uitzonderlijk wordt ervaren door de Administratie. f)
energieproducten die in andere lidstaten reeds tot verbruik zijn uitgeslagen en die hier ten lande worden vervoerd door particulieren of voor hun rekening, op voorwaarde dat het vervoer niet gebeurt op een atypische wijze. Onder “vervoer op een atypische wijze” wordt verstaan: het vervoer van brandstoffen anders dan in de tank van voertuigen of in een passend reserveblik, vloeibare verwarmingsproducten anders dan in tankwagens, die voor rekening van bedrijven worden gebruikt.
g) toleranties Indien de accijnsgoederen in bulk worden vervoerd, en er een verschil wordt vermeld in vak 7 a) en b) van het bericht van ontvangst (e-AD document) (tabel 6, bijlage I, EG Verordening 684/2009), wordt deze beweging als regelmatig aangemerkt en worden er in hoofde van de afzender geen accijnzen ingevorderd, op voorwaarde evenwel dat er: (1) geen enkel vermoeden van fraude bestaat, en voor zover (2) het vastgestelde verschil niet groter is dan: benzine: 0,4 % kerosine en gasolie: 0,3 % zware stookolie: 0,2 % vloeibaar petroleumgas: 2 % alle andere accijnsgoederen (exc. gefabriceerde tabak): 0,5 % Bij grotere verschillen of bij verschillen bij tabak wordt door de douane een brief gezonden naar de afzender, conform KB 17.3.2010 (art. 2) 4.5. Productie, verwerking en voorhanden hebben in een belastingentrepot Deze materie wordt bepaald in artikel 18 en 19 van de accijnswet, hoofdstuk III van het KB van 17 maart 2010 en hoofdstuk IV van het MB van 18 maart 2010. Elke productie, verwerking of voorhanden hebben buiten een belastingentrepot verliest het voordeel van de schorsing van de accijnzen. Om een belastingentrepot uit te baten dient de aanvrager een vergunning “erkend entrepothouder” aan te vragen en te bekomen, en dient de erkend entrepothouder een zekerheid te stellen en te voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in de vergunning. Voor ieder belastingentrepot moet een boekhouding worden gevoerd van de voorraden en overbrenging van accijnsgoederen. Accijnsgoederen moeten op elk verzoek van de douane worden vertoond en elke controle van de douane moet worden toegelaten.
16 De zekerheid beloopt 10 % van de accijnzen m.b.t. de accijnsgoederen die geproduceerd / verwerkt en voorhanden zijn in het belastingentrepot. Om de risico‟s te dekken die zijn verbonden aan het verzenden van accijnsgoederen te lande of naar een andere lidstaat onder een accijnsschorsingsregeling, moet er een bijkomende zekerheid worden gesteld die kan oplopen tot 100 % van de accijnzen in het spel. Bij intracommunautair verkeer over zee of door vaste pijpleidingen van energieproducten, kan de Koning onder door hem vast te leggen voorwaarden, de erkend entrepothouders van verzending ontheffen van de borgstellingverplichting. De wet legt evenwel een maximumbedrag van 9 miljoen euro op. Aan de Koning werd de bevoegdheid gegeven om de gevallen te bepalen waarin de vervoerder of de eigenaar van de accijnsgoederen in de plaats kan treden van de erkend entrepothouder voor het stellen van een zekerheid. De Koning maakte van deze bevoegdheid gebruik als volgt: na akkoord van het Accijnscomité zijn de procedures, die voorzien zijn in de artikelen 26 tot en met 32 van de Wet van 22 december 2009 ook van toepassing op de overbrenging van accijnsgoederen zoals voorzien in artikel 20, 11° van de algemene Wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen. De erkend entrepothouder schrijft de accijnsgoederen die hij produceert, verwerkt, ontvangt of verzendt, onmiddellijk in zijn boekhouding in. Deze inschrijving verwijst naar de elektronische administratieve en commerciële documenten die op de productie, de verwerking, de ontvangst of de verzending betrekking hebben. Bij de uitslag tot verbruik geldt de inschrijving in de boekhouding als inverbruikstelling. Ook bij de uitslag van tabaksfabricaten, bekleed met Belgische fiscale kentekens, geldt deze inschrijving als inverbruikstelling. De geregistreerde afzender schrijft de accijnsgoederen die hij in het vrije verkeer brengt, onmiddellijk in zijn boekhouding in. Accijnsgoederen, uitgeslagen ten verbruik met vrijstelling van accijns, worden uit het belastingentrepot uitgeslagen onder dekking van het document 136F. Een model van dit document zit, samen met een toelichting voor het invullen ervan, als bijlage bij het MB van, 22 juli 1998 over de aangiften inzake douane en accijnzen (bijlagen XI en XII). Indien motorbrandstoffen (voor voertuigen die op de openbare weg rijden) worden aangegeven voor de uitslag ten verbruik met vrijstelling van accijns, dan worden, met het oog op het document 136 F, elektronische kaarten aangemaakt waarmee wordt getankt aan pompstations (art.39 MB 27 oktober 2005 over de belasting van energieproducten en elektriciteit). De vrijstelling van accijnzen wordt verleend via een terugbetaling. De administrateur van douane en accijnzen bepaalt de voorwaarden voor het gebruik en de aflevering van de elektronische kaarten en de modaliteiten voor het bekomen van de terugbetaling. Accijnsgoederen, aangegeven voor de uitslag ten verbruik met vrijstelling van accijns, worden uit het belastingentrepot uitgeslagen onder dekking van het tweede exemplaar van het vrijstellingscertificaat (EG Verordening nr 31/96). De Administrateur van douane en accijnzen kan het gebruik van bijkomende exemplaren van dit certificaat opleggen. Accijnsgoederen die in een belastingentrepot zijn opgeslagen, kunnen in aanwezigheid van douaneambtenaren worden vernietigd. De vernietigde hoeveelheden worden in mindering gebracht in de boekhouding van de erkend entrepothouder.
17 Bij verzending van accijnsgoederen onder de accijnsschoringsregeling brengt de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender de hoeveelheid goederen, vermeld in vak 17,d) van het elektronisch administratieve document, in mindering van de voorraden en de overbrengingen in zijn boekhouding. De geadresseerde neemt, bij ontvangst van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling, de werkelijk ontvangen hoeveelheden goederen in last van de voorraden en de overbrengingen in zijn boekhouding. De administrateur van douane en accijnzen kan de geadresseerde bijkomende formaliteiten opleggen om een eventuele controle door de ambtenaren bij aankomst van die producten mogelijk te maken. Bij het verlaten van een accijnsschorsingsregeling wordt de aangifte ten verbruik ingediend bij het hulpkantoor: door de erkend entrepothouder, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van de uitslag tot verbruik van de accijnsgoederen uit het belastingentrepot; door de geregistreerde geadresseerde, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen. Indien het accijnstarief gedurende de week wijzigt, moeten er twee aangiften ten verbruik worden ingediend. De administrateur van douane en accijnzen kan toestaan dat de aangifte ten verbruik maandelijks wordt ingediend. De zekerheid die de erkend entrepothouder of de geregistreerde afzender moet stellen, wordt vastgesteld op 100 % van de accijnzen die zijn verschuldigd op de hoeveelheid goederen die gemiddeld gedurende twee weken van normale activiteit wordt overgebracht. Deze zekerheid is bestemd om de risico‟s te dekken verbonden aan het overbrengen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling. Bij een bestendige stijging van de overbrengingen onder de accijnsschorsingsregeling kan de zekerheid worden beperkt tot 30 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid goederen die gemiddeld gedurende één week van normale activiteit wordt overgebracht. Dit op aanvraag en voor zover de erkend entrepothouder en de geregistreerde afzender in een gezonde financiële situatie verkeren. Een geregistreerde geadresseerd moet een zekerheid stellen van 100 % van de accijnzen die verschuldigd zijn op de hoeveelheid accijnsgoederen die gemiddeld gedurende twee weken van normale activiteit wordt ontvangen onder een schorsingsregeling vanuit andere lidstaten, met een minimum van 500 EUR. Ook hier kan bij een bestendige stijging van de overbrengingen onder de accijnsschorsingsregeling de zekerheid worden beperkt tot 30 %. De erkend entrepothouder die het Centraal Europees Pijpleidingennet van de NAVO (CEPS) exploiteert, is vrijgesteld van het stellen van de zekerheid (art. 19, § 2, 2° Wet 22 december 2009). Indien de erkend entrepothouder of geregistreerde afzender voor of na het afleveren van zijn vergunning een overtreding heeft begaan, kan de gewestelijke directeur der douane en accijnzen het bedrag van de zekerheid op 50 % brengen van het bedrag van de accijnzen m.b.t. de goederen die geproduceerd, verwerkt of voorhanden zijn in het belastingentrepot. Dit percentage wordt behouden voor een proefperiode van één jaar, te rekenen vanaf de dag van aanvaarding van de zekerheid door het enig kantoor. Indien tijdens de proefperiode een onregelmatigheid of overtreding wordt vastgesteld, kan de directeur de zekerheid verhogen tot 100 %. Elke verhoging van de zekerheid moet worden gesteld binnen de tien dagen na de betekening door de directeur van de beslissing aan de erkend entrepothouder. De zekerheid voor de betaling van de accijnzen bij afstandverkopen (art 37, § 3, a) Wet 22 december 2009) mag niet minder bedragen dan 500 EUR. Het KB van 17 maart 2010 bevat
18 ook de voorwaarden voor het rechtstreeks afleveren van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling (art.16). De Minister van Financiën bepaalt de modaliteiten voor het voldoen van de accijnzen door de geregistreerde geadresseerde. Hij bepaalt ook de vorm en de inhoud van de aanvraag om een vergunning van erkend entrepothouder, samen met de na te komen formaliteiten en legt de vorm en inhoud van de vergunningen vast. 4.6. Overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen Deze materie is in de accijnswet bepaald in de artikelen 20 tot en met 34. 4.6.1. Algemeen Accijnsgoederen kunnen, voordat zij in het verbruik worden gesteld op het grondgebied van de Gemeenschap, onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht. Die overbrenging moet geschieden met vertrek vanuit een belastingentrepot naar verschillende bestemmingen, met name naar andere belastingentrepots en naar voor de toepassing van deze wet daarmee gelijkgestelde plaatsen. Het overbrengen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling van de plaats van invoer naar de bestemming voorzien in de eerste alinea, moet eveneens worden toegestaan. Bepalingen worden vastgesteld m.b.t. de status van de persoon die toestemming heeft gekregen om accijnsgoederen vanaf die plaats van invoer te verzenden, zonder dat hij die goederen voorhanden mag hebben. Het wordt aan de Minister van Financiën overgelaten om de gevallen te bepalen waarin de vervoerder of de eigenaar van accijnsgoederen in de plaats kan treden van de geregistreerde afzender voor het stellen van de zekerheid. De Minister mag eveneens de geregistreerde afzenders van energieproducten via de waterweg of via pijpleidingen, ontslaan van het stellen van de voorziene zekerheid. Teneinde rekening te houden met de economische realiteit wordt er met betrekking tot de directe levering (levering rechtstreeks uitgevoerd bij de uiteindelijke klant zonder dat de goederen in de installaties van de geadresseerde inzake accijnzen worden gelost) gebruik gemaakt van de facultatieve bepalingen voorzien in artikel 17, lid 2 van de Richtlijn. Met het oog op de inning van de belastingen volgens de door de lidstaten vastgestelde tarieven, is het van belang dat de Administratie de overbrenging van accijnsgoederen kan volgen d.m.v. een specifiek toezichtsysteem. Daartoe behoort het geautomatiseerde systeem te worden gebruikt dat is ingesteld bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen. In vergelijking met een op papier gebaseerd systeem wordt door dat geautomatiseerd systeem de afhandeling van de vereiste formaliteiten bespoedigd en het toezicht op de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen vergemakkelijkt. Artikel 26 stelt onder meer de na te komen elektronische procedure vast, teneinde de Administratie in kennis te stellen van de aanvang van een overbrenging van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling. Bovendien stelt het de wijze vast waarop deze informatie, na validatie, wordt bezorgd aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat betrokken bij de overbrenging.
19 Artikelen 30 en 31 stellen de te volgen procedures vast in geval van niet-beschikbaarheid van het geautomatiseerd systeem, zowel in de lidstaat van vertrek als in de lidstaat van bestemming of uitvoer. 4.6.2. Toegelaten bewegingen (overbrengingen) onder een accijnsschorsingsregeling in België De toegelaten bewegingen zijn: a) van een belastingentrepot (hetzij in België gelegen, hetzij in een andere lidstaat gelegen) naar: een ander belastingentrepot (hetzij in België, hetzij in een andere lidstaat) een geregistreerde geadresseerde indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een belastingentrepot gelegen in een andere lidstaat; een plaats waar de accijnsgoederen het accijnsgrondgebied van de Gemeenschap verlaten, mits het bericht van uitvoer behoorlijk afgetekend is door het douanekantoor van uitgang; een in artikel 21, § 1 van de accijnswet3 bedoelde geadresseerde, wanneer de accijnsgoederen vanuit een andere lidstaat worden verzonden. Deze geadresseerde kan een bedrijf zijn dat niet de hoedanigheid van een erkend entrepothouder bezit. Dit bedrijf mag bij de uitoefening van zijn beroep accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling uit andere lidstaten ontvangen. Het mag deze accijnsgoederen evenwel noch voorhanden hebben, noch verzenden onder een accijnsschorsingsregeling. De geadresseerde van artikel 21, § 1 komt ongetwijfeld overeen met het vroegere “niet geregistreerde bedrijf” van de oude accijnswet van 10 juni 1997, die door de huidige accijnswet van 22 december 2009 is opgeheven. b) van de plaats van invoer naar een ander belastingentrepot, hetzij een geregistreerde geadresseerde indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat, hetzij naar een plaats waar de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap verlaten, hetzij naar een geadresseerde in de zin van artikel 21, § 1 wanneer de accijnsgoederen vanuit een andere lidstaat worden verzonden, wanneer de accijnsgoederen worden verzonden door een geregistreerde afzender. De “plaats van invoer” is de plaats waar de accijnsgoederen in het vrije verkeer zijn gebracht. c) Artikel 20, § 4 van de accijnswet voorziet in een afwijking op a) en b) waarbij accijnsgoederen kunnen worden overgebracht onder een accijnsschorsingsregeling vanuit een andere lidstaat naar een plaats van rechtstreekse aflevering hier ten lande, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, wanneer die plaats is aangewezen door de hier te lande gemachtigde gevestigde erkend entrepothouder of geregistreerde geadresseerde. Beiden blijven dan wel verantwoordelijk voor de indiening van het “bericht van ontvangst” bedoeld in artikel 28, § 1 van de accijnswet. NB: ook voor accijnsgoederen waarvoor een nultarief geldt, gelden bovenstaande voorschriften. 4.6.3. Verplichtingen van de “geregistreerde afzender”:
3
In artikel 20, § 1 wordt o.i. verkeerdelijk artikel 13, § 1 geciteerd. Artikel 13, § 1 bestaat niet en artikel 13 handelt trouwens over diplomatieke vrijstellingen. Artikel 21, § 1 handelt wel over de bedoelde geadresseerde.
20 1° de geregistreerde afzender moet zekerheid stellen in de zin zoals hierboven bepaald en deze zekerheid moet geldig zijn in de gehele Gemeenschap. Bij intracommunautair verkeer over zee of door vaste pijpleidingen van aan accijnzen onderworpen energieproducten, kan de Koning dergelijke geregistreerde afzender ontheffen van de borgverplichting. 2° de voorwaarden van de vergunning “geregistreerde afzender” naleven. De vergunning moet schriftelijk worden aangevraagd aan de bevoegde Gewestelijke Directeur van Douane en Accijnzen in de vorm en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning. Een dergelijke vergunning kan slechts worden toegekend aan in België gevestigde personen. Zij wordt geweigerd aan personen die de, krachtens de douane- of accijnswetgeving, fiscale wetgeving, sociale wetgeving of wetgeving betreffende de aanhouding van de verplichte voorwaarden aardolie en aardolieproducten, verschuldigde bedragen niet betalen of die een ernstige of herhaalde inbreuk plegen op de douane- of accijnswetgeving, of die zijn veroordeeld wegens valsheid en gebruik van valsheid in geschriften, namaking of vervalsing van zegels en stempels, omkoping van ambtenaren of knevelarij, diefstal, heling, oplichting, misbruik van vertrouwen of eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk. De vergunning wordt ingetrokken indien deze werd afgeleverd op basis van verkeerde of onvolledige gegevens. De intrekking wordt (net zoals de wijziging / weigering) aan de houder schriftelijk betekend en geldt met ingang vanaf de datum van de inwerkingtreding van de betrokken vergunning. Een vergunning wordt eveneens ingetrokken / geweigerd / gewijzigd indien aan de vereiste voorwaarden niet (meer) is voldaan of nog indien de houder niet meer aan zijn verplichtingen voldoet. De intrekking / weigering / wijziging heeft slechts uitwerking vanaf de datum van de betekening ervan. Tegen elke beslissing van de Administratie (weigering / wijziging / intrekking) staat administratief beroep open in de zin van hoofdstuk 21 van de AWDA. Rechterlijk verhaal kan slechts worden ingediend nadat de volledige administratieve beroepsprocedure is doorlopen. 3° een boekhouding voeren van de overbrenging van accijnsgoederen 4° elke controle toelaten De verplichtingen van de “geregistreerde geadresseerde” van artikel 21, § 1, Accijnswet: 1. de geadresseerde kan enkel accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling ontvangen als die aan hem verzonden zijn uit andere lidstaten. Hij mag deze accijnsgoederen noch voorhanden hebben, noch verzenden onder een accijnsschorsingsregeling; 2. voorafgaand aan het ontvangen van die accijnsgoederen moet de geadresseerde bij de Administratie om registratie verzoeken. 3. de aldus geregistreerde geadresseerde moet vóór de verzending van de accijnsgoederen aan hem, de betaling van de accijnzen waarborgen op het Hulpkantoor waarvan hij afhangt; 4. hij moet een boekhouding voeren van de leveringen van de accijnsgoederen; 5. hij moet controle en opneming toelaten; 6. voor een geregistreerde geadresseerde ontstaat de verschuldigdheid van de accijnzen bij het ontvangen van de accijnsgoederen en hij moet quasi onmiddellijke betalen; 7. een geregistreerde geadresseerde die niet over een doorlopende vergunning beschikt, nl. een geregistreerde geadresseerde die slechts sporadisch accijnsgoederen betrekt, moet voorafgaand aan het ontvangen van de
21 accijnsgoederen aangifte doen en de betaling van de in het spel zijnde accijnzen waarborgen bij het Hulpkantoor waarvan hij afhangt, waarna dat Hulpkantoor hem voor die specifieke verrichting een specifieke vergunning aflevert.Hij moet daarenboven bij het ontvangen van de accijnsgoederen onmiddellijk de accijnzen voldoen en elke controle toelaten. PS/ hier is bedoeld het “niet geregistreerd bedrijf” onder de vorige wetgeving. 8. een geregistreerde geadresseerde is niet gerechtigd om tabaksfabricaten te ontvangen, die niet voorzien zijn van het Belgisch fiscaal merkteken. 4.6.4. Verplichtingen van de erkend entrepothouder: 1. de erkend entrepothouder moet bij de bevoegde Gewestelijke Directeur van Douane en Accijnzen een vergunning aanvragen voor een belastingentrepot, alwaar hij onder accijnsschorsingstelsel kan produceren, verwerken, voorhanden hebben, ontvangen en verzenden. Aan een geregistreerde geadresseerde kan de erkend entrepothouder enkel onder schorsing verzenden als de verzending gebeurt naar een geregistreerde geadresseerde die in een andere lidstaat is gevestigd. 2. voor de vergunningen wordt verwezen naar hetgeen hierboven en hierna is uiteengezet. 4.6.5. Aanvraag vergunning Wie erkend wil worden als erkend entrepothouder (art. 5, § 1, 8° Wet van 22 december 2009) moet schriftelijk een aanvraag (model als bijlage 1, MB 18 maart 2010) indienen bij de gewestelijke directeur over het gebied van het belastingentrepot. Bestaat het belastingentrepot uit verschillende opslagplaatsen die van meerdere gewestelijke directeurs afhangen, dan moet de aanvraag worden ingediend bij de administrateur douane en accijnzen in Brussel (North Galaxy, Koning Albert II-laan, 1030 Brussel). Wie erkend wenst te worden als geregistreerde afzender (art. 5, § 1, 11° Wet 22 december 2009) moet schriftelijk een aanvraag (model als bijlage 2, MB 18 maart 2010) indienen bij de gewestelijke directeur over het gebied waar zich het (hulp)kantoor bevindt, waar de accijnsgoederen in het vrije verkeer worden gebracht (d.w.z. waar de goederen worden ingevoerd, komende vanuit een derde land of derde landgebied). Al wie erkend wil worden als geregistreerde geadresseerde (art 5, § 1, 10° Wet 22 december 2009) dient schriftelijk een aanvraag in (model als bijlage 3, MB 18 maart 2010) bij de gewestelijke directeur over het gebied waar zich de plaats van ontvangst van de goederen bevindt. Dit model wordt eveneens gebruikt voor het indienen van de aanvraag voor de vergunning bij de rechtstreekse aflevering van accijnsgoederen (art. 16 KB 17 maart 2010). De geregistreerde geadresseerde die slechts sporadisch accijnsgoederen betrekt (d.w.z. het oude niet-geregistreerde bedrijf) moet o.a. vooraleer hij de accijnsgoederen ontvangt, aangifte doen en de betaling van de in het spel zijnde accijnzen waarborgen bij het hulpkantoor waarvan hij afhangt (art. 21; § 3 Wet 22 december 2009). De aangifte (aanvraag voor een vergunning) wordt opgesteld volgens het model en de aanduidingen opgenomen als bijlage 3 bij het MB van 18 maart 2010). De fiscaal vertegenwoordiger bij afstandsverkopen moet hier te lande gevestigd zijn en door de gewestelijke directeur der douane en accijnzen, waarvan hij afhangt, worden erkend. Voor deze erkenning moet de lastgever een schriftelijke aanvraag indienen met daarin de gegevens die zijn omschreven als bijlage 4 bij het MB van 18 maart 2010.
22
Iedere uitbater van een pijpleiding voor het verkeer onder de accijnsschorsingsregeling van energieproducten, of zijn vertegenwoordiger, moet zich laten erkennen als erkend entrepothouder en dient een schriftelijke aanvraag in (model in bijlage I, MB 18 maart 2010) bij de administrateur van douane en accijnzen in Brussel, vergezeld van het plan dat het traject omschrijft van de pijpleiding hier te lande, alle plaatsen van aanvoer én alle plaatsen van uitslag van energieproducten lokaliseert. 4.6.6. Vergunning verlenen De vergunning voor het uitoefenen van activiteiten als erkend entrepothouder, geregistreerde afzender, geregistreerde geadresseerde of tijdelijk geregistreerde geadresseerde, worden respectievelijk afgeleverd op een formulier waarvan het model is opgenomen als bijlagen 5 tot en met 8 bij het MB van 18 maart 2010. De vergunning tot erkenning als fiscaal vertegenwoordiger bij afstandsverkopen wordt afgeleverd op een formulier volgens het model opgenomen als bijlage 9 bij het MB van 18 maart 2010. 4.6.7. Validatie, doorzending en aanzuivering van elektronisch administratief document De administrateur van de douane en accijnzen in Brussel is bevoegd voor: - de voorwaarden voor de toegang tot het geautomatiseerd systeem, en voor de data etc. van de mededelingen tussen de personen die het systeem gebruiken (art. 26 of 28 Wet 22 december 2009); - de te volgen procedures / communicatiemiddelen wanneer het geautomatiseerd systeem niet beschikbaar is of nog indien het geautomatiseerd systeem niet beschikbaar is; - de “afzienbare termijn” (art. 31, §§ 1, 2e lid en 2, 1e lid Wet 22 december 2009) (als het geautomatiseerd systeem niet behoorlijk werkt). Bij bewegingen van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling die bestemd zijn voor vrijgestelde personen, strijdkrachten en instellingen bedoeld in artikel 13 van de Wet van 22 december 2009, past de dienst van de administrateur der douane en accijnzen een aparte procedure toe (art. 6 MB van 18 maart 2010). 4.6.8. Procedure voor het overbrengen van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen 1. verplichte dekking door een elektronisch administratief document (= EMCS). De ganse beweging van de overbrenging van bij de aanvang tot de aankomst ter bestemming, moet gebeuren onder dekking van een EMCS-document. Bij gebrek daaraan, bekomt men de schorsingsregeling niet of verliest men de aanvankelijk toegestane schorsingsregeling. Dit elektronisch document (e-AD) is de vervanger van het AGD-document (accijnsgeleidedocument). Uitzonderingen hierop zijn: - de goederen bestemd voor de strijdkrachten van alle landen die lid zijn van het Noord-Atlantisch Verdrag (NAVO). Deze goederen kunnen onder schorsing van accijnzen worden geleverd mits toepassing van artikel 20, 11 van de AWDA. De overbrenging gebeurt onder dekking van een document 602. - wanneer het geautomatiseerde systeem niet beschikbaar is moet de afzender een papieren document nl een AGD opstellen en laten valideren op het kantoor van vertrek. Dit AGD-document moet de accijnsgoederen vergezellen gedurende de hele duur van de overbrenging. De afzender moet een kopie van dit document in zijn boekhouding bewaren.
23 Het kantoor van vertrek bezorgt een kopie van het bij hem ingediende papieren document aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming / aan het kantoor waarvan de geadresseerde in België afhangt. In geval van uitvoer moet op het papieren document dat de goederen vergezelt, door het kantoor van uitgang, een “bericht van uitvoer” worden aangebracht of toegevoegd. Dergelijk “bericht van uitvoer” wordt door het kantoor van uitgang bezorgd aan het kantoor van vertrek in de lidstaat van verzending. Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op het Belgische grondgebied is aangevangen ter bestemming van een kantoor van uitvoer gelegen in een andere lidstaat, bezorgt het kantoor waarvan de afzender afhangt, aan het kantoor van uitvoer een kopie van het papieren document dat daaraan werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer. Indien een overbrenging onder een accijnsschorsingsregeling op het Belgisch grondgebied is aangevangen ter bestemming van een hier te lande gelegen kantoor van uitvoer, zendt het kantoor alwaar de uitvoerformaliteiten werden vervuld, aan de afzender een kopie van het papieren document. 2. de afzender moet bij de Administratie een voorlopig elektronisch administratief document indienen, gebruikmakend van het systeem betreffende de geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van, en de controle op accijnsgoederen. Bedoeld is het systeem zoals vastgelegd bij artikel 1 van Beschikking nr. 1152/2003/EG (PBL 1623 dd 1 juli 2003) van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende de geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen. In dit systeem is het AGD vervangen door het elektronisch administratief document. Bij het indienen van dergelijk voorlopig elektronisch administratief document controleert de Administratie de opgenomen gegevens. Alleen wanneer de gegevens in orde zijn bevonden, kent de Administratie aan het document een unieke administratieve referentiecode toe, die zij meedeelt aan de afzender met behulp van het geautomatiseerde systeem. Als de gegevens niet in orde zijn, moet de Administratie de afzender hiervan onmiddellijk inlichten via het geautomatiseerde systeem. 3. de Administratie zendt onverwijld het elektronisch administratieve document via het geautomatiseerde systeem toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming. 4. de Administratie is verplicht om de in België gevestigde erkend entrepothouder / geregistreerde geadresseerde onmiddellijk met behulp van het geautomatiseerde systeem het elektronisch administratieve document toe te sturen dat zij ontving vanwege de autoriteiten van de andere lidstaat van waaruit de accijnsgoederen werden verzonden. 5. indien de accijnsgoederen worden verzonden met vertrek vanuit België ter bestemming van een in België gevestigde erkend entrepothouder, moet de Administratie hem rechtstreeks, met behulp van het geautomatiseerde systeem, het elektronisch administratieve document toezenden. 6. indien de accijnsgoederen worden verzonden vanuit een andere lidstaat ter bestemming van de vrijgestelde diplomaten, consulaire ambtenaren, strijdkrachten en instellingen bedoeld in artikel 20, 7° tot en met 12° van de AWDA, moet de
24 Administratie hen het elektronische administratieve document toesturen dat zij ontving vanuit de andere lidstaat. 7. indien voor de accijnsgoederen die vertrekken uit België, de aangifte ten uitvoer in een andere lidstaat wordt ingediend, moet de Belgische administratie met behulp van het geautomatiseerde systeem, het elektronische administratieve document toesturen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer is ingediend. 8. de afzender moet aan de persoon die de accijnsgoederen vergezelt (de vervoerder), een gedrukt exemplaar van het elektronisch administratieve document afgeven, of om het even welk ander handelsdocument waarop de unieke administratieve referentiecode duidelijk herkenbaar is vermeld. Dit document moet op elk verzoek gedurende de ganse duur van de overbrenging aan de douaneautoriteiten kunnen worden voorgelegd. 9. de afzender mag het elektronisch administratieve document annuleren zo lang de overbrenging nog niet is aangevangen. Hij mag ook met behulp van het geautomatiseerde systeem een nieuwe (toegelaten) bestemming geven aan de accijnsgoederen. 10. bij de aanvang van overbrenging moet de bestemming bekend zijn en aangebracht in het administratieve document. Uitzondering hierop bestaat voor overbrengingen van energieproducten onder een accijnsschorsingsregeling over zee of via binnenwateren mits machtiging door de Koning en mits hij de gegevens betreffende de geadresseerde meedeelt van zodra deze bekend zijn. 11. bij ontvangst in België van de accijnsgoederen onder dekking van het elektronisch administratief document, zendt de geadresseerde aan de Administratie onverwijld en uiterlijk binnen de 5 werkdagen na het eindigen van de overbrenging, een “bericht van ontvangst” met behulp van het geautomatiseerde systeem. Het bericht van ontvangst is hét document dat moet worden afgeleverd door de douaneautoriteiten van het kantoor dat bevoegd is over de plaats van bestemming. Op dit bericht verricht de Administratie een controle van de gegevens. Indien de gegevens niet in orde zijn bevonden, moet de geadresseerde door de Administratie, met behulp van het geautomatiseerde systeem, daarvan onverwijld in kennis worden gesteld. Zijn de gegevens wel in orde bevonden, dan bevestigt de Administratie aan de geadresseerde dat het bericht van ontvangst geregistreerd is en zendt de Administratie dit bericht door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending (als het gaat om een overbrenging vanuit een andere lidstaat) en zendt zij dit bericht rechtstreeks door aan de afzender (als het gaat om een overbrenging met vertrek hier te lande naar een in het land gevestigde erkende entrepothouder). Als de overbrenging in België is aangevat ter bestemming van een andere lidstaat, zendt de Administratie aan de afzender, met behulp van het geautomatiseerde systeem, het bericht van ontvangst dat haar werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming. In geval van uitvoer (buiten het accijnsgebied van de Gemeenschap) moet met behulp van het geautomatiseerd systeem een “bericht van uitvoer” worden opgesteld en geviseerd en afgetekend door het douanekantoor van uitgang.
25 Dit “bericht van uitvoer” wordt overgemaakt aan de douaneautoriteiten, bevoegd over het kantoor van vertrek dat de gegevens op het bericht van uitvoer controleert en verifieert met de gegevens die werden verstrekt op het voorlopige elektronische administratieve document. Het bericht van uitvoer wordt in voorkomend geval ook toegestuurd aan de lidstaat alwaar de uitvoerformaliteiten werden verricht (dit kan een andere lidstaat zijn dan de lidstaat van verzending). Als de overbrenging in België is begonnen ter bestemming van een kantoor van uitvoer gelegen in een andere lidstaat, zendt de Administratie aan de afzender het bericht van uitvoer dat haar werd toegezonden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van uitvoer. Indien de overbrenging in België is begonnen, ter bestemming van een hier te lande gelegen kantoor van uitvoer, zendt de Administratie het bericht van uitvoer aan de afzender. Het hierboven geciteerde “bericht van ontvangst” en “bericht van uitvoer” zijn hét bewijs dat een overbrenging van de accijnsgoederen beëindigd is. Dit bewijs ontslaat de afzender (voorlopig, zie hierna) van verdere verplichtingen t.o.v. de autoriteiten (o.a. betaling van de accijnzen in het spel). Behoudens bevonden onregelmatigheden bij een controle a posteriori (vastgesteld binnen de verjaringstermijn die principieel drie jaar beloopt), gaat de afzender definitief vrijuit. Bij gebreke aan een “bericht van ontvangst” of een “bericht van uitvoer” kan het eindigen van de overbrenging der accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling ook worden aangetoond aan de hand van een alternatief bewijs, d.w.z. een op basis van afdoende bewijzen opgestelde aftekening van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, als dat de verzonden accijnsgoederen de opgegeven bestemming in goede orde hebben bereikt; of, in geval van uitvoer, een schriftelijke verklaring getekend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het douanekantoor van uitgang is gelegen, ter bevestiging dat de accijnsgoederen het grondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten. Een document dat door de geadresseerde wordt ingediend en dat dezelfde gegevens als het “bericht van ontvangst” / “bericht van uitvoer” bevat, geldt eveneens als afdoende alternatief bewijs. Het kantoor waarvan de afzender afhangt, sluit de overbrenging af die gebeurd is onder accijnsschorsingsregeling in het geautomatiseerde systeem, wanneer hen de bovengenoemde documenten werden overhandigd en deze aanneemt als afdoend bewijs. NB: Met betrekking tot de bevonden verschillen tussen het e-AD en het bericht van ontvangst, verwijzen wij naar 4.4. Vrijstellingen) In het KB van 17 maart 2010 en het MB van 18 maart 2010 werd een en ander geregeld als volgt: 1/ overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijnzen - vereenvoudigingen De administrateur van de douane en accijnzen in Brussel kan de formaliteiten bij de overbrenging van accijnsgoederen onder de accijnsschorsingsregeling, die volledig in België plaatsvindt, vereenvoudigen. Hij kan toestaan dat meerdere fabrieken of magazijnen één enkel belastingentrepot vormen. De administrateur van de douane en accijnzen kan vereenvoudigde administratieve formaliteiten toestaan bij afstandsverkopen (die afwijken van het principe opgenomen in artikel 23, § 1, 2e streepje, KB van 17 maart 2010).
26 Wanneer accijnsgoederen veelvuldig en regelmatig onder een accijnsschorsingsregeling worden overgebracht tussen het grondgebied van meerdere lidstaten waaronder dat van België, kan de administrateur van de douane en accijnzen de administratieve formaliteiten vereenvoudigen. Vanaf 1 april 2010 moet het verkeer van accijnsproducten onder schorsing van accijnzen gebeuren via het nieuwe „geautomatiseerde EMCS-systeem‟ (= Excise Movement Control System). Het EMCS-systeem trad op 1 april 2010 in de 27 lidstaten van de EU in werking. Het vervoer van accijnsgoederen waarover de accijns nog niet betaald is (schorsing van de accijns), vindt door de invoering van het EMCS plaats onder begeleiding van een elektronisch administratief document. Het “schriftelijke administratief geleidedocument” vervalt. De minister van Financiën legt de voorwaarden voor de toegang tot het EMCSsysteem vast, en de technische kenmerken van de mededelingen en communicatiemiddelen. Naast de verplicht in te vullen gegevens (bijlage I, Verordening EG nr 684/2009) moeten, bij het opstellen van een elektronisch administratief document, ook nog andere gegevens worden ingevuld. Het KB van 17.3.2010 somt de bijkomende gegevensvelden op. De minister van financiën kan een vereenvoudiging van de administratieve procedures toestaan voor overbrengingen van accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling die uitsluitend over nationaal grondgebied verlopen. Meerdere fabrieken of magazijnen kunnen, onder de voorwaarden bepaald door de minister één enkel belastingentrepot vormen. Wie accijnsgoederen, die in België al tot verbruik werden uitgeslagen, wenst over te brengen naar een andere in België gelegen plaats via een ander Europees land, moet bij de ambtenaar van het (hulp)kantoor van zijn gebied een aanvraag tot vergunning indienen waarin volgende gegevens zijn vermeld: - de aard en hoeveelheid van de goederen; - de reisweg en het (de) gebruikte vervoermiddel(en); - de leveringsdatum of in geval van meerdere leveringen, hun frequentie; - de plaats waar de boekhouding ter beschikking van de douaneadministratie wordt gehouden. De vergunning cabotage wordt afgeleverd op een formulier volgens het model opgenomen als bijlage 10 bij het MB van 18 maart 2010. Bij veelvuldige en regelmatige overbrengingen van accijnsgoederen kan de administrateur douane en accijnzen, mits daartoe afgesloten administratieve afspraken, een vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten toestaan. 2/ overbrenging van accijnsgoederen na uitslag tot verbruik Bij het binnenbrengen in het land van accijnsgoederen die in een andere lidstaat reeds tot verbruik werden uitgeslagen, wordt de aangifte ten verbruik ingediend bij het bevoegde hulpkantoor door: - de persoon bedoeld in artikel 36, § 1 van de Wet van 22 december 2009, ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde; - de verkoper of de fiscaal vertegenwoordiger (art 37, § 2 Wet 22 december 2009) ten laatste de donderdag van de week die volgt op die van ontvangst van de accijnsgoederen door de geadresseerde. In de andere gevallen waarin deze goederen in het land voor commerciële doeleinden voorhanden worden gehouden, wordt deze aangifte ingediend door degene die de goederen voorhanden heeft, ten laatste de donderdag van de week die volgt op het binnenbrengen ervan in het land.
27
4.7. Betaling van de accijnzen De accijnzen worden bij de inverbruikstelling van accijnsgoederen betaald (een inverbruikstelling is ook verplicht als het tarief nul bedraagt) via een “aangifte ten verbruik” bestaande uit de exemplaren 6 en 8 van het formulier “enig document” (model als bijlage 31 en bijlage 33 bij Verordening EEG nr 2454/93). Deze exemplaren moeten worden ingevuld volgens de toelichting opgenomen als bijlage 11 bij het MB van 18 maart 2010. Die aangifte ten verbruik kan ook worden opgesteld met behulp van een laserprinter op blanco papier, op voorwaarde dat die aangifte (recto verso) aan alle vormvereisten van het model van bijlage 31 en bijlage 33 van de Verordening EEG nr 2454/93 voldoet. Mogen evenwel afwijken: de kleur van de drukinkt, het gebruik van cursief gedrukte letters en de onderdruk van de vakken van de aangifte ten verbruik. De aangifte ten verbruik kan ook gebeuren via het PLDA-systeem (paperless douane en accijnzen). De elektronische aangiften ten verbruik moeten worden ingevuld volgens de toelichting opgenomen als bijlage 11 bij het MB van 18 maart 2010. Er moet ook een aangifte ten verbruik worden ingediend bij de inverbruikstelling met vrijstelling van accijnzen. Dat kan gebeuren op een van de manieren die hiervoor werden besproken. In vak 44 van deze aangifte moet dan wel de wettelijke bepaling worden vermeld waarop de vrijstelling is gebaseerd. De administrateur van douane en accijnzen kan de aangever verplichten om bij de aangifte ten verbruik een opgave te voegen waarop per gebruiker van de accijnsproducten de geleverde hoeveelheden worden vermeld. Deze opgave mag met een informaticatoepassing worden opgesteld. De administrateur legt de vorm vast van deze opgave en het type van de toepassing. De administrateur van de douane en accijnzen kan vereenvoudigde administratieve formaliteiten toestaan bij afstandsverkopen (die afwijken van het principe opgenomen in artikel 23, § 1, tweede streepje KB 17 maart 2010). 4.7.1. Accijns op energieproducten en elektriciteit 1/ Algemeen Wanneer een energieproduct of elektriciteit van artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004 in verbruik wordt gesteld, moet het toegepaste accijnstarief op de facturen voor de oorspronkelijke levering en voor latere leveringen worden vermeld. Handelaars die geen erkend entrepothouder zijn, en die facturen opstellen voor de levering van energieproducten aan klanten met een vergunning “energieproducten en elektriciteit” moeten het accijnstarief niet vermelden op hun facturen. 2/ Accijns op aardgas en elektriciteit De distributeur (art. 424, § 1 programmawet van 27 december 2004) moet uiterlijk de twintigste dag van iedere maand bij het hulpkantoor, waaronder hij met zijn maatschappelijke zetel ressorteert, een aangifte ten verbruik indienen voor de verbruiksfacturen en de tussentijdse facturen die hij in de loop van de voorgaande maand in zijn boekhouding heeft opgenomen. Voor de tussentijdse facturen mag de distributeur de kwestieuze accijnzen aan de schatkist betalen met voorschotten. De distributeur moet de accijnzen contant kwijten. 3/ Accijns op andere energieproducten dan aardgas, kolen, cokes en bruinkool Naast het toegepaste accijnstarief vermelden de facturen die een erkend entrepothouder opstelt, ook de datum van de uitslag tot verbruik van het energieproduct.
28
Op de facturen die bestemd zijn voor een eindgebruiker wordt bovendien de volgende vermelding aangebracht: Elk gebruik dat aanleiding geeft tot een aanvullend bedrag aan accijnzen, verplicht u tot de spontane betaling ervan op het (hulp)kantoor van de administratie der douane en accijnzen waarvan u afhangt. Bij gebruik van kerosine of gasolie als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden (art. 420, § 4 programmawet van 27 december 2004) kan de inning van de aanvullende accijnzen die het verschil vormen tussen de accijnzen vastgesteld voor dit gebruik en deze vastgesteld voor gebruik als verwarmingsbrandstof, gebeuren via een aangifte waarvan het model is opgenomen als bijlage 12 bij het MB van 18 maart 2010. Hetzelfde geldt voor vloeibaar petroleumgas, indien het gebruik ervan onderworpen is aan een hoger tarief inzake accijnzen dan dit waartegen het werd verworven. Een handelaar in energieproducten (hoofdstuk IV, MB 27 oktober 2005) kan de aanvullende accijnzen betalen. Hij kan ook de aanvullende accijnzen betalen voor de levering van gasolie gebruikt als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden aan een pompstation. De inning van die aanvullende accijnzen gebeurt ook via een aangifte volgens het model opgenomen als bijlage 12 bij het MB van 18 maart 2010. De aangifte, opgesteld door de gebruiker van die energieproducten of door de handelaar in energieproducten, wordt door hen ingediend bij het (hulp)kantoor waaronder ze ressorteren, uiterlijk de 10e van de maand na de maand van hun levering. 4/ Accijns op kolen, cokes en bruinkool Bij de levering van kolen, cokes en bruinkool aan de kleinhandelaar wordt de aangifte ten verbruik ingediend door het bedrijf bedoeld in artikel 425 van de programmawet van 27 december 2004 of door datgene dat zich hiervoor in de plaats stelt bij het (hulp)kantoor waaronder het bedrijf ressorteert, uiterlijk de donderdag van de week volgend op de week van opstelling van de factuur. Het bedrijf of datgene dat zich hiervoor in de plaats stelt, moet de verschuldigde accijns contant kwijten. Bij inverbruikstelling met vrijstelling van de accijnzen wordt de aangifte ten verbruik ten laatste de vijftiende van de maand die volgt op de maand van opstelling van de factuur ingediend. 4.8. Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de aangever / afzender / vervoerder / andere betrokkenen in het accijnsverkeer 4.8.1. De aangever De aangever van de accijnsgoederen in het verbruik, is de persoon die de aangifte in het verbruik ACC4 ondertekent. De aangever en zijn vertegenwoordiger staan in voor de betaling van de accijnzen die verschuldigd werden naar aanleiding van de inverbruikstelling. 4.8.2. De afzender, vervoerder en andere betrokkenen in het verkeer van accijnsproducten onder het schorsingsstelsel 1) de verzendende entrepothouder; 2) de persoon die borg staat voor de afzender; 3) de vervoerder; 4) bij onttrekking aan de schorsingsregeling (hetzij bij het voorhanden hebben, bij het verwerken, bij het overbrengen, bij de productie, bij de invoer): de daders en de betrokkenen, op voorwaarde dat deze laatsten wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde;
29 5)
bij invoer: de persoon die de accijnsgoederen bij invoer aangeeft of voor wiens rekening de goederen bij invoer worden aangegeven of, in geval van onregelmatige invoer, enige andere persoon die bij de invoer betrokken was. M.i. moet hieraan worden toegevoegd dat de betrokkenen slechts kunnen worden aangesproken voor betaling van de in het spel zijnde accijnzen, als de Douane kan bewijzen dat deze betrokkenen wisten/redelijkerwijze hadden moeten weten dat het onttrekken op onregelmatige wijze geschiedde; 6) bij onregelmatige uitslag uit het belastingentrepot: de dader(s) en allen die bij die uitslag betrokken waren. M.i. moet hieraan worden toegevoegd dat de betrokkenen slechts kunnen worden aangesproken voor betaling als de Douane erin slaagt te bewijzen dat die betrokkenen wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat de uitslag op onregelmatige wijze geschiedde; 7) de vergunninghouder die niet langer de voorwaarden en de verplichtingen van zijn vergunning naleeft; 8) de particulier die zich niet houdt aan de voorwaarden om vrijstelling te bekomen van de accijnzen op de accijnsgoederen die hij aankocht in een andere lidstaat; 9) de persoon die accijnsgoederen heeft gekocht/verworven in een andere lidstaat en die geen erkend entrepothouder noch geregistreerde geadresseerde is en die deze accijnsgoederen invoert in België; 10) de persoon die opzettelijk accijnzen betaalt (zonder dat deze verschuldigd zijn) met het oog op terugbetaling; 11) de persoon die de accijnzen ontduikt en diens medeplichtige(n) zijn hoofdelijk en solidair tot betaling van de in het spel zijnde (ontdoken) accijnzen gehouden. 4.8.3. Strafbepalingen De overtreder van de bepalingen van de accijnswet, die tot gevolg heeft dat de accijnzen opeisbaar worden, wordt gestraft met een boete van 5 tot 10 maal de in het spel zijnde accijnzen, met een minimum van € 250. De overtreders worden daarenboven bestraft met een gevangenisstraf van 4 maanden tot 1 jaar. In geval van herhaling wordt de geldboete en de gevangenisstraf verdubbeld. Daarenboven worden naast de ontdoken en opgevorderde accijnzen, de voor de overtreding gebruikte vervoermiddelen en voorwerpen die gediend hebben of bestemd waren om de fraude te plegen, verbeurd verklaard (bij vonnis). Elke handeling met het doel bedrieglijk afschrijvingen, vrijstellingen, terugbetalingen, opschorting van de accijnzen te bekomen, wordt gestraft met een boete van 5 tot 10 maal de accijnzen waarvoor ten onrechte gepoogd werd afschrijvingen, vrijstellingen, terugbetalingen, opschorting te verkrijgen. De overtreders van de accijnswet of van de maatregelen genomen ter uitvoering van die wet, dewelke niet vallen onder artikel 45 en 46 van de accijnswet (zie hierboven) worden gestraft met een boete van € 625 tot € 3 125. 5. Verweermiddelen tegen de aanspraken van de douane Als verweermiddel kan de aangesproken accijnsschuldenaar het volgende laten gelden: 1) er zijn geen accijnzen verschuldigd; 2) er geldt een nultarief; 3) de betaling van de accijnzen is opgeschort; 4) de accijnsschuld is verjaard (3 jaar voor de regelmatige indiener, anders principieel 10 jaar); 5) er is een vrijstelling;
30 6) accijnsgoederen zijn in beslag genomen en de Belgische staat kan daarmede de verschuldigde accijnzen betalen; 7) de accijnzen worden ingevorderd zonder voorafgaande boeking; 8) de verzendende entrepothouder heeft geen bericht ontvangen (in de vorm en binnen de termijnen opgelegd door de wet) waardoor hij de kans krijgt de plaats van de gepleegde onregelmatigheid aan te tonen. De Belgische Administratie van Douane en Accijnzen betwist de twee laatste (7 + 8) verweermiddelen , die min of meer afgeleid worden uit het douanerecht. De rechtspraak zal uitsluitsel moeten bieden. M.b.t. de verplichte boeking (7), verwijzen wij naar het MB accijnzen van februari 1979, dat o.i. een verplichte voorafgaande boeking oplegt alvorens te kunnen overgaan. De administratie van douane en accijnzen instructie “comptabiliteit” legt uit hoe de administratie dient te boeken. Met betrekking tot het achtste verweermiddel zijn wij van oordeel dat de administratie ten onrechte zou overgaan tot invordering van de accijnzen in het spel bij een accijnsschorsregeling (beweging) waarvan de accijnsgoederen niet reglementair op de plaats van bestemming zijn aangekomen en/of waarvan de overbrenging niet reglementair werd aangezuiverd, als de Administratie aan de erkende entrepothouder of de geregistreerde afzender voordien geen termijn van 1 maand verschafte, te rekenen vanaf het tijdstip van de verstrekking van de informatie. Als de accijnsgoederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen/de overbrenging niet is aangezuiverd, en als aan de erkend entrepothouder/geregistreerde afzender gedurende 1 maand niet de mogelijkheid werd geboden om vooralsnog aan te tonen dat de overbrenging wel degelijk reglementair werd beëindigd, dan wel op de plaats waar de onregelmatigheid plaatsvond, aan te tonen, dan is de opgestarte invordering o.i. onontvankelijk. Alhoewel artikel 8, § 4 deze informatieverplichting (+ 1 maand) slechts voorziet voor het geval dat onder een accijnsschorsingsregeling overgebrachte goederen niet op de plaats van bestemming zijn aangekomen en er tijdens de overbrenging geen onregelmatigheid werd vastgesteld, zijn wij van oordeel dat deze verplichting moet worden uitgebreid tot alle andere gevallen waarbij de goederen niet op de bestemming aankwamen en de erkende entrepothouder of geregistreerde afzender wordt / kan worden aangesproken in betaling van de accijnzen in het spel. Terwijl de wet spreekt over “geen onregelmatigheid werd vastgesteld” menen wij dat de wetgever eigenlijk bedoelt dat de onregelmatigheid niet kon worden gelokaliseerd. Alhoewel dit artikel geen sanctie voorziet, zijn wij van oordeel dat bij een ontijdige invordering (zonder dat de Administratie aan haar informatieplicht voldeed en zonder dat er 1 maand werd verleend) dergelijke invordering onontvankelijk is, nietig is.